Bijlage 1
Overzicht resultaten project ‘Sociale zekerheid en zorg’ Inleiding Op de tweede conferentie ‘Sociale zekerheid en zorg’ van december 2003 hebben de bewindslieden van SZW en VWS met sociale partners, arbodiensten, reïntegratiebedrijven, betrokken artsengroepen en verzekeraars een werkagenda opgesteld om de versnelde ontschotting van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg met kracht voort te zetten. Met de werkagenda is gewerkt aan de totstandkoming van een integrale keten van sociale zekerheid en zorg, waarbij betrokken partijen samenwerken om ziekteverzuim en WAOinstroom te verminderen. In de werkagenda zijn concrete afspraken opgenomen die in 2004 door de verschillende partijen zijn uitgevoerd. In het onderstaande vindt u een overzicht van de resultaten die geboekt zijn in 2004. Gerapporteerd wordt aan de hand van de vier thema’s die tijdens de eerste conferentie (juni 2003) over sociale zekerheid en zorg zijn benoemd. Bij elk thema is kort samengevat welke afspraken er in december 2003 met partijen per thema zijn gemaakt.
1. De verantwoordelijkheid van CAO-partners op brancheniveau bij preventie, de aanpak van verzuim en (re)integratie Samenvatting afspraken: Sociale partners gaan hun inzet voor preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie versterken door middel van CAO-afspraken: de overheid blijft tot en met 2006 samen met CAO-partners investeren in de arboconvenanten. Concrete resultaten: Nota Stichting van de Arbeid De Stichting van de Arbeid heeft op 23 februari 2004 een nota uitgebracht aan minister De Geus over het tegengaan van ziekteverzuim en WAO-instroom in CAO’s. Minister De Geus heeft op 16 maart 2004 zijn standpunt op deze nota aan de Tweede Kamer gezonden (TK, 2003-2004, 28333 nr. 20). Verklaring Stichting van de Arbeid d.d. 5 november 2004 In de verklaring van de Stichting van de Arbeid van 5 november 2004 zijn sociale partners overeengekomen dat in het decentrale overleg tussen werkgevers en werknemers aanvullende initiatieven worden genomen en investeringen plaatsvinden met het oog op verbetering van arbeidsomstandigheden, omzetting van bestaande arboconvenanten in CAO’s, op preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en op reïntegratie van werknemers met arbeidsbeperkingen. Investering in arboconvenanten Sinds 1999 maken overheid en sociale partners in de sectoren convenantafspraken over beperking van belangrijke arbeidsrisico’s en bevordering van vroege reïntegratie. In april 2004 werd het 50ste en laatste arboconvenant afgesloten dat in het oorspronkelijke kader tot stand kwam. In 2003 heeft het kabinet besloten om de convenantenaanpak voor een periode van vier jaar te verlengen met een tweede fase. De tweede fase is bedoeld om het sectorale
beleid op het gebied van verzuim en reïntegratiebeleid verder te ontwikkelen, zowel in bestaande convenantsectoren als in een beperkt aantal nieuwe sectoren met een relatief groot of groeiend WAO-bestand. Sinds deze accentverschuiving in het beleid hebben tot nog toe 15 sectoren afspraken gemaakt met ambitieuze reductiedoelstellingen op het gebied van ziekteverzuim en WAO-instroom. In 2005 zullen nog drie tweedefaseconvenanten worden getekend. Daarmee komt het totale aantal arboconvenanten uit op 68. Deze convenanten bereiken gezamenlijk meer dan de helft van de totale beroepsbevolking in Nederland. De inspanningen lijken effect te sorteren: een verkennend onderzoek naar de meerwaarde van arboconvenanten wijst uit dat convenantbranches in vergelijking met niet-convenantbranches zowel in 2002 als in 2003 gekenmerkt worden door een relatief sterke verzuimdaling. Ook binnen de afzonderlijke trajecten zijn er gunstige tendensen waar te nemen: de realisatie van de doelstellingen blijkt in diverse convenanttrajecten goed op koers te liggen. Daartoe hebben convenantpartijen uiteenlopende activiteiten opgezet en uitgevoerd. Van 6 trajecten zijn in 2004 de resultaten in de vorm van evaluatieonderzoeken beschikbaar gekomen. Deze uitkomsten worden beschreven in de jaarrapportage arboconvenanten 2004, die in het eerste kwartaal van 2005 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Succesfactoren op het gebied van preventie en verzuim Het ministerie van SZW heeft in 2004 de brochure ‘Verzuimmanagement in eigen hand’ uitgebracht. Hierin vertelt een aantal voorbeeldbedrijven op welke vernieuwende wijze zij succesvol de raakvlakken van arbozorg, gezondheidszorg en verzekeringen hebben verkend bij hun aanpak en preventie van verzuim. De brochure is inmiddels op ruime schaal verspreid. Daarnaast is met subsidie van het ministerie van SZW een verzuimsite ontwikkeld bij de website arbo.nl van het Arbo Platform Nederland. Informatie op het gebied van verzuim was voor werkgevers en werknemers nog niet aanwezig op arbo.nl. Met de ontwikkeling van de verzuimsite is voorzien in de koppeling tussen informatie over arbeidsomstandigheden en verzuim én goede voorbeelden op dit gebied.
2.
De rol van inkomens- en zorgverzekeraars bij gerichte preventie en op werkhervatting gerichte aanpak
Samenvatting afspraken: Verzekeraars ondersteunen werkgevers en werknemers bij hun regierol op het gebied van preventie, ziekteverzuim en reïntegratie. Concrete resultaten: Inventarisatie knelpunten integratie zorg- en inkomensverzekeringen Op 22 april 2004 hebben Zorgverzekeraars Nederland en het Verbond van Verzekeraars aan de bewindslieden van SZW en VWS een brief gestuurd met als bijlage een inventarisatie van knelpunten integratie zorg- en inkomensverzekeringen. Initiatiefruimte ziekenfondsverzekering Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft in 2004 bij ziekenfondsen onder de aandacht gebracht dat hun zogenaamde initiatiefruimte gebruikt kan worden voor het inkopen van arbeidsgerelateerde zorg. In de maanden mei/juni/juli heeft het CVZ een voorlichtingsronde gehouden langs de 23 ziekenfondsen. In deze ronde is de initiatiefruimte nader toegelicht. Het inkopen van arbeidsgerelateerde zorg uit de initiatiefruimte is in deze voorlichtingsronde expliciet onder de aandacht gebracht. Het CVZ heeft hierbij onder andere gebruik gemaakt van goede voorbeelden van ziekenfondsen die hun initiatiefruimte al op deze wijze benutten. Mogelijkheden van synergie tussen zorg- en verzuimverzekeringen Op 7 juli 2004 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de Ministers De Geus en Hoogervorst en het Verbond van Verzekeraars (VvV) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over de synergie die verzekeraars kunnen aanbrengen tussen zorg- en verzuimverzekeringen. Op basis van de hierboven genoemde inventarisatie hebben de ministers samen met VvV en ZN geconstateerd dat er geen belemmeringen zijn in wet- en regelgeving om in zorg- en verzuimverzekeringen te komen tot meer synergie. Als een dergelijke synergie van de grond komt, zijn de voorwaarden geschapen om werkgevers en werknemers gebruik te laten maken van een integrale keten van ondersteuning op het gebied van preventie, ziekteverzuim en reïntegratie. Tijdens het overleg hebben de ministers met partijen afgesproken dat zij op de derde Invitational Conference SZ&Z van december 2004 een aantal concrete casussen presenteren waarin aangegeven is hoe synergie bereikt wordt/kan worden tussen zorg- en inkomensverzekeringen. De bedoeling is dat met behulp van deze casussen voor werkgevers en werknemers, ook in het MKB, duidelijk wordt wat de mogelijkheden zijn als zorg- en verzuimverzekeringen in een bedrijf worden gecombineerd. Zorgverzekeringswet De Zorgverzekeringswet die op 1 januari 2006 het huidige stelsel van particuliere ziektekostenverzekeringen en ziekenfondsverzekering vervangt, biedt verzekeraars ruime mogelijkheden voor de integratie van zorg en sociale zekerheid. Het belang van het sluiten van collectieve contracten voor ziektekostenverzekering neemt toe. Hierin zijn twee bewegingen waar te nemen. De eerste is dat de werkgever in het toekomstig zorgstelsel voor al zijn werknemers een loongerelateerde bijdrage voor de ziektekostenverzekering verschuldigd zal zijn. Voor dat geld zal de werkgever ook iets te zeggen willen hebben over de wijze waarop de zorg voor zijn werknemers geregeld is. Dat kan hij regelen door in een collectief contract met een zorgverzekeraar afspraken te maken over de toegang tot de zorg voor zijn werknemers. De verzekeraar mag de werkgever een korting op de nominale premie
(die de verzekerden verschuldigd zijn) geven, waarmee de werkgever de collectiviteit ook voor de werknemer aantrekkelijk kan maken. Hiermee kan de werkgever de toegang tot de zorg voor zijn werknemers onderdeel maken van zijn arbobeleid. Het feit dat bovendien vanaf 1 januari 2006 geen onderscheid meer bestaat tussen ziekenfonds- en particulier verzekerden betekent dat de werkgever voor zijn gehele werknemersbestand dezelfde afspraken kan maken. Voor verzekeraars is deze uitbreiding van het verzekerdenbestand dat in aanmerking komt voor een collectief contract ook interessant. De tweede beweging wordt veroorzaakt door de wijze waarop in de zorgverzekering de aanspraken van de verzekerden zijn geregeld. De wet regelt de aanspraken in functionele termen; dat wil zeggen dat de verzekeraar zelf invulling geeft aan wie, waar en wanneer de verzekerde zorg levert. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om de zorg voor zieke werknemers zo te organiseren dat zij een beroep op de zorg kunnen doen op een wijze die minder belastend is voor zowel de werknemer zelf als diens werkgever. De rol die de bedrijfsarts daarin vervult, is van groot belang. Hij kan immers direct doorverwijzen naar zorgaanbieders, dus ook naar zorgaanbieders met wie de werkgever in het kader van de collectieve ziektekostenverzekeringsovereenkomst afspraken heeft gemaakt voor de zorg aan zijn werknemers. Dat kan een aanzienlijke besparing op de werkgeverskosten met zich brengen. Bovendien brengt dit een stimulans met zich voor met name de ziekenhuizen om zich meer te richten op snelle interventies en op interventies waarvoor tegelijkertijd de inzet van meer dan een medische discipline is vereist. Een aantal zelfstandige behandelcentra werkt al op deze wijze. Tenslotte is ook de ontwikkeling in de markt van ziektekosten- en verzuimverzekeringen van belang. Steeds meer verzekeraars ondersteunen de werkgever bij de reïntegratie-inspanningen en zijn ook bereid om een deel van de reïntegratiekosten mee te financieren. Zij hebben daar, vanuit de verplichting tot uitbetaling ingevolge de verzuim- om arbeidsongeschiktheidsverzekering, immers een eigen belang bij. De inkomensverzekeraars bieden de werkgever ondersteuning om grip te krijgen op de schadelast voor verzuim- en arbeidsongeschiktheidverzekering, maar ook om in de preventieve sfeer werkgevers aan te zetten tot goede arbeidsomstandigheden een goed verzuimbeleid, en een actief reïntegratiebeleid. De reïntegratieactiviteiten van de inkomensverzekeraars spelen bij de besparing voor de werkgever een grote rol en uiten zich in onder meer wachtlijstbemiddeling, reïntegratiebegeleiding, financiering van trajecten, de inzet van psychologische zorg, conflictbemiddeling en (om-)scholing. Verzekeraars zoeken hierin ook steeds meer de samenwerking met arbodiensten en reïntegratiebedrijven om de deskundigheden te bundelen.
3. Een adequate samenwerking tussen bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en curatieve artsen bij vroegtijdige onderkenning van ziekten en diagnosestelling en behandeling van ziekte werknemers rekening houdend met de gewenste demedicalisering Samenvatting afspraken: Alle partijen spannen zich bij hun inzet voor verzuimbegeleiding en reïntegratie in om demedicalisering van verzuim te bewerkstelligen; verzekeraars en arbodiensten gaan de samenwerking tussen bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en curatieve artsen ondersteunen. Concrete resultaten: Goede voorbeelden op het gebied van demedicalisering De Branche Organisatie Arbodiensten (BOA) en het Breed Platform Verzekerden en Werk (BPV&W) hebben met subsidie van het ministerie van SZW in het najaar van 2003 discussieronden georganiseerd over ‘demedicalisering bij arbodienstverlening’. In vervolg hierop hebben de BOA en BPV&W in 2004 informatie en een zestal goede voorbeelden gepubliceerd in nieuwsbrieven. Deze goede voorbeelden worden onder andere geplaatst op de verzuimsite van arbo.nl van het Arbo Platform Nederland. In 2004 heeft het ministerie van SZW opdracht gegeven voor een onderzoek naar ‘demedicalisering van verzuim’. Dit onderzoek richt zich vooral op de obstakels en mogelijke alternatieven voor werkgevers en werknemers om te demedicaliseren. Een analyse van bestaande goede praktijken en het verzamelen van succesvolle interventies en effectieve organisatie van verzuimprocessen is onderdeel van het onderzoek. In mei 2005 wordt de eindrapportage verwacht. Naar aanleiding van deze rapportage zal het ministerie van SZW met de betrokken partijen gesprekken voeren om na te gaan welke vervolgstappen nodig zijn in het kader van demedicalisering. Afstemming artsengroepen Op 23 september 2004 vond de themabijeenkomst ‘Arts en arbeid’ plaats, georganiseerd door de KNMG (de artsenfederatie) in samenwerking met de ministeries van SZW en VWS, ZonMw en het CVZ. De KNMG sprak samen met de artsengroepen, sociale partners, patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars over richtlijnontwikkeling, afstemming bij verzuimbegeleiding en gegevensuitwisseling. De artsenorganisaties hebben zich op deze bijeenkomst uitgesproken voor multidisciplinaire richtlijnontwikkeling, waarmee alle artsengroepen vanuit dezelfde set richtlijnen gaan werken. Verder vond discussie plaats over de rol van de patiënt bij afstemming tussen artsen (bij diagnose, behandeling, verzuimbegeleiding, reïntegratie), over het aanhaken van de bedrijfsartsen bij het Elektronisch Patiënten Dossier en over de rol van inkomens- en zorgverzekeraars bij het stimuleren van kwalitatief hoogwaardige arbocuratieve zorg. De KNMG presenteert eind februari 2005 een plan van aanpak voor betere zorg voor werknemers. Elementen van dit plan zijn: • coördinatie en samenwerking in het veld van arbeid en gezondheid; • het vergroten van het handelingsperspectief en de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer/patiënt; • aandacht voor arbeid en gezondheid in de artsenopleiding; • de positie van de arbozorg en de bedrijfsarts.
Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling- en implementatie Het CBO Kwaliteitsbureau voor de Gezondheidszorg (CBO) besteedt vanaf 1 januari 2004 standaard aandacht aan de factor arbeid in nieuw te ontwikkelen multidisciplinaire richtlijnen voor de verschillende artsengroepen. Hiervoor is in 2003 in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), de Orde van Medisch Specialisten (OMS) en het CVZ een leidraad ontwikkeld. Deze leidraad wordt vanaf januari 2004 toegepast op een groot aantal nieuw te ontwikkelen multidisciplinaire richtlijnen. De NVAB ontvangt van de ministeries van VWS en SZW voor de periode 2004-2006 een gezamenlijke subsidie van € 400.000,= op jaarbasis. Deze subsidie is specifiek bedoeld voor de ontwikkeling en implementatie van richtlijnen, waarmee de professionele standaard van bedrijfsartsen wordt geborgd. Voor deze richtlijnontwikkeling en –implementatie dient de NVAB nauw samen te werken met het CBO. Op de voornoemde conferentie ‘Arts en Arbeid’ hebben de organisaties die richtlijnen voor artsen maken, te weten CBO, NVAB en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), afgesproken dat zij in maart 2005 een werkplan presenteren voor verdergaande samenwerking op het terrein van multidisciplinaire richtlijnontwikkeling. Verwijsfunctie bedrijfsarts Tijdens de behandeling van de SZW-begroting op 9 december 2004 is door het CDA gevraagd om in de rapportage aan de Tweede Kamer over het project Sociale zekerheid en zorg tevens in beeld te brengen of er ongewenste neveneffecten zijn bij de verwijzing naar de tweedelijns reguliere gezondheidszorg door de bedrijfsarts in termen van voorkeursbehandeling of voorrangszorg. Over deze vraag heeft Minister Hoogervorst reeds aan uw Kamer geschreven in zijn antwoorden op de Kamervragen van de leden Arib, Kant en Tonkens over het samenwerkingsverband dat de arbodiensten van ABN-Amro en KLM hebben met VU medisch centrum Amsterdam d.d. 24 december 2004 (Handelingen 20042005, 647 Aanhangsel van de Handelingen, 1363-1365). Sinds 1 januari 2004 kunnen geregistreerde bedrijfsarts werknemers ook verwijzen voor diagnose en/of behandeling naar de curatieve zorg en geestelijke gezondheidszorg. De kosten van de diagnose en/of behandeling kunnen ten laste komen van de wettelijke ziektekostenverzekering waardoor op macroniveau de kosten van de gezondheidszorg niet toe nemen. Aangezien deze werknemers anders door de huisarts verwezen zouden zijn, is van voorrangszorg of voorkeursbehandeling geen sprake. Het CVZ monitort en evalueert de invoering van de verwijsfunctie van de bedrijfsarts. Op dit moment zijn er nog geen cijfers over het aantal verwijzingen door bedrijfsartsen. Uit de tussenevaluatie die het CVZ op 28 oktober 2004 aan Minister Hoogervorst heeft uitgebracht, blijkt dat de bedrijfsarts nog niet vaak verwijst naar de reguliere gezondheidszorg. Medio 2005 zal het CVZ de eindevaluatie uitbrengen, waarover Minister Hoogervorst heeft toegezegd uw Kamer te zullen informeren.
4. De kwaliteitsverbetering in de dienstverlening van arbodiensten en verbetering in de transparantie van arbodiensten en reïntegratiebedrijven Samenvatting afspraken: Arbodiensten en reïntegratiebedrijven komen meer op één lijn bij het vergroten van de transparantie van hun dienstverlening; arbodiensten gaan gericht werken aan het bevorderen van de kwaliteit van hun dienstverlening. Concrete resultaten: Transparantie op de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening Met de Branche Organisatie Arbodiensten (BOA), de Brancheorganisatie Reïntegratiebedrijven (Borea) en de Raad voor Werk en Inkomen is door de staatssecretarissen Rutte en Van Hoof een aantal gesprekken gevoerd om de transparantie op de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening meer op één lijn te krijgen. Het advies over de gevolgen voor de reïntegratiemarkt van een nieuw model voor arbodienstverlening, dat de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) op 23 februari 2004 heeft uitgebracht, is hierbij betrokken. BOA, Borea en RWI zijn op dit moment een convenant aan het voorbereiden om gezamenlijk te werken aan de bevordering van markttransparantie. Leidraad prestatiecontracten en branchemonitor BOA De BOA heeft in 2004 een aantal activiteiten in gang gezet om de arbomarkt transparanter te maken. Op 1 november 2004 is de brochure ‘Sturen op resultaat; In vier stappen naar heldere afspraken met uw arbodienstverlener’ verschenen. Deze brochure biedt voor werkgevers en werknemers een leidraad voor het maken van prestatie- en resultaatafspraken bij het inhuren van arbodienstverlening. Op 7 december 2004 is de eerste editie van de Branchemonitor verschenen. Met de Branchemonitor geeft de BOA inzicht in wat arbodiensten doen en in de omvang en de breedte van de dienstverlening. Het instrument biedt de deelnemende arbodiensten de mogelijkheid hun eigen performance te benchmarken. Impuls voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van arbeids- en bedrijfsgeneeskunde en verzekeringsgeneeskunde Op 7 oktober 2004 hebben de ministeries van SZW en VWS een programmavoorstel gehonoreerd van de BOA gericht op de stimulering van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van arbeids- en bedrijfsgeneeskunde in lijn met het gelijkluidende RGO-advies. In dit advies van mei 2003 wordt geconstateerd dat er nog onvoldoende onderzoek plaatsvindt op de terreinen ‘kwaliteit en doelmatigheid van de bedrijfsgeneeskundige dienstverlening’ en ‘interventieontwikkeling- en evaluatie’. Het programma van de BOA geeft een invulling aan het stimuleren en ondersteunen van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Doel van het programma is samenwerkingsverbanden tussen wetenschap en praktijk te creëren, landelijke afstemming en programmering van onderzoek te verkrijgen en kennisoverdracht en implementatie c.q. toepassing van resultaten in de praktijk te stimuleren. In het programma wordt nauw samengewerkt met de NVAB, TNO Arbeid, de universitaire centra AMC en VU medisch centrum. De ministeries van SZW en VWS hebben gezamenlijk voor de opstartfase in 2004 een subsidie van € 280.000,= ter beschikking gesteld, en voor de jaren 2005 en 2006 een bedrag van € 800.000,= per jaar gereserveerd. Het programma gaat uit van 50% cofinanciering van wetenschappelijk onderzoek door de sector zelf. Naar aanleiding van het RGO-advies Verzekeringsgeneeskunde heeft het UWV op 24 januari 2005 samen met de universitaire centra AMC en VU medisch centrum een samenwerkingsovereenkomst getekend om een Interuniversitair Kenniscentrum
Verzekeringsgeneeskunde op te richten. In haar advies van juni 2004 constateerde de RGO dat de verzekeringsgeneeskunde op belangrijke onderdelen niet of nog slechts beperkt ‘evidence based’ is. Met het op te richten Kenniscentrum willen de samenwerkende partijen de kwaliteit en de wetenschappelijke onderbouwing van de verzekeringsgeneeskunde verder bevorderen. In het Kenniscentrum worden wetenschappelijk onderbouwde methoden, richtlijnen en hulpmiddelen ontwikkeld. Deze methoden en richtlijnen kunnen de verzekeringsartsen van het UWV in de praktijk gebruiken en toetsen op kwaliteit, effectiviteit, validiteit en bruikbaarheid. Het UWV zal voor het Kenniscentrum menskracht en statische gegevens aanleveren. Voor een periode van 5 jaar (2005-2009) bedraagt de inbreng van het UWV € 1.170.000,= (inclusief menskracht, additionele kosten en doorberekend productieverlies). De beide universitaire centra leveren een substantiële niet-materiële inbreng in de vorm van wetenschappelijke expertise, wetenschapscommissies en onderzoekers op het terrein van de verzekeringsgeneeskunde.
Bijlage 2
Verslag derde invitational conference ‘Sociale zekerheid en zorg’ Groenekan, 13 december 2004 Sinds september 2002 voeren de ministeries van SZW en VWS het project ‘Sociale zekerheid en zorg’ uit. Doel van dit project is een versnelde ontschotting tot stand te brengen tussen de sociale zekerheid en de gezondheidszorg. Met partijen in het veld (sociale partners, arbodiensten, reïntegratiebedrijven, betrokken artsengroepen en verzekeraars) wordt getracht een integrale keten van preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie op te zetten, waarmee het ziekteverzuim van werknemers en de WAO-instroom worden verminderd. Tijdens twee invitational conferences in juni en december 2003 hebben de ministeries met partijen respectievelijk een agenda opgesteld en werkafspraken gemaakt om de ontschotting van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg te realiseren. Op 13 december 2004 hebben de minister en staatssecretaris van SZW en de minister van VWS de genoemde partijen uitgenodigd voor een derde en laatste bijeenkomst. Daarin is vooruitgeblikt op de invoering van de nieuwe stelsels van zorg en sociale zekerheid per 1 januari 2006. Doel van de bijeenkomst was om met deze partijen afspraken te maken waardoor werkgevers en werknemers de mogelijkheden die deze nieuwe stelsels bieden op de werkvloer kunnen omzetten in een nog effectiever preventie-, verzuim- en reïntegratiebeleid. De bijeenkomst werd voorgezeten door de heer C. van der Pol, voorzitter van de hoofddirectie van Interpolis. Na de openingstoespraken van de ministers van VWS en SZW werden door diverse sprekers discussies ingeleid over de vier thema’s die tijdens deze conferentie centraal stonden. Dit betreft: o inkoopkracht van werkgevers en werknemers, o mogelijkheden voor het combineren van zorg- en verzuimverzekeringen, o inzicht in het handelen van artsen, en o transparantie in de arbo- en reïntegratiedienstverlening. Ter afsluiting van de conferentie gaf de heer Van Hoof, staatssecretaris van SZW, een samenvatting van de belangrijkste conclusies van de conferentie in een vraaggesprek met voorzitter Van der Pol.
Toespraak minister H. Hoogervorst De afsluiting van het project is in de ogen van minister Hoogervorst tegelijkertijd de start van een nieuwe fase: die waarin de gemaakte afspraken ‘going concern-activiteiten’ moeten worden. Met als doel: minder zieke werknemers, zieke medewerkers die sneller beter worden en minder mensen in de WAO. Tijdens de eerste twee conferenties zijn goede discussies gevoerd en heldere afspraken gemaakt. De contouren van een integrale keten van preventie, verzuim en reïntegratie liggen helder vast. Nu gaat het er om die keten op de werkvloer zichtbaar te maken. De minister licht dit toe aan de hand van het wetsvoorstel Zorgverzekeringswet, dat zijns inziens voordelen biedt voor alle betrokkenen. Voor werkgevers kan de potentiële schade door verzuim en WAO-instroom afnemen middels een slimme combinatie van preventieve en curatieve zorg. Werknemers/burgers kunnen via een collectiviteit, korting op de nominale premie afdwingen en goede, passende aanvullende pakketten uitonderhandelen. In combinatie met de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving
liggen er kansen voor het leveren van meer kwaliteit met als doel minder verzuim en minder arbeidsongeschiktheid. Op dat punt sluiten het project ‘Sociale zekerheid en zorg’ en de nieuwe wetgeving naadloos op elkaar aan. Minister Hoogervorst wijst partijen erop dat 2005 gebruikt moet worden ter optimale voorbereiding op de nieuwe stelsels. Het verder realiseren van een integrale keten van sociale zekerheid en zorg zullen zij zelf moeten dragen. De minister roept artsen op het onderdeel ‘arbeid’ onlosmakelijk in hun werk op te nemen. Vanuit de KNMG zijn er goede initiatieven op dit gebied, maar artsen moeten zich meer bewust zijn van de intrinsieke waarde van arbeid: wat kan vanuit het werk de bijdrage zijn aan het herstel van een zieke? Hij verwijst naar de uitzending van 12 december 2004 van het VPRO-programma ‘Tegenlicht’ (aflevering ‘Dokter u maakt me ziek!) waarin huisartsen patiënten instrueren hoe om te gaan met een verzekeringsarts om voor een uitkering in aanmerking te komen. Wat dat betreft, is er nog een wereld te winnen. De minister noemt het teleurstellend dat artsen tot nu toe nog niet op grote schaal meer afstemmen bij diagnose, behandeling, verzuimbegeleiding en reïntegratie. Hij verwacht dat artsen hun verantwoordelijkheid nemen, en dat ook in daden laten zien. Ook verzekeraars verzoekt hij alles te doen wat in hun vermogen ligt om afstemming tussen artsen te stimuleren en daartoe met concrete voorstellen te komen. Tot slot spreekt de minister uit blij te zijn met de resultaten van het project ‘Sociale zekerheid en zorg’. Het project heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan meer ‘kruisbestuiving’ tussen zorg en arbeid. Nu is het zaak dat werkgevers en werknemers, arbodiensten, reïntegratiebedrijven, artsen en verzekeraars ervoor zorgen dat die ‘kruisbestuiving’ niet meer iets bijzonders is, maar gewoon de alledaagse praktijk wordt.
Toespraak minister A.J. de Geus Minister De Geus benadrukt dat partijen na deze derde en laatste conferentie over ‘Sociale zekerheid en zorg’ één jaar de tijd hebben om in te spelen op de kansen die de nieuwe zorgen arbeidsongeschiktheidsstelsels bieden om verzuim en arbeidsongeschiktheid te verminderen. Daarbij constateert hij dat partijen en de overheid sinds de vorige conferenties over ‘Sociale zekerheid en zorg’ het nodige in gang hebben gezet. Als voorbeeld noemt de minister het Sociaal Akkoord 2004 naar aanleiding waarvan besloten is om afspraken over preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie op te nemen in CAO’s. Arbodiensten en reïntegratiebedrijven hebben zich in 2004 ingespannen om meer op één lijn te komen bij het werken aan een transparante markt voor werkgevers en werknemers. Daarnaast zijn de verzekeraars actief om een integrale keten van ondersteuning bij preventie, verzuim en reïntegratie aan te bieden. Verzekeraars zien geen belemmeringen om producten op het gebied van zorg en verzuim te combineren. De minister spreekt zijn waardering uit voor de actieve houding van de betrokkenen. Vanuit het positieve beeld dat partijen actief werken aan de vermindering van verzuim en arbeidsongeschiktheid spreekt minister De Geus zijn vertrouwen uit dat partijen ook in 2005 optimaal gebruik gaan maken van de kansen die de nieuwe stelsels bieden. Er zijn echter nog meer inspanningen nodig om te komen tot een optimaal resultaat: Werkgevers en werknemers zullen vanuit hun verantwoordelijkheid voor een goed preventie-, verzuim- en reïntegratiebeleid combinaties van diensten gaan inkopen. De vraag is welke diensten het meest geëigend zijn voor een bedrijf. Om die vraag te kunnen beantwoorden, is allereerst transparantie nodig van de dienstverlening van arbodiensten en reïntegratiebedrijven, zorg- en inkomensverzekeraars en artsen. Zowel de inhoud van het
dienstenaanbod als de relatie tussen prijs en kwaliteit moet duidelijk zijn. Op de tweede plaats is het van belang dat de afnemers van producten (werkgevers en werknemers) zich verdiepen in het aanbod op de preventie-, verzuim- en reïntegratiemarkt. De juiste keuzen leveren immers geld op. Voor kleine bedrijven is ondersteuning vanuit de branche daarbij een goede mogelijkheid. Minister De Geus spreekt tot slot zijn verwachting uit dat partijen op deze conferentie weer afspraken maken. Afspraken met de inzet dat de nieuwe stelsels van zorg en arbeidsongeschiktheid er vanaf 2006 toe leiden dat werkgevers en werknemers een doelmatig beleid voeren op het gebied van preventie, verzuim en reïntegratie, met als resultaat een structurele vermindering van verzuim en arbeidsongeschiktheid.
Thema 1
Inkoopkracht werkgevers / werknemers
De heer J.W. van den Braak, directeur Sociale Zaken VNO-NCW De heer Van den Braak benadrukt dat de regie voor preventie, verzuim en reïntegratie in de onderneming ligt. Hij verwijst daarbij naar de Verklaring naar aanleiding van het Sociaal Akkoord van de Stichting van de Arbeid, waarin is opgenomen dat in het decentrale overleg initiatieven moeten worden genomen en investeringen moeten plaatsvinden op het terrein van arbeidsomstandigheden, arboconvenanten, ziekteverzuim en reïntegratie. De heer Van den Braak vindt het van belang dat de inkoopkracht van de ondernemer, in samenspraak met de werknemers, wordt vergroot. De liberalisering van de arbodienstverlening en het vergroten van de transparantie van de arbo- en reïntegratiemarkt ziet hij als goede ontwikkelingen die daarmee in lijn liggen. De heer Van den Braak vindt ook het ontstaan van een integrale keten van dienstverlening op het gebied van sociale zekerheid en zorg cruciaal, waarbij de branches een rol kunnen vervullen om de inkoopkracht van kleine bedrijven te ondersteunen. Voor de ziektekosten vindt VNO-NCW het van belang dat collectieve contracten een financiële prikkel voor ondernemers bieden. De heer T. Heerts, federatiebestuurder FNV De heer Heerts stelt dat preventie van arbeidsuitval het beste kan worden opgepakt door de directe chef in het bedrijf. Het investeren in preventie moet in CAO’s worden gestimuleerd, mede om te voorkomen dat er een stroom van schadeclaims zal ontstaan. De heer Heerts ziet dat de rol van de bedrijfsarts steeds meer van belang wordt waar het om reïntegratie van zieke werknemers gaat. In het bijzonder omdat het handelen van de arts de inkomensbescherming raakt. De heer Heerts pleit ervoor om de nadruk veel meer op preventie te leggen in plaats van op reïntegratie. Daarvoor is het nodig dat de inkoopkracht van werkgever en werknemers wordt bevorderd. Het werken aan een transparante keten van dienstverlening op het terrein van preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie is daarvoor van belang. De heer T. Hofhuis, directeur Axioma De heer Hofhuis ziet als ondernemer graag minder regels. Omdat zijn bedrijf nauwelijks ziekteverzuim kent, zijn volgens Hofhuis veel regels voor hem niet relevant. Als ondernemer zou hij graag te maken hebben met één ministerie dat een marktgerichte benadering hanteert. Zijn ervaring is dat aanbieders op de markt van preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie met de rug naar de markt staan. De heer Hofhuis voert een pleidooi voor het helder en transparant aanbieden van pakketten op het gebied van bijvoorbeeld zorg, inkomensschade, preventie, arbeidsomstandigheden, reïntegratie en pensioen. Voor het midden- en kleinbedrijf kan onder andere de assurantietussenpersoon een belangrijke rol vervullen bij de inkoop van voornoemde pakketten.
Discussie De heer Van der Pol opent de discussie met de vraag hoe het midden- en kleinbedrijf geholpen kan worden. In de discussie wordt direct gesteld dat een goede samenwerking tussen werkgever en werknemers binnen de onderneming van belang is. Daarbuiten wordt onder meer door verzekeraars gewerkt aan nieuwe producten waarin bijvoorbeeld een verzuimverzekering wordt gecombineerd met arbo- en reïntegratiedienstverlening. De relatie met de curatieve zorg wordt daarbij meestal niet gelegd. Gesteld wordt dat markttransparantie van belang is voor het ontwikkelen van inkoopkracht van de werkgever. Ook kunnen brancheorganisaties een inkoopbeleid voor de branche ontwikkelen. Dit wordt echter nog maar op enkele plaatsen opgepakt. De vakbonden willen bezien hoe de markttransparantie door middel van eigen activiteiten bevorderd kan worden. De voorzitter sluit de discussie af met de constatering dat de markt voor de burger en voor de ondernemer in het midden- en kleinbedrijf een complexe aangelegenheid is. De worsteling van branches bij het bieden van duidelijkheid richting de leden onderstreept de urgentie voor het werken aan markttransparantie.
Thema 2
Mogelijkheden voor het combineren van zorg- en verzuimverzekeringen
De heer R. Delleman, directeur Ardyn Arbo & Advies (Menzis concern) De heer Delleman biedt inzicht in de wijze waarop Menzis zorg en inkomen zijn dienstverlening aan werkgevers vorm geeft. Bij Menzis staat de werkgever zelf aan het stuur; hij bepaalt wat hij zelf wil regelen en wat hij uitbesteedt. De ervaring die Menzis in de afgelopen jaren heeft opgedaan bij de middelgrote werkgevers is dat zij vooral denken in termen van kosten. Menzis verschaft inzicht in de indirecte kosten die het gevolg zijn van verzuim, een tekortschietend verzuimbeleid en de kosten voor werkgevers van de loondoorbetaling bij ziekte. Centraal in het concept van Menzis staat de ‘Menzis Werk-gezond centrale’. Daar komen de aanmeldingen van werkgevers binnen via de regiomanager of de portal. Voor elke werknemer is er een casemanager die aan de hand van triage vaststelt welk traject nodig is om de werknemer weer snel te integreren. De centrale regelt niet alleen de noodzakelijke interventies in de (arbo-)curatieve zorg, de arbo-dienstverlening en de reïntegratie, maar zorgt ook voor de noodzakelijke financiering via de verzekeringen, subsidies of directe betalingen door de werkgever. Over de resultaten van het traject dat een werknemer doorloopt, vindt terugkoppeling plaats in de vorm van managementinformatie. Voor deze integrale keten van dienstverlening, die ook voor het midden- en kleinbedrijf goed functioneert, maakt Menzis behalve van de ziektekostenverzekering gebruik van de eigen arbodienst en het eigen reïntegratiebedrijf. De heer J. van de Griend, directeur Achmea Sociale Zekerheid In zijn presentatie gaat de heer Van de Griend in op de rol van ziektekostenverzekeraars in de keten van dienstverlening. Hij mist nog te veel de ziektekostenverzekeraars in de keten en vraagt zich af of dat niet mede een gevolg is van te weinig vertrouwen in de voordelen van collectieve contracten. Zal het nieuwe zorgstelsel, dat in 2006 wordt ingevoerd, hierin een wezenlijke verandering kunnen brengen? Door ingrijpende wijzigingen in zowel de sociale zekerheid als de zorg gaat er veel veranderen. De wetgeving is nog niet af. Het gevolg daarvan is dat er nog geen inzicht is in de producten die in de toekomst nodig zijn. In het nieuwe zorgstelsel zijn de voorwaarden voor
integratie van sociale zekerheid en zorg en voor een goede rol van de zorgverzekeraar niet optimaal. Er is nog maar voor 10% marktwerking in de zorgsector; voor het overige reguleert de overheid nog de zorg. Dat ontmoedigt een actief zorginkoop beleid door de verzekeraar. Bovendien is de ruimte voor zorgverzekeraars om collectieve contracten met werkgevers af te sluiten beperkt. Er is geen financiële prikkel voor de werkgever vanwege de 50% verplichte werkgeversbijdrage. De nu in de Tweede Kamer voorgestelde mogelijkheid van een korting van 5% op de nominale premie is onvoldoende om de markt voor collectieve contracten in beweging te krijgen. Er ligt dus ook nog een taak voor de overheid. [N.B.: inmiddels heeft de Tweede Kamer ingestemd met een korting tot maximaal 10 procent.] De heer P. Abelskamp, Managing Consultant Zorg en Inkomen AON De werkgever is aan zet en hij zal, waar nodig gecoacht moeten worden. Dat is de opvatting van de heer Abelskamp. De werkgever zal vooral het overleg met de werknemers moeten intensiveren; beide hebben een verantwoordelijkheid en mogelijkheden om tot een goede invulling daarvan te komen. Evenals de heer Delleman ondervindt ook de heer Abelskamp dat werkgevers nog te veel in termen van directe kosten denken. Verzekeraars kunnen de werkgevers helpen om ook inzicht te krijgen in de indirecte kosten van een tekortschietend verzuimbeleid. Is dat inzicht er eenmaal dan moet een keten van instrumenten worden georganiseerd om werkgevers en werknemers bij te staan. AON ervaart dat werknemers een actieve werkgever op het terrein van arbeidsomstandigheden en verzuimbeleid waarderen. De heer Abelskamp waarschuwt verzekeraars voor het tijdig starten van onderhandelingen over collectieve contracten. Wanneer een werknemer eenmaal individueel een naar zijn mening goede zorgverzekering heeft afgesloten, zal het extra moeilijk zijn om hem alsnog in een collectieve regeling onder te brengen. Een korting van 5% is niet voldoende om een individuele werknemer over de streep te trekken. Maar er zijn voor de werkgever natuurlijk meer mogelijkheden om het voor een verzekerde aantrekkelijk te maken om in een collectieve regeling te stappen. Korting op de premie voor de aanvullende verzekering, zorggaranties, zorg preventie en minder eigen risico kunnen eveneens een rol spelen. Wel is het van belang dat verzekeraars bij het vaststellen van de korting voor de collectiviteit rekening moeten kunnen houden met de effectiviteit van het verzuimbeleid van de werkgever. Discussie Een vertegenwoordiger van een verzekeraar ziet anders dan de heer Van de Griend aangeeft, legio mogelijkheden in de markt. Zijn bedrijf is zeer actief op deze sterk groeiende markt en heeft geen reden tot klagen. Een andere verzekeraar ondersteunt het betoog van de heer Van de Griend wel. De minister van VWS heeft - al dan niet bewust - de wenselijkheid van collectieve contracten onvoldoende benadrukt en min of meer een ontmoedigingsbeleid voor collectieve contracten gevoerd. Vanuit werkgeverszijde wordt deze opvatting gedeeld. Ook werkgevers vinden het van groot belang dat er voldoende financiële prikkels in het nieuwe zorgstelsel zijn om collectieve contracten met zorgverzekeraars te kunnen afsluiten. Wel is er begrip voor de opstelling van de minister in het politieke debat waar solidariteit een belangrijk uitgangspunt is. Een andere verzekeraar verwijst naar enkele door het Verbond van Verzekeraars ingestelde onderzoeken die het positieve effect van collectieve contracten op de schadelastbeheersing zichtbaar maken. Vanuit de vakbeweging wordt het betoog van de heer Abelskamp ondersteund, in het bijzonder wanneer het gaat om de andere prikkels dan alleen de korting op de premie. Er moet veel meer sprake zijn van een integrale benadering. Ook de aanvullende verzekering speelt daarin een belangrijke rol. De voorzitter stelt vast dat verzekeraars genuanceerd denken over de rol van de collectieve ziektekostenverzekering in de keten van sociale zekerheid en zorg, maar stelt ook vast dat nu al goede resultaten worden geboekt.
Thema 3
Inzicht in het handelen van artsen
De heer P. Holland, voorzitter KNMG (artsenfederatie) De heer Holland benadrukt in de eerste plaats dat de relatie arbeid en gezondheid op de werkvloer moet worden geregeld. Dat wat artsen bindt, zal door de KNMG worden opgepakt. Volgens Holland kan in de arbocuratieve zorg meer synergie en resultaat worden behaald bij de ontwikkeling en implementatie van richtlijnen voor arbeid en gezondheid. Wat hem betreft zou het patiëntenperspectief hier ook beter in mogen worden verankerd. De heer Holland verwoordt dat de KNMG het belangrijk vindt dat er meer aandacht komt voor arbeid in de opleiding. Een ander in zijn ogen belangrijk element bij samenwerken en afstemmen, is het elektronisch patiëntendossier. Tot slot signaleert hij dat het beleid van de overheid en zorgverzekeraars artsen onvoldoende faciliteert bij het tot stand brengen van de samenwerking. De heer Holland zegt toe dat de KNMG in januari 2005 een plan van aanpak presenteert waarin zal worden aangegeven hoe de KNMG gaat investeren in betere zorg voor werknemers. Hij benoemt vier elementen van dit plan: • coördinatie en samenwerking in het veld van arbeid en gezondheid; • het vergroten van het handelingsperspectief en de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer/patiënt; • aandacht voor arbeid en gezondheid in de artsenopleiding; • de positie van de arbozorg en de bedrijfsarts. De heer K. Zwart, directeur Breed Platform Verzekerden & Werk De heer Zwart stelt dat de vervlechting van de sociale zekerheid en zorg ook aandacht vraagt voor en van individuele gebruikers. De zieke werknemer is zowel patiënt, werknemer, gebruiker van de sociale zekerheid en burger. Nu kiest de professional nog te vaak vóór de cliënt en zijns inziens zou de regie weer bij de cliënt zelf moeten komen te liggen. Om verantwoordelijkheden waar te maken, moet de cliënt ook toegerust zijn, met instrumenten en ondersteuning bij het behouden en vinden van een gezonde balans tussen arbeid en gezondheid. Zijn project ‘Ziek & Mondig’ sluit hierbij aan en is bedoeld ter versterking van de positie van de zieke werknemer door het meer benutten van de eigen kracht en oplossingsvaardigheden van het individu (zieke werknemer). De heer Zwart benadrukt het betrekken van cliënten en hun belangenorganisaties als kritische partijen bij het ontwikkelen en toetsen van de kwaliteit van dienstverlening en benadrukt hun ervaringsdeskundigheid. Hij ziet bijvoorbeeld graag dat de cliënten betrokken worden bij keurmerken. Discussie Gesteld wordt dat meer maatwerk richting werknemers zowel nodig is in de zorg als bij de uitvoering van de sociale zekerheid. De rol van de verzekeraars neemt toe, mede door de verwijsfunctie die de bedrijfsarts heeft sinds 1 januari 2004. Gepleit wordt voor arbeidsDiagnose-Behandel-Combinaties’s (DBC’s) die de mogelijkheid bieden voor financiering van aantoonbaar effectieve tweedelijns bedrijfsgeneeskundige interventies, zoals rugscholen en gerichte behandeling van arbeidsrelevante psychische klachten. Er moeten afspraken komen over inhoud, kwaliteit en prijs. Er wordt aangegeven dat er meer flexibiliteit moet zijn in financiering van de arbozorg. Zorgverzekeraars stellen dat hetgeen de bedrijfsarts aan zorg verleent en bepaalde reïntegratie-interventies onder de functiegerichte aanspraken van de Zorgverzekeringswet kunnen vallen. Zij zien het als stap voorwaarts als er daartoe een meer integrale regeling komt.
Voorzitter Van der Pol concludeert naar aanleiding van de presentaties en de discussie dat artsen nog onvoldoende zijn voorbereid op de nieuwe stelsels. De afstemming tussen artsen bij diagnose, behandeling, verzuimbegeleiding en reïntegratie kan bijvoorbeeld beter. Daartoe is het van belang dat zij met multidisciplinaire richtlijnen inzicht geven in het professioneel handelen. Het thema werk(hervatting) komt zowel in de opleiding als in het handelen van de artsen nog onvoldoende aan bod. Dat de KNMG heeft toegezegd om te komen met een plan wat betreft richtlijnen en opleiding is de juiste aanpak. Verder moet de werknemer en zijn mogelijkheden meer centraal komen te staan bij de behandeling. Tot slot wordt er door de artsengroepen gepleit om financiering van arbozorg vanuit de zorgverzekeringswet mogelijk te maken.
Thema 4
Transparantie in de arbo- en reïntegratiedienstverlening
Mevrouw E. Vogelaar, voorzitter Borea Mevrouw Vogelaar maakt vanuit de branche van reïntegratiebedrijven melding van goede voortgang bij het werken aan markttransparantie. Borea heeft zelf bijvoorbeeld als transparantie-instrument het Borea-keurmerk opgetuigd, waaraan een benchmark met tevredenheidsmetingen is gekoppeld. Mevrouw Vogelaar kenschetst de transparantie van de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van opdrachtgevers en opdrachtnemers. Vanuit dat vertrekpunt werken Borea, BOA (arbodiensten) en de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) aan een convenant ter bevordering van de markttransparantie. Het convenant gaat uit van het oprichten van een gezamenlijke stichting waarin de diverse transparantie-instrumenten binnen twee jaar worden ondergebracht. De RWI zal het voorzitterschap en de ondersteuning van de stichting verzorgen. Mevrouw Vogelaar ziet deze ontwikkeling als een omslag in het werken aan markttransparantie en als een belangrijke prestatie van partijen in een concurrerende markt. De heer D. van der Laan, algemeen directeur Arbo Unie en vice-voorzitter BOA De heer Van der Laan ziet in de markt voor arbodienstverlening twee belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste zijn de arbodiensten erin geslaagd om het verzuim omlaag te brengen en is er een meer positieve waardering voor de arbodienstverlening. Ten tweede het ontstaan van steeds meer behoefte aan maatwerk. De arbodiensten spelen hierop in door hun dienstverlening aan te bieden binnen een netwerk met lijnen naar ondermeer de curatieve sector en specialistische preventieve dienstverlening. Aangezet door de marktveranderingen zoeken de arbodiensten naar een nieuw groeiperspectief. De BOA heeft diverse stappen gezet in deze ontwikkelingen, zoals het optuigen van een branchemonitor, een leidraad voor het afsluiten van prestatiecontracten, een investering in de gezamenlijke research & development van de sector en de voorbereiding van een keurmerk. De heer Van der Laan ziet het als cruciaal om het belang van de werkgever en werknemer bij deze activiteiten in de arbodienstverlening centraal te stellen. Het keurmerk moet de klant, uitgaande van diens vraag, bijvoorbeeld inzicht geven in het aanbod, zodat de klant in staat is een goede keuze te maken.
Discussie In de discussie wordt vastgesteld dat de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening volwassen is geworden. Daarnaast worden zorgen geuit over de preventieve dienstverlening, omdat het zwaartepunt van de dienstverlening zit op ziekteverzuimbegeleiding en reïntegratie.
De vraag is of er een voldoende stimulans bestaat om in preventief advies en vervolgens in maatregelen te investeren. Bij de keurmerken wordt de kanttekening gemaakt dat het perspectief van de cliënt nog onvoldoende naar voren komt. Vanuit de aanbodzijde wordt dit onderkend. De keurmerken moeten aan waarde winnen door naast de aanbodzijde ook de vraagzijde te betrekken. Doel is dat de transparantie-instrumenten daardoor goed worden afgestemd op de vraag van werkgevers en werknemers. De voorzitter concludeert dat de markt voor arbo- en reïntegratiedienstverlening zich positief ontwikkeld. Daarbij is het zaak dat partijen op korte termijn daadwerkelijk verbeteringen laten zien.
Staatssecretaris H. van Hoof – samenvatting en conclusies In een vraaggesprek met voorzitter Van der Pol geeft staatssecretaris Van Hoof een samenvatting van de belangrijkste conclusies van de conferentie. Inkoopkracht werkgevers / werknemers De staatssecretaris vindt het belangrijk om met alle partijen te discussiëren over de ontwikkelingen in de sociale zekerheid en zorg. Centraal in die ontwikkelingen staan de werkgevers en werknemers. Het is van belang dat zij zien welke winst er uit de nieuwe stelsels van zorg en sociale zekerheid te halen is. Werkgevers en werknemers moeten de mogelijkheden van de nieuwe stelsels zelf om kunnen zetten in een beter preventie-, verzuimen reïntegratiebeleid. Daartoe dient de markt overzichtelijk en transparant te zijn. Staatssecretaris Van Hoof ziet het Sociaal Akkoord van 5 november 2004 als een goede start waarop verder gebouwd kan worden. Werkgevers- en werknemersorganisaties moeten zich verdiepen in de mogelijkheden die ze krijgen met de nieuwe stelsels. Zo kunnen zij hun inkoopkracht vergroten. Vanuit een scherpe definitie van de eigen behoefte moeten zij zich ontwikkelen tot capabele gesprekspartners van arbodiensten, reïntegratiebedrijven en verzekeraars. Kleine en middelgrote bedrijven kunnen dit bereiken door het sluiten van contracten via brancheverenigingen. Mogelijkheden voor het combineren van zorg- en verzuimverzekeringen Op verzekeringsterrein verwacht de staatssecretaris een sterke inzet op combinaties van zorgen verzuimverzekeringen. In 2005 gaat het erom dat verzekeraars de mogelijkheden en voordelen die een integrale aanpak van preventie, verzuim en reïntegratie stimuleren en zichtbaar maken. Niet alleen premiekortingen zijn daarbij van belang, maar vooral ook het leveren van maatwerk aan een bedrijf en de werknemers. De nieuwe zorg- en arbeidsongeschiktheidsstelsels omvatten voldoende prikkels en bewegingsruimte om zorg- en verzuimverzekeringen te combineren. Inzicht in het handelen van artsen De staatssecretaris geeft aan de discussie over de positionering van de bedrijfsarts met interesse te hebben beluisterd. Hij concludeert dat de factor ‘arbeid’ nog onvoldoende naar voren komt in het handelen van de diverse artsengroepen en in de opleidingen van artsen. Op dit onderwerp verwacht hij de nodige inspanning vanuit de verenigingen van artsen. Het centraal stellen van de cliënt acht de staatssecretaris voor alle betrokkenen van belang. Hij verwacht dat alle partijen duidelijk zullen aangeven hoe ze dat willen vormgeven. Transparantie in de arbo- en reïntegratiedienstverlening
Staatssecretaris Van Hoof is positief over de samenwerking tussen de koepels van arbodiensten en reïntegratiebedrijven waar het gaat om het werken aan een transparante markt. De RWI vervult daarbij een ondersteunende rol. Het is duidelijk dat de partijen hier zelf hun verantwoordelijkheid oppakken, zodat de overheid zich terug kan trekken. Voor een goede ontwikkeling van de markt acht de staatssecretaris het van belang dat de transparantieinstrumenten binnen één jaar worden gerealiseerd. De rol van de overheid Voor de overheid ziet de staatssecretaris in 2005 een beperkte rol weggelegd. Met het optuigen van de nieuwe stelsels voor sociale zekerheid en zorg hebben de ministeries hun werk in grote lijnen gedaan. Met deze conferentie is het project ‘Sociale zekerheid en zorg’ afgerond. In het project zijn samen met alle partijen verbindingen gelegd tussen de stelsels van sociale zekerheid en zorg, opdat er in 2006 een goed werkend preventie-, verzuim- en reïntegratiebeleid kan worden gerealiseerd. Afhankelijk van de ontwikkelingen in 2005 wil de staatssecretaris de mogelijkheid voor vervolgoverleg open houden. De staatssecretaris bedankt tot slot de aanwezigen en de dagvoorzitter voor hun aanwezigheid en inbreng. Dagvoorzitter Van der Pol sluit de bijeenkomst af met een dankwoord aan de deelnemers en de sprekers. Tot slot bedankt hij het projectteam ‘Sociale zekerheid en zorg’ die de ‘Groenekan-bijeenkomsten’ hebben georganiseerd, en de partijen hebben gestimuleerd om het realiseren van een integrale keten van zekerheid en zorg verder zelf ter hand te nemen.