reo® V I E W P O I N T
MEI 2014
DUURZAAMHEIDSRISICO’S IN DE OLIE- EN GASSECTOR: NIET BEKEND, NIET GEZIEN? De beheersing van en rapportage over sociale en milieurisico’s in de opkomende markten en bij middelgrote olie- en gasmaatschappijen in de ontwikkelde wereld blijven nog wel eens achter bij de beste sectorstandaarden. Er wordt op die bedrijven weinig druk uitgeoefend om daarin verbetering te brengen, ondanks dat ze veelvuldig in de portefeuille van beleggers voorkomen. F&C is de afgelopen twee jaar actief in gesprek geweest met 15 ondernemingen met belangrijke lacunes in de rapportage. We hebben specifieke aanbevelingen gedaan, zoals op het gebied van gezondheid en veiligheid, het voorkomen van verontreiniging, corruptie en mensenrechtenrisico’s. Ondanks enige voortgang, in het bijzonder bij middelgrote Amerikaanse partijen, zijn de rapportagelacunes nog altijd groot. Dat maakt het moeilijk voor beleggers om de koplopers en de achterblijvers effectief van elkaar te scheiden. Druk en controverses over sociale en milieueffecten zijn voor olie- en gasmaatschappijen schering en inslag. De media richten zich echter toch vooral op de grote internationale oliemaatschappijen. Die worden op het matje geroepen over een veelheid aan pijnpunten: klimaatverandering, olielekken en verontreinigingsrisico’s, belastingafdracht en royalty’s die er in ontwikkelingslanden aan corrupte regimes worden betaald. Met die aandacht op de grote spelers, hoe terecht ook vanwege hun omvang en het bereik van de activiteiten, bestaat het risico dat het grote aantal middelgrote bedrijven in de ontwikkelde markten en ondernemingen in de opkomende markten over het hoofd worden gezien. Die opereren vaak in de luwte van de grote namen. De positie van beleggers in juiste deze partijen kan groot zijn, zowel in actieve als passieve beleggingsstrategieën; zelfs middelgrote spelers in deze sector zijn groot genoeg om in de standaard aandelenindex voor te komen.
OLIE- EN GASSECTOR: DE LAT MOET HOGER Bij de rapportage op het gebied van milieu, maatschappij en corporate governance willen ondernemingen vaak vooral vermijden dat ze achterblijven bij de sector. Brancheorganisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij het vaststellen van en communicatie over die normen. In het kader van dit project hebben we onze analyse dan ook gebaseerd op de rapportagerichtlijnen zoals die zijn ontwikkeld door IPIECA, de internationale brancheorganisatie voor olie- en gasmaatschappijen gericht op sociale en milieuaangelegenheden. De IPIECA bestond onlangs 40 jaar en is opgericht in samenwerking met het United Nations Environment Programme (UNEP). Lag de nadruk in eerste instantie op de bevordering van veilige werkwijzen in de sector, inmiddels is het werkgebied sterk uitgebreid en bestrijkt de organisatie een breed scala aan kwesties op het gebied van milieu en maatschappij. Tot de leden behoren behalve de grote spelers steeds vaker ook middelgrote en kleinere ondernemingen.
F&C heeft als onderdeel van een recent engagementproject een selectie van 19 ondernemingen aangesproken. Het gaat hier om namen die veel in beleggingsportefeuilles voorkomen, die hoge risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en corporate governance (ESG) lopen maar waar aandeelhouders vaak weinig druk uitoefenen om de beheersing van die problemen te verbeteren. Doel van het project: de bewuste ondernemingen stimuleren om op belangrijke ESG-punten versterkte, sectorbrede risicomaatregelen en rapportagestandaarden in te voeren.
www.fandc.nl
F&C is al sinds 2006 in gesprek met de IPIECA. Ons belangrijkste streven in dat contact is de stimuleren van betere rapportagestandaarden, waardoor de lat voor de hele sector hoger komt te liggen. Als de enige vertegenwoordiger van beleggers in het stakeholderpanel van de organisatie leveren we een actieve bijdrage aan de formulering van rapportagerichtlijnen van de IPIECA. Ons streven daarbij is dat richtlijnen een goed uitgangspunt bieden voor de vele duurzaamheidskwesties waar we doorgaans olie- en gasmaatschappijen op aanspreken.
1
OVERZICHT PROJECT
F&C ONDERNEEMT ACTIE
Met behulp van onze ESG-risicotool hebben we 17 olie- en gasmaatschappijen gevonden die in veel beleggingsportefeuilles voorkomen en die een zwakke ESG-risicoscore kennen. Na een gedetailleerde analyse van de rapportage van die ondernemingen aan de hand van de IPIECA-richtlijnen hebben we er daarvan 15 aangeschreven, die belangrijke lacunes in de rapportages vertoonden. We hebben specifieke aanbevelingen gedaan ten aanzien van diverse onderwerpen als gezondheid en veiligheid, het voorkomen van verontreiniging, corruptie en mensenrechtenrisico’s. Op drie na hebben alle ondernemingen op onze brieven gereageerd. Vervolgens hebben we met acht van deze ondernemingen gesprekken belegd over onze analyse en aanbevelingen. In de rapportagecyclus van 2013/2014 hebben we de wijzigingen en verbeteringen in het beheer en de informatieverschaffing geëvalueerd. Er zijn sinds de start van het project 14 mijlpalen bereikt, dat wil zeggen dat er verbeteringen in de informatieverschaffing en managementwerkwijzen zijn gerealiseerd die samenhangen met onze specifieke aanbevelingen aan de ondernemingen (zie tabel hieronder).
Bij de analyse van de rapportages is een groot aantal onderwerpen de revue gepasseerd, van milieu en veiligheid tot mensenrechten en de bedrijfsethiek rond transparantie over de opbrengsten. We schetsen de belangrijkste punten waarop de onderzochte ondernemingen de grootste gemeenschappelijke afwijkingen ten opzichte van de IPIECA-sectorrichtlijnen vertonen, namelijk: uitstoot van broeikasgassen en veiligheid/ rampenplannen. Uitstoot van broeikasgassen Het is tegenwoordig gangbaar voor veel olie- en gasmaatschappijen in de OESO-markten om in het kader van het Carbon Disclosure Project te rapporteren over de uitstoot van broeikasgassen. Aan de hand van deze informatie kan goed inzicht worden verkregen in de totaalbenadering van een onderneming. Ook kan een ratingbureau voor duurzaamheidsrisico’s de prestatie-gegevens (onder meer over de totale uitstoot van broeikasgassen door de bedrijfsactiviteiten) gebruiken voor een ESG-benchmark. De meeste ondernemingen in onze deelverzameling hebben echter geen specifieke doelstellingen voor de vermindering van de CO2-uitstoot. Sterker nog, van de grote oliemaatschappijen die in het verleden wel doelstellingen voor CO2-uitstootreductie hadden, moet een aantal nog altijd nieuwe streefdoelen formuleren.
We signaleren op een aantal gebieden vooruitgang, in het bijzonder bij middelgrote Amerikaanse partijen (waarvan er vele een flinke positie hebben in schalieactiviteiten of teerzanden). Deze ondernemingen bieden tegenwoordig meer transparantie op punten als CO2-uitstoot, waterbeheer en effecten op de gemeenschap. De meeste ondernemingen blijven echter nog belangrijk achter bij de IPIECA-richtlijnen en de standaarden zoals die door de grote oliemaatschappijen zijn ontwikkeld. Het zal niet als een verrassing komen dat de ‘transparantiekloof’ het meest opvallend is bij ondernemingen in de opkomende markten. Toch ontwaren we zelfs hier een positieve ontwikkeling in de richting van een structurelere aanpak van de beheersing van duurzaamheidsrisico’s. Bij dit project geanalyseerde ondernemingen Anadarko Corporation Apache Corporation Canadian Natural Resources Limited Chesapeake Energy Corporation China Petrochemical and Chemical Corp (SINOPEC) CNOOC Ltd Devon Energy Corporation EOG Resources Galp Energia SA Gazprom Hess Corporation Marathon Oil Corporation Murphy Oil Corporation Oleo e Gas Participacoes SA (OGX) OMV AG PetroChina PTT Exploration & Production
www.fandc.nl
Contact en op onderneming toegesneden aanbevelingen
Eén-op-één gesprekken na eerste contact
Aantal mijlpalen
1
1
3
1
Met een analyse van reductiedoelstellingen kan de belegger de ambities van de onderneming inschatten en beoordelen in welke mate deze over de capaciteiten beschikt om efficiëntieverbeteringen door te voeren. In veel gevallen worden er nog wel doelstellingen voor de raffinageactiviteiten geformuleerd, maar voor exploratie en productie zijn de verbeterdoelen al helemaal afwezig. Dat ontbreken van duidelijke doelstellingen voor de vermindering van de CO2uitstoot wijten ondernemingen vaak aan de wisselende blootstelling aan de eerste stadia van de olieontwikkeling – het meest CO2-intensieve deel van de activiteiten. We hebben de benaderde ondernemingen dan ook gevraagd om niet alleen een streefdoel te formuleren voor de totale uitstoot, maar ook voor de uitstootintensiteit per bedrijfsactiviteit. Op die manier heeft een onderneming de kans om aan te tonen hoe efficiënt de activiteiten zijn in verhouding tot de hoeveelheid geproduceerd(e) gas of olie.
Bevindingen en mijlpalen: het is een stuk gebruikelijker geworden om cijfers bekend te maken over de totale operationele uitstoot van broeikasgassen. Dat geldt zelfs voor spelers uit de opkomende markten in onze deelverzameling, zoals CNOOC Ltd. of het Thaise PTTEP. Weer andere bedrijven, zoals Petrochina en Sinopec, publiceren nog altijd geen totaalcijfers over de uitstoot maar richten zich op energiebesparing, een maatstaf aan de hand waarvan wij de totale voetafdruk en de relatieve verbetering daarvan niet kunnen beoordelen. Slechts een handjevol bedrijven verstrekt een onderverdeling van de uitstootintensiteit per bedrijfsactiviteit (bijv. Gazprom) en maar heel weinig ondernemingen hebben doelstellingen voor de uitstootintensiteit geformuleerd (bijv. Marathon Oil, OMV). Twee ondernemingen hebben als gevolg van ons engagement specifieke doelstellingen voor de uitstootvermindering van broeikasgassen geïntroduceerd. Galp Energia heeft voor de lange termijn een streefdoel geformuleerd om de uitstootintensiteit van broeikasgassen uit olie- en gasproductie tot onder het sectorgemiddelde te krijgen. Apache Corporation heeft voor alle operationele regio’s verbeterdoelen ingesteld voor de invoering van uitstootverminderingsprojecten. Die projecten moeten dan samen leiden tot een daling van de uitstoot van broeikasgassen van 2% ten opzichte van het voorgaande jaar.
1 2 1
2
2
2
Veiligheid en rampenplannen Veiligheidsbeheer en rampenplannen zijn voor deze sector misschien wel een van de belangrijkste kwesties. Onthutsend is dat een aanzienlijk aantal spelers nog altijd geen verslag uitbrengt over belangrijke prestatie-indicatoren op dit terrein. Cijfers over de veiligheid op de werkplek, zoals het aantal en de frequentie van letsel, worden wel veelvuldig gerapporteerd. Steeds vaker ook hebben ondernemingen op dit gebied duidelijke streefdoelen en zijn de veiligheidsprestaties gekoppeld aan de beloning van het topmanagement. Die informatie is nodig om de inzet van het management voor de veiligheid van de werknemers te kunnen begrijpen. Dit is echter onvoldoende voor een goede beoordeling van de procesveiligheid, dat wil zeggen in welke mate een onderneming kan voorkomen dat incidenten tot een belangrijke ramp uitgroeien, zoals bij een olielek.
VOORUITZICHTEN EN VERVOLGSTAPPEN Een gevestigd sectorraamwerk als de IPIECArapportagerichtlijnen biedt een aantal voordelen voor een engagementsproject als het onze. Allereerst spreken we dezelfde taal: de ondernemingen zijn bekend met de concepten en de indicatoren voor de rapportage. Het raamwerk is dan een effectief engagementsinstrument, in het bijzonder in contacten met ondernemingen die minder gewend zijn om over dit soort onderwerpen met beleggers te praten. Zo sprak het hoofd gezondheid en veiligheid bij een Chinese onderneming zijn verbazing uit dat beleggers zich überhaupt druk maakten over zijn verantwoordelijkheden. Zo iemand zal eerder bereid zijn de dialoog aan te gaan over specifieke uitkomsten en uitdagingen als er wordt gevraagd naar de invoering van de standaarden van de IPIECA, waarvan zijn onderneming lid is. Een verwijzing naar een gevestigd raamwerk maakt het ook voor interne duurzaamheidsspecialisten makkelijker om te pleiten voor betere beheersing en rapportage aan het eigen management. Ondanks de overduidelijke voordelen van deze benadering zijn er ook nadelen. En die zitten vooral in de beperkingen van het raamwerk zelf. De kritiek is dat de IPIECA te technisch is, dat de organisatie leiderschap mist en geen visie heeft ontwikkeld op de grootste uitdagingen waarvoor de sector zich gesteld ziet. De IPIECA verzorgt werkgroepen voor specialisten en specifieke implementatierichtlijnen en hulpmiddelen op uiteenlopende gebieden zoals mensenrechten, biodiversiteit of procesveiligheid. De IPIECA is echter geen organisatie waar CEO’s de koppen bij elkaar steken over belangrijke strategische aangelegenheden, zoals over de rol van de olie- en gassector in de context van klimaatverandering. Dat laatste gebied is (nog) niet effectief vertaald naar een rapportagekader aan de hand waarvan beleggers “best practice” kunnen stimuleren en de koplopers van de achterblijvers kunnen onderscheiden. We hebben in onze gesprekken met de IPIECA deze tekortkoming aangekaart en hebben in het bijzonder gepleit voor de ontwikkeling van rapportagerichtlijnen voor de risico’s van CO2-activa, ook wel ‘gestrande activa’ genoemd. Van ondernemingen willen we graag weten in hoeverre zij het risico beheersen dat een deel van hun brandstofactiva op de lange termijn niet volledig ontwikkeld worden, omdat het energiesysteem overgaat op energie met een lagere CO2uitstoot. Bij de IPIECA is een verklaring over dit onderwerp in voorbereiding. Ons engagement over gestrande activa maakt deel uit van een breder lopend project gericht op meerdere onderwerpen, onder andere door gesprekken met ondernemingen die in de portefeuille van onze reo®-klanten voorkomen, deelname aan een gezamenlijk project met andere beleggers en actieve contacten met brancheorganisaties zoals de IPIECA. Het plan is om in het kader van het thema gestrande activa in de loop van 2014 regelmatig updates te verzorgen over de voortgang van onze activiteiten.
We hebben gevraagd om werkwijzen die in overeenstemming zijn met de praktijken in de sector. Dat houdt onder andere in dat ondernemingen het aantal en totale volume olielekken meldt, naast ook gegevens over de aanwezige rampenplannen. Om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van de veiligheidssystemen en -cultuur was ons advies ook om het aantal en de frequentie van procesveiligheidsvoorvallen te melden, zoals ‘high potential incidents’ (HIPO’s). Bij zo’n HIPO komt de veiligheid in gevaar maar is nog niet echt sprake van lek of letsel. In de standaardcijfers komt zo’n voorval niet terecht. We wilden ook graag cijfers zien voor het aantal keren dat werknemers of onderaannemers het werk stilleggen vanwege zorgen over de veiligheid. Dit is een gebied waarover ook de grote oliemaatschappijen nog weinig loslaten. Bevindingen en mijlpalen: de transparantie over veiligheid op de werkplek is over het geheel genomen verbeterd, al heeft een aantal kleinere ondernemingen in de deelverzameling helemaal geen prestatiegegevens over de veiligheid van de werknemers aangeleverd (bijv. OGX, Murphy Oil). Een onderverdeling van de veiligheidsgegevens naar werknemers en externen wordt ook steeds gangbaarder. Dit is een belangrijk aspect: ondernemingen die maar met één totaalcijfer voor de veiligheid werken (zoals Sinopec en Petrochina) brengen feitelijk geen verslag uit over het overgrote deel van de activiteiten die door onderaannemers wordt uitgevoerd. Gegevens over olielekken ontbreken nog bij een aantal andere ondernemingen, zoals EOG Resources en Murphy Oil. Het standaardmodel voor de rapportage over lekken en rampencapaciteit is vooralsnog beperkt tot informatie over feitelijke voorvallen, veelal belangrijke incidenten, zoals de informatieverschaffing door CNOOC over het lek in de Zuid-Chinese Zee in 2011. Desondanks konden we enige verbeteringen optekenen, zelfs bij ondernemingen als Gazprom die zich in haar activiteiten geconfronteerd ziet met talloze veiligheidsproblemen. Het Russische concern is sinds ons engagement van start gegaan met rapportages over olielekken, waaronder gegevens over de frequentie en het volume gemorste koolwaterstof in combinatie met de corrigerende maatregelen die er zijn getroffen. De verbeterde transparantie op dit gebied stelt beleggers en belanghebbenden in staat om de ontwikkeling van de prestaties te beoordelen en het management ter verantwoording te roepen. Voor wat betreft de transparantie over procesveiligheid springt Marathon Oil er positief uit. Het concern meldt niet alleen alle lekincidenten (weinig of grote gevolgen) maar verschaft ook prestatiecijfers over operationele afwijkingen die tot een alarmsignaal leiden. Die specifiekere cijfers maken uiteindelijk ook een meer gedetailleerde analyse mogelijk van de veiligheidssystemen en -cultuur. Er kan op die manier voor de toekomst beter worden ingeschat in welke mate de onderneming ongelukken kan voorkomen.
De informatie die verschaft wordt in dit document is alleen bedoeld ter informatie en dient niet te worden beschouwd als enige vorm van advies aan de ontvanger of lezer waar deze op mag of kan vertrouwen bij het nemen van beslissingen over het doen van investeringen, beleggingen of het aangaan van beleggingsovereenkomsten, noch betreft dit een aanbod om dergelijke transacties aan te gaan. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. De waarde van beleggingen kan fluctueren. Het is mogelijk dat beleggers hun inleg niet (volledig) terugkrijgen. Investeerders dienen niet over te gaan tot het beleggen in financiële instrumenten indien zij niet bereid zijn om de risico’s die hiermee gepaard kunnen gaan te accepteren. De informatiebron is F&C tenzij anders vermeld. F&C Management Limited is geautoriseerd en gereguleerd door de Financial Conduct Authority FRN: 119230. F&C Management Limited is onderdeel van de F&C Group, volledig eigendom van BMO Global Asset Management (Europe) Limited, dat zelf een volledige dochteronderneming is van de Bank of Montreal. De merken F&C, F&C logo, REO en het "reo"-logo zijn geregistreerde handelsnamen van F&C Asset Management plc. F&C INVESTMENTS en het F&C INVESTMENTS logo zijn geregistreerde handelsnamen van F&C Management Limited. Het recht op deze handelsnamen alsmede het gebruik daarvan is exclusief voorbehouden aan F&C Asset Management Plc. Dit document wordt uitgegeven door F&C Netherlands B.V., in Nederland gereguleerd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). © Copyright F&C Netherlands B.V. 2014. F&C 05/14.
www.fandc.nl
3
Doelstellingen actief aandeelhouderschap F&C spreekt ondernemingen actief aan op negen algemene thema’s voor actief aandeel- en obligatiehouderschap, ook wel engagement genoemd. Wij formuleren voor elk van die thema’s specifieke doelstellingen en evalueren deze jaarlijks. De doelstellingen en specifieke aandachtsgebieden worden hieronder nader beschreven.
Bestuur Corporate governance F&C moedigt ondernemingen aan sterke normen voor ondernemings bestuur in te stellen ter bevordering van de waardecreatie op de lange termijn. F&C maakt zich daarbij sterk voor:
Duurzaamheids beheer en -rapportage F&C moedigt ondernemingen aan om de risico’s en kansen op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur te signaleren, daarover verslag uit te brengen en effectieve systemen in te richten om deze te beheersen.
n De rechten van minderheidsaandeelhouders, in het bijzonder bij ondernemingen waarin grootaandeelhouders een controlerend belang hebben.
n Effectief Bestuur met de juiste mix van onafhankelijkheid, diversiteit en vaardigheden. n Hoog niveau van transparantie en informatieverschaffing, mede over belangrijke zaken op het gebied van mens, maatschappij en bestuur.
n Solide risicobeheer: we stimuleren ondernemingen om het interne controlesysteem te verbeteren en werken aan de bewustwording van maatschappelijke en milieufactoren en de bedrijfsrisico’s die daarmee gemoeid zijn. n Rechtvaardige beloningssystemen, waarmee een sterk management kan worden aangetrokken en behouden; dit met behulp van op prestaties gebaseerde financiële prikkels als beloning voor waardecreatie op de lange termijn.
n Bestuursverantwoordelijkheid voor duurzaamheidsvraagstukken en effectieve structuren om deze verantwoordelijkheid uit te oefenen.
n Formeel beleid voor alle belangrijke duurzaamheidsvraagstukken. n Beheer- en bewakingssystemen voor de invoering van duurzaamheidsbeleid. n Transparante rapportage en melding van de risico’s, het beleid, de implementatie en de prestaties op duurzaamheidsgebied.
Milieu Milieubeheer F&C spreekt ondernemingen direct aan op het beheersen van het milieueffect van de bedrijfsactiviteiten en dringt aan op:
Klimaat verandering F&C moedigt ondernemingen aan om de risico’s en kansen van klimaatverandering op te pakken en daar iets mee te doen.
n De ontwikkeling van krachtige milieubeheersingssystemen, waarmee de risico’s worden gesignaleerd en aangepakt.
n Informatieverschaffing over de prestaties op het gebied van milieubeheersing. n Formulering van een bedrijfsstrategie waarin zowel de risico’s als de kansen van veranderende milieuwetgeving en -normen tot uiting komen, alsook de vraag van de klant naar duurzame producten.
n Bij overheden en toezichthouders wordt aangedrongen op duidelijk beleid voor de lange termijn, waarmee de overgang kan worden gemaakt naar een economie die minder van fossiele brandstoffen afhankelijk is. n Bij alle ondernemingen wordt aangedrongen op het evalueren en actief beheersen van de risico’s en kansen die klimaatverandering met zich meebrengt voor de bedrijfsvoering, in het bijzonder: – bij ondernemingen met een forse uitstoot van broeikasgassen: het meten, minimaliseren en melden van die uitstoot. – bij ondernemingen die waarschijnlijk last krijgen van het effect van klimaatverandering: het nemen van passende aanpassingsmaatregelen om de bedrijfsvoering te beschermen en versterken.
Ecosysteem diensten F&C moedigt alle ondernemingen die zich met belangrijke risico’s of kansen in verband met ecosysteemdiensten geconfronteerd zien aan om deze te doorgronden en te beheersen.
n Biodiversiteitsbeheer: invoeren van beleid en beheersingsproces voor (in)directe biodiversiteitseffecten.
n Toegang tot grond: ontwikkelen van strategie en managementsystemen voor goedkeuring van toezichthouder en gemeenschap.
n Water: integreren planning waterverbruik in projectplanning en formuleren reductiedoelstellingen.
n Overige ecosysteemdiensten: implementeren beleid en managementsystemen voor een zekere toevoer van biologische hulpmiddelen.
Maatschappij Mensenrechten Ondernemingen die opereren in gebieden waar de rechtsstaat zwak is, waar conflicten heersen of mensenrechten worden overtreden, aansporen om de risico’s voor hun bedrijfsvoering te beheersen door middel van:
n Mensenrechtenbeleid voor de eigen activiteiten en die van gelieerde ondernemingen en partners in joint ventures.
n Richtlijnen voor het managen van de veiligheid van werknemers en bedrijfslocaties. n Procedures voor overleg met de gemeenschap, waaronder inheemse bevolkingsgroepen. n Werkwijzen voor het evalueren van toegangs-, veiligheids- en privacyrisico’s in verband met technologie en telecommunicatie.
n Beleid voor direct contact met lokale politieke leiders, waarin wordt gewezen op het belang voor het bedrijfsleven van een stabiele, verantwoording verschuldigde overheid.
Bedrijfsethiek
n Stimuleren ontwikkeling en hantering zorgvuldigheidsprocedures voor de keuze van
F&C zet zich in voor een effectieve bedrijfsethiek bij ondernemingen.
n Grondstofproducenten worden aangemoedigd zich aan te sluiten bij en actief deel te nemen
vertegenwoordigers, tussenpersonen, adviseurs en andere zakenpartners. aan het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI).
n Stimuleren inrichting effectieve en vertrouwelijke klokkenluiderprocedures voor werknemers. n Stimuleren invoering F&C-richtlijnen ten aanzien van politieke invloed. n Stimuleren betere informatieverschaffing over anticorruptiebeleid, -structuren en -systemen.
Arbeids omstandigheden
n Goede werkomstandigheden voor wat betreft gezondheid en veiligheid, antidiscriminatie en
F&C dringt bij ondernemingen aan om het arbeidsrisico zo laag mogelijk te houden.
n Beleid voor de arbeidsomstandigheden in de bedrijfskolom (op basis van internationaal
Volksgezondheid F&C moedigt alle ondernemingen die te maken hebben met belangrijke vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid aan om een duidelijke strategie voor de aanpak van deze risico’s te ontwikkelen en om een proces voor de beheersing van die risico’s te definiëren en te implementeren.
diversiteit. erkende normen, de kernconventies van de International Labour Organization, ILO) en de inrichting van managementsystemen voor de implementatie hiervan (onder andere samenwerking met leveranciers om de standaarden te verbeteren).
n Toegang tot medicijnen: relevante ondernemingen aanmoedigen de aanbevelingen van F&C voor een verantwoorde benadering van toegang tot medicijnen over te nemen.
n Hiv/aids: aandringen op een evaluatie van de huidige en potentiële gevolgen van de pandemie op de internationale activiteiten van ondernemingen en optimale reactie- en preventiestrategieën ontwikkelen. n Voeding: ondernemingen stimuleren om het voedingsprofiel van producten te verbeteren, duidelijke normen voor etikettering te formuleren en een verantwoorde marketing te voeren. n Tabak: ondernemingen stimuleren om producten te ontwikkelen die minder schade toebrengen en om een verantwoord marketing- en distributiebeleid in te voeren. n Productveiligheid: bij ondernemingen aandringen op sterke systemen voor de kwaliteits beheersing en op de toepassing daarvan bij alle toeleveranciers.