Resultaat OCP 269 - 31 maart 2010 Dagorde: 1. Voorontwerp van wet en OKB Controleorgaan (COC) 2. OKB politievertegenwoordigers in het buitenland 3. OKB tweekleurig concept functieuitrusting 4. OKB Commissie politiebewapening 5. Kogelwerende vesten (vervolg OCP 265) 6. Arbeidsongevallen – procedure (vraag ACV) 7. Business plan (vraag ACV) 8. Syndicale overlegstructuur - toelichting 9. Varia: - Problematiek Denderleeuw - toelichting - GPI 44 Ter – stand van zaken - Opleiding, rekrutering, directiebrevet - Wijkwerking - mededeling - Werkgroep CGSU (vervolg OCP 268) 1. Voorontwerp van wet en OKB Controleorgaan (COC) Het voorontwerp van wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten beoogt een wijziging van de wet op het politieambt en een wijziging van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiele elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten. Er wordt voorgesteld om in artikel 44/9 van de wet op het politieambt het eerste en het tweede lid te vervangen als volgt: “Art. 44/9. De personeelsleden van de politiediensten belast met het beheer van de algemene
nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, worden aangewezen of, in voorkomend geval, hernieuwd in hun mandaat, na het advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 betreffende het voornoemde beheer. Geen enkele aanwijzing of herplaatsing kan worden toegekend dan op initiatief of met het akkoord van de bevoegde minister en bovendien, op verzoek van het personeelslid , na tussenkomst van dit controleorgaan. De nadere regels hiervan worden bepaald door de Koning. Na advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7, bepaalt de commissaris-generaal de betrekkingen waarvan de titularissen belast zijn met het beheer van de algemene nationale gegevensbank zoals bedoeld in het eerste lid. ” Met betrekking tot artikel 44/11, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998, wordt voorgesteld om volgende wijzigingen aan te brengen: “ 1° de woorden “Elke politieambtenaar” te vervangen door de woorden “Elk personeelslid van de
politiediensten” 2° de woorden “en nalaat door te zenden” te vervangen door de woorden “of nalaat door te zenden”. ” Verder wordt voorgesteld om artikel 72 van de wet van 26 april 2002 aan te vullen met een lid luidende:
“ Voor de personeelsleden van de politiediensten belast met het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/9, eerste lid, van de wet op het politieambt, titularissen van een mandaat, wordt de opdrachtbrief vastgesteld, na het advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van dezelfde wet. De nadere regels hiervan worden bepaald door de Koning. ” Het OKB tot wijziging van het KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het
personeel van de politiediensten voorziet volgende wijzigingen: In artikel VI.II.28 RPPol wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende: “ Indien een kandidaat voor de bij mobiliteit te begeven vacante betrekking een personeelslid is,
belast met het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/9, eerste lid, van de wet op het politieambt, wordt, op zijn verzoek, een niet-stemgerechtigd lid van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van dezelfde wet aan de betrokken selectiecommissie toegevoegd. Dat lid van het controleorgaan maakt zijn eventuele beschouwingen over aan de voorzitter van de betrokken commissie uiterlijk de dag volgend op die van het horen van de laatste kandidaat.” In artikel VI.II.30 RPPol, worden de woorden “kandidaturen en haar beoordeling hiervan”, vervangen door de woorden “kandidaturen, haar beoordeling hiervan en, in voorkomend geval, de eventuele beschouwingen van het controleorgaan bedoeld in artikel VI.II.28, derde lid.” In artikel VI.II.31, eerste en tweede lid, en VI.II.33 RPPol, worden de woorden “ VI.II.28, derde lid” vervangen door de woorden “VI.II.28, vierde lid.”. In artikel VI.II.35 RPPol wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende:
Indien een kandidaat voor de bij mobiliteit te begeven vacante betrekking een personeelslid is, belast met het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/9, eerste lid, van de wet op het politieambt, wordt, op zijn verzoek, een niet-stemgerechtigd lid van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van dezelfde wet aan de betrokken selectiecommissie toegevoegd. Dat lid van het controleorgaan maakt zijn eventuele beschouwingen over aan de voorzitter van de betrokken commissie uiterlijk de dag volgend op die van het horen van de laatste kandidaat.” In artikel VI.II.37 RPPol, worden de woorden “kandidaturen en haar beoordeling hiervan” vervangen door de woorden “kandidaturen, haar beoordeling hiervan, en, in voorkomend geval, de eventuele beschouwingen van het controleorgaan bedoeld in artikel VI.II.35, derde lid, ”. In de artikelen VI.II.38, eerste lid, en VI.II.40, eerste lid RPPol, worden de woorden “ VI.II.35, derde lid” vervangen door de woorden “VI.II.35, vierde lid”. Artikel VI.II.87 RPPol wordt aangevuld met een lid luidende: “Indien het een personeelslid betreft dat belast is met het beheer van de algemene nationale
gegevensbank bedoeld in artikel 44/9, eerste lid, van de wet op het politieambt, wordt op zijn verzoek, de herplaatsing bevolen na schriftelijk advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van dezelfde wet.” In artikel VII.III.26, §2, RPPol wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: “Indien een kandidaat voor een bij wege van mandaat te begeven ambt een personeelslid is, belast
met het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/9, eerste lid, van de wet op het politieambt, wordt, op zijn verzoek, een niet stem-gerechtigd lid van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van dezelfde wet aan de betrokken selectiecommissie toegevoegd. Dat lid van het controleorgaan maakt zijn eventuele beschouwingen over aan de voorzitter van de betrokken commissie uiterlijk de dag volgend op die van het horen van de laatste kandidaat.” In artikel VII.III.29 RPPol, worden de woorden “kandidaatstelling” vervangen door de woorden “kandidaatstellingen en de eventuele beschouwingen van het controleorgaan bedoeld in artikel VII.III.26, §2, tweede lid”. In artikel VII.III.39 RPPol wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende: “Voor wat betreft de personeelsleden bedoeld in artikel 72, vierde lid, van de wet van 26 april 2002
wordt het ontwerp van opdrachtbrief zoals voorgesteld door het personeelslid, overgemaakt door de betrokken overheid bedoeld in het derde lid van dat zelfde artikel aan het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt, dat zijn advies verstrekt aan de voornoemde overheid binnen een termijn van 8 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de voornoemde ontwerpbrief. ”
In de artikelen VII.III.43, VII.III.47, VII.III.48, VII.III.49, VII.III.50 en VII.III.51 RPPol, worden de woorden “VII.III.26, §2, tweede lid” bvervangen door de woorden “VII.III.26, §2, derde lid”. Vakbonden delen mee niet akkoord te kunnen gaan met voorliggende voorontwerpen. Voornaamste reden is dat het onaanvaardbaar is dat het controleorgaan zou zitting nemen in selectiecommissies. Wanneer men dit voor deze dienst doet dient men dit ook in te voeren voor andere diensten. Overheid deelt mee de voorstellen in te trekken. 2. OKB politievertegenwoordigers in het buitenland. Het betreft een ontwerp van KB tot wijziging van het KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositievan het personeel van de politiediensten inzake de aanwijzing van de verbindingsofficieren. Tot op heden werd de materie geregeld via een ministeriële omzendbrief van 12 maart 2003 betreffende de Belgische politievertegenwoordigers van de geïntegreerde politie in het buitenland. Deze omzendbrief werd nooit onderhandeld en nooit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. In een permanente nota van 16 februari 2004 werd deze omzendbrief nader toegelicht. De overheid deelt mee dat arresten van de Raad van State meer dan eens gesteld hebben dat deze materie in een KB dient geregeld te worden. ACOD deelt mee dat in de omzendbrief sprake is van “politievertegenwoordigers in het buitenland” met een opdeling in politieattaché en verbindingsofficer. In het voorliggende ontwerp van KB is enkel sprake van verbindingsofficier. Overheid stelt dat het de bedoeling is om in de toekomst enkel nog verbindingsofficieren te behouden. De term politievertegenwoordiger geeft problemen binnen de diplomatieke wereld. ACOD stelt dat in de omzendbrief sprake is dat het mandaat een termijnj van 6 jaar voorziet die verlengbaar is met een termijn van twee jaar. In het ontwerp KB is enkel nog sprake van een termijn van 6 jaar die niet onmiddellijk kan verlengd worden. Dit gegeven zal er voor zorgen dat de huidige “verbindingsofficieren” geen rechtszekerheid meer hebben. ACOD stelt dan ook voor om de termijn te behouden zoals voorzien in de omzendbrief als overgangsmaatregel voor de verbindingsofficieren in dienst voor 1 januari 2010. Overheid geeft toe dat onze opmerking terecht is. Ze is dan ook bereid om een overgangsmaatregel te voorzien. Door ACOD en NSPV worden bezwaren geformuleerd met betrekking tot de samenstelling van de selectiecommissie. Er dienen geen afwijkingen te zijn op de bepalingen van art. VI.II.55 RPPol. Daarnaast bestaat gevaar dat selectie politiek zal beïnvloed worden door aanwezigheid van vertegenwoordiger van de minister van Justitie en vertegenwoordiger van miniuster van Buitenlandse Zaken. Overheid stelt dat dit ingeven is door de teneur van de arresten van de Raad van State die vinden dat er te weinig rekening werd gehouden met de adviezen van de betrokken ministers. Om dit te vereenvoudigen worden vertegenwoordigers opgenomen in de selectiecommissie. ACOD en NSPV vragen bijkomende inlichtingen met betrekking tot de “postvergoeding”. Het kan niet dat de verbindingsofficieren behandeld worden als “mandaathouders”. Dit laatste zijn ze niet. Di wil zeggen dat alle bepalingen van het geldelijk statuut op hen van toepassing zijn, meer bepaald overuren, weekenduren en nachturen. Overheid is het niet eens met deze stelling. Voor haar is de “postvergoeding” een vergoeding waar alles inbegrepen is. Ze verwijst naar de regelgeving die van toepassing is bij Buitenlandse Zaken.
ACOD en NSPV vragen om in het bezit gesteld te worden van de regelgeving zoals die van toepassing is bij Buitenlandse Zaken. Overheid zal op dit verzoek ingaan. Daar alle vakbonden te kennen geven de ondeerhandeling terzake niet te willen afsluiten stelt de overheid dat ze eind april terug zal agenderen. 3. OKB tweekleurig concept functieuitrusting Het betreft een OKB tot wijziging van het KB van 22 juni 2006 houdende de regeling van de specifieke functieuitrustingen van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. Er wordt in KB van 22 juni 2006 een hoofdstuk IV/1 ingevoegd dat het artikel 4/1 bevat. Hierbij wordt het principe van tweekleurig concept ingevoerd dat kan worden ingevoerd op de stukken van de specifieke functieuitrusting die op het bovenlichaam gedragen worden. Dit principe wordt verder uitgewerkt in een ontwerp van MB betreffende het tweekleurige concept voor de stukken van de specifieke functieuitrusting van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. In bijlage A bij dit OMB wordt gesteld dat de term “tweekleurig” betrekking heeft op fluo-oranje en blauwe kledingsstukken met retro-reflecterende banden, een opschrift met “Politie”, “Police” en/of “Polizei” en een markering met de blauwe logo-tekst van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. Deze markeringen zijn afgeboord met een retro-reflecterende rand of uitzonderlijk met een witte rand. Vakbonden hebben geen bezwaren tegen het principe van het tweekleurig concept. Wel wordt gesteld dat moet bepaald worden voor welke soort missies deze specifieke functieuitrusting in aanmerking komt. Voldoet niet voor wat betreft de kledij voor wegpolitie die niet beantwoord aan de Europese richtlijnen met betrekking tot de veiligheid. Dit laatste wordt toegegeven door overheid. Voorstellen zullen worden geformuleerd met betrekking tot de opmerkingen van de vakbonden. 4. OKB Commissie politiebewapening Het betreft een OKB tot wijziging van het KB van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de diensten enquettes bij de vaste comités P en I en van het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie. Dit KB komt tegemoed aan een vraag van de vakbonden om de “commissie politiebewapening” uit te breiden met maximum twee vertegenwoordigers per representatieve vakvereniging. Elke representatieve vakvereniging zal echter maar over één stem beschikken. Voortaan zal de commissie politiebewapening bestaan uit: voorzitter, zijnde de directeur van de infrastructuur en de uitrusting van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie;twee leden van de federale politiedrie leden van de lokale politie aangewezen door de Vaste Commissie van de lokale politiemaximum twee vertegenwoordigers per representatieve vakvereniging. Vakbonden gaan akkoord met het ontwerp van KB 5. Kogelwerende vesten Dit punt werd reeds eerder behandeld (OCP 265). Ingevolge de besprekingen werd toen het advies gevraagd van de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. De conclusies van het gevraagde advies zijn:
“ Het zou gepaster zijn om geen niveau van bescherming te kiezen met behulp van een norm, maar eerder een minimum vast te leggen in verband met de munities (en hun karakteristieken) die moeten worden tegengehouden. Verder wordt geadviseerd dat daarom de bescherming van het tweede niveau zou moeten gekozen worden met behoud van de meswerende bescherming en bijkopmend het dragen van de vest verplicht te maken zowel op het terrein als op de schietstand.” Vakbonden gaan akkoord met de bevindingen van de preventieadviseur die stelt dat men dient te kiezen voor het niveau HG2 van ballistische bescherming. Overheid stelt dat men opteert voor niveau 1. ACOD vraagt of men rekening zal houden met personeelsleden die een burgerprofiel hebben. Na beraad geeft overheid volgend antwoord: Voor personeelsleden met “uniform”-profiel wordt gekozen voor niveau 2. Voor de personeelsleden met burger-profiel wordt gekozen voor niveau 1 (kan onder kledij gedragen worden) aangevuld met een overgooisysteem op collectieve basis. Vakbonden wensen het voorgestelde in overweging te nemen. Overheid zal terug agenderen op 28 april. 6. Arbeidsongevallen – Procedure De procedure met betrekking tot arbeidsongevallen vind zijn oorsprong in de omzendbrief GPI 36 van 26 maart 2003. Dit werd verder uitgewerkt in de permanente nota DGP/DPS-3428/A van 21 mei 2003. Punt 2.3 van deze nota geeft praktische problemen. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid ingevolge een arbeidsongeval blijven het loon en de meeste toelagen en vergoedingen verschuldigd. Voor de nacht- en weekenduren geldt een bijzondere regeling. Wie tijdelijk arbeidsongeschikt is wegens een arbeidsongeval krijgt voor die gederfde twee toelsagen een gemiddeld bedrag. Dit alles geschiedt in principe na de beslissing door de Gerechtelijke Geneeskundige Dienst. Met betrekking tot de consolidatie en de ongeschiktheidsperioden die aan het ongeval zijn gelinkt. Daar dit bij zware ongevallen heel wat tijd kan in beslag nemen wordt aanvaard dat na periodes van telkens 4 maanden ononderbroken arbeidsongeschiktheid, anticipatieve vereffeningen nkunnen plaatsgrijpen. Deze regeling heeft voor gevolg dat wie bv 3 maand arbeidsongeschikt is geweest een lange tijd op zijn geld dient te wachten. Zolang er geen beslissing is van GGD kan er niet uitbetaald worden. ACV vraagt dan ook om hier ook voorschotten uit te betalen. Overheid stelt dat er statutair geen enkele verplichting is om voorschotten uit te betalen. De overheid wenst niet af te wijken van de geldende regelgeving. Indien voor iedereen zelfde regeling bestaat het gevaar dat de uitbetaalde voorschotten niet altijd zullen gedekt worden door de beslissing van GGD. Vakbonden stellen dat periode van 4 maanden selectief is. Vragen een oplossing voor de gevallen waar men minder dan 4 maand arbeidsongeschikt is ingevolge een arbeidsongeval. Overheid zal een oplossing zoeken en terug agenderen. 7. Business plan Op einde van vergadering worden vakbonden in bezit gesteld van een “businessplan”. Dit document wordt niet besproken en zal geagendeerd worden op volgende vergadering.
8. Syndicale overlegstructuur Door de overheid wordt de intentie kenbaar gemaakt om de Provinciale BOC’s af te schaffen en te vervangen door volgende BOC’s. * Niveau Commissariaat-Generaal - 1 BOC CG (federale politie en diensten die geen eigen BOC hebben) - 1 BOC CG-Dirco1 BOC CG-CGO1 BOC CG-CGSU * Niveau Algemene Directie van de Bestuurlijke Politie - 1 BOC DGA (de algemene directie en de diensten die geen eigen BOC hebben) - 1 BOC DGA-DAH1 BOC DGA-DAR 1 BOC DGA-SPC1 BOC DGA-SPN 1 BOC DGA-LPA * Niveau Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie 1 BOC DGJ (de algemene directie en de diensten die geen eigen BOC hebben) 1 BOC DGJ-Dirju * Niveau Algemene Directie van de Steun en van het Beheer 1 BOC DGS (de algemene directie en de diensten die geen eigen BOC hebben) 1 BOC DGS-DSE1 BOC DGS-DSL VSOA en NSPV vinden dit voorstel bespreekbaar doch wijzen op organisatorische problemen voor hun organisaties. Stellen dat het aantal vrijgestelden dient aangepast te worden. ACOD en ACV stellen dat dit niet aanvaardbaar is. De BOC op provinciaal niveau dient behouden te blijven. Overheid stelt dat in de bespreking kan meegenomen worden dat het provinciaal niveau behouden blijft. Gezien dit gegeven deelt ACV en ACOD mee dat voorstel kan behandeld worden zonder dat dit garantie geeft op een goedkeuring van het voorstel. Overheid zal agenderen op volgende vergadering. 9. Varia * Problematiek Denderleeuw Door DG van DGJ wordt uiteenzetting gegeven met betrekking tot onderzoek onder embargo toegepast op onderzoek in Denderleeuw. Gezien de vertrouwelijkheid geven we hier geen details weer. De eindconclusie is dat met betrekking tot communicatie er wijzigingen dienen doorgevoerd te worden. Deze zullen besproken worden met Federaal Parket. * GPI 44 Ter De GPPI 44 ter bevat richtlijnen betreffende het interventiekorps. Werd gepubliceerd in Belgisch Staatsblad van 27 januari 2010. Overheid deelt mee dat aanvang is genomen met uitwerking van de richtlijnen op provinciaal niveau. * Opleiding, rekrutering, directiebrevet Overheid deelt mee dat dit item zal besproken worden in werkgroep op 26 april 2010. * Wijkwerking Na overleg tussen vaste commissie en vakbonden op 18 en 25 maart werd definitieve tekst opgemaakt. Vakbonden werden in bezit gesteld van deze tekst.
Op 21 april zal de tekst in de Kamer besproken worden. * Werkgroep CGSU Overheid deelt mee dat debat niet verder kan gezet worden gezien onduidelijkheid over het begrip “beheersfunctie”. Advies werd gevraagd aan DGJ, vaste commissie en directie comité. Zal terug op agenda komen einde mei. * Opleiding Gevraagd wordt dat signaal zou gegeven worden naar kandidaten die in aanmerking komen om in oktober de opleidingen te starten. Ingevolge rekruteringsstop kwamen kandidaten die hun ontslag hadden gegeven voor opleiding aan te vatten in februari in de problemen. Overheid deelt mee dat dit inderdaad niet kan. Antwoord zal gegeven worden op 26 april. * Antislipschool Gezien de antislipschool tijdelijk gesloten is heeft dit gevolgen binnen WPR met betrekking tot functietoelage. Overheid stelt dat zonder brevet er geen toelage kan worden gegeven. * GPI 48 Opleiding telescopische matrak. Overheid zal zich bevragen. * Oranje loper – vakantiegeld Benoemingen gebeuren met terugwerkende kracht. Dit kan voor gevolg hebben dat men als inspecteur zijn vakantie geld ontvangen heeft. Als hoofdinspecteur had men nog geen recht op 92%. Gevaar bestaat dat men zal moeten terugbetalen. Overheid zal oplossing uitwerken.