Rapportage kwantitatieve resultaten project Blok voor Blok December 2013
Van: werkgroep Monitoring Aan: projectgroep Blok voor Blok
0. Inleiding Deze rapportage is tot stand gekomen op basis van aangeleverde data door de consortia in de periode mei 2013-november 2013. Het betreft dus een momentopname. Er zijn enkele correcties op de aangeleverde data doorgevoerd op basis van mondelinge informatie van de betreffende consortia. Daar waar dit gebeurd is, is dit in deze rapportage vermeld. Twee consortia hebben het blok-voor-blok-project afgebroken (Amsterdam Ymere en Eindhoven). Van deze consortia zijn geen bruikbare data aanwezig. Om die reden zijn beide consortia in de rapportage buiten beschouwing gelaten.
1
1. Ambitie en de eerste resultaten Grafiek 1.1: Beoogd aantal energiezuinig te maken woningen 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
Additioneel Minimumeis
De bovenstaande grafiek geeft weer welke afspraken er met de verschillende consortia gemaakt zijn over het aantal energiezuinig te maken woningen (= minimumeis) en hoeveel woningen zij volgens hun eigen projectplan extra willen aanpakken (= additioneel). Een aantal consortia heeft een GreenDeal-overeenkomst en kent om die reden een lagere minimumeis (1.500) voor het aantal energiezuinig te maken woningen. De minimumeis samen met de additionele doelstelling vormt de totale ambitie van het project. Het minimum aantal woningen dat in totaal door de consortia wordt aangepakt, bedraagt 20.000. Grafiek 1.2: Het aantal gerealiseerde woningen per consortium 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 -
Realisatie Minimumeis
2
In grafiek 1.2 is het aantal aangepakte woningen in 2012 en in de eerste 4 maanden van 2013 afgezet tegen de minimumeis per project. Uit de grafiek blijkt dat, op basis van aantallen, een aantal consortia redelijk op weg is om te voldoen aan de gestelde eis (Tilburg, Amersfoort, Rotterdam en Haarlem), terwijl bij andere de voortgang nog beperkt is (Den Bosch, Deventer, Hardenberg, Breda, Amsterdam en Utrecht). Groningen heeft de minimumeis en eigen ambitie al overschreden. In het totaal bedraagt het aantal energiezuinig gemaakte woningen 11.705. 2. De eigendomsverhouding Grafiek 2.1: Gerealiseerde woningen, verhouding koop-huur 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000
Particulier
-
Corporatie
De bovenstaande grafiek geeft per consortium de eigendomsverhouding (particulier of corporatiewoningbezit) weer van het aantal gerealiseerde woningen. Uit de grafiek blijkt dat het aantal gerealiseerde particuliere woningen nog gering is (944). Alleen Amersfoort (650), Hardenberg (135), Den Bosch (113), Groningen (30) en Breda (16) hebben particuliere woningen aangepakt. Het aandeel particulier van Amersfoort is gebaseerd op een mondelinge inschatting van het consortium. Grafiek 2.2: De aandelen corporatie en particulier in het totaal van de gerealiseerde woningen. 944 ; 8%
Corporatie Particulier 10.761 ; 92%
Grafiek 2.2. laat een overall beeld zien; het corporatieaandeel is het grootst met 92% (10.761 woningen).
3
Voor zowel te realiseren corporatiewoningen als particuliere woningen (inclusief VVE) zijn door de consortia doelstellingen afgegeven, deze doelstellingen zijn verwerkt in een factsheet per consortium. Voor het corporatiedeel is de totale doelstelling 17.810 woningen (55%) en voor de particuliere woningen is de totale doelstelling 14.644 woningen (45%).
Grafiek 2.3: De ambitie van de aantallen woningen per consortium, verhouding koop-huur 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 -
Doel particulier Doel corporatie
Bovenstaande grafiek illustreert dat het in de projectplannen van de consortia Hardenberg, Breda en Amsterdam exclusief om particuliere woningen gaat en bij Deventer exclusief om corporatiewoningen. Grafiek 2.4: De gerealiseerde woningen als percentage van de doelstellingen per consortium 200% 150% 100% 50% 0%
Aandeel realisatie particulier Aandeel realisatie corporatie
De bovenstaande grafiek laat zien dat er een overschrijding is van de doelstelling voor corporatiewoningen bij Amersfoort (179%) en Groningen (183%). Tevens dat het aandeel particuliere woningen nog gering is (Amersfoort (24%), Den Bosch (23%) en Hardenberg (7%). Bij de andere consortia is het aandeel particuliere woningen marginaal.
4
3. De labelsprongen Grafiek 3.1: Energieprestatie woningen voor en na aanpak 4000 3500 3000 2500 2000 1500
Label vooraf
1000
Label nadien
500 0 A++ A+
A
B
C
D
E
F
G
De bovenstaande grafiek geeft de energieprestatie weer. Het betreft woningen die zijn gerealiseerd en waarvan de labelsituatie is aangeleverd door de consortia (10.139 woningen). De blauwe kolommen geven het energielabel weer van de woningen voordat er energiebesparende maatregelen getroffen waren. De rode kolommen geven het energielabel weer nadat er energiebesparende maatregelen zijn getroffen. Hieruit blijkt dat voorafgaand aan het treffen van maatregelen de meeste woningen een label D tot en met G hebben. Na het treffen van de maatregelen bereiken de meeste woningen label B of C. Woningen met label F en G komen na toepassing van de energiebesparende maatregelen amper meer voor en het aantal woningen met een E label is veel kleiner geworden.
5
Grafiek 3.2: Het aantal labelstappen per woning
242 ; 2%
10 ; 0%
124 ; 1%
1s
1.197 ; 12%
2s 4.028 ; 41%
1.548 ; 16%
3s 4s 5s 6s (Amersf.)
2.808 ; 28%
8s (R'dam)
Grafiek 3.2 geeft het aantal labelstappen weer voor ca. 10.000 gerealiseerde woningen. Onder een labelstap wordt verstaan: de overgang van bijv. een G- naar een F-label. Met twee labelstappen wordt bedoeld: de overgang van bijv. een F- naar een D-label. Het segment van 1 labelstap is het grootst (41%), waarvan 3.675 van de 4.028 woningen behoren bij Groningen. De grootste labelstappen zijn genomen in Amersfoort (6 labelstappen bij 10 woningen) en Rotterdam (8 labelstappen bij 124 woningen). De Blok voor Blok Regeling stelt als voorwaarde dat er binnen 3 jaar minimaal 2 labelstappen moeten worden bereikt, dan wel labelniveau B. Uit de grafiek blijkt dat 4.028 woningen 1 labelstap hebben gerealiseerd. Van deze woningen hebben er 1.537 betrekking op de labelstap van C naar B. Er zijn 1.748 woningen (15%) waarvan onbekend is wat de labelstap is. Deze woningen betreffen voornamelijk de projecten in Tilburg (736 van de 1.301 gerealiseerde woningen), Haarlem (564 van de 912 gerealiseerde woningen) en Den Bosch (264 van de 504 gerealiseerde woningen).
6
4. Het aantal maatregelen Grafiek 4.1: Het aantal toegepaste maatregelen bij gerealiseerde woningen
343; 5%
52; 1%
382; 5% 1m 2m 3m 964; 13%
2574; 35%
4m 5m
622; 8%
6m 7m (Dev't)
842; 11%
9m (R'dam) 1594; 22%
Grafiek 4.1 is gebaseerd op gegevens van ca. 7.400 woningen. Van de overige gerealiseerde woningen (37%) is het aantal en de soort maatregelen niet door de consortia aangeleverd. Gemiddeld zijn per woning 2,8 maatregelen getroffen. Opvallend is de grootte van het aandeel van het één maatregelensegment (35%) waarvan het merendeel (2.184) toewijsbaar is aan Groningen. Het grootste aantal maatregelen per woning is toegepast in Deventer (7 maatregelen bij 343 woningen) en Rotterdam (9 maatregelen bij 52 woningen).
7
5. Het soort maatregelen Grafiek 5.1: Maatregelen (in percentages) Warmtepomp 1%
Warmtepompboiler Zon PV 1% 0%
Mechanische ventilatie 6% Vloerisolatie 10% Dakisolatie 14%
Zonneboiler 3% Elektrische boiler 0%
HR107 ketel 5% WTW (R'dam) 0% Isolatie CV leiding 1%
Dakisolatie Vloerisolatie Gevelisolatie Naad- en kierdichting
HR107 combiketel 17%
HR++ glas Isolatie CV leiding Gevelisolatie 15%
Naad- en HR++ glas kierdichting 18% 9%
WTW (R'dam) HR107 ketel HR107 combiketel Elektrische boiler Zonneboiler
De bovenstaande grafiek geeft het aandeel weer van het soort maatregel dat wordt toegepast in de gerealiseerde woningen. Het blijkt dat de maatregel HR++ glas het meest wordt toegepast (18%), gevolgd door de maatregel HR107 combiketel (17%). Alle 1.301 woningen van Tilburg zijn voorzien van HR++ glas. Het aandeel van Groningen in de maatregel HR107 combiketel (2.305) is het grootst.
8
Grafiek 5.2: Maatregelen (in aantallen) per soort eigenaar
4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 -
Particulier
Corporatie
De bovenstaande grafiek laat zien dat de maatregelen HR++ glas, gevelisolatie, HR107 combiketel en dakisolatie het meest zijn toegepast in de corporatiesector. Verder zijn de maatregelen warmteterugwinning (WTW), zonneboiler, warmtepomp, HR107 ketel en mechanische ventilatie alleen toegepast in de corporatiesector. De gegevens over de particuliere sector zijn gebaseerd op 294 woningen. Van de resterende 650 particuliere woningen (Amersfoort) is niet bekend wat de getroffen maatregelen zijn. Bij de 294 woningen zijn de meest getroffen maatregelen: isolatie van CV leidingen, gevelisolatie, vloerisolatie en zon PV.
9
Grafiek 5.3: Toepassing minder gangbare maatregelen
900 800 700
WTW
600 500 400 300 200
Zonneboiler Warmtepomp Zon-PV
100 0
Mechanische ventilatie op DC
De bovenstaande grafiek geeft de situatie weer ten aanzien van de toepassing van de minder gangbare technieken in het aangeleverde woningbestand. Opvallend is de warmteterugwinning (WTW) alleen in Rotterdam wordt toegepast. Tevens dat zonneboilers voornamelijk in Tilburg, Groningen en Rotterdam worden gebruikt. Warmtepompen worden ingezet in Rotterdam en Den Bosch en mechanische ventilatie wordt vooral ingezet in Groningen en Deventer. In de bijlage is per consortium, voor zover mogelijk, een maatregelenprofiel opgemaakt.
10
6. Ontwikkeling Blok voor Blok ten opzichte van de landelijke ontwikkeling Jaarlijks maakt het AGNL monitoringsteam een monitor over energiebesparing in de gebouwde omgeving waarin o.a. de landelijke ontwikkelingen worden beschreven van de bestaande woningbouw. Grafiek 6.1: De landelijke ontwikkeling 2008 – 2012 van het aantal bestaande woningen waarbij 2 of meer energiebesparende maatregelen zijn getroffen. 350.000 300.000 250.000 Part. huur
200.000
Soc. huur
150.000
Koop
100.000 50.000 2008
2009
2010
2011
2012
De bovenstaande monitor grafiek laat zien dat sinds 2008 bij ca. 1,2 mln. woningen 2 of meer energiebesparende maatregelen zijn getroffen, wat representatief wordt geacht voor minimaal 2 labelstappen. De Blok voor Blok resultaten maken deels onderdeel uit van het aantal gerealiseerde woningen in 2012. De grafiek laat zien dat er vooral in de koopsector al initiatief is getoond als het gaat om het toepassen van energiebesparende maatregelen. Het aandeel koopwoningen in 2012 bedroeg ongeveer 64% van het totaal aantal woningen met gerealiseerde maatregelen. Dat is een groot verschil met de Blok voor Blok projecten, waar meer corporatiewoningen (92%) dan particuliere woningen (8%) aangepakt zijn.
11
7. Samenvatting Ambitie en resultaten Er zijn 11.705 woningen gerealiseerd in de periode 2012 tot ca. mei 2013. Een aantal consortia zit nog onder de minimumeis van het te realiseren aantal woningen. Het gaat om Den Bosch, Deventer, Hardenberg, Breda, Amsterdam en Utrecht. De eigendomsverhouding en relatie tot doelstellingen De gerealiseerde corporatiewoningen bedragen 92% van het totaal. Met de gerealiseerde corporatiewoningen is 60% van de ambitie van de projecten behaald. Consortia Amersfoort en Groningen hebben hun ambitie op gebied van corporatiewoningen ver overschreden. Het gerealiseerde aantal particuliere woningen bedraagt 8% van het totaal. Met het aantal gerealiseerde particuliere woningen is 6,4% van de ambitie voor particuliere woningen behaald. De voortgang wordt vooral geboekt in Amersfoort, Den Bosch en Hardenberg. Labelsprongen Voorafgaand aan het treffen van maatregelen hadden de gerealiseerde woningen een label in de categorie D t/m G. Na het treffen van maatregelen bereiken de meeste woningen een label in de categorie B of C. Het aantal en soort maatregelen Gemiddeld zijn 2,8 maatregelen getroffen in ca. 7.400 woningen. Van 37% van de gerealiseerde woningen zijn de getroffen maatregelen niet bekend. Bij 35% van de woningen waarvan wel gegevens bekend zijn, is één maatregel toegepast. Bij 22% twee maatregelen. HR++ en HR107 combiketel zijn de maatregelen die het meest worden toegepast. Er zijn belangrijke verschillen in de maatregelprofielen tussen de corporatiewoningen en particuliere woningen. 8. Aanbevelingen Gezien de onvolkomenheden in de dataset is een betere en tijdige aanlevering van gegevens van de consortia essentieel. Hierover vinden gesprekken plaats met de consortia. Een beter inzicht in de kosten zou vooral nieuwe consortia en corporaties kunnen helpen een betere inschatting te maken welke labelstap mogelijk is met welke maatregelen. Op basis van de huidige dataset kan dat niet omdat het gebouwtype ontbreekt en omdat de gegevens niet aangeleverd zijn. Het advies is om dit steekproefsgewijs uit te zoeken en niet bij iedere woning op te vragen. Daarnaast zou de kennisdeling op dit gebied tussen consortia onderling verbeterd kunnen worden, zodat men kan profiteren van elkaars inzichten.
12
Bijlage 1: Profielen per consortium Op basis van de gerealiseerde en de geplande woningen wordt onderstaand per consortium inzicht gegeven in de gekozen maatregelen en de labels voor en na het treffen van de energiebesparende maatregelen. Omdat de data vaak niet volledig of niet zijn aangeleverd, is het soms niet mogelijk één van beide profielen te maken. Van Utrecht en Amsterdam is geen enkel profiel te maken.
1. Amersfoort Het maatregelenprofiel van Amersfoort is helaas niet te maken omdat de gegevens niet aangeleverd zijn. Zie hieronder het Labelprofiel.
13
2. Haarlem
14
3. Den Bosch
15
4. Deventer
16
5. Rotterdam
17
6. Groningen
18
7. Hardenberg
19
8. Breda
20
9. Tilburg
21