Bewonersonderzoek blok voor blok projecten Onderzoek naar het investeringsgedrag in de eigen woning
Lieke Dreijerink Jan Uitzinger Diana Uitdenbogerd
Amsterdam, 27 februari 2014
IVAM research and consultancy on sustainability Plantage Muidergracht 14 - 1018 TV Amsterdam - Postbus 18180 - 1001 ZB Amsterdam Tel. 020-525 5080, Fax 020-525 5850, internet: www.ivam.uva.nl, e-mail:
[email protected]
Colofon ISO Doc. nr. Titel: Auteurs: Interne review:
V-1415 Bewonersonderzoek blok voor blok projecten. Onderzoek naar het investeringsgedrag in de eigen woning. Lieke Dreijerink, Jan Uitzinger, Diana Uitdenbogerd Jaap Kortman
Dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van Agentschap NL/ RVO.nl Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. Titus van Roermund
Voor meer informatie over deze rapportage kunt u contact opnemen met: Dhr. Jan Uitzinger.
[email protected] Gegevens uit deze rapportage mogen worden overgenomen mits onder uitdrukkelijke bronvermelding. IVAM UvA b.v. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
1.
Achtergrond en doel van het onderzoek
2
1.1 Achtergrond 1.2 Doel van het onderzoek 1.3 Leeswijzer
2 2 2
2.
3
Conclusies
2.1 Ervaringen met het blok voor blok initiatief 2.2 Maatregelen nemen aan de woning 2.3 Verschillen tussen deelnemers en twijfelaars 2.4 Aanbevelingen voor vervolg
3 3 4 4
3.
5
Het onderzoek: Methode en opzet
3.1 Doelgroep: eigenaar bewoners 3.2 Resultaten literatuurstudie 3.3 Vragenlijst 3.4 Verspreiding en respons 3.5 Vervolginterviews 4.
5 5 7 8 9
Het onderzoek: Resultaten
10
4.1 Typering bewoners en hun woning 4.2 Bekendheid met het initiatief 4.3 De deelnemers: aanpak woning 4.4 Verschillen tussen deelnemers en twijfelaars 4.5 Verschillende stimulansen en barrières per type maatregel 4.7 Aanvullende vragen Amsterdam Energiesprong 4.8 Aanvullende vragen Den Bosch
10 13 17 20 25 25 26
Bijlage A: Theoretisch kader
27
Aanleiding en doel Persoonskenmerken
27 27
Referenties
36
1
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
1. Achtergrond en doel van het onderzoek 1.1 Achtergrond Sinds eind 2011 zijn binnen het blok voor blok programma van het Ministerie van BZK, verspreid over Nederland, dertien pilotprojecten gestart. Het blok voor blok programma heeft als doel ‘een kennis- en leertraject in gang te zetten gericht op een landelijke uitrol van grootschalige energiebesparingtrajecten in de bestaande woningvoorraad’. De dertien pilotprojecten zijn er onder andere op gericht om in twee jaar tijd 1.500 tot 2.000 woningen met minstens twee labelstappen of tot label B te verbeteren. In het merendeel van de projecten worden zowel huurders als woningeigenaren benaderd. De aanpak verschilt echter per project; deze verschillen worden uitgebreid beschreven in de IVAM rapportage van de procesevaluatie1 van het blok voor blok programma. Stad Amersfoort Amsterdam Amsterdam Breda Den Bosch Deventer Eindhoven Groningen Haarlem Hardenberg Rotterdam Tilburg Utrecht
Naam initiatief 033 Energie Energiesprong Amsterdam Snel verduurzamen in bewoonde staat Bredase Energie Services (BRES) De Slimme Buurt DEventer Energieke Verbinding het energie gezelschap Eerste Hulp Bij Energiebesparing Watt voor watt Pak aan! Duurzame Daden Samen Geeft Energie Utrecht verduurzaamt
Figuur 1. Dertien blok voor blok pilots in Nederland
1.2 Doel van het onderzoek Eén van de vragen van het blok voor blok programma is hoe bewoners gestimuleerd kunnen worden om hun woning energiezuiniger te maken, ofwel om in hun woning te investeren. De dertien projecten zijn er op gericht om dit voor elkaar te krijgen. Met behulp van een vragenlijstonderzoek onder bewoners die in contact zijn geweest met het blok voor blok project in hun stad, hebben we onderzocht in welke mate en op welke manier de projecten de bewoners hebben weten te stimuleren. In dit bewonersonderzoek hebben we ons alleen gericht op de eigenaar bewoners en niet op huurders.
1.3 Leeswijzer De rapportage begint in hoofdstuk 2 met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 dieper ingegaan op de methode en opzet van het onderzoek en in hoofdstuk 4 op de resultaten. In de bijlage staat voor de daarin geïnteresseerde lezer het theoretisch kader.
1
IVAM (2014). Procesevaluatie blok voor blok. Rapportage kwalitatief onderzoek 2013.
2
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
2. Conclusies Het doel van het bewonersonderzoek was inzicht te verkrijgen in waarom eigenaar bewoners wel of geen energiemaatregelen aan hun woning nemen als gevolg van het blok voor blok project in hun stad. Omdat de uiteindelijke groep respondenten te klein was en geen mensen aan het onderzoek hebben deelgenomen die zeker niets aan hun woning gaan doen, is het niet mogelijk een compleet beeld van het besluitvormingsproces te krijgen. Daarnaast is het vanwege de aantallen niet mogelijk om de projecten onderling te vergelijken. Desondanks levert een vragenlijstonderzoek onder 111 eigenaar bewoners die bezig zijn met het energiezuiniger maken van hun woning uiteraard interessante inzichten op.
2.1 Ervaringen met het blok voor blok initiatief De ruime meerderheid van de ondervraagde respondenten is bekend met het blok voor blok project in hun stad. Zij hebben aan verschillende activiteiten deelgenomen, zoals het bezoeken van een informatiebijeenkomst, het aanvragen van een maatwerkadvies van de woning of een gesprek voeren met een energie- of straatambassadeur. Aan welke activiteiten bewoners kunnen meedoen, hangt echter af van het aanbod per stad: de projecten zijn immers verschillend in wat er wordt georganiseerd. Met behulp van dit onderzoek is bekeken of het aanbod van het blok voor blok project ook bij bewoners is overgekomen. Redelijk wat bewoners zijn op de hoogte van financieringsregelingen, zoals subsidies, een duurzaamheidslening via de gemeente of bank, of een energiebesparing garantieregeling. Andere regelingen worden bijna niet genoemd. Ongeveer een derde van de bewoners heeft geen financiële regeling aangeboden gekregen. Hierbij is het natuurlijk belangrijk om in het achterhoofd te houden dat niet alle regelingen in iedere stad beschikbaar zijn. De meeste bewoners geven aan dat hen geen specifieke maatregelen zijn aangeboden of dat hen één maatregel is aangeboden. Maatregelpakketten worden door slechts een klein aandeel genoemd. Bij ongeveer de helft van de bewoners is een uitvoerend bedrijf aangeraden. Het lijkt erop dat als bewoners een bedrijf is aangeraden, zij vaker een bedrijf inhuren in plaats van de klus zelf of met familie, vrienden of kennissen te doen dan als hen geen bedrijf is aangeraden.
2.2 Maatregelen nemen aan de woning De ondervraagde eigenaar bewoners hebben al redelijk wat maatregelen aan hun woning genomen, voordat het blok voor blok initiatief in hun stad werd georganiseerd. In de meeste woningen was al dubbel glas, een HR-ketel en dakisolatie aanwezig. Het oordeel over het comfort van de woning is dan ook redelijk positief. Binnen het initiatief kiezen bewoners vooral voor spouwmuur- of buitenmuurisolatie en zonnepanelen. Ook LED verlichting is populair. Bewoners kiezen er voor het merendeel voor om één maatregel, gevolgd door twee of drie maatregelen te treffen. De meeste bewoners financieren het nemen van de maatregel zelf en besteden de klus uit aan een aannemer of een andere uitvoerder. Het valt op dat een redelijk aandeel aangeeft niet bereid te zijn een lening af te sluiten om iets nieuws te kunnen kopen. Ongeveer de helft van de bewoners die wat aan hun woning heeft gedaan of gaat doen weet niet wat het effect daarvan op het energielabel is. Van de bewoners die het wel weten, maken de meesten maken één of twee labelstappen. Een aantal respondenten geeft aan ondanks de maatregelen geen labelstappen te maken. De redenen waarom bewoners een specifieke maatregel nemen varieert per type maatregel. In het geval van spouwmuur- of buitenmuurisolatie zijn meer comfort en een lagere energierekening de belangrijkste factoren, terwijl voor zonnepanelen (PV) een lagere energierekening, het krijgen van subsidie en het opwekken van duurzame energie het belangrijkst zijn. Een ruime meerderheid van de bewoners is (zeer) tevreden met het resultaat en zou het aan buren, vrienden, familie of kennissen aanraden. Bijna de helft van de bewoners geeft aan dat zij ook zonder het
3
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
initiatief wat aan hun woning zou doen. Slechts een kleine groep geeft aan waarschijnlijk of zeker niets aan hun woning te hebben gedaan zonder het initiatief.
2.3 Verschillen tussen deelnemers en twijfelaars Er is een onderscheid gemaakt tussen bewoners die al hebben deelgenomen of dat zeker van plan zijn, en bewoners die daar nog over twijfelen. Zowel de deelnemers als de twijfelaars doen mee aan de georganiseerde activiteiten, zoals het bezoeken van informatiebijeenkomsten of het aanvragen van een maatwerkadvies. De belangrijkste stimulansen voor deelnemers om hun woning te verbeteren zijn een lagere energierekening en comfort in de woning. Ook door twijfelaars wordt comfort in de woning als belangrijkste factor genoemd in hun overweging om wel of niet iets aan hun woning te doen, maar voldoende geld hebben en de kosten van de maatregelen zijn daarbij factoren die hen doen twijfelen. De deelnemers en twijfelaars blijken op veel persoonlijke factoren niet te verschillen: op energiezuinig gedrag, open staan voor innovaties, en persoonlijke waarden scoren zij ongeveer gelijk. Deelnemers blijken zichzelf wel energiebewuster te vinden dan de twijfelaars. Dat komt mogelijk doordat ze net een energiemaatregel aan hun woning hebben genomen of dat binnenkort gaan doen. Ongeveer een derde van de twijfelaars geeft aan binnen een paar jaar zeker of waarschijnlijk wat aan hun woning te gaan doen.
2.4 Aanbevelingen voor vervolg Vanwege de lage aantallen respondenten zijn de inzichten die het bewonersonderzoek hebben opgeleverd beperkt: het was niet mogelijk om de blok voor blok projecten of verschillende aanpakken onderling met elkaar te vergelijken. Daarbij ontbrak het aan bewoners die hebben besloten niets aan hun woning te doen, zodat de redenen waarom mensen niet meedoen niet onderzocht konden worden. Een herhaling van het onderzoek onder een grotere groep respondenten die in aanraking zijn gekomen met het blok voor blok initiatief in hun stad zal meer inzicht opleveren.
4
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
3. Het onderzoek: Methode en opzet In dit hoofdstuk wordt de methode en opzet van het onderzoek beschreven. Allereerst wordt de doelgroep van het onderzoek omschreven. Vervolgens wordt kort ingegaan op de resultaten van de literatuurstudie die als basis heeft gediend voor de vragenlijst. Daarna worden de manier van verspreiding en de respons beschreven, inclusief de demografie van de getrokken steekproef.
3.1 Doelgroep: eigenaar bewoners Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van een online vragenlijst. De vragenlijst was specifiek gericht op eigenaar bewoners, inclusief bewoners die lid zijn van een VvE. Huurders van corporatiewoningen zijn buiten het onderzoek gehouden, omdat zij in andere omstandigheden verkeren en hun redenen om wel of niet aan een project van hun woningcorporatie mee te doen, verschillen van redenen van eigenaar bewoners om hun woning te verbeteren. Een vragenlijst gericht op huurders bestaat daarom uit andere vragen dan een vragenlijst gericht op eigenaar bewoners. Het zou kortom een ander onderzoek zijn. Omdat participatie van huurders hoog op de agenda van woningcorporaties staat en zij daarom zelf aandacht en onderzoek aan dit onderwerp besteden, is besloten dit nu niet te onderzoeken.
3.2 Resultaten literatuurstudie Basis van het onderzoek was een literatuurstudie naar wat er al bekend is over de vraag waarom eigenaar bewoners wel of niet in hun eigen woning investeren. Met deze kennis was het mogelijk in de enquête voorgestructureerde vragen te gebruiken, in plaats van mensen open vragen te stellen. De complete literatuurstudie staat beschreven in Bijlage A; de belangrijkste inzichten beschrijven we hier in het kort. In ons onderzoek naar het investeringsgedrag van eigenaar bewoners houden we een simpel model aan (zie figuur 3.1), namelijk dat het investeringsgedrag in de blok voor blok projecten enerzijds wordt beïnvloed door allerlei kenmerken van een persoon, huishouden of woning en anderzijds door de kenmerken van de blok voor blok projecten. Kenmerken persoon, huishouden, woning Investeringsgedrag in eigen woning
Kenmerken blok voor blok projecten
Figuur 3.1. Simpel verklarend model investeringsgedrag in blok voor blok projecten Kenmerken persoon, huishouden, woning
Er bestaan veel verschillende theorieën die de motivatie, intenties en het gedrag van mensen verklaren en voorspellen, ook wat betreft consumptie- of keuzegedrag (zie bijvoorbeeld het overzicht van Jackson, 2005). In het rapport ‘De kunst van het veranderen’ volgt Agentschap NL (2010) bijvoorbeeld de lijn van Green en Kreuter (1997) die in hun precede-proceed model stellen dat gedrag wordt beïnvloed door motiverende (willen), in staat stellende (kunnen) en bestendigende (versterken) factoren. Er is een aantal persoonsgebonden, gedragsbeïnvloedende factoren waarnaar regelmatig wordt verwezen in het onderzoek naar aan duurzaamheid of energie gerelateerd gedrag, waaronder sociale normen, attitude, bewustzijn, kennis, openstaan voor innovaties en intenties (zie bijvoorbeeld Cialdini, 2001; Ajzen, 1991; Agentschap NL, 2011; Rogers, 1962). Op basis van de literatuurstudie is een aantal van deze verklarende factoren geselecteerd, die in ons onderzoek zijn meegenomen (zie tabel 3.1).
5
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Tabel 3.1. Persoonskenmerken die zijn meegenomen in onderzoek Energiegedrag Energiebewustzijn Sociale normen, sociaal bewijs Attitude Open staan voor innovaties
Of er maatregelen in een woning worden uitgevoerd hangt vaak niet van één persoon af; in huishoudens die uit meerdere personen bestaan, wordt een beslissing op een andere manier genomen dan in een eenpersoonshuishouden. In het onderzoek wordt daarom een aantal vragen gesteld naar demografische kenmerken. De staat van de eigen woning is vanzelfsprekend een belangrijke reden om er wel of niet in te investeren: als de woning al energiezuinig is (of als bewoners dat zo ervaren), is er weinig reden om de woning te verbeteren. Er is daarom gevraagd naar verschillende kenmerken van de woning, zoals of mensen dubbel glas, spouwmuur isolatie of zonnepanelen hebben. Daarnaast is gevraagd of mensen het energielabel van hun woning weten. Algemene barrières en stimulansen
Uit de literatuur blijkt dat barrières om energiemaatregelen te nemen niet automatisch tegenovergesteld zijn aan drijfveren (Wilson & Dowlatabadi, 2007; zie ook Richetin, Connor & Perugini, 2011). De in de literatuur gevonden redenen waarom mensen hun woning wel of niet verbeteren zijn daarom onderverdeeld in barrières en interne en externe stimulansen (zie tabel 3.2). Deze barrières en stimulansen zijn in de vragenlijst meegenomen. Tabel 3.2. Belangrijkste barrières en stimulansen om in de eigen woning te investeren Barrière De woning wordt goed genoeg bevonden Ruimteverlies
Interne en externe stimulansen Onderhoud Comfort en binnenklimaat Esthetiek Energie en geld besparing Subsidies Financiële ruimte Kennis over kosten
Financiële beperkingen Prijzen Geen financiële prikkel Kwaliteit aangeboden materialen Kennis en kunde installateurs en bedrijven Wantrouwen in installateurs Geen vertouwen in de techniek
Vertrouwen in installateur Keuzemogelijkheid en zelfvertrouwen
Eigen kennis Onzekerheid
Eerdere investeringen Ervaringen van anderen
Andere prioriteiten Concurrentie met algemene investeringen.
Timing Goed voor het milieu Statussymbool en zichtbaarheid
Te veel betrokkenen Veranderingen in wetten, regels Gedoe Onzekerheid en controle
6
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Kenmerken blok voor blok projecten
De blok voor blok projecten zijn er onder meer op gericht om mensen door middel van hun specifieke aanpak over te halen om in hun woning te investeren. Het is de vraag of en hoe de projecten er door de manier waarop hun project is opgezet voor zorgen dat bewoners investeren. Verschillen in aanpak tussen de projecten zijn daarom voor dit onderzoek interessant. De blok voor blok pijlers zoals opgesteld door Agentschap NL waren daarbij onze leidraad; zie tabel 3.3. We vroegen bewoners in hoeverre de aanpak per pijler op hun beslissing van invloed is geweest. Hoe de projecten deze pijlers invullen wordt uitgebreider onderzocht in de procesevaluatie; in de rapportage over de procesevaluatie wordt de link tussen dit bewonersonderzoek en de projecten gelegd. Tabel 3.3. Pijlers blok voor blok programma Aanbesteding Financiering Marketing en communicatie Ontzorging Kwaliteitsborging Investeringsgedrag
In het onderzoek zijn we geïnteresseerd in mensen die daadwerkelijk wat aan hun woning hebben verbeterd of dat zeker van plan zijn (‘de deelnemers’), in mensen die hebben besloten dit nu zeker niet te doen (‘de niet-deelnemers’), en in mensen die het nog niet weten (‘de twijfelaars’). Een algemene bevinding van Herring, Caird en Roy (2007) was dat de redenen om dakisolatie aan te schaffen, verschillen van de redenen om een techniek aan te schaffen die gericht is op gebruik (zoals regulering van de verwarming), of een techniek die onderdeel is van het interieur (zoals verlichting) of een techniek die ook een symbolische functie heeft (zoals PV panelen). Bij vragen over investeringsgedrag is het dus van belang te weten om welke techniek of maatregel het gaat.
3.3 Vragenlijst Zoals in de vorige paragraaf beschreven, zijn in de vragenlijst vragen opgenomen over kenmerken van de persoon, het huishouden en de woning. Daarnaast zijn de verschillende stimulansen en barrières aan de respondenten voorgelegd. Ook zijn aan respondenten vragen gesteld over het specifieke project in hun stad. Omdat het woord ‘project’ mensen weinig aanspreekt, hebben we structureel het woord ‘initiatief’ gebruikt. Of mensen wel of niet deelnamen of daar nog over twijfelden, was bepalend voor hun route door de vragenlijst. Verschillen per vragenlijst
De vragenlijst is per stad en per project aangepast, namelijk wat betreft de naam van de stad, de naam van het project en de begindatum van het project. In de vragenlijst van Den Bosch is een aantal vragen toegevoegd aan de route voor deelnemers. Deze vragen gingen over de geplande en gemaakte kosten, en over het energieverbruik van huishoudens voor en na de maatregelen. Omdat in het Energiesprong Amsterdam project alleen VvE’s deelnemen, zijn de vragen in deze vragenlijst verder toegeschreven naar VvE-leden. De extra resultaten voor Den Bosch en Amsterdam Energiesprong worden beschreven in de paragrafen 4.7 en 4.8. Route
In de vragenlijst is gebruik gemaakt van zogenaamde routes. Na een aantal algemene vragen over de woning, kregen de respondenten de vraag voorgelegd of zij wel of niet van plan waren hun woning op korte termijn te verbeteren. Afhankelijk van het antwoord kregen zij de vragen voorgeschoteld voor
7
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
deelnemers, niet-deelnemers of twijfelaars. De vragenlijst voor de deelnemers was uitgebreider dan die voor de andere twee groepen. De vragen die in alle drie routes aan de orde kwamen, zijn wat formulering en antwoordopties betreft zo veel mogelijk gelijk gehouden.
3.4 Verspreiding en respons Verspreiding
Begin juni 2013 zijn in eerste instantie de penvoerders van de zes meest gevorderde projecten benaderd met het verzoek mee te werken aan het bewonersonderzoek. Begin juli 2013 zijn de zes wat minder gevorderde projecten benaderd. Het dertiende project Amsterdam Ymere viel buiten het onderzoek omdat dit project alleen gericht was op huurders van sociale woningbouw en deze groep buiten het onderzoek viel. Met behulp van de penvoerders en andere betrokkenen in de projecten is gezocht naar een manier om de mensen die met de projecten in aanraking zijn gekomen te benaderen. Een aantal projecten viel direct af omdat er nog geen contact tussen de projecten en een redelijke groep eigenaar bewoners was geweest, namelijk in Deventer, Rotterdam en Utrecht. In een aantal projecten waren de penvoerders huiverig om bewoners (klanten) een vragenlijst voor te leggen, onder andere omdat bewoners eerder al vergelijkbare vragen voorgelegd hadden gekregen (Breda, Haarlem). Hier is het uiteindelijk niet tot een onderzoek gekomen. In de meeste projecten waren bestanden met e-mailadressen van geïnteresseerden beschikbaar. Dit waren vaak mensen die een informatiebijeenkomst hadden bezocht of zich via een website hadden geregistreerd. In Groningen (Leeuwarden) en Tilburg is een digitale nieuwsbrief gebruikt om het onderzoek aan te kondigen. In Den Bosch is een groep mensen per post en per e-mail benaderd. De vragenlijst was online in te vullen, via het programma NETQ. Respons
De respons op de vragenlijst varieerde van ongeveer 45% tot 3% (zie tabel 3.4). De hoogste respons is behaald wanneer het verzoek door IVAM werd verstuurd, met een herinnering na twee weken. De laagste respons werd behaald wanneer het verzoek in een nieuwsbrief was opgenomen. In totaal namen 113 mensen deel aan de vragenlijst; uiteindelijk vulden 95 de hele vragenlijst in (8 respondenten haakten gedurende de vragenlijst af). Tabel 3.4. Respons per project en manier van benaderen Stad
Aantal ingevulde vragenlijsten 28
Respons (%)
Omschrijving benaderde groep
Amersfoort
Aantal benaderde bewoners 180
16
Energiesprong Amsterdam
45 VvE’s die 680 woningen omvatten
11
45 (1,3)
Den Bosch
113
11
8
Eindhoven
56
21
38
Groningen Hardenberg
130 56
6 13
3 25
Deelnemers aan PV project in Soesterkwartier VvE’s die na informatiebijeenkomst niet meedoen of die niets meer hebben laten horen. Post en e-mailadressenbestand van geïnteresseerden E-mailadressenbestand van geïnteresseerden Via nieuwsbrief abonnees E-mailadressenbestand van geïnteresseerden
8
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Leeuwarden Tilburg Totaal
200 186 966
12 11 113
3 6 12
Via nieuwsbrief abonnees Via nieuwsbrief abonnees
De verschillende databestanden per stad zijn samengevoegd in één databestand. Vanwege de kleine aantallen bleek het helaas niet mogelijk om per project een analyse uit te voeren. Demografie van de steekproef
Een meerderheid van de respondenten is man (74%) en valt in de leeftijdscategorie van 40 tot 65 jaar (64%; zie figuur 3.2). De omvang van de huishoudens varieert voornamelijk tussen twee personen (44%), vier personen (22%) en één persoon (21%). Het opleidingsniveau is gemiddeld hoog: 34% hbo en 32% universitair niveau (zie figuur 3.3). Ook het gemiddelde inkomen is hoog: 40% van de respondenten geeft aan dat het inkomen van de kostwinner boven de €3.000 netto per maand ligt (zie figuur 3.4). Vrijwel alle respondenten (99%) hebben de Nederlandse nationaliteit. Het is kortom een specifieke steekproef, die niet representatief is voor de Nederlandse samenleving2, maar mogelijk wel voor de doelgroep van dit type energieprojecten. 70 60 50
40 30 20 10
0 < 20 jaar
20 - 40 jaar
40 - 65 jaar
65 - 80 jaar
> 80 jaar
Figuur 3.2. Leeftijdsopbouw in categorieën 45
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
40 35 30 25 20
15 10 5 0
> €1.000
Figuur 3.3. Opleidingsniveau
€1.000 1.500
€1.500 2.000
€2.000 2.500
€2.500 3.000
> €3.000
Figuur 3.4. Inkomen in categorieën
3.5 Vervolginterviews Aan het eind van de vragenlijst is aan respondenten gevraagd of zij mee willen werken aan een vervolginterview om verder te praten over het onderwerp; 33 bleken hiervoor open te staan. Met vier respondenten (drie mannen en één vrouw) is telefonisch en met één vrouwelijke respondent is per e-mail doorgepraat over hun positieve ervaringen met het project in hun stad. CBS landelijke gegevens (2013): 49,5% man; 36% tussen 40 en 65 jaar; 28% hogeropgeleiden (2007); 5% nietNederlands. 2
9
Weet niet/wil niet zeggen
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
4. Het onderzoek: Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven voor de totale groep respondenten.
4.1 Typering bewoners en hun woning Een meerderheid van de respondenten woont in een rijwoning: een tussenhuis (35%) of een hoekhuis (20%). De rest van de groep is redelijk verdeeld over appartementen/flatwoningen, 2-onder-1-kap of vrijstaande woningen (zie figuur 4.1). Het bouwjaar van hun woningen ligt grotendeels tussen 1919-1945 (27%) en 1946-1970 (27%; zie figuur 4.2). Slechts een klein aandeel van de respondenten (7%; n=110) geeft aan binnen 1 tot 3 jaar te willen verhuizen. 40 35 30 25 20 15 10
5 0 Appartement, flatof portiekwoning
Rijwoning, tussenhuis
Rijwoning, hoekhuis
2 onder een kap Vrijstaande woning
Figuur 4.1. Woningtypen 30
25
20
15
10
5
0 Voor 1919 1919-1945 1946-1970 1971-1980 1981-1990 1991-2000 2000-2005
Na 2005
Figuur 4.2. Bouwjaar woningen VvE’s
Van de 111 respondenten maken 14 mensen (13%) deel uit van een Vereniging van Eigenaren (VvE). Deze VvE’s variëren in omvang van twee tot meer dan 40 leden. Van deze kleine groep ondervraagde VvE-leden zijn de meesten (zeer) tevreden met het functioneren van hun VvE; geen van de respondenten geeft aan ontevreden te zijn. Comfort
Er is gevraagd naar verschillende aspecten van comfort, waaronder temperatuur in de winter en zomer, tocht, frisse lucht, luchtvochtigheid en geluid van buren en van buiten. Deze verschillende vragen konden
10
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
worden samengevoegd tot één schaal: ‘comfort totaal’3. Het totale comfort van de woning wordt over het algemeen als goed ervaren: de gemiddelde comfortscore is 7.3 op een schaal van 1 tot 10 (zie figuur 4.3). Op al deze aspecten geven respondenten aan gemiddeld tevreden te zijn; een score tussen 7 en 8. Een kleine groep is echter wel ontevreden over de verschillende aspecten. Zij geven deze aspecten een onvoldoende, namelijk geluid van de buren (17%), tocht (16%), luchtvochtigheid (14%), temperatuur in de winter (13%), geluid van buiten (12%), frisse lucht (5%) en temperatuur in de zomer (4%). 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Temperatuur in de winter Temperatuur in de zomer Tocht Frisse lucht Luchtvochtigheid Geluid van buiten Geluid van buren Comfort totaal
Figuur 4.3. Beoordeling van comfort in de woning, gemiddelde scores (n=107) Al in de woning aanwezige maatregelen
Om een beeld te krijgen van staat van de woningen voor het blok voor blok initiatief, is gevraagd welke maatregelen bewoners (of vorige eigenaren) al op hun woning hadden toegepast. De lijst bestond uit verschillende technische maatregelen, aangevuld met het gebruik van specifieke apparaten of installaties (zie tabel 4.1). Deze lijst is gebaseerd op de projectplannen van de 13 blok voor blok pilots. Tabel 4.1. Eerder genomen maatregelen (n=105) Maatregel
Aantal keer genoemd
%
Dubbel glas, HR+, HR++ glas of driedubbel glas
91
87
HR-ketel
87
83
Dakisolatie of zoldervloerisolatie
62
59
Energiezuinige koelkast: A+ of A++ label
57
54
Energiezuinige wasmachine: A+ of A++ label
49
47
Groene stroom en/of groen gas
46
44
Spouwmuur- of buitenmuurisolatie
36
34
LED verlichting
32
30
Vloerisolatie
31
30
Radiatorfolie
30
29
Vloer- of wandverwarming
14
13
Slimme energiemeter
6
6
Eén of meer zonnepanelen, PV (voor elektriciteit)
4
4
Zonneboiler (voor warm water)
2
2
Groen dak
1
1
Warmtepomp (WKO)
1
1
3
Cronbach’s alpha van de comfortschaal is .84
11
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Domotica (automatisch systeem om alle elektronische toepassingen in een woning te besturen) Anders namelijk: VR ketel
1
1
1
1
Anders namelijk: A++ droger
1
1
Anders namelijk: A+++ Diepvries
1
1
Anders namelijk: moederhaard, geen thermostaat
1
1
Anders namelijk: centrale warmtepomp
1
1
Anders namelijk: aanbouw -spouwmuurisolatie
1
1
Anders namelijk: de helft is geïsoleerd
1
1
Anders namelijk: dubbel glas enkel op de beneden verdieping
1
1
LTV-radiatoren (lage temperatuurverwarming)
0
0
CO2 gestuurde ventilatie
0
0
Een ruime meerderheid van de respondenten (96%) heeft voor het initiatief in hun stad al maatregelen getroffen (zie tabel 3.5): in totaal noemen mensen 561 maatregelen die zij al in hun woning hadden toegepast. 87% blijkt dubbel glas, HR+, HR++ of driedubbel glas te hebben, 83% heeft een HR-ketel en 59% heeft hun dak of zoldervloer geïsoleerd. Iets mee dan de helft van de respondenten geeft aan een A+ of A++ koelkast te hebben. Een slimme meter (6%), één of meerdere zonnepanelen (4%), en een zonneboiler (2%) blijken van tevoren niet vaak aanwezig. Het blijkt bovendien (zie figuur 4.4) dat veel respondenten voor blok voor blok al meerdere maatregelen hebben genomen. 25 20 15 10 5 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Figuur 4.4. Aantal duurzame energie of energiebesparende maatregelen in woning, voor blok voor blok initiatief (n=105) Energielabel van de woning
Een groot deel van de bewoners weet niet wat het energielabel van hun woning is: van de mensen die meedoen aan het initiatief weet 47% het energielabel niet, en van mensen die aangeven nog niet te weten of zij meedoen, weet 65% het energielabel niet (zie tabel 4.2). Tabel 4.2. Energielabel van de woning Label A++ A+ A B C D
Deelnemers % Voor (n=60) 2 2 0 5 9 12
% Na (n=61) 2 5 5 12 17 5
12
Twijfelaars % Huidig (n=34) 0 3 9 3 3 6
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
E F G Nee, weet ik niet
6 6 3 47
0 0 0 49
0 6 6 65
Het energielabel van de woningen van deelnemers wordt bij de meesten beter nadat zij maatregelen aan hun woning hebben genomen. Van de 25 respondenten die hun label voor en na weten, geven er vijf aan dat hun label gelijk blijft en acht dat zij één labelstap maken. Twaalf respondenten maken twee of meer labelstappen: zes maken twee stappen, vier maken drie stappen, één respondent maakt vier en één zes stappen (van F naar A+). Ervaring met energiebesparing projecten in huis
Het merendeel van de respondenten (59%, n=95) heeft niet eerder meegedaan een activiteit of advies gericht op energiezuinig gedrag in huis. 15% heeft één keer eerder en 20% heeft meerdere keren eerder aan iets dergelijks meegedaan. Sociale samenhang in de buurt
De sociale samenhang in de wijk, blijkt gemiddeld 6,9 op een schaal van 1 tot 10. Om sociale samenhang te meten zijn vier (standaard) vragen gebruikt, waarvan een schaalscore is gemaakt. Respondenten zijn over het algemeen positief over hoe mensen in de buurt met elkaar omgaan, elkaar kennen, en er sprake is van saamhorigheid (zie figuur 4.5). Bovendien voelen respondenten zich gemiddeld thuis bij de mensen die in de buurt wonen. 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
De mensen gaan in de buurt op een prettige manier met elkaar om
De mensen kennen elkaar in de buurt nauwelijks
Ik woon in een gezellige buurt waar veel saamhorigheid is
Ik voel me thuis bij de mensen die in de buurt wonen
Helemaal mee eens
Mee eens
Neutraal
Niet mee eens
Helemaal niet mee eens
Weet niet/geen mening
Figuur 4.5. Sociale samenhang in de buurt.
4.2 Bekendheid met het initiatief De meeste respondenten (81%) zijn bekend met het initiatief gericht op energie en hun woning in hun stad of wijk. Aan respondenten die aangeven het initiatief te kennen is gevraagd hoe ze er van hebben gehoord. De manier waarop het eerste contact is gezocht met bewoners kan per project verschillen. Middelen zoals een informatiebijeenkomst, een brief of folder in de bus en een artikel in de lokale krant zijn in alle onderzochte projecten gebruik. In Amersfoort, Den Bosch, Hardenberg en Tilburg zijn straatambassadeurs opgeleid en ingezet; dat er iemand aan de deur kwam om over het initiatief te vertellen is alleen in deze steden van toepassing. Bekendheid via internet of via buren, vrienden of bekenden gaat wat meer buiten de projecten om en is daarom voor alle projecten van toepassing.
13
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Het grootste aandeel heeft voor het eerst van het initiatief gehoord via een speciaal georganiseerde bijeenkomst (33 keer genoemd), een brief of folder in de brievenbus (31) of de lokale krant (27). Eén respondent gaf aan voor het eerst van het initiatief gehoord te hebben via aanplakbiljetten. Deelname aan activiteiten
Naast de middelen waardoor mensen voor het eerst hoorden van een initiatief, zijn er in de projecten verschillende activiteiten georganiseerd om onder andere meer bekendheid te verkrijgen of bewoners te betrekken. Aan de respondenten die aangeven het initiatief te kennen, is gevraagd aan welke activiteiten zij hebben meegedaan. Ook in dit geval moet er rekening mee worden gehouden dat in de projecten verschillende activiteiten zijn georganiseerd. Dat kan tot gevolg hebben dat een activiteit niet populair lijkt binnen de hele groep, maar in de praktijk in maar één project is gebruikt en daardoor minder wordt genoemd. Om die reden staat allereerst in tabel 3.7 weergeven welke activiteiten in welke stad zijn georganiseerd. Tabel 4.3. Georganiseerde activiteiten per stad Stad Amersfoort ESA Den Bosch Eindhoven Groningen/ Leeuwarden Hardenberg Tilburg
Informatie
Gemeentelijk
Energie- of
Maatwerkadvies
Warmtescan
bijeenkomst
energieloket
straatambassadeurs
(light)
gevel
Ja Ja Ja Ja Nee
Ja Nee Ja Nee Ja
Ja Nee Ja Nee Nee
Ja Ja Nee Ja Ja
Ja Nee Ja Nee Ja
Ja Ja
Ja Ja
Nee Ja
Ja Ja
Ja Nee
Van deze groep blijken de meesten (55 keer genoemd) een keer een informatiebijeenkomst te hebben bezocht. Andere activiteiten waaraan meerdere respondenten hebben deelgenomen, zijn onder meer het krijgen of kopen van een maatwerkadvies, en een ambassadeur die langs de deur is geweest (zie figuur 4.6). Zestien respondenten geven aan niet te hebben meegedaan aan de in de vragenlijst genoemde activiteiten. Informatiebijeenkomst bezocht
55
Maatwerkadvies voor mijn woning gekregen of gekocht
24
Er is een energie- of straatambassadeur langs geweest
20
Warmtescan van mijn woning ontvangen of gekocht
17
Nee, niet aan meegedaan
16
Contact gezocht met informatiepunt gemeente
12
Ben zelf energie- of straatambassadeur geworden Nog een andere activiteit, namelijk:
3 0
Figuur 4.6. Deelname aan activiteiten, aantal keer genoemd (n=85) De grootste groep respondenten heeft meegedaan aan één activiteit (46%); 24% heeft meegedaan aan twee activiteiten, 18% aan drie, 11% aan vier en één persoon heeft meegedaan aan vijf activiteiten.
14
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Oordeel over informatie
Respondenten is gevraagd naar hun oordeel over de informatie die ze mogelijk over verschillende onderwerpen hebben gekregen. Hier geldt dat projecten verschillen in welke en hoeveel informatie zij verschaffen aan bewoners. Omdat we op deze mate van detail geen informatie van de projecten hebben, kan met behulp van deze resultaten alleen bepaald worden of bewoners in het algemeen tevreden zijn met de ontvangen informatie. Over de ontvangen informatie over de meeste onderwerpen zijn respondenten positief: ze vinden de informatie goed tot zeer goed (zie figuur 4.7). Het meest positief zijn zij over de informatie over energie en kostenbesparing (59% (zeer) goed), over de verbetering comfort in de woning (51% (zeer) goed) en over de kwaliteit van het eindresultaat (45% (zeer) goed). Over de ontvangen informatie over de waardestijging van de woning (47%), financiering van de maatregelen (44%), over zelf klussen (43%), ervaringen van anderen (32%) en planning van de uitvoering (30%) was het grootste aandeel van de respondenten neutraal. Over zelf klussen en ervaringen van anderen hadden redelijk wat respondenten geen informatie gekregen (respectievelijk 22% en 9%) of wisten zij het niet (respectievelijk 24% en 29%). 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Energie- en kostenbesparing Verbetering comfort in de woning Bijdrage aan milieu en klimaat Waardestijging eigen woning Financiering van maatregelen Keuze aan maatregelen Planning van de uitvoering Kwaliteit van het eindresultaat Ervaringen van anderen Zelf klussen
Zeer goed
Goed
Niet goed, niet slecht
Slecht
Zeer slecht
Niet ontvangen
Weet niet
Figuur 4.7. Oordeel over informatie over verschillende onderwerpen Het aandeel respondenten dat de informatie negatief beoordeelde, was voor alle onderwerpen in de minderheid. De informatie over planning van de uitvoering werd door 8% als (zeer) slecht beoordeeld. 7% vond de informatie over energie en kostenbesparing, over waardestijging van de woning en over de financiering (zeer) slecht. De informatie over keuze aan maatregelen werd door 6% (zeer) slecht gevonden. 4% vond de informatie over de bijdrage aan milieu en klimaat, over zelf klussen, over verbetering van het comfort en over de kwaliteit over het eindresultaat (zeer) slecht. Ten slotte vond 2% de informatie over ervaringen van anderen slecht.
15
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Aanbod financiële regelingen
In de meeste blok voor blok projecten worden speciale financiële regelingen aan bewoners aangeboden om het verbeteren van hun woning te (helpen) financieren. Wat er wordt aangeboden verschilt per project (zie tabel 4.4). Daarom geldt ook hier dat het kan lijken alsof een regeling niet populair is binnen de hele groep, maar in de praktijk in maar één project is gebruikt en daardoor minder wordt genoemd. Tabel 4.4. Financiële regelingen per stad Stad Amersfoort ESA Den Bosch Eindhoven Groningen/ Leeuwarden Hardenberg Tilburg
Duurzaamheid
Groenlening
Garantie op
Subsidie gemeente
Regeling voor
Regeling via
lening gemeente
via bank
besparing
of Provincie
VvE’s
energierekening
Ja Ja Nee Ja Nee
Ja Nee Ja Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee
Nee Nee Ja* Nee Nee
Ja Ja Nee Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja * Deze subsidiepot is in de loop van het blok voor blok project leeg geraakt.
Aan alle respondenten is gevraagd of er regelingen aan hen zijn aangeboden en zo ja welke. Subsidies zijn het vaakst genoemd (38 keer), daarna een duurzaamheidslening via de gemeente of bank (21), en een garantie dat het nemen van maatregelen tot een zekere energiebesparing zal leiden (17). Ongeveer een derde van de respondenten (37 keer) geeft aan geen van deze regelingen aangeboden te hebben gekregen. 0
5
10
15
20
25
30
Subsidie(s)
35
40
45
38 (34%)
Geen van deze
37 (32%)
Duurzaamheidslening (via gemeente of bank)
21 (19%)
Garantie besparing
17 (15%)
Duurzaamheidslening met VvE
5 (4%)
Lenen binnen energiecorporatie
4 (4%)
Regeling: maatregelen terugbetaald via energierekening
3 (3%)
Hypotheekverhoging
3 (3%)
Figuur 4.8. Aangeboden financiële regelingen, in aantallen en percentages (meerdere antwoorden mogelijk). Hierbij moet de lezer dus in het achterhoofd houden dat sommige regelingen aan maar weinig respondenten zijn aangeboden. Aanbod maatregelen
De blok voor blok projecten verschillen in het aanbod aan maatregelen dat aan bewoners wordt aangeboden. Binnen sommige projecten kunnen bewoners één maatregel kiezen, maar binnen andere worden of werden combinaties of pakketten van maatregelen aangeboden (zie tabel 4.5). Tabel 4.5. Aanbod maatregelpakketten per stad Stad Amersfoort ESA Den Bosch Eindhoven
Maatregelpakketten
Maatregel op maat
Ja Nee Nee Nee
Nee Ja Ja Ja
16
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Groningen/ Leeuwarden Hardenberg Tilburg
Ja Nee Ja
Nee Ja Nee
Aan alle respondenten (n=100) is gevraagd of hen maatregelen zijn aangeboden, afzonderlijk of in combinaties. De meeste respondenten geven aan dat hen geen maatregelen zijn aangeboden (42%) of dat hen één maatregel is aangeboden (38%). 12% geeft aan dat zij konden kiezen uit combinaties van maatregelen. Dat een meerderheid aangeeft dat hen geen maatregelen zijn aangeboden, komt vreemd over. Een mogelijke verklaring zou de vraagstelling kunnen zijn: mensen hebben wellicht niet het idee dat hen iets wordt aangeboden –alsof het gratis zou zijn. Bedrijven aangeraden
De uitvoering is door bijna alle blok voor blok consortia georganiseerd: er zijn ketens van bedrijven gevormd of er zijn geschikte bedrijven geselecteerd. In sommige projecten wordt er één bedrijf of keten voorgesteld die de klus voor een bepaalde prijs zou kunnen doen, terwijl in andere projecten bewoners tussen verschillende geselecteerde bedrijven of ketens kunnen kiezen -bijvoorbeeld twee of drie. Daarnaast krijgen bewoners in verschillende projecten de vrijheid om na het advies zelf op zoek te gaan naar een uitvoerend bedrijf; ook buiten de geselecteerde bedrijven. 51% van respondenten geeft aan dat hen bedrijven zijn aangeraden. 42% geeft aan dat hen geen bedrijven zijn aangeraden. 7% weet het niet.
4.3 De deelnemers: aanpak woning Uitbesteding van de klus
Van de 66 respondenten die aangeven dat zij wat aan hun woning hebben gedaan of dat zeker van plan zijn, laat een meerderheid (79%) het werk doen door een gespecialiseerd bedrijf zoals een aannemer of een installateur. 23% geeft aan het werk zelf of met hulp van vrienden of familie te doen. Wanneer dit wordt afgezet tegen of mensen een bedrijf is aangeraden, lijkt het alsof bewoners die een bedrijf aangeraden hebben kregen vaker een bedrijf inhuren en minder vaak de klus zelf doen dan bewoners die geen bedrijf aangeraden hebben gekregen (zie tabel 4.6). Of dit effect er inderdaad is, zou bij een grotere groep respondenten nader onderzocht kunnen worden. Tabel 4.6. Uitbesteding van de klus versus aanraden van bedrijven Bedrijven aangeraden Geen bedrijven aangeraden Totaal
Zelf doen 8 (19%) 7 (33%) 15 (23%)
Bedrijf laten doen 35 (81%) 14 (67%) 49 (77%)
Totaal 43 21 64
Financiering
De kosten van de maatregelen worden voornamelijk uit eigen geld betaald (83%, zie tabel 4.7). Daarnaast geeft ongeveer een derde van de respondenten aan van subsidie gebruik te maken. Van de overige financieringsmogelijkheden wordt door een klein aandeel van de respondenten gebruik gemaakt. Tabel 4.7. Manier van financiering van de maatregel(en) – meerdere antwoorden mogelijk. Financiering Uit eigen geld Ik krijg een (deel) subsidie Een duurzaamheidslening (individueel) Uitbreiding van de hypotheek Lenen van familie, vrienden of bekenden Een duurzaamheidslening met hele VvE
Aantal 55 21 4 3 2 2
17
% (n=66) 83 32 5 5 3 3
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
De kosten van de maatregelen betaal ik terug via mijn energierekening Weet ik nog niet Een persoonlijke lening bij een bank
2
3
1 0
2 0
Tellen we de verschillende leningen op, dan geeft 16% van de respondenten aan voor een lening te kiezen. Wanneer een onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die de maatregel(en) uit eigen geld betalen of het lenen, afgezet tegen het wel of niet aangeboden krijgen van subsidie lijkt er op het oog weinig verschil (zie tabel 4.8). De groep ‘leners’ is echter vrij klein en verschillen kunnen daarom niet getoetst worden. Tabel 4.8. Financiering uit eigen geld of via lening afgezet tegen het subsidieaanbod Eigen geld Geleend geld (gemeente, bank, vrienden/familie, hypotheek) Totaal
Subsidie aangeboden 25 5
Geen subsidie aangeboden 30 3
Totaal 55 8
30
33
63
Genomen of geplande maatregelen
De 66 respondenten die aangeven dat zij wat aan hun woning hebben gedaan of dat zeker van plan zijn, noemen in totaal 136 maatregelen (zie tabel 4.9). De meest genoemde maatregelen zijn LED verlichting, spouwmuur- of buitenmuurisolatie, en één of meerdere zonnepanelen (PV)4. Tabel 4.9. Maatregelen genomen binnen initiatief Maatregel
Aantal keer genoemd
% (n=66)
LED verlichting
24
36
Spouwmuur- of buitenmuurisolatie
23
35
Eén of meer zonnepanelen, PV (voor elektriciteit)
23
35
Energiezuinige koelkast: A+ of A++ label
8
12
Energiezuinige wasmachine: A+ of A++ label
8
12
Dakisolatie of zoldervloerisolatie
8
12
Radiatorfolie
8
12
Slimme energiemeter
8
12
Vloerisolatie
7
11
HR-ketel
5
8
Groene stroom en/of groen gas
5
8
Vloer- of wandverwarming
5
8
Dubbel glas, HR+, HR++ glas of driedubbel glas
3
5
Anders, namelijk: CV-leidingen isoleren
2
3
Domotica (automatisch systeem om alle elektronische toepassingen in een woning te besturen) Anders, namelijk: A+ vrieskast
1
2
1
2
Anders, namelijk: energie zuinige droger
1
2
Warmtepomp (WKO)
0
0
Het blijkt dat redelijk wat respondenten van verschillende maatregelen hebben aangegeven dat zij deze voor het initiatief hadden genomen, maar dat zij dezelfde maatregelen ook binnen het initiatief hebben genomen. Mogelijk hebben zij het verschil tussen de vragen niet gezien. Het zou ook kunnen dat zij een betere variant op deze maatregel binnen het initiatief hebben genomen, al lijkt dit onwaarschijnlijk. Omdat het niet zeker is waarom ze op deze manier hebben geantwoord, worden ze buiten de analyse gehouden. 4
18
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Groen dak
0
0
Zonneboiler (voor warm water)
0
0
LTV-radiatoren (lage temperatuurverwarming)
0
0
CO2 gestuurde ventilatie
0
0
Totaal
136
De meeste respondenten nemen één maatregel binnen het initiatief, gevolgd door twee of drie maatregelen (zie figuur 4.9). Van de 66 respondenten die wat aan hun woning doen of hebben gedaan, weten er 25 wat het energielabel voor de maatregel en na de maatregel is. Het is een kleine groep, maar de meesten maken één of twee labelstappen (zei figuur 4.10). Een aantal respondenten geeft aan ondanks de maatregelen geen stappen in het energielabel te maken.
aantal respondenten
25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
8
aantal maatregelen
Figuur 4.9. Aantal maatregelen per woning (n=56)
aantal respondenten
10 8 6 4 2 0 0
1
2
3
4
5
6
aantal labelstappen
Figuur 4.10. Aantal labelstappen per woning (n=25) Ongeveer de helft van de deelnemende respondenten weet niet wat het label voor of na de maatregel is (zie figuur 4.11).
19
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Figuur 4.11. Energielabel voor en na blok voor blok maatregelen (n=60) Tevredenheid over deelname
Van de deelnemers (n=61) is 81% (zeer) tevreden met het resultaat en zou een meerderheid (77%) het aan buren, vrienden, familie of kennissen aanraden. In vijf verdiepende interviews is hier verder naar doorgevraagd: de respondenten bleken tevreden over wat er aan hun woning was verbeterd en ook hoe het was uitgevoerd. Drie respondenten hebben zonnepanelen geplaatst en drie respondenten hebben hun woning geïsoleerd. De rol van de blok voor blok projecten was daarbij minder duidelijk. Respondenten hadden in meer of mindere mate contact met het project. Drie van de vijf respondenten hadden direct contact met het project: ze bezochten bijeenkomsten, hadden telefonisch contact en kregen een maatwerkadvies van hun woning. Twee daarvan hebben vervolgens de maatregel binnen het project laten uitvoeren. De drie andere respondenten gaven aan de maatregel zelf of binnen een losstaand buurtinitiatief te hebben ondernomen. Twee daarvan gaven daarbij aan dat ze niet het idee hadden dat ze aan een wat groter georganiseerd initiatief hadden meegedaan. Alle respondenten beschreven dat ze op hun eigen manier al met energiebesparing bezig waren voordat het initiatief er was. Twee respondenten gaven daarbij aan dat het contact met het project wel een stimulans was om er mee bezig te zijn en het daadwerkelijk uit te voeren: het bood een steuntje in de rug en was daarom ‘een heerlijke katalysator’. Van de mensen die meedoen, geeft 45% (n=62) aan dat zij zeker ook hun woning zouden hebben aangepakt zonder het blok voor blok initiatief in hun stad. 27% denkt dat zij dit waarschijnlijk wel hadden gedaan. Een kleinere groep geeft aan dat zij dit waarschijnlijk niet (11%) of zeker niet (2%) zelf hadden gedaan. De overige 15% weet dat niet zeker daaraan.
4.4 Verschillen tussen deelnemers en twijfelaars Van de 113 respondenten, bleek een meerderheid mee te hebben gedaan of zeker mee te gaan doen met het blok voor blok initiatief in hun wijk of stad, namelijk 65%. De overige respondenten gaven aan dat waarschijnlijk wel, misschien of waarschijnlijk niet te doen of zullen doen (zie figuur 4.12). Deze personen hebben we gelabeld als mensen die nog twijfelen. Geen van de respondenten gaf aan zeker niet mee te doen.
20
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
nee waarschijnlijk niet; 5,9
misschien; 21,6
ja waarschijnlijk; 7,8
ja heb ik gedaan; 49
ja ben ik zeker van plan; 15,7
Figuur 4.12. Deelname aan initiatief in procenten. Bekendheid met het initiatief
Van de deelnemers gaf 77% aan voorafgaand aan de vragenlijst te hebben gehoord van het initiatief in hun wijk of stad. Dit percentage was groter (89%) onder de twijfelaars, maar dit verschil was niet significant. Een informatiebijeenkomst en een brief of folder in de brievenbus zijn voor allebei groepen een belangrijke manier om van het initiatief te horen. Voor 33% van de deelnemers is de lokale krant een belangrijke bron, terwijl dit voor de twijfelaars veel minder is (14%). Een aantal deelnemers heeft via buren, vrienden of bekenden van het initiatief gehoord, terwijl dat bij geen van de twijfelaars het geval is. Zowel een groot aandeel van de deelnemers (52%) als van de twijfelaars (58%) heeft een informatiebijeenkomst bezocht. Daarnaast heeft een redelijk aandeel deelnemers (23%) en twijfelaars (25%) een maatwerkadvies gekregen of gekocht. Bij de deelnemers is in redelijk wat gevallen (23%) een energie- of straatambassadeur langs geweest, tegenover bij 14% van de twijfelaars. Meer twijfelaars (22%) geven aan niet aan de activiteiten te hebben meegedaan dan deelnemers (12%). Omdat deze vergelijkingen alleen tussen een kleine selectie van respondenten gemaakt konden worden, konden deze verschillen niet op significantie worden getoetst. Ook omdat het oordeel over informatie door weinig twijfelaars is ingevuld, kan daardoor de vergelijking tussen twee groepen niet gemaakt worden. Stimulansen en barrières: verschillen tussen deelnemers en twijfelaars
De respondenten zijn ondervraagd over de verschillende stimulansen en barrières die hen stimuleren of er juist van weerhouden om wat aan hun woning te doen. Deze hebben we opgedeeld in de categorieën: kenmerken woning en wijk, financiële aspecten, kennis en ervaring, het advies en de uitvoering en duurzaamheid aspecten. Respondenten kruisten vooral redenen aan in de categorieën financiële aspecten (31%) en het advies en de uitvoering (27%). Het onderscheid tussen de deelnemers en de twijfelaars is in dit geval interessant. Door de meeste deelnemers wordt een lagere energierekening als belangrijkste stimulans genoemd (91%, zie tabel 4.10). Vervolgens worden comfort in de woning (80%) en duurzame energieopwekking (61%) het vaakst genoemd. Door twijfelaars wordt comfort in de woning als belangrijkste reden genoemd (61%) in hun overweging om wel of niet iets aan hun woning te doen (zie tabel 4.11). Vervolgens zijn voldoende geld hebben (58%) en de kosten van de maatregelen (53%) voor hen belangrijk.
21
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Tabel 4.10. Top 10 meest belangrijke stimulansen en barrières voor deelnemers Aantal
%
1 Een lagere energierekening
60
91
2 Comfort in mijn woning
53
80
3 Duurzame energieopwekking
40
61
4 Ervaringen van anderen
34
52
Klimaatverandering
34
52
5 Dat er subsidie voor is
33
50
6 Voldoende geld hebben
30
46
7 Vertrouwen in de uitvoerder (zoals installateur of aannemer)
29
44
8 Vertrouwen in het (energie) advies dat ik kreeg
28
42
Kwaliteit van aangeboden materialen
28
42
Beter energielabel
28
42
Tabel 4.11. Top 10 meest belangrijke stimulansen en barrières voor twijfelaars Aantal
%
1 Comfort in mijn woning 2 Voldoende geld hebben
22
61
21
58
3 Kosten van de maatregelen 4 Een lagere energierekening
19
53
16
44
5 Duurzame energieopwekking 6 Lange terugverdientijd van de investeringen
15
42
13
36
Onzekerheid over wat de voordelen zijn
13
36
Andere dingen zijn belangrijker
13
36
11
31
10
28
10
28
7 Klimaatverandering 8 Ervaringen bij eerder genomen energiebesparende of duurzame maatregelen Vertrouwen in de uitvoerder (zoals installateur of aannemer)
Van de groep twijfelaars (n=34) denkt 36% dat zij binnen een paar jaar zeker of waarschijnlijk wel een of meerdere maatregelen op hun huis gaan toepassen. Energiezuinig gedrag
Gedrag is gemeten aan de hand van verschillende stellingen. Van deze stellingen is een schaal gemaakt voor ‘energiezuinig gedrag’5. De deelnemers en twijfelaars blijken niet te verschillen wat betreft hun gedrag: gemiddeld scoren ze gelijk. Op de vragen over energiezuinig gedrag scoren alle respondenten vrij goed (zie figuur 3.13). De meeste mensen geven aan dat zij bepaalde dingen altijd of vaak doen, waaronder het licht of de verwarming uitzetten in ruimtes waar niemand is, of volle (af)wasmachines draaien. Dit geeft te denken over de groep respondenten: de betrokkenen bij de blok voor blok projecten zijn mogelijk mensen die bovengemiddeld met het onderwerp bezig zijn, en deze vragenlijst heeft mogelijk ook weer een bijzonder geïnteresseerde groep mensen aangetrokken.
5
Cronbach’s alpha=.78
22
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Ik let op de energiezuinigheid van een nieuw apparaat dat ik koop Ik doe het licht uit in ruimtes waar niemand is Ik zet de verwarming uit in ruimtes waar niemand is Ik laat apparaten op standby staan* Ik douche kort (vijf minuten of minder) Ik heb aandacht voor de ventilatie in mijn woning Ik draai alleen volle wasmachines en/of afwasmachines Ik spreek mijn familieleden of andere huisgenoten erop aan als ze energie verspillen Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Nvt
Figuur 3.13. Stellingen over energiezuinig gedrag
* Een score altijd of vaak op deze vraag betekent een negatieve score op energiezuinig gedrag. Dit verschilt van de andere vragen. In de analyse zijn de scores op deze vraag daarom hergecodeerd ofwel omgedraaid. Open staan voor innovaties
Daarnaast is gevraagd naar in hoeverre mensen open staan voor innovaties, aan de hand van zeven vragen (zie figuur 3.18). Met zes van deze vragen kon een schaalscore voor ‘openstaan voor innovaties’ gemaakt worden6. De vierde vraag over het afsluiten van een lening (zie figuur 3.14) bleek niet goed in de schaal te passen. De deelnemers en twijfelaars scoren op ‘openstaan voor innovaties’ gemiddeld niet verschillend. Een meerderheid van de respondenten geeft aan op de hoogte te blijven van de nieuwste snufjes (51%), maar een ruimere meerderheid is niet de eerste die nieuwe apparaten op de markt koopt (72%). 60% geeft aan zich wel in techniek te interesseren. Ook opvallend is dat 67% aangeeft niet bereid te zijn een lening af te sluiten om iets nieuws te kunnen kopen. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Ik laat eerst anderen nieuwe dingen uitproberen, voordat ik het zelf koop*
Ik houd me op de hoogte van de nieuwste snufjes Risico's nemen is leuk Ik ben niet bereid een lening af te sluiten om iets nieuws te kunnen kopen* Als er een nieuw apparaat op de markt is, ben ik één van de eersten die het koopt Ik ben bereid flink te investeren in nieuwe dingen Ik interesseer me helemaal niet in techniek*
Helemaal eens
Eens
Neutraal
Niet eens
Figuur 3.14. Stellingen over open staan voor innovaties
Helemaal niet eens
Weet niet/ geen mening
* Een score (helemaal) eens op deze vraag betekent een negatieve score op open staan voor innovaties. Dit verschilt van de andere vragen. In de analyse zijn de scores op deze vraag daarom hergecodeerd ofwel omgedraaid.
6
Cronbach’s alpha=.70
23
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Op de schaalscore ‘open staan voor innovaties’ scoren respondenten van 1 tot 5; de score 1 geeft aan dat zij gemiddeld zeer voor open staan voor innovaties en score 5 dat zij er helemaal niet voor open staan. In figuur 3.15 staat de verdeling weergegeven voor open staan voor innovaties. Er blijkt een ruwe normaalverdeling in te zitten, net als bij de theorie van Rogers (zie Bijlage A), met een meerderheid van de respondenten die rond de 3 scoort en minderheden die ofwel laag of hoog scoren. 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1,3
2,0
2,3
2,7
3,0
3,3
3,7
4,0
4,3
Figuur 3.15. Schaalscore open staan voor innovaties in procenten (n=94) Onze aanname dat investeren in de woning iets innovatiefs zou zijn, lijkt hierdoor niet bevestigd te worden: de respondenten blijken zich op beide uitersten van deze schaal te bevinden. Ook mensen die minder open staan voor innovaties zijn bezig met het energiezuinig maken van hun woning. Het zou interessant zijn deze factor open staan voor innovaties nog eens te bekijken in een grotere groep respondenten, inclusief mensen die niet deelnemen aan de blok voor blok projecten. Economische, altruïstische of ecologische waarden
Vervolgens is gevraagd in hoeverre mensen belang hechten aan vier argumenten om zuinig met energie om te gaan: ‘geld besparen’ wordt door een ruime meerderheid (90%, n=95) als (zeer) belangrijke reden gezien (zie figuur 3.16). Daarna blijken ‘opraken van energiebronnen’ en ‘de toekomst van volgende generaties’ voor respectievelijk 81% en 77% (zeer) belangrijk. ‘Tegengaan van klimaatverandering’ is voor 74% een (zeer) belangrijke reden. Ook wat betreft hun waarden bleken de groepen deelnemers en twijfelaars niet significant van elkaar te verschillen. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Geld besparen Tegengaan van klimaatverandering Opraken van energiebronnen De toekomst van volgende generaties
Zeer belangrijk
Belangrijk
Niet belangrijk/ niet onbelangrijk
Figuur 3.16. Persoonlijke waarden (n=95)
24
Onbelangrijk
Zeer onbelangrijk
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Energiebewustzijn
De respondenten geven zich wat betreft hun energiebewustzijn gemiddeld een score van 7,4 op een schaal van 1 tot 10. Vijf procent van de respondenten (n=94) geeft zich een onvoldoende; 54% geeft zich een 8 of hoger. De deelnemers blijken wat energiebewustzijn te verschillen van de twijfelaars7: gemiddeld geven deelnemers zich een hogere score (7,6) dan de twijfelaars (7,0).
4.5 Verschillende stimulansen en barrières per type maatregel Zoals eerder beschreven blijkt dat de deelnemers bepaalde maatregelen vaker hebben genomen of van plan zijn te nemen, namelijk LED verlichting gebruiken (36%), de spouwmuur- of buitenmuur isoleren (35%) en één of meer PV panelen plaatsen (35%). Omdat LED verlichting gebruiken een relatief gemakkelijk te nemen, kleine maatregel is die niet direct een belangrijk doel van de blok voor blok projecten is, kijken we wat verder naar de andere twee populaire maatregelen. Het blijkt dat in het geval van spouwmuur- of buitenmuur isolatie comfort en een lagere energierekening de belangrijkste factoren zijn (zie tabel 4.12). Onzekerheid over voordelen en ervaringen van anderen zijn vervolgens factoren van belang. In het geval van PV panelen blijken een lagere energierekening, een subsidieregeling en duurzame energieopwekking de belangrijkste factoren (zie tabel 4.13). Ten slotte zijn ook voor deze maatregel de ervaringen van anderen van belang. Waarom deelnemers comfort in dit geval als factor aanduiden is niet duidelijk; het zou kunnen dat mensen verwachten dat hun woning door PV panelen comfortabeler wordt in de zin van beter, of dat zij deze factor negatief opvatten en verwachten dat hun woning door PV panelen minder comfortabel wordt, bijvoorbeeld vanwege meer techniek in de woning. Tabel 4.12. Belangrijkste factoren van invloed op spouwmuur- of buitenmuurisolatie Factor Comfort woning Een lagere energierekening Onzekerheid over wat de voordelen zijn Ervaringen van anderen
% 96 92 57 48
Tabel 4.13. Belangrijkste factoren van invloed op PV panelen Factor Een lagere energierekening Dat er subsidie voor is Duurzame energieopwekking Comfort in mijn woning Ervaringen van anderen
% 91 83 78 74 65
4.7 Aanvullende vragen Amsterdam Energiesprong In het Amsterdamse project Energiesprong ligt de focus op VvE’s. Binnen dit onderzoek zijn zoals eerder beschreven Amsterdamse VvE’s benaderd die na een eerste contact besloten niet mee te doen of die niets meer lieten horen. Elf respondenten vulden de vragenlijst in. Aan deze respondenten is een aantal aanvullende vragen gesteld. De VvE’s van deze elf respondent variëren van 2 leden (1 keer genoemd) tot meer dan 40 leden (2 keer genoemd). Acht respondenten geven aan (zeer) tevreden te zijn met het functioneren van hun VvE. Drie mensen zijn niet tevreden of ontevreden. 7
t(92)=-2.202, p<.05
25
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Opvallend is dat twee respondenten aangeven binnen het initiatief wat aan hun woning te doen of te hebben gedaan, en één respondent dit zeker van plan is. Hoewel we in Amsterdam geen ‘deelnemers’ hadden verwacht, blijken er respondenten in deze onderzoeksgroep terecht te zijn gekomen. Een mogelijke verklaring is dat zij het Energiesprong initiatief verwarren met iets anders […?]. Eén respondent is waarschijnlijk van plan wat aan zijn of haar woning te doen, vier respondenten misschien, en twee waarschijnlijk niet. Deze categorieën samen vormden in dit onderzoek de groep twijfelaars. Aan de drie deelnemers en zeven twijfelaars is gevraagd of zij hun woning ook zouden verbeteren als zij geen VvE-lid waren. Hiertoe waren de drie deelnemers waarschijnlijk (1 persoon) of zeker (2 personen) bereid. Van de zeven twijfelaars gaven er twee aan dat zeker wel, en één dat waarschijnlijk wel te doen. Twee respondenten gaven aan misschien en twee waarschijnlijk niet. Eén respondent licht toe dat hij of zij in het geval van een eigen dak er wellicht zonnepanelen op zou plaatsen. Voor een ander is er geen verschil als lid van een VvE of individueel. Voor vier respondenten is het lid zijn van een VvE van invloed op het wel of niet nemen van maatregelen. Een respondent beschrijft dat er geen enkele medebewoner interesse heeft voor zijn of haar ‘jaarlijkse agendapunt zonnepanelen’ en daar helemaal alleen voor te staan, terwijl het grote platte dak er zich wel voor zou lenen.
4.8 Aanvullende vragen Den Bosch Aan de respondenten in Den Bosch zijn een paar aanvullende vragen gesteld. Allereerst is hen gevraagd hoeveel geld zij van plan zijn uit te geven, of inmiddels hebben uitgegeven. Van de elf respondenten gaven er drie aan dat zij van plan waren 2.500 tot 5.000 euro uit te geven. De overige zeven respondenten gaven aan dat zij al geld hadden uitgegeven. Dit bedrag varieerde van 800 tot 40.000 euro; de mediaan was 2.500 euro. Vervolgens is gevraagd naar het gasverbruik en elektriciteitsverbruik voor en na de maatregelen 8. Twee respondenten hebben deze gegevens ingevuld: zij gaven aan dat hun gasverbruik van 1.700 naar 1.500 m3 en van 2.500 naar 1.000 m3 is gegaan. Daarnaast is het elektriciteitsverbruik bij de ene respondent van 4.200 naar 2.000 kWh gegaan, en bij de ander op 4.500 kWh gebleven. Beide respondenten hebben een spouwmuur of buitenmuur geïsoleerd. De eerste respondent heeft daarnaast binnen het project één of meerdere PV panelen en domotica aangeschaft. De ander heeft binnen het project een nieuwe HR ketel geplaatst.
In de algemene blok voor blok vragenlijst zijn deze vragen niet opgenomen, vanwege de te korte periode van het onderzoek. Voor een betrouwbaar beeld van de effecten van maatregelen op het energieverbruik is het noodzakelijk om de verbruikscijfers van een heel jaar voor de maatregel te hebben en de cijfers van een heel jaar na de maatregel. 8
26
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Bijlage A: Theoretisch kader Aanleiding en doel In dit theoretisch kader worden recente bevindingen uit de literatuur beschreven die kunnen helpen bij het beantwoorden van onze algemene onderzoeksvraag: Welke onderdelen van de Blok voor Blok projecten zijn succesvol? En op de subvraag uit ons projectvoorstel: Welke interventies zijn nodig om bewoners – zowel woningeigenaren als huurders van corporatiewoningen - consumenten te laten participeren? In ons onderzoek naar het investeringsgedrag van woningeigenaren9 staat de vraag centraal: Welke factoren zorgen ervoor dat eigenaar bewoners er wel of niet voor kiezen om de energieprestatie van hun woning te verbeteren, ofwel in hun woning te investeren? We houden daarbij allereerst een simpel model aan (zie figuur A.1), namelijk dat het investeringsgedrag wordt beïnvloed door allerlei kenmerken van een persoon, huishouden of woning (attitude, kennis, stimulansen, barrières, etc) en door verschillende kenmerken van het Blok voor Blok project (mate van ontzorging, communicatie, etc). Vooral deze kenmerken van het project en hoe de invloed hiervan zich verhoudt tot de andere factoren is voor ons onderzoek interessant. Kenmerken persoon, huishouden, woning Investeringsgedrag Kenmerken Blok voor Blok projecten Figuur A.1: Simpel verklarend model investeringsgedrag
In dit theoretisch kader worden de verklarende factoren uit het bovenstaande model verder uitgewerkt aan de hand van de beschikbare literatuur over gedrag in het algemeen en investeringsgedrag in het bijzonder. Er is daartoe een korte, niet-uitputtende literatuurstudie gedaan. De verklarende factoren links in het model worden hieronder één voor één beschreven.
Persoonskenmerken Algemene theorieën motivatie en gedrag
Er bestaan veel verschillende theorieën die (proberen) de motivatie, intenties en het gedrag van mensen te verklaren en voorspellen, ook wat betreft consumptie- of keuzegedrag (zie bijvoorbeeld het overzicht van Jackson, 2005). In het rapport ‘De kunst van het veranderen’ volgt Agentschap NL (2010) de lijn van Green en Kreuter (1997) die in hun precede-proceed model stellen dat gedrag wordt beïnvloed door motiverende (willen), in staat stellende (kunnen) en bestendigende (versterken) factoren. Deze theorie werd opgesteld voor gezondheid bevorderend gedrag, maar blijkt ook geschikt om energiebesparend gedrag te kunnen verklaren en beïnvloeden.
Naast eigenaar bewoners zijn huurders een belangrijke doelgroep van de blok voor blok projecten. Echter, huurders van corporatiewoningen verkeren in hele andere omstandigheden dan eigenaar bewoners: investeringen in een huurwoning worden niet direct door de huurder zelf gedaan, maar door de corporatie. Indirect kan de huurder wel bijdragen aan deze kosten door bijvoorbeeld een huurverhoging. Stimulansen en barrières voor huurders om wel of niet aan een project mee te doen zijn waarschijnlijk verschillend van die voor eigenaren. De deelname van huurders wordt in dit onderzoek voor nu buiten beschouwing gelaten, onder andere omdat participatie van huurders hoog op de agenda van woningcorporaties staat en dat daarom door corporaties zelf veel aandacht en onderzoek aan dit onderwerp wordt besteed. 9
27
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
In het algemeen is er een aantal persoonsgebonden gedragsbeïnvloedende factoren waarnaar regelmatig wordt verwezen in het onderzoek naar aan duurzaamheid of energie gerelateerd gedrag, waaronder sociale normen, attitude, bewustzijn, kennis, en intenties. Zo wordt het onderzoek van Cialdini (2001) vaak aangehaald waarin centraal staat dat mensen sterk beïnvloed worden door sociaal bewijs (dat anderen iets doen). Daarnaast benoemt Cialdini (2001) vijf andere principes die mensen overtuigen en bewegen, namelijk wederkerigheid, toezegging en samenhang, autoriteit, sympathie, en schaarste. In de veel gebruikte theorie van gepland gedrag (Ajzen, 1991) zijn sociale normen een belangrijke voorspeller van de intentie tot een bepaald gedrag. Daarnaast spelen attitude en het gevoel van persoonlijke controle een rol. Deze drie factoren vallen in het precede-proceed model onder de factor ‘willen’ (Agentschap NL, 2011). Deze motiverende, ‘willen’-factor omvat bovendien de factoren bewustzijn en kennis. In ons onderzoek zullen we bekijken in hoeverre verschillende persoonsgebonden, motiverende factoren (‘persoonskenmerken’), waaronder attitude, bewustzijn en sociale normen van invloed zijn op het investeringsgedrag. Daarbij gaan we na of de eigenaar bewoners die deelnemers aan de pilotprojecten wat betreft hun persoonskenmerken afwijken van de ‘gemiddelde’ eigenaar bewoner; bijvoorbeeld of zij een milieuvriendelijker houding hebben en meer energiebewust zijn. Wanneer dit het geval zou zijn en dus een specifieke groep woningeigenaren aangetrokken wordt door de blok voor blok projecten, zegt dit mogelijk iets over het kunnen uitrollen van een project naar alle woningeigenaren. De innovatietheorie van Rogers (1962) komt regelmatig aan de orde wanneer wordt gesproken over doelgroepen. Hij beschrijft dat er een kleine groep (2,5% van de populatie) innovators is die een product het eerste willen hebben, daarna volgen de early adopters (13,5%), de early majority (34%), late majority (34%) en ten slotte de achterblijvers (16%). Investeren in energiemaatregelen in de woning kan ook als innovatief gezien worden, en naar verwachting zal in eerste instantie een kleine groep direct geïnteresseerd zijn om mee te doen. Het is echter niet gezegd dat mensen die wat achter lopen niet door de aanpak van het project of door andere persoonskenmerken overtuigd kunnen worden, en alsnog in hun woning investeren. Ook dit zullen we na gaan. Investeringsgedrag: stimulansen en barrières van eigenaar bewoners
Het investeren in de eigen woning is in verschillende studies bekeken, maar is tegelijkertijd niet een onderwerp dat heel veel is onderzocht. Desondanks zijn er allerlei interessante artikelen te vinden.
Algemene bevindingen Een algemene bevinding van Herring, Caird en Roy (2007) in hun onderzoek onder 400 ‘groene voorlopers’ was dat de redenen om dakisolatie aan te schaffen, verschillen van de redenen om een techniek aan te schaffen die gericht is op gebruik (zoals regulering van de verwarming), of een techniek die onderdeel is van het interieur (zoals verlichting) of een techniek die ook een symbolische functie heeft (zoals PV). Wanneer woningeigenaren worden ondervraagd over hun investeringsgedrag is het dus belangrijk te weten om welke techniek het gaat. Een andere algemene bevinding: uit onderzoek van de gemeente Haarlem (2011) onder eigenaren van eengezinswoningen bleek dat na het ontvangen van een maatwerkadvies een groot gedeelte van de eigenaren (rond de 60 a 70%) vervolgens geen actie ondernam om daadwerkelijk wat aan de woning te verbeteren. Wilson en Dowlatabadi (2007) benadrukken in hun overzicht van verschillende beslissingsmodellen dat wanneer wordt gekeken naar de beslissingen van woningeigenaren het essentieel is om de context van de beslissing te begrijpen. Zij benoemen een bias om meer nadruk te leggen op de psychologische variabelen (waarden, attitudes, persoonlijke normen etc.) dan op de omgevingsfactoren. Het is echter belangrijk om na te denken over de invloed van de omgeving (beschikbare keuzes, economische prikkels, sociale normen, beschikbare technologieën en infrastructuur) op de beslissing die eigenaren moeten maken. Daarnaast is het bij het ontwerpen van interventies belangrijk in te zien waar de beslissing staat op de
28
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
dimensies individueel - sociaal, instinctief - weloverwogen, psychologie - omgeving en korte termijn lange termijn (zie ook tabel 2). Een laatste algemene les uit de literatuur is dat barrières om energieprestatiemaatregelen te nemen niet automatisch tegenovergesteld zijn aan drijfveren om maatregelen te nemen (Wilson & Dowlatabadi, 2007; zie ook Richetin, Connor & Perugini, 2011). Ontbrekende kennis kan bijvoorbeeld een drempel zijn; een regeling voor financiering zowel een drempel zijn indien die er niet is, als een katalysator indien die er wel is; en de gepercipieerde meerwaarde een motivator (Veltman & van Welzen, 2012). Daarom worden hieronder zowel barrières als stimulansen om te investeren in de woning opgesomd.
Investeringsbarrières In de literatuur worden verschillende barrières genoemd die mensen ervan weerhouden te investeren in het verbeteren van de energieprestatie van hun eigen woning. Kenmerken van de woning De woning wordt goed genoeg bevonden. Uit het onderzoek van Nair, Gustavsson en Mahapatra (2010) in Zweden bleken veel respondenten (70 tot 90%) geen intentie te hebben de komende tien jaar energiemaatregelen in hun huis te nemen. De belangrijkste redenen daarvoor waren dat mensen al tevreden waren met de prestatie van hun woning. In de review van Gosselain en Bartieux (2010) wordt ‘het werk was al gedaan’ als belangrijke reden beschreven; ook als dit ‘werk’ niet helemaal aan de energieprestatie eisen voldoet. Ook uit het IDEAL EPBD project (Backhaus, Tigchelaar & De Best-Waldhober, 2011) blijkt dat de leeftijd van de woning en de staat waarin de woning verkeert, bepaalt of mensen hun huis verbeteren. Ruimteverlies Bij het isoleren van de zolder, bleken eigenaren weerhouden te worden door het ruimteverlies (Herring e.a., 2007). Voor mensen die het wel hadden toegepast was het in sommige gevallen een reden om het isolatiemateriaal weer (gedeeltelijk) weg te halen. Financiële overwegingen Financiële beperkingen Wanneer bewoners geen geld hebben om investeringen te betalen, bepaalt dit de beslissing (Backhaus e.a., 2011; Gosselain e.a., 2010; Herring e.a., 2007; Nair e.a., 2010; Veltman en Van Welzen, 2012). Prijzen In sommige gevallen hebben mensen wel de financiële mogelijkheden, maar vinden zij de investeringen te hoog (Gosselain e.a., 2010; Nair e.a., 2010). Bijvoorbeeld omdat zij de maatregel niet kosteneffectief (Gosselain e.a., 2010) en de terugverdientijd te lang vinden (Herring e.a., 2007). Echter, Herring e.a. (2007) beschrijven dat obstakels die afhankelijk waren van het product of het systeem vaak belangrijker waren dan de kosten barrière en terugverdientijd. Van Kempen, Mertens en Jonkers (2011) beschrijven dat voor een HR-verwarmingsketel de terugverdientijd geen rol speelt; dat eigenaar bewoners deze sowieso willen overwegen. Geen financiële prikkel De relatieve onbelangrijkheid van energiekosten op totale uitgaven wordt in onderzoek genoemd als reden dat mensen niet investeren (Brohmann, Cames & Gores, 2009; Wilson e.a., 2007). Het werk (materialen en bedrijven) Kwaliteit aangeboden materialen In Engeland bleek het een investeringsbarrière dat mensen niet het door hen gewenste materiaal konden aanschaffen. Bijvoorbeeld omdat bepaalde duurzame materialen niet in het pakket van de installateur zaten of niet onder de subsidie vielen (Herring e.a., 2007). Ook werden sommigen afgeschrokken door het irriterende effect van isolatiemateriaal. Daarnaast vertelden mensen dat de techniek (zonneboilers) moeilijk aan te sluiten was op het bestaande systeem (verwarming). 29
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Kennis en kunde installateurs en bedrijven De kwaliteit van het werk is een belangrijke barrière (Gosselain e.a., 2010). Wanneer er twijfels zijn over de kunde en de vaardigheden van installateurs schrikt dit mensen af (Brohmann e.a., 2009). Installateurs worden niet gezien als de beste ambassadeurs van energie efficiency. In sommige gevallen was de installateur een bepalende factor om niet te investeren omdat hij een negatief advies gaf over de techniek; zoals in het onderzoek van Herring e.a. (2007) over zonneboilers. Wantrouwen in installateurs Door Brohmann e.a. (2009) wordt beschreven dat er een algemeen wantrouwen bestaat ten opzichte van installateurs. Installateurs worden als traditioneel, conservatief en niet flexibel gezien. In Denemarken bleek bovendien wantrouwen te bestaan over de EPC (Madsen, Ramlay & Pedersen, 2001). Ook in Nederland blijkt er weinig vertouwen in het energielabel (Tigchelaar, Backhaus & De Best-Waldhober, 2011). De EPC of een label op zich was bovendien geen reden om te investeren in de woning (Backhaus e.a., 2011). Geen vertouwen in de techniek Voor zonneboilers gold dat mensen het niet aanschaften omdat ze te duur waren, maar ook omdat ze bekend stonden als onbetrouwbaar en dat ze een relatief korte levensduur hebben (Herring e.a., 2007). Ook bezorgdheid over het onderhoud en het slecht kunnen bereiken van de systemen omdat deze op het dak staan werden in dit onderzoek genoemd.
Organisatie van het werk Te veel betrokkenen In Denemarken bleek dat wanneer er te veel betrokkenen zijn en verantwoordelijken worden gedeeld het vaak misloopt (Madsen e.a., 2001). Onder meer omdat het voor bewoners onduidelijk is wie besluiten neemt en wie verantwoordelijk is (Brohmann e.a., 2009). Veranderingen in wetten, regels Wanneer wetten en regels regelmatig veranderen is dit een reden voor mensen om niet in hun woning te investeren (Gosselain e.a., 2010). Daarnaast noemden zij bureaucratie als barrière. Gedoe Het gedoe is een belangrijke barrière voor veel mensen. Bijvoorbeeld geen zin hebben om de zolder leeg te halen om te isoleren (Herring e.a., 2007; Caird, Roy & Herring, 2008). Of dat het niet zeker is dat er een vergunning verleend zal worden; al zal dit in de Nederlandse situatie niet van toepassing zijn voor dit type energiemaatregelen. In Engeland is eind 2011 een proef gedaan met een subsidie voor het inhuren van een bedrijf om de zolder leeg te maken, gekoppeld aan het isolatiewerk (Cabinet Office, 2011). Vanwege een zeer klein aantal deelnemers, konden echter geen conclusies over het effect worden getrokken (DECC, 2013). Onzekerheid en controle Verbetering van de energieprestatie van een woning leidt tot onzekerheid, onder andere of het wel mogelijk is een vergunning te verkrijgen, en of nieuwe technieken wel op bestaande systemen in huis zouden passen (Herring e.a., 2007). Wanneer mensen het gevoel krijgen dat zij te weinig controle over werk en prijzen hebben is dit een barrière om wat te doen (Gosselain e.a., 2010). Prioriteiten Andere prioriteiten Volgens onderzoek van Madsen e.a. (2001) en de literatuurstudie van Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok (2007) is de timing van de investering belangrijk. Wanneer mensen gaan verhuizen, gaan trouwen, van baan veranderen of een kind krijgen, heeft investeren in huis niet de hoogste prioriteit (Madsen e.a., 2001; Gosselain e.a., 2010). In sommige gevallen gaven mensen aan dat ze gewoon nog niet in de gelegenheid waren geweest om wat te ondernemen (Gosselain e.a., 2010). Concurrentie met algemene investeringen
30
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Energie efficiency maatregelen moeten bovendien concurreren met algemene investeringen in een woning (Madsen e.a., 2001; Tigchelaar e.a., 2011) zoals een nieuwe keuken of een badkamer. Volgens het onderzoek van Veltman e.a. (2012) leggen de energetische maatregelen (zoals isolatie) het af tegen algemene woningverbeteringen (zoals nieuwe vloerbedekking of buiten schilderwerk). Overigens bleken in dit Nederlandse onderzoek redelijk wat bewoners energetische maatregelen zoals dubbel glas in woonkamer en keuken (49%) en slaapkamers (45%), tochtstrips (50%), of dakisolatie (38%) te hebben genomen. Onzekerheid en eigen kennis Onzekerheid Farsi (2010) beschrijft de algemene afkeer van risico’s. Wanneer mensen onzeker zijn over de voordelen van nieuwe energietechnieken (comfort en besparing) en over het niet meer kunnen omkeren van hun investeringsbeslissing, kunnen zij een grotere mate van risicomijding hebben. Ook Wilson e.a. (2007) beschrijven de neiging om risico’s en onzekerheid te mijden. De onomkeerbaarheid van de beslissing leidt volgens hen ook tot extra twijfel. Sociale media kunnen volgens Van Kempen e.a. (2011) bijdragen aan het wegnemen van onzekerheid. Door in contact te komen met anderen en te zien wat de sociale norm is, zullen mensen hun keuze daarop aanpassen (hierbij is het natuurlijk wel van belang welke richting deze sociale norm opgaat). Eigen kennis Te weinig kennis bij eigenaren, installateurs, adviseurs en consumenten wordt in verschillende onderzoeken als belangrijke barrière genoemd (Brohmann e.a., 2009; Gosselain e.a., 2010; Uitdenbogerd e.a., 2007). Ook de perceptie van het energiegedrag kan van invloed zijn: mensen kunnen hun gedrag als energiezuiniger of milieuvriendelijker beoordelen dan het daadwerkelijk is (Uitdenbogerd, 2007) of zij hebben een verkeerd beeld van hun energiekosten (Nair, 2010).
Investeringsstimulansen Naast barrières is in verschillende onderzoeken bekeken wat juist stimulansen zijn voor woningeigenaren om in hun woning te investeren. Financiële prikkel Energie en geld besparing Het besparen van geld en van energie wordt door mensen die investeren in de energieprestatie van hun woning als belangrijke reden genoemd (Herring e.a., 2007). In hun literatuuronderzoek beschrijven Van Kempen e.a. (2011) dat het framen van de boodschap met kostenbesparing/ waardevermeerdering of terugverdientijd tot meer effect leidt dan het frame ‘goed voor het milieu. Tegelijkertijd onderkennen zij dat dat wel afhankelijk is van de doelgroep waarop men zich richt, aangezien kosten niet voor iedereen het belangrijkste argument is. Subsidies In onderzoek (Nair e.a., 2010) bleek dat van de respondenten die wisten van het bestaan van subsidies, de helft de subsidies noemde als belangrijk in hun beslissing. Echter van alle respondenten was de meerderheid niet bekend met het bestaan van subsidies. In het onderzoek van Herring e.a. (2007) bleken subsidies niet de belangrijkste stimulans. Financiële ruimte Financieel de mogelijkheid hebben (onder andere door een hoger inkomen) om te investeren blijkt uit onderzoek (Uitdenbogerd e.a., 2007) een verklarende factor van investeringsgedrag. Kennis over kosten Kennis over kosten, gebruik en onderhoud is een verklarende factor van de beslissing om te investeren in de woning (Uitdenbogerd e.a., 2007). Dit geldt ook voor kennis over de prijskwaliteitverhouding.
31
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Duurzaamheid en milieu Goed voor het milieu In het onderzoek van Herring e.a. (2007) noemden bewoners die investeerden in hun woning het goed zijn voor het milieu als belangrijke factor. Statussymbool en zichtbaarheid Een zichtbare verbetering van een woning wordt door sommige bewoners ervaren als een groen statussymbool. Bijvoorbeeld duidelijk zichtbare PV panelen als een soort groene vlag op je woning (Herring e.a., 2007). Ook Gosselain e.a. (2010) en Uitdenbogerd e.a. (2007) beschrijven zichtbaarheid van maatregelen als een stimulans voor mensen. Gosselain e.a. (2010) beschrijven dat hoewel mensen dachten dat dakisolatie efficiënter zou zijn dan het plaatsen van isolatieglas, zij toch eerder isolatieglas zouden plaatsen. Woning: onderhoud, comfort en uiterlijk Onderhoud Veltman & van Welzen (2012) noemen noodzakelijk onderhoud, het beschermen woningwaarde en verbeteren van de woning verbeteren als belangrijk argument. Dit sluit aan op de bevinding van Nair (2010) dat de leeftijd van de woning ook een factor op zich blijkt te zijn: hoe ouder de woning hoe meer men open staat voor investeringen. Comfort en binnenklimaat Door de energieprestatie te verbeteren kan een woning warmer worden en kan er sprake zijn van minder geluidsoverlast. Een warmer huis is bijvoorbeeld voor mensen die dakisolatie aanbrengen een belangrijke stimulans (Herring e.a., 2007). Uit het IDEAL EPBD onderzoek bleek comfort voor Nederlandse woningeigenaren de belangrijkste factor om te investeren in hun woning (Tigchelaar e.a., 2011). Wilson e.a. (2007) beschrijven een bevinding vanuit de sociologie, dat het aanbieden van comfort en vervulde wensen huiseigenaren meer kan motiveren om hun woning te renoveren dan het vooruitzicht van energie efficiency. Ook uit onderzoek van Derijcke, Monné en Uitzinger (2002) bleek comfort een belangrijk aspect van woonbeleving. Daarnaast werd gezondheid door hen genoemd (hygiëne, binnenmilieu en zorgvoorzieningen). Esthetiek Bij de aanschaf van een houtkachel bleken mensen ook de warmte en een echt vuur belangrijk te vinden, omdat deze aan de inrichting van het huis bijdragen (Herring e.a., 2007). Ook uit de studie van Backhaus e.a. (2011) bleek dat mensen graag willen dat hun huis er leuk uitziet (en comfortabel is) en om die reden investeren. Vertrouwen en keuzemogelijkheid Vertrouwen in installateur en betrouwbaarheid van de informatie Voor zonneboilers gold dat vooral het vertrouwen in de installateur erg belangrijk was (Herring e.a., 2007). Ook in het algemeen wordt beschreven dat de ervaren betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de informatie en de dienstverlener belangrijk is (Wilson e.a., 2007; Gram-Hanssen, Bartiaux, Jensen & Cantaert, 2007; Veltman e.a., 2012). Keuzemogelijkheid en zelfvertrouwen Het gevoel van empowerment, dat er een duidelijke leider is en dat mensen zelf in staat zijn om dingen te regelen doordat zij de juiste vaardigheden, mogelijkheden en trainingen hebben, zijn volgens Wilson e.a. (2007) belangrijke stimulansen. Ook Uitdenbogerd e.a. (2007) beschrijven keuzemogelijkheid als stimulans voor investeringsgedrag. Informatie over zelf plaatsen, over de producten zelf, over comfort en geschikte aannemers werden genoemd in een evaluatie van de gemeente Haarlem als een goede impuls om tot investeren over te gaan (Gemeente Haarlem, 2011). Ervaringen Eerdere investeringen 32
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Herring e.a. (2007) vonden dat mensen die duurzame energie systemen aanschaften, daarvoor al twee of meer energie efficiency maatregelen hadden genomen. Daarom kwamen zij tot de conclusie dat mensen eerst energie efficiency maatregelen aangeboden moeten krijgen en daarna duurzame energiesystemen. Ervaringen van anderen Herring e.a. (2007) vonden daarnaast dat mensen op zoek gingen informatie over ervaringen bij vrienden of buren die al ervaring met een techniek hadden. Wilson e.a. (2007) beschrijven sociale feedback (ambassadeurs die informatie en ervaringen verspreiden) als een algemene factor om gedrag te stimuleren. Het creëren van sociale normen werkt het beste wanneer mensen die een beslissing gaan nemen over een investering de technologie of het gedrag daadwerkelijk kunnen zien. Dus voor PV panelen werkt dit wel, maar voor dakisolatie niet. Uit het IDEAL EPBD onderzoek (Tigchelaar e.a., 2011) bleek bovendien dat wanneer vrienden of familie slechte ervaringen hebben met een renovatie of een techniek, dat dit ertoe kan leiden dat mensen niet investeren.
Timing Wanneer mensen verhuizen zijn zij eerder geneigd in hun nieuwe huis maatregelen te nemen (Cabinet Office, 2011), bijvoorbeeld omdat er toch al veel gedoe is in huis of omdat de zolder nog leeg is en gemakkelijk direct geïsoleerd kan worden. Ook als mensen beginnen of al bezig zijn met een verbouwing is dit een goed moment om energiemaatregelen voor te stellen (Van Kempen e.a, 2011). Volgens Veltman e.a. (2012) is er na vier jaar woonduur een natuurlijk moment om weer eens te gaan klussen. Samenvattend: investeringgedrag eigenaar bewoners
Op basis van bovenstaande barrières en stimulansen kunnen we belangrijkste factoren bepalen die van invloed zijn op de beslissing te participeren. Tabel A.1: Samenvatting barrières en stimulansen eigenaarbewoners Barrière Interne en externe stimulansen De woning wordt goed genoeg bevonden Onderhoud Ruimteverlies Comfort en binnenklimaat Esthetiek Financiële beperkingen Energie en geld besparing Prijzen Subsidies Geen financiële prikkel Financiële ruimte Kennis over kosten Kwaliteit aangeboden materialen Kennis en kunde installateurs en bedrijven Wantrouwen in installateurs Geen vertouwen in de techniek
Vertrouwen in installateur Keuzemogelijkheid en zelfvertrouwen
Eigen kennis Onzekerheid
Eerdere investeringen Ervaringen van anderen
Andere prioriteiten Concurrentie met algemene investeringen.
Timing Goed voor het milieu Statussymbool en zichtbaarheid
Te veel betrokkenen Veranderingen in wetten, regels Gedoe Onzekerheid en controle
33
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Uiteindelijk willen we niet zozeer toetsen of deze barrières en stimulansen inderdaad allemaal van invloed zijn, maar willen we weten waarom mensen wel of niet aan blok voor blok projecten meedoen en in hun huis investeren. Een open vraag naar waarom mensen wel of niet meedoen, zal naar verwachting in een vragenlijst niet goed werken: het is lastig voor mensen om te bedenken waarom zie iets wel of niet doen en hier een duidelijk en omvattend antwoord op te geven. Bovendien nodigt zo’n soort open vraag in een vragenlijst uit om snel wat in te vullen om de vraag af te hebben. Vandaar dat we door inzichten uit eerdere onderzoeken nu een aantal antwoordcategorieën voor eigenaar bewoners kunnen voorstructureren. Het is vervolgens van belang een koppeling te maken tussen de verschillende barrières en stimulansen en de specifieke blok voor blok projecten: in hoeverre worden deze barrières en stimulansen weggenomen in de projecten en zijn er daarnaast nog specifieke kenmerken van de projecten die zorgen voor het wel of niet meedoen. Dit wordt in het volgende gedeelte beschreven. Verschillen tussen Blok voor Blok projecten
10
We kijken naar de verschillen tussen projecten en wat vanwege het type project anders uitpakt. De verschillende, faciliterende kanten van de projecten zijn hierbij van belang: zorgen deze projecten er door hun opzet voor dat bewoners investeren. Dit slaat op het ‘kunnen’ gedeelte van het eerder beschreven precede-procede model (Green & Kreuter, 1997). De blok voor blok pijlers zoals opgesteld door Agentschap NL zijn daarbij onze leidraad: Aanbesteding, Financiering, Marketing en communicatie, Ontzorging, en Kwaliteitsborging.
Aanbesteding In de projecten worden verschillende aanpakken gebruikt om bewoners in contact te krijgen met bedrijven (aannemers of installateurs) die het werk uitvoeren. In sommige projecten gaat dit grootschalig via een woningcorporatie, terwijl in andere projecten bewoners een selectie van geschikte bedrijven krijgt voorgesteld. In andere projecten krijgen bewoners geen bedrijven aangeraden. De grootschaligheid kan er voor zorgen dat bewoners een voordelig aanbod kunnen krijgen. In de blok voor blok pilot projecten worden verschillende maatregelen benoemd die in de woningen zullen worden toegepast. Dit verschilt per project. De verschillende maatregelen zijn opgesomd in onderstaande tabel A.2. Het is mogelijk dat deze lijst nog wordt aangevuld met andere maatregelen (zie bijvoorbeeld Derijcke e.a., 2002). De onderverdeling van Wilson e.a. (2007) naar de verschillende dimensies, is in de verschillende kolommen toegepast. Het biedt wat inzicht in de verschillen tussen maatregelen; in hoeverre we hier later in de analyse wat mee gaan doen, zal later blijken. Tabel A.2. Verschillende energiebesparende maatregelen op verschillende dimensies (Wilson e.a., 2007) Psychologie Korte Beslissing is: Individueel Instinctief - sociaal weloverwogen – omgeving lange factoren termijn
Isolatie van de schil Vloerisolatie
I
W
O
K (1-malig)
Het theoretisch kader is begin 2013 geschreven, ter voorbereiding op het bewonersonderzoek. De aanpak van de projecten is in het verloop van de tijd veranderd. De omschrijvingen per pijler zijn om die reden in sommige gevallen achterhaald. In de IVAM (2014) rapportage ‘Procesevaluatie blok voor blok' staat een voor dit moment actuelere stand van zaken beschreven. 10
34
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Spouw/ Muur/ Gevelisolatie Dakisolatie (binnen of buiten), of zoldervloer isolatie HR++ glas Warm water voorziening Opheffen koudebruggen Installaties Verwarming installatie: combiketels, gelijkstroom ventilatie, HR ketel, HR 107 combiketel Zonneboilers WKO Zonnepanelen (collectief of individueel) Windmolens LED verlichting Aansluiting op restwarmte/ Omgevingswarmte Groene daken CO2 gestuurde ventilatie Ltv- radiatoren … Nieuwe, innovatieve technieken Overig Collectieve inkoop energiezuinige apparatuur Domotica systeem, Slimme meter
I/S I
W W
O O
K K
I I I/S
W W W
O P P
K K K
I
W
P
K
I I/S I/S S I I/S I/S I I I
W W W W I/W W W W W I/W
P O P O P/O O O P P P
K K K K K K K L K K
S I/S
W W
P O
K L
Financiering Er worden allerlei verschillende financieringsconstructies gebruikt in de projecten. In het ene project wordt ervan uitgegaan dat bewoners zelf voor het werk betalen (bijvoorbeeld uit hun spaargeld of een persoonlijke lening). In andere projecten wordt een constructie gebruikt waarbij mensen via hun energiebedrijf de investering die een andere partij in eerste instantie doet, terugbetalen. In Tilburg wordt bijvoorbeeld garant gestaan dat bewoners daadwerkelijk op de vooraf berekende kosten en besparingen uitkomen. Daarnaast worden er mogelijkheden geboden om speciale duurzaamheidsleningen af te sluiten, als individuele eigenaar of als VvE.
Marketing en communicatie Hoe bewoners te benaderen is een belangrijk punt in alle projecten. Ook hier zijn verschillen in te onderscheiden: er worden onder andere logo’s ontwikkeld, websites gemaakt, brieven verstuurd, informatie avonden georganiseerd, een informatiepunt bij gemeentes opgezet, energie ambassadeurs opgeleid, warmtescans van woningen verspreid, huis aan huis mensen benaderd, etc. Soms wordt het verstrekken van energieadvies en een energielabel – al dan niet met een aanbieding – als eerste ‘marketing’ stap ingezet. Deze pijler heeft bovendien een rol in alle andere pijlers, want bewoners moeten goed geïnformeerd worden over de verschillende kanten van de projecten. De verschillende activiteiten worden onder woningeigenaren geëvalueerd. Ook de kwaliteit van de informatie die eigenaren krijgen over de verschillende pijlers (ontzorging, financiering, maatwerkpakketten) wordt geëvalueerd.
Ontzorging Sommige projecten geven een aanbod van pakketten met maatregelen; soms als extra optie bij groot onderhoud van huurwoningen. Of men biedt begeleiding bij het maken van keuzes. Daarbij hoort vaak
35
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
ook een aanbod bij voor de organisatie en uitvoering. Ook wordt er in sommige projecten veel werk gemaakt van het zo kort mogelijk houden van de doorlooptijd.
Kwaliteitsborging De kwaliteit van het werk is ten slotte de laatste pijler, die wat minder in deze monitoring aan de orde zal komen omdat bewoners hier minder mee te maken hebben. De kwaliteit van het geleverde werk zal natuurlijk wel voor hen van belang zijn, maar vooral in deze eerste fase van de projecten weten bewoners nog niet hoe de projecten zullen uitpakken. Pijlers versus barrières en stimulansen
Ten slotte hebben we bekeken in hoeverre de verschillende blok voor blok pijlers zich ongeveer verhouden tot de barrières en stimulansen die in de literatuur zijn beschreven. Deze vergelijking staat in tabel A.3. Tabel A.3. Blok voor Blok Pijlers versus barrières en stimulansen Pijlers Barrière Aanbesteding / Wantrouwen in installateurs Kwaliteitsborging Kwaliteit aangeboden materialen Geen vertrouwen in de techniek Kennis en kunde installateurs en bedrijven Financiering Financiële beperkingen Geen financiële prikkel Prijzen Marketing/ Communicatie
Ontzorging
De woning wordt goed genoeg bevonden Ruimteverlies Te weinig informatie en kennis Onzekerheid en controle Teveel betrokkenen Veranderingen in wetten, regels Gedoe Andere prioriteiten Concurrentie met algemene investeringen
Interne en externe stimulansen Vertrouwen in installateur
Financiële ruimte Subsidies Kennis over kosten Energie- en geldbesparing Comfort Esthetiek Ervaringen van anderen Goed voor milieu Timing Keuzemogelijkheid Goede ervaringen met eerdere investeringen Statussymbool en zichtbaarheid
Op basis van de beschreven literatuur en projectplannen zijn indicatoren opgesteld en die vervolgens tot vragen zijn uitgewerkt (de zogenaamde operationalisatie).
Referenties Agentschap NL (2010). De kunst van het veranderen. Gedrag van doelgroepen. Utrecht: Agentschap NL. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50 (2), 179–211. Backhaus, J., Tigchelaar, C., & De Best-Waldhober, M. (2011). Key findings & policy recommendations to improve effectiveness of Energy Performance Certificates & the Energy Performance of Buildings Directive. Final report IDEAL EPBD. Brohmann, B., Cames, M., & Gores, S. (2009). Conceptual Framework on Consumer Behaviour - with a focus on energy savings in buildings. Final Draft IDEAL EPBD project. Cabinet Office (2011). Behaviour change and energy use. London: Cabinet Office Behavioural Insights Team.
36
BEWONERSONDERZOEK BLOK VOOR BLOK
Caird, S., Roy, R., & Herring, H. (2008). Improving the energy performance of UK households: results from surveys of consumer adoption and use of low- and zero carbon technologies. Energy Efficiency, 1(2), 149-166. Cialdini, R. B. (2001). Influence: Science and practice (4th ed.). Boston: Allyn & Bacon. DECC (2013). Removing the hassle factor associated with loft insulation: Results of a behavioural trial. London: URN13D/244 report. Derijcke, E., Monné, T., & Uitzinger, J. (2002). De toegevoegde waarde van energiebesparingsopties voor eigenaar-bewoners. Amsterdam: IVAM UvA BV. Derijcke, E., Konijnenburg, P. van, & Uitzinger, J. (1999). Woonwensen van consumenten; een literatuuronderzoek. Amsterdam: IVAM UvA BV. Farsi, M. (2010). Risk aversion and willingness to pay for energy efficient systems in rental apartments. Energy Policy, 38, 3078–3088. Gemeente Haarlem (2011). Duurzame verbetering oudere eengezinskoopwoningen. Afd. Onderzoek en Statistiek. Gores, S., Brohmann, B., & Cames, M. (2009). Report on barriers faced by consumers: Literature analysis. Deliverable 2.1 IDEAL EPBD. Gosselain, V., & Bartieux (2010). Methodology for in-depth interviews investigating EU dwelling owners’ practices on (energy-related) renovation works. Working paper IDEAL EPBD project. Gram-Hanssen, K., Bartiaux, F., Jensen, O., & Cantaert, M. (2007). Do homeowners use energy labels? A comparison between Denmark and Belgium. Energy Policy, 35, 2879–2888. Green, L.W., & Kreuter, M.W. (1999). Health Promotion Planning. Mayfield: Mountain View, California. Herring, H., Caird, S., & Roy, R. (2007). Can consumers save energy? Results from surveys of consumer adoption and use of low and zero carbon technologies. ECEEE 2007 Summer study. Jackson, T. (2005). Motivating Sustainable Consumption, a review of evidence on consumer behaviour and behavioural change. Sustainable Development Research Network. Madsen, B., Ramlay, M., Pedersen, N. (2001). Evaluation of the energy labelling scheme – final report [Evaluer-ing af Energimærkningsordningen – slutrapport]. Copenhagen: Energistyrelsen. Nair, G., Gustavsson, L., & Mahapatra, K. (2010). Owners perception on the adoption of building envelope energy efficiency measures in Swedish detached houses. Applied Energy, 87, 2411–2419. Noorderlings Communicatie (2010). Bewonerscommunicatie bij duurzame woningverbetering. Praktisch handboek voor projectleiders en hun medespelers. Boxtel: Aeneas uitgeverij. Richetin, J., Conner, M, & Perugini, M. (2011). Not doing is not the opposite of doing: implications for attitudinal models of behavioral prediction. Personality and Social Psychology Bulletin, 37(1), 40-54. Rogers, E. M. (1962). Diffusion of Innovations. Glencoe: Free Press. Tigchelaar, C., Backhaus, J., & De Best-Waldhober, M. (2011). Research results and policy recommendations of the IDEAL EPBD project addressing effective EPBD implementation and the Energy Performance Certificate for t he Netherlands. Gedownload van www.ideal-epbd.eu. Uitdenbogerd, D., Egmond, C., Jonkers, R., & Kok, G. (2007). Energy-related intervention success factors: a literature review. Wageningen Universiteit, SenterNovem, Rescon, Maastricht Universiteit. Van Kempen, H., Martens, M., & Jonkers, R. (2011). Meer investeren, minder verbruiken. Effectieve interventies ter stimulering van energiebesparend gedrag in de gebouwde omgeving. Amsterdam: Rescon. Veltman, M., & Van Welzen, A. (2012). Doelgroepsegmentatie energiebeparingsprojecten. The Choice marktonderzoek, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wilson, C., & Dowlatabadi, H. (2007). Models of Decision Making and Residential Energy Use. Annual Review of Environment and Resources, 32, 169–203.
37