18-4-2016
Rekenen aan reacties 2 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 4
Deze les • Zelfstudieopdrachten • Rekenen aan reactievergelijkingen
Zelfstudieopdrachten
• Samenvatting • Vragen • Huiswerk
Zelfstudieopdrachten voor volgende week • Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? • Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?
Zelfstudieopdrachten voor deze week • Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.5 Wat is het molair volume van een gas? – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?
• Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?
1
18-4-2016
Vragen Vragen naar aanleiding van de vorige week?
Herhaling 1. Wat is de massa van 25,4 l waterstofgas bij 101,3 kPa en 273K
2. Wat is de soortelijke massa van fluor bij 101,3 kPa en 273K 3. Maak de volgende reactievergelijkingen kloppend: a) CO (g) + O2 (g) CO2 (g) b) C2H4 (g) + O2 (g) CO2 (g) + H2O (l)
Na deze les kun je: • Berekeningen maken over de hoeveelheden van stoffen die aan een reactie deelnemen
Rekenen aan reacties
Opdracht Geef de kloppende reactievergelijkingen:
Reactievergelijkingen kloppend maken (warming up….)
a) De vorming van waterstof en zuurstof uit water b) De reactie van waterstof en fluor tot waterstoffluoride
c) De reactie met ijzer (III) en zuurstof tot ijzeroxide d) De verbranding van acetyleen met zuurstof tot water en koolstofdioxide
2
18-4-2016
Molverhouding Molverhouding en molecuulverhouding
2 H2 + O2 + 1 molecuul O2
2 moleculen H2
2 H2O 2 moleculen H2O X 6,02∙10 23
2 mol H2
+
1 mol O2
2 mol H2O
Molverhouding
1 mol H2
Dus: 2 H2 + O2
2 H2O
½ mol O2
1 mol H2O
1. Hoeveel mol waterstof heb je nodig om 5 mol water te vormen? 2. Hoeveel mol natrium heb je nodig om 3 mol natriumchloride te vormen
+ 1 molecuul O2
2 moleculen H2O
3. Hoeveel mol ammoniak (NH3) ontstaat als je 3 mol stikstof laat reageren
Molverhouding 2 mol H2
+
Opdracht
Molecuul verhouding 2 moleculen H2
÷2
+
1 mol O2
2 mol H2O
Voorbeeld vraagstuk Hoe bereken je de massa van een stof die aan een reactie deelneemt?
Waterstof reageert met zuurstof tot water. Hoeveel gram waterstof en zuurstof heb je nodig om 54 gram water te vormen?
3
18-4-2016
Stap 1: Stel de reactievergelijking op en maak deze kloppend
Stappen plan 1. Stel de reactievergelijking op en maak deze kloppend
Waterstof (g) + Zuurstof (g)
2. Reken de gegeven massa om naar mol
2 H2 (g) +
3. Reken met behulp van de molverhouding uit hoeveel mol je van de andere stof(fen) nodig hebt of ontstaan
O2 (g)
Water (l) 2 H2O (l)
4. Reken het aantal mol om naar de gevraagde massa
Stap 2: Reken de gegeven massa om naar mol (met de molmassa (M) en tabel 60B) Gegeven: m = 54 gram water
n n
H20
H20
Waterstof (g) + Zuurstof (g)
=
m M
=
54 gram H20 = 3 mol H2O 18 gram/mol
Stap 4: Reken het aantal mol om naar de massa (Tabel 60B) Zuurstof: n = 1,5 mol O2 m = n x M = 1,5 x 32 g/mol = 48 g O2 Stikstof: n = 3 mol H2 m = n x M = 3 x 2 g/mol
Stap 3: Reken met behulp van de molverhouding uit hoeveel mol je van de andere stof(fen) nodig hebt of ontstaan
= 6 g H2
+
2 H2 (g) x 1,5
O2 (g) x 1,5
3 mol H2
+ 1,5 mol O2
Water (l) 2 H2O (l) x 1,5 (= 3/2)
3 mol H2O
Voorbeeld vraagstuk Waterstof reageert met zuurstof tot water. Hoeveel gram waterstof en zuurstof heb je nodig om 54 gram water te vormen? Oplossing: 6 g H2 en 48 g O2
4
18-4-2016
Rekenen aan reacties
Oefenen
1. Reken de gegeven massa om naar mol
2. Stel de reactievergelijking op, maak deze kloppend en bepaal de molverhouding 3. Reken met behulp van de molverhouding uit hoeveel mol je van de andere stoffen nodig hebt 4. Reken het aantal mol van de gevraagde stof om naar massa
Je hebt 2 g SO2. Deze hoeveelheid zwaveldioxide reageert volgens de (niet kloppende) reactie: SO2 (g) + O2 (g) SO3 (g) Hoeveel gram SO3 ontstaat er?
Afronding
Vragen?
Wat hebben we in deze les gedaan?
Herhalingsvragen 1. Schrijf de reactievergelijking op en maak die kloppend: a) Aluminium reageert met chloor tot aluminiumchloride b) De ontleding van water tot waterstof en zuurstof c) De reactie van koolstof met zuurstof tot koolstofmonoxide
2. Je laat 10 gram aluminium met chloor reageren tot aluminiumchloride. Hoeveel gram chloor heb je hiervoor nodig, en hoeveel gram aluminiumchloride ontstaat er?
5
18-4-2016
Zelfstudieopdrachten voor volgende week • Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?
• Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?
Bedankt voor jullie aandacht Jullie mogen nu het lokaal rustig verlaten
6