RESIDENTIE KLOOSTERPARK gelegen te: Bilzen Kloosterstraat 16-18-20-22 Appartement 0.1
SAMENVATTEND LASTENBOEK
DE ONTWERPER Architectengroep J. Drieskens & J. Dubois nv 3500 Hasselt
1.
Het onderhavig lastenboek is een samenvatting van het bijzonder bestek. De eigenaar-kopers kunnen ten allen tijde inzage vragen van het gedetailleerd bijzonder bestek
2.
Op deze aanneming zijn van toepassing:
a)
Het Algemeen Bestek voor de Uitvoering van PrivéBouwwerken, 2de deel, Technische Voorschriften, uitgegeven door het W.T.C.B., F.A.B., en N.C.B., Lombaardstraat 41, 1000 Brussel
b)
Het Algemeen Bestek N.M../T 80, van de Nationale Maatschappij voor Huisvesting, Breydelstraat 12, 1040 Brussel
3.
Bij verkoop verbindt de verkoper zich ertoe de bouw en afwerking uit te voeren volgens onderhavig lastenboek. In geval de eigenaar wijzigingen of meerwerken vraagt, zal de verkoper hem een geschreven staat van globale prijs laten geworden. De werken zullen pas uitgevoerd worden na schriftelijk akkoord van de koper.
4.
Voor materialen aangegeven als referentie in onderhavig document, of aangegeven op de plannen, mogen gelijkwaardige producten toegelaten worden, voor zover hun waarde, kwaliteit en doelmatigheid tenminste gelijk zijn aan de voorgeschreven materialen.
5.
Indien er tegenspraak is tussen de plannen en het lastenboek, heeft het lastenboek voorrang.
ARTIKEL 1.
GRONDWERKEN
De aannemer vergewist zich zoveel mogelijk op voorhand van de grondgesteldheid van de bouwplaats door het inwinnen van inlichtingen bij de ontwerper, de buren, 2
werven in de onmiddellijke omgeving, enz. teneinde de gepaste voorzorgen te kunnen nemen om de grond droog te houden (art. 1.3.2.). Indien de aard van de grond, die bij het graven van de bouwputten en sleuven wordt blootgelegd niet overeenstemt met wat men had verwacht, dan schrijft het studiebureau de te nemen maatregelen voor. De uit bouwputten, sleuven, enz. afkomstige grond, wordt vervoerd naar plaatsen die door de architect worden aangeduid, binnen de uitgestrektheid van de bouwplaats. Overtollige gronden of producten die op de bouwplaats niet kunnen of mogen gestort worden, zullen buiten het bouwterrein vervoerd worden op kosten van de aannemer, die daarover naar goeddunken beschikt. Zie ook aflevering 3 van het Algemeen Bestek F.A.B. 2de deel.
ARTIKEL 2. 2.1
ONGEWAPEND OF LICHTGEWAPEND BETON
Materialen
Volgende materialen worden gebruikt voor het maken van beton: - grind: zuiver gewassen, steeds riviergrind, nooit uit groeven. - zand: kwartsachtige en korrel zand, zuiver, gewassen en vrij van alle organische bestanddelen - cement: Belgische normen voor levering en keuring van cement, laatste uitgave, opgemaakt door het Belgisch Instituut voor Normalisatie, zijn van toepassing op dit materiaal. - water: zuiver water, vrij van alle bestanddelen die de stabiliteit van het beton zouden kunnen aantasten. 2.2
Samenstelling
Ongewapend beton voor funderingssleuven, enz.: - grind 4/32: 800 liter - zand: 400 liter - cement P 30: 350 kg Breukweerstand van dit beton na 28 dagen: > 315 kg / cm2 2.3
Doorboringen
De nodige openingen zullen gelaten worden voor rioleringsbuizen, en voor leidingen water, telefoon, elektriciteit, verwarming, enz. en dit in overleg met de onderaannemers, wier naam en adres bij de ontwerper te verkrijgen zijn. Dit om achteraf onnodige breekwerken te vermijden.
ARTIKEL 3. 3.1 3
GEWAPEND BETON
Ontwerp van bouwwerken in gewapend beton
De studie van de bouwwerken in gewapend beton wordt uitgevoerd door het studiebureau. Deze documenten liggen ter inzage bij de verkoper en kunnen ten allen tijde worden geverifieerd. Al de te bepleisteren zijden van gewapend beton boven vensters, buitendeuren en aan kolommen in buitenwanden zullen gebeuren op verloren bekisting in houtwolcementplaten van 2,5 cm dikte. 3.2 a. b. c. d. e. f. g. h.
Toepassingen Betonbalken volgens detailplannen Betonkolonnen volgens detailplannen Draagstructuur trappen volgens detailplannen Tussenvloeren volgens detailplannen Verdeelkussen daar waar nodig Buitenwanden kelders volgens detailplannen Vloerplaat kelder volgens detailplannen Al de overige werken zoals gespecificeerd in het bijzonder bestek
ARTIKEL 4. 4.1
METSELWERKEN
Mortel voor metselwerken
Alle mortelsamenstellingen zullen vervaardigd worden in de betonmolen op de werf zelf, juist voor het verwerken. Mortels afkomstig van een betoncentrale, in het bezit van een Benor label, zijn aanvaardbaar, mits voorafgaandelijk toestemming van de ontwerper. 4.1.1
Samenstelling
1. Mortel voor baksteenmetselwerk: voor ondergronds metselwerk: 350 kg cement PN / m3 zand voor opgaand metselwerk: 300 kg cement PN / m3 metselzand 2. Mortel voor afcementering of beraping van keldermuren, enz.: 350 kg cement PN / m3 zuiver grof zand 3. Voegmortel voor het voegen van zichtbaar blijvend metselwerk: a. gewone grijze voeg: 175 kg hydraulische kalk 150 kg PN cement / m3 middelgrof zand b. witte voeg: 1 deel witte cement PN 2 delen schelpenkalk 8 delen zuiver, wit scherp zand 4.2
Uitvoering van metselwerk
Volgende materialen zijn aan te wenden: 1. Dragend opgaand binnenmetselwerk Uit te voeren in snelbouwstenen of betonblokken welke achteraf worden bepleisterd. 2. Niet dragend binnenmetselwerk Uit te voeren in gipsblokken glad afgewerkt 3. Gevelmetselwerk 4
Gevelparement uit te voeren in handvormsteen. Het geheel van dit metselwerk is achteraf op te voegen, kleur nog te bepalen.
ARTIKEL 5.
ISOLATIE TEGEN VOCHT
Overal waar vochtindringing, capillair of zakwater en alle andere indringingen mogelijk zijn, dient de aannemer te voorzien in de levering en plaatsing van een afdoend vochtisolatiescherm, geplaatst volgens de regels van de kunst. Er dient verplicht gebruik gemaakt van elastomeerbanen met aangepaste breedtes, dikte: 3,5 mm en met een inlage van polyester à rato van 250 gr /m2. Voor alle horizontale afdichtingen dienen de overlapping van 15 cm steeds hermetisch aan elkaar verbonden te worden door middel van aangepaste middelen, teneinde een volledige waterdichtheid te garanderen. Voor verticale afdichtingen volstaat in principe een overlapping van 15 cm op voorwaarde dat de plaatsing vakkundig gebeurt. Horizontale afdichtingen lopen steeds doorheen de volledige muurbreedte en zijn in geval van spouwmuren in de spouw omhoog te plooien teneinde een niveauverschil van min 20 cm tussen buitenspouwblad en binnenspouwblad te bekomen. Deze afdichting wordt steeds gecombineerd met open stootvoegen, teneinde evacuatie van eventueel spouwwater toe te laten. De aannemer is de enige verantwoordelijke voor alle vochtplekken welke zich eventueel zouden voordoen in het gebouw en alle eventuele herstellings- of verbeteringswerken zijn volledig ten zijnen laste of door derden op zijn kosten uit te voeren.
ARTIKEL 6. 6.1
DRAGENDE VLOERCONSTRUCTIES
Algemeen
Onderhavig artikel behandelt geprefabriceerde vloeren en gebakken aarde en gewapend beton. 6.2
Gemeenschappelijke voorschriften voor alle draagvloeren
Plaatsing van de draagvloeren volgens aanduiding op de plannen. Bewapening en druklaag dienen zodanig te zijn, dat de welfsels behoudens hun eigen gewicht en dit van vloeren en zolderingen, een nuttige belasting van 300 kg / m2 kunnen dragen. Wapeningen en eventuele bijwapeningen zijn aan te brengen volgens de voorschriften van de fabrikant of het studiebureau. In geen geval zullen de voegen tussen de elementen enige aftekening mogen vertonen in plafonnering of vloerbedekking. Alle eventuele scheuren en gebreken aan pleisterwerk of vloeren die het gevolg zijn van slechte welfsels, onvoldoende bewapening of druklaag zullen hersteld worden op kosten van de aannemer. De maximale doorbuiging mag max.1/800 bedragen van de grootste overspanning, onder invloed van het totaal van belastingen. De elementen dienen met de grootste zorg opgeslagen en behandeld te worden, teneinde beschadigingen te voorkomen. Beschadigde of gebarsten welfsels zullen onmiddellijk van de werf worden verwijderd door toedoen van de aannemer. Zie ook aflevering 7.32 en 7.33 van het Algemeen Bestek F.A.B.
ARTIKEL 7. 5
STAAL
De aannemer levert en plaatst alle voor de stevigheid van het gebouw nodige ankers, trekkers, beugels, enz. Verder alle klein ijzerwerk, al of niet beschreven, maar behorend tot de goede afwerking van het gebouw. Alle ijzerwerk dat gemetalliseerd dient te worden, moet verder één maal geverfd worden met zinkchromaatverf. Het ijzerwerk dat niet gemetalliseerd moet worden, is tweemaal te verven met een roestwerende verf op basis van zinkchromaat. Het gebruik van steengaas is toe te passen daar waar welfsels in metalen liggers of op profielen liggen. Dit in het algemeen waar twee verschillende materialen in één vlak tegen elkaar komen en bepleistering dient aangebracht te worden. Zie ook aflevering 8 van het Algemeen Bestek F.A.B.
ARTIKEL 8. 8.1
DAKBEDEKKINGEN
Dakpannen uit gebakken aarde, kleur nog te bepalen
Deze aanneming omvat tevens van de panlatten, nagels, mortel en bijzondere stukken zoals vorstpannen, kantpannen, ondervorsten, haakvorsten, eindvorsten, verluchtingspannen, enz. De plaatsing dient te geschieden met de grootste zorg en volgens de regels van de kunst. De latafstand wordt bepaald door het type pan. Achter de schouwen is een houten bebording aan te brengen waarop een keel moet rusten. Voor het plaatsen van de latten vergewist de dakdekker zich ervan dat de bovenzijde van de kepers geen holten of bulten vertoont. In geval de vlakheid van de dakbedekking in het gedrang zou komen, zal de aannemer daktimmerwerken deze gebreken herstellen alvorens men begint met het plaatsen van de dakbedekking. De aansluiting aan dakramen, schouwen, ontluchtingen, enz. zijn door de aannemer te voorzien. De pannen worden gelegd op latten van Rood Noors Grenen, met afmetingen 25 x 32 mm, indien de kepers gelegd werden met een afstand van 40 cm as op as. Indien gebruik gemaakt wordt van keperspanten of indien de keperafstanden meer dan 50 cm bedragen, zullen latten van 32 x 40 mm worden gebruikt. De latten zijn recht, goed beslagen en vertonen geen kwasten op hun ondervlak. Ze worden behandeld zoals beschreven in artikel 9.1.2. Ze worden met geschrankte voegen gelegd op kepers, genageld door middel van draadnagels met platte kop en een lengte van 60 mm. Het onderste deel van de pannen van de onderste rij van het dakvlak wordt ondersteund door een lat die een zodanige dikte heeft dat de helling van de pannen behouden blijft en de pan niet “duikt”. De afgedekte pannen en de speciale stukken worden met de slijpsteen bijgewerkt. Geen enkel panstuk, kleiner dan een halve pan, mag gebruikt worden. Het mofeinde van de nokpannen wordt tegenover de richting van de heersende winden gelegd. De pannen en hulpstukken zijn conform de voorschriften van de STS 34 deel II, materialen 09.31. Het plaatsen van de pannen gebeurt conform de voorschriften van de norm NBN 282, de STS 34, de richtlijnen van de fabrikant ter zake en de regels van de kunst. De pannen zullen ook voldoen aan de vereisten van het typebestek 104 artikel 02.03.
ARTIKEL 9.
RIOLERING EN PUTTEN
De conceptie van de riolering en de keuze van de afmetingen dient overeen te stemmen met de bepalingen van het “Sanitair Reglement”, voorgesteld door het W.T.C.B. (TV 114) indien geen gemeentelijke voorschriften voorhanden zijn die 6
primeren, evenals deze van de STS 35 Eerste boekdeel “Riolering-zuivering van huisafvalwater”. Afmetingen en plaatsing zoals aangegeven op de plannen. Toestellen moeten zodanig geplaatst worden dat zij toegankelijk blijven voor inspectie. De buizen worden geplaatst in sleuven waarvan de breedte gelijk is aan de buisdiameter + 50 cm en waarvan de diepte afhangt van het niveau waarop deze aansluiting geschiedt, en van de rioleringshelling. Deze diepte mag niet kleiner zijn dan de volgende waarden: - leidingen op plaatsen toegankelijk voor verkeer: 1,00 m of 1,50 m. - andere leidingen: 0,50 m of 1,50 m De bodem van de sleuf wordt met rivierzand of groevezand gevuld. De dikte van deze zandlaag bedraagt ongeveer 10 cm. Vervolgens worden de buizen zo gelegd dat zij over hun volledige lengte op deze laag rusten. Ze worden met de voorziene koppelstukken aan elkaar gezet. De buizen worden draaiend in de mof geschoven. De opvulling van de sleuven wordt verwezenlijkt met rivier- of groeve zand tot een hoogte van 20 cm boven de buis. De rest van de sleuf wordt vervolgens gevuld met aarde. Tot op een hoogte van 25 cm boven de buizen mag deze aarde enkel aangestampt worden op de zijkanten van de buis. Buizen, hulpstukken en nazichtputten zijn vervaardigd uit hard pvc. Het totale rioleringssysteem moet de technische goedkeuring B.u.t.g.b. hebben verkregen. De rioleringsbuizen beantwoorden aan de voorschriften van NBN T 42-108 en zijn bestemd voor de ondergrondse afvoer van afvalwater. De buizen zijn verplicht voorzien van volgende opdruk: Fabrieksmerk – BENOR – diameter en wanddikte – hoekverandering. De gespoten hulpstukken zijn alzijdig voorzien van een mof, waarin een rubberflap d.m.v. een klikring in polypropeen is vastgezet. Zij zijn verplicht van volgende opdruk voorzien: Fabrieksmerk – BENOR – diameter en wanddikte – hoekverandering. De geprefabriceerde nazichtputten in hard pvc zijn in de fabriek van de nodige aansluitmoffen voorzien. De dichting wordt op dezelfde wijze als de hulpstukken verzekerd door gefixeerde rubberflabben. Bovenaan zijn de putten voorzien van een aangetrompte kraag, waarin het ophoogstuk past. Volgende aanduidingen zijn op de putten aangebracht: Fabrieksmerk – diameter – goedkeuringen verleend door B.u.t.g.b. Bij de opmetingen worden de buizen, samen met de hulpstukken gerekend tot 10 cm boven betondek of druklaag gelijkvloers, behalve voor afvoerbuizen van regenwater die zich in het gebouw bevinden. Deze worden steeds opgemeten tot aan de dakkolk of kiezelbalk. Waar dakafvoeren voorzien zijn in een ander materiaal (koper) zal de aannemer steeds een overgangsdichtingsstuk voorzien (vierkant-rond) op de leidingen, zodat de verticale afvoer kan aangesloten worden. Zie ook aflevering 10.1 en 10.21.5 van het Algemeen Bestek F.A.B.
ARTIKEL 10. 10.1
THERMISCHE EN AKOESTISCHE ISOLATIE
Algemeen
Isolatiematerialen moeten tegen vocht beschermd worden: 7
- bij het opslaan - bij het verwerken, door plasticfolie of andere waterdichte afdekkingen - tijdens werkonderbrekingen Alle isolatiematerialen worden vakkundig geplaatst, volgend de voorschriften van de fabrikant en aanwijzigingen van de ontwerper. Zie ook aflevering 18.1 en 18.2 van het Algemeen Bestek F.A.B. 10.2
Materialen 10.2.1 Spouwmuren Mineraalwolplaten, bestaande uit rotswolvezels, waterafstotend noch hygroscopisch noch onderhevig aan krimp. Zij geven geen aanleiding tot schimmelvorming en zijn geen voedingsbodem voor bacteriën. Onbrandbaar en onontvlambaar (B.V.V.O.: klasse 1). Zij zijn goed aaneengesloten te verwerken, zodat geen koude of vochtbruggen ontstaan. De luchtspouw wordt volledig gevuld met deze platen. Merk: Rockwool Lapinus nr 427 of Isover Pbv dikte te bepalen volgens studie EPB. 10.2.2 Vloeren: gelijkvloers (behalve garage) Op de dragende ondervloer, die proper is, opgeruimd en ontdaan van alle letsels, wordt een thermische isolatie gespoten van polyurethaan hardschuim. Het hardschuim wordt bekomen door een tweekomponenten- systeem in een verhouding van 1/1 van polyol en polyisocyanaat dat met een speciale spraymachine wordt gemengd en aangebracht. Tijdens het schuimproces doorloopt het product een kleverige tussenfase waardoor het zich uitstekend aan de onderconstructie hecht. Warmteweerstandscoëfficient: 0.021 w (m/k) Volumemasse: minimum 30 kg / m3 Druk en slagvastheid: min. 2kg / cm2 bij 23 °C en 55 % relatieve vochtigheid. Het product dient door een gespecialiseerde firma te worden geleverd en aangebracht in het gebouw. Dikte: te bepalen volgens studie EPB 10.2.3 Hellende daken en platte daken in houtconstructie Rotswolspijkerflensdekens van lange, elastische rotswolvezels, waterafstotend noch hygroscopisch noch onderhevig aan krimp. Chemisch neutraal geven zij geen aanleiding tot schimmelvorming en vormen geen voedingsboden voor bacteriën. Eén zijde is voorzien van dampremmend polyethyleenkraft, de andere zijde van dampdoorlatend papier. Het geheel is aan beide lengteranden voorzien van een spijkerflens van 3,5 cm breedte. Deze dekens worden steeds zoveel mogelijk aan de binnenzijde van de constructie gelegd, juist boven de plafondafwerking en steeds met de polyethyleenkraftzijde aan de binnenkant van het gebouw. Merk: Rockwool Lapinus nr 121 of Isover Rollisol Op deze platen kan een rotswoldeken gelegd worden zonder spijkerflenzen. Rockwool Lapinus nr 121 of Isover I.B.R.
8
De twee dekens samen zullen de totale isolatiedikte vormen zoals aangegeven op de plannen. Er zal steeds voor gezorgd worden dat er tussen de isolatiematerialen en het onderdakmateriaal een vrije opening blijft van min. 3 cm.De dakisolatie dient te voldoen aan de studie EPB.
ARTIKEL 11. 11.1
PLEISTERWERKEN
Kalkbepleistering
Voorbewerking van de ondergrond. De voorbewerking omvat verplicht volgende werkzaamheden: - het verwijderen van de onzuiverheden zoals stof, aarde, vetten, roet, enz. - het verwijderen van nagels van de niet goed vastzittende bouwdelen en van alle vreemde onderdelen - het weghakken van de materialen die buiten het parementvlak uitsteken - het dichten van gaten - het eventueel bevochtigen van de wand door besproeiing met water wanneer de ondergrond te droog is - het uitkrappen van de vuile of loszittende voegmortel - het eventueel ruw maken van de te gladde oppervlakken - het geheel bedekken met gaas van gegalvaniseerd staal of van een ander roestvrij materiaal van de delen van hout (met inbegrip van de klossen), van staal of beton (gewapend of niet) die bedekkingen hebben van een overlengte van 2 x 0,10 m ten opzichte van de bedekte delen, ze worden aan het metselwerk stevig bevestigd - het vullen met pleistermortel van de voegen tussen de gipslatten (of andere platen) en het bedekken van die voegen met minstens 0,10 m brede stroken juteweefsel, welke stroken bestreken en op de ondergrond worden geplakt met behulp van gips. Bij metselwerk (gebakken aarde, zwaar beton, licht beton) worden de voegen slechts gevuld tot op ongeveer 1 cm van het voorvlak om de goede aanhechting van de eerste grondlaag te bevorderen.
ARTIKEL 12. VLOER- EN WANDBEKLEDING 12.1
Algemeen
De vertrekken die gevloerd moeten worden dienen vooraf grondig gereinigd te worden: alle afval, diverse materialen en gereedschappen dienen verwijderd te worden. Het vertrek dat gevloerd wordt staat uitsluitend ter beschikking van de vloerders en wordt na de werkuren afgesloten. 12.2
Plaatsing
De bevloering wordt in alle richtingen horizontaal gelegd: zij is volkomen vlak. Hoogteverschillen tussen twee willekeurig gekozen punten van de bevloering mag max. 2 mm bedragen. 12.3 9
Chape
De dikte van de chape bedraagt tenminste 6 cm en stemt in ieder geval overeen met het peil dat op de plannen is aangegeven verminderd met de dikte van de vloerbekleding. De chape moet absoluut zonder gebreken worden afgewerkt: indien er naderhand een meerprijs gevraagd wordt door de plaatser van de vloerbekleding voor het egaliseren, zal deze ten koste van de aannemer van de chappewerken. 12.3.1 Gewone chappe Is aan te brengen op de dragende ondervloer (welfsels, beton) Samenstelling: 50 kg cement P30 150 liter grof gewassen scherp zand 12.4
Te gebruiken materialen 12.4.1 Bevloering garage Deze is uit te voeren in een gladde slijtlaag welke tegelijkertijd met het gieten zal worden aangebracht en welke onmiddellijk perfect glad zal worden afgewerkt. De kleur van deze vloer is voorzien in grijze kwartskorrels. 12.4.2 Afwerkingvloeren in woningen. 1. Bevloering van hal, keuken, berging, toilet en badkamer Uit te voeren in keramische tegels, kleinhandelswaarde 45 €/m2 (exclusief plaatsing en BTW) 2 Bevloering living en slaapkamers Samengestelde parket, kleinhandelswaarde 100 €/m², (plaatsing en BTW inclusief) 12.4.3 Wandtegels badkamer Kleinhandelswaarde van de tegels : 45 € /m2 (exclusief plaatsing en BTW) 12.4.4 Wandtegels keuken Uit te voeren tussen onder- en bovenkasten. Kleinhandelswaarde van de tegels : 45 €/m² (exclusief plaatsing en BTW)
12.4.5 Plinten Voor de stenen bevloeringen worden ofwel bijbehorende plinten geplaatst ofwel plinten verzaagd uit de tegels. Bij de zachte vloeren horen houten plinten. Kleinhandelswaarde : 7 €/lm (exclusief plaatsing en BTW) 12.4.6 Afwerking terrassen Uit te voeren in keramische tegels, plaatsing op plots Tussen de terrassen van de verschillende appartementen zal een afscherming worden geplaatst met een minimale hoogte van 120 cm. 10
12.4.7 Afwerking inrit Uit te voeren in ter plaatse gestort beton, geribd
ARTIKEL 13.
VERLUCHTINGEN
In principe worden alle ruimten, waar geen rechtstreekse ventilatie mogelijk is, op een andere wijze verlucht. Alle verluchtingen lopen door tot in de buitenmuur of tot boven het dak. Verluchtingsschouwen die rechtstreeks door het dak gaan worden steeds afgedekt met een bijhorend afdekkapje. Verluchtingsschouwen in metselwerk worden al dan niet afgedekt, dit volgens de plannen. Het geheel van deze verluchtingen zal het voorwerp uitmaken van een speciale studie en dient te voldoen aan de studie EPB.
ARTIKEL 14.
LEIDINGSKOKERS
Op de bouwplannen zijn de diverse leidingkokers principieel aangegeven. Het geheel van deze kokers zal het voorwerp uitmaken van een speciale studie welke ter inzage ligt bij de verkoper.
ARTIKEL 15.
BUITENSCHRIJNWERKERIJ
Volledige buitenschrijnwerkerij uit te voeren in gemoffeld aluminium. De gebruikte profielen zijn van allereerste kwaliteit en garanderen een perfecte dichtheid voor water, lucht en geluid. Zij zullen bovendien bestand zijn tegen al de normale atmosferische invloeden. Een detailplan van dit geheel zal ter inzage liggen bij de verkoper. Op dit plan zijn de opengaande delen van het ramen en de draairichting van de deuren aangegeven. De ramen worden geplaatst met aangeduwde compribanden en het geheel zal nadien vakkundig worden aangespoten met een gekleurde thiocol teneinde een perfecte dichting te waarborgen.
ARTIKEL 16.
BEGLAZING IN BUITENDEUREN
VENSTERRAMEN
EN
Al de beglazingen zijn uit te voeren in geslepen dubbel klaar glas akoustische isolatie. Al het dubbel glas zal vakkundig opgespannen worden en geplaatst in speciale gummiprofielen. Het is super isolerend glas met een K-waarde van 1,1 W/m²K Alle ramen op het gelijkvloers met een borstwering die lager is dan 1m zullen voorzien worden van een veiligheidsbeglazing.
ARTIKEL 17. 17.1
BINNENSCHRIJNWERKEN
Binnendeuren
De binnendeuren zijn houten tubespaandeuren achteraf door de koper te schilderen, voorzien van inox beslag De toegangsdeur tot het appartement is een brandwerende deur, RF’30. 11
De inkomdeur in het appartement is voorzien van een veiligheidscilinder met 3 sleutels. 17.2
Keukenbemeubeling
De keukens worden uitgevoerd met onder- en bovenkasten conform de grondplannen van het appartement. De keuken is uitgerust met volgende toestellen : - een ingebouwde inox spoelbak met keramische mengkraan - een ingebouwde dampkap met koolstoffilter - een ingebouwde keramische kookplaat met 4 kookplaten - een ingebouwde 3 sterren-koelkast - een ingebouwde oven of micro-golfoven - een ingebouwde vaatwasmachine 17.3
Badkamerbemeubeling
Elke badkamer wordt standaard uitgerust met een lavabomeubel met ingebouwde lavabo, voorzien van keramische mengkraan. 17.4
Ingebouwde kasten
Inbouwkasten en meubilair maken geen deel uit van de aanneming en zijn niet in de verkoopsprijzen inbegrepen.
ARTIKEL 18.
SANITAIRE INSTALLATIES
Het geheel van deze werken is uit te voeren volgens voorschriften van de waterleverende maatschappij en bestaat in hoofdzaak uit het hiernavolgende: - een aparte teller per eenheid - de nodige warm- en koudwaterleidingen in kunststofbuizen - de nodige ontluchtings- en standleidingen - aansluitingen van het geheel op het rioleringssysteem - de op de plannen aangeduide sanitaire toestellen: badkamer met bad, inbouwlavabo , toilet en handwasser. - de nodige aansluitingen voor wasautomaat en droogkast
ARTIKEL 19.
ELEKTRISCHE INSTALLATIES
De elektrische installatie zal uitgevoerd worden volgens de reglementen van de stroomleverende maatschappij. De noodverlichting werkt op zelfstandige batterijen. De tellers worden aangebracht in het daarvoor bestemde tellerlokaal. Per appartement en per gemeenschap is een zekeringkast met automatische zekeringen voorzien. Schakelaars en stopcontacten zijn wit van kleur, de verlichtingstoestellen van de gemeenschap zijn in een eenvoudige en hedendaagse stijl. Voor de telefoon- en de kabel-tv aansluiting worden de nodige leidingen gelegd. De aansluitingen hiervan dienen te gebeuren op initiatief van de bewoner zelf. De kosten die hier uit voortvloeien zijn ten koste van deze laatste. 12
Voorzieningen. - living:
* 2 lichtpunten * 6 stopcontacten * videofoon * aansluiting voor kabel T.V./data. * aansluiting telefoon * thermostaat
- keuken:
* 2 lichtpunten * 1 aansluiting voor elektrisch vuur * 1 aansluiting voor koelkast * 1 aansluiting dampkap * 5 stopcontacten
- 1 slaapkamer:
* 1 lichtpunt * 5 stopcontacten * 1 aansluiting kabel-TV
- 1 slaapkamer:
* 1 lichtpunt * 5 stopcontacten * 1 aansluiting kabel-TV
- gang:
* 1 lichtpunt * 1 stopcontact * bel
- badkamer:
* 1 lichtpunt * 2 stopcontacten
- WC:
* 1 lichtpunt
- berging:
* 1 lichtpunt * 1 stopcontact * 1 stopcontact voor wasmachine * 1 stopcontact voor droogkast
ARTIKEL 20.
VERWARMING
Alle appartementen worden individueel verwarmd door middel van gaswandketel met ingebouwde boiler en gestuurd via een centrale thermostaat. De ketel wordt voorzien van een installatie met automatische drukmeter om de waterdruk in de verwarmingsinstallatie automatisch op peil te houden. Het appartement is voorzien van vloerverwarming en garandeert volgende temperaturen : - living: 22 °C - keuken: 20 °C - slaapkamers: 18 °C - badkamer: 24 °C
13
De WC en de berging, evenals de gemeenschappelijke ruimten worden niet verwarmd.
ARTIKEL 21.
AANSLUITINGEN
De aansluitingskosten en tellers voor de elektriciteit, gas, t.v., het water respectievelijk de telefoon zijn niet in de prijs inbegrepen en vallen ten laste van de kopers.
ARTIKEL 22.
BUITENAANLEG
Boven de ondergrondse parkeergarage wordt de tuin afgewerkt met kunstgras. Verdere beplantingen zijn niet voorzien
ARTIKEL 23.
LIFTINSTALLATIE
De centrale traphal wordt voorzien van een liftinstallatie voor 4 personen met stopplaatsen in de kelder en op elke verdieping. De lift voldoet aan de gangbare normen.
14