REISHERINNERINGEN: EEN KIJKJE IN WEST-AERIKA. DOOR
G. BLOCH.
Uit wat ik zoo zag en hoorde kreeg ik den indruk — en hij werd door latere ontmoetingen verscherpt — dat deze ambtenaren op de buitenposten over 't algemeen een zekere romaneske opvatting van hunne taak hebben, trouwens bij vele Fransche kolonisten vindt men gelijksoortige buitensporigheden van den geest terug — rechtstreeks geleend bij de fantasieën van Aimard e. a. —, die het voor den toeschouwer amusant maakt, ze aan het werk te zien met hunne gezwollen redeneeringen en theatrale allures en hunne fantastische plannen, maar dat hunne ontwikkeling den stevigen ondergrond van speciale kennis mist, dien wij, Nederlanders, bij den kolonialen ambtenaar gaarne vermoeden. In de oude annalen van dezen post staat ergens opgeschreven, dat een inlandsche korporaal er eens een lang, wit spook heeft gezien. En ook bij de negers had ten tijde van de vestiging te J/^tam van den heer P. de post nog de reputatie van spookhuis. Dat was een kolfje naar de hand van dien heer, die toevallig liefhebbert in bovennatuurlijke wetenschap: spiritisme, suggestie, etc., en die dan ook geen veertien dagen ter plaatse behoefde te blijven om zijn bed te voelen opnemen en door de kamer dragen, de brandkast op een goeden morgen van den eenen hoek eener kamer naar den anderen verplaatst te vinden, om van meer alledaagsche spookverschijningen, door wachthebbende soldaten gekonstateerd, niet te spreken. De heer /". verhaalde deze ondervindingen onder en na tafel, en wij vonden 't natuurlijk machtig interessant. De mulat, een stevige kerel met grove, zinnelijke trekken, confirmeerde alles. Hij was ook spiritist en rilde door de emotie van schrik, die de dingen en wat hij er dagelijks van hoorde, bij hem wekten. De heer Oz'öröf meende, dat hij voor geesten bizonder aantrekkelijk was en verzocht, tuk op een avontuur, den nacht in den post te mogen doorbrengen, wat de heer /-*. gaarne toestond. Deze kwam er in den loop van het gesprek zelfs toe, zich te laten overhalen om één van het gezelschap in hypnotischen slaap te brengen. De heer /Y/j\sr/ bood aan sujet te zijn en werd inderdaad tot één of twee stuipachtige schokken gebracht, wat als een groote triomf van den heer administrateur gold. Bij mij stond vast, dat de heer P/wc/ eenvoudig den hik had, doch de heer 7iWz''/?'/.
246
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
Op den heer CW^ra? na, sliepen wij dien nacht aan boord, en den volgenden morgen vertrokken wij vroegtijdig. De heer Cr/ör^ zou ons te paard inhalen. Hij wilde nog een dag in 't gezelschap van den heer /*. blijven. Wij hadden te iJ/ö/aw aan onze equipage de voorgenomen uitbreiding gegeven, doch merkbaar sneller vorderden wij niet. Ook hadden wij te Tl^/ö/^ een levend schaap gekocht voor vier franken. Trouwens, wij kochten voortdurend in de dorpen aan den oever eieren, kippen, melk, soms ook visch. De prijzen dezer levensmiddelen varieerden nog al. Ken ei kostte soms een halven frank. In slechts enkele dorpen wilde men zout of tabak in betaling nemen, in meer dan één dorp gaf men voor, dat men ons niets kon leveren en eens geschiedde het, dat men ons wel kippen wilde verkoopen, mits wij ze zelf gingen vangen. Onverschillig welke prijzen wij er voor betaalden, waren de schapen, kippen en eieren klein en schraal; alleen de visch was delicieus. Gedroogde visch vormt een voornaam bestanddeel van het voedsel der negers. De Senegal herbergt verschillende karperachtige soorten, waarvan de ra/z'tazW de meest geliefde is. De visschers vangen den visch, door ze met fakkels, dan wel door op het water te slaan, naar één plaats te lokken. Even voorbij J/<2to;« ontmoetten wij de goevernements-cAtf/tfwe/.y, die de met ons te ifotfdfe' aangebrachte officieren en ambtenaren naar ./fozyw moesten brengen. Zij gaan steeds in flotilles van tien tot twintig bodems en zulk een flotille staat onder 't bevel van een soort van opperstuurman, een neger ook. Deze ^tf/tfTZdfr zijn klein, juist groot genoeg om twee passagiers en de bemanning te herbergen, zij zien er zindelijk en netjes uit en hebben geen dek, doch elk een goedgevlochten stroodak ter beschutting tegen de zon. De goevernements-f/za/tfTZrt'.y worden geroeid en dienen voor 't vervoer der goevernements-passagiers, als de stoombooten niet in de vaart zijn. Naarmate wij vorderden, verhieven zich de rivieroevers hooger boven den waterspiegel. Doch het landschap veranderde niet: het uitzicht bleef afgesloten voor en achter door dezelfde rivierbochten; de oevers waren of geel van het zand, als afgesneden duin, of steeds dezelfde struiken hingen over het water; mocht ook al hier en daar een alleenstaande berg kaal oprijzen, de /;n;«j-^ bleef onveranderlijk de zelfde profusie van dorrend gras en struikgewas. Doch de diervormen werden hoe verder stroomopwaarts des te rijker, grilliger, enormer. Reusachtige kaaimannen zagen wij en soms in troepen. Zij lagen, brons-groen, onder de overhangende struiken, op de drooggeloopen zandbanken of op een rots, die uit het water stak. Het gebeurde, dat een enkele steenworp wat wij een eiland dachten deed levend worden en zich oplossen in wegglijdende groen-grauwe monsters. Herhaaldelijk vertoonden zich, hoewel tersluiks en alleen hunne neuzen boven water stekend, nijlpaarden, een enkele keer met de jongen op de ruggen der wijfjes. De geweldige sporen hunner nachtelijke excursies aan land
REISHERTNNERINGEN : EEN KIJKJE IN WEST-AFRIKA.
247
vonden wij dikwijls, maar nimmer was ik zoo gelukkig een dier op den wal te zien gaan; zij zijn daartoe te voorzichtig. Onder de vogels zijn vooral belangrijk om hunne handelswaarde de « Z ^ T T / ^ , sneeuwwit, doch van een onbevalligen vorm, zwanen met te korte halzen en te lange pooten. Merkwaardig ook is de trompetvogel, die — in groote troepen door de lucht vliegend — een inderdaad trompetachtig geluid uitstoot, minstens even vervelend als zonderling. De /z^«£ £
248
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
De roem van dit dorp echter was zijn architect, die voor de gegoede dorpelingen vierkante woningen bouwde, die goed in 't lood stonden, waarvoor hij vierkante blokken leem, in de zon gedroogd, bezigde. Zelfs vonden wij in dat dorp eenige versieringen aan de huizen: grillige krullen, in het leem gegroefd. Deze architect-metselaar en deze zindelijke vrouw hadden vermoedelijk ergens in St. Louis in Europeeschen dienst hunne capaciteiten opgedaan. Het verschijnsel is echter uitzondering. Ofschoon vele Z0W£0?//?z/r.y uit deze streken op Fransche booten of op andere wijze Europeanen hebben gediend en, in hun dorp teruggekeerd, den meneer uithangen van de overgespaarde franken, nergens blijkt, dat zij iets van Europeesche beschaving, of zelfs slechts eenige
Markt te Medine. (Zie pag. 256).
ambachtskennis mee thuisbrachten. In de steden in het binnenland vindt men negers-ambachtslieden: goudsmeden, leerwerkers, graveurs, wevers — en zeer bekwame — maar hunne kunst is van Arabischen, althans Oosterschen oorsprong. Wij werden te J/<wdfcrz' goed ontvangen, men speelde zelfs te onzer eere den tamtam. En hoe slecht beloonden wij deze vriendelijkheid! Toen het tijd werd, om naar boord terug te keeren, vroegen wij eieren te koop. Wij kwamen een prijs van twee sous per stuk overeen en van alle zijden kwamen nu vrouwen met eieren aandragen, een met twee, een met drie, etc. Wij telden de eieren en betaalden alles aan eene vrouw. lui toen vertrokken wij, doch aan boord onze eieren natellende bespeurden wij.
REISHERINNERINGEN : EEN KIJKJE IN WEST-AFRIKA.
249
dat wij een ei meer hadden ontvangen dan waarvoor wij betaald hadden. En wij waren gewetenloos genoeg niet terug te keeren. Het is niet bij benadering te schatten, welke rampen deze vergissing over het tot nog toe zoo rustige dorpje J/
250
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
bij een fo^fa^ *) te brengen, die zich in het dorp zou bevinden. Het bleek de heer . . . . te zijn, dien wij reeds weder aan boord terug waanden. Hij had bij een neger in dit dorpje een uitstekend onthaal gevonden. Hij had zijn siesta gehouden in het koele binnenste van zijns gastheers woning en men had hem zelfs een slavin aangeboden. De neger, die ook ons beleefd ontving en op zindelijke matten deed neerzitten, was vroeger als matroos in dienst geweest op Fransche zeeschepen en had zich sedert met behulp van de meegebrachte spaarduiten een fortuintje verworven in zijn geboorteplaats; zijn vermogen bestond natuurlijk hoofdzakelijk uit slaven. De slavernij wordt door het Fransche bestuur oogluikend toegelaten en bestaat bij alle negerstammen. De slaven worden goed behandeld en hoofdzakelijk voor veldarbeid gebezigd. Somtijds gaan zij op reis en in dienst als /«ƒ>/#/.? en zijn dan alleen gehouden een deel van hun loon aan hunnen meester uit te betalen. In vele dorpen bewonen zij afzonderlijke buurten en meestal behoeven zij slechts een gedeelte van den dag voor hunne meesters te werken. Dientengevolge verwerven zij zich dikwijls eenige welvaart, ja worden zij wel eens vermogender dan hunne meesters en slagen zij er vaak in zich vrij te koopen. De kinderen van slaven zijn eveneens het eigendom van de meesters hunner ouders, heeft een neger bij zijn slavin kinderen verwekt, dan worden door zijn overlijden die kinderen het eigendom van de kinderen uit des vaders huwelijk met zijne wettige vrouwen. Het is Europeanen echter niet toegestaan slaven te hebben. Door het feit, dat een slaaf door een Europeaan gekocht wordt, is hij vrij. Slavenkinderen, door Europeanen gekocht, worden door dien aankoop tot hunne meerderjarigheid zijne pupillen. De wevers zijn onder de negers meestal slaven, trouwens de ambachten in 't algemeen vormen kasten, waaruit de leden niet in een andere kaste kunnen overgaan en die inferieur in rang zijn aan de kasten der landbouwers en krijgslieden. Een smid is en blijft zijn leven lang smid, zijn vader was en zijn zoon wordt smid, onverschillig of het beroep wordt uitgeoefend of niet. Een afzonderlijke kaste vormen ook de ^rz'^fc.- zangers, profeten, troubadours, geneesheeren, fabrikanten van grigris of talismans. Deze ^T/'Ö/Ó" zijn zeer gevreesd, maar veracht tevens. In den strijd krijgsgevangen gemaakt, worden zij door den overwinnaar uit vrees gespaard en in dienst genomen. Zij worden vaak gehuurd om den lof te bezingen van brooddronken rasgenooten en in hun leegen tijd loopen zij rond door de dorpen, onzinnig fiedelend op 4-snarige strijkinstrumenten, die bij een nauwkeurige beschouwing meestal een vernuftige combinatie van een sardine-blikje en een hol rietje blijken te zijn. Zooals wij verwacht hadden, kwam te VJ/tf/ztf*?/ onze r//tf/ez«
REISHERINNERINGEN:
EEN KIJKJE TN WEST-AFRIKA.
25 I
avond bereikten wij ifa/e^/, nadat wij eenige uren voor die stad hadden doorgebracht in vruchtelooze pogingen om van een zandbank te raken. Luguber, als een stad van dooden, lag 7?«/c^/ onder het bleeke maanlicht. Vervallende muren en gapende daken brokten op in den helderen avond, in den blauwen lichtnevel, zwart, met een weelde van kantlichtjes, grillig en spookachtig. Een doorgebroken, massief-steenen brug donkerde over een geheimzinnig grachtje en daarbij lijnde op, slank bij al die vierkante, zware huizenblokken, vaag-wit, het gebouw van den post. i t o ^ / was inderdaad, in het maanlicht, als een klassieke ruïnen-stad en de weinige witte gedaanten, die statig schreden door de verlaten straten, maakten de illusie volkomen. Want het a/«i een illusie. Overdag blijkt />Ö/£^/ een ruïne te zijn, doch een ruïne van armoede, een ruïne van leem, nochtans is het een stad met regelmatige straten en vierkante huizen en voorzeker moet het in zijn bloeitijd in de oogen der dorpsbewoners de stad der steden geweest zijn. Want in zijn bloeitijd was het een voorname handelsstad, waar Mooren en Arabieren en de negers van den Niger samenkwamen, en samenbrachten, wat het hart van Afrika kostbaars had aan te bieden en wat Barbarije en Egypte voor dat kostbaars veil hadden. Maar dit is lang geleden. De handelsbevveging is verplaatst naar .MéY#ttrj'. Het was een flink kereltje, moedig en vol toewijding, maar nog een kind. Het sprak tamelijk goed Fransch en kon schrijven. Stfwwrj/ was vrij vermogend; zijn vader had hem een tiental slaven nagelaten, waarvan twee zijn broeders waren. De heer £Wdrd? zou ons tot A'a^jr vergezellen en wij reisden 's ochtends van den achttienden weder verder. Het water was thans verbazend laag, de oevers der rivier waren naar schatting bij />#&7 veertig meters hoog. De Senegal vormt voor de stad een fraaie bocht en van de rivier gezien lijkt />tf£é7 bij dezen waterstand een vesting. 's Avonds passeerden wij de monding van den /•tf/rW, waarin nu ook weinig water stond. Deze rivier ontspringt op het gebergte, genaamd/Vwta /^'a//w/; haar bodemzand is goudhoudend, doch niet in een mate, dat het voor Europeanen loonend is hier goudwasscherijen te exploiteeren. Alleen de negers, die tijd niet rekenen, kunnen zich er mee bezig houden, en nog is het goud, dat zij winnen, zeer onzuiver.
252
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
De /vz/^';/^' valt in den Senegal op ongeveer zestien mijlen afstands van ifa&>/ en wij waren dus dien dag niet zeer gevorderd en ook den volgenden dag ging het weer erg langzaam, zoodat ik begon te vreezen, dat de reis wel eens zóó lang zou kunnen duren, dat ik te laat te Kayes zou komen. Vooral vreesde ik dat, omdat wij T^'W^Ö iV'/^«^' nog vóór ons hadden en men mij gezegd had, dat men daar licht eenige dagen zoek kan brengen metvergeefsche pogingen om den snellen stroom zonder ongelukken te overwinnen. Daar het volle maan was, ontstond dientengevolge bij den heer . . . . en mij het plan, om, als wij 's avonds van den twintigsten tot Ztëdg-wzW zouden komen, gedurende den nacht te voet naar iTö_y^ te gaan. Doch de moeilijkdat heden namen steeds toe en wij kwamen den 20ste" slechts tot
Militaire post en monument te Medine. (Zie pag. 257).
vijftig kilometers van A'oj'^v verwijderd ligt. Maar nu wij eenmaal besloten hadden tot de voetreis, stapten wij over dat verschil heen. Te negen uur gingen wij aan wal, van -Sö/z^ry vergezeld. Wij hadden geen andere ongevallen, dan dat wij eenige keeren, bij het oversteken van halfdroge ;/zrtr4>"ö/.y, tot onze knieën in den modder zakten. Twee keeren hoorden wij het gebrul van den leeuw, doch beide keeren op grooten afstand. Twee keeren rustten wij uit en om niet in slaap te vallen, legden wij ons toen op de rustieke stellages, die zich op de pleintjes der dorpen bevinden. Wij namen onderweg verbazende temperatuurverschillen waar, al naarmate wij onder boomen gingen of over open plekken en vooral als wij ;«<2^V/'J overstaken. Onder de boomen was het drukkend warm, de opgestapelde
REISHERINNERINGEN : EEN KIJKJE IN WEST-AFRIKA.
253
zonnewarmte, terwijl het in de beddingen der /««rz^A en op andere laaggelegen open plekken ijzig koud was. Er waren slechts enkele reizigers op het pad, negers, die naar Tfoyw ter markt gingen. Er waren daaronder, die nog van veel verder kwamen dan wij en toch geen andere koopwaar bij zich droegen dan twee kippen. Een kip brengt te TsTüy/w een frank op en het is aan geen twijfel onderhevig, of zulk een marktganger zou in zijn dorp geweigerd hebben, een kip voor achttien sous af te geven, M ( / Ö / hij te A"
254
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
plechtigheid namen alle beroepsgenooten — vijf-en-twintig in getal — deel. Van goevernementswege waren eenige lorreys beschikbaar gesteld, waarmee de deelnemers naar het kerkhof werden vervoerd. Even vóór het kerkhof stapten wij af. Uit een zich daar bevindend gebouwtje werd de lijkkist gedragen, op een lorrey gezet en naar het kerkhof gevoerd. De kist was met de Fransche vlag bedekt. Eenige priesters en neger-koorknaapjes gingen vooraf. De deelnemers volgden te voet. Op het kerkhof werd een eenvoudige lijkdienst gehouden en toen gingen wij heen. Het Kerstfeest werd gevierd met een kerkdienst, waarbij alle Europeanen — ongeveer ten getale van tweehonderd — tegenwoordig waren. Na afloop werd hier en daar rm?z'//
Weg te Kayes.
De officieren komen ook hier met de handelaren niet of weinig in aanraking. Zij hebben een eigen club, waar grof gespeeld wordt. Ik kon een dag of acht te AÖJ/«- blijven om van de vermoeienissen der rivierreis uit te rusten en woonde er in het huis van een handelaar. Het bestond uit een hoofdgebouw, dat de winkel en een kantoor, tevens zit- en eetkamer, bevatte, en eenige bijgebouwen, die met het hoofdgebouw een vierkant vormden, dat een tamelijk ruime binnenplaats omsloot. De winkel liep voor elke kleinigheid vol, want voor een paar kilo's zout of een el calico kwam steeds een heele familie binnen, soms een tiental personen. De negers werden te woord gestaan — dit geschiedt overal in de kolonie — door een inlandschen foató^z'^r, omdat slechts weinige blanken
REISHERINNERINGKN : EEN KTJKJE IN WEST-AFRIKA.
255
genoeg van een negertaai kennen om een geregeld gesprek te kunnen voeren, laat staan van de vele talen, die men in een plaats als .ATÖJ/W hoort. Bij voorkeur kiezen de handelaren tot hunne $tfztó'<^z>r.r min of meer bejaarde negers, die een baard dragen, omdat de baard den negers vertrouwen inboezemt. Een feit is b.v., dat een neger van een gebaarden handelaar zich gekochte stoffen met de armen zal laten toemeten, terwijl hij van iemand zonder baard meting met den meterstok zal eischen. Voor een deel wordt nog ruilhandel gedreven. Blauwe katoen van zekere merken is even gangbaar als geld, doch ook betalen de dz«/
7«^ dfo«^7««««^ (
256
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
tegen levensmiddelen en ^z«W
*) Er wonen te J/^
REISHERINNERINGEN: EEN KIJKJE IN WEST-AiïRIKA.
met kwasten en koorden, •— en de smeden, van wie ik vooral keurige wandelstokken zag, met zilver geïncrusteerd. De markt ligt bij den militairen post en in de nabijheid is ook het spoorwegstation, een primitief strooien afdakje. In het jaar 1857 ^ de post door 7ö#£0#/*7/r.r belegerd en door de Franschen heldhaftig verdedigd. Een monument herinnert aan dit beleg. De belegeraars werden door de CW/i?^z>z^ namen wij over den bergrug, die langs de XVII. 9« Jaarg. 3.
17
258
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
rivier loopt: een naakte massa van opeengestapelde rotsplaten, als een gletscher. Van J/^z'/Zi? gingen wij per spoor weer naar .ATÓSJW terug. Het was besloten, dat ik mijn reis tot TTzta zou uitstrekken. Ik zou daartoe per spoor tot Zy^fe^tf kunnen gaan en van daar te paard verder reizen. Mijn vertrek was op den 28s'en December vastgesteld. Toen liep de spoor nog tot Zfa/zw/tf*^', waar de Z?
RElSHERINNÈRlNGEN: EEN KIJKJE IN WEST-AFRIKA.
259
goederenwagons vormden de derde klas, waarvan alleen negers gebruik maken, die zich een plaatsje zoeken op de te vervoeren goederen. Het treinpersoneel bestond uit negers. In de coupé, waarin ik plaats nam, zaten een paar negers, tot groote ergernis van een heer, die met mij instapte en niet kon nalaten, vooral toen de negers wat veel bagage op de banken plaatsten, deswege een hoogen toon aan te slaan. Wat ik den aanvoerder dier donkerkleurige mede-passagiers zal noemen liet zich dat echter niet welgevallen, maar riposteerde scherp, dat hij zijn kaartje betaald had en dus evenveel recht had daar te zitten als de ander. Deze neger bleek een handelaar te zijn, op reis en naar de gewoonte vergezeld van vrienden, die hij voortdurend onthaalde; hij was zelfs zóó vrijgevig, dat hij ook mij eenige keeren biscuits van Huntley en Palmers aanbood en over 't algemeen gedroeg hij zich zeer beleefd en gepast. Te Zfomöft, waar de trein een half uur stopte, was gelegenheid het meegebrachte ontbijt te gebruiken onder de veranda van het stations-gebouwtje. Het mijne bestond uit koude spijzen, gereed van /'uyw meegebracht, doch de officieren, die meereisden, hadden hun kok bij zich, die in der haast een maaltijd prepareerde. De weg gaat door een kale vlakte, waarop hier en daar alleenstaande rotsgroepen. Op enkele plaatsen nadert de spoorlijn den Senegal, die vooral te CÖ/ÖZ^ tusschen heerlijk schoone oevers loopt, aan den Donau herinnerend. De trein ging met matige snelheid en stopte om elke kleinigheid, zelfs om een treinbeambte gelegenheid te geven, een afgewaaiden hoed op te rapen. Te ongeveer vijf uur kwamen wij te ifa/ö«/
17*