Reisgids Ontdek de vogeltrek
Op vleugels gedragen ogeltrek is een wonderlijk fenomeen. In de oudheid was het zelfs een groot mysterie. Waar bleven al die zomervogels in de herfst? Het was een raadsel en bron voor tal van mythes. Sommige vogels zouden overwinteren in holle bomen, grotten of in verlaten konijnenholen. Pas in het voorjaar kwamen ze dan weer tevoorschijn. Zwaluwen zouden massaal naar plassen en moerassen vliegen, om daar uitgeput in de modder te verdwijnen voor een diepe winterslaap. Weer een andere mythe ontstond, toen ‘van horen vertellen’ bekend werd dat allerlei vogels in de herfst naar het zuiden trokken. Kleine vogels zouden dan meeliften op de sterke rug van arenden, valken, ooievaars en kraanvogels. Zelfs nog in de Middeleeuwen gaven de periodieke invasies van pestvogels uit Noordoost-Europa voer aan tal van speculaties. Ze brachten onheil, en waren voorbodes van vuur of de gevreesde pest. Niemand wist, waar ze ineens vandaan kwamen.
V
Vogeltrek is in onze tijd dan wel van al dit soort mythes ontdaan, wonderlijk blijft het. Allerlei onderzoek met technische hulpmiddelen als radar en zenders ten spijt. Natuurlijk, tegenwoordig weten wij van veel soorten wanneer ze wegtrekken, welke route ze vliegen en waar ze overwinteren. Ook begrijpen we waarom ze dat doen, en is veel bekend
over de oriëntatie op zon en sterren. Toch blijft er genoeg reden tot verbazing, verwondering. En dat is maar goed ook. Over het ‘lezen’ van de sterrenhemel bijvoorbeeld. Of over de terugkeer op precies diezelfde nestplek als het voorgaande jaar. Over de enorme afstanden die soms non-stop worden overbrugd, en het uithoudingsvermogen. Topprestaties uit de natuur. Met deze ‘reisgids’ helpt Vogelbescherming Nederland u op weg, om met de vogels mee te reizen. In figuurlijke zin, wel te verstaan. U leest over allerlei vogels, waar ze heen gaan, waar u ze voor vertrek nog kunt zien. U maakt kennis met enkele doortrekkers voor wie ons land een onmisbare schakel is tijdens immense vluchten. En u ziet enkele wintergasten, trekvogels die vanuit het hoge noorden bij ons de donkere dagen doorbrengen. Zo ontsluieren wij iets van het fenomeen vogeltrek, en kunt u er zelf getuige van zijn. In uw tuin, in de stad, of buiten in het veld. Om u, met ons, te verwonderen.
Bewerkt naar: Ecologische Atlas van de Nederlandse Wadvogels, 1999, pag. 96
Ontdek de vogelt rek ook op www.vogelbesch erming.nl
Nederland, trekvogelland Nederland is één van de belangrijkste ‘vogellanden’ van West-Europa. Onze kust en wadden, zoetwatermoerassen en vochtige weidegebieden bieden veel vogelsoorten broed-, voedsel- en rustgelegenheid. In totaal broeden er jaarlijks ruim 160 soorten in ons land. Daarnaast passeren ook vele miljoenen trekvogels onze grenzen. Gebieden als de Waddenzee en Zeeuwse delta zijn internationaal vermaarde pleisterplaatsen voor doortrekkende en overwinterende vogels! Maar ook allerlei binnenlandse wateren worden druk bezocht. Vogelbescherming Nederland zet zich in voor een actieve bescherming van al die Belangrijke Vogelgebieden in ons land. Zo heeft zij zich sterk gemaakt voor aanmelding van die gebieden onder de Europese Vogelrichtlijn. Deze in 1979 ingestelde richtlijn biedt veel juridische bescherming aan de Belangrijke Vogelgebieden. Een goede reden, om u uit te nodigen er zelf eens te gaan kijken. Bijvoorbeeld tijdens de najaarstrek, wanneer miljoenen vogels ons land passeren.
broedgebied overwinteringsgebied
Nederland is dankzij de geografische ligging en het waterrijke karakter het belangrijkste knooppunt in heel wat trekroutes. De Waddenzee neemt een wel heel unieke positie in. Ontelbare steltlopers, sterns en watervogels vinden hier een voedselrijke en rustige pleisterplaats. Een deel ervan trekt verder, andere soorten blijven er de hele winter. visdief
12 maanden vogeltrek
Vogeltrek
De vogeltrek: in voor- en najaar kunnen wij er volop getuige zijn. Maar eigenlijk is er het hele jaar door altijd wel iets met trekvogels te beleven. Een kleine selectie uit een jaarrond ‘vliegbewegingen’.
grutto
januari – februari De weilanden zijn nog steeds domein van ganzen en smienten. Eind februari keren de eerste groepen grutto’s en wulpen terug. We zien ze dan vooral in open, waterrijke gebieden.
maart-april In het luchtruim is het nu komen en gaan. Wintergasten verdwijnen, talloze broedvogels keren terug. Op een zonnige maartse dag horen we de eerste tjiftjaf, wat later de fitis. In april zijn de boerenzwaluwen weer volop present. Zwartkop, gekraagde roodstaart en vele andere zangvogels keren terug. Ooievaars bezetten hun paalnesten, lepelaars en purperreigers bouwen aan hun kolonienesten. Let eind april op de terugkeer van de gierzwaluwen! zwartkop
mei-juni Nog in mei komen tal van broedvogels aan. Denk aan boomvalk, grauwe kiekendief, spotvogel, grauwe en bonte vliegenvanger en de geheimzinnige kwartelkoning.
juli-augustus Al in juli vertrekken de eerste gierzwaluwen, en met hun definitieve afwezigheid in de loop van augustus verdwijnt ook het échte zomergevoel. Grutto’s hebben de weilanden achter zich gelaten. Ze maken in waterrijke gebieden de zomerrui door en bereiden zich voor op hun reis naar West-
Een vaste woon- of verblijfplaats is de meeste vogels vreemd. Hun leefgebied strekt zich vaak over meerdere continenten uit. Neem de ooievaar. Hij broedt van Noordelijk Afrika tot in Finland, en van Centraal-Azië tot West-Europa. In het najaar trekken de vogels zuidwaarts, en is Afrika hun domicilie. Onze ooievaars kunnen dan zelfs in ZuidAfrika terechtkomen. Ooievaars en talloze andere vogels ondernemen dergelijke monstervluchten omdat zij steeds op zoek zijn naar de meest ideale omstandigheden. Meestal hangt dat samen met de seizoenen (zomer en winter) en de beschikbaarheid van voedsel. Zo zoeken vogels elk jaargetijde de voor hen meest gunstige leefgebieden op. Zolang de mens kan heugen, en nog langer…
Afrika. Vanaf juli verdwijnen de eerste zomerzangers. Kleine karekiet, tuinfluiter, fitis en rietzanger vertrekken sluipenderwijs, als diefjes in de nacht.
september-oktober De doortrek van visarenden is volop op gang. De in september over ons land doortrekkende vogels komen vooral uit Zweden en pleisteren - soms langdurig - nabij grote wateren als het IJsselmeer, visarend de Friese meren, langs de grote rivieren en in de Zeeuwse delta. Boven het IJsselmeer dansen nu duizenden zwarte sterns. Ze komen uit het hoge noorden en doen zich tegoed aan jonge spiering. Boeren- en huiszwaluwen eten zich vol met insecten die ze nu nog massaal vangen boven sloten en rivieren. De Waddenzee en Zeeuwse delta worden inmiddels druk bezocht door miljoenen steltlopers. Ze halen van alles en nog wat uit de slikkige bodems.
november-december In november worden de weilanden bevolkt door tienduizenden smienten. Het wordt ook weer tijd voor een echte ganzenexcursie. Zo’n 1,5 miljoen vogels uit arctische streken verkiezen de Lage Landen om er te overwinteren. Als het gaat vriezen, zien we groepen kieviten en goudplevieren voor de vorstgrens uit wegtrekken. Een overwinterende slechtvalk of zeearend is soms een onverwachte, maar ó zo enerverende waarneming.
smienten
Er zijn weinig landen zo vogelrijk als Nederland. Zowel de aantallen vogels als de hoeveelheid soorten maken ons land tot een waar vogelparadijs. Een kennismaking met acht bijzondere luchtreizigers.
8 typische trekvogels Smient
Wie de seizoensklok op de natuur gelijk zet, weet dat smienten het najaar aankondigen. Al in de nazomer, zo rond augustus, arriveren de eerste groepen doortrekkers en overwinteraars al ‘fluitend’ uit de noordelijk gelegen broedgebieden. Ze verblijven dan vooral langs de noordelijke kust en eten daar zeekraal en kweldergras. Wat later bevolken ze ook in grote aantallen de wat grotere binnenlandse wateren. Ze zoeken dan voedsel op grasland. Van de naar schatting driekwart miljoen in Noordwest-Europa overwinterende smienten, verblijft tijdens niet te strenge winters ongeveer de helft in Nederland. Smienten zijn bijzonder reislustig. Een hier overwinterende smient werd teruggezien in Jakutsk, Oost-Siberië. Vliegafstand: 7.000 kilometer! broedgebied (zomer) broedgebied (gedeeltelijk overwinteringsgebied) overwinteringsgebied
Noordse stern
Noordse sterns leven van pool tot pool. Hun broedkolonies liggen in het hoge noorden, met Nederland als zuidelijkste grens. Het Waddeneiland Griend is veruit favoriet. Hier broeden soms meer dan 1.000 paartjes. Ook elders in het Waddengebied en in de Zeeuwse delta vindt deze sierlijke stern geschikte broedlocaties. ’s Winters zijn het ‘Zuidse sterns’, en zwerven rond Zuid-Afrikaanse en Antarctische kustgebieden.
Brandgans
De winter is ganzentijd. Onder gunstige omstandigheden biedt ons land gastvrijheid aan zo’n anderhalf miljoen vogels, verdeeld over 6 soorten. De brandgans is daar één van. Er broeden brandganzen in Groenland, Spitsbergen, het Oostzeegebied en Nova Zembla. Van de ongeveer 200.000 vogels uit de laatste twee gebieden overwintert zo’n 80% in Nederland. Brandganzen uit Groenland en Spitsbergen trekken naar Ierland en Schotland. Brandganzen verblijven vooral langs de kust, waar we ze tegoed zien doen aan eiwitrijke planten op kwelders, slikken en cultuurgrasland. De opvallend witte koptekening maakt ze makkelijk herkenbaar.
Boerenzwaluw
De jaarcijfers van Schiphol, zo’n 400.000 vliegbewegingen en 40 miljoen passagiers, leggen het met afstand af tegen het fenomeen van de boerenzwaluwtrek. Alleen al uit Europa vertrekken elk najaar zo’n 100 miljoen boerenzwaluwen voor een vlucht met bestemming Zuid-Afrika. De najaarstrek over ons land kent twee pieken. Eind augustus/begin september trekt een groot deel van onze broedvogels weg. Later in september is er een tweede golf, met ook Duitse en Scandinavische zwaluwen. Nog tot in oktober zien we ze, vaak in groepjes, vrolijk fladderen en zich tegoed doen aan insecten. Voordat ze vertrekken, slapen ze in grote groepen in rietvelden. Dan wordt het stil, en moeten we tot april wachten voor we de voorjaarsbodes weer kunnen verwelkomen.
Ooievaar
De Europese ooievaar kent twee trekroutes naar Afrika. De oostelijke voert over de Bosporus, vogels die de westelijke route volgen steken bij Gibraltar de Middellandse Zee over. Tot voor kort werd aangenomen dat beide groepen ook gescheiden overwinteren. Satellietonderzoek toont nu aan, dat ooievaars uit beide groepen elkaar ontmoeten in Noord-Kameroen en in Tsjaad. Daar vindt ook menging plaats. Jonge ooievaars blijven in Afrika totdat ze na vier jaar volwassen zijn. Dan keren ze terug om voor ’t eerst te broeden.
Rosse grutto
April-mei en augustus-oktober vormen de piekmaanden van de rosse grutto in ons land. Het overgrote deel van de wereldpopulatie trekt dan via ons land van WestAfrika naar Siberië (voorjaar) en vice versa (najaar). Anders dan onze ‘plattelandsgrutto’ zien we de rosse grutto vrijwel uitsluitend aan de kust (Waddenzee en Zeeuwse delta). Met wormen als de wadpier, kleine kreeftjes en schelpdieren vetten ze zich op voor een lange-afstandsvlucht van enkele duizenden kilometers! Ze wachten op een gunstige rugwind om die afstand in één keer te overbruggen.
Witte kwikstaart
De witte kwikstaart volgt als ‘boerenvogeltje’ graag de ploeg. Hij weet zich dan verzekerd van een snelle hap van losgewoelde insecten, larven en poppen. Akkermannetje en ploegertje zijn enkele van zijn sympathieke bijnamen. In september en oktober is de piek in de najaarstrek. Behalve onze eigen broedvogels vliegen dan ook kwikstaartjes uit Noord-Duitsland en Denemarken massaal over ons land. Naar schatting gaat het daarbij om zo’n 1 miljoen vogels die richting Zuid-Europa en NoordAfrika vliegen. Je ziet ze vaak in kleine groepjes trekken, soms met vinken en graspiepers. Sommige vogels blijven hier overwinteren.
Fitis
Zo opvallend als de eerste fitissen zich in het voorjaar met hun zang aankondigen, zo onopvallend verdwijnen ze weer van het zomerse toneel. Al tijdens het broeden in mei breekt de periode van stilzwijgen aan. Na het uitvliegen van de jongen volgt de rui, waarna de vogels al vanaf half juli wegtrekken naar Tropisch Afrika. Wat verder in juli is de massale uittocht van de Nederlandse broedvogels, daarna vindt er nog doortrek plaats van fitissen uit Scandinavië. Dat deze fragiele vogels twee keer per jaar de Sahara oversteken, mag toch wel een prestatie van wereldformaat heten!
Ontdek de vogelt rek ook op www.vogelbesch erming.nl
Trek er op uit! Door een gunstige geografische ligging en veel voedselrijk water is Nederland een op-en-top vogelland. Er komen relatief veel soorten voor, waarvan sommige in bijzonder grote aantallen. Behalve de vogels die we tegenkomen in de stad en op het platteland, telt ons land maar liefst zo’n 100 Belangrijke Vogelgebieden. De meeste daarvan zijn waterrijke natuurgebieden of wetlands. Maar ook sommige bos- en heidegebieden behoren daartoe. De meeste gebieden zijn goed toegankelijk, Detailkaartjes van de 14 genumm erde en bieden in elk jaargetijde wel iets bijzonders. Ook in de ge bie de n vin dt u op trektijd. Dus trek er op uit! www.vogelbescherming.nl onder ‘ontdek de vogeltrek’ zwarte stern (Balgzand, IJsselmeer)
scholekster (Zeeuwse delta, Waddenzee)
jan-van-gent (kust)
3
kust meren, moerassen en graslanden IJsselmeer rivieren venen, vennen en natte heide bos, heide en zandverstuivingen
1 10
2
slechtvalk (Lauwersmeer, open gebieden)
9 11 8 14 12
zilverplevier (Zeeuwse delta, Waddenzee)
6
7 5
4
rosse grutto (Zeeuwse delta, Waddenzee)
rotgans (Zeeuwse delta, Waddenzee)
13
wilde zwanen (open water en akkers)
kraanvogels (Groote Peel, veenen heide gebieden Oost-Nederland)
Excursietips in 6 biotopen Kust De Nederlandse kust biedt een grote afwisseling aan landschappen: zee, strand, duin, duinmeren, wadden, kwelders, platen en riviermondingen. De Waddenzee en Zeeuwse delta zijn internationale toplocaties voor miljoenen vogels die er broeden, overwinteren, rusten, ruien of pleisteren tijdens de trek. Deze gebieden zijn essentiële schakels tijdens de trek van bijvoorbeeld allerlei steltlopers. Voor sommige vogels zijn deze gebieden zelfs de enige tussenstop in een trekroute van vele duizenden kilometers.
Waddengebied - Texel (1) is vogeleiland bij uitstek, ook in de trektijd! Er zijn diverse goede vogelgebieden om te bezoeken. Enkele suggesties: De Mokbaai in het zuidwesten. O.a. visdief, groenpootruiter, tureluur en rosse grutto tijdens de trektijd, bergeend en wintertaling in de winter. Diverse binnendijkse plassen tussen Oudeschild en Oost. O.a. kokmeeuw, goudplevier, kluut, kemphaan, bonte strandloper, bontbekplevier De Schorren, ten noordoosten van Oost: scholekster, rotgans, rosse grutto, bonte strandloper, kanoet. Vuurtoren Noord-Texel. Zeevogeltrek bij stormachtig weer, o.a. Jan-van-gent, zwarte zee-eend, grote stern, duikers en jagers. In de bosjes en duinen rond de vuurtoren groepen zangvogels, zoals vinken en zanglijsters. Het Zwanenwater (2) is een 600 ha groot duingebied met twee grote meren, omzoomd door rietland, moeras en moerasstruweel. Tijdens de trek doen tal van lijsterachtigen zich hier tegoed aan de bessen van duindoorn. Let op kramsvogel, koperwiek, grote lijster en zanglijster. In oktober is er ook kans de schaarse beflijster als doortrekker te zien. Op de plassen verblijven ’s winters diverse soorten kluut eenden en futen. Aan de Noordzeekust kan vooral bij westerstorm trek van zeevogels worden waargenomen, zoals Jan-van-gent en zwarte zee-eend.
Het Lauwersmeer (3) werd in 1969 door een dijk afgesloten van de Waddenzee. Sindsdien heeft het gebied zich ontwikkeld tot een afwisselend landschap van moeras, bos, plassen en open terrein. In de nazomer (juli, augustus) pleisteren er op de plassen lepelaars en grutto’s voor hun vertrek zuidwaarts. Soms bezoekt een doortrekkende visarend het gebied. In de winter zien we er kleine en wilde zwaan en diverse soorten ganzen en eenden. Met wat geluk behoren ook slechtvalk en zeearend tot de winterwaarnemingen. De Zeeuwse delta (4-7) is net als de Waddenzee één van de West-Europese toplocaties voor doortrekkende en overwinterende steltlopers en watervogels. Wie hier de getijdewerking nog in volle omvang wil ervaren, flaneert langs de oevers van de Ooster- of Westerschelde. Weliswaar is het internationaal vermaarde schorrengebied Het verdronken land van Saeftinghe (4) (Zeeuws Vlaanderen) slechts beperkt toegankelijk, er blijft vanaf de dijken genoeg indrukwekkends te zien. Zoals de Hooge Plaaten (5) tussen Breskens en Hoogplaat. Al in de nazomer verzamelen zich hier grote groepen bergeenden om in het luwe water voor de plaat te ruien. Tijdens de trek scharrelen allerlei steltlopers op de bij eb droogvallende, voedselrijke platen. We zien dan soorten als rosse grutto, zilverplevier, drieteen- en krombekstrandloper. Scholekster en steenloper zijn hier de hele winter present. Andere delen van het Zeeuwse eilandenrijk zijn met afsluitende dijken en dammen getemd, en kregen een vogelbevolking die minder aan zout water is gebonden. Tijdens een herfstwandeling over de Dintelse Gorzen (6) langs het Volkerrakmeer maakt u kennis met steltlopers als scholekster, kluut en goudplevier. Andere karakteristieke herfst- en wintersoorten zijn brandgans, bergeend, smient, krakeend, brilduiker middelste zaagbek, nonnetje en slechtvalk. Op Noord-Beveland is een tocht over de dijk ten noorden van Wissenkerke (7) de moeite waard. Buitendijks heeft u wijds zicht op de Oosterschelde, binnendijks liggen diverse ‘inlagen’ met een grote aantrekkingskracht op allerlei steltlopers, eenden en ganzen.
regenwulp
zwarte ruiter
kanoet Tijdens de voorjaarstrek zijn veel steltlopers al in zomerkleed (zoals hier afgebeeld).
bonte strandloper
Meren, moerassen en graslanden De Nederlandse moerasgebieden zijn vermaard om hun kievit zomerse vogelrijkdom, met reigersoorten als roerdomp en purperreiger, lepelaar, diverse soorten rallen en allerlei rietzangvogels. Veel van deze typische moerasvogels hebben hun winterverblijf kleine zwaan in het zuiden. Maar roerdomp, waterral en baardmannetje bijvoorbeeld blijven in ons land, en zijn met wat geluk ook ’s winters langs de rietkraag te bewonderen. ’s Winters zijn de wat grotere moerasplassen vaak bevolkt met wintergasten als kuifeend, tafeleend, grote zaagbek en nonnetje. Deze soorten komen ook voor op de grotere meren als IJsselmeer en de randmeren. Daar overwinteren ook grote groepen toppereenden, wilde en kleine zwanen. Deze zwanen zoeken overdag hun voedsel op grote, open graslanden. Daar komen we ook diverse soorten ganzen en smienten tegen.
Arkemheen (8) is een uitgestrekt graslandgebied rond Nijkerk, en vermaard om de overwinterende kleine zwanen. Ook smienten zijn er in groten getale aanwezig. De wintermaanden bieden voorts kans op een slechtvalk, terwijl in het veld altijd wel ergens een buizerd is te ontdekken. Met indirecte dank aan Ir. Lely is Nederland via de Deltawerken een moerasgebied van internationale allure rijker: de Oostvaardersplassen (9) . Eind jaren zestig kregen de gemalen maar geen vat op dit stukje zuidelijk Flevoland. Toen vervolgens ook nog de maatschappelijke inzichten veranderden, ‘mocht’ dit zompige gebied zich verder natuurlijk ontwikkelen. Een zegen voor talloze broedvogelsoorten van moeras en plas, zoals roerdomp, lepelaar, bruine kiekendief, aalscholver en blauwborst. Opvallende verschijning is de grote zilverreiger, die hier zomer én winter is te bewonderen. Ook voor talloze niet-broedvogels is dit gebied inmiddels van internationale betekenis als rust-, rui- en/of overwinteringsgebied. In de trekmaand september is er kans op de visarend, terwijl de zeearend er vaste wintergast is. Blauwe kiekendief, buizerd en ruigpootbuizerd behoren eveneens tot de winterinventaris. Andere karakteristieke overwinteraars zijn kolgans, grauwe gans, wilde zwaan en diverse soorten eenden.
goudplevier (zomerkleed)
kolgans
smient
IJsselmeer Vanwege de uitgestrektheid en het unieke karakter behoort het IJsselmeer tot een min of meer aparte categorie. Voor talloze watervogels is het ’s zomers en ’s winters een belangrijk voedsel- en rustgebied. Dat geldt voor visetende vogels als aalscholver, zaagbek, fuut en diverse soorten sterns, maar ook voor vogels als tafeleend, brilduiker, kuifeend of toppereend. Vooral deze laatste drie eten driehoeksmosselen. In de nazomer wemelt het er van de vele rietvogels. Na de afsluiting van de Zuiderzee ontstonden langs de Friese IJsselmeerkust uitgestrekte moerasgebieden rond zandbanken. Bijzonder vogelrijk zijn onder meer de Makkumer- en Kooiwaard, Workumerwaard, Steile Bank en Mokkebank (10). Lepelaar, zwarte stern en reuzenstern zijn hier kenmerkende gasten in de nazomer, terwijl dan ook grote groepen futen en brilduikers er de rui doorbrengen. In de winter zien we hier onder andere smient, krakeend, tafeleend, kuifeend, toppereend en grote zaagbek.
De Randmeren (11) langs de Flevopolder zijn internationaal vermaard om de grote groepen kleine en wilde zwanen. Ze rusten op het water, en eten er van de wortelknolletjes van het fonteinkruid. Ook zien we hier ’s winters grote groepen eenden, waaronder krakeend, kuif- en tafeleend, nonnetjes en grote zaagbekken. Vogelrijke Randmeren zijn het Vossemeer, Drontermeer, Veluwemeer en Gooi- en Eemmeer.
Rivieren
Venen, vennen en natte heide
Globaal beschouwd is Nederland één grote delta. Rivieren als de Maas, Waal, Rijn, IJssel en Schelde doorsnijden ons landschap en maken er van grote hoogte bezien één grote lappendeken van. Vogelrijk zijn vooral de gebieden langs de rivier met moeras of ondergelopen uiterwaarden.
Venen, vennen en natte heidegebieden behoren tot de oerlandschappen van ons land. De natuurwaarde van deze gebieden wordt onder meer bepaald door de mate waarin ze via natuurlijke waterpeilen nat kunnen blijven. Veel gebieden leiden aan verdroging en verzuring.
De Gelderse poort (12) is een uitgestrekt gebied van ruim 6.000 ha groot rond de plek waar de Waal zich vertakt van de Rijn. In feite gaat het om allerlei interessante deelgebiedjes, zoals de Ooijpolder en de Millingerwaard. U krijgt hier een goede indruk van hoe ons rivierenlandschap er in de oertijd moet hebben uitgezien. Niet verwonderlijk vinden talloze soorten vogels hier een ideale plek om te broeden of te overwinteren. Zoals roerdomp en de in het najaar naar het zuiden trekkende zwarte stern. In september trekt de visarend er door. Maar ook ’s winters is er veel te beleven. Wilde zwaan, rietgans, kolgans, krakeend en nonnetje verblijven er dan in soms grote aantallen. De zeearend komt er vanuit het naburige Duitsland overwinteren. En met wat geluk ziet u langs de rietkraag een roerdomp die zich buigt naar een prooi.
grote bonte specht
Bos, heide en zandverstuivingen Vanaf het najaar wordt het stil op de heide. De meeste broedvogels zijn weggetrokken, en daar komen weinig wintergasten voor in de plaats. Talrijke soorten zangvogels en vinkachtigen trekken over de heide door, en daar zullen we het in deze periode vooral mee moeten doen. Een opvallende wintergast is de klapekster, een soort die bij ons als broedvogel is verdwenen.
staartmees
keep vink 씸
vink 웧
Nog niet eens zo heel lang geleden was de Peel één ongerept wetland, een hoogveengebied van zo’n 300 km2. Daarvan resteert nu nog ruim ééntiende, verdeeld over drie grotere veengebieden met wat kleinere snippers ertussenin. De drie grote wetlands zijn Mariapeel (1.060 ha), Deurnese Peel (1.500 ha) en Groote Peel (1.340 ha). De Peelgebieden (13) hebben een reputatie als pleisterplaats voor kraanvogels op trek. Tijdens de trektijd van deze vogels zijn de belangrijkste pleisterplaatsen echter afgesloten voor het publiek. Maar met wat geluk ziet u ze overvliegen of foerageren op het cultuurland rond deze gebieden. Overwinterende vogels die u hier kunt aantreffen zijn onder meer: buizerd, slechtvalk, taigarietgans, klapekster, wintertaling, kramsvogel en dodaars.
De Veluwe (14) is altijd een bezoek waard. Weliswaar is ook hier de winter minder vogelrijk dan in de zomer, maar door de kale takken heen ontdekken we wel wat sneller de grote bonte, groene of zwarte specht. Let bij naaldbomen vooral op de goudhaantjes, waarvan de Nederlandse populatie nu gezelschap heeft gekregen van overwinteraars uit Scandinavië. Bij beukenbomen is het beslist de moeite waard te letten op vinken. Vaak hebben ze nu gezelschap van kepen, die van Noord- en Midden-Europa onze kant opkomen. Net als de vink zijn ze verzot op de beukennootjes. Ook een familie staartmezen is altijd wel ergens actief.
Vliegen op vet Vogels zijn altijd in de weer, zomer en winter, lente en herfst. Het broedseizoen is nog maar net achter de rug, of voor veel soorten begint de voorbereiding al op de trek. Dat betekent vooral: goed eten. Vooral in het Waddengebied is dat nu goed te observeren. Een soort als de rosse grutto vliegt in twee etappes van Siberië naar de West-Afrikaanse kust. De Waddenzee is een onmisbare tussenstop. Ze hebben dan al zo’n 4.000 kilometer non-stop afgelegd op ongeveer 200 gram vet. In de Waddenzee moet dat weer worden bijgetankt, om vervolgens met een lichaamsgewicht van zo’n 400 gram de tweede sprong te wagen, ditmaal een slordige 5.000 kilometer.
rosse grutto
vet vetvrij weefsel maart
april
Bewerkt naar: Ecologische Atlas van de Nederlandse Wadvogels, 1999, pag. 106
ië tan ure Ma
dde nze e
Soorten trek
Wa
lichaamsgewicht (gram)
Vetverlies van de rosse grutto (웧) tijdens de reis Mauretanië - Waddenzee 475 450 425 400 375 350 325 300 275 250 225 200
mei
Winterbuizerd Grote kans dat een winterwaarneming van de buizerd geen Nederlands exemplaar betreft. Want duizenden buizerds uit Zweden, Denemarken en Duitsland brengen hier de winter door. Geduldig bezetten ze urenlang een paaltje in het veld, speurend naar iets eetbaars op de grond. Dat kan van alles zijn, want een buizerd is een alleseter.
Scandinavische en Nederlandse roodborsten
De voor- en najaarstrek van broedgebieden naar overwinteringsplekken noemen we seizoenstrek. Maar er zijn ook tal van andere ‘trekbewegingen’. De ruitrek bijvoorbeeld zien we onder andere bij eenden en futen. Na het broedseizoen trekken zij massaal naar voedselrijke, beschutte gebieden om te ruien. Een weer andere vorm is de zogenaamde deeltrek. Kieviten bijvoorbeeld blijven na het broedseizoen nog lang in onze streken, en volgen ’s winters heel slim de vorstgrens. Dan zijn er ook trekvogels die wij hier het hele jaar door zien. Toch gaat het daarbij lang niet altijd om dezelfde individuen. De roodborst bijvoorbeeld. Een deel van de Nederlandse broedpopulatie trekt ’s winters zuidwaarts, maar daar komen weer vogels uit het hoge noorden voor in de plaats. Of de buizerd, die bij ons broedvogel is en ’s winters gezelschap krijgt van duizenden soortgenoten uit het hoge noorden. Ook dat is deeltrek, of partiële trek. Een bijzonder trek tot slot zijn de zogenaamde invasies. Door kou en voedselgebrek uit Noord- en Oost-Europa verdreven vogels zoeken dan in sommige jaren hun heil westwaarts. Bekende ‘invasiegasten’ zijn pestvogel, notenkraker en kruisbek.
In het najaar trekken roodborsten uit Scandinavië massaal naar het zuiden en overwinteren tot in Spanje. De vogels uit Noord-Duitsland en Polen volgen een andere route en overwinteren in Groot-Brittannië. De Nederlandse winterpopulatie bestaat gedeeltelijk uit broedvogels die hier niet zijn weggetrokken, aangevuld met overwinteraars uit Scandinavië die Nederland zuidelijk genoeg vinden. buizerd
roodborst
Pestvogel Pestvogels bewonen de dichte taigabossen in Noord-Rusland en de bosrijke gebieden van Finland, Zweden en Noorwegen. Bessen vormen de winterkost. In een slecht bessenjaar trekken de pestvogels naar het zuiden en zuidwesten. Ze zijn dan bij ons als invasiegast te bewonderen in Gelderse roos, liguster en cotoneaster Soms zie je ze in geen jaren, en dan is er ineens weer een winter vol pestvogels. Vroeger wist men met dit onverwachte optreden geen raad. De vogel werd daardoor symbool van allerlei onheil. Zo sprak men in het oude Griekenland van vonkenvogel, omdat de rode vleugelveertjes brand zouden stichten. Ook zouden pestvogels voorbodes zijn van oorlog of uitbraak van de gevreesde builenpest. Nu weten we beter, en brengt een invasie pestvogels ons alleen nog maar in vervoering!
pestvogel
Wolken van spreeuwenvolken De spreeuwentrek is het fenomeen van grote getallen. De vogels uit Noord-, Oost- en Midden-Europa zijn volledig trekvogel en komen al in de zomer massaal onze richting uit. Zij overwinteren vooral in Zuid-Engeland en NoordwestFrankrijk. Van oktober tot december vindt er massale najaartrek over ons land plaats, en zien we imposante spreeuwenwolken. Langs de kust, de Afsluitdijk en de Randmeren kan stuwing optreden, waarbij in uitzonderlijk gevallen groepen van 200.000 vogels ontstaan! Tijdens de zomertrek verplaatsen zich zo’n 4 tot 5 miljoen spreeuwen over ons land. In het najaar zijn dat er rond de dertig miljoen!
spreeuwen
Lijsters uit het noorden Kramsvogels en koperwieken behoren tot de vaste wintergasten. De lijsters komen uit het noorden en doen zich hier tegoed aan allerlei bessen en fruit. Als dit op is, scharrelen ze op weilanden en grote grasvelden vaak in gemengde groepjes hun kostje bij elkaar. Vooral de kramsvogel kunt u met een rottende appel verleiden tot een bezoek koperwiek aan uw achtertuin!
Topprestaties De vogeltrek is één van de boeiendste natuurfenomenen. De grauwe vliegenvanger bijvoorbeeld overwintert op het zuidelijk halfrond, maar weet elk voorjaar weer opnieuw feilloos de ‘oude’ nestelplek terug te vinden. Dat is misschien wel wetenschappelijk te verklaren, maar blijft toch een wonder! De trek laat ook allerlei andere topprestaties zien. Een heen- en terugreis van de Noordse stern bedraagt zo’n 40.000 kilometer! Het is ook de soort die het meeste zonlicht ziet: tijdens ‘onze’ zomer zien we hem op het noordelijk deel van ons halfrond; wanneer wij de donkere dagen beleven, zwerft de stern boven het zomerse Antarctica. Ook het bij ons wat Deze uitgave werd mogelijk gemaakt algemener voorkomende visdiefje weet dankzij een bijdrage van het VSBfonds. van afstanden. Een in Finland geringde visdief werd teruggezien in Australië, op Het werk van Vogelbescherming meer dan 26.000 kilometer. Zwaluwen Nederland wordt ondersteund door de zijn eveneens reislustig, en vliegen in de Nationale Postcode Loterij. trektijd rustig zo’n 10.000 kilometer.
Vogelbescherming Nederland - Actief voor vogels en natuur Kieviten fladderen in groepjes voor de vorstgrens uit; boven de rietzoom wiegt een bruine kiekendief op de zwakke wind; bonte strandlopers zweven als een zilveren wolk boven de Waddenzee; in V-vorm vliegen de eerste ganzen ons land binnen. Vogels trekken altijd de aandacht! Als het aan Vogelbescherming Nederland en haar 125.000 leden ligt, blijven de vogels u in de vrije natuur fascineren. Tot in lengte van jaren. Trekvogels zijn niet aan grenzen gebonden; de bescherming van vogels is grenzeloos. Vogelbescherming Nederland is ook internationaal actief via BirdLife International, de wereldorganisatie voor vogels en natuur. Wilt u meer ons werk ook steunen? Kijk op www.vogelbescherming.nl
Postbus 925 • 3700 AX Zeist tel 030 693 77 00 www.vogelbescherming.nl e-mail:
[email protected]
Colofon Uitgave Vogelbescherming Nederland Tekst Paula Huigen Adviezen Ruud van Beusekom, Kees de Pater Vormgeving Edwin van de Laar Grafisch Ontwerpburo, Breda Illustraties Elwin van der Kolk Druk Drukkerij Onkenhout bv, Hilversum Fotografie Foto Natura: Philip Friskorn (pag 6, rosse grutto), Jan Sleurink (pag 5, ooievaar), Duncan Usher (pag 11, buizerd), Wim Weenink (pag 2, roodborst), Roger Wilmshurst (pag 12, koperwiek), Gert Jan Zoete (pag 5, boerenzwaluw) Hans Hut (omslag, lepelaar; omslag, goudplevieren; alle overige foto’s) Papier 170 gr houtvrij silk mc Oplage 15.000