Resultaten project opleidingsrendement en uitval Samenvatting Jaarlijks volgen in West-brabant 3.000 studenten een zorgopleiding (niveau 1 t/m 5). Een deel daarvan stopt voortijdig met de opleiding. Uitval onder MBO-studenten die niet diplomeren in 2010/2011
BOL BBL
28% 19%
Het opleidingsrendement verschilt per jaar maar is in sommige gevallen ook erg beperkt. Voor sommige opleidingen heeft minder dan de helft van de studenten na de nominale studieduur van drie jaar een diploma. Positief is wel dat met name onder de BOL-ers een deel van de studenten een andere opleiding in zorg en welzijn is gaan volgen. Voor de HBO-V zijn de cijfers iets anders berekend. Daar heeft ruim tweederde van de starters na 5 jaar een diploma. De uitval in het eerste jaar bedraagt daar 23 procent, in de vervolgjaren ligt dit nog lager. De belangrijkste drie groepen redenen zijn de volgende: -
Mismatch tussen student, praktijk en school op het terrein van verwachtingen, competenties, begeleiding en motivatie Privé en opleiding moeilijk te combineren Gezondheidsredenen
In de regio worden door verschillende partijen verschillende acties ondernomen. Veel van de acties zijn gericht op het verkrijgen van goed evenwicht tussen wederzijdse verwachtingen. De acties zijn met name gericht op het eerste punt, de mismatch tussen student, praktijk en school. De acties staan vaak los van elkaar. Gezien de verschillende activiteiten die er reeds zijn, is er niet direct aanleiding om nieuwe activiteiten te ondernemen. Het is eerder van belang om de activiteiten die nu gebeuren, breder te trekken, goed met elkaar te delen en te monitoren. De student staat daarbij centraal. Een eerste aanzet hiertoe is al gedaan tijdens een regionale bijeenkomst voor opleidingsfunctionarissen waar een aantal voorbeelden is gepresenteerd. Voor de toekomst stellen we de volgende acties voor: -
-
We gaan regionaal een centrale melding organiseren voor uitval met daarin de redenen vermeld. Er bestaan al veel instrumenten en activiteiten in de regio, we gaan deze breder en effectiever inzetten, daarbij geldt steeds dat de student centraal staat. Hiervoor wordt een tool ontwikkeld waarin de informatie regionaal toegankelijk is. Er komt een denktank om te kijken hoe om te gaan met de psychische en sociaalmaatschappelijke problematiek. We blijven a.d.h.v. de verbeterde cijfers e.e.a. goed monitoren en bijsturen.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
1
1. Achtergrond In de regio West-Brabant volgen jaarlijks zo’n 3.000 studenten een opleiding in de richting verzorging en verpleging op mbo en hbo niveau 1. Gezien de lange termijn voorspellingen is het van belang om te blijven investeren in deze opleidingen. Om het opleidingsrendement zo hoog mogelijk te laten zijn, bestaan er reeds verschillende initiatieven in de regio. Toch zijn er zowel vanuit het onderwijs als vanuit het werkveld geluiden dat het opleidingsrendement beter kan. Vandaar dat binnen PiO is afgesproken om te inventariseren welke cijfers er nu bestaan ten aanzien van het opleidingsrendement, welke opleidingen goed of minder goed scoren, wat de oorzaken hiervan zijn en op welke manier dit verbeterd kan worden. Hierbij wordt ook gekeken wat er op dit moment reeds wordt ondernomen. We richten ons op de volgende opleidingen (zowel voltijd als deeltijd, BOL/BBL): • • • • •
Helpende Verzorgende Verpleegkundige (MBO) Verpleegkundige (HBO) MMZ
1
Zorghulp, helpende, verzorgende, verpleegkundige mbo, verpleegkundige HBO, (M)MZ, voltijd, deeltijd, BOL/BBL
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
2
2. Rendementcijfers Landelijk circuleren verschillende cijfers rondom rendement en uitval. Dit is afhankelijk van definities. Opleidingsrendement en uitval is een breed begrip. Studenten kunnen stoppen met hun opleiding maar een diploma ontvangen van een lager niveau of overstappen op een andere (zorg)opleiding. Dit wordt soms wel, soms niet als uitval gerekend. Onderstaande tabel toont een overzicht waarin de cijfers van West-Brabant worden vergeleken met Nederland als geheel. De meest recente cijfers waarin deze vergelijking gemaakt wordt, dateren van 2007. Hieruit blijkt dat West-Brabant in deze periode hoog scoort wat betreft opleidingsrendement, zeker op de lagere niveaus. Tabel 1: studierendement (mate waarin studenten een diploma halen) 2007
WestBrabant Zorghulp 86% Helpende 81% Verzorgende 70% Verpleegkundige n4 67% Verpleegkundige HBO-V 66% MMZ n3 * MMZ n4 *
Nederland 71% 77% 69% 65% 62% * *
Bron: Etil, 2011
MBO Regionaal hebben we bekeken welk deel van de studenten jaarlijks uitvalt in de opleiding. Deze cijfers zijn dus niet één op één te vergelijken met bovengenoemde cijfers. Op dit moment zijn voor het ROC de volgende cijfers bekend. In 2010/2011 is 19 procent van de BBL-studenten in de opleiding helpende, verzorgende en verpleegkundige uitgevallen. Het hoogst is de uitval onder helpenden, onder verpleegkundigen is deze het laagst. Onder BOL-studenten is dit 28 procent. Met name onder verpleegkundigen is een aanzienlijk deel een andere opleiding in de zorg en welzijn gaan doen (vaak verzorgende).
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
3
Grafiek 1 MBO: Bestemming niet-gediplomeerde studenten per opleiding, 2010/2011, BBL
100% 90% 80% 70%
Vervolg van de opleiding
60% 50%
uitstroom zonder vervolg in zorg en welzijn
40% 30%
uitstroom met vervolg in andere opleiding binnen zorg en welzijn
20% 10% 0% 2010/2011
2010/2011
2010/2011
Helpende
Verzorgende
Verpleegkundige
Grafiek 2 MBO: Bestemming niet-gediplomeerde studenten per opleiding, 2010/2011, BOL
100% 90% 80%
Vervolg van de opleiding
70% 60% 50%
uitstroom zonder vervolg in zorg en welzijn
40% 30%
uitstroom met vervolg in andere opleiding binnen zorg en welzijn
20% 10% 0% 2010/2011 Helpende
2010/2011
2010/2011
Verzorgende Verpleegkundige
Bij deze cijfers dient rekening gehouden te worden met de duur van de opleiding. Over het algemeen duurt een opleiding helpende 2 jaar en verpleegkundige 4 jaar. Versnellen en tussentijds instromen is echter veel voorkomend. De vraag is nu hoe hoog het opleidingsrendement is van verschillende cohorten. Gezien de definitieproblematiek hebben we dit niet voor alle opleidingen kunnen berekenen. We hebben een groep studenten bekeken die in de regio West-Brabant in 2009/2010 zijn gestart met een opleiding verzorgende (zowel BOL als BBL). Van deze groep is bekend dat de uitval relatief hoog is geweest (zie ook bovenstaande grafiek). De opleiding duurt in principe 3 jaar. Drie jaar later was de status van deze groep als volgt: Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
4
Tabel 2 Status cohort verzorgende BOL/BBL na 3 jaar opleiding
Status na 3 jaar opleiding
Aandeel gemiddeld 42%
Aandeel BBL 48%
Aandeel BOL 27%
12%
15%
2%
8%
5%
18%
37%
32%
53%
diploma nog in opleiding andere opleiding in de zorg gaan volgen Uitval voor de zorg Bron: ROC WB
Van deze groep studenten is na 3 jaar ruim 40 procent gediplomeerd verzorgende. Bijna 40 procent van de studenten is uitgevallen tijdens de studie. De overige studenten zijn nog bezig met hun studie of zijn een andere studie in de zorg gaan volgen. De uitval is het grootst geweest in het eerste leerjaar. Voor de BOL studenten zien we dit ook terug in de uitval in de BPV. Echter ook in het derde jaar is de uitval relatief hoog. Dit blijken vaker dan gemiddeld studenten te zijn die eerst de opleiding helpende hebben gedaan. Een deel van deze studenten loopt in het derde jaar toch tegen het hogere niveau van verzorgende aan. BBL-ers vallen vaker later in de studie uit dan BOL-ers. Uit de bovenstaande cijfers over het ROC kunnen we de volgende conclusies trekken: -
-
-
-
In 2010/2011 is 19 procent van de BBL studenten die dat jaar niet diplomeerden gestopt met hun opleiding. Een klein deel van hen is een andere studie gaan volgen binnen zorg en welzijn binnen ROC West-Brabant. Onder BOL studenten is dit aandeel 28 procent. Van hen is wel een groter deel een andere opleiding binnen de zorg gaan volgen. BOL-studenten gaan vaker een andere studie binnen zorg en welzijn volgen in West-Brabant dan BBL-ers dit doen. BBL-ers zijn doorgaans wat ouder en maken een bewustere keuze voor een opleiding. BOL-ers moeten al op jonge leeftijd kiezen. BBL-ers stappen vrij weinig over naar een andere opleiding binnen zorg en welzijn in West-Brabant. Uit nadere analyse van de cijfers blijkt dat de uitvalcijfers sterk verschillen per studiejaar. Dit heeft vaak te maken met het feit dat er verschillende maatwerktrajecten of specifieke projecten lopen. Indien er een traject is met deelnemers vanuit een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld vanuit vmbo of voor BBL een bedrijfsgroep dan kan dit de rendementscijfers positief of negatief beïnvloeden. De verschillen in studiejaar maken ook dat de rendementcijfers verschillen. Het rendement binnen de nominale studiejaar kan minder dan de helft zijn. Uit nadere analyse van de cijfers blijkt dat de uitval in het eerste jaar het hoogst is. Echter ook in het laatste jaar vallen nog relatief veel studenten uit.
HBO Voor de HBO-V zijn de volgende cijfers beschikbaar. Onderstaande grafiek toont de uitval in het eerste leerjaar. Ook hier verschillen de cijfers per leerjaar. Er is een dalende trend zichtbaar over de jaren. De uitval in het eerste leerjaar ligt in 2010/2011 op 23 procent. Alhoewel de cijfers niet exact vergelijkbaar zijn lijkt de uitval in de regio op het HBO lager dan in het MBO.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
5
Grafiek 3 HBO-V: uitval eerstejaars studenten naar startjaar
100% 90% 80% 70% 60%
voltijd
50%
deeltijd
40%
duaal
30% 20% 10% 0% 2009/2010
2010/2011
2011/2012
Bron: Avans hogeschool Opmerking: het gaat hier om cijfers van zowel Avans Breda als Avans Den Bosch. In Den Bosch is de opleiding gestart in 2009
Rendementscijfers over de hele HBO-V-opleiding zijn weergegeven in onderstaande tabel. Het gaat hier om degenen die in 2007 met de opleiding zijn gestart en na het eerste jaar hun studie hebben vervolgd. De nominale opleidingsduur is hier 4 jaar. De cijfers tonen de resultaten na 5 jaar. Het gaat om de studenten die hun eerste jaar goed hebben afgerond. De totale uitval van dit cohort is dus nog iets hoger. Tabel 3 Status cohort verpleegkundige HBO 5 jaar opleiding
Status na 5 jaar opleiding diploma
aandeel
67%
nog in opleiding
9%
andere opleiding bij Avans gaan volgen
3%
Uitval NA het eerste jaar
21%
Bron: Avans Hogeschool
Voor het HBO kunnen we de volgende conclusies trekken: -
De uitval in het eerst jaars bedraagt in 2010/2011 23 procent. Het rendement na vijf jaar is 67 procent. Slechts een klein deel is een andere opleiding binnen Avans gaan volgen. De cijfers van het HBO zijn hier mee positiever dan het MBO
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
6
Oordeel van organisaties Op dit moment is er geen landelijke benchmark om de recente cijfers mee te vergelijken. Wel hebben we aan functionarissen in het werkveld middels een enquête gevraagd hoe zij de uitval in hun organisatie beoordelen. Uit de enquête blijkt dat de uitval van studenten in de regio over het algemeen als gemiddeld wordt ingeschat. De uitval van HBO-ers scoort erg laag. De uitval bij verzorgenden en verpleegkundigen BBL scoort het hoogst maar nog steeds niet erg hoog. Als hoogste scoort de uitval van BOL-studenten helpenden. Bij alle opleidingen vindt men de uitval van BOL-studenten hoger dan onder BBLstudenten. Het beeld vanuit de praktijk komt overeen met de cijfers. Grafiek 3 Hoe oordeelt u zelf over de uitval in uw organisatie? 1=weinig, 5=veel
5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
BOL BBL
0,5 0
Bron: enquête onder praktijkorganisaties, N=30
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
7
3. Redenen van uitval in de praktijk In de regio West-Brabant wordt niet structureel bijgehouden wat de reden is van uitval en verloop van rendement. Er zijn verschillende bronnen zoals exitgesprekken en exitformulieren maar het blijkt lastig om een compleet overzicht te krijgen. Studenten en deelnemers noemen vaak andere redenen dan opleiding en werkveld. Daarnaast lopen sommige redenen nog door elkaar heen. Vanuit het studenteninformatiesysteem van de opleidingen, de enquête en uit verschillende landelijke onderzoeken blijkt dat de belangrijkste redenen onder de volgende drie noemers vallen: 1. Opleiding en praktijk sluiten niet aan bij de motivatie/competenties van de deelnemer 2. Gezondheidsredenen (ziekte/psychische problemen) 3. Moeilijk te combineren met privé-situatie Dat komt ook overeen met de reacties op de inventarisatie in de praktijkorganisaties. Zie onderstaand schema. De belangrijkste drie redenen zijn de motivatie/houding van een student, de combinatie opleiding-privé en gezondheidsredenen. Bij alle drie de redenen spelen verwachtingen een belangrijke rol. Grafiek redenen voor uitval volgens praktijkorganisaties in West-Brabant, 1= niet belangrijk, 10 = erg belangrijk
Hoe belangrijk zijn volgens u de volgende redenen voor uitval tijdens de opleiding? Motivatie/houding van student Combinatie opleiding-privé Gezondheidsredenen (psychisch/fysiek) Opleiding is te zwaar voor studenten Opleiding voldoet niet aan de verwachtingen… Begeleidingsklimaat onderwijs is niet optimaal Begeleidingsklimaat organisatie is niet optimaal 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bron: enquête onder praktijkorganisaties, N=30
Exacte percentages over het belang van de verschillende redenen zijn niet te noemen. In een aantal gevallen is het ook een combinatie van verschillende redenen. De drie genoemde hoofdredenen zijn alle drie breed en er kan veel onder vallen. Daarom splitsen we ze hieronder nog eens op.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
8
Ad 1. Mismatch tussen opleiding, praktijk en deelnemer Een mismatch tussen de inhoud van de opleiding en de deelnemer kan gelegen zijn in de wisselwerking tussen deelnemer, opleiding, en/of leerklimaat in de praktijk. Daarbij kunnen we onderscheid maken tussen een mismatch in verwachtingen en motivatie vanuit de student, een mismatch in capaciteiten en een mismatch in begeleiding. In onderstaand schema wordt deze wisselwerking weergegeven:
Verwachtingen inhoud Een student heeft bepaalde verwachtingen over de inhoud van het werk en de inhoud van de opleiding. Daar is mede zijn motivatie op gebaseerd. Uit de literatuur blijkt dat verwachtingen zijn ingegeven door de omgeving van de student, zowel persoonlijk als op school, en door de informatie vooraf. Daarnaast hebben een organisatie en onderwijs ook bepaalde verwachtingen van elkaar en van de student. Tijdens de intake en selectie wordt doorgaans geprobeerd een zo realistisch mogelijk beeld te schetsen van de opleiding en het werk/stage van de student. Ook wordt hier geschetst wat van de student wordt verwacht. Tijdens de opleiding kan blijken dat deze verwachtingen van een of beide kanten niet overeenkomen met de realiteit. Dat kan in positieve zin zijn (het is nog leuker dan ik had verwacht, of de student doet het beter dan verwacht) of in negatieve zin. Hieronder enkele voorbeelden hoe hiermee wordt omgegaan in de regio. Elk jaar is er een aantal BOL-studenten dat uitvalt in het eerste jaar als zij een paar maanden stage hebben gelopen. Als reden wordt dan opgegeven dat het werken met de doelgroep niet overeenkomt met de verwachten van de student. Voorheen werd er vanuit gegaan dat elke student uit de zorg overal zou moeten kunnen stagelopen. Bij de BPV-planning wordt tegenwoordig vaak vooraf al gekeken welke studenten het wel of niet aankunnen om op bepaalde afdelingen (bijv. gesloten of complexe afdelingen) stage te lopen om uitval te voorkomen. In West-Brabant bestaan verschillende organisaties die werken met een zogenaamd BOL-BBL-traject. Dit betekent dat een organisatie vooraf studenten selecteert die bij hen een BOL-stage komen volgen. Indien de studenten het eerste jaar positief doorlopen worden zij het tijdens het tweede jaar aangenomen als BBL-er bij deze organisatie. Anders vervolgen zij hun opleiding als BOL-student en lopen ze stages bij andere organisaties.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
9
Een ander initiatief voor jongeren is vmbobredaonstage, waarbij jaarlijks een evenement wordt georganiseerd waarbij jongeren kunnen kennismaken met organisaties. Dit wordt gevolgd door een bezoek aan de organisatie zodat er een goed beeld ontstaat van het werk.
Motivatie Met name voor BOL-studenten wordt vaak (het ontbreken van) motivatie als belangrijke factor genoemd in relatie tot uitval in de praktijk. BOL-studenten vallen uit omdat zij ongemotiveerd overkomen en zich niet altijd in de gewenste mate inspannen in de praktijk. Ook het niet volgen van bepaalde gedragsregels speelt een belangrijke rol in de uitval van deze studenten. De motivatie om de opleiding te volgen is voor een deel ingegeven in een verplichting vanuit leerplicht. De oorzaak hiervan wordt deels verklaard door “klassieke” uitvalfactoren zoals sociaal klimaat, gedrags- en leerproblemen. Dit wordt met name opgepakt door de zorgteams binnen het onderwijs. Dit speelt met name bij BOL-ers. Een ander deel van de uitval heeft te maken met andere factoren zoals een verkeerde studiekeuze of andere verwachtingen (o.a. ResearchNed, 2010). Voor een aantal BOL-ers is de BOL-opleiding een opstap naar een andere opleiding (bijvoorbeeld richting kinderopvang of jeugdzorg) maar moeten zij een zorgopleiding doorlopen om de andere opleiding te kunnen volgen. Daar hoort ook een stage bij. Het vergt dan een sterke motivatie voor het uiteindelijke doel om toch stage te lopen met doelgroepen waar zij minder affiniteit mee hebben. Bij verschillende opleidingen wordt een gedragscode voor BOL-ers gehanteerd waaraan studenten moeten voldoen voordat zij in de praktijk hun BPV gaan volgen. Hierin staat een aantal sociale en gedragsvaardigheden voor het werken in de zorg.
Competenties Zowel in het onderwijs als in de praktijk wordt sterk uitgegaan van de competenties van studenten. De competenties van de student omvatten zowel kennis en vaardigheden, houdingsaspecten en beroepsgerichte competenties. Een deel van de competenties is stuurbaar en verder te ontwikkelen maar een ander deel van de competenties niet. Over het algemeen wordt gesteld dat de meeste persoonscompetenties moeilijk te beïnvloeden zijn. Bij de start van de opleiding is het dus belangrijk om te kijken over welke competenties de student wel of niet beschikt en in welke mate deze nog beïnvloedbaar zijn tijdens de opleiding. Stand-alone leren is een ontwikkeling die met de komst van kleinschalig wonen steeds meer voorkomt, vooral onder deeltijders. In de gehandicaptenzorg speelt dit al langer maar in de ouderenzorg is het de laatste jaren steeds vaker voorkomend. Bij standalone leren is de begeleiding wel aanwezig, maar meer op afstand . Stand-alone leren vergt bepaalde competenties van leerlingen, die soms een omschakeling betekenen voor individuen. Zowel in de verwachtingen van leerlingen als organisaties vergt dit goede afstemming. Bij het ROC worden steeds meer AMN-testen ingezet. Deze AMN-testen bieden izcht in de capaciteiten van een student op verschillende aspecten. Op deze manier kan vooraf al worden bekeken of een student de opleiding aankan en eventueel extra begeleiding nodig heeft op bepaalde onderdelen. De wijze van werving en selectie verschilt sterk tussen organisaties. Steeds meer organisaties in de regio organiseren een selectie dag, waarbij kandidaten gedurende een hele dag gesprekken hebben, praktijksimulaties en opdrachten. Dit wordt begeleid door verschillende disciplines uit de organisatie. Op deze manier krijgt de organisatie een breed beeld van de kandidaat en zijn competenties.
In de enquête wordt diverse malen genoemd dat studenten die doorstromen van bijvoorbeeld niveau 2 naar 3 of 3 naar 4 tegen hun grenzen aanlopen omdat ze in de praktijk Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
10
toch niet het hogere niveau aankunnen. Dat blijkt ook uit cijfers van de uitval inde BPV van verzorgenden die eerder de opleiding tot helpende hebben gedaan. Deze studenten vallen op niveau 3 vaker uit tijdens de BPV. Begeleiding Daarnaast heeft de deelnemer bepaalde verwachtingen van de wijze waarop hij begeleid wordt vanuit school en vanuit de praktijk. Een belangrijk deel van de opleiding (zeker bij deeltijders) vindt plaats in de praktijk waardoor de begeleiding een belangrijke rol speelt. De begeleiding van leerlingen en studenten wordt in de zorgorganisaties in West-Brabant verschillend georganiseerd. Binnen de organisaties zoekt men vaak een evenwicht tussen begeleiding op de werkvloer en de facilitering hiervan op een meer overkoepelend niveau veel gebeurt. De eindverantwoordelijkheid ligt verschillend bij de afdeling opleiden en bij de teams. In verschillende organisaties is de laatste jaren een beweging gaande om de begeleiding juist meer op de werkvloer te organiseren. Daarvoor is wel goede scholing en begeleiding voor de begeleiders op de werkvloer noodzakelijk. In de regio West-Brabant zijn de afgelopen jaren verschillende initiatieven ontstaan om voor studenten een zo optimaal mogelijk leerklimaat te creëren dat zo goed mogelijk aansluit bij zowel opleiding als de praktijk. Zo zijn er in verschillende organisaties leerafdelingen/teams ontstaan waarbij er een nauwe samenwerking is tussen leren en praktijk. Ook zijn er steeds meer “schemerlichtstages”; dit betekent dat studenten in plaats van altijd de vroege diensten ook vaker diensten hebben tot in de vroege avond (schemerlicht) waarbij zij andere zorg verlenen dan bij een vroege dienst.
Deze vier factoren hangen nauw met elkaar samen en zijn niet altijd los te zien van elkaar. Zo kan een goede begeleiding goed inspelen op de competenties en verwachtingen van de student. Of hebben verwachtingen sterk te maken met de motivatie van een student. In alle gevallen gaat het om een goede match tussen de drie partijen.
Ad 2. Gezondheidsredenen Een aanzienlijk deel van de uitval wordt veroorzaakt door fysieke of psychische klachten, waardoor de opleiding als te zwaar wordt ervaren. De gezondheid van een student is een aspect waar wel weer een wisselwerking tussen student en school en praktijk. Zie onderstaand schema:
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
11
Uit de nationale enquête Werken in de Zorg 2011 blijkt dat in totaal 22 procent van alle werknemers (dus niet alleen leerlingen) fysieke klachten heeft en een zelfde aandeel ook geestelijke klachten heeft vanuit het werk.
Het is niet bekend welk deel van gezondheidsredenen veroorzaakt worden door het werken in de zorg zelf, of in welke mate deze klachten (al dan niet zichtbaar) al aanwezig waren voorafgaand aan de opleiding. Voor een deel geldt hier ook weer dat verwachtingen een rol spelen. Een student kan verwachten dat het wel lukt om met bepaalde klachten de opleiding te voltooien terwijl dit in de praktijk niet zo is. Een medische keuring is vaak niet toegestaan. In de opmerkingen bij de enquête wordt verschillende malen aangegeven dat bepaalde problematiek (vaak psychisch) pas later naar voren komt en in de selectie moeilijk te achterhalen valt. Binnen het onderwijs wordt binnen de verschillende niveaus al onderscheid gemaakt tussen de extra gelden die school ontvangt voor leerlingen. Voor leerlingen op niveau 1 en 2 zijn meer financiële middelen beschikbaar voor extra zorg, begeleiding in stage dan voor leerlingen op niveau 3, en 5. De inspectie zegt hierover het volgende: “Er is vastgesteld dat de aandacht voor de kwetsbare student de afgelopen jaren bij de onderzochte instellingen aanzienlijk is toegenomen. Het bewustzijn van de noodzaak om voor deze studenten een goede begeleiding te organiseren teneinde voortijdig schoolverlaten te voorkomen is groot. Tegelijkertijd stelt de inspectie vast dat er nog weinig inzicht bestaat in de effectiviteit van de gekozen aanpak en dat de aandacht zich sterk richt op sociaal-emotionele problemen zonder dat een duidelijk beeld bestaat wat daarvan de effecten zijn op de leerwinst van deze studenten. “Bron: AANDACHT VOOR KWETSBARE STUDENTEN IN HET MBO EEN VERKENNEND ONDERZOEK BIJVIJFTIEN MBO-OPLEIDINGEN (Onderwijsinspectie 2011)
Ad 3. Combinatie met privé-situatie Het volgen van een opleiding in de zorg vergt zowel voor voltijders als deeltijders flexibiliteit. Deeltijders worden vaak al vanaf het eerste jaar ingezet in onregelmatige diensten. Ook bij voltijders die stage lopen komt het steeds vaker voor dat zij onregelmatige diensten draaien, zeker naarmate zij verder zijn in de opleiding. Dit is deels ingegeven door een tekort aan BPV-plaatsen, en deels ook om zoveel mogelijk te leren. Onregelmatige diensten vergt een goede organisatie in combinatie met de privé-situatie. Dat geldt bijvoorbeeld voor leerlingen met kinderen, die de opvang voor hun kinderen goed moeten regelen, maar het geldt ook voor BOL-ers met een bijbaan of een sport die zij beoefenen. Binnen organisaties is er meestal wel ruimte om rekening te houden met bepaalde avonden of dagdelen maar dat is niet onbeperkt. In principe is de combinatie met de privé-situatie dan ook een reden die valt buiten de directe wisselwerking tussen school, praktijk en student.
Flexibele kinderopvang in West-Brabant is voor het overgrote deel voorbehouden aan gastouders en aan informele opvang. Reguliere kinderdagverblijven in de regio staan zelf ook onder druk en bieden steeds minder flexibele contracten aan en zijn vrijwel niet geopend in de avonduren en in de vroege ochtend. Gastouders kunnen zelf besluiten welke uren zij opvang willen bieden en dus ook in de vroege ochtend, avond of zelfs ’s nachts. Niet alle gastouders bieden dit dus aan. Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
12
Onderscheid naar type student De bovengenoemde redenen zijn in meer of mindere mate van toepassing op alle studenten. Uit de literatuur, de enquête en de praktijk blijkt dat er wel een onderscheid te maken is tussen typen studenten. Capaciteiten en verwachtingen zijn redenen die voor alle studenten van toepassing zijn. Voor BOL-ers geldt vaker de redenen met betrekking tot motivatie. Voor BBL-ers geldt de combinatie tussen werk en privé en gezondheidsredenen vaak sterker.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
13
4. Succesfactoren
Uit het voorgaande is al gebleken dat de cijfers van uitval sterk verschillen per schooljaar en cohort. De cijfers zijn vaak te klein om een statistisch significant verband aan te tonen maar hieronder noemen we enkele mogelijke succesfactoren die het opleidingsrendement verhogen en de uitval verlagen:
-
-
-
-
BOL-BBL-trajecten: degenen die uiteindelijk BBL gaan doen lijken minder vaak uit te vallen dan studenten die meteen vanaf het eerste jaar BBL doen Omscholingstrajecten BBL: in verschillende jaren zijn vanuit diverse zorgorganisaties interne zittende medewerkers bijgeschoold. In veel gevallen ging het om medewerkers die al deels op het gewenste niveau werkzaam waren maar geen diploma hadden. Deze trajecten blijken vaak succesvol te zijn. Vooropleiding: De afkomst van de instroom maakt ook verschil uit. Voor BOL-trajecten lijken studenten die zorg en welzijn in hun vmbo-pakket te hebben gehad succesvoller dan studenten die dit niet hebben gehad. Rolmodel in de praktijk: het hebben van een rolmodel in de praktijk lijkt te helpen. Voor sommige opleidingen zijn er wel BOL of BBL-plaatsen maar (nog) geen directe functie waar de studenten zich aan kunnen spiegelen op hun niveau (bijv. mmz in sommige organisaties, helpenden in kinderopvang, verpleegkundigen in een verzorgingshuis). Specifieke BPV-trajecten: voor BOL-ers is de uitval uit de BPV relatief lager in specifieke trajecten zoals bepaalde leerafdelingen, schemerlichtjes-project etc.. Selectieprocedure: een aangescherpte selectieprocedure lijkt Samenwerking ROC en praktijk: uit de inventarisatie onder organisaties wordt regelmatig genoemd dat een tijdige samenwerking bij dreigende uitval vruchten afwerpt.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
14
5. Reeds bestaande acties In de regio bestaan reeds verschillende initiatieven om uitval tegen te aan. In de kaders in de tekst hiervoor zijn al verschillende voorbeelden gegeven. Vanuit de organisaties wordt aangegeven dat zij vooral op drie punten bezig zijn met acties tegen uitval: -
Selectieprocedure Communicatie met de opleiding Scholing werkbegeleiders/praktijkopleiders
Organisaties zijn in mindere mate bezig met de organisatie van de begeleiding, of bepaalde projecten. De helft van de gevraagde organisaties zorgt voor goede leerplaatsprofielen. Grafiek Acties die vanuit het werkveld worden ondernomen om uitval tegen te gaan
Welke acties worden binnen uw organisatie genomen om uitval tegen te gaan? Selectieprocedure BBL-ers/duaal studenten communicatie met de opleiding Scholing werkbegeleiders/praktijkopleiders (Anders) organiseren begeleiding Deelname in projecten/activiteiten zoals… Opstellen goede leerplaatsprofielen Overig, namelijk…. Gebruik toetsen 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Bron: enquête onder praktijkorganisaties, N=30
Hieronder een greep uit de acties vanuit zowel onderwijs, praktijk als landelijke maatregelen. Bij de maatregelen geven we met * weer in hoeverre deze op dit moment worden toegepast in de regio. 1 * is op kleine schaal, ***** is in gehele regio. Vanuit onderwijs -
Anders vormgeven begeleiding vanuit onderwijs, vanuit het onderwijs is de laatste jaren zoveel mogelijk gekeken naar de behoefte vanuit het werkveld AMN-testen, het onderwijs maakt steeds meer gebruik van AMN-testen bij zowel BOL als BBL-studenten.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
**** ***
15
100
-
Vmbobredaonstage, voorlichting met het werkveld inclusief bezoek aan organisatie voor vmbo-leerlingen Overleg directeuren vmbo-mbo Zorgteams, aanval op uitval, studiebegeleider Project keuzeprocessen, voor vmbo en mbo VM2-traject, zorgopleiding niveau 2 op het vmbo laten plaatsvinden zodat overgang minder groot is voor studenten
** *** **** *** *
Binnen werkveld (diverse organisaties) -
-
Aanscherping aannamebeleid, selectie Assessment bij aannamebeleid Anders organiseren begeleiden Boventalligheid BBL-ers in 1e jaar Verwachtingen goed weergeven Andere vormen van leren in de praktijk. Om onderwijs en werkveld beter op elkaar te laten aansluiten zijn de afgelopen jaren in de regio verschillende trajecten gestart. Voorbeelden zijn BOL/BBL-trajecten, leerafdelingen/leerunits, maatwerktrajecten etc.. Opstellen goede leerplaatsprofielen
*** ** *** * *** **
**
We hebben daarnaast gekeken naar activiteiten die buiten de regio worden ondernomen. De meeste activiteiten zijn varianten op de activiteiten die binnen West-Brabant ook worden ondernomen. Ook landelijk zijn er de afgelopen jaren maatregelen genomen. In enkele regio’s is men bezig met projecten zoals stagebuddy’s of een meester-gezel werkwijze. Dit zijn alternatieve vormen voor begeleiding van studenten in de praktijk. In Limburg is een gezamenlijke assessment tool ontwikkeld voor toekomstige studenten. Vrijwel alle grotere zorgorganisaties maken daar gebruik van in de werving van hun nieuwe BBL-studenten. Landelijk gezien zijn de afgelopen jaren enkele faciliterende maatregelen genomen om opleiden beter mogelijk te maken in de zorg. Zo is er het stagefonds ontwikkeld, is er een tegemoetkoming voor vaccinatie van stagiaires in de zorg voor het onderwijs en zijner door middel van de zogenaamde Agemagelden meer mogelijkheden gekomen voor kwaliteitsverbetering en opleiden. In het gezamenlijke BPV-protocol hebben werkgevers en onderwijs afspraken gemaakt over onder andere begeleiding in de BPV en communicatie tussen onderwijs en praktijk.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
16
6. Acties in vergelijking met oorzaken Vervolgens is de vraag hoe de acties zicht verhouden tot de verschillende oorzaken van uitval. Dit combineren we in onderstaand schema.
Acties\ redenen Vanuit onderwijs Anders vormgeven begeleiding AMN-testen Vmbobredaonstage Zorgteams, aanval op uitval, studiebegeleider Project keuzeprocessen VM2-traject voorbereiding BPV BOL/voltijdsstudenten voorlichting voorafgaand aan de opleiding Werkveldorientatie 1e jaars
Verwac Motihtingen vatie
Capaciteiten
Begeleiding
Werkprivé
Fysieke/ psychisc he omstan digheden
Binnen werkveld (diverse organisaties) Aanscherping aannamebeleid, selectie Assessment bij aannamebeleid Anders organiseren begeleiden Boventalligheid BBL-ers in 1e jaar Verwachtingen goed weergeven Andere vormen van leren in de praktijk Opstellen goede leerplaatsprofielen Scholing werkbegeleiders/praktijkopleiders Wanneer we de bestaande acties vergelijken met de redenen van uitval, dan blijkt dat in de regio veel wordt ingezet op voorlichting, verwachtingenmanagement, begeleiding en op intake en selectie. Daarmee wordt met name ingezet op de eerste groep redenen van uitval, namelijk de mismatch tussen student, onderwijs en praktijk. Dit is ook de groep redenen waarbij de meeste verbindingen bestaan tussen onderwijs, student en praktijk. Hierop is het dan ook het makkelijkste om te interveniëren.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
17
Er wordt minder ingezet op de overige twee groepen redenen, te weten combinatie met de privésituatie en fysieke en psychische redenen. Uit de verschillende bronnen blijkt dat deze redenen erg belangrijk zijn. De laatste twee groepen redenen zijn echter met name gelegen in de student zelf. De school of praktijkorganisatie kan hier beperkt invloed op uitoefenen binnen de bestaande kaders van de organisatie. De acties die nu worden genomen zijn niet altijd breed ingezet over de gehele regio. Zowel binnen de verschillende opleidingen als binnen de zorgorganisaties bestaan verschillen. Deze verschillen zijn ook vaak ingegeven door type opleiding en type organisatie. Een opleiding met veel studenten op lagere niveaus neemt vaak andere maatregelen dan opleidingen met hogere niveaus studenten. Bij organisaties zijn er verschillen in aard van de organisatie maar ook in omvang.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
18
7. Conclusies en acties In West-Brabant valt een deel van de studenten uit tijdens de opleiding. De uitval verschilt per leerjaar, opleiding en cohort. Voor het ROC zijn de cijfers als volgt: In 2010/2011 viel 19 procent van de BBL studenten die niet diplomeerden dat jaar uit. Onder BOLstudenten in dit 28 procent. Het opleidingsrendement verschilt per jaar maar is in sommige gevallen ook erg beperkt. Voor sommige opleidingen heeft minder dan de helft van de studenten na de nominale studieduur van drie jaar een diploma. Onder BOL-ers is het aandeel stoppers hoger dan onder BBL-ers. Wel is het zo dat BOL-ers vaker een andere opleiding binnen zorg en welzijn gaan doen; dus vaker voor de sector behouden worden. In de regio zijn geen cijfers bekend over de exacte redenen van uitval. Uit de verschillende bronnen komt in zijn algemeenheid wel een drietal groepen redenen die het vaakst verklaren waarom studenten uitvallen: -
Mismatch tussen student, praktijk en school op het terrein van verwachtingen, competenties, begeleiding en motivatie Privé en opleiding moeilijk te combineren Gezondheidsredenen
Bij alle drie de redenen spelen verwachtingen een belangrijke rol. In de regio worden verschillende acties ondernomen. Veel van de acties zijn ook al gericht op het verkrijgen van goed evenwicht tussen wederzijdse verwachtingen. De acties zijn met name gericht op het eerste punt, de mismatch tussen student, praktijk en school. Gezien de verschillende acties die er reeds zijn, is er niet direct aanleiding om nieuwe activiteiten te ondernemen. Het is eerder van belang om de activiteiten die nu gebeuren, breder te trekken, goed met elkaar te delen en te monitoren. De student staat daarbij centraal. Een eerste aanzet hiertoe is al gedaan tijdens een regionale bijeenkomst voor opleidingsfunctionarissen waar een aantal voorbeelden is gepresenteerd. Wel wordt aangegeven dat er behoefte is om nader te kijken naar de uitval met betrekking tot psychische problematiek en hoe dit te voorkomen. Voor de toekomst stellen we de volgende acties voor: -
-
We gaan regionaal een centrale melding organiseren voor uitval met daarin de redenen vermeld. Er bestaan al veel instrumenten en activiteiten in de regio, we gaan deze breder en effectiever inzetten, daarbij geldt steeds dat de student centraal staat. Hiervoor wordt een tool ontwikkeld waarin de informatie regionaal toegankelijk is. Er komt een denktank om te kijken hoe om te gaan met de psychische en sociaalmaatschappelijke problematiek. We blijven a.d.h.v. de verbeterde cijfers e.e.a. goed monitoren en bijsturen.
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
19
Bijlage 1: responsanalyse enquête onder zorgorganisaties De enquête is verzonden naar 94 personen binnen zorgorganisaties in de regio West-Brabant.
Hieronder volgt een analyse van de respons: Compleet ingevuld Onbestelbaar retour ontvangen Niet ingevuld
resultaat 30 6 58
Uiteindelijk hebben personen uit 25 organisaties gereageerd. Sommige personen hebben in de opmerking aangegeven dat de enquête centraal is beantwoord door een persoon uit de organisatie. Respons naar sector GGZ Gz TZ VV ZKH onbekend
2 6 4 12 4 2
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
20
Bijlage 2: toelichting op grafieken Bijlage bij grafiek 1 BBL Dit is exclusief de studenten die dat jaar zijn gediplomeerd. uitstroom met vervolg in andere opleiding binnen zorg en welzijn Helpende
2009/2010
1
2010/2011 Verzorgende
uitstroom zonder Vervolg vervolg in van de zorg en opleiding welzijn
20
54
12
47
2009/2010
20
129
335
2010/2011
12
85
410
Verpleegkundige 2009/2010
7
51
231
2010/2011
5
41
218
Bijlage bij grafiek 2 BOL Dit is exclusief de studenten die dat jaar zijn gediplomeerd. uitstroom met vervolg in andere opleiding binnen zorg en welzijn Helpende
uitstroom zonder Vervolg vervolg in van de zorg en opleiding welzijn
2009/2010
4
86
160
2010/2011
13
61
191
2009/2010
19
55
86
2010/2011
15
33
125
Verpleegkundige 2009/2010
30
41
225
2010/2011
14
25
90
Verzorgende
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
21
Bijlage 3: cijfers over meerdere studiejaren Grafiek 1 MBO: Bestemming niet-gediplomeerde studenten per opleiding, 2009/2010 en 2010/2011, BBL
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Vervolg van de opleiding
Helpende
2010/2011
2009/2010
2010/2011
2009/2010
2010/2011
2009/2010
uitstroom zonder vervolg in zorg en welzijn uitstroom met vervolg in andere opleiding binnen zorg en welzijn
VerzorgendeVerpleegkundige
Bron: ROC WB, in de bijlage zijn de cijfers opgenomen
Grafiek 2 MBO: Bestemming niet-gediplomeerde studenten per opleiding, 2009/2010 en 2010/2011, BOL
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Vervolg van de opleiding
Helpende
2010/2011
2009/2010
2010/2011
2009/2010
2010/2011
2009/2010
uitstroom zonder vervolg in zorg en welzijn uitstroom met vervolg in andere opleiding binnen zorg en welzijn
Verzorgende Verpleegkundige
Bron: ROC WB, in de bijlage zijn de cijfers opgenomen
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
22
Deze rapportage is tot stand gekomen vanuit het samenwerkingsverband Partners in Opleiden in de regio West-Brabant. Voor vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met Ilse Vossen,
[email protected].
Opleidingsrendement en uitval West-Brabant, eindrapportage, april 2013
23