Rein(e) onschuld Leny van der Ley
Men noemt mij dikwijls een sluwe vos. Dat beschouw ik als een compliment. En de vergelijking ligt voor de hand want mijn voornaam is Rein, voluit Reinaert. Boven de deur van mijn appartement, aan de dure kant van de Amsterdamse Brouwersgracht, heb ik een bordje laten ophangen met de naam Mauperthuus. Inderdaad, de naam van Reinaert’s geheime burcht. Er zijn momenten geweest dat het me stoorde dat mijn achternaam zoiets gewoons als ‘De Wit’ was, in plaats van het bij de voornaam passende Vos of De Vos. Een tijdje heb ik zelfs met de gedachte van een officiële naamsverandering gespeeld. Maar dat leek me een beetje goedkoop en ook wel wat doorzichtig; tenslotte ben ik als advocaat zeer gebaat met een onopvallende naam. Wat dat aangaat, heb ik gemerkt dat een kleurennaam even ‘kleur’loos is als Jansen, maar dat ‘wit’ een vleugje positiviteit meedraagt. Het zal wel een onbewuste associatie zijn met de blanke onschuld. Een andere belangrijke reden om mijn simpele naam te behouden, bestaat in mijn familieomstandigheden. Er zijn verscheidene bejaarde, geheel kinderloze suikertantes en -ooms in mijn verwantschap, en hoewel ik door een naamsverandering niet persé mijn erfgerechtigdheid verspeel, denk ik dat ik het de samenleving niet nodeloos moeilijk moet maken in het vinden van de juiste erfgenaam. Als ik mezelf moet portretteren, zou ik zonder valse bescheidenheid durven spreken van een jonge succesvolle advocaat, die bezig is ‘er te komen’. Natuurlijk ben ik nog te jong om al geheel arrivé te zijn; ik oefen pas enkele jaren praktijk uit. Maar ik ben vast van plan om arrivé te worden. Elke zaak bereid ik met de uiterste grondigheid voor, ik laat werkelijk niets aan het toeval over. Ook al ken ik sommige wetsartikelen en de bijbehorende jurisprudentie uit mijn hoofd, ik zal niet nalaten deze steeds opnieuw na te slaan. Tijdens pleidooien van collega’s neem ik de tijd om de zitting hebbende rechter te bestuderen. Diens houding en oogopslag, zijn taalgebruik, zijn lichaamstaal,
1
alsmede de motivatie van zijn uiteindelijke uitspraak. In veel gevallen ben ik al in staat gebleken om de uitspraak te voorspellen aan de hand van dergelijke observaties, en ik houd er in mijn pleidooien altijd rekening mee met wie ik te maken krijg. Sommige rechters houden van een hartige grap tussendoor; het brengt ze in een goede stemming ten aanzien van mijn pleidooi. Bij anderen moet ik een ander petje opzetten. Dat van de sociale bevlogenheid. Of dat van de geraffineerde zakenpleiter. Natuurlijk is de wet steeds het wapen waarmee ik scherm. Maar het hangt van de tegenstander af hoe men de degen hanteert, en welke tactiek de meest succesvolle is. Dat besef heeft me al heel wat gewonnen zaken opgeleverd, die oudere collega’s als ‘bij voorbaat verloren’ weigerden. Behalve aan mijn pleitnotities besteed ik ook veel aandacht aan mijn uiterlijke verschijning. Die mag volgens sommigen net zo onopvallend zijn als mijn naam, maar de scheiding in mijn sluike bruine haar is kaarsrecht, mijn kleding is bescheiden, proper en modern en mijn schoenen zijn blinkend gepoetst. Ik vind zelf dat ik er best mag wezen. Tot verbazing van veel andere mannen vinden vrouwen dat ook. Het kost me geen enkele moeite om vrouwelijk gezelschap te vinden voor welk maatschappelijk gebeuren dan ook. Maar sinds mijn afstuderen heb ik me nooit aan een heftiger verbintenis gewaagd dan die van tafelheer bij een advocatendiner, of danspartner bij het jaarlijkse galabal in de residentie. Tot voor kort, en ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik ooit van dat verstandige pad ben afgeweken.
Natuurlijk heb ik in mijn jongere jaren de nodige vriendinnetjes gehad. Maar dat was de vanzelfsprekende ‘spielerei’ van de jeugd. Het had weinig om het lijf. Het was een wederzijds ‘hello’ en ‘goodbye’ waar niemand slapeloze nachten van had. Althans, ik niet. Tegen het eind van mijn rechtenstudie was er wel Ankie; een studiegenootje met wie ik het goed kon vinden. Ze had een onnavolgbaar talent voor het rechtpraten van kromme redeneringen. Ik bewonderde en respecteerde haar. We schertsten wel eens dat het beter zou zijn als we nooit tegenover elkaar zouden komen te staan in de rechtszaal. Een tijd lang brachten we de nachten samen door, als dat zo uitkwam. Maar toen ze begon over ‘samen verder’ en ‘bij mij intrekken’ heb ik de relatie beëindigd. Meer snel dan tactvol, vrees ik, maar het doel was bereikt. Ankie verdween abrupt uit beeld.
2
Na de studie heb ik me jarenlang uitsluitend met mijn carrière bezig gehouden. Het lag dus in de lijn van dat streven, dat ik tien dagen geleden de uitnodiging aanvaardde voor een cocktailparty die was georganiseerd door de oudste vennoot van onze maatschap. Bryan White, die de leiding heeft van onze Engelse vestiging, was in het land op zoek naar jonge upstarts met internationale carrièredrift en ik was een van de mogelijke kandidaten. Opgetogen ging ik er heen. Onderweg repeteerde ik nog wat gevatte opmerkingen die ik terloops zou kunnen maken, over onze naamsverwantschap en over de namen van andere vennoten. Ik had enkele ‘one-liners’ en subtiele grappen in het Engels uit mijn hoofd geleerd, die ik achteloos te berde kon brengen. Het is de kunst om bij dergelijke gelegenheden op een onopvallende manier op te vallen.
Vreemd, hoe de zorgvuldigste plannen door een onvoorziene gebeurtenis kunnen worden doorkruist. Toen ik de grote zaal binnenkwam, waar de bijeenkomst nog niet door de stijve beginfase heen was, zag ik haar staan. Die eerste aanblik van dat wonderlijke wezentje was als een geruisloze donderslag. Ik stond op mijn benen te trillen zonder dat daar een redelijke aanleiding voor was. Mijn hemel, wat een mooi meisje! Ze stond onder een lamp. Het licht leek wel enkel op haar te
vallen.
Alsof
ze
op
een
baan
zonlicht
de
verkeerde
ruimte
was
binnengezweefd. Een verdwaalde engel. Overdreven woorden, maar ik weet werkelijk geen betere om de indruk te beschrijven die ze op mij maakte. De mensen om haar heen versmolten met de achtergrond. Afwezig sloot ik aan bij de rij, die naar goed vaderlands gebruik langs de eregast defileert. Ik schijn in mezelf te hebben gepraat, want verscheidene collega’s keken geïrriteerd om. Later zei een collega dat ik ‘gossamme wat een stuk!’ had gemompeld, maar dat lijkt me toch ongeloofwaardig. Dit soort ordinaire taal bezig ik nooit. De rij schoof traag door, totdat het mijn beurt was om de grote Bryan White de hand te reiken. Het had lang genoeg geduurd om mezelf tot de zakelijke orde te roepen. Ik concentreerde me op mijn doelstelling en drukte het visioen van daarnet weg uit mijn bewustzijn. Mr. van de Velde, die de leiding heeft van onze Nederlandse vestiging, stelde mij voor. ‘Dit is de jonge Rein de Wit waarover ik met je heb gesproken, amice,’ zei hij op zijn afgemeten toon. Zijn Engels klonk houterig.
3
‘Rain?’ zei de grote man vragend. Niet meteen beseffend wat hij bedoelde, knikte ik maar. ‘I, eh, we h-have a lot in common. Both b-bright White.’ In mijn beste Engels stotterde ik mijn eerste ‘running gag’ over onze gelijke achternamen. Ik had er zowaar succes mee. Bryan White barstte in lachen uit. Het ijs was meteen gebroken. We praatten wat over kleinigheden. Toen stelde hij mij voor aan het blonde meisje waardoor ik bij binnenkomst al zo betoverd was en die nu naast hem was komen staan. ‘Mijn dochter Sybil, Rain.’ Vraag me niet hoe het kwam, dat ik mijn verwarde zelf even later terugvond in een hoekje van de grote zaal, waar ik met deze verbijsterende schoonheid stond te praten. Ik weet niet meer waarover we spraken, maar ze lachte kirrend om enkele dingen die ik zei. Blijkbaar had mijn onderbewustzijn de leiding overgenomen en wat van die bekende vleierij opgedist waar vrouwen nu eenmaal gevoelig voor zijn. Na verloop van tijd kwam haar vader op ons toe. ‘Het wordt zoetjesaan tijd om je te verkleden, Sybil. Over een half uur is dit wel afgelopen en Mr. Vendevelde heeft ons voor het diner gevraagd.’ Het engelachtige wezen trok een lief pruillipje. Het stond haar heel goed. Met zulke lippen zou ik de hele dag pruilen. ‘O daddy, nu al? We stonden zo gezellig te babbelen!’ Bryan White knikte. Zijn glimlach werd wat minder breed. ‘Rain White zal je wel willen excuseren. Weet je trouwens wat je wordt als het vriest, chap? Snow White, hahahaha!’ Ik vond het niet bepaald een snedige grap, maar ik wist een glimlach en een buiging te forceren. ‘Geef je me je telefoonnummer?’ fluisterde zijn dochter haastig.
4
Ik had nog net de gelegenheid om haar een visitekaartje in de hand te drukken, voordat Sybil’s vader haar aan de arm meevoerde. Ze keek achterom. En ze lachte tegen me. De volgende dag gonsde het kantoor van de commentaren. Het was niet onopgemerkt gebleven dat ik als enige met de dochter van de Britse baas had staan praten. Verschillende collega’s hadden ook de opmerking van de grote man over ‘Sneeuwwitje’ gehoord. Haast tegen mijn wil hoorde ik hoe er over me werd gepraat. ‘Altijd gedacht dat Snowwhite een vrouw was. Werd ze niet door een prins wakker gekust?’ ginnegapte een secretaresse. ‘Jazeker,’ zei een vrouwelijke stagiaire daarop, ‘Door prins De Wit, op zijn helderwitte paard. Hij komt aanrijden en Snowwhite klautert uit de kist en kust hem tot leven! Niet gedacht dat dat mogelijk was. Die man is zo kil als een ijsberg. Petje af voor de jongedame. En een goeie vangst voor amice Rein. Echt wel bright!’ Een van mijn mannelijke collega’s, van wie ik niet zo ‘n hoge pet op heb, deed ook een duit in het zakje. ‘White met de Wit; wat een kleurloze combinatie!’ Gegiechel, een onbekende stem die iets onverstaanbaars antwoordde. Ik was niet van plan me in de conversatie te mengen. Alsof ik niets had gehoord haalde ik de dossiers waaraan ik wilde werken uit de archiefkluis. Maar van werken kwam die ochtend niet zo veel. Ik was me nog aan het concentreren op het voor mij liggende fusiedossier, toen de telefoon ging. ‘Miss Sn.., eh, White onder de knop,’ zei de telefoniste met een lachje in haar stem. ‘Dank u juffrouw Tineke,’ zei ik zo afgemeten mogelijk. De situatie hing me nu al de keel uit. Wat korzelig drukte ik de knop voor de buitenlijn in. ‘Met Rein de Wit.’ En meteen was de betovering van de dag tevoren er weer.
5
‘Mijn vader laat me de hele dag in de steek,’ zei die sensuele stem in mijn oor. In gedachten zag ik haar lippen opnieuw een pruilmondje maken. ‘Hij heeft het zo druk met al die besprekingen. Ga je me gezelschap houden en me iets van Amsterdam laten zien, Rain?’ Ik slikte. ‘Eh, ik zou dolgraag willen, Sybil, maar ik heb het nogal druk.’ Terwijl ik koortsachtig door mijn agenda bladerde om te zien of er wat te verschuiven viel, hoorde ik haar kwetterend lachen. ‘O Rain, wat ben je akelig serieus! Paps zou je maar al te dankbaar zijn als je me gezelschap hield.’ Die opmerking gaf me vleugels. Opeens wist ik precies hoe ik mijn afspraken moest herschikken. ‘Ik ben over een uur bij je,’ hakkelde ik. Na te hebben afgebeld roetsjte ik naar het secretariaat waar ik mijn agenda neergooide. ‘Alle afspraken afzeggen, Annette, voor deze hele week,’ zei ik gehaast. ‘Je moet morgen in Rotterdam pleiten. Die octrooizaak.’ ‘Die zou toch worden uitgesteld. Controleer dat even. Als ze er zelf over bellen, wat mij betreft niet voor volgende week woensdag.’ ‘En waar ga je met die dossiers naar toe?’ wilde ze weten terwijl ik alweer in de deuropening stond. ‘Die neem ik mee naar huis, voor vanavond.’ ‘Je weet dat dat verboden is,’ zei ze. Ze schoof het bekende groene papier over het bureau in mijn richting. ‘Ja, en een goede secretaresse vergeet dan om het kluisformulier in te leveren,’ snauwde ik terug.
6
Zonder antwoord af te wachten rende ik met een aktetas vol goede voornemens het pand uit. Vanaf dat moment begon er een en ander fout te gaan in mijn leven.
De verdere week was in een gouden waas gehuld. Alsof de zon voortdurend scheen. Weliswaar herinner ik me geen weersomstandigheden, maar die eerste middag sloeg op de Dam de wind onder haar chique parapluutje en scheurde het kapot, dus het zal hebben gewaaid en geregend. Ze keek zo beteuterd naar het restant van haar regenscherm dat ik haar meteen meetrok naar de Bijenkorf om een nieuwe uit te zoeken. Lieve kleine Sybil bleek een uitgesproken smaak te hebben. Ze wist heel precies welke ze prefereerde. Hij was zo duur dat ik toch even aarzelde. Ze zag het. ‘Ik betaal natuurlijk zelf,’ zei ze kordaat terwijl ze met haar vaders creditcard zwaaide. Dat was mijn eer te na. ‘Natuurlijk niet,’ pareerde ik met een glimlach, ‘want dan ga ik heel boos op je worden.’ Ik kreeg een big smile terug. Ze liet mij zonder verder protest betalen. Toen we naar de uitgang liepen, lispelde Sybil: ‘At home, bij ons, als een knappe man een cadeau geeft aan een vrouw, dan mag zij hem daarvoor bedanken met een kus.’ Daarmee verraste ze me compleet. Ik haalde zo diep adem dat ik een beetje licht in het hoofd werd. ‘O ja?’ mompelde ik onnozel. Al mijn gevatte antwoorden waren onvindbaar. Ze trok aan mijn mouw. ‘Sta eens stil, Rain. Ik wil je graag bedanken.’ Voordat ik het wist had ze een zachte kus op mijn wang gedrukt, vlakbij mijn lippen. Zo maar midden in die winkel. Dat plekje bleef nog heel lang nagloeien. Ik weet niet meer precies wat we de verdere middag hebben gedaan, maar 7
nadat ik haar bij het hotel had afgezet, wandelde ik op zwevende voeten naar huis. Dat grappige mooie wezentje … vond mij een knappe man!
Ze had me
bedankt met een kus. Ze had voortdurend gearmd met me gelopen en zich af en toe tegen me aan gedrukt. Zoals in de rondvaartboot, waar ze als vanzelf in de buiging van mijn arm gleed en zich met een vergenoegde glimlach tegen me aan nestelde.
Vijf
verrukkelijke
kwartieren
voelde
ik
haar
warmte
en
haar
bewegingen. We keken braaf naar links en naar rechts als er iets te zien viel, maar het enige wat ik bewust waarnam was het tere profiel, de blik uit die grote groene ogen, zo ondoorgrondelijk en mooi, de glimlach als van een elf, tegelijk schuw en speels, de tengere hand die naar iets wees. Ze genoot van de schoonheid van de oude stad en mijn geluksgevoel vermengde zich met trots. Mijn nuchter denkvermogen, mijn zakelijk overleg, het was zo compleet verdwenen dat het mij zelf verbaasde. Mijn hoofd was vol gelopen met dagdromen en romantische voorstellingen. Werk, carrière, het was er nog wel, ergens aan de horizon van mijn toekomst, maar ik had er even afstand van genomen. Niet als een bewuste wilsdaad. Het was me min of meer overkomen, en ik vond het niet eens erg! Ik wist inmiddels dat ze negentien jaar oud was, en pas onlangs haar kostschoolopleiding had afgerond. Ze wilde nu een jaar reizen en trekken, samen met twee vriendinnen, maar tegen dat plan had haar vader zich verzet. Ze was nog aan het nadenken wat ze in de eerstkomende jaren met haar leven zou gaan doen, had ze met een glimlach gezegd. Het leek haar niet erg hoog te zitten. Die eerste dag werd gevolgd door een reeks andere. We dwaalden door de oude binnenstad, die ik voor het eerst met ongehaaste ogen zag. We bezochten de mooiste plekjes, we lunchten, we winkelden. Gewoonlijk bracht ik haar vóór het diner naar het hotel zodat ze zich kon opfrissen, om haar een uur later weer af te halen. We aten in simpele bistro’s of in intieme restaurantjes, we bezochten theaters en discotheken en nachtclubs en het was meestal diep in de nacht als ik haar thuisbracht op haar logeeradres. Haar vader leek wel van de aardbodem te zijn verdwenen. Een week van zorgeloze verliefdheid. Toen kwam de nacht die we in mijn appartement doorbrachten. En zelfs het harde ochtendlicht bracht niet meteen ontnuchtering. Bij het ontbijt glimlachte ze anders dan voorheen. Bewuster. Wetender. ‘Ik wou dat je hier kon blijven,’ zei ik teder. 8
Ze keek met een ruk op van haar toast. Haar ogen knepen even samen, voordat ze zich opensperden. ‘Zou je dat willen?’ vroeg ze verrukt. ‘Ja, natuurlijk, ik zou het betreuren als je zomaar weer uit mijn leven verdween.’ Ze sprong op en stond met twee stappen naast me. Soepel gleed ze op mijn schoot. Ze sloeg haar armen om mijn hals en kuste me uitbundig. ‘Is dit een huwelijksaanzoek?’ zong haar stem in mijn oorschelp. Dat ging me in alle dolle verliefdheid toch iets te snel. ‘Nou,’ probeerde ik te temperen, ‘dat lijkt me wat voorbarig. We kennen elkaar net, en je bent nog zo jong; krap aan twintig. Straks ga je met je vader mee naar huis en dan zie je de dingen misschien wel heel anders.’ Ik had er aan willen toevoegen dat we met bellen en mailen contact konden houden; dat we in lange weekends en vakanties elkaar beter moesten leren kennen. Stap voor stap. Iets opbouwen, totdat we echt zeker wisten dat we niet anders dan samen door het leven wilden gaan. Dan zou ik haar vader pontificaal om haar hand gaan vragen. Maar zover kwam ik niet eens. Haar wenkbrauwen trokken samen tot een accolade van boosheid. Ze stond op, waardoor die warme plek op mijn bovenbenen snel afkoelde, en begon met driftige passen door de kamer heen en weer te lopen. ‘Paps is allang terug naar Londen. Wist je dat niet? Hij had het hier na drie dagen al bekeken. De enige die hij naar Engeland wilde halen was jij, maar toen je er aldoor met mij vandoor ging, vond hij dat nogal weinig serieus overkomen.’ Terwijl het besef dat ik mijn eigen glazen had ingegooid met de kracht van een mokerslag tussen mijn oren landde, stond Sybil me als een mokkende elf aan te kijken. Opeens glimlachte ze tegen me, en ondanks mijn gemengde gevoelens warmden lichaam en ziel met grote snelheid weer op. Haar charme had dezelfde uitwerking als steeds. Maar tot heftige daden kwam het niet meteen, want mijn onvoorspelbare geliefde had nog meer pijlen op haar boog.
9
‘Ik heb natuurlijk voor je gepleit, Rain. Ik voelde me echt schuldig naar jou toe. Paps zei gisteren nog aan de telefoon, dat hij zijn oordeel over je wilde herzien als het werkelijk iets serieus tussen ons werd. Hij vond dat ware liefde alles verontschuldigt.’ Ze maakte een triomfantelijk handgebaar. ‘Zie je niet hoe simpel het leven is, honey? Je hoeft alleen maar van me te houden, en dan gaan we zo snel mogelijk naar Engeland om te trouwen. Jij wordt door paps opgeleid tot associate en later tot partner benoemd. Als hij zich op den duur wil terugtrekken dan kun jij hem opvolgen. Een schoonzoon die de fakkel van hem overneemt, dat is waarop hij altijd heeft gehoopt. Je kostje is gekocht, dear. How about that?’
Ik denk dat zelfs mijn ouders mijn reactie niet zouden hebben ingeschat. Eerlijk gezegd was ik verbaasd over mezelf. Zo ambitieus om boven de middelmaat uit te stijgen en een succesverhaal van mijn leven te maken! Zo gedreven om te presteren! En nu ik door een jongedame met geheel eigen ambities in een situatie werd gelokt die je best als een ‘gespreid bedje’ mag omschrijven, spartelde ik tegen. Het was misschien iets te opgelegd, allemaal. Kleine blonde Sybil was bepaald minder dom dan ik haar had ingeschat. Of had het niets met intelligentie te maken en was dit gewoon vrouwelijk raffinement? Er flitste ook een vlaag van wantrouwen door me heen. Waarom deed zo ‘n mooi, jong meisje zoveel moeite om mij in de door haar gewenste richting te manipuleren? Ze hoefde waarachtig niet bang te zijn om over te schieten! Wat stak hier achter? Ik kuchte maar eens. Om mezelf een houding te geven begon ik de ontbijtboel op te ruimen. Sybil bleef met over elkaar geslagen armen staan kijken. Ik drukte haar het kaasschaaltje in de hand. ‘Kom, help eens een handje. Ik moet eerst even rustig nadenken over wat je hebt gezegd, lieverd.’ Ze zette het schaaltje hardhandig terug op tafel. Aan het doffe geluid hoorde ik de knak in het Chèvres porselein. Een erfstuk van mijn grootmoeder. Maar ik kreeg niet de tijd om daarover te treuren.
10
‘Zo. Dus jij denkt dat je me zomaar weer opzij kunt schuiven als dat jou beter uitkomt.’ De zachte stem had plaatsgemaakt voor een metalige ruzietoon. Sybil gaf me een stoomcursus Engels recht. In duidelijke taal hield ze me voor dat het delen van het bed in haar land als een common law marriage, als een officieus huwelijk werd gezien. In dat licht zouden mijn argeloze woorden van daarnet worden beschouwd als een huwelijksaanzoek. En, voegde ze er dreigend aan toe, daarvan terugkrabbelen is het verbreken van een huwelijkscontract, en dat is volgens Engels recht een economisch delict. Zou een proces wegens verbreking van trouwbelofte mijn Nederlandse of mijn internationale carrière veel goed doen? Paps zou het niets leuk vinden. Ze gaf het me maar in overweging ... Ze verdween naar de badkamer. Toen ze eindelijk terugkeerde, gekleed en opgemaakt, trok ze met driftige gebaren haar jas aan en meldde dat ze naar het hotel terug ging. Vierentwintig uur liet ze me tijd om te kiezen. Of ik kroop op mijn knieën naar haar toe, met een klassiek klein doosje in de hand, of ik zocht een betere advocaat dan ikzelf was, om me in zo ‘n proces wegens Verbreking Trouwbelofte bij te staan. De deur sloot met een klap.
Ik zakte terug op mijn stoel. Met een moedeloos gebaar veegde ik de helften van het kaasschaaltje opzij. Met mijn ellebogen op tafel en mijn versufte hoofd in de handen dacht ik na. Hoe kon zo ‘n krankzinnige situatie zo snel ontstaan? En wat moest ik doen? De wildste gedachten stormden door mijn hoofd. Zelf ontslag nemen. Direct gaan solliciteren. Het proces op me af laten komen en de zogenaamde trouwbelofte aanvechten. Uit het raam springen. Naar kantoor gaan en de boel kort en klein slaan. Of toch maar dociel aanvaarden wat het toeval me min of meer in de schoot had geworpen? Wat weerhield me van die laatste, en beslist gemakkelijkste oplossing? Ik legde mijn hoofd op mijn gekruiste armen op tafel en kreunde. Het innemende meisje waar ik zo compleet mijn hart aan had verloren, had zich binnen vierentwintig uur ontpopt tot een bazige vrouw van de wereld, die mij in de greep dacht te hebben. Waarom deze haast en dat doorduwen?
11
Plotseling schoot een vermoeden in mij omhoog. Misschien was ze wel zwanger van een ander, en probeerde ze dit mij nu in de schoenen te schuiven! Dat zou de onverwachte liefdesnacht en haar ongeduld en gesnauw ten volle verklaren. Ik verdeed veel tijd met het bedenken van andere logische mogelijkheden, maar nu ik deze inval eenmaal had gekregen liet de gedachte mij niet meer los. Ik kreunde nog maar eens. Het hielp niets, maar ik wist domweg niet wat ik anders kon doen. Vrouwen! Ik had er ook van weg moeten blijven, net zoals indertijd van Ankie...
Ankie! Als een reddende gedachte fladderde ze opeens mijn geheugen binnen. Als iemand mij uit deze penibele situatie kon redden dan was zij het wel. Laatst had ik haar naam onder een artikel in het blad Ars Aequi zien staan. Ik herinnerde me dat haar kantooradres erbij stond, ergens in de oude binnenstad. Ik rende naar mijn werkkamer en bladerde jachtig door de stapel tijdschriften. Ik hijgde bijna van opluchting toen ik het betreffende artikel vond. Ja, daar stond het. Mr. A. van der Wal. Ze had het inmiddels tot partner bij een kantoor van goede naam geschopt. Advocaten Van der Aa en Zijpestein en associés. Het adres was er ook naar. Een chique hoog nummer aan de Herengracht. Telefoonboek! Waar was ... ah! Natuurlijk. In de badkamer, naast de WC. Was het pas eergisteren dat ik tijdens het opzoeken van een nummer zo haastig naar die plek had moeten rennen? Alsof ik geen seconde te verliezen had sjeesde ik nu de gang door. Bovenop het handdoekenrekje lag inderdaad het onontbeerlijke naslagwerk. Terwijl ik terugliep bladerde ik al. Op de gezochte pagina werd mijn oog onmiddellijk getroffen door een potloodkring om een nummer. Merkwaardig, het was nu net dat ene nummer waarnaar ik op zoek was. Ik meende zeker te weten dat ik die cirkel er niet zelf omheen had gezet. Zonder er verder bij stil te staan toetste ik het nummer in. Een zoemtoon en daarna de telefoniste die mij doorverbond. Een ogenblik stilte, een krakend geluid. Dan: ‘Meester van der Wal.’ Haar stem was nog dezelfde van toen. Een donkere alt die paste bij haar bedachtzame, wat trage manier van spreken. In gedachten zag ik haar gezicht voor me, zoals ik het lange tijd had gekend. Sluik donkerbruin haar rond een smal gezichtsovaal. Rustige grijsblauwe ogen, een kleine mond onder een 12
klassieke rechte neus. Ze was beslist niet lelijk, daarvoor waren haar trekken te regelmatig. Toch zou niemand haar een schoonheid noemen. Daarvoor was ze te teruggetrokken, te onopvallend. Precies de redster die een kater in het nauw zich zou wensen. ‘Ankie!’ zei ik ademloos, ‘je spreekt met Rein de Wit. Zegt dat je nog iets?’ Een of twee seconden bleef het stil. Toen klonk een kuchje. ‘A-ach, Rein! Ja, ik herinner me je nog heel goed. Hoe is het met je?’ ‘Niet zo best, Ankie. Ik heb dringend juridische bijstand nodig. En snel ook. Wil jij me bijstaan?’ ‘Nou, dat is wel plotseling. Vertel me eerst eens wat er aan de hand is.’ Nerveus ratelde ik de hele situatie er uit. Die vierentwintig uren, waarvan er ondertussen al verscheidene waren verstreken, staken als een graat in mijn keel. Toen ik mijn verhaal had gedaan bleef het opnieuw even stil. ‘Een vos verliest wel zijn haren, zegt men, maar niet zijn streken. Jij verandert ook niets, Rein,’ zei die gevoileerde stem op vermaakte toon, ‘ik zou haast denken dat je van de wal in de sloot bent geraakt.’ Op een ander moment zou die woordspeling op haar eigen naam me hebben geamuseerd, maar nu stond mijn gevoel voor humor op stal. Ik had wel wat anders aan mijn hoofd dan grapjes. Haar laconieke houding ergerde me. ‘Wil je me in rechte vertegenwoordigen als deze zaak voor zou komen, en wil je me voor die tijd advies geven? Ik weet werkelijk niet wat ik hiermee aan moet,’ zei ik met evenveel irritatie als wanhoop. Ze kuchte opnieuw. Het leek haast wel alsof ze een lachje probeerde te onderdrukken. ‘Dat kan werkelijk niet, amice. De jongedame in kwestie heeft me vanochtend vroeg telefonisch gecontracteerd. Ik acht me aan die afspraak gebonden.’ Worstelend met mijn verbijstering, hakkelde ik: ‘Vertegenwoordig je háár in rechte? Dan had je me dat behoren te zeggen. Is dit jouw opvatting van
13
beroepsethiek? Dat je een tegenstander uithoort zonder je als wederpartij kenbaar te maken? Ik sta verbaasd over je, Ankie.’ Nu lachte ze hardop. ‘Maar ik héb je helemaal niet uitgehoord. Ik heb alleen gevraagd wat er aan de hand was. Toen je het probleem over mij uitstortte begreep ik wel de samenhang, maar ik kon er geen speld tussen krijgen.’ Ze zweeg even. ‘Beroepshalve kan ik je trouwens wel zeggen dat je er slecht voor staat, indien de jongedame de kwestie aanhangig maakt. Het Engelse recht houdt nog minder van contractbreuk dan het Nederlandse. Persoonlijk ben ik het daar mee eens. Als een man een vrouw zwanger maakt moet hij de gevolgen van zijn daad durven aanvaarden.’ Haar stem was nu als die van mijn vroegere schooljuffrouw geworden, die me bestraffend toesprak over een begane overtreding. Ik sputterde woedend tegen. ‘Ik heb haar niet zwanger gemaakt! Deze afgelopen nacht is de eerste en enige die ik met haar heb doorgebracht. Ik . . .’ Ze onderbrak me vakkundig. ‘Het lijkt me niet meer dan fatsoenlijk om je te waarschuwen, dat van alle telefoongesprekken hier op kantoor standaard een bandopname wordt gemaakt. Alles wat je zegt kan tegen je worden gebruikt en als rechtsgeldig bewijsstuk worden overgelegd.’ Even viel het aan beide kanten stil. Toen voegde advocaat van der Wal er met kille stem aan toe: ‘Je hebt nu al toegegeven dat je een nacht met haar hebt doorgebracht. Maak de situatie niet nog hopelozer voor jezelf. Je hangt gewoon, Rein. Ditmaal hang je.’ ‘Wat b-bedoel je in vredesnaam? Ditmaal! Ik heb nog nooit...’ Een klik, gevolgd door de in gesprek toon, gaf aan dat de verbinding was verbroken.
14
In snel groeiende wanhoop belde ik een andere collega. Herman van Kampenaer de Wencke was ook een jaargenoot van me. Ik had me altijd wat afzijdig gehouden van het kringetje om hem heen. Allemaal jonkheren en freules en andere afstammelingen van oude regentenfamilies; een select groepje dat neerkeek op mensen zoals ik. Nu scheen het mijn enigszins verwarde geest toe dat ik niet beter kon doen, dan een gevestigde oude naam in de strijd gooien. Opnieuw vertelde ik het hele verhaal. En ook hier vond ik weinig collegiaal medeleven. ‘Nou, beste kaerel, ik geloof dat je aardig in de nesten zit. Als het tot een proces komt dan is het Engelse recht van toepassing. Je maakt weinig kans. Je moest ook niet met minderjarige rijke Engelse meisjes stoeien. Die denken meestal niet aan de mogelijke gevolgen en voordat je het weet heb je stront aan de knikker. Heb je al wat van die vader gehoord? ’ ‘Nee. Mijn indruk is dat Sybil het in eerste instantie zonder pappie’s hulp wil oplossen. Maar dat ze Ankie van der Wal tegen me inzet maakt het niet gemakkelijker. Herinner je je Ankie nog?’ ‘Jazeker. Briljante meid. Sterpleiter van Zijpestein en consorten. Haar pleitredes zijn juweeltjes van redeneerkunst. Pech voor haar dat ze indertijd met dat kind is blijven zitten. We hebben het er onder elkaar nog vaak over gehad, dat jullie niet getrouwd zijn toen je haar met dat probleempje had opgescheept. Sommigen namen jou dat ook erg kwalijk; dat zul je wel hebben gemerkt neem ik aan. Maar dat zijn mijn zaken niet.’ Terwijl die bekakte stem voortneuzelde hapte ik naar adem. Alsof ik nog niet genoeg aan mijn hoofd had! Aan alle kanten werden me vandaag kinderen en zwangerschappen in de schoenen geschoven. Het was te belachelijk voor woorden. Maar nu moest ik toch echt mijn hoofd bij het gesprek houden. ‘Als je er op staat dan treed ik voor je in rechte, natuurlijk. Maar onder ons gezegd, amice, in deze kwestie en met die tegenstander… we gaan voor ons verlies. Ik adviseer je in gemoede om onderhands te schikken, voordat het voorkomt. Waarom trouw je dat kind niet, in hemelsnaam? Het leeftijdsverschil is niet zo groot dat dat een bezwaar hoeft te zijn. Dan zijn alle sores van de baan.’
15
‘Omdat ik ervoor pas om met andermans kind opgescheept te worden, Herman! Dat moet iedereen toch kunnen begrijpen.’ ‘Beschik je over voldoende middelen om een eventuele schadevergoeding op te hoesten? Ja kaerel, ik weet natuurlijk nog wel dat je niet uit een rijk nest komt.’ ‘Ik verdien zeer behoorlijk! Ik heb in de afgelopen jaren een redelijk vermogen opgebouwd.’ ‘Nou, ga er maar van uit dat er niet veel van zal overblijven. Maar dat is jouw keus. Arm en vrij, of rijk en gebonden. Zolang je voldoende overhoudt om mijn honorarium te betalen zeg ik daar niets over. Maar zeg, weet je wat, slaap er nog eens een nachtje over. Zonder gezelschap, zou ik adviseren. Hahaha. Ik hoor morgen van je.’ Nadat we hadden afgebeld zakte ik terug in richtingloos gepeins. Ik staarde naar het telefoonboek dat nog opengeslagen lag op de gezochte bladzijde. Het drong tot me door dat Sybil waarschijnlijk gewoon de bovenste naam had gepakt. Onder het hoofd ‘Advocaten’ stond van der Aa & Zijpestein als eerste vermeld. Toeval! Nou, de voorzienigheid had haar keus niet beroerder kunnen maken. Dat ze nu juist bij Ankie moest neerstrijken. Ankie die met een buitenechtelijk kind was blijven zitten dat ze blijkbaar aan mij toeschreef. Die zou nu dat jonge meisje gaan verdedigen dat mij hetzelfde in de maag probeerde te splitsen! Haar gefrustreerde wrok zou maken dat ze tot de bodem zou gaan om me te vernederen. Wat kon ik daar in vredesnaam tegenin brengen? Ik had geen enkel wapen. Mijn gedachten schoten alle kanten op. Ik dacht aan mijn ouders, aan de collega’s van kantoor. Had ik daar nog een toekomst? En als ik oneervol zou worden ontslagen, wat natuurlijk zou gebeuren als ik niet meewerkte, had ik dan nog wel ergens een carrièrekans? Had ik werkelijk een andere keus dan degene die mij door die boze blonde elf was opgedrongen? Ik ijsbeerde heen en weer. Terwijl de directe toekomst me steeds meer begon te benauwen, besefte ik dat mijn verliefdheid met een klap was vernietigd. Net als oma’s kaasschaaltje. Er was een bijna fysieke afkeer voor in de plaats gekomen. Ik moest er niet aan denken om een leven lang geketend te zijn aan iemand als Sybil. Altijd weerloos slachtoffer van haar streken en van haar onberekenbare humeur. En er nooit vol tegenin kunnen gaan, want dan kreeg ik het in de
16
werksfeer op mijn brood van pappie. Sybil was net iemand om haar vader voor haar karretje te spannen. Dus …. Wat te doen? Was er dan geen enkele ontsnapping mogelijk? Reinaert de vos gevangen in een wurgfuik, zonder uitweg? -Nu ik tot zover ben gekomen met het overzien van mijn situatie, krijg ik plotseling een inval. Opgewonden door de nieuwe gedachte begin ik opnieuw te ijsberen. Ik wik en weeg en word steeds opgewekter bij het vooruitzicht van dit alternatief. Mógelijk alternatief, houd ik mezelf haastig voor. Ik weet immers nog niet of het een kans van slagen heeft. Ik pak de telefoon en toets het nummer in. Ongeduldig wacht ik tot de verbinding opnieuw tot stand is gekomen. Voor de tweede maal die dag hoor ik haar stem. ‘Waarom heb je me indertijd niet laten weten dat je zwanger was, Ankie?’ val ik met de deur in huis. Ik hoor hoe ze verschrikt haar adem binnenzuigt. Het blijft even stil. ‘Waarom wel, Rein?’ antwoordt ze dan kalm, ‘Je wilde niet samen met mij verder. Had een kind je dan tegen je wil moeten vasthouden?’ ‘Je had me tenminste de kans kunnen geven om de verantwoordelijkheid te aanvaarden. Zoals je net terecht zei dat een man behoort te doen. Maar nu ik het weet … is het te laat om mijn leven te beteren?’ Gespannen wacht ik op haar reactie. Zal Ankie me nu de oplossing van mijn probleem gaan aanreiken? Mijn gedachten vliegen ver vooruit. Van der Aa en Zijpestein is een goed kantoor om voor te werken. En met Ankie naast me in plaats van tegenover me, verliest een Engels proces meteen zijn dreiging. Mijn vage gedachte over het onbekende kind wordt onderbroken door haar stem. ‘Mag ik vragen wat je daarmee precies bedoelt, Rein?’ ‘De vader van je kind vraagt nederig om naast je te mogen staan als levensgezel, en om samen dat kind een ouderlijk huis te geven. Wil je met me trouwen, Ankie?’
17
Dat is natuurlijk zwaar aangezet. Vrouwen houden nu eenmaal van dit soort stadhuistaal. Maar er komt niet meteen een antwoord. De hoorn ademt zwaar. In mijn ongeduld voeg ik er hakkelend aan toe: ‘Natuurlijk hoor ik je dit in persoon te vragen, op mijn knieën en met een ring in een doosje in de hand. Nu overval ik je er mee. Wanneer mag ik naar je toe komen voor een antwoord?’
Met een hartgrondige zucht van opluchting leg ik even later de telefoon neer. Ankie houdt de huwelijksboot nog even af, maar ze heeft positief geantwoord op mijn aandringen om haar en het kind te mogen bezoeken. Het is een zoon, die ze Reinier heeft genoemd. Hij wordt over twee maanden zes jaar. Ik heb haar gevraagd of ik me als vader mag presenteren maar dat heeft ze met kalme nadruk afgewimpeld. ‘Eerst maar eens kennismaken, Rein. Je zult bij het begin moeten beginnen. Als het je tenminste werkelijk ernst is.’ Dat is volgens mij zoveel als een toezegging dat ze, laten we zeggen, niet onwelwillend tegenover mijn aanzoek staat. Ik denk dat mijn grootste probleem daarmee is opgelost. De vos is uit de klem bevrijd. Als ze mijn vaderrol accepteert dan is het immers in haar eigen belang en in dat van het kind, om grote druk op Sybil uit te oefenen om geen aanklacht in te dienen. Een internationale carrière op dat kantoor zit er weliswaar niet meer in, maar voorlopig zal ik mijn oude functie kunnen aanhouden. Te zijner tijd kan ik overstappen naar Van der Aa. Als ik toch aan een vrouw-met-kind moet blijven hangen, dan bij voorkeur aan iemand uit mijn eigen land, die een studiegenote en collega is, met een kind dat van mij is. Waarschijnlijk. Ze heeft hem Reinier genoemd. Naar haar grootvader, zei ze. Ook die naam laat zich afkorten tot Rein. Toeval? Of een aardige vondst?
Ik begin al enigszins te wennen aan het idee om met Ankie en het kind een private sociale eenheid te vormen. Toch wel raar, om opeens als vader door het leven te gaan. En als echtgenoot. Of kan een sluwe vos zich ook uit die tweede
18
klem loswurmen? Nadenkend staar ik uit het raam van mijn eigen Mauperthuus. Ik moet een aankoop in edel metaal gaan verrichten. En ook iets aardigs meenemen voor een onbekende jongen van zes. Geen idee, waar kleine jongens tegenwoordig blij mee zijn. Ondertussen kan het geen kwaad om nieuwe vluchtwegen te ontwerpen. Al is het maar als denkoefening…
Gebruiksvoorwaarden Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding, openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.
19