RESET & GO! HERVORMEN OM TE GROEIEN
memorandum federale verkiezingen 2010
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
INHOUD DEEL 1 EEN BETER GEORGANISEERDE ÉN EFFICIËNTERE OVERHEID / 02 _ 03
DEEL 2 DUURZAME OVERHEIDSFINANCIËN / 04 _ 05 1. Het recept voor toekomstbestendige overheidsfinanciën _ 04 2. Het recept voor een toekomstbestendig pensioenstelsel _ 04
DEEL 3 CONCURRENTIEKRACHT BOVENAAN DE POLITIEKE AGENDA / 06 _ 08 1. Loonkostenhandicap maakt bedrijven vleugellam _ 06 2. Voor competitieve, maar ook veilige en milieuvriendelijke energie _ 07
DEEL 4 NAAR EEN MEER GUNSTIGE FISCALITEIT VOOR DE BEDRIJVEN / 09 _ 11 1. De notionele interestaftrek verankeren _ 09 2. België moet naar de kop van het O&O-peloton _ 10 3. Vergroening van onze fiscaliteit? Niet te allen prijze! _ 11
DEEL 5 LAAT ONS ONDERNEMEN! / 12 _ 16 12 14 14 16
1. Voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt _ 2. Administratieve vereenvoudiging: pleidooi voor meer kwaliteit en minder complexiteit _ 3. Voor een ondernemingsvriendelijke juridische omkadering _ 4. Naar een duidelijk engagement voor meer rechtszekerheid _
DEEL 6 VOOR GROENERE ECONOMIE ZIJN BEDRIJVEN SLEUTELFACTOR TOT SUCCES / 17
COLOFON VBO vzw / Ravensteinstraat 4 / B - 1000 Brussel / T + 32 2 515 08 11 / F + 32 2 515 09 99 /
[email protected] / www.vbo.be PUBLICATIEVERANTWOORDELIJKE / Stefan Maes VORMGEVING, OPMAAK & PRINT / www.in-depth.be VERANTWOORDELIJKE UITGEVER / Olivier Joris / Wolvenbergstraat 17 / 1180 Brussel WETTELIJK DEPOT: D/0140/2010/1
Cette brochure est également disponible en français. De inhoud van dit Memorandum is volledig beschikbaar op www.vbo.be
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
LAAT ONS ONDERNEMEN! » De zwaarste economische crisis sinds de jaren ’30 heeft de wereld ingrijpend veranderd. Een blad is omgeslagen in de suprematie van het Westen. Als Europa nog wil meetellen en als we de euro willen vrijwaren, zal méér Europees economisch bestuur moeten zorgen voor een degelijk sociaaleconomisch beleid in elke lidstaat, als keerzijde voor de solidariteit tussen de eurolanden. Voortaan zal er voor niemand nog een ‘free ride’ mogelijk zijn. Deze nieuwe economische orde is voor ons land veel meer een opportuniteit dan een bedreiging. Tenminste als we een federale regering op de been brengen die de prioriteiten van Europa ook de hare maakt: een gedisciplineerde terugkeer naar structureel gezonde openbare financiën en een competitieve economie, zodat er ook nog welvaart en welzijn kan zijn voor de volgende generatie. Dit Memorandum geeft voor een reeks beleidsdomeinen aan welke knopen de volgende federale regering moet doorhakken om die prioriteiten gestalte te geven. Er is nood aan meer vertrouwen en meer ambitie. Bij onze ondernemers en op de werkvloer in onze bedrijven kijkt men uit naar een gerespecteerde federale regering die met Duitse zorg omgaat met ons industrieel potentieel. Niet zoals in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten waar men het nu paniekerig heeft over ‘herindustrialisering’. Ondernemers snakken naar ruimte voor groei in de diensten- en de bouwsector en gaan voor het afbouwen van de regelneverij en alle vormen van concurrentievervalsing. Een beleid waarbij kmo-bedrijfsleiders nog goesting hebben om veel mensen aan te werven. Verspreid over zes delen zetten de werkgevers in deze publicatie de bakens uit om te vereenvoudigen, efficiënter te besturen, kleinere bedrijven meer ademruimte te geven en de motiverende band tussen werk en het recht op pensioen te herstellen. Duidelijke krijtlijnen opdat de ondernemers en de werkende mensen van overmorgen niet versmacht worden onder de kosten van de vergrijzing. De regering moet resoluut gaan voor een economie die niet gebouwd is op drijfzand. Niet op koopkracht die artificieel opgeschroefd wordt. Wel op duurzaamheid en een innovatiebeleid dat samen met de regio’s geen kans onbenut laat om slim in te spelen op de noden van de groeilanden. Ingebed in een kostenstructuur die tijdens de volgende legislatuur dramatisch moet verbeteren. We moeten niet alleen aan goede prijzen kunnen consumeren, we moeten ook en vooral aan goede prijzen kunnen exporteren. Een land dat innoveert, maar zijn kostencompetitiviteit verwaarloost, verspeelt eerst
Een regering vermag niets zonder een goed draaiende economische machine. Elke dag opnieuw verliest onze machine marktaandelen en die trend moeten we uiterst dringend keren.
zijn fabrieken en vervolgens zijn designcentra en laboratoria. In zo’n land kunnen ook dienstenbedrijven nooit uitgroeien tot sterke bedrijven die elders overnemen in plaats van overgenomen te worden. We nodigen politici uit de hierna geformuleerde voorstellen inzake fiscaliteit, energiepolitiek, soepele arbeidsmarkt, industriële eigendom en tal van andere beleidsdomeinen secuur ter harte te nemen. Bedrijven stemmen niet en het aantal inactieve stemmers neemt alsmaar toe. Maar een regering vermag niets zonder een goed draaiende economische machine. Elke dag opnieuw verliest onze machine marktaandelen en die trend moeten we uiterst dringend keren. Om die reden lanceerden de werkgevers in januari jongstleden de campagne ‘Laat ons ondernemen’. Om diezelfde reden presenteren we nu, in de aanloop naar de verkiezingen van 13 juni, dit Memorandum.
Rudi Thomaes Gedelegeerd bestuurder
Thomas Leysen Voorzitter
02 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
DEEL 1: EEN BETER GEORGANISEERDE ÉN EFFICIENTERE OVERHEID Een Staatshervorming kan onmogelijk doorgevoerd worden los van een doordachte aanpak van een kostenefficiënte werking van onze overheden op alle niveaus. Bij het voeren van de communautaire dialoog moeten politici voor ogen houden dat een eenvoudige en kostenefficiënte omkadering van onze ondernemingen essentieel is. HET VBO STELT VAST: Ondanks alle beloftes bij de vorige verkiezingen moeten we drie vaststellingen doen: 1) Niettegenstaande massieve tijdsinvesteringen is er nog altijd geen alomvattend communautair akkoord. 2) Doordat de financieringswet de federale Staatskas alsmaar verder laat doodbloeden, verloopt elke budgetoefening alsmaar inefficiënter en dreigt het hele mechanisme te blokkeren. 3) In weerwil van wat men ons wil doen geloven, stijgt ons ambtenarenbestand nog altijd terwijl het in de ons omringende landen daalt.
TEWERKSTELLING IN DE OVERHEIDSADMINISTRATIE SENSU STRICTO: BENCHMARKING MET DE BUURLANDEN Aantal loontrekkenden in de overheidsadministratie sensu stricto per 100 inwoners (inclusief leger; exclusief onderwijzend en verplegend personeel)
ONZE ANALYSE: NOOD AAN EEN VAST ENGAGEMENT OP ALLE NIVEAUS VOOR EFFICIËNTERE OVERHEID Uit een analyse op basis van Eurostat-cijfers blijkt dat de administraties (over alle niveaus heen) in ons land minstens 70.000 ambtenaren te veel tellen in vergelijking met onze buurlanden, of een besparingspotentieel van 5 miljard euro. Erger nog, de kloof met onze buurlanden blijft groeien. Tussen 2007 en 2008 is het aantal ambtenaren in België bijvoorbeeld nog toegenomen met 4.000 eenheden (ondanks de reductie van 1.000 eenheden bij het leger). In dezelfde tijdspanne leidden de Duitse en Franse afslankingsplannen tot een vermindering van telkens 14.000 eenheden. In Nederland reduceerde men het ambtenarenbestand met1.900 eenheden.
Evolutie tussen 2007 en 2008 (in absolute termen) NL
-1.900 personen
DE
-14.000 personen
FR
-14.000 personen
BE
+4.040 personen
Bron: Eurostat - Bedrijfstak NACE L « publieke Administratie »
»
Uit Eurostat-cijfers blijkt dat de administraties (over alle niveaus heen) in ons land minstens 70.000 ambtenaren te veel tellen in vergelijking met onze buurlanden.
Talloze studies, ook de recentste van het Zwitserse managementinstituut IMD, bewijzen dat ons land hier prioritair moet op werken. En toch loopt de politiek er telkens met een grote bocht om heen, ondanks het groot aantal ambtenaren dat nu met pensioen gaat. Dit is niet langer aanvaardbaar voor het bedrijfsleven. Nu de knelpuntberoepen weer de kop opsteken, zullen goedgevormde arbeidskrachten broodnodig zijn in de privésector.
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 03
Deze analyse moet men ook continu in het achterhoofd houden bij de communautaire dialoog. Bij het kiezen tussen verschillende alternatieven dient men te beseffen dat een eenvoudige en kostenefficiënte omkadering van onze ondernemingen essentieel is. Dit geldt zowel voor een lokale winkelier als voor grotere ondernemingen die landelijk werkzaam zijn.
»
HET VBO STELT VOOR: Een Staatshervorming en een betere en meer kostenefficiënte werking van de overheid worden best samen behandeld. We stellen dan ook 10 recepten voor die kunnen bijdragen tot het bereiken van een goed akkoord ter zake: 1) Dialogeer met een open geest, niet vanuit egelstellingen en verzeker u van een goed begrip van en voor elkaars standpunt. 2) Ga voor een duurzame en transparante interpersonele solidariteit, gestoeld op verantwoordelijkheid. 3) Realiseer een billijke responsabilisering goeddeels in een nieuwe financieringswet zonder vele nieuwe en dure regionale administraties op te richten. 4) Verzeker daarin ook een gezond financieringsmechanisme voor de federale Staat en voor Brussel. 5) Stop de aderlating met een dwingend landelijk pact voor kostenbeheersing van de overheid op alle niveaus op basis van benchmarking met het buitenland en schaf bij die gelegenheid niveaus en instellingen af. 6) Pas het principe toe van subsidiariteit en blokkeer niet als die gezonde logica blijkt te leiden tot een herschikking van bevoegdheden in twee richtingen. 7) Ga voor een optimalisering van het arbeidsmarktbeleid. Dit kan bijvoorbeeld door, zoals de sociale partners in hun Interprofessioneel Akkoord voorstelden, banenplannen op federaal niveau af te schaffen en een aangepast regionaal beleid te vergemakkelijken om voor sommige categorieën van werkzoekenden financiële ‘rugzakjes’ mee te geven waarmee ze in de eigen of een andere regio (interregionale mobiliteit) aantrekkelijker worden voor aanwerving.
»
Een Staatshervorming en een betere en meer kostenefficiënte werking van de overheid worden best samen behandeld.
Doordat de financieringswet de federale Staatskas alsmaar verder laat doodbloeden, verloopt elke budgetoefening alsmaar inefficiënter en dreigt het hele mechanisme te blokkeren.
8) Val ondernemingen niet lastig met verschillende regionale normen en regels voor producten, diensten, projecten, toegang tot beroepen en vooral niet voor de arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Behoud één arbeids- en sociaalzekerheidsrecht. 9) Kies steeds de weg die de ondernemingen qua kosten en administratieve lasten ontziet. Inzake vennootschaps belasting dient men , i.p.v. zich vast te pinnen op regionalisering van de tarieven, voluit te gaan voor regionale belastingkredieten. Talloze bedrijven zouden immers bedanken voor de rompslomp van een opsplitsing van hun fiscale bedrijfswinst per regio. 10) Om rekening te houden met hun kennis van het terrein en om de voorgenomen wijzigingen voldoende draagvlak te geven, is het raadzaam de sociale partners te betrekken bij de discussies over materies die tot hun verantwoordelijkheid behoren. ■
■
MEER GEDETAILLEERDE INFORMATIE over de VBO standpunten vindt u op www.vbo.be (button ‘Verkiezingen’ op de homepage). Naar aanloop van de verkiezingen actualiseren we deze info regelmatig.
04 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
DEEL 2: DUURZAME OVERHEIDSFINANCIËN Duurzame overheidsfinanciën zijn een voorwaarde voor het vrijwaren van onze welvaart. In dat kader maakt het VBO een bestek op van de gezondheid van onze overheidsfinanciën en doet het voorstellen om in de toekomst de pensioenen betaalbaar te houden. 1. HET RECEPT VOOR TOEKOMSTBESTENDIGE OVERHEIDSFINANCIËN HET VBO STELT VAST: Ons begrotingstekort bedroeg in 2009 6% van het bbp. Daardoor stijgt de Staatsschuld weer tot boven de 100% van het bbp. Dat is echter van langs om minder te wijten aan de crisis. Onze uitgaven stijgen immers structureel te sterk. Met de kosten van de vergrijzing voor de deur zijn deze cijfers niet echt hoopgevend voor de toekomst van onze overheidsfinanciën.
ONZE ANALYSE: ER IS GEEN ALTERNATIEF. BIJT DOOR DE ZURE APPEL! Ons land staat voor een aantal moeilijke begrotingsjaren. Weinig populaire maatregelen dringen zich op. De vorige regering nam voor de periode 2010-2011 al maatregelen om het begrotingstekort af te bouwen. Volgens de laatste voorspellingen van de Europese Commissie zal dat tekort zowel in 2010 als 2011 uitkomen op 5% van het bbp. De volgende regering heeft dan ook geen keuze. Het traject om tegen 2015 opnieuw een begroting in evenwicht te boeken, moet herbevestigd en gerespecteerd worden. Het vertrouwen van de bevolking en van de financiële markten zal echter maar verzekerd zijn als enkele economisch onhoudbare stijgingsmechanismen in de overheidsuitgaven worden teruggeschroefd. Het VBO hamert erop dat men, met het oog op duurzame overheidsfinanciën, zich bij elke nieuwe maatregel systematisch afvraagt wat de impact ervan is op ondernemerschap en bijgevolg op economische groei. In de komende postcrisisjaren kunnen we het ons immers niet veroorloven dat onze potentiële groei nog verder verzwakt. Een verhoging van de belastingen is dan ook geen optie. De belastingdruk in ons land is één van de hoogste ter wereld. Om onze begroting terug gezond te maken, zal er, net zoals elders in Europa, voornamelijk op het niveau van de uitgaven moeten gewerkt worden, wat volgens studies van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) een minder negatieve impact heeft op groei en jobs dan een verhoging van de belastingen.
HET VBO STELT VOOR: • De volgende regering heeft geen andere keuze dan het engagement van de vorige regering om in 2015 een begroting in evenwicht te presenteren, hard te maken. Een verhoging van de belastingen is geen optie. Besparingen langs de uitgavenzijde zijn een must. • De volgende regering moet de broodnodige kostenbesparende hervormingen op de arbeidsmarkt en in ons socialezekerheidssysteem invoeren zodat onze overheidsfinanciën straks de zware vergrijzingskosten kunnen dragen. Daarbij moet het gaan om maatregelen die gradueel en automatisch meer impact krijgen, waardoor ze op korte termijn niet te veel wegen op het herstel van de economie. De groeinorm van 4,5% in de gezondheidszorg moet teruggebracht worden tot een groeipercentage dat nooit verder gaat dan wat de economische groei toelaat. • Een efficiëntere overheid (zie Deel 1) zal ook bijdragen tot de sanering van de openbare financiën. • De nieuwe regering moet zich bij elke nieuwe maatregel afvragen wat de impact ervan is op het ondernemerschap en bijgevolg op de economische groei en zich ervoor hoeden het prille herstel van onze economie niet in de kiem te smoren. ■
»
De nieuwe regering moet zich bij elke nieuwe maatregel afvragen wat de impact ervan is op het ondernemerschap.
2. HET RECEPT VOOR EEN TOEKOMSTBESTENDIG PENSIOENSTELSEL HET VBO STELT VAST: De financiële houdbaarheid van ons pensioenstelsel is niet gewaarborgd. Op dit ogenblik wentelt men de factuur af op de toekomstige generaties. Ons wettelijk mechanisme van de welvaartsaanpassing van de pensioenen is daarenboven onhoudbaar omdat dit enkel rekening houdt met ramingen op lange termijn en niet met de reële economische groei en de productiviteit.
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 05
ONZE ANALYSE: EEN EVENWICHTIG DRIEPIJLERBELEID MET EEN GEDIFFERENTIEERDE WEGING VAN DE LOOPBAANJAREN
FEITELIJKE EN WETTELIJKE PENSIOENLEEFTIJD VAN MANNEN EN VROUWEN IN EUROPA
Ons land heeft nood aan een pensioenbeleid gebaseerd op drie pijlers. Alleen door de combinatie van de drie pijlers kunnen toereikende pensioenen en de financiële houdbaarheid van het stelsel hand in hand gaan zonder het nodige draagvlak bij de verschillende groepen van de samenleving voor een ruime intergenerationele solidariteit te verliezen. De sleutel tot de hervormingen van de eerste pijler, het wettelijk pensioen, ligt in een eerste fase bij het optrekken van de effectieve pensioenleeftijd. Mensen verlaten vandaag de arbeidsmarkt nog al te vaak lang voor ze hun wettelijke pensioenleeftijd bereikt hebben. Bron: EC, OESO, bewerking NBB
De houdbaarheid van de pensioenen is immers recht evenredig met een verhoogde werkgelegenheidsgraad, vooral bij de groep 50-65-jarigen. In een volgende fase is een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd echter onvermijdelijk. Het afbouwen van systemen van vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt is niet te vermijden. Wat de tweede pijler betreft, is de verdere veralgemening noodzakelijk om een adequate levensstandaard te vrijwaren. Voor de derde pijler moet het vertrouwen in de overeenkomst die werd gesloten tussen de spaarders en de overheid behouden blijven. De belastingverminderingen om de mensen aan te moedigen om te sparen tot de dag van de pensionering, mogen niet op de helling worden gezet. De problematiek van de houdbaarheid van onze pensioenen brengt ons tot slot onvermijdelijk bij de ambtenarenpensioenen. Deze ambtenarenpensioenen moeten zich uitlijnen op de principes van de andere pensioenstelsels.
HET VBO STELT VOOR: • De bakens voor de volgende fases moeten we nu uitzetten: in een eerste fase moet de effectieve pensioenleeftijd omhoog door een drastische herziening van de vervroegde uittredingssystemen. In een tweede fase zal, net zoals in andere Europese lidstaten, de wettelijke pensioenleeftijd verhoogd moeten worden. • Om de betaalbaarheid van de pensioenen veilig te stellen, moet de volgende regering werk maken van een gedifferentieerde weging van de loopbaanjaren. Zo zou men de periode van brugpensioen, tijdskrediet of werkloosheid kunnen valoriseren tussen 50% en 100% naarmate ze vroeger worden genomen en in functie van de duurtijd. Aan arbeidsperiodes na 60 jaar kan een waarde toegekend worden van 115%. • Voor de tweede pijler moet de keuze tussen een cash loon of een uitgesteld loon centraal komen te staan in het loononderhandelingsdebat. Bovendien kan de veralgemening van
»
De sleutel tot de hervormingen van de eerste pijler, het wettelijk pensioen, ligt bij het optrekken van de effectieve pensioenleeftijd.
de aanvullende pensioenen gerealiseerd worden door de invoering van een vrij aanvullend werknemerspensioen. • Inzake de derde pijler mogen de belastingverminderingen om de mensen aan te moedigen om zelf te sparen tot de dag van de pensionering, niet op de helling komen te staan. • De aanpassing van de lopende pensioenen zal moeten gebeuren volgens een mechanisme dat zowel rekening houdt met de evolutie van de tewerkstelling als met de evolutie van de reële lonen. Dit vereist een aanpassing van de Generatiepactwet. • De ambtenarenpensioenen moeten zich uitlijnen op de principes van de pensioenstelsels in de private sector. Dit betekent dat specifieke regels zoals de perequatie en de tantièmes worden aangepast. Daarenboven moet de overheid maatregelen nemen om de effectieve pensioenleeftijd bij de ambtenaren, die de jongste jaren sterk daalt, opnieuw te verhogen. ■
■
MEER GEDETAILLEERDE INFORMATIE over de VBO standpunten vindt u op www.vbo.be (button ‘Verkiezingen’ op de homepage). Naar aanloop van de verkiezingen actualiseren we deze info regelmatig.
06 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
DEEL 3: CONCURRENTIEKRACHT BOVENAAN DE POLITIEKE AGENDA De problemen binnen de eurozone hebben aangetoond dat het slechts mogelijk is de welvaart van een land in stand te houden en verder uit te breiden als men kan terugvallen op een competitieve economie. Verschillende indicatoren tonen echter aan dat onze concurrentiepositie in de afgelopen vijf jaar nog verder is verzwakt. Daarvan getuigen onder andere het sterke verlies aan marktaandelen, de toegevoegde waarde van de industrie en de export die trager groeien dan in onze buurlanden,… In tegenstelling tot sommige EU-lidstaten heeft België nog alle troeven in handen om deze negatieve trend te keren. Om dit te doen, moet de competitiviteit van de Belgische economie tijdens de volgende legislatuur bovenaan de politieke agenda worden gezet. 1. LOONKOSTENHANDICAP MAAKT BEDRIJVEN VLEUGELLAM HET VBO STELT VAST: Het Interprofessioneel Akkoord (IPA) 2009-2010 lijkt er volgens het laatste technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) in geslaagd te zijn om de ontsporing van onze loonkostenhandicap te stabiliseren. Het probleem blijft echter even sterk aanwezig en het buitenland zit niet stil. Het komt er nu op aan om op deze ingeslagen weg verder te gaan en de handicap in de komende jaren opnieuw tot nul te herleiden. Er is immers geen aanvaardbaar alternatief. Lukt het niet, dan zullen onze bedrijven de concurrentiestrijd steeds vaker verliezen en niet de nodige ruimte hebben om jobs, en dus welvaart, te creëren.
gevolgen van dien voor de tewerkstelling, de economische groei en de begroting. Tot 2005 werd deze wet goed toegepast, maar in de periode 2006-2008 stegen de Belgische loonkosten opnieuw 3,6% sneller dan het gemiddelde van onze drie buurlanden. De Belgische loonkosten hebben vooral bij een olieprijsschok de neiging om sneller te evolueren dan in onze drie buurlanden.
EVOLUTIE VAN DE LOONKOSTENHANDICAP VAN BELGIË TEN OPZICHTE VAN ONZE DRIE BUURLANDEN (1996 = 100)
ONZE ANALYSE: LOONKOSTENHANDICAP VOLLEDIG WEGWERKEN EN KANS OP ONTSPORING INDIJKEN Sinds de wet van 26 juli 1996 mogen de Belgische loonkosten niet sneller evolueren dan het gemiddelde van onze drie buurlanden. Deze wet is belangrijk omdat de periode vóór 1996 had geleerd dat zonder een dergelijk kader de Belgische loonkosten gemakkelijk ontsporen, met alle negatieve
»
De afbouw van de loonkostenhandicap zou meer groei en tienduizenden jobs extra creëren.
Bron: CRB
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 07
Simulaties van het Federaal Planbureau tonen dat het afbouwen van de loonkostenhandicap meer groei en tienduizenden jobs extra zou creëren. Met een economie die langzaam herstelt van de ergste crisis sinds de jaren ’30 en een constant hoog aantal werkzoekenden, is het terugdringen van onze loonkostenhandicap dan ook de enige logische optie. Opdat deze oefening succesvol zou zijn, moeten we er eveneens voor zorgen dat de kans op toekomstige loonkostenontsporingen wordt ingeperkt.
tempo. Enerzijds steeg de federale bijdrage op elektriciteit vorig jaar met 56%, waardoor de elektriciteitsfactuur een stuk zwaarder uitviel. Anderzijds zal de financiering van de offshorewindmolenparken in 2020 (wanneer de parken allemaal operationeel zullen zijn) een bedrag vertegenwoordigen van ruim 800 miljoen euro per jaar ten laste van de elektriciteitsverbruikers. Onnodig te zeggen dat dit niet zonder gevolgen zal blijven voor de aantrekkelijkheid van ons land bij investeerders en voor het concurrentievermogen van onze talloze energie-intensieve ondernemingen.
»
ONZE ANALYSE: 1. ALLE OPTIES OPENHOUDEN
In de periode 2006-2008 stegen de Belgische loonkosten opnieuw 3,6% sneller dan het gemiddelde van onze drie buurlanden.
Daarenboven zijn alleen winstgevende ondernemingen in staat om te innoveren en te exporteren naar de nieuwe groeimarkten, twee doelstellingen die eveneens van cruciaal belang zijn als we onze welvaart en de creatie van jobs in de toekomst willen vrijwaren.
HET VBO STELT VOOR: • Tijdens de volgende legislatuur zullen de regering en de sociale partners de nodige discipline aan de dag moeten leggen om de loonkostenhandicap verder terug te dringen. Indien dit niet lukt via het sociaal overleg, moet de regering dwingend ingrijpen zoals de loonnormwet van 1996 voorschrijft. • Het Duitse model van aandacht voor het vrijwaren van de competitiviteit, met een bijzondere focus op een strikte loonmatiging, moet de inspiratiebron zijn voor de volgende legislatuur. De politieke partijen mogen geen verwachtingen creëren die onmogelijk kunnen worden ingelost tijdens de komende loononderhandelingen. ■
2. VOOR COMPETITIEVE, MAAR OOK VEILIGE EN MILIEUVRIENDELIJKE ENERGIE HET VBO STELT VAST: Alle recente rapporten van experts (GEMIX, CREG, Federaal Planbureau) waarschuwen voor de sterke afhankelijke positie waarin ons Belgisch energiesysteem zich bevindt, in het bijzonder voor de elektriciteitsbevoorrading. Daarenboven stijgen de meerkosten op energie aan een onrustwekkend
De energieafhankelijkheid in België is overduidelijk, temeer daar de wet nog altijd in een nucleaire phasing-out voorziet. Behalve het voordeel dat ze bijdraagt aan een grotere energieonafhankelijkheid, heeft de Belgische kernenergie zeer competitieve productiekosten en stoot zij geen CO2 uit.
2. NOOD AAN HERZIENING VAN DE HUIDIGE FINANCIERINGSMECHANISMEN De elektriciteitsprijs bestaat uit de prijs van de elektriciteit zelf, de transport- en distributietarieven en een aantal andere diverse heffingen en meerkosten. Terwijl de integratie van de Belgische elektriciteitsmarkt met de buurlanden (Frankrijk, Duitsland, Nederland) nog moet versterkt worden, spelen ook de diverse heffingen en meerkosten een cruciale rol. Op federaal vlak gaat het vooral om de federale bijdrage en de toeslagen in de Elia-tarieven die gerelateerd zijn aan de financiering van het (de) offshorewindmolenpark(en). De federale bijdrage die de elektriciteitsverbruikers betalen, werd ingevoerd om een reeks fondsen te financieren die verscheidene doelstellingen hebben (sociaal, Kyoto, denuclearisatie, financiering van de regulator CREG en van een cel van de federale administratie). Er bestaat weliswaar een degressiviteitsmechanisme, maar dat voorkomt de sterke jaarlijkse stijgingen (116% sinds 2006) niet. >
»
Alle recente rapporten van experts waarschuwen voor de sterke afhankelijke positie waarin ons Belgisch energiesysteem zich bevindt.
08 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
>
Het is bovendien maar de vraag of de ondernemingen moeten bijdragen tot de financiering van die fondsen. Is het niet de rol van de Staat om de meeste van die fondsen via de algemene middelen te financieren, en niet die van de verbruikers? Wat de toeslagen in de Elia-tarieven betreft, heeft België zich ertoe verbonden om tegen 2020 13% van zijn energie uit hernieuwbare energiebronnen te produceren. Daartoe rekenen de federale regering en de gewestregeringen onder meer op de productie van elektriciteit door middel van offshorewindmolens in de Noordzee.
»
Het VBO is een voorstander van een voorwaardelijke verlenging van de uitbating van de Belgische kerncentrales.
KOSTENRAMINGEN KABELS EN GROENESTROOMCERTIFICATEN VAN DE OFFSHOREWINDMOLENS (PARK VAN 2.300 MW)
»
Op termijn is het huidige ondersteuningsmechanisme voor hernieuwbare energie onhoudbaar.
Op termijn is het huidige ondersteuningsmechanisme voor hernieuwbare energie onhoudbaar. Daarom moet men zich eerst afvragen of dit mechanisme optimaal (kostenefficiënt) is. Zodra het optimale mechanisme gedefinieerd is, komt het erop aan een verantwoorde en houdbare kostenverdeling te bepalen.
HET VBO STELT VOOR: • De nieuwe regering moet snel werk maken van een open debat ten gronde over de steunmechanismen en de financiering door de elektriciteitsverbruikers van een reeks beleidsvormen en verplichtingen inzake openbare dienstverlening (inclusief offshorewindmolens). • Het VBO is een voorstander van een voorwaardelijke verlenging van de uitbating van de Belgische kerncentrales (met voorwaarden in verband met veiligheid, beheer van kernafval,…). Om aanvaardbaar te zijn, moet de verlenging ook een rechtstreekse positieve impact hebben op de elektriciteitsfactuur van de bedrijven en de consumenten in het algemeen. • Het open houden van de kerncentrales kan daarenboven de sleutel zijn tot een bijdrage in de financiering van de zware meerkosten van de offshorewindmolens in de Noordzee die vandaag ten laste zijn van de Belgische gebruikers. ■
■
Bron: Elia + timing & capaciteit ramingen
MEER GEDETAILLEERDE INFORMATIE over de VBO standpunten vindt u op www.vbo.be (button ‘Verkiezingen’ op de homepage). Naar aanloop van de verkiezingen actualiseren we deze info regelmatig.
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 09
DEEL 4: NAAR EEN MEER GUNSTIGE FISCALITEIT VOOR DE BEDRIJVEN TOTAL TAX RATE 100% 90% 80%
3
Corporate income tax
3
Labour taxes
3
Other taxes borne
Average total tax rate : 36,91%
70% 60% 52,1%
50% 42,8% 40,0% 41,6%
3 Total tax rate
40% 31,0% 31,8% 27,6% 30,2%
30%
35,1%
20% 10%
um
S
gi
U
el B
K U
lia Au
st
ra
di
a
a In
ric Af h ut
et N Th
e
So
he
er
rla
la
nd
nd
a ad itz
an
Sw
C
s
0
Bron: PwC & VBO
1. DE NOTIONELE INTERESTAFTREK VERANKEREN HET VBO STELT VAST: Het systeem van de notionele interestaftrek voor bedrijven bestaat al sinds 2006. Tal van landen tonen interesse in het mechanisme en het systeem wordt terecht gepromoot als het fiscaal visitekaartje van ons land in tal van campagnes en bij missies in het buitenland om buitenlandse investeerders aan te trekken. Het is dan ook schizofreen en uiterst schadelijk voor het vertrouwen van investeerders in ons land dat dit systeem na al die tijd binnen de landgrenzen nog steeds in vraag wordt gesteld en telkens weer wordt gerecupereerd als pasmunt bij onderhandelingen.
ONZE ANALYSE: DE BEREIKTE RESULTATEN MAKEN KOMAF MET DE JARENLANGE SPECULATIES De aftrek voor risicokapitaal (notionele interestaftrek) werd ingevoerd op een ogenblik dat het België economisch gezien helemaal niet voor de wind ging en in een poging om opnieuw een zo gunstig mogelijk macro-economisch klimaat voor het behoud en de ontwikkeling van de economische activiteiten te scheppen en, als gevolg daarvan, een investeringsvriendelijk (en dus ook werkgelegenheidsvriendelijk) klimaat in stand te houden en te versterken. Deze structurele maatregel is in eerste instantie bedoeld om de bestaande fiscale discriminatie af te zwakken tussen de kosten van geleend geld, die logischerwijze aftrekbaar
Met een belastingdruk van meer dan 52% en 92 verschillende heffingen (Total Tax Contribution – enquête VBO en PricewaterhouseCoopers) behoort België bij de landen die de ondernemingen het zwaarst belasten. Als stimulans voor de Belgische ondernemingen, zowel de kmo’s als de grote bedrijven, om zich te ontwikkelen en om buitenlandse bedrijven in België aan te trekken, is het essentieel om deze fiscale druk te verlagen. zijn, en de kosten van eigen middelen (kapitaal en gereserveerde winst), die volledig belastbaar zijn. Het is immers paradoxaal dat de financieringsbron die de ondernemingen het meest nodig hebben, fiscaal werd bestraft. Van bij het implementeren van dit systeem van aftrek voor risicokapitaal werden duidelijke doelstellingen gekoppeld aan deze maatregel: de versterking van de eigen middelen van de ondernemingen (en vooral van kmo’s), de ons resterende economische activiteit in ons land verankeren (en zo de zeer snel toenemende filialisering van onze economie vermijden), de coördinatiecentra ook na 2010 behouden, en vooral België fiscaal aantrekkelijker maken voor Belgische of buitenlandse investeerders door zijn effectieve aanslagvoet terug te brengen tot het Europese gemiddelde. In juli 2008, net voor het uitbreken van de financiële crisis in de Verenigde Staten, bevestigde een onderzoeksrapport van de Nationale Bank van België (NBB) dat het systeem van de notionele interestaftrek zijn nut had bewezen voor elk van de vooropgestelde doelstellingen. >
»
De volgende regering moet het vertrouwen herstellen door het systeem van de notionele interestaftrek te bestendigen.
10 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
>
Zoals bevestigd door de NBB tijdens de hoorzitting van de Commissie Financiën van 9 maart 2010, bedroeg het kostenplaatje tussen 280 en 770 miljoen euro voor het systeem, waarmee het de speculaties over de vermoedelijke kostprijs ten belope van miljarden euro’s staalhard ontkrachtte.
HET VBO STELT VOOR: • Ons land behoort nog steeds tot de landen met de hoogste belastingdruk op ondernemingen ter wereld, wat nefast is voor onze internationale aantrekkelijkheid en ons concurrentievermogen. Onze fiscale geloofwaardigheid en aantrekkelijkheid op internationaal vlak is dan ook louter gestoeld op het systeem van de notionele interestaftrek en de kwaliteit en de reikwijdte van ons netwerk van dubbele belastingverdragen. In deze context is het onverantwoord dat sommigen met hun strijd tegen dit systeem negatieve signalen blijven geven aan (potentiële) investeerders. De volgende regering moet paal en perk stellen aan de ongefundeerde aanvallen op het systeem en de stabiliteit en het vertrouwen herstellen door het systeem van de notionele interestaftrek te bestendigen. • De volgende regering moet zich engageren om onze fiscale troeven meer actief te promoten in het buitenland. ■
2. BELGIË MOET NAAR DE KOP VAN HET O&O-PELOTON HET VBO STELT VAST: België is een Europese middenmoter op het vlak van O&O. Gezien het potentieel dat de Belgische bedrijven, universiteiten en innovatiecentra in huis hebben, moet ons land echter de ambitie hebben om op te schuiven naar de kop van het peloton. Onderzoek en ontwikkeling en innovatie zijn immers essentiële hefbomen om de economische groei en de welvaart in ons land veilig te stellen. Op federaal niveau vormen de bestaande fiscale stimuli echter een belangrijke, maar ontoereikende basis voor het behoud en de uitbreiding van de O&O-activiteiten in ons land.
»
Er zijn een aantal verbeteringen mogelijk die op korte termijn een betekenisvolle efficiëntiewinst zouden genereren.
ONZE ANALYSE: NAAR EEN OPTIMALE CONFIGURATIE VAN DE FISCALE O&O-STIMULI In 2008 waren de investeringen in onderzoek en ontwikkeling in België goed voor 1,92% van het bbp, waarmee België net iets boven het Europees gemiddelde scoort van 1,9%. In Duitsland en Frankrijk doen ze het met respectievelijk 2,63% en 2,02% beter. In toplanden zoals Zweden, Finland en Japan investeerde men maar liefst 3% van het bbp in onderzoek en ontwikkeling. Ook wat de patentaanvragen betreft, zien we een gelijkaardige tendens. Terwijl er vanuit België per 1 miljoen inwoners zo’n 138 aanvragen werden ingediend bij het Europees Octrooibureau, waren dat er 291 in Duitsland en 206 in Nederland. Ons land slaagt er weliswaar ook daar in het Europees gemiddelde van 115 aanvragen te overstijgen. Het VBO nam de fiscale maatregelen ter ondersteuning van O&O en innovatie, zoals de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers, de octrooienaftrek en de eenmalige investeringsaftrek, onder de loep. De conclusie is duidelijk. De bestaande maatregelen vormen een belangrijke basis voor het behoud en de uitbreiding van de O&O-sector in België, maar ze zijn ontoereikend. Er zijn immers een aantal verbeteringen mogelijk die op korte termijn een betekenisvolle efficiëntiewinst zouden genereren.
HET VBO STELT VOOR: • Op korte termijn zouden een versterking van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing en een verbreding van de octrooienaftrek een betekenisvolle efficiëntiewinst genereren. • Daarnaast moet de kloof met buurland Frankrijk, waar een belastingkrediet voor O&O werd versterkt tot maar liefst 30% op alle uitgaven, zo snel mogelijk gedicht worden. • Tot slot blijven andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld de snelle ratificatie van het Protocol van Londen voor octrooien (cf. infra), ook broodnodig. • Het VBO stelt voor om het bestaande innovatieforum nieuw leven in te blazen zodat er een gecoördineerde aanpak kan ontstaan van het O&O-beleid van alle entiteiten in ons land. ■
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 11
3. VERGROENING VAN ONZE FISCALITEIT? NIET TE ALLEN PRIJZE!
»
HET VBO STELT VAST: De vergroening van ons fiscaal instrumentarium krijgt de laatste tijd erg veel aandacht als één van de oplossingen in de strijd tegen de klimaatverandering. Want wie kan vandaag iets inbrengen tegen doortastende stimuli die op dit vlak de nodige gedragswijzigingen bewerkstelligen? Daarenboven zien politici er ook heil in voor de budgettaire uitdagingen die hen in dit postcrisistijdperk parten spelen. De realiteit is echter dat zeer voorzichtig moet worden omgesprongen met de vergroening van ons fiscaal instrumentarium. Elk onevenwicht of oneigenlijk gebruik ervan gaat immers ten koste van onze concurrentiekracht.
ONZE ANALYSE: DUIDELIJKE GUIDELINES VOOR AANPAK IN EEN INTERNATIONALE CONTEXT De voorbije legislatuur was zeer vruchtbaar op het vlak van reflecties en consultaties op alle mogelijke niveaus met betrekking tot de groene fiscaliteit, de belasting op energie, de eventuele implementatie van een prijssignaal voor CO2 en de nog vrij theoretische mogelijkheid om een Green Tax Shift te bewerkstelligen. Voor het bedrijfsleven resulteerden deze reflecties in een duidelijk afgebakende aanzet voor verdere aanpak tijdens de volgende legislatuur. Vooral wat de voorwaarden en beperkingen betreft waaraan een debat over een groene fiscaliteit binnen een duurzaam kader moet voldoen, werd het één en ander scherp gesteld: • De vergroening van de fiscaliteit kan logischerwijs niet anders dan op een internationaal niveau of bij gebrek daaraan tenminste op Europees niveau gevolgd en geregeld worden. • Vooraleer men nieuwe fiscale maatregelen creëert, moet men nagaan of een toevlucht tot het fiscaal instrumentarium wel het meest efficiënte en relevante middel is om een bepaald doel te bereiken en er geen andere instrumenten bestaan die zich daar beter toe lenen. • Er is nood aan een reflectie over hoe de kosten van groene fiscaliteit voor de bedrijven zo kunnen worden doorgevoerd dat de impact ervan op de competitiviteit van de bedrijven het kleinst is. De eventuele opbrengsten uit groene fisca-
De energie- en de CO2-taks moeten zich inschrijven in de werkzaamheden die momenteel lopen op het Europees niveau.
liteit moeten daarenboven integraal aangewend worden voor het behoud en het versterken van onze competitiviteit. • De algemene belastingdruk die nefast is voor onze welvaart mag globaal niet stijgen. • De eventuele impact van fiscale maatregelen op de gezondheidsindex moet geneutraliseerd worden op de meest adequate manier. Wat een eventuele invoering van een CO2-taks betreft, moeten we daarenboven absoluut vermijden dat er verschillende soorten belastingen in het leven worden geroepen. Een dergelijke CO2-taks zou moeten geïntegreerd worden in het bestaande fiscaal systeem en moet de ambitie hebben om alle andere taksen of maatregelen waarvan de berekeningsbasis gekoppeld is aan de CO2uitstoot van een bedrijf, te vervangen.
HET VBO STELT VOOR: • De volgende Belgische regering zal er nauwgezet moeten op toezien dat ze zich, wat de energietaks en de CO2-taks betreft, louter en alleen inschrijft in de werkzaamheden die momenteel lopen op het Europees niveau en gelinkt zijn aan de herziening van de Europese richtlijn van 27 oktober 2003 op de taxatie van energie. • Groene fiscaliteit beoogt een gedragswijziging van de economische actoren. In de mate dat deze groene fiscaliteit leidt tot een verhoging van de consumptieprijzen, met indexaanpassingen van de lonen als gevolg, moet de impact hiervan op de competitiviteit van de ondernemingen geneutraliseerd worden. Een vergroening van de index kan hiertoe bijdragen. ■
■
MEER GEDETAILLEERDE INFORMATIE over de VBO standpunten vindt u op www.vbo.be (button ‘Verkiezingen’ op de homepage). Naar aanloop van de verkiezingen actualiseren we deze info regelmatig.
12 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
DEEL 5: LAAT ONS ONDERNEMEN! Zowel kmo’s als grotere bedrijven in ons land willen investeren in innovatie, in vorming van goed opgeleide werknemers, in arbeidsplaatsen. Dit kan alleen in een ondernemersvriendelijk klimaat. De overheid kan ervoor zorgen dat de omstandigheden onze bedrijven zo goed mogelijk in staat stellen om de daad bij het woord te voegen en te doen waartoe ze zich begin januari van dit jaar met de campagne ‘Laat ons ondernemen!’ massaal engageerden. In wat volgt lichten we er enkele stevige obstakels uit die bedrijven afremmen en die tijdens de volgende legislatuur moeten worden aangepakt. 1. VOOR EEN TOEKOMSTBESTENDIGE ARBEIDSMARKT HET VBO STELT VAST: Economische groei en een hogere werkzaamheidsgraad zijn absoluut noodzakelijk om op korte termijn een budgettair evenwicht te bereiken en op middellange termijn het hoofd te bieden aan de gevolgen van de globalisering en de vergrijzing. Er zijn dringend ingrijpende hervormingen nodig, naar het voorbeeld van andere EU-landen, om de mismatch en de bestaande rigiditeit op de arbeidsmarkt weg te werken en zo bedrijven de kans te geven om te groeien én meer mensen (langer) aan het werk te krijgen.
EVOLUTIE VAN DE LANGDURIGE WERKLOOSHEID (> 2 JAAR) VOLGENS LEEFTIJDSGROEP
Bron: RVA, bewerking VBO
ONZE ANALYSE: EEN DYNAMISCHE ARBEIDSMARKT IS MOBIELER EN HEEFT EEN HOGERE WERKZAAMHEIDSGRAAD De EU-landen die erin geslaagd zijn hun werkzaamheidsgraad conform de Lissabondoelstelling op te trekken naar 70%, kennen stuk voor stuk een mobiele en dynamische arbeidsmarkt. De ingrediënten voor een dynamische arbeidsmarkt zijn een activerend werkloosheidsbeleid, een flexibele arbeidsmarkt met een goede afstemming van vraag en aanbod en een aangepast en toekomstgericht arbeids- en ontslagrecht. Bij elk van deze pijlers tekenen we voor de Belgische arbeidsmarkt belangrijke aandachtspunten op. Wat het activerend werkloosheidsbeleid betreft, werpt de opvolging van het zoekgedrag naar werk van werklozen door de RVA haar vruchten af. Sinds de invoering ervan in 2004 is de langdurige werkloosheid (≥ 2 jaar) met 41% gedaald in de betrokken leeftijdsgroepen (zie grafiek). Ook tijdens de crisis zette deze trend zich verder door. Beleidsmakers (inter)nationaal benadrukken de nood aan een goede opvolging en begeleiding van werkzoekenden, over alle leeftijdsgroepen heen. Onze buurlanden kennen zelfs gelijkaardige begeleidingsmaatregelen die nog intensiever zijn. Toch is de snel toenemende groep van werkloze 50-plussers bij ons nog niet aan deze maatregel onderworpen. Een ander aandachtspunt én grote uitdaging is de mismatch tussen vraag en aanbod op onze arbeidsmarkt. Tijdens de crisis bleef maar liefst 80% van het jobaanbod overeind. Ondanks het grote aantal werkzoekenden is er krapte op de arbeidsmarkt en is het aantal knelpuntvacatures verder toegenomen. Het tekort aan geschoolde arbeidskrachten en de mismatch op de arbeidsmarkt belemmeren het economisch herstel en de groei van de ondernemingen.
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 13
Daarnaast is onze arbeidsmarkt door een samenspel van tal van factoren zeer rigide. Zo ligt de jobanciënniteit bij ons vrij hoog en heeft 92% van de werkende mensen een contract van onbepaalde duur, tegenover 86% gemiddeld in Europa. Daarnaast staven OESO-cijfers dat onze arbeidswetgeving en -bescherming strenger zijn dan gemiddeld in de EU. Vandaag zorgt dit ervoor dat minder snel tot ontslag wordt overgegaan, maar ook dat bij het aantrekken van de economie minder snel wordt aangeworven. België scoort volgens Eurostat een vierde lager dan gemiddeld op het feitelijk gebruik van alternatieve arbeidsvormen (overuren, weekendwerk, ploegen- en nachtarbeid, contracten van bepaalde duur,…). Tot slot bemoeilijkt de wildgroei van verlofstelsels - die een stevige kost betekenen voor de sociale zekerheid -de arbeidsorganisatie in de bedrijven. Allemaal factoren die niet alleen nefast zijn voor een vlotte werking van onze bedrijven, maar ook een negatieve invloed hebben op de aantrekkelijkheid van ons land bij buitenlandse investeerders.
»
Er zijn dringend ingrijpende hervormingen nodig, naar het voorbeeld van andere EU-landen, om de mismatch en de bestaande rigiditeit op de arbeidsmarkt weg te werken.
Daarenboven leiden stelsels van vervroegde uittreding ertoe dat oudere werknemers de arbeidsmarkt te vroeg verlaten en dat werkgevers minder gestimuleerd worden om in deze werkkrachten te investeren. Stelsels van vermindering van prestaties of van aanpassing van de arbeidsomstandigheden op het einde van de loopbaan blijken hier niet aan te verhelpen en leiden niet tot langer werken. Het is nochtans erg belangrijk voor bedrijven om de expertise en ervaring van hun oudere werknemers aan boord te houden. De Scandinavische landen tonen ook aan dat een hoge werkzaamheidsgraad bij oudere werknemers hand in hand kan gaan met een hoge werkzaamheidsgraad bij jongeren, en weerleggen zo het dogma dat een oudere werknemer plaats moet maken voor een jongere. Tot slot hebben jongeren nood aan de juiste opleiding en attitude om hun tewerkstellingskansen te verhogen. Door
het huidige unieke systeem van wachtuitkeringen komen zij vaak té snel in de werkloosheid terecht. Werkgevers zijn bereid om te investeren in gemotiveerde jongeren. Daarbij schieten kunstmatige tewerkstellingsverplichtingen zoals de quota bij startbanen hun doel voorbij. Bedrijven van sectoren die van deze verplichting zijn vrijgesteld omdat zij andere inspanningen leveren naar risicogroepen toe, scoren beter op het vlak van jongerentewerkstelling. Stimulerende maatregelen werken hier duidelijk beter dan dwingende regels.
HET VBO STELT VOOR: • De opvolging van het zoekgedrag van werklozen moet verder worden versterkt en uitgebreid naar alle leeftijdsgroepen. Ook voor 50-plussers moeten de positieve effecten van deze maatregel kunnen spelen. En via doorgedreven opvolging, begeleiding en opleiding moet men werkzoekenden naar de beschikbare jobs leiden, hen meer inzetbaar maken en de juiste attitude aanleren. • De rigiditeit van ons arbeidsrecht moet worden teruggeschroefd, o.m. door de bestaande instrumenten van flexibiliteit in de arbeidsorganisatie (deeltijdse arbeid, telewerk, ploegen-, nacht- en weekendwerk, flexibele uurregelingen, overwerk, uitzendarbeid,…) soepeler toepasbaar te maken door het afbouwen van de procedures, formaliteiten en beperkingen die gelden voor het gebruik ervan, evenals door een soepeler ontslagrecht dat geen rem vormt voor aanwervingen. • Er moet paal en perk worden gesteld aan het oeverloos uitbreiden van verlofstelsels. Elk nieuw voorstel tot uitbreiding van een bestaande of invoering van een nieuwe verlofregeling moet vooraf worden beoordeeld op zijn impact voor de arbeidsorganisatie en zijn budgettaire kost en moet worden gecompenseerd door een gelijkwaardige beperking in een ander verlofstelsel. • Stelsels van vervroegde uittreding, zoals het (pseudo-) brugpensioen, moeten progressief worden afgebouwd en stelsels van vermindering van prestaties of van aanpassing van de arbeidsomstandigheden op het einde van de loopbaan moeten afhankelijk worden van langer werken. • Er moeten bijkomende inspanningen worden geleverd om jongeren meer inzetbaar te maken en meer kansen te geven op de arbeidsmarkt, voornamelijk door hen de juiste opleiding en attitude mee te geven. In die optiek moet ook het huidige stelsel van wachtuitkeringen worden herzien. De wachttijd moet worden omgevormd tot een bijkomende wacht- en leertijd en de wachtuitkeringen afhankelijk gesteld van de inspanningen die geleverd zijn tijdens de wachttijd. ■
14 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
2. ADMINISTRATIEVE VEREENVOUDIGING: PLEIDOOI VOOR MEER KWALITEIT EN MINDER COMPLEXITEIT
ADMINISTRATIEVE LASTEN IN HET ONDERNEMINGSKLIMAAT IN BELGIË TEN OPZICHTE VAN DE OESO-LANDEN
HET VBO STELT VAST: Het Federaal Planbureau raamde de administratieve lasten voor de ondernemingen in 2008 op 4,58 miljard euro. België engageerde zich om de administratieve lasten met 25% terug te dringen tegen 2012. Het is cruciaal dat deze inspanning gebeurt en voortgezet wordt met nieuwe doelstellingen na 2012.
ONZE ANALYSE: FOCUS OP DE BEDRIJVEN PRIORITAIR IN EEN NIET-AFLATENDE STRIJD TEGEN KAFKA Ondernemingen moeten zich ten volle kunnen concentreren op hun economische kernactiviteiten. De afgelopen jaren is dit besef op alle beleidsniveaus gegroeid en werden al verdienstelijke inspanningen geleverd op het vlak van administratieve vereenvoudiging. Ons land, zowel de federale overheid als de deelstaten, heeft zich met een gemeenschappelijke reductiedoelstelling geëngageerd om de administratieve lasten met 25% te verminderen tegen 2012. Administratieve vereenvoudiging draait daarenboven niet alleen om kwantitatieve doelstellingen, maar moet tegelijkertijd ook oog hebben voor een kwalitatieve verbetering van de regelgeving.
Hoe dichter bij het centrum, hoe eenvoudiger de administratieve formaliteiten in het ondernemingsklimaat. Bron: The World Bank Group, Doing Business 2009
3. VOOR EEN ONDERNEMINGSVRIENDELIJKE JURIDISCHE OMKADERING
HET VBO STELT VOOR: • Het realiseren van de vooropgestelde lastenvermindering van 25% moet nauwgezet opgevolgd worden. Tijdens de komende legislatuur moet er een nieuwe kwantitatieve doelstelling komen voor de periode na 2012. • Er is nood aan een gecoördineerde aanpak op de verschillende beleidsniveaus met de bedrijfswereld als prioritaire doelgroep. Daarbij denken we aan het hergebruik van openbare gegevens binnen de verschillende overheidsdiensten; de verdere uitbouw van performante ondernemingsloketten; de verdere digitalisering van de werking van de overheidsdiensten;… • Administratieve vereenvoudiging moet meer betekenen dan het louter voorzien van een elektronische variant voor een papieren aangifte. Zij mag niet alleen worden doorgevoerd ter wille van de objectieven of noden van de overheid, maar moet ook aan de bedrijven een reële meerwaarde bieden, zowel op het vlak van vereenvoudiging van aangifteverplichtingen als van efficiëntie en kosten. • Administratieve vereenvoudiging gaat hand in hand met betere regelgeving. Een performante impactanalyse moet bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving zowel de administratieve lasten als de kwaliteit van de regelgeving kritisch doorlichten. ■
HET VBO STELT VAST: In ons land is nog heel wat werk aan de winkel om te komen tot een ondernemingsvriendelijk juridisch kader. Daarvan getuigt een aantal schrijnende voorbeelden. In ons land werden met de regelmaat van de klok wetsontwerpen ingediend voor de invoer van collectieve rechtsvorderingen, de zogenaamde class actions. Deze hebben in de Verenigde Staten echter tot notoire ontsporingen geleid en werkten er de uitbouw van de alom bekende verlammende geschillenmaatschappij in de hand. De introductie van deze class actions in ons rechtssysteem zou een reële bedreiging vormen voor de bedrijven in ons land. Daarnaast stelt de Belgische industrie al jaren het gebrek aan kwaliteit van de gerechtelijke uitspraken in geschillen over intellectuele eigendom in ons land aan de kaak. Deze juridische onzekerheid heeft verregaande gevolgen en is schadelijk voor het imago van ons land op het vlak van innovatie. Een laatste voorbeeld is de vaststelling dat de uitreiking van Europese octrooien in ons land duurder is dan in andere landen zolang het Protocol van Londen niet geratificeerd is, wat niet bevorderlijk is voor de innovatie-inspanningen van onze kmo’s en grotere bedrijven.
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 15
ONZE ANALYSE: ER IS DRINGEND NOOD AAN EEN BETER JURIDISCH KADER VOOR O&O, MAAR WE VERLIEZEN KOSTBARE TIJD MET ABSURDE MAATREGELEN ALS CLASS ACTIONS... 1. Collectieve rechtsvorderingen of class actions vormen een bedreiging voor ondernemingen door de risico’s die ze met zich meebrengen: zo is het onmogelijk om hun gevolgen in te schatten en hun verzekeringsrisico te dekken. Daarenboven zijn class actions een stimulans om processen aan te spannen. De vraag is echter: wie heeft er baat bij? In elk geval niet de bedrijven. En ook de administratie van justitie niet. De procedures tot collectieve schadeafwikkeling zullen onze rechtbanken en hoven nog zwaarder overbelasten. Ook voor de consumenten lijken de voordelen gering, in vergelijking met wat de consumentenorganisaties en sommige gespecialiseerde advocaten uit de brand slepen. Het VBO staat dan ook open voor een grondig debat over een betere toegankelijkheid van justitie en is niet gekant tegen de verbetering van bepaalde juridische procedureregels, maar is van oordeel dat class actions niet het antwoord zijn voor de problemen die zich ter zake stellen.
»
De introductie van class actions in ons rechtssysteem zou een reële bedreiging vormen voor de bedrijven in ons land.
2. Tal van vonnissen betreffende intellectuele eigendom, uitgesproken door de Belgische rechtbanken, komen niet tegemoet aan de verwachtingen van de betrokken partijen en zijn vaak van bedenkelijke kwaliteit. Daarenboven werken tegenstrijdige vonnissen door verschillende rechtbanken gerechtelijke shopping in de hand. Voor tal van technische domeinen met hun specifieke wetgeving bestaan in ons land al gespecialiseerde rechtbanken met gespecialiseerde magistraten. Intellectuele eigendom is een zeer omvangrijke materie (auteursrechten, naburige rechten, merken, octrooien,…) en bovendien erg technisch. Aangezien ze bepalend is voor de omkadering van onze bedrijven op het vlak van O&O en innovatie, verdient
deze materie eveneens de nodige aandacht. Verschillende Europese landen, waaronder onze buurlanden, hebben vandaag al rechtbanken die gespecialiseerd zijn in intellectuele eigendom. 3. Vandaag de dag moet een Europees octrooi gepubliceerd in het Engels, Frans of Duits (de drie officiële talen van het Europees Octrooibureau) volledig worden vertaald in de taal van het land waar men het octrooi wil valideren, waardoor het 11 keer duurder is dan een Amerikaans octrooi en 13 keer duurder dan een Japans octrooi. Concreet: voor een Europees octrooi opgesteld in het Engels moet een onderneming met het oog op een validering in België telkens de volledige vertaling ervan naar het Nederlands of het Frans vragen. Het Protocol van Londen voorziet in een belangrijke vereenvoudiging in deze talenregeling. Het voorziet dat de Europese octrooien niet meer moeten vertaald worden, op voorwaarde dat ze in één van de drie talen (Engels, Duits en Frans) worden neergelegd bij het Europees Octrooibureau. De ratificatie van dit Protocol, dat de kosten van de procedure voor de uitreiking van Europese octrooien op zeer significante wijze kan terugdringen, is dan ook van groot belang voor onze bedrijven. Veertien leden van het Europees Octrooibureau hebben het Protocol al geratificeerd, waaronder Duitsland, Frankrijk, het VK, Nederland en Luxemburg.
HET VBO STELT VOOR: • De Belgische overheid mag niet vooruitlopen op de werkzaamheden rond de class actions die momenteel op Europees niveau worden verricht. • Er is nood aan een grondige impactstudie voor class actions. Vooraleer men een systeem implementeert dat het potentieel heeft om onze juridische en onze economische orde op zijn kop te zetten, is het niet meer dan normaal dat men vooraf de kosten en baten becijfert en in kaart brengt. • België moet werk maken van gespecialiseerde rechtbanken voor geschillen inzake intellectuele eigendom. • Gezien de enorme hypotheek die de non-ratificatie van het Protocol van Londen legt op de innovatie-inspanningen van de Belgische bedrijven, moet het wetsontwerp voor deze ratificatie, dat al goedgekeurd werd door de Ministerraad van 23 mei 2008 en op 5 september 2008 neergelegd werd in het Parlement, onverwijld gestemd worden bij het begin van de volgende legislatuur. ■
16 | VBO-Memorandum Verkiezingen 2010
4. NAAR EEN DUIDELIJK ENGAGEMENT VOOR MEER RECHTSZEKERHEID HET VBO STELT VAST: De vlotte werking van ondernemingen wordt vandaag te sterk gehypothekeerd door onzekerheid en onduidelijkheid op juridisch vlak. Het VBO vestigt in dat kader de aandacht op twee voorbeelden die deze stelling onderbouwen: auteursrechten en btw.
2. De btw is een Europese belasting. Paradoxaal genoeg vormt btw-wetgeving vandaag een obstakel voor de handel binnen de EU en dus voor de goede werking van de interne markt. Deze belasting wordt immers hoe langer hoe meer een echte kost voor het bedrijfsleven. Enerzijds door de niet-aftrekbaarheid ervan, maar vooral door de steeds toenemende kosten en risico’s verbonden aan de naleving van talrijke administratieve verplichtingen. Daarenboven werd het onvermogen van de lidstaten om het btw-stelsel te verbeteren en intensiever samen te werken om fraude te bestrijden de voorbije jaren, ook in België, gecompenseerd door het outsourcen van de controleverplichtingen en bijbehorende risico’s naar het bedrijfsleven.
ONZE ANALYSE: AUTEURSRECHTEN EN BTW ALS VOORBEELD VAN HOE HET NIET MOET 1. De Auteurswet van 30 juni 1994 verleent aan de auteurs, de artiesten en de producenten van muziek het recht om exclusief te beslissen over het gebruik van hun creaties. Ook ondernemingen zijn in principe een vergoeding verschuldigd voor het afspelen van muziek, ook op die plaatsen die uitsluitend toegankelijk zijn voor personeelsleden, zoals werkplaatsen, kantoren of kantines. Volgens bepaalde rechtspraak moet het begrip ‘private familiekring’ beschouwd worden als een beperkt aantal personen. Maar waar in de praktijk de juridische grens ligt tussen private muziekbeluistering en mededeling aan een publiek is absoluut niet duidelijk. Ondernemingen hebben in deze dan ook nood aan meer rechtszekerheid. Niet in het minst nu de bevoegde beheersvennootschappen Sabam en Simim actief werk maken van de inning van deze vergoeding bij de ondernemingen.
»
Gebrek aan rechtszekerheid schaadt de goede werking van de ondernemingen.
Daarnaast brengt deze inning nodeloze administratieve kosten met zich mee voor de ondernemingen. Er werd weliswaar al werk gemaakt van een eengemaakte aangifte, maar ondernemingen worden nog steeds geconfronteerd met een aparte factuur van Sabam en van de Billijke Vergoeding voor de muziek op openbare plaatsen, en van Unisono voor de muziek in niet-publieke bedrijfsruimtes.
HET VBO STELT VOOR: • Er is nood aan meer rechtszekerheid en duidelijkheid in het juridisch stelsel. • Er zijn in totaal maar liefst 26 beheersvennootschappen actief op het vlak van intellectuele rechten, wat voor ondernemingen tot een onaanvaardbare overlast leidt. Tijdens de volgende legislatuur moeten de werkzaamheden van deze vennootschappen gestroomlijnd worden. • De wetgever moet de Auteurswet aanpassen, zodat ondernemingen duidelijk weten of zij al dan niet moeten betalen voor het beluisteren van muziek in aparte bureaus, in bedrijfswagens, op bouwwerven, op bedrijfswebsites,… • Voor de inning van de auteursrechten voor het beluisteren van muziek moet men op korte termijn werk maken van de eengemaakte factuur. • De neutraliteit van het btw-stelsel moet hersteld worden. Het is ontoelaatbaar dat de controles en bijbehorende risico’s op de bedrijven afgewenteld worden. • Er is dringend nood aan een harmonisatie van zowel de materiële als de formele btw-regels. Daarenboven moet het btw-stelsel gemoderniseerd en de btw-wetgeving vereenvoudigd worden. ■
■
MEER GEDETAILLEERDE INFORMATIE over de VBO standpunten vindt u op www.vbo.be (button ‘Verkiezingen’ op de homepage). Naar aanloop van de verkiezingen actualiseren we deze info regelmatig.
VBO-Memorandum Verkiezingen 2010 | 17
DEEL 6: VOOR GROENERE ECONOMIE ZIJN BEDRIJVEN SLEUTELFACTOR TOT SUCCES Met een ambitieus plan kunnen we het grote potentieel op het vlak van energieefficiëntie optimaal gaan benutten. Onze bedrijven hebben alvast de knowhow in huis om een sleutelpositie te claimen inzake energie-efficiëntie en groene technologieën. HET VBO STELT VAST: De aangroei van de wereldbevolking, de economische ontwikkeling van grote landen als China en India, het transport van mensen en goederen en onze huidige consumptiepatronen plegen roofbouw op onze planeet. De klimaatverandering en de eindigheid van de natuurlijke rijkdommen dwingen ons tot internationale afspraken om het tij te keren. Politieke leiders moeten de inspanningen verdelen. Tussen landen, met oog voor billijkheid en beducht voor concurrentievervalsing. Tussen stakeholders: gezinnen die consumeren, bedrijven die produceren en de overheid. Tussen oplossingen die meer of minder efficiënt en duur zijn. De Belgische bedrijven hebben het voortouw genomen, zowel inzake uitstootvermindering als groene technologieën.
ONZE ANALYSE: BEDRIJVEN DEEL VAN DE OPLOSSING VOOR DE UITDAGINGEN VAN VOLGENDE DECENNIA De industrie gaf het voorbeeld met haar vrijwillige akkoorden die al uiterst overtuigende resultaten opleverden. Maar dat volstaat niet. Vooral inzake energie-efficiëntie moet iedereen het bad in! In hoofdzaak het gebouwenpark, het wegtransport – samen verantwoordelijk voor 70% van het totale primaire energieverbruik in België – hebben nog heel veel potentieel als het op energie-efficiëntie aankomt. Het VBO identificeerde naar aanleiding van zijn Forum ‘Less Energy, more Efficiency’ in 2009 een totaal (gebouwen, industrie, wegtransport,…) theoretisch besparingspotentieel voor energie-efficiëntie voor ons land van maar liefst 5,2 miljard euro per jaar tegen 2030. Om dat potentieel ook effectief te gaan benutten, formuleerde het VBO een reeks denkpistes zoals de Green Bank. Anderzijds is voor ondernemingen een sleutelrol weggelegd op de groeimarkten van de groene technologieën. Onze bedrijven hebben de knowhow in huis om daarin een sleutelpositie te claimen. Ze hebben een belangrijke rol te spelen in de wereldwijde technologieoverdracht en de uitwisseling van best practices gericht op een hogere energie-efficiëntie, een verminderde CO2-uitstoot en hernieuwbare energie. De Belgische ecobedrijven leveren daarenboven een significante bijdrage op het vlak van waterbeheer, afvalverwerking, luchtzuivering en bodemsanering.
Een doordachte aanpak van de internationale onderhandelingen is essentieel voor ons land. Onevenwichtige benaderingen zoals een Europese unilaterale doorstoot naar 30% CO2-reductie tegen 2020 duiken regelmatig op en moeten op de voet gevolgd worden door de regeringsploeg.
»
Er is nood aan een ambitieus plan opdat overheden, huishoudens en ondernemingen de krachten zouden bundelen om ons potentieel inzake energieefficiëntie optimaal te gaan benutten.
HET VBO STELT VOOR: • Er is nood aan een ambitieus plan opdat alle actoren – overheden, huishoudens en ondernemingen – de krachten zouden bundelen om ons potentieel op het vlak van energieefficiëntie optimaal te gaan benutten. • De toekomstige regering moet werk maken van een swotanalyse om, enerzijds, ons land verder te profileren in die domeinen waar we al wereldspeler zijn en, anderzijds, om het braakliggend Belgisch potentieel voor de groeimarkten te identificeren en te stimuleren. • Het is de taak van de volgende regering om een meer intens industrieel beleid voor te stellen aan Europa voor deze groeisector. Dat moet gestoeld zijn op goede klimaatakkoorden, investeringen in O&O, standaardisatie binnen en buiten Europa, overheidsopdrachten en het verstrekken van risicokapitaal. • De overheid moet haar beleid op het vlak van hernieuwbare energie, onder meer inzake offshorewindmolens, regelmatig bijstellen om tot een optimale maatschappelijke kost te komen. Zij moet zich hierbij inspireren op best practices in het buitenland. ■ ■
MEER GEDETAILLEERDE INFORMATIE over de VBO standpunten vindt u op www.vbo.be (button ‘Verkiezingen’ op de homepage). Naar aanloop van de verkiezingen actualiseren we deze info regelmatig.
VBO vzw Ravensteinstraat 4 B – 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99
[email protected] www.vbo.be