Rekenkameronderzoek Integriteitbeleid Amersfoort
Colofon
Titel
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Uitgave
maart 2010
Rekenkamercie Amersfoort
IRS Accountability Services
Postbus 4000 3800 EA Amersfoort
Bahialaan 600 3065 WC Rotterdam
T F E I
T F E I
(033) 469 43 12 (033) 469 54 54
[email protected] www.amersfoort.nl/rekenkamer
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
(010) 511 95 55 (010) 511 95 96
[email protected] www.irsnl.com
Pagina 2 van 33
Inhoudsopgave
COLOFON ..................................................................................................... 2 1
AANLEIDING EN VRAAGSTELLING ......................................................... 4 1.1 1.2 1.3
2
ONDERZOEKSOPZET .............................................................................. 7 2.1 2.2 2.3 2.4
3
AANLEIDING ONDERZOEK ................................................................................................................. 4 ONDERZOEKSVRAGEN....................................................................................................................... 5 LEESWIJZER ...................................................................................................................................... 6
INLEIDING ......................................................................................................................................... 7 TOETSINGSKADER ............................................................................................................................. 7 REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ..................................................................................................10 ONDERZOEKSAANPAK......................................................................................................................10
BEVINDINGEN EN ANALYSE ................................................................. 12 3.1 INLEIDING ........................................................................................................................................12 3.2 ALGEMEEN BEELD ...........................................................................................................................12 3.3 OPZET, BESTAAN EN WERKING .........................................................................................................14 3.3.1 Opzet .....................................................................................................................................14 3.3.2 Bestaan .................................................................................................................................15 3.3.3 Werking.................................................................................................................................17 3.4 BESCHOUWING OP OPZET, BESTAAN EN WERKING ............................................................................18 3.4.1 Gedragscode voor goed ambtelijk handelen.........................................................................19 3.4.2 Kwetsbare functies ................................................................................................................19 3.4.3 Aannemen van relatiegeschenken en uitnodigingen .............................................................20 3.4.4 Vertrouwenspersoon Integriteit ............................................................................................21 3.4.5 Meldprocedure vermoeden misstanden ................................................................................22 3.4.6 Onderzoeksprotocol ..............................................................................................................23 3.4.7 De rol van de raad ................................................................................................................24 3.4.8 Tot slot ..................................................................................................................................25 3.5 BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN ....................................................................................26
4
SLOTBESCHOUWING EN AANBEVELINGEN ........................................... 30 4.1 4.2 4.3
INLEIDING ...................................................................................................................................30 SLOTBESCHOUWING ....................................................................................................................30 AANBEVELINGEN ........................................................................................................................32
Bijlagen Bijlage 1
Toetsingskader
Bijlage 2
Detailbevindingen
Bijlage 3
Geraadpleegde bronnen en literatuur
Bijlage 4
Geïnterviewde personen
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 3 van 33
1
Aanleiding en vraagstelling
1.1
Aanleiding onderzoek
In bestuurlijk Nederland is veel aandacht voor integriteit, maar onderzoek naar feitelijk gevoerd integriteitbeleid in een gemeentelijke organisatie door een onafhankelijk orgaan is nog niet vaak uitgevoerd. De rekenkamercommissie Amersfoort (hierna te noemen: “de rekenkamercommissie”) is van mening dat een dergelijk onderzoek naar integriteitbeleid in de taakopdracht en binnen de bevoegdheden van de commissie valt. Daarnaast heeft zo’n onderzoek een duidelijk maatschappelijk belang:
“Aantasting van de integriteit van de overheid betekent niet minder dan dat de overheid het vertrouwen van de burgers verliest. En zonder dat vertrouwen van de burger kan de democratie niet. Dan is er geen democratie meer.”1
Dit afwegende heeft de rekenkamercommissie besloten het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort te onderzoeken. Het belang van een integriteitbeleid voor de gemeente gaat in de visie van de rekenkamercommissie verder dan (slechts) het voldoen aan wet- en regelgeving en het beheersen van risico’s. Het gaat ook om het bieden van een veilige omgeving aan de medewerkers van de gemeente en om het bestuurlijke belang dat een gemeente alleen duurzaam geloofwaardig kan zijn als zij haar integriteitbeleid op orde heeft. Een betrouwbare overheid vereist een volstrekt integere organisatie.2 Integriteit betreft daarbij niet de enge definitie van onkreukbaarheid van functionarissen bij financiële verleidingen, maar betreft ook een maatstaf voor het beoordelen van de kwaliteit van werkzaamheden en bedrijfsvoeringprocessen. Daarnaast valt onder de definitie van integriteit ook het voorkomen van aantasting van de geestelijke en lichamelijke integriteit zoals pesten en discriminatie. Een samenhangend en werkend integriteitbeleid is, volgens de rekenkamercommissie, een cruciale bouwsteen voor een integere organisatie.
Het onderzoek is uitgevoerd met ondersteuning van het externe bureau, IRS Accountability Services. De begeleiding van het onderzoek was in handen van de heer M. Snijder MPM (lidrapporteur en voorzitter van de rekenkamercommissie) en mevrouw drs. M.P. van den Nieuwendijk RA (secretaris van de rekenkamercommissie).
1
Memorie van toelichting bij de wijziging van de Ambtenarenwet en enkele andere wetten in verband met goed ambtelijk handelen, goed werkgeverschap en algemene regels over integriteit, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 436, nr. 3, pagina 3 2 Idem, pagina 4 Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 4 van 33
1.2
Onderzoeksvragen
De algemene vraagstelling die het uitgangspunt voor dit onderzoek is geweest, luidt:
“Op welke wijze heeft de gemeente Amersfoort haar integriteitbeleid vormgegeven en toegepast en is dit adequaat?”
Deze algemene vraagstelling is uitgewerkt in de volgende drie onderzoeksvragen en daarvan afgeleide deelvragen:
1. Is het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort volledig? (opzet) -
Voldoet het integriteitbeleid aan de normen die daaraan in wet- en regelgeving en eventueel andere kaders gesteld zijn?
-
Dekt het integriteitbeleid alle relevante risico’s in de context van het toetsingskader en vertoont het beleid een voldoende samenhang?
2. Is het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort daadwerkelijk ingevoerd? (bestaan) -
Zijn alle aspecten van het beleid geoperationaliseerd en gematerialiseerd in concrete functies, structuren en processen en welke waarborgen zijn ingebouwd?
-
Werkt het integriteitbeleid door in andere regelingen?
3. Is de uitvoering van het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort adequaat? (werking) -
Worden de aspecten van het beleid in de praktijk ook daadwerkelijk conform de doelstelling uitgevoerd?
-
Heeft het integriteitbeleid in de praktijk een aantoonbare werking?
-
Vindt monitoring en verantwoording (in managementrapportages) ten aanzien van (de uitvoering van) het beleid plaats en worden leermomenten vertaald in aanpassingen van het beleid?
-
Hoe wordt de raad geïnformeerd door het college over (de uitvoering) van het integriteitbeleid en hoe pakt de raad dit op?
-
Welke succes- en faalfactoren zijn te onderkennen in de werking van het integriteitbeleid?
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 5 van 33
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet behandeld. Hoofdstuk 3 geeft de feitelijke bevindingen van het onderzoek weer en eindigt met de beantwoording van de onderzoeksvragen. Het rapport sluit af met hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk geeft de rekenkamercommissie haar slotbeschouwing alsmede de aanbevelingen die zij op basis van het onderzoek heeft geformuleerd.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 6 van 33
2
Onderzoeksopzet
2.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk is de aanleiding en de vraagstelling weergegeven van wat de rekenkamercommissie heeft onderzocht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de rekenkamercommissie het onderzoek heeft uitgevoerd. Paragraaf 2.2 gaat in op het toetsingskader. Paragraaf 2.3 behandelt de reikwijdte van het onderzoek, waarna het hoofdstuk wordt afgesloten met paragraaf 2.4; de onderzoeksaanpak.
2.2
Toetsingskader
De opzet van een onderzoek wordt in belangrijke mate bepaald door het toetsingskader. Essentieel is dat een duidelijk beeld ontstaat van de wijze waarop tot bevindingen wordt gekomen en aan welke normen de bevindingen worden getoetst. Daarom is het toetsingskader hieronder in detail beschreven.
De rekenkamercommissie heeft het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort aan de hand van de leer van de accountantscontrole3 op drie facetten getoetst, te weten:
de opzet van het beleid;
het bestaan van het beleid;
en de werking van het beleid.
Daarbij is getoetst aan een normenkader zoals dat landelijk geldt voor integriteitbeleid in de openbare sector. Integriteit in het openbaar bestuur is reeds enige tijd op landelijke niveau een beleidsprioriteit hetgeen ondermeer tot uiting is gekomen in de wijzigingen in de Ambtenarenwet in maart 20064 waarin duidelijke normen voor een integriteitbeleid zijn neergelegd. Ook de Gemeentewet kent een aantal artikelen die een wettelijke verplichting neerleggen voor het integriteitbeleid bij gemeenten. Daarnaast zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt over een achttiental onderdelen waar integriteitbeleid in de openbare sector aan moet voldoen, de zogenoemde 18 basisnormen. Tenslotte heeft de rekenkamercommissie de handleidingen en modellen die door het Bureau Integriteitbevordering voor de Openbare Sector (hierna te noemen: “het BIOS”) zijn ontwikkeld en gepubliceerd5 als benchmark bij haar onderzoek gebruikt.
3
Frielink, A.B. en J.C.E. van Kollenburg (2003) Leerboek accountantscontrole, deel 7 Bijzondere Onderzoeken, paragraaf 4.4 Kwaliteit van de interne beheersing. 4 Stb. 2005, 695 5 Zie de website van het BIOS op www.integriteitoverheid.nl Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 7 van 33
In het toetsingskader, en daarmee ook in het onderzoek, is onderscheid gemaakt tussen normen die gelden voor integriteitbeleid ten aanzien van de ambtelijke organisatie en normen die gelden voor het integriteitbeleid ten aanzien van politiek ambtsdragers. Dit onderscheid is enerzijds gebaseerd op de bron van de normen, i.c. Ambtenarenwet of Gemeentewet, anderzijds wordt dit onderscheid ook gehanteerd in de landelijk overeengekomen 18 basisnormen. Onderstaand wordt het toetsingskader nader uitgewerkt.
Opzet De opzet van het integriteitbeleid in de gemeente Amersfoort is getoetst aan de normen zoals die zijn neergelegd in de Gemeentewet en de Ambtenarenwet en de ‘Basisnormen integriteitbeleid openbaar bestuur en politie’. Deze zijn samengesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Nederlandse Politie. Op landelijk niveau is overeengekomen dat organisaties in het openbaar bestuur en politie een integriteitbeleid dienen te voeren dat minimaal aan 18 basisnormen voldoet. Deze basisnormen zijn op 19 oktober 2005 in een bijlage bij een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken verwoord en aan de Tweede Kamer der Staten Generaal aangeboden.6 De verplichtingen zoals vastgelegd in de Ambtenarenwet en de Gemeentewet enerzijds en de 18 basisnormen anderzijds zijn grotendeels, doch niet geheel, overlappend.
Uit het overzicht, zoals bijgevoegd in bijlage 1, blijkt dat op basis van de Ambtenarenwet, de Gemeentewet en de basisnormen 27 specifieke onderdelen zijn te distilleren die in een integriteitbeleid aan de orde dienen te komen. In dit onderzoek is door de rekenkamercommissie getoetst of deze 27 onderdelen in het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort zijn vervat.
De rekenkamercommissie plaatst daarbij de volgende opmerkingen:
Voor een aantal onderdelen is de opzet reeds in wetgeving vastgelegd en hoeft daarom niet noodzakelijk tot apart beleid in Amersfoort te leiden. Een voorbeeld hiervan is de verplichting tot het afleggen van de eed of belofte bij aanvaarding van het ambt door raadsleden en collegeleden.7 Voor de samenhang van het beleid is het wel belangrijk dat Amersfoort er permanent aandacht voor heeft;
De onderdelen die in een integriteitbeleid aan de orde dienen te komen, zijn vooral gericht op de integriteit van de (ambtelijke) organisatie en minder op politieke ambtsdragers. Dit heeft tot gevolg dat het onderzoek naar het integriteitbeleid vooral daarop bevindingen presenteert. De rekenkamercommissie benadrukt echter dat de toon van integriteit bij de top begint. Dit betekent dat raad en college als politieke ambtsdragers het belang van integer handelen actief dienen uit te dragen en er zelf naar te handelen;
6
Kamerstuk 2005-2006, 28844, nr. 6 Zie voor een gemeenteraadslid artikel 14 Gemeentewet, voor een wethouder artikel 41a Gemeentewet en voor een burgemeester artikel 65 Gemeentewet. 7
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 8 van 33
De onderdelen die in een integriteitbeleid aan de orde dienen te komen, zijn vooral gericht op de financiële onkreukbaarheid. Dit heeft tot gevolg dat het onderzoek naar het integriteitbeleid vooral daarop bevindingen presenteert. Dit neemt niet weg dat integriteit ook een maatstaf betreft voor het beoordelen van de kwaliteit van werkzaamheden en bedrijfsvoeringprocessen. Ook valt onder de definitie van integriteit het voorkomen van aantasting van de geestelijke en lichamelijke integriteit zoals pesten en discriminatie.
Bestaan Het opstellen en vaststellen van een schriftelijk beleid is een eerste stap bij het voeren van een integriteitbeleid. De volgende logische en noodzakelijke stap is de bekendmaking en de implementatie. Het implementeren van dit beleid kan bijvoorbeeld plaatsvinden in protocollen, procedures, formulieren en werkwijzen van de gemeentelijke organisatie. De rekenkamercommissie heeft het bestaan van het integriteitbeleid getoetst door na te gaan op welke wijze de onderdelen van het integriteitbeleid daadwerkelijk zijn geïmplementeerd en gecommuniceerd. Zo is bijvoorbeeld naast het toetsen of een gedragscode is vastgesteld ook gekeken of en op welke wijze deze gedragscode bekend is gemaakt aan de medewerkers in de organisatie en aan de raads- en collegeleden. Waar relevant heeft de rekenkamercommissie de wijze waarop het beleid is vormgegeven onderzocht aan de hand van de eerder vermelde door het BIOS gepubliceerde modellen en handreikingen met betrekking tot integriteitbeleid in de openbare sector. Werking Naast de opzet en bestaan van het integriteitbeleid bij de gemeente Amersfoort heeft de rekenkamercommissie het feitelijk functioneren van dit beleid onderzocht. Daartoe is op de onderdelen van het beleid getoetst of het beleid in de praktijk wordt uitgevoerd en toegepast. Een voorbeeld hiervan is het toetsen of bijvoorbeeld integriteitaspecten ook daadwerkelijk in functioneringsgesprekken van ambtenaren aan de orde worden gesteld. Hierbij moet worden opgemerkt dat binnen de reikwijdte van dit onderzoek niet (in detail) de werking van alle onderdelen kan worden getoetst.
Een specifiek punt ten aanzien van de praktische werking van het integriteitbeleid dat door de rekenkamercommissie is onderzocht is of en op welke wijze het College van Burgemeester & Wethouders (hierna te noemen: “het college”) de gemeenteraad (hierna te noemen: “de raad”) heeft geïnformeerd dan wel informeert over het gevoerde integriteitbeleid.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 9 van 33
2.3
Reikwijdte van het onderzoek
In dit onderzoek is het integriteitbeleid met betrekking tot de ambtelijke organisatie en de politieke ambtsdragers (college en raad) onderwerp van onderzoek. De rekenkamercommissie wil zich aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek een oordeel kunnen vormen over de opzet en volledigheid (breedte) van het vastgestelde integriteitbeleid in de gemeente Amersfoort, de implementatie daarvan in de gemeentelijke organisatie en de feitelijke werking van het beleid zoals dat onder meer zou moeten blijken uit de wijze van uitvoering, monitoring en informatievoorziening daarover. Het onderzoek betreft evenwel geen integrale integriteitaudit.8 Zo is onder meer niet het integriteitbesef van de medewerkers in de organisatie gemeten. Het onderzoek heeft zich gericht op de huidige situatie waarbij informatie over de afgelopen drie jaar (2006-2008) is meegewogen.
2.4
Onderzoeksaanpak
Het onderzoek is in vier fasen aangepakt:
Opstellen toetsingskader en plan van aanpak;
Documentenstudie;
Interviews, analyse en nadere informatieverzameling;
Rapportage en wederhoor.
In de eerste fase is allereerst het toetsingskader opgesteld. Hoewel de rekenkamercommissie Amersfoort niet de eerste rekenkamercommissie is die onderzoek heeft uitgevoerd naar het integriteitbeleid in haar gemeente, was zij wel de eerste die dit aan de hand van de leer van de accountantscontrole op een gestructureerde wijze heeft gedaan. Vergelijkbaar onderzoek naar de werking van gemeentelijk integriteitbeleid heeft de rekenkamercommissie niet aangetroffen. De rekenkamercommissie heeft zelf het toetsingskader ontwikkeld. Op basis van het resultaat van deze fase is vervolgens een plan van aanpak opgesteld dat op 23 juni 2009 is gepubliceerd op de webpagina van de rekenkamercommissie.
In de tweede fase is de informatie verzameld met betrekking tot het integriteitbeleid. Hierbij zijn zowel documenten verzameld middels een informatieverzoek aan de gemeentelijke organisatie, via de website van de gemeente Amersfoort en uit andere open bronnen. Tevens zijn met acht sleutelfunctionarissen gesprekken gevoerd om achtergrondinformatie en percepties op het integriteitbeleid te verkrijgen. Ook is een gestratificeerde aselecte steekproef gehouden waarbij onderdelen uit 80 personeelsdossiers anoniem zijn bestudeerd. Tenslotte heeft een 8
Zoals bijvoorbeeld bedoeld in ‘Integriteit bij het Rijk Toolbox voor een operational audit’, Ministerie van Financiën, 2005.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 10 van 33
schriftelijke enquête onder de verschillende raadsfracties plaatsgevonden waarbij van drie van de acht een ingevulde enquête retour werd ontvangen. Dit betroffen de fracties van de VVD, PvdA en GroenLinks.
In de derde fase zijn de bevindingen ten aanzien van de opzet van de verschillende onderdelen van het aangetroffen integriteitbeleid alsmede de implementatie en uitvoering daarvan in hun samenhang getoetst aan het geformuleerde normenkader. Daarbij werd waar nodig nadere informatie uit de organisatie opgevraagd middels telefoongesprekken en e-mailcontact met diverse functionarissen. De laatste onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden op 13 januari 2010.
In de vierde fase heeft de rapportage en vervolgens wederhoor plaatsgevonden. De rekenkamercommissie heeft conform haar onderzoekprotocol een conceptrapport opgesteld en ter wederhoor voorgelegd aan de ambtelijk verantwoordelijken. Na verwerking van de reacties heeft de rekenkamercommissie een definitief rapport opgesteld dat voor een bestuurlijke reactie is voorgelegd aan het college en het presidium.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 11 van 33
3
Bevindingen en analyse
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de bevindingen van het onderzoek gepresenteerd. Paragraaf 3.2 geeft allereerst een algemeen beeld van het integriteitbeleid en de percepties van de geïnterviewde sleutelpersonen van de opzet en de werking van het beleid. Vervolgens worden in paragraaf 3.3 op hoofdlijnen de bevindingen ten aanzien van opzet, bestaan en werking van het integriteitbeleid uiteengezet. De detailbevindingen zijn opgenomen in bijlage 2. In paragraaf 3.4 tenslotte wordt een beschouwing op de opzet, bestaan en werking van het integriteitbeleid gepresenteerd aan de hand van een aantal onderwerpen in het beleid die volgens de rekenkamercommissie nadere aandacht verdienen.
3.2
Algemeen beeld
De gemeente Amersfoort voert sinds 2002 een geschreven integriteitbeleid. In dat jaar heeft het college de nota “Integriteit: eigen verantwoordelijkheid en gedragsregels” (hierna: Nota Integriteit) voor het eerst vastgesteld. In 2005 hebben, mede naar aanleiding van een in dat jaar gehouden interne evaluatie van het integriteitbeleid, enkele aanpassingen aan het integriteitbeleid plaatsgevonden. Recentelijk (april 2009) is de Nota Integriteit herzien op basis van een inventarisatie en bijstelling van het bestaande beleid in 2008 die heeft plaatsgevonden aan de hand van de Modelaanpak integriteit beleid openbaar bestuur.
Op basis van de interviews met een aantal sleutelfunctionarissen heeft de rekenkamercommissie een algemeen beeld gekregen van de opzet en de werking van het gevoerde beleid. Alvorens over te gaan naar de concrete bevindingen op opzet, bestaan en werking van het beleid zal de rekenkamercommissie mede aan de hand van een beschrijving, aangevuld met kaders met niet herleidbare passages uit de gespreksverslagen, dit algemene beeld schetsen.
Het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort is gebaseerd op het zogenaamd positief integriteitconcept. Dit gaat uit van principes als professionaliteit, elkaar aanspreken en vertrouwen op basis van waarden en normen waardoor een cultuur van gewenst gedrag wordt gefaciliteerd.9
9
Naast het positief integriteitconcept wordt ook een negatief integriteitconcept onderscheiden. Dit gaat uit van het voorkomen van niet integer gedrag zoals fraude, belangenverstrengeling etc. Door middel van regels wordt getracht dit in de organisatie vorm te geven. Zie bijvoorbeeld Vos, R en Witte, R (2007) ‘Integriteit en cultuur. Ook een uitdaging voor de controller’ in TPC, tijdschrift voor public governance audit & control. Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 12 van 33
“Het is belangrijk dat er open gediscussieerd kan worden. Daarbij moeten mensen het vertrouwen hebben dat ze mogen twijfelen en vrij zijn hun dilemma’s op tafel te leggen. De organisatie moet dat faciliteren.” (uit interviewverslag)
De nadruk op het nemen van eigen verantwoordelijkheid en een open cultuur waarin men elkaar op zaken aanspreekt en dilemma’s durft te bespreken blijkt ook duidelijk uit de folder ‘Zo zijn onze manieren’. In deze folder is het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort voor haar medewerkers toegelicht. Alle medewerkers ontvangen deze folder op het moment van indiensttreding.
Het sturen van de integriteit in de organisatie middels het vastleggen van zaken (in regels) komt op een tweede plaats:
“Zo lang het goed gaat is het niet noodzakelijk alles vast te leggen” (uit interviewverslag)
“Uiteraard zal in een organisatie van 900 medewerkers wel iets geregeld moeten zijn, maar vooral niet te veel. [….] Daar zitten zowel goede als risicovolle kanten aan. Een goede kant is dat gestuurd wordt op het nemen van verantwoordelijkheid.” (uit interviewverslag)
Dit wil niet zeggen dat er helemaal niets is vastgelegd. In de eerder aangehaalde Nota Integriteit wordt verwoord welk gedrag van de medewerkers wordt verwacht en in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Amersfoort (ARGA) is wel degelijk een aantal ge- en verboden opgenomen met betrekking tot integriteitaspecten. Echter niet alles wordt vastgelegd in regels en procedures; de meeste geïnterviewden geven aan daar de noodzaak en het belang niet van in te zien omdat de gemeente in hun ogen een informele open cultuur kent waarbij de gemiddelde medewerker een hoog opgeleide professional is die niet met regels moet worden gestuurd. Een enkele geïnterviewde merkt daarbij wel op:
“Hier moet je wel scherp op blijven want een informele omgeving biedt ook de ruimte om zaken onder de pet te houden.” (uit interviewverslag)
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 13 van 33
Integriteit is één van de vier kerncompetenties die terugkomen in de functie-eisen voor alle medewerkers. Jaarlijks dient dit aan de orde te komen in het jaargesprek en biedt zo een mogelijkheid om het onderwerp te bespreken.
Ten slotte merkt de rekenkamercommissie op dat integriteit in de raad vooral aan het begin van deze raadsperiode aandacht heeft gekregen, mede naar aanleiding van een aantal incidenten.
3.3
Opzet, bestaan en werking
Om de leesbaarheid van het rapport te vergroten, heeft de rekenkamercommissie de detailbevindingen op elk van de 27 onderdelen van het integriteitbeleid opgenomen in bijlage 2. Daarbij is op basis van de detailbevindingen voor alle onderdelen op opzet, bestaan en werking middels kleurcodes aangegeven in welke mate naar oordeel van de rekenkamercommissie aan de norm wordt voldaan. Hierbij zijn de volgende oordelen en kleuren gehanteerd:
Voldoet geheel aan de norm Voldoet niet geheel aan de norm Voldoet niet aan de norm Onvoldoende gegevens beschikbaar
Het algemene beeld dat de rekenkamercommissie naar aanleiding van de interviews van het integriteitbeleid heeft gekregen, ziet zij in de toetsing van de normen bevestigd. In de volgende subparagrafen worden de bevindingen toegelicht.
3.3.1
Opzet
De rekenkamercommissie constateert dat 24 van de 27 onderdelen van het integriteitbeleid voldoen aan de norm. Dit houdt in dat in deze gevallen de opzet van het beleid naar oordeel van de rekenkamercommissie op een juiste wijze is vastgelegd in beleid. Van twee onderdelen voldoet de opzet naar oordeel van de rekenkamercommissie niet geheel aan de norm en bij één onderdeel voldoet de opzet niet aan de norm. Grafisch kan dit als volgt worden weergegeven:
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 14 van 33
Voldoet geheel aan de norm Voldoet niet geheel aan de norm Voldoet niet aan de norm
figuur 1 opzet integriteitbeleid (n=27)
Ter illustratie van een onderdeel waarbij de opzet geheel aan de norm voldoet, kan genoemd worden het onderdeel ‘Een regeling vaststellen voor de melding van financiële belangen en transacties in effecten met name voor daartoe aan te wijzen functies’. Dit is per 1 januari 2007 onderdeel van de ARGA waar in artikel 15:1f staat opgenomen dat het college ambtenaren aanwijst die zijn aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.
Een onderdeel waarbij de opzet niet geheel aan de norm voldoet, is bijvoorbeeld ‘scholing en vorming op het gebied van integriteit’. Hier constateert de rekenkamercommissie dat in de recent herziene Nota Integriteit geen expliciete aandacht aan scholing en vorming op dit gebeid wordt besteed, wel wordt verwezen naar een training ‘Morele oordeelsvorming’ voor leidinggevenden en medewerkers op sleutelposities van afdelingen waar men vanuit de aard van hun functie meer dan gemiddeld te maken krijgt met integriteitvraagstukken. In de praktijk wordt voor deze training nu overigens een alternatief ontwikkeld. Er bestaat verder geen specifiek opleidingsbeleid of plan waarin opleidingen en/of trainingen met betrekking tot integriteit expliciet aan de orde komen.
Het onderdeel waarvan de rekenkamercommissie heeft vastgesteld dat bij de opzet niet aan de norm voldoet betreft het onderdeel ‘aan de orde stellen van integriteit in werkoverleg’. Dit onderdeel is binnen de gemeente Amersfoort niet vastgelegd in beleid.
3.3.2
Bestaan
Zoals aangegeven in het toetsingskader heeft de rekenkamercommissie ten aanzien van het bestaan van het beleid primair onderzocht of dit nader is uitgewerkt in bijvoorbeeld protocollen, relevante formulieren, functies of andere vastgestelde uitwerkingen en bekendmakingen. De rekenkamercommissie heeft van 14 van de 27 onderdelen vastgesteld dat het bestaan aan
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 15 van 33
de norm voldoet. In negen gevallen komt uit het onderzoek van de rekenkamercommissie naar voren dat het bestaan niet geheel aan de norm voldoet en tenslotte wordt van vier onderdelen geconstateerd dat het bestaan niet aan de norm voldoet. Grafisch kan dit als volgt worden weergegeven:
Voldoet geheel aan de norm Voldoet niet geheel aan de norm Voldoet niet aan de norm
figuur 2 bestaan integriteitbeleid (n=27)
Ter illustratie van een onderdeel waarbij het bestaan geheel aan de norm voldoet, kan genoemd worden het onderdeel ‘Bij indiensttreding de eed of belofte afleggen’. De gemeente heeft in 2005 een eigen integriteitverklaring geformuleerd die door ambtenaren en externen bij indiensttreding moet worden ondertekend.
Een onderdeel waarbij voor de ambtelijke organisatie het bestaan niet geheel aan de norm voldoet, is bijvoorbeeld ‘Een meldingsregeling van nevenwerkzaamheden vast te stellen en de meldingen ook actueel te houden en openbaar te maken’. Er bestaat een formulier ‘Nevenwerkzaamheden en financiële belangen’. Hierop kunnen medewerkers aangeven welke nevenfuncties ze vervullen waarna de direct leidinggevende accordeert en het formulier in het personeelsdossier wordt gevoegd. Evenwel zijn geen specifieke functies aangewezen waarbij de nevenfuncties van betreffende ambtenaar openbaar moeten worden gemaakt. Ook is niet vastgelegd of en wanneer het updaten van de opgegeven nevenfuncties plaatsvindt.10
Een onderdeel waarbij het bestaan naar oordeel van de rekenkamercommissie niet aan de norm voldoet, is bijvoorbeeld ‘Onderzoek bij werving en selectie naar relevante documenten/referenties/VOG’. Hoewel in opzet dit wel is geregeld in de Nota Integriteit constateert de
10 Strikt genomen sluit de ARGA (artikel 15.1e) hier bij de Ambtenarenwet (125 qq) aan en niet bij de VNG norm. In de ambtenarenwet is opgenomen dat ‘de melding en de registratie van nevenwerkzaamheden die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.’ In de VNG basisnorm 6 staat ‘Een meldingsregeling van nevenwerkzaamheden vast te stellen en de meldingen ook actueel te houden en openbaar te maken’ waarbij de nuancering ‘als de belangen van de dienst geraakt worden’ niet wordt gemaakt. De VNG norm is daarmee strenger. De rekenkamercommissie is in haar onderzoek uitgegaan van de strengere norm mede vanwege het feit dat pas bij het melden van een nevenfunctie een oordeel kan worden gevormd of deze de belangen van de dienst raken. Dat is naar oordeel van de rekenkamercommissie niet iets wat aan de individuele medewerker overgelaten zou moeten worden.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 16 van 33
rekenkamercommissie dat dit niet verder is uitgewerkt. De geldende procedure ‘Werving, selectie en introductie’ (Hoofdstuk 4 uit het Handboek P+O) maakt geen melding van een onderzoek bij werving en selectie naar relevante documenten/referenties/VOG. Ook op het formulier ‘aanstelling’ bestaat geen mogelijkheid om informatie omtrent verificatie van documenten/referenties te melden of het opvragen van een VOG aan te geven.
Van alle onderdelen zijn de detailbevindingen van de rekenkamercommissie opgenomen in bijlage 2.
3.3.3
Werking
Bij de toetsing van de werking van het integriteitbeleid heeft de rekenkamercommissie, zoveel als mogelijk binnen de reikwijdte van het onderzoek, de daadwerkelijke uitvoering van het beleid in de praktijk onderzocht. De rekenkamercommissie heeft van acht van de 27 onderdelen vastgesteld dat het bestaan aan de norm voldoet. In zes gevallen komt uit het onderzoek van de rekenkamercommissie naar voren dat het bestaan niet geheel aan de norm voldoet en tenslotte wordt bij zeven onderdelen geconstateerd dat het bestaan niet aan de normen voldoet. Bij zes onderdelen was het voor de rekenkamercommissie binnen de reikwijdte van het onderzoek niet mogelijk voldoende gegevens te verzamelen om daarover tot een gegrond oordeel te kunnen komen. Grafisch kan dit als volgt worden weergegeven waarbij de onderdelen waarop toetsing niet heeft kunnen plaatsvinden niet zijn opgenomen:
Voldoet geheel aan de norm Voldoet niet geheel aan de norm Voldoet niet aan de norm
figuur 3 werking integriteitbeleid (n=22)
Ter illustratie van een onderdeel waarbij de werking geheel aan de norm voldoet, kan genoemd worden het onderdeel ‘Maatregelen gericht op informatiebescherming treffen door het binnen de organisatie vaststellen van voorschriften over het kennisnemen van of omgaan met vertrouwelijke informatie’ waarbij de rekenkamercommissie heeft geconstateerd dat verschillende soorten audits plaatsvinden op de omgang met vertrouwelijke informatie.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 17 van 33
Een voorbeeld van een onderdeel waarbij de werking niet geheel aan de norm voldoet is het onderdeel ‘Bij indiensttreding de eed of belofte afleggen’. Hoewel opzet en bestaan van dit onderdeel van het integriteitbeleid aan de norm voldoen, bleek uit een steekproef in de personeelsdossiers dat van 5 van de 29 dossiers van medewerkers in de steekproef die in dienst zijn getreden na 1 maart 2006 (toen de verplichting ontstond) geen (getekende) integriteitverklaring aanwezig was.
Een voorbeeld van een onderdeel waarbij de werking niet aan de norm voldoet is het onderdeel ‘Een regeling vaststellen voor de melding van financiële belangen en transacties in effecten met name voor daartoe aan te wijzen functies’. Hiervoor moeten medewerkers op het formulier ‘Financieel belang’ expliciet aangegeven of zij wel of geen financieel belang hebben dat zich mogelijk niet goed verdraagt met de uitoefening van de functie. De rekenkamercommissie heeft middels een steekproef van de personeelsdossiers vastgesteld dat in slechts 4% van de dossiers een ingevuld formulier ‘Financieel belang’ aanwezig was. Dit betekent dat de registratie zoals bedoeld in artikel 15:1f lid 3 van de ARGA onvolledig is. Een voorbeeld van een onderdeel waarbij de werking niet door de rekenkamercommissie kon worden getoetst is bijvoorbeeld ‘Regels vaststellen over het aannemen van relatiegeschenken en uitnodigingen voor politieke ambtsdragers’. De rekenkamercommissie constateert dat de regels voor raadsleden te weinig specifiek zijn om de werking te kunnen toetsen. Daarnaast constateert de rekenkamercommissie dat ontvangen geschenken en uitnodigingen niet geregistreerd hoeven te worden. De regels in de recent gewijzigde gedragscode voor het college zijn wel specifiek te noemen. Zo staat in artikel 4.2 van de nieuwe gedragscode van het college dat geschenken en giften moeten worden gemeld en geregistreerd. Het college heeft aangegeven aan nog bezig te zijn met een adequaat registratiesysteem. Kortom, de werking is niet na te gaan.
Van alle onderdelen zijn de detailbevindingen van de rekenkamercommissie opgenomen in bijlage 2.
3.4
Beschouwing op opzet, bestaan en werking
Naast de meer technische bevindingen in de vorige paragraaf ten aanzien van opzet, bestaan en werking van de verschillende onderdelen van het integriteitbeleid, heeft de rekenkamercommissie op basis van een risico georiënteerde benadering een aantal onderdelen van het beleid nader beschouwd. De naar het oordeel van de rekenkamercommissie meest in het oogspringende bevindingen worden in deze paragraaf toegelicht. De onderdelen zijn:
Gedragscode voor goed ambtelijk handelen;
Kwetsbare functies;
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 18 van 33
Aannemen van relatiegeschenken en uitnodigingen;
Vertrouwenspersoon Integriteit;
Meldprocedure vermoeden misstanden;
Handelswijze bij (vermoeden van) aantasting integriteit;
De rol van de raad.
3.4.1
Gedragscode voor goed ambtelijk handelen
Hoewel strikt genomen ten aanzien van dit onderdeel in opzet en bestaan aan de norm wordt voldaan - er zijn immers gedragsregels vastgelegd en bekend gemaakt - is ten aanzien van de inhoud een aantal opmerkingen te plaatsen. Feitelijk is er geen sprake van één gedragscode maar een aantal regels die deels zijn opgenomen in artikel 15.1 van de ARGA en deels in de Nota Integriteit. Artikel 15.1 ARGA bevat de ge- en verboden, de Nota Integriteit bevat een aantal gedragsregels. De regels in beide stukken zijn deels, maar niet geheel, overlappend. De gedragsregels uit de Nota Integriteit zijn ook verwoord in de folder ‘Zo zijn onze manieren’. Gezamenlijk dekken de gedragsregels niet alle zaken zoals die in de modelgedragscode integriteit sector rijk van het BIOS aan de orde komen. Zo komen bijvoorbeeld ongewenste omgangsvormen, waaronder discriminatie en fysieke integriteit, niet expliciet aan de orde in de gedragsregels van de gemeente Amersfoort.11 Op een ander punt, te weten op het punt van het aannemen van relatiegeschenken, bestaat een tegenstrijdigheid tussen de regels in de ARGA en in de Nota Integriteit. Hierop wordt in paragraaf 3.4.3 nader ingegaan.
3.4.2
Kwetsbare functies
In 2005 is een lijst samengesteld (die in 2008 is geüpdate) waarin verschillende afdelingen staan opgenomen waar functies kunnen voorkomen die kwetsbaar zouden kunnen zijn voor mogelijke integriteitschendingen. Feitelijk betreft dit dus een lijst die beperkt is tot afdelingen en niet is gespecificeerd naar specifieke functies. De leidinggevenden van die afdelingen bepalen vervolgens zelf welke functies binnen de afdelingen als kwetsbaar zijn aan te merken. Deze aanpak werd pragmatischer gevonden dan op centraal niveau kwetsbare functies aan te wijzen. Er zijn op centraal niveau in de organisatie geen normen of kenmerken opgesteld die als richtlijn kunnen fungeren voor de afdelingen bij het bepalen welke functies als mogelijk kwetsbaar aangemerkt moeten worden.
In de recent herziene Nota Integriteit staat ten aanzien van kwetsbare functies:
11
Er is in de ARGA (artikel 32) wel een ‘Regeling klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid’. Daaruit blijkt dat ten aanzien van ongewenst gedrag (seksuele intimidatie, agressie, geweld, pesten en discriminatie) wordt aangesloten bij de begripsbepalingen daaromtrent in de Arbeidsomstandighedenwet en de Algemene wet gelijke behandeling. Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 19 van 33
Er is een overzicht kwetsbare functies. Dit overzicht wordt 1 x per 3 jaar geüpdate in overleg met de MT’s van de sectoren. De accountant controleert of wij de eigen regels rondom functiescheiding, integriteitrisico’s en nevenfuncties goed hanteren en actueel houden.
De rekenkamercommissie heeft geen overzicht kwetsbare functies aangetroffen. Navraag bij de externe accountant leert dat de controle of de ‘regels rondom functiescheiding, integriteitrisico’s en nevenfuncties goed worden gehanteerd en actueel gehouden’ worden geen onderdeel uitmaken van de reguliere accountantscontrole. De gemeente heeft hier ook geen specifieke opdracht voor gegeven.
3.4.3
Aannemen van relatiegeschenken en uitnodigingen
Het onderwerp ‘aannemen van relatiegeschenken en uitnodigingen’ is in alle gesprekken met de geïnterviewde sleutelfunctionarissen aan bod gekomen. Zowel ten aanzien van het beleid op dit onderwerp als ten aanzien van de percepties is een aantal opmerkingen te maken. In de eerste plaats bestaat een discrepantie tussen de gedragsregels zoals die in de ARGA zijn verwoord en de regels zoals die over dit onderwerp in de Nota integriteit staan vermeld. Artikel 15:1c ARGA geeft feitelijk een algeheel verbod op het ontvangen van (relatie)geschenken: Het is de ambtenaar verboden: - in verband met zijn betrekking vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen, anders dan met toestemming van het college; - steekpenningen aan te nemen.
In de Nota Integriteit wordt met betrekking tot het aannemen van (relatie)geschenken een conditioneel verbod omschreven:
Als je met derden in onderhandeling bent, neem je geen geschenken of etentjes aan. Je kunt wel gezamenlijk een maaltijd gebruiken als je zelf betaalt voor je eigen consumpties of ze declareert bij de gemeente. Eindejaarsgeschenken en kerstpakketten mag je alleen op je werkadres in ontvangst nemen.
Nu zouden de bepalingen in de Nota Integriteit als een uitwerking van de ‘toestemming van het college’ zoals in artikel 15.1 ARGA verwoord, gezien kunnen worden. Dit blijkt evenwel niet uit de tekst en ook de percepties daaromtrent lopen uiteen.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 20 van 33
Bij de geïnterviewde sleutelfunctionarissen blijken verschillende percepties te bestaan ten aanzien van de regels met betrekking tot het aannemen van (relatie)geschenken en uitnodigingen. Zo wordt door enkelen gedacht dat de veelal in overheidsorganisaties gehanteerde norm van 50 euro als maximale waarde van een relatiegeschenk dat mag worden aangenomen ook in Amersfoort geldt. Een andere functionaris weet dat dit niet is vastgelegd maar stelt dat deze grens wel wordt gehanteerd. Verschillende percepties blijken ook te bestaan over het melden van ontvangen relatiegeschenken bij de leidinggevende. Deze verplichting is niet vastgelegd in de ARGA noch in de Nota Integriteit maar wordt volgens geïnterviewde functionarissen wel toegepast. Daarbij bestaat vervolgens een verschil van perceptie of dit op alle of op enkele afdelingen het geval is. Ook bestaat verschil in perceptie over of bij alle medewerkers duidelijkheid bestaat over de regels.
3.4.4
Vertrouwenspersoon Integriteit
De gemeente Amersfoort heeft gekozen voor het benoemen van het hoofd van de afdeling P&O als vertrouwenpersoon Integriteit (hierna te noemen: “VPI”) met de gemeentesecretaris als achtervang. Hoofd P&O is tevens vertrouwenspersoon in het kader van de klokkenluiderregeling en daarnaast samen met de bedrijfsmaatschappelijk medewerkster vertrouwenspersoon in het kader van de Regeling ongewenste omgangsvormen (artikel 32 ARGA).
Bij de concrete invulling van de VPI moeten een aantal belangrijke keuzes worden gemaakt. In de Handreiking Vertrouwenspersoon Integriteit (BIOS: 2009) wordt het dilemma over de positionering van de VPI en dan met name wat betreft de toegankelijkheid/benaderbaarheid van de VPI nadrukkelijk beschreven. De keuze die hier aan ten grondslag ligt is of de rol van de VPI al dan niet bij een ‘hoge’ functionaris moet komen te liggen. Als nadelen van een hoge functionaris worden genoemd:
Een te hoge drempel (met name ten aanzien ogenschijnlijke kleine zaken);
Een te drukke agenda van de hoge functionaris.
De voordelen van een hoge functionaris zijn:
Voldoende ‘slagkracht’ om integriteitkwesties bij de leiding aan te kaarten;
Op voldoende vertrouwen kunnen rekenen van medewerkers uit de hogere ambtelijke regionen.
De rekenkamercommissie constateert dat ook binnen Amersfoort deze discussie heeft gespeeld bij het maken van de keuze om hoofd P&O als VPI aan te wijzen. De keuze van het college om de rol van de VPI bij het hoofd P&O onder te brengen, was vooral een capaciteitskeuze, waarbij werd geargumenteerd dat de organisatie te klein is voor een vrijgestelde VPI. Een andere reden is het feit dat het hoofd van de afdeling P&O de wegen in de organisatie het best
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 21 van 33
kent. Tenslotte is direct aansluiting gezocht bij de positionering van de vertrouwenspersoon op grond van de Klokkenluiderregeling.
Het besef dat de stap naar hoofd P&O, met name als het gaat om meldingen, voor medewerkers een hele grote kan zijn, heeft wel een rol gespeeld maar uiteindelijk geen doorslaggevende. De rekenkamercommissie constateert dat dit besef bij de benoeming van hoofd P&O als vertrouwenspersoon in het kader van de ‘Regeling ongewenste omgangsvormen’ kennelijk wel een doorslaggevende rol heeft gespeeld en ertoe heeft geleid een bedrijfsmaatschappelijk werkerster eveneens als vertrouwenspersoon in het kader van die regeling te benoemen. De rekenkamercommissie merkt hierbij op dat in andere vergelijkbare gemeenten meerdere functionarissen op verschillende plaatsen en niveaus in de organisatie, naast hun hoofdfunctie, als VPI zijn benoemd.
3.4.5
Meldprocedure vermoeden misstanden
Vermoeden van misstanden kunnen zowel op grond van de klokkenluiderregeling worden gemeld (artikel 15a ARGA) als op grond van de regeling VPI (artikel 15b ARGA). Uit de interviews komt naar voren dat weinig incidenten plaatsvinden in de organisatie. De rekenkamercommissie merkt op dat evenwel geen overzicht bestaat van meldingen van (vermoedelijke) integriteitschendingen in de afgelopen jaren. Geïnterviewden geven zonder uitzondering aan geen indicaties te hebben dat er veel meldingen zijn of dat medewerkers zich niet veilig zouden voelen om te melden, maar kunnen niet concreet aangegeven waar ze dit vermoeden op baseren.
In het jaarverslag 2008 van de gemeente Amersfoort is het volgende opgenomen wat betreft (vermoedens van) integriteitschendingen:
In 2008 is het onderwerp van vermoedens van mogelijke integriteitschending in 2008 een aantal keren aan de orde geweest. Na onderzoek zijn er echter geen schendingen vastgesteld. Onderwerpen waren o.a. de grensgebieden van relatiebeheer (wat kan je wel/niet accepteren van een relatie m.b.t. lunches, werkreizen etc.), de – mogelijk te nauwe – samenwerking in het verleden van een ambtenaar met marktpartijen in Vathorst.
Hieruit valt op te maken dat er slechts enkele meldingen zijn gedaan van (vermoedens van) integriteitschendingen, maar hoeveel dat er exact waren in de afgelopen jaren heeft de rekenkamercommissie niet kunnen vaststellen.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 22 van 33
Vermoedens van integriteitschendingen kunnen worden gemeld bij de direct leidinggevende, diens leidinggevende of de vertrouwenpersoon. Vervolgens dient het college op de hoogte te worden gesteld:
De leidinggevende dan wel de vertrouwenspersoon draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van een gemeld vermoeden van een misstand en van de datum waarop de melding ontvangen is. (ARGA, artikel 15a)
Uit de interviews komt evenwel naar voren dat in de praktijk het college niet van alle vermoedens die bij leidinggevenden worden gemeld ook daadwerkelijk op de hoogte wordt gesteld. Pas als de leidinggevende het idee heeft dat er daadwerkelijk iets onoorbaars heeft plaatsgevonden, vindt melding aan het college plaats. Niet is gebleken dat de noodzaak van het op de hoogte zijn van alle meldingen die bij leidinggevenden zijn gedaan door de ambtelijke top wordt onderkend. De rekenkamercommissie stelt vast dat deze werking in de praktijk, waarbij een eerste beoordeling kennelijk bij de leidinggevenden plaatsvindt, niet in overeenstemming is met het vigerende beleid.
3.4.6
Onderzoeksprotocol
De gemeente kent geen onderzoeksprotocol als uitwerking van het onderdeel van het integriteitbeleid ‘handelswijze bij (vermoeden van) aantasting integriteit’. In de opzet is een algemene procedure die gevolgd moet worden bij de melding van een vermoedelijke misstand opgenomen in artikel 15a ARGA (Klokkenluiderregeling). De procedure (15a:1:1:2 en 15a:1:1:3 ARGA) geeft de grote lijn van het onderzoek weer waarbij de verantwoordelijkheden voor het onderzoek zijn vastgelegd. Kort samengevat: de gemeentesecretaris stelt een onderzoek in op basis waarvan het college binnen 6 weken een standpunt bepaalt. De noodzaak van het uitwerken van deze bepalingen in een onderzoeksprotocol wordt door de ambtelijke top niet gezien. Daarbij wordt door geïnterviewden aangegeven dat nauwelijks incidenten voorkomen en er per geval voldoende ruimte bestaat om af te wegen wat de onderzoeksvraagstelling zou moeten zijn.
De rekenkamercommissie merkt op dat het niet uitwerking van deze algemene procedure in een onderzoeksprotocol betekent dat een aantal belangrijke aspecten van een onderzoek naar vermeende integriteitschendingen zoals verslaglegging, dossiervorming, bevoegdheden, methoden, informeren van de persoon in kwestie, hoor en wederhoor, niet (eenduidig) geregeld zijn.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 23 van 33
Een specifiek voorbeeld dat in dit verband kan worden opgemerkt is de bevoegdheid tot het onderzoeken van e-mail en internetgegevens van een medewerker waarnaar een onderzoek is ingesteld inzake een vermoedelijke integriteitschending. Het privacyreglement e-mail, internet en ander computergebruik (artikel 30c ARGA) geeft de mogelijkheid tot het verstrekken van gegevens aan “degene(n) die op verzoek van de verantwoordelijke is (zijn) belast met of leiding geeft (geven) aan onderzoek naar onrechtmatig gebruik dan wel misbruik van de elektronische communicatiemiddelen.” (artikel 30c:1:1:10 ARGA). De rekenkamercommissie vraagt zich hierbij enerzijds af of deze beperkte omschrijving in voorkomende gevallen voldoende is voor toegang tot e-mail, internet en andere computergegevens indien sprake is van een vermoeden van een integriteitschending die niet rechtstreeks te kwalificeren is als ‘onrechtmatig gebruik dan wel misbruik van de elektronische communicatiemiddelen’ terwijl relevante feiten zich mogelijk wel in e-mail, internet of andere computergegevens bevinden. Anderzijds merkt de rekenkamercommissie op dat ten aanzien van de toegang tot de gegevens in e-mail, internetverkeer en computerbestanden zoals opgenomen in artikel 30c:1:1:10 ARGA niet duidelijk is vastgelegd hoe proportionaliteit, subsidiariteit en vastlegging van de inzet van deze ingrijpende onderzoeksmethode is gewaarborgd. De rekenkamercommissie constateert dat het niet bestaan van een vastgesteld onderzoeksprotocol gevolgen kan hebben voor de rechtszekerheid van een medewerker die onderwerp is van onderzoek naar aanleiding van een melding van een (vermoedelijk) integriteitschending.
3.4.7
De rol van de raad
De toon van integriteit begint bij de top. Oftewel, de raad als hoogste orgaan van de gemeente dient het belang van integer handelen actief uit te dragen en er zelf naar te handelen. Daarbij heeft de raad een kaderstellende en controlerende taak ten aanzien van het integriteitbeleid.
De rekenkamercommissie constateert dat het onderwerp integriteit vooral aan het begin van deze raadsperiode aandacht van de raad heeft gekregen, mede naar aanleiding van een aantal incidenten. De rekenkamercommissie maakt ten aanzien van de rol van de raad de volgende opmerkingen:
De rekenkamercommissie constateert dat de raad in 2009 voor het college een nieuwe gedragscode heeft vastgesteld. De gedragscode voor het college volgt de modelgedragscode van de VNG die bedoeld is voor politieke ambtsdragers. De gedragscode voor de raad dateert uit 2005. Dit betekent dat binnen de gemeente twee gedragscodes voor politieke ambtsdragers van kracht zijn. De rekenkamercommissie merkt op dat de raad bij de vaststelling van de gedragscode voor het college de gelegenheid niet te baat heeft genomen om deze gedragscode Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 24 van 33
ook voor zichzelf vast te stellen.12 Dit levert het risico op dat bij gelijk gedrag verschillende integriteitbeoordelingen mogelijk zijn.
Ten aanzien van de controlerende rol constateert de rekenkamercommissie dat in het jaarverslag 2008 voor het eerst in het onderdeel ‘Bedrijfsvoering’ een alinea is opgenomen met betrekking tot integriteitaspecten. In deze alinea (op pagina 189 van het jaarverslag) wordt verslag gedaan van de wijzigingen in het integriteitbeleid en wordt summier ingegaan op enkele meldingen van vermoedelijke misstanden. De raad heeft in haar controlerende rol niet aangegeven op welke wijze en over welke onderwerpen in het gemeentelijk jaarverslag dient te worden gerapporteerd. Ook constateert de rekenkamercommissie dat de paragraaf bij de behandeling van het jaarverslag niet in de raad is besproken.
De rekenkamercommissie heeft naar aanleiding van de enquête onder raadsfracties slechts van drie van de acht fracties een ingevulde enquête retour ontvangen. De rekenkamercommissie heeft aan de enquête geen eenduidige bevindingen kunnen ontlenen.
3.4.8
Tot slot
Het zou geen evenwichtig beeld van de bevindingen geven als in deze paragraaf alleen bevindingen worden gerelateerd met betrekking tot onderdelen van het beleid die op punten niet (geheel) aan de norm voldoen. Op basis van de bevindingen wordt duidelijk dat een aantal onderdelen van het beleid een aantal belangrijke risico’s afdekt. Een voorbeeld is het onderdeel ‘Het vaststellen van een inkoop- en/of aanbestedingsprocedure’ waarbij in de opzet het beleid voorloopt op onderdelen die waarschijnlijk ook in de landelijke Aanbestedingswet geregeld gaan worden. In de uitwerking van het beleid, ondermeer in de inkoopvoorwaarden en een Handboek Inkoop, is integriteit expliciet opgenomen zowel ten aanzien van de inkopende medewerker (functiescheiding) als ten aanzien van de opdrachtnemer (integriteitverklaring).
Een ander voorbeeld van een onderdeel waarvan de rekenkamercommissie constateert dat opzet, bestaan en werking volledig aan de norm voldoen, is het aan de orde stellen van integriteit in functioneringsgesprekken. De opzet is vastgelegd in de Nota Integriteit, het bestaan 12
In het technisch wederhoor wordt door de griffier de opmerking geplaatst dat de raad, bij de vaststelling van zijn gedragscode, heeft afgesproken de code gedurende deze raadsperiode niet opnieuw ter discussie te stellen. Ten aanzien van het college was het in 2009 een omissie dat de raad nog geen code voor het college had vastgesteld. Het college had voor zichzelf wel een code vastgesteld. Aangegeven wordt dat met de nieuwe raad van maart 2010 de code en een eventueel gewenste wijziging weer aan de orde komen. Dan zal ook afgewogen worden of en in hoeverre de VNG-code zal worden gebruikt. Hierbij is het overigens niet zonder meer vanzelfsprekend dat de codes voor college en raad precies hetzelfde zijn, zo heeft de raad in de eerste duale periode geoordeeld. Hun positie verschilt.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 25 van 33
blijkt duidelijk uit de gehanteerde formulieren en de geïnterviewde sleutelfunctionarissen zijn consistent in hun perceptie over de werking hiervan in de praktijk.
Tenslotte heeft de gemeente, gelet op het regiemodel dat de gemeente hanteert, in de recent vastgestelde ‘Amersfoortse Bedrijfsvoerings Code Deelnemingen’ expliciet een paragraaf over integriteit bij deelnemingen opgenomen. Deze luidt:
Elke deelneming moet een integriteitbeleid hebben en de medewerkers daarover actief informeren. Bij hun aanstelling ontvangen ze een (samenvattend) exemplaar. Voor zover er geen eigen beleid bestaat, sluit de deelneming aan bij de regels van de gemeente Amersfoort.
Hoewel de uitwerking van dit recent aangenomen beleid nog niet te toetsen valt, constateert de rekenkamercommissie dat het college duidelijk oog heeft voor risico’s die misschien juridisch niet direct de gemeente raken maar maatschappelijk zeker wel en daarmee ook de geloofwaardigheid van het openbaar bestuur.
3.5
Beantwoording onderzoeksvragen
In deze paragraaf vindt de beantwoording van de onderzoeksvragen met betrekking tot de opzet, bestaan en werking plaats:
Bij ‘de opzet’ staat de vraag centraal of er beleid is geformuleerd en vastgesteld. Het integriteitbeleid in de gemeente Amersfoort is getoetst aan de normen zoals die zijn neergelegd in de Gemeentewet en de Ambtenarenwet en de ‘Basisnormen integriteitbeleid openbaar bestuur en politie’.
Bij ‘het bestaan’ van het integriteitbeleid staat de vraag centaal of het beleid is uitgewerkt in concrete functies, structuren, processen en waarborgen. Het bestaan van het integriteitbeleid is getoetst door na te gaan op welke wijze de onderdelen van het integriteitbeleid daadwerkelijk zijn geïmplementeerd en gecommuniceerd.
Bij ‘de werking’ van het integriteitbeleid staat de vraag centraal of het beleid werkt zoals is bedoeld. De werking van het integriteitbeleid is getoetst door na te gaan of het beleid in de praktijk wordt uitgevoerd en toegepast.
1. Is het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort volledig? (opzet) De rekenkamercommissie erkent dat het integriteitbeleid niet altijd even eenvoudig is te definiëren of af te bakenen. Ook landelijk wordt hier mee geworsteld getuige ondermeer het niet
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 26 van 33
geheel overlappen van de wettelijke regels uit de Ambtenarenwet en de Gemeentewet enerzijds en de 18 basisnormen voor de openbare sector anderzijds. Daarnaast zijn de normen voor het te voeren integriteitbeleid van verschillende orde en van verschillend detailniveau. Desalniettemin moet worden vastgesteld dat het bestuurlijk van groot belang is om het integriteitbeleid op een zo goed mogelijke wijze vorm te geven.
Op basis van de bevindingen zoals verwoord in paragraaf 3.3 en bijlage 2 komt de rekenkamercommissie tot de conclusie dat het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort in opzet vrijwel geheel voldoet aan de normen die daaraan in wet en regelgeving zijn gesteld. Integriteitbeleid heeft duidelijk al geruime tijd aandacht in de gemeente Amersfoort en in opzet zijn de relevante risico’s gedekt en vertoont het beleid voldoende samenhang. Verbeteringen in de opzet van het beleid zijn op onder andere de volgende onderdelen nog door te voeren:
Afstemmen van de gedragscode voor raad en college;
Ontwikkelen van een specifiek opleidingsbeleid of plan waarin opleidingen en/of trainingen met betrekking tot integriteit aan de orde komen;
Uniformeren van de gedragsregels uit de Nota Integriteit en de ARGA. Hiermee wordt gedoeld op het opheffen van de tegenstrijdigheid ten aanzien van het aannemen van relatiegeschenken en uitnodigingen en het expliciet opnemen van gedragsregels over ongewenste omgangsvormen, waaronder discriminatie en fysieke integriteit in de gedragsregels van de gemeente Amersfoort
Vastleggen van beleid met betrekking tot het aan de orde stellen van integriteit in werkoverleggen;
2. Is het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort daadwerkelijk ingevoerd? (bestaan) Op basis van de bevindingen zoals verwoord in paragraaf 3.3 en 3.4 komt de rekenkamercommissie tot de conclusie dat voor iets meer dan de helft (14 van de 27 onderdelen) het integriteitbeleid is ingevoerd. Op de andere onderdelen kan naar de mening van de rekenkamercommissie het integriteitbeleid nader worden uitgewerkt in concrete functies, structuren, processen en waarborgen. Het meest in het oog springen daarbij:
Het nalaten van het aanwijzen, openbaar maken en updaten van kwetsbare functies;
Het ontbreken van een vaste werkwijze voor onderzoek bij indiensttreding;
Het ontbreken van een wijze van registreren van meldingen;
Het ontbreken van een uitgewerkt protocol van handelen in geval van (vermeende) integriteitschendingen;
het ontbreken van een registratie voor het aannemen van geschenken en uitnodigingen, zowel voor ambtenaren als politieke ambtsdragers.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 27 van 33
Tegelijkertijd constateert de rekenkamercommissie dat op enkele belangrijke onderdelen, te weten het inkoop- en aanbestedingsbeleid, maar ook in het recent vastgestelde beleid ten aanzien van deelnemingen van de gemeente, het integriteitbeleid doorwerkt.
3. Is de uitvoering van het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort adequaat? (werking) Van 8 van de 27 onderdelen is vastgesteld dat de werking aantoonbaar aan de norm voldoet. Ten aanzien van de overige onderdelen is het integriteitbeleid van de gemeente naar oordeel van de rekenkamercommissie nog onvoldoende conform de doelstelling uitgevoerd of is de werking niet vast te stellen. De rekenkamercommissie ziet daarbij als belangrijkste aandachtspunten:
Het ontbreken van centraal inzicht met betrekking tot (de werking van) het gevoerde integriteitbeleid in de organisatie. Hoewel de rekenkamercommissie tijdens haar onderzoek geen indicaties heeft gevonden van een cultuur waar mensen zich onveilig voelen, kan tegelijkertijd geconstateerd worden dat de organisatie geen inzicht heeft in het feitelijk aantal meldingen bij leidinggevenden;
Het ontbreekt de gemeente aan een meetinstrument waarmee zij indicaties van mogelijk niet integer gedrag vroegtijdig kan onderkennen. Daardoor kan de gemeente niet vaststellen of het integriteitbeleid daadwerkelijk invloed heeft op het handelen van haar politieke ambtsdragers en medewerkers, en kan zij ook niet vaststellen welke mate van integriteit in de gemeente heerst;
Het ontbreken van duidelijke ondersteuning voor de leidinggevenden die een spil in de uitvoering van het integriteitbeleid vormen. Of het nu gaat om het tijdens jaargesprekken bespreken van integriteit, het in werkoverleg aan de orde laten komen van integriteitaspecten, het beoordelen van nevenfuncties en financieel belang en daarmee gepaard gaande risico’s van belangenverstrengeling of het zijn van het eerste meldpunt voor incidenten. In alle gevallen zijn het de leidinggevenden die daadwerkelijk handen en voeten aan het integriteitbeleid geven. De rekenkamercommissie heeft ondertussen begrepen dat in de nieuwe cursuscyclus leidinggeven integriteit een prominente plaats zal gaan innemen;
Mogelijke aantasting van de rechtszekerheid van de medewerkers. Het argument om pas iets te regelen als iets zich voordoet is daarbij te mager. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld onderzoek bij binnenkomst en regelmatig updaten van de opgave nevenfuncties en financieel belang. Belangrijk is ook het volgen van een uitgewerkt protocol van handelen in geval van (vermeende) integriteitschendingen. Ook degene waarvan het vermoeden bestaat dat hij of zij integriteitregels heeft geschonden, moet zich veilig kunnen voelen bij de gedachte dat het onderzoek zorgvuldig en proportioneel zal plaatsvinden;
Ontbreken van een periodieke monitoring en verantwoording (management-/ bestuuursrapportages) ten aanzien van de werking van het integriteitbeleid. De rekenkamercommis-
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 28 van 33
sie heeft slechts een (summiere) verantwoording in het jaarverslag in 2008 aangetroffen. Daarbij merkt de rekenkamercommissie op dat de raad zich niet heeft uitgesproken welke voortgangs- en verantwoordingsinformatie zij wenselijk vindt.
Tot slot hebben in 2005 en 2008 interne evaluaties plaatsgevonden waarbij enkele leermomenten uit 2008 hebben geleid tot het vaststellen van de nieuwe Nota integriteitbeleid in april 2009 en is tegelijkertijd de regeling ‘Vertrouwenspersoon Integriteit’ in de ARGA opgenomen. De vraag welke succes- en faalfactoren zijn te onderkennen in de werking van het integriteitbeleid behandelt de rekenkamercommissie in de slotbeschouwing.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 29 van 33
4
Slotbeschouwing en aanbevelingen
4.1
Inleiding
Met dit onderzoek heeft de rekenkamercommissie beoogd de opzet, het bestaan en de werking van het integriteitbeleid van de gemeente in beeld te brengen. Naar de mening van de commissie is het gelukt dit beeld te geven. Zij dankt daarvoor alle betrokkenen voor de medewerking. In paragraaf 4.2 geeft de rekenkamercommissie haar slotbeschouwing. In paragraaf 4.3 zijn de aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek geformuleerd.
4.2
Slotbeschouwing
In deze paragraaf geeft de rekenkamercommissie haar slotbeschouwing ten aanzien van de algemene vraagstelling die het uitgangspunt voor dit onderzoek is geweest:
“Op welke wijze heeft de gemeente Amersfoort haar integriteitbeleid vormgegeven en toegepast en is dit adequaat?”
Opzet Uit het onderzoek komt naar voren dat het integriteitbeleid van Amersfoort in opzet vrijwel geheel voldoet aan de normen die daaraan in wet en regelgeving zijn gesteld. Dat kwalificeert de rekenkamercommissie als zeer positief. Immers daarmee liggen in beginsel de beleidskaders vast. Uit het onderzoek komt wel naar voren dat op onderdelen nog verbeteringen in het beleid zijn door te voeren. Daarbij merkt de rekenkamercommissie op dat de onderdelen waaraan een integriteitbeleid (formeel) moet voldoen voornamelijk nog de integriteit van de (ambtelijke) organisatie en de financiële onkreukbaarheid betreft en minder gericht is op politieke ambtsdragers. Dit laat onverlet dat de toon van integriteit bij de top begint (voorbeeldfunctie van raad en college). Ook merkt de rekenkamercommissie op dat integriteit een maatstaf is voor het beoordelen van de kwaliteit van werkzaamheden en bedrijfsvoeringprocessen. Daarnaast is belangrijk dat permanent aandacht blijft voor het voorkomen van aantasting van de geestelijke en lichamelijke integriteit zoals pesten en discriminatie.
Bestaan en werking. Integriteit is een veelomvattend en niet eenvoudig te vatten onderwerp. Integriteit is niet alleen te vangen in regels, het raakt de waarden en normen van een organisatie. Onderscheid
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 30 van 33
kan worden gemaakt tussen het zogenaamde negatief en positief integriteitconcept. Het negatief integriteitconcept gaat uit van het voorkomen van niet integer gedrag zoals fraude, belangenverstrengeling, ongewenste omgangsvormen. Door middel van regels (rule-based) wordt getracht dit in de organisatie vorm te geven. Het positief integriteitconcept gaat uit van principes als professionaliteit, elkaar aanspreken en vertrouwen op basis van waarden en normen (principle-based) waardoor een cultuur van gewenst gedrag wordt gefaciliteerd. In de ogen van de rekenkamercommissie dient sprake te zijn van een ‘en-en’ situatie. Integriteitrisico’s worden namelijk gevormd door het gedrag van mensen en zijn daarmee geen autonoom risico. Alleen al de aanwezigheid van beheersingsmaatregelen heeft een directe invloed op het gedrag van mensen en daarmee op het risico van integriteitschendingen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat het integriteitbeleid van de gemeente Amersfoort voornamelijk uitgaat van het zogenoemde positief integriteitconcept. Dit beginsel om de verantwoordelijkheid voor het integer handelen in politiek en ambtelijk verband in de eerste plaats bij het individu te leggen, merkt de rekenkamercommissie als positief aan. Integer handelen staat of valt immers met de houding en gedrag van alle politieke en ambtelijke betrokkenen in persoon. Dit veronderstelt naar de mening van de rekenkamercommissie wel een continue training en communicatie over de waarden en normen (cultuur) om het gewenste gedrag te stimuleren, maar ook het tijdig onderkennen van deficiënties (controle op de naleving van regels).
Uit het onderzoek komt naar voren dat het integriteitbeleid nog nadrukkelijker kan worden uitgewerkt in beheersingsmaatregelen (concrete functies, structuren, processen en waarborgen). Ook komt uit het onderzoek naar voren dat het integriteitbeleid nog een aantoonbare werking mist. Dit betreft zowel het ontbreken van duidelijke ondersteuning voor de leidinggevenden die een spil in de uitvoering van het integriteitbeleid vormen, als het gemis van een deugdelijk meetinstrument en verantwoordingssystematiek (monitoring en verantwoording) om periodiek op de verschillende onderdelen de werking van het integriteitbeleid te controleren en indien nodig tijdig bij te (kunnen) sturen.
Slotconclusie. De rekenkamercommissie concludeert dat de gemeente het integriteitbeleid goed heeft vormgegeven. Ook kwalificeert zij het uitgangspunt van de gemeente als positief dat integer handelen in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is en dient te blijven van het betrokken individu. Dit vereist een continue training en het uitdragen van de normen en waarden, maar ook helder uitgewerkte regels en controle op de naleving daarvan, zowel voor de politieke ambtsdragers (raad en college) als de ambtelijke organisatie van Amersfoort. Dit is in de huidige situatie in Amersfoort echter nog beperkt ingevoerd en ingevuld. Het is denkbaar dat de ge-
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 31 van 33
formuleerde beleidskaders blijven rusten op een zekere mate van vrijblijvendheid. En dat kan niet de bedoeling zijn.
Een werkend integriteitbeleid dat gewenst gedrag stuurt en beheerst, verlaagt de kans op integriteitschendingen en reputatieschade, maar verschaft ook aan (eind)verantwoordelijken voldoende overtuigingskracht om, mocht een integriteitschending zich eventueel voordoen, dit aan derden uit te leggen als een losstaand incident. De rekenkamercommissie is van mening dat de raad, het college en de ambtelijke organisatie permanent aandacht dienen te besteden aan (de werking van) het integriteitbeleid. Daarbij is het van belang dat periodiek informatie wordt verzameld en zorgvuldig verwerkt en gebruikt.
4.3
Aanbevelingen
De rekenkamercommissie heeft de opzet, het bestaan en de werking van het integriteitbeleid van de gemeente in beeld gebracht. Uit het onderzoek komt naar voren dat het integriteitbeleid in de basis goed is, maar in de werking nog verbeterd kan worden. Hieronder zijn de aanbevelingen van de rekenkamercommissie weergegeven. Deze aanbevelingen gaan zowel de politieke ambtsdragers als de ambtelijke organisatie aan, en dienen daarom vanuit een ieders verantwoordelijkheid te worden gelezen. Dit betekent dat de raad daarbij een kaderstellende en controlerende taak heeft naar zowel zichzelf als het college. Waar het de ambtelijke organisatie betreft zijn de aanbevelingen gericht aan het college.
Aanbeveling 1: completeer de opzet van het integriteitbeleid Uit het onderzoek komt naar voren dat het beleid voldoet aan de formele eisen. Op onderdelen zijn nog verbeteringen in het beleid aan te brengen. Aanbeveling 1: completeer de opzet van het integriteitbeleid op de in het onderzoek naar voren gekomen verbeterpunten, zowel voor de ambtelijke organisatie als politieke ambtsdragers (raad en college). Besteed hierbij nadrukkelijk aandacht aan ongewenste omgangsvormen.
Aanbeveling 2: werk het beleid verder uit en voer controle op de naleving uit Alleen al de aanwezigheid van beheersingsmaatregelen heeft een directe invloed op het gedrag van mensen en daarmee op het risico. Uit het onderzoek komt naar voren dat het integriteitbeleid nog nadrukkelijker kan worden uitgewerkt in beheersingsmaatregelen (concrete functies, structuren, processen en waarborgen). Het is daarbij belangrijk dat controle plaatsvindt op de naleving van de regels en de informatie zorgvuldig wordt verwerkt en gebruikt opdat eventuele deficiënties tijdig worden onderkend en maatregelen kunnen worden ondernomen. Aanbeveling 2: werk het beleid op de in het onderzoek naar voren gekomen verbeterpunten nader uit zowel voor de ambtelijke organisatie als politieke ambtsdragers (raad en college). Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 32 van 33
Spreek daarbij af op welke wijze controle op de naleving van regels gaat plaatsvinden en zie daarop toe.
Aanbeveling 3: training en communicatie Integer handelen, staat of valt met de houding en het gedrag van alle politieke en ambtelijke betrokkenen in persoon. Dit veronderstelt naar de mening van de rekenkamercommissie training en communicatie over de waarden en normen (cultuur) om het gewenste gedrag te stimuleren, zowel voor de politieke ambtsdragers (raad en college) als de ambtelijke organisatie. Uit het onderzoek komt naar voren dat hier meer aandacht naar uit mag gaan. Aanbeveling 3: Ontwikkel een (vormings)plan waarmee aandacht voor training en communicatie over de waarden en normen (cultuur) wordt geborgd. Maak hierbij onderscheid naar een specifiek (vormings)beleid voor politieke ambtsdragers en de ambtelijke organisatie. Maak hierbij ook afspraken op welke momenten integriteit(dilemma’s) periodiek onderwerp van bespreking zijn. Zie op de naleving van de uitvoering van het (vormings)plan en de afspraken toe.
Aanbeveling 4: voortgangsinformatie en verantwoording Het is belangrijk dat periodiek informatieverzameling plaatsvindt om de mate van integriteit in de gemeente vast te stellen. Dit om de werking van het integriteitbeleid te bepalen en indien nodig tijdig bij te (kunnen) sturen. Uit het onderzoek komt naar voren dat het in Amersfoort ontbreekt aan een deugdelijke verantwoordingssystematiek (monitoring en verantwoording). Aanbeveling 4: Ontwikkel een verantwoordingssystematiek (management-/ bestuursrapportages) om periodiek te rapporteren over de staat van de werking van het integriteitbeleid, zowel ten aanzien van politieke ambtsdragers als de ambtelijke organisatie.
Rekenkameronderzoek integriteitbeleid Amersfoort
Pagina 33 van 33