Versie april 2011
Reglement voor pensioenregeling IV van Stichting CRH Pensioenfonds Voor deelnemers in dienst op 31 december 2006 en geboren vóór 1 januari 1950 en voor zover in dienst bij Struyk-Verwo Groep B.V., Dycore B.V. of Heembeton B.V.
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Inhoud Artikel 1 - Omschrijving ......................................................................................................1 Artikel 2 - Deelnemerschap .................................................................................................5 Artikel 3 - Financiering van de pensioenen .........................................................................5 Artikel 4 - Vermindering van opbouw en aanspraken .........................................................6 Artikel 5 - Pensioenen ..........................................................................................................7 Artikel 6 - Deelnemersjaren .................................................................................................8 Artikel 7 - Salaris .................................................................................................................8 Artikel 8 - Vaste gegevens ...................................................................................................9 Artikel 9 - Pensioen voor deeltijdwerkers .........................................................................10 Artikel 10 - Afkoop ............................................................................................................11 Artikel 11 - Waardeoverdracht ..........................................................................................11 Artikel 12 - Verzekeringsmaatschappijen ..........................................................................11 Artikel 13 - Uitbetaling van de pensioenen .......................................................................12 Artikel 14 - Omzetting pensioenen ....................................................................................12 Artikel 14a - Ruil nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen ............................13 Artikel 15 - Herschikking van het ouderdomspensioen .....................................................14 Artikel 16 - Ingang pensioenen ..........................................................................................15 Artikel 17 - Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum.......................16 Artikel 18 - Scheiding ........................................................................................................16 Artikel 19 - Toeslagen .......................................................................................................18 Artikel 20 - Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken .........................................18 Artikel 21 - Verplichtingen van rechthebbenden ...............................................................19 Artikel 22 - Uitgesloten risico's .........................................................................................19 Artikel 23 - Onvoorziene gevallen .....................................................................................19 Artikel 24 - Fiscale maximering ........................................................................................20 Artikel 25 - Wijziging van deze pensioenregeling ............................................................22 Artikel 26 - Informatieverstrekking ...................................................................................22 Artikel 27 - Overgangsbepalingen .....................................................................................23 Artikel 28 - Overgangsbepaling voor deelnemers VUT- regeling.....................................24 Artikel 29 - Inwerkingtreding ............................................................................................24
i
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Module basispensioen ........................................................................................................25 Artikel 1 - Ouderdomspensioen ..................................................................................25 Module overlijdensdekking ...............................................................................................26 Artikel 1 - Nabestaandenpensioen ..............................................................................26 Artikel 2 - Tijdelijk nabestaandenpensioen ................................................................26 Artikel 3 - Bijzonder nabestaandenpensioen ..............................................................26 Artikel 4 - Wezenpensioen .........................................................................................27 Module arbeidsongeschiktheid ..........................................................................................28 Artikel 1 - Arbeidsongeschiktheid ..............................................................................28 Artikel 2 - Premievrijstelling ......................................................................................28 Bijlage: Omzetting van pensioen .......................................................................................30 Artikel 1- Omzetting van pensioen .............................................................................30
ii
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Artikel 1 - Omschrijving In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: fonds
: de "Stichting CRH Pensioenfonds" te Rijswijk;
bestuur
: het bestuur van het fonds;
werkgever
: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CRH Nederland B.V., gevestigd te Rijswijk, en de door haar aangewezen gelieerde ondernemingen voor wie met het fonds een uitvoeringsovereenkomst is gesloten uit hoofde van dit pensioenreglement;
directie
: de directie van CRH Nederland B.V.;
werknemer
: degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610BW aan de werkgever is verbonden;
pensioengerechtigde
: degene die recht heeft op een pensioenuitkering van het fonds;
aanspraakgerechtigde
: de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
deelnemer
: de werknemer, die ingevolge artikel 2 deelneemt aan deze pensioenregeling;
gewezen deelnemer
: degene wiens deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering is geëindigd en die nog aanspraken jegens het fonds kan doen gelden;
gepensioneerde
: de persoon die recht heeft op een uitkering van ouderdomspensioen van het fonds;
partner
: a. de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd, krachtens een huwelijk dat is aangegaan vóór de pensioendatum; b. de man of vrouw die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a BW, krachtens een geregistreerd partnerschap dat tot stand is gekomen vóór de pensioendatum;
1
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
c. de ongehuwde man of vrouw, niet zijnde de geregistreerde partner en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract een gezamenlijke huishouding voert, mits de gezamenlijke huishouding tot stand is gekomen vóór de standaard pensioendatum; Waar in dit pensioenreglement verder gezamenlijke huishouding wordt vermeld, wordt bedoeld de duurzame gezamenlijke huishouding van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en de partner met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden; ex-partner
: a. de man of vrouw van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; b. de man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een huwelijk; c. de man of vrouw van wie de gezamenlijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door overlijden dan wel het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond; d. uitsluitend voor het recht op verevening van pensioenen bij scheiding: de man of vrouw die gescheiden is van tafel en bed van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
nabestaande
: partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
: het kind dat op het tijdstip van overlijden van de deelnemer voldoet aan het gestelde van artikel 4 van de module "Overlijdensdekking";
wees
partnerrelatie
: een huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding;
scheiding
: echtscheiding en scheiding van tafel en bed; 2
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
beëindiging van het : beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders geregistreerd partnerschap dan door de dood of vermissing of omzetting in een huwelijk; scheidingsdatum
: a. de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; b. de datum waarop de beschikking van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; c. de datum waarop de rechtelijke uitspraak na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; d. de datum waarop de gezamenlijke verklaring na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; e. de datum waarop de partners die een gezamenlijke huishouding voerden, hun gezamenlijke huishouding hebben beëindigd;
kind
: a. het kind met wie de deelnemer als vader of moeder, in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, in familierechtelijke betrekking staat; b. de stief- of pleegkinderen, die tot het huishouden van de deelnemer behoren en tot diens overlijden als eigen kinderen werden onderhouden en opgevoed;
dienstbetrekking
: de dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek;
arbeidstijd
: de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidstijd;
deeltijdwerker
: de deelnemer voor wie de arbeidstijd minder bedraagt dan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking;
deeltijdfactor
: de breuk waarvan de teller gelijk is aan de overeengekomen gedeeltelijke arbeidstijd van de deeltijdwerker en de noemer gelijk is aan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking;
peildatum
: de eerste dag van januari van ieder jaar; 3
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
standaard pensioendatum
: de eerste dag van de maand waarin de 65e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt;
pensioendatum
: de standaard pensioendatum of de datum die de (gewezen) deelnemer, met inachtneming van het bepaalde in dit reglement, heeft gekozen als ingangsdatum van het ouderdomspensioen;
arbeidsongeschiktheid
: arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen;
CBS
: het Centraal Bureau voor de Statistiek;
prijsindexcijfer
: het in het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie, reeks alle huishoudens afgeleid. Per 1 januari van enig jaar geldt het als zodanig op of laatstelijk voor de 31ste december van het voorgaande jaar gepubliceerde prijsindexcijfer over de maand oktober daaraan voorafgaand;
loonindexcijfer
: het laatstelijk voor 31 december in het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde indexcijfer voor CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, totaal, over de maand oktober;
bedrijfstakpensioenfonds
: een in de bedrijfstak werkend pensioenfonds, waaraan de deelname wettelijk verplicht is gesteld;
verzekeraar
: een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
de PW
de Pensioenwet
DNB
De Nederlandsche Bank
WW
: Werkloosheidswet;
AOW
: Algemene Ouderdomswet;
Wajong
: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
WIA
: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
4
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Artikel 2 - Deelnemerschap 1.
Deelnemer in de zin van het reglement is de werknemer die op 31 december 2006 in dienst is en geboren is vóór 1 januari 1950, met uitzondering van die werknemer die uitsluitend bij enig bedrijfstakpensioenfonds is ondergebracht. De werkgever meldt de betreffende werknemer bij het fonds aan.
2.
Het bestuur is bevoegd om ook anderen dan de in lid 1 genoemde werknemers als deelnemer op te nemen.
3.
Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan de voorwaarden voor opneming in deze regeling voldoet, maar niet eerder dan op 1 januari 2007.
4.
Het deelnemerschap eindigt: a. op de datum van overlijden van de deelnemer; b. op de pensioendatum, doch uiterlijk op de standaard pensioendatum; c. op de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan door overlijden of het bereiken van de onder b genoemde datum, tenzij het deelnemerschap overeenkomstig de module "Arbeidsongeschiktheid" wordt voortgezet; d. in het geval de onderneming, waarbij de deelnemer in dienst is, ophoudt gelieerde onderneming te zijn, zonder dat de desbetreffende deelnemer in dienst treedt van de werkgever of een andere gelieerde onderneming.
5.
Het bestuur is bevoegd om te bepalen dat het deelnemerschap niet eindigt, mits de werkgever daarmee instemt. Een besluit, als in de vorige volzin bedoeld, kan slechts worden genomen indien de belangen van de overige deelnemers daardoor niet worden geschaad. Het bestuur kan aan het voortzetten van het deelnemerschap nadere voorwaarden stellen. Het deelnemerschap kan niet langer worden voortgezet dan de maximale termijn die op grond van de PW mogelijk is.
Artikel 3 - Financiering van de pensioenen 1.
De deelnemer en de werkgever zijn een vaste bijdrage verschuldigd in de kosten verbonden aan de pensioenregeling.
2.
De in enig kalenderjaar door de deelnemer verschuldigde vaste bijdrage is gelijk aan: 4,3% van de pensioengrondslag voor het ouderdomspensioen voorzover deze niet meer bedraagt dan € 5.703 (niveau 2011), en 8,0% van de pensioengrondslag voor het ouderdomspensioen voor zover deze meer bedraagt dan € 5.703 (niveau 2011). Deze bijdrage wordt ingehouden in periodieke termijnen door de werkgever.
5
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
3.
Het bedrag van € 5.703 (niveau 2011) zoals genoemd in het vorige lid wordt jaarlijks op 1 januari aangepast met een percentage dat gelijk is aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer.
4.
De vaste werkgeversbijdrage zal in enig jaar 23,3% bedragen van de som van de voor het betrokken jaar vastgestelde pensioengrondslagen van alle deelnemers conform de berekening van het ouderdomspensioen, indien van toepassing, rekening houdend met gedeeltelijke arbeidsduur.
5.
De ingevolge deze pensioenregeling te verkrijgen pensioenaanspraken worden gefinancierd uit de bijdragen die door de werkgever en de deelnemers ter beschikking worden gesteld en door de in het fonds aanwezige middelen.
6.
De financiering van de pensioenen geschiedt zodanig, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 dat de aan de verstreken deelnemerstijd toe te rekenen pensioenaanspraken steeds volledig zijn gefinancierd.
7.
Het levenslang nabestaandenpensioen, het tijdelijk nabestaandenpensioen en het tijdelijk wezenpensioen van een deelnemer en de premievrije voortzetting van de pensioenaanspraken bij arbeidsongeschiktheid worden op risicobasis gedekt.
8.
De bijdragen zoals bedoeld in dit artikel worden achtereenvolgens aangewend voor: a. financiering van de pensioenuitvoerings- en administratiekosten; b. financiering van de risicopremies ter dekking van de aanspraken zoals omschreven in lid 7 van dit artikel; c. financiering van de in enig kalenderjaar op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen; d. het vormen van door de wet en/of toezichthouder voorgeschreven reserves.
9.
Met het voldoen van de jaarlijkse bijdragen aan het fonds zoals omschreven in dit artikel heeft de werkgever aan al zijn financiële verplichtingen uit hoofde van dit pensioenreglement jegens het fonds voldaan.
Artikel 4 - Vermindering van opbouw en aanspraken 1.
De uit dit pensioenreglement voortvloeiende nog niet opgebouwde pensioenaanspraken zullen naar evenredigheid van het tekort door reglementswijziging worden verminderd indien de werkgever ingeval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, mocht besluiten zijn bijdrage in de kosten van deze pensioenregeling te verminderen of geheel te beëindigen. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot het in de eerste volzin genoemde zal dit door de werkgever onverwijld schriftelijk worden meegedeeld aan het bestuur alsmede aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.
6
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
2.
Indien de, in enig kalenderjaar, op te bouwen aanspraak op ouderdomspensioen niet gefinancierd kan worden uit de bijdragen, wordt de toe te kennen aanspraak zodanig vastgesteld dat de omvang van de dan verlaagde aanspraak gefinancierd kan worden met de ontvangen bijdrage. In dat geval wordt de opbouw van ouderdomspensioen verlaagd.
3.
In het geval de financiële middelen van het fonds inclusief de totale jaarlijkse bijdragen nadat korting op de toekomstige opbouw (zoals omschreven in de leden 1 en 2 van dit artikel) heeft plaatsgevonden onvoldoende blijken om de reeds toegekende pensioenaanspraken te dekken dan zal het bestuur overgaan tot vermindering van deze aanspraken en indien nodig de op risicobasis verzekerde pensioenen.
4.
Vermindering van de aanspraken vindt alleen plaats indien: a. De technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de PW; b. Het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder a. genoemde dekkingsgraad te herstellen, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever evenredig worden geschaad; en c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan artikel 131 van de PW.
5.
De vermindering, bedoeld in lid 4, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en DNB hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
6.
Wanneer het fonds voornemens is over te gaan tot het in de leden 2 en 3 genoemde zal dit door het fonds onverwijld schriftelijk worden medegedeeld aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen alsmede aan de werkgever.
Artikel 5 - Pensioenen 1.
Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap recht op: a. een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer; b. een levenslang nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer en eventueel de gewezen deelnemer en de gepensioneerde; c. een tijdelijk nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner jonger dan 65 jaar van de deelnemer en de gepensioneerde; d. een tijdelijk wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer en eventueel de gewezen deelnemer en de gepensioneerde. 7
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
2.
De hoogte van de toe te kennen pensioenaanspraken kan niet neerwaarts worden aangepast, behalve als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4.
3.
Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de PW.
Artikel 6 - Deelnemersjaren 1.
Als deelnemersjaren tellen mee alle tot aan de standaard pensioendatum als deelnemer krachtens ononderbroken arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren vanaf de datum van opneming in de pensioenregeling doch na 1 januari 2007. Het aantal deelnemersjaren kan niet meer bedragen dan 44 jaar.
2.
Het aantal deelnemersjaren wordt bepaald in maanden nauwkeurig. Hierbij zal een tijdvak van 15 dagen of minder worden verwaarloosd en een tijdvak van 16 dagen of meer voor een volle maand worden gerekend.
3.
Aan de deelnemer kunnen extra deelnemersjaren worden toegekend, dit met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarbij behorende besluiten.
4.
Het bestuur registreert de deelnemersjaren van de deelnemers.
5.
Gedurende een periode van tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de gewezen deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit nabestaandenpensioen uitgaat boven het nabestaandenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit nabestaandenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
6.
De gewezen deelnemer die na beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering uit hoofde van de WW of een werkloosheidsuitkering van zijn woonland, behoudt gedurende de periode dat hij deze uitkering ontvangt aanspraak op de module overlijdensdekking. De hoogte van het nabestaandenpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen, onder aftrek van het nabestaandenpensioen op grond van artikel 14, lid 1, en het bijzonder nabestaandenpensioen op grond van artikel 18.
Artikel 7 - Salaris 1.
Het salaris is gelijk aan het vaste jaarsalaris inclusief vakantietoeslag, vermeerderd met de vaste eindejaarsuitkering indien de werkgever besloten heeft deze op te nemen in het salaris. 8
Stichting CRH Pensioenfonds
2.
Pensioenreglement IV versie april 2011
Het salaris van een deelnemer voor wie de pensioenopbouw geheel dan wel gedeeltelijk wordt voortgezet volgens de in de module "Arbeidsongeschiktheid" omschreven bepalingen is bij arbeidsongeschikt onder de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) gelijk aan het salaris dat werd uitgekeerd voordat hij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt werd; bij arbeidsongeschiktheid onder de WIA gelijk aan het salaris dat werd uitgekeerd in het jaar voorafgaand aan het eerste ziektejaar, aangepast aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer tot aan het moment van ingang van de WIA-uitkering. Het in dit lid bedoelde salaris wordt vanaf ingang van de WAO- of WIA-uitkering elk jaar per de peildatum aangepast aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer voorzover de middelen van het fonds dit mogelijk maken, dit met in achtneming van het bepaalde in artikel 19. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer wordt bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid de pensioengrondslag vastgesteld conform het bepaalde in artikel 8. De grondslag is bij arbeidsongeschiktheid onder de WAO gelijk aan 100% van de pensioengrondslag; bij arbeidsongeschiktheid onder de WIA gelijk aan 100% van de pensioengrondslag. Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer zal met betrekking tot de pensioenopbouw over het arbeidsgeschikte deel het in lid 1 van dit artikel vastgestelde salaris in aanmerking worden genomen.
3.
Voor de toepassing van het bepaalde in dit reglement wordt per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens op iedere peildatum het salaris van de deelnemer vastgesteld, voor het laatst op de peildatum onmiddellijk voorafgaande aan de pensioendatum.
Artikel 8 - Vaste gegevens 1.
De franchise is het deel van het salaris dat bij de bepaling van de pensioenaanspraken niet in aanmerking wordt genomen.
2.
De franchise voor de berekening van het ouderdomspensioen bedraagt per 1 januari 2011 € 19.894 en wordt op iedere peildatum aangepast met een percentage dat gelijk is aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer. De franchise voor de berekening van het nabestaandenpensioen en wezenpensioen bedraagt per 1 januari 2011 € 18.828 en wordt op iedere peildatum aangepast met een percentage dat gelijk is aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer.
9
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Voor deelnemers die deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds is de franchise gelijk aan het bij het betreffende bedrijfstakpensioenfonds van toepassing zijnde maximum salaris waarboven geen pensioenopbouw plaatsvindt bij het bedrijfstakpensioenfonds. 3.
De pensioengrondslag is gelijk aan het salaris minus de franchise en wordt op een veelvoud van € 1 afgerond. De pensioengrondslag van de deelnemer wordt vastgesteld bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens op iedere peildatum. Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging zijn opgebouwd. De pensioengrondslag voor het ouderdomspension is per 1 januari 2011 ten minste gelijk aan een minimumgrondslag van € 4.645. De minimumgrondslag wordt op iedere peildatum aangepast met een percentage dat gelijk is aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer.
Artikel 9 - Pensioen voor deeltijdwerkers 1.
Voor een deeltijdwerker wordt voor de vaststelling van de pensioengrondslag het salaris herrekend naar het pensioensalaris dat bij de volledige arbeidstijd zou hebben gegolden.
2.
Voor iedere deeltijdwerker wordt een deeltijdfactor vastgesteld. Deze factor wordt bepaald als zijnde de breuk waarvan de teller gelijk is aan de overeengekomen gedeeltelijke arbeidstijd en de noemer gelijk is aan de arbeidstijd bij een volledige dienstbetrekking.
3.
Indien een deelnemer in enig jaar minder dan de volledige arbeidsduur heeft gewerkt bij de werkgever zal dat jaar slechts in aanmerking worden genomen in de verhouding van de gedeeltelijke arbeidsduur tot het aantal uren behorend bij een volledige arbeidsduur. Voor nog niet in de regeling doorgebrachte deelnemersjaren zal worden uitgegaan van de laatst geldende deeltijdfactor.
4.
De pensioenaanspraken uit hoofde van de module "Overlijdensdekking" en de deelnemersbijdrage worden vastgesteld op basis van de voor de deelnemer geldende volledige arbeidstijd en vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
5.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het tijdelijk nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 2 van de module "Overlijdensdekking" worden vastgesteld zonder rekening te houden met de deeltijdfactor voor onvolledige arbeidstijd.
6.
Bij een wijziging van de deeltijdfactor worden de pensioenen en de deelnemersbijdrage van de deeltijdwerker opnieuw vastgesteld.
7.
Voor zover de deelnemer gebruik maakt van het recht op ouderschapsverlof in de zin van de Wet arbeid en zorg telt deze verlofperiode mee als deelnemersjaren in de 10
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
zin van dit reglement, dit met inachtneming van de direct voorafgaande aan de ingang van het ouderschapsverlof geldende deeltijdfactor.
Artikel 10 - Afkoop 1.
Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de PW genoemde voorwaarden het recht het pensioenrecht of een aanspraak op pensioen af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2011: € 427,29).
2.
De in dit artikel bedoelde afkoop vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren die collectief actuarieel gelijkwaardig zijn. De hoogte en geldigheidsduur van deze factoren is opgenomen in de uitvoeringsregeling bij dit pensioenreglement.
3.
Het bepaalde in dit artikel is ten aanzien van het bijzonder nabestaandenpensioen van overeenkomstige toepassing binnen 6 maanden na de scheidingsdatum.
Artikel 11 - Waardeoverdracht 1.
Een waarde die het fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de PW wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen. Op verzoek van de deelnemer wordt dit ouderdomspensioen omgezet in de combinatie in ouderdompensioen in combinatie met een nabestaandenpensioen en een wezenpensioen zoals omschreven in artikel 14 lid 1.
2.
Een gewezen deelnemer heeft het recht de waarde van zijn premievrije aanspraken op pensioen te doen overdragen naar de pensioenuitvoerder van de pensioenovereenkomst van zijn nieuwe werkgever, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld bij en krachtens de PW.
Artikel 12 - Verzekeringsmaatschappijen 1.
Ter uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement kan het bestuur besluiten dat het fonds bij één of meer verzekeringsmaatschappijen op het leven van iedere deelnemer één of meer verzekeringen afsluit. De polissen van deze verzekeringen blijven onder berusting van het fonds.
2.
In dat geval zal het fonds in de polissen als verzekeringnemer en als begunstigde optreden. De voorwaarden van verzekering zullen ten kantore van het fonds voor iedere deelnemer ter inzage liggen.
3.
Het fonds is tot geen verdere uitbetaling van enig bedrag aansprakelijk dan het zelf op grond van de gesloten verzekeringsovereenkomsten van de verzekeraars ontvangt. De voorwaarden van deze overeenkomsten liggen voor belanghebbenden bij te bestuur ter inzage. 11
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Artikel 13 - Uitbetaling van de pensioenen 1.
De pensioenen worden uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling op de laatste dag van de maand. De pensioenen worden aan de volgende pensioengerechtigden uitbetaald: a. het ouderdomspensioen aan de gepensioneerde, met dien verstande dat ingeval van pensioenverevening het aan de ex-partner toekomende deel van het ouderdomspensioen wordt uitbetaald aan de ex-partner; b. het (tijdelijk) nabestaandenpensioen aan de nabestaande; c. het bijzonder nabestaandenpensioen aan de ex-partner; d. het wezenpensioen aan de pensioengerechtigde kinderen, met dien verstande dat gedurende de minderjarigheid van de kinderen het wezenpensioen wordt uitbetaald aan de wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen, dan wel aan de daadwerkelijk verzorger van de kinderen, met inachtneming van de door de wet gestelde regels.
2.
Het bestuur kan de pensioengerechtigde verplichten een bewijs van in leven zijn te overleggen, alsmede alle andere stukken welke door het bestuur of de verzekeraar voor de uitbetaling nodig geacht worden.
3.
Een vordering op een uitkering verjaart niet zolang de pensioengerechtigde in leven is.
4.
Het bestuur kan de verzekeraar verzoeken de uitbetalingen rechtstreeks aan de rechthebbende(n) te doen.
5.
De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het fonds gerechtigd is in te houden en verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
Artikel 14 - Omzetting pensioenen 1.
Op de pensioendatum of bij eerdere tussentijdse beëindiging van de deelneming bedoeld in artikel 2, lid 5 sub c, wordt het ouderdomspensioen voor een deelnemer met een partner omgezet in ouderdomspensioen in combinatie met een nabestaandenpensioen. Na de omzetting zal het nabestaandenpensioen 70% van het ouderdomspensioen bedragen. Voor een deelnemer met kinderen vindt tevens omzetting plaats naar wezenpensioen ter grootte van 20% van het genoemde nabestaandenpensioen per kind. Voor de deelnemer zonder partner zal deze omzetting niet plaatsvinden, tenzij de deelnemer hiertoe schriftelijk binnen twee maanden na beëindiging van de deelneming om verzoekt.
2.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de in lid 1 van dit artikel bedoelde omzetting naar nabestaandenpensioen plaatsvinden in een andere verhouding.
12
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
3.
Een verzoek als bedoeld in lid 2 van dit artikel dient schriftelijk bij het fonds te worden ingediend en te zijn ondertekend: a. door de (gewezen) deelnemer binnen twee maanden na beëindiging van de deelneming; b. door de (gewezen) deelnemer minimaal drie maanden voor de pensioendatum.
4.
Ten aanzien van de in lid 2 van dit artikel bedoelde omzetting zijn de volgende keuzen mogelijk: Verhouding ouderdomspensioen versus nabestaandenpensioen
100 : 70 100 : 50 100 : 0
5.
Van een keuzemogelijkheid zoals genoemd in lid 4 kan slechts gebruik worden gemaakt indien de pensioenaanspraken na omzetting niet in strijd zijn met de fiscaal vigerende wetgeving.
6.
De in dit artikel bedoelde omzetting vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren die sexeneutraal zijn. Deze factoren zijn opgenomen in de bijlage bij dit reglement.
7.
Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen als bedoeld in dit artikel worden na overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde uitgekeerd overeenkomstig het bepaalde in de module "Overlijdensdekking".
Artikel 14a - Ruil nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen 1.
De (gewezen) deelnemer kan op de pensioendatum het opgebouwde nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk ruilen in extra ouderdomspensioen, mits de partner daarmee schriftelijk instemt.
2.
Ruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen is alleen mogelijk voorzover het nabestaandenpensioen is toe te rekenen aan deelnemersjaren die na 1 januari 1999 door de (gewezen) deelnemer zijn doorgebracht in de pensioenregeling van het fonds.
3.
De (gewezen) deelnemer kan het gehele nabestaandenpensioen, dan wel de helft van het nabestaandenpensioen ruilen. Het verlies aan nabestaandenpensioen dat door de ruil is ontstaan, kan nadien niet worden gecompenseerd.
13
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
4.
De in dit artikel bedoelde ruil vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren die collectief actuarieel gelijkwaardig zijn. De hoogte en geldigheidsduur van deze factoren is opgenomen in de uitvoeringsregeling bij dit pensioenreglement.
5.
Indien de (gewezen) deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid als bedoeld in lid 1, dient hij dit uiterlijk zes maanden voor de pensioendatum kenbaar te maken aan het fonds.
Artikel 15 - Herschikking van het ouderdomspensioen 1.
Een (gewezen) deelnemer heeft na toepassing van het bepaalde in artikel 14 de mogelijkheid te kiezen voor een tijdelijke verhoging van het ouderdomspensioen met daarop volgend een lager ouderdomspensioen mits hij geen gebruik maakt van het bepaalde in artikel 16 lid 2 en 3.
2.
De in het vorige lid bedoelde tijdelijke verhoging zal gelden voor een periode van 5 jaar tot de 70ste verjaardag van de gepensioneerde.
3.
Ten aanzien van de verhouding van het tijdelijk verhoogde ouderdomspensioen en het verlaagde ouderdomspensioen, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, zijn de volgende keuzen mogelijk: Verhouding tijdelijk verhoogd ouderdomspensioen versus verlaagd ouderdomspensioen
100 : 75 100 : 80 100 : 85 100 : 90 100 : 95
4.
De in lid 1 bedoelde tijdelijke verhoging zal geen invloed hebben op de absolute hoogte van het voor de verhoging vastgestelde nabestaandenpensioen.
5.
Een verzoek tot een tijdelijke verhoging van het pensioen als bedoeld in dit artikel kan door de (gewezen) deelnemer met schriftelijke instemming van de partner tot drie maanden voor de standaard pensioendatum worden ingediend.
6.
De in dit artikel bedoelde tijdelijke verhoging vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren die collectief actuarieel gelijkwaardig zijn. De hoogte en geldigheidsduur van deze factoren is opgenomen in de uitvoeringsregeling bij dit pensioenreglement.
14
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Artikel 16 - Ingang pensioenen 1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum, mits rechthebbende op bedoeld tijdstip in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt.
2.
In afwijking van lid 1 heeft de (gewezen) deelnemer de keuze om, indien hij niet van het bepaalde in artikel 15 gebruik maakt, de ingang van zijn pensioen te vervroegen, mits de (gewezen) deelnemer de intentie heeft geen arbeidsrelatie meer aan te gaan. In dat geval zal het pensioen verminderd worden op basis van de grondslagen van het fonds. Het pensioen kan niet eerder ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. Eerdere ingang van het ouderdomspensioen is alleen mogelijk voor zover de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt beëindigd.
3.
In afwijking van lid 1 heeft de deelnemer de keuze om, indien hij niet van het bepaalde in artikel 15 van deze module gebruik maakt, de ingang van zijn pensioen uit te stellen. In dat geval zal het pensioen verhoogd worden op basis van de grondslagen van het fonds. Het pensioen kan niet later ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. Uitstel van de pensioendatum is alleen mogelijk met instemming van de werkgever en zolang de deelnemer nog een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
4.
Vervroeging is mogelijk voorzover het eerder ingaande ouderdomspensioen tezamen met uitkeringen uit regelingen van vroegpensioen niet de grens van 85% van het salaris overschrijdt. De in dit artikel bedoelde vervroeging vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren die collectief actuarieel gelijkwaardig zijn. De hoogte en geldigheidsduur van deze factoren is opgenomen in de uitvoeringsregeling bij dit pensioenreglement.
5.
Uitstel is mogelijk voorzover het uitgestelde ouderdomspensioen tezamen met uitkeringen uit regelingen van vroegpensioen niet meer bedragen dan de in artikel 24 opgenomen maxima. De in dit artikel bedoelde uitstel vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren die collectief actuarieel gelijkwaardig zijn. De hoogte en geldigheidsduur van deze factoren is opgenomen in de uitvoeringsregeling bij dit pensioenreglement.
6.
Een verzoek tot een vervroeging van de pensioendatum als bedoeld in lid 2 van dit artikel kan door de (gewezen) deelnemer met schriftelijke instemming van de partner tot drie maanden voor de beoogde pensioendatum worden ingediend.
7.
Een verzoek tot uitstel van de pensioendatum als bedoeld in lid 3 van dit artikel kan door de deelnemer met schriftelijke instemming van de partner tot drie maanden voor de pensioendatum worden ingediend.
15
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
8.
Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
9.
Het tijdelijk nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot de maand waarin de partner 65 jaar wordt dan wel eerder overlijdt.
10.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de wees 18 jaar wordt dan wel eerder overlijdt. Onder de voorwaarden zoals genoemd in de module "Overlijdensdekking" kan het wezenpensioen uitgekeerd worden tot en met de maand waarin de wees 27 jaar wordt dan wel eerder overlijdt.
Artikel 17 - Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum 1.
Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering behoudt de gewezen deelnemer een aanspraak op tijdsevenredig ouderdomspensioen en op het op grond van artikel 14 verkregen nabestaandenpensioen en wezenpensioen. De overige aanspraken uit hoofde van deze pensioenregeling te vervallen.
2.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen is gelijk aan het in uitzicht gestelde pensioen dat conform de module "Basispensioen" zou gelden indien het deelnemerschap niet was beëindigd, verminderd met het pensioen dat verkregen zouden zijn indien de gewezen deelnemer op de datum van beëindiging van het deelnemerschap als nieuwe deelnemer zou toetreden met dezelfde pensioengrondslag.
3.
De pensioenaanspraken zoals omschreven in de module "Overlijdensdekking" komen, met uitzondering van een eventueel bijzonder nabestaandenpensioen te vervallen.
Artikel 18 - Scheiding 1.
Ingeval van scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, heeft de ex-partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen aan de pensioenregeling gedurende de deelnemersjaren, inclusief de periode dat pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van 16
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
de scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap; b.
op het tijdstip van scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering of overlijden.
2.
Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing als het geregistreerd partnerschap eindigt door overlijden, vermissing of door omzetting in een huwelijk.
3.
Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de scheiding respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd partnerschap, heeft de ex-partner recht op uitbetaling van 50% van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap.
4.
In afwijking van het onder lid 1 en lid 3 bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
5.
De uitbetaling aan de ex-partner geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling bestaat.
6.
Het recht op uitbetaling van de ex-partner sluit, zolang dit recht bestaat, uitbetaling van de ter zake van die uitbetaling vastgestelde bedragen inclusief eventuele verhogingen aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uit.
7.
Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het toegekende bijzonder nabestaandenpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de ex-partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
8.
Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen.
9.
Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding 17
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het fonds is gemeld. 10.
Het fonds is bevoegd de kosten van een verevening aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
Artikel 19 - Toeslagen 1.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van het prijsindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2.
Onder de in lid 1 genoemde pensioenrechten en pensioenaanspraken worden verstaan: de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers; de ingegane ouderdomspensioenen; de aanspraken op bijbehorend nabestaandenpensioen van de gepensioneerden; de aanspraken op bijbehorend wezenpensioen van de gepensioneerden; de ingegane (tijdelijke) nabestaandenpensioenen; de ingegane wezenpensioenen; de aanspraken op ouderdomspensioen van de gewezen deelnemers; de aanspraken op nabestaandenpensioen van de gewezen deelnemers; de aanspraken op wezenpensioen van de gewezen deelnemers; de aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen.
Artikel 20 - Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken 1.
Beslag op pensioen is mogelijk voorzover dat voortvloeit uit toepassing van de uniforme regeling voor beslag, vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 475b en verder.
2.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een ander toekent, anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 is slechts geldig voor zover beslag op het pensioen geldig zou zijn bij ontbreken van andere inkomsten. Zij is slechts bij hoge uitzondering toegestaan en moet van tevoren door het bestuur goedgekeurd worden.
3.
Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend is slechts toegestaan als het bestuur zich hiermee akkoord verklaart en is steeds herroepelijk. 18
Stichting CRH Pensioenfonds
4.
Pensioenreglement IV versie april 2011
Aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW.
Artikel 21 - Verplichtingen van rechthebbenden 1.
Iedere belanghebbende is verplicht aan de goede uitvoering van dit reglement mee te werken. Dit houdt onder meer in dat deelnemer zich op verzoek van het fonds zal onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek en dat ieder alle gegevens en bewijsstukken zal verstrekken, die het fonds of de verzekeraar nodig oordeelt. De aangesloten werkgever is eveneens verplicht alle door het fonds van belang geachte informatie aan het fonds te verstrekken.
2.
Bij het bepaalde in het eerste lid wordt de Wet op de medische keuringen in acht genomen.
3.
Voor zover door het geven van onjuiste inlichtingen of ten gevolge van nalatigheid in het geven van inlichtingen door de belanghebbende of de aangesloten werkgever, de uit dit reglement voor het fonds voortvloeiende verplichtingen niet door verzekeringen zijn gedekt, kan aan dit pensioenreglement geen recht op pensioen worden ontleend.
Artikel 22 - Uitgesloten risico's 1.
Geen aanspraak op nabestaandenpensioen ontstaat indien de partner veroordeeld is voor een misdrijf dat de dood van de (gewezen) deelnemer respectievelijk gepensioneerde ten gevolge heeft gehad, of aan een dergelijk misdrijf medeplichtig is geweest.
Artikel 23 - Onvoorziene gevallen 1.
In alle bij dit pensioenreglement niet voorziene gevallen neemt het bestuur een beslissing naar analogie van de bepalingen van dit pensioenreglement en de pensioenovereenkomst en de statuten.
2.
Het bestuur is bevoegd ten gunste van een bepaalde deelnemer of groep van deelnemers van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken. De betreffende deelnemers zullen daarvan in kennis worden gesteld door het bestuur.
Artikel 24 - Fiscale maximering 1.
Voor het totaal van de pensioenen uit hoofde van de pensioenregelingen van het fonds gelden fiscale maximeringen, welke in samenhang moeten worden beoordeeld. 19
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder salaris verstaan het door de (gewezen) deelnemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon, waaronder loon in natura en toeslagen hoe ook genaamd, met uitzondering van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto.
3.
Het jaarlijkse ouderdomspensioen, hoe ook genaamd, bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder a van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 100% van het laatst vastgestelde salaris.
4.
Het jaarlijkse nabestaandenpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOWuitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder b van de Wet op de loonbelasting 1964 maximaal: a. 1,4% op eindloonbasis per dienstjaar of te bereiken dienstjaar van het salaris of het bereikbare salaris en b. 70% van het op het tijdstip van ingang vastgestelde salaris dan wel van het bereikbare salaris. Onder het bereikbare salaris wordt verstaan het salaris dat de (gewezen) deelnemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken. Onder diensttijd wordt verstaan de diensttijd als bedoeld in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
4b.
Het tijdelijk nabestaandenpensioen, hoe ook genaamd, bestaat maximaal uit het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie wordt gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.
5.
Het jaarlijkse wezenpensioen, hoe ook genaamd, bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder c van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal: a. 0,28% op eindloonbasis per dienstjaar of te bereiken dienstjaar van het salaris of het bereikbare salaris en b. 14% van het op het tijdstip van ingang vastgestelde salaris dan wel van het bereikbare salaris. Voor volle wezen worden de onder a en b genoemde percentages verdubbeld. Een volle wees is een kind waarvan beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer, deelnemer of gepensioneerde het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
20
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Onder het bereikbare salaris wordt verstaan het salaris dat de (gewezen) deelnemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken. Onder diensttijd wordt verstaan de diensttijd als bedoeld in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 6.
Voorzover mogelijk uit hoofde van de op de te verwerven pensioenen toepasbare voorwaarden, kunnen het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen de hiervoor genoemde maxima overschrijden voorzover dit het gevolg is van: a. aanpassing van de pensioenen aan loon- of prijsontwikkeling; b. variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de pensioendatum wordt vastgesteld; c. waardeoverdracht van pensioenaanspraken; d. gehele of onderlinge ruil van ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen. Voor de toepassing van onderdeel b blijft in de jaren tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de 65-jarige leeftijd, van de uitkering buiten aanmerking een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. De voorgaande volzin is onverminderd van toepassing bij dienstbetrekkingen in deeltijd. Het verlies aan pensioen door ruil als bedoeld onder d kan niet worden gecompenseerd. Het nabestaanden- en wezenpensioen kunnen na een ruil niet meer bedragen dan de in lid 4a, onder 2, respectievelijk lid 5, onder 2, aangegeven maxima. Het nabestaandenpensioen voorzover dat hoger is dan 50% van de grondslag als omschreven in lid 4a kan niet worden uitgeruild. Het wezenpensioen voorzover dat hoger is dan 10% respectievelijk 20% van de grondslag als omschreven in lid 5 kan niet worden uitgeruild.
7.
Indien een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap minder dan het normale aantal arbeidsuren heeft gewerkt, worden de hiervoor omschreven maxima gewijzigd vastgesteld met inachtneming van de volgende uitgangspunten: a. het laatst voor de deelnemer vastgestelde salaris wordt herleid tot een bij het normale aantal arbeidsuren behorend jaarsalaris; b. het desbetreffende maximum wordt berekend op basis van het onder a vastgestelde jaarsalaris en vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor, waarbij de deeltijdfactor gelijk is aan het (gewogen gemiddelde) parttimepercentage.
8.
In geval er sprake is van een situatie waarin de deelnemer in de periode van 10 jaren direct voorafgaande aan de ingangsdatum van zijn pensioen:
21
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
a. in deeltijd gaat werken voor ten minste 50% van de voltijdse functie, dan wel b. terugtreedt naar een lager gekwalificeerde functie; kan de hieruit voortvloeiende loonsverlaging voor de toepassing van dit pensioenreglement buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 25 - Wijziging van deze pensioenregeling 1.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De werkgever kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2.
Het fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst.
3.
Het bestuur van het fonds heeft het recht om namens de werkgever deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking te vragen. Het bestuur van het fonds heeft de bevoegdheid om namens de werkgever zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
Artikel 26 - Informatieverstrekking 1.
Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een startbrief die beantwoord aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de PW.
2.
Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening.
3.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het nabestaanden- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan.
4.
Het fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen en 22
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 5.
Het fonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
6.
Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
7.
Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de PW; f. het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 of 140 van de PW; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit PW en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt.
8.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
9.
Iedere deelnemer, gewezen deelnemer en gepensioneerde is verplicht het fonds in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met zijn pensioengerechtigde partner, gezinssamenstelling, adres of mate van arbeidsongeschiktheid.
10.
Indien de deelnemer een partner als begunstigde van het (tijdelijke) nabestaandenpensioen aanmeldt, verstrekt het fonds aan de deelnemer een bevestiging van de aanmelding.
11.
Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de PW zijn gesteld.
Artikel 27 - Overgangsbepalingen 1.
Voor de deelnemer die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze pensioenregeling pensioenaanspraken uit hoofde van de pensioenregeling kan doen gelden jegens het fonds, wordt de waarde van deze pensioenaanspraken premievrij gemaakt.
23
Stichting CRH Pensioenfonds
2.
Pensioenreglement IV versie april 2011
De in dit genoemde premievrije pensioenaanspraken worden herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.
Artikel 28 - Overgangsbepaling voor deelnemers VUTregeling Voor de deelnemers die deelnemen aan een bedrijfstaksgewijze VUT-regeling gelden de volgende afwijkende bepalingen: 1.
Het deelnemerschap wordt gecontinueerd gedurende de periode waarin de deelnemer aansluitend aan zijn dienstbetrekking bij de werkgever de bedrijfstakgewijze VUT-uitkering ontvangt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
2.
Zolang de uitkering krachtens de VUT-regeling voortduurt, betaalt de werkgever de vaste werkgeversbijdrage als bedoeld in artikel 3 onverminderd door aan het fonds. De deelnemer is geen vaste bijdrage meer verschuldigd. De werkgever betaalt de vaste deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 3 additioneel aan het fonds.
Artikel 29 - Inwerkingtreding Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2007, ter vervanging van het voorgaande pensioenreglement van het fonds en is laatstelijk gewijzigd op 1 april 2011.
24
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Module basispensioen Artikel 1 - Ouderdomspensioen Voor ieder deelnemersjaar wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2, een aanspraak op een jaarlijks ouderdomspensioen toegekend ter grootte van 2,3% van de pensioengrondslag zoals die voor dat betreffende deelnemersjaar is vastgesteld.
25
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Module overlijdensdekking Artikel 1 - Nabestaandenpensioen Voor ieder deelnemersjaar wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2, een aanspraak op een jaarlijks nabestaandenpensioen toegekend ter grootte van 0,8% van de pensioengrondslag zoals die voor dat betreffende deelnemersjaar is vastgesteld. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum wordt het nabestaandenpensioen vastgesteld onder de veronderstelling dat de deelnemer tot de standaard pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende arbeidstijd.
Artikel 2 - Tijdelijk nabestaandenpensioen 1.
Het tijdelijk nabestaandenpensioen is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2, gelijk aan de AOW-uitkering voor alleenstaanden zoals die geldt in het jaar van overlijden van de deelnemer.
2.
Ingeval van overlijden van een gepensioneerde die tot zijn pensioendatum aan deze pensioenregeling heeft deelgenomen zal aan diens partner indien deze jonger is dan 65 jaar een tijdelijk nabestaandenpensioen als bedoeld in lid 1 worden uitgekeerd.
3.
Deelnemers die deelnemen aan de pensioenregeling van enig bedrijfstakpensioenfonds komen niet in aanmerking voor tijdelijk nabestaandenpensioen.
Artikel 3 - Bijzonder nabestaandenpensioen 1.
Indien op de scheidingsdatum het deelnemerschap is beëindigd en omzetting als bedoeld in artikel 14 heeft plaatsgevonden, verkrijgt de ex-partner aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen dat gelijk is aan het nabestaandenpensioen dat is vastgesteld op de dag van beëindiging van het deelnemerschap.
2.
Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de dag waarop de gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de dag waarop de ex-partner overlijdt.
3.
Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing als: a. het geregistreerd partnerschap eindigt door overlijden, vermissing of door omzetting in een huwelijk; b.
de gezamenlijke huishouding eindigt door overlijden of het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding werd gevoerd;
26
Stichting CRH Pensioenfonds
c.
4.
Pensioenreglement IV versie april 2011
indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner dit bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding, anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
De ex-partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een eerdere ex-partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde of aan degene die op de overlijdensdatum partner was van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, mits: a. het fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; en c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Artikel 4 - Wezenpensioen 1.
Het wezenpensioen wordt toegekend aan de kinderen van een deelnemer.
2.
Onder kinderen worden verstaan: a. de kinderen met wie de deelnemer als vader of moeder, in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, in familierechtelijke betrekking staat; b. de stief- of pleegkinderen, die tot het huishouden van de deelnemer behoren en tot diens overlijden als eigen kinderen werden onderhouden en opgevoed.
3.
Onder de volgende voorwaarden zal het wezenpensioen worden uitgekeerd tot aan het einde van de maand waarin de 27ste verjaardag valt: a. ingeval de wees in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet als invalide wordt beschouwd; b. ingeval de wees ouder is dan 18 jaar doch jonger dan 27 jaar en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Indien niet langer voldaan wordt aan hetgeen is gesteld in sub a dan wel sub b van dit lid zal de uitkering van wezenpensioen worden beëindigd.
4.
Het jaarlijks wezenpensioen als bedoeld in lid 1 van dit artikel bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2, voor iedere wees 0,28% van de pensioengrondslag per te bereiken deelnemersjaar.
5.
Voor volle wezen wordt het pensioen als bedoeld in lid 4 van dit artikel verdubbeld.
6.
Onder volle wees wordt verstaan de wees van wie de laatste (pleeg-) ouder is overleden. 27
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Module arbeidsongeschiktheid Artikel 1 - Arbeidsongeschiktheid 1.
Voor de toepassing van deze module wordt de deelnemer geacht (geheel of gedeeltelijk) arbeidsongeschikt te zijn, indien en zolang betrokkene een uitkering geniet krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) dan wel de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid zal worden vastgesteld overeenkomstig het voor de deelnemer geldende arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de betreffende wet.
2.
Bij beëindiging van de in lid 1 van dit artikel bedoelde arbeidsongeschiktheid van de deelnemer voor de pensioendatum wordt het deelnemerschap eveneens beëindigd, tenzij betrokkene zijn werkzaamheden bij de werkgever terstond na de revalidatie hervat of voortzet.
Artikel 2 - Premievrijstelling 1.
De werkgever en de deelnemer zijn geen of slechts een gedeeltelijke bijdrage verschuldigd bij arbeidsongeschiktheid van de deelnemer, indien en zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt. De premievrijstelling wordt al naar gelang van de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld volgens de onderstaande tabel, waarbij voor hen die onder de WIA arbeidsongeschikt zijn geworden er sprake dient te zijn van een loongerelateerde uitkering of een loonaanvullingsuitkering om voor de vermelde premievrijstelling in aanmerking te komen. Percentage premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheidspercentage
2.
onder de WAO
onder de WIA
%
%
80
-
100
100
100
65
-
80
100
72,5
55
-
65
50
60
45
-
55
50
50
35
-
45
25
40
25
-
35
25
0
15
-
25
0
0
0
-
15
0
0
Indien het vermelde in lid 1 van dit artikel van toepassing is, zal voor de deelnemer de pensioenopbouw conform de module basispensioen en deelname aan de module overlijdensdekking worden voortgezet, conform de in lid 1 genoemde percentages, indien en zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt. 28
Stichting CRH Pensioenfonds
3.
Pensioenreglement IV versie april 2011
Ingeval van herleving dan wel toename van de mate van arbeidsongeschiktheid nadat het deelnemerschap is beëindigd, wordt geen premievrijstelling verleend c.q. wordt het percentage van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid niet verhoogd.
29
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Bijlage: Omzetting van pensioen Artikel 1- Omzetting van pensioen 1. Voor de toepassing van de in artikel 14 van het pensioenreglement vermelde omzetting van pensioenen op de pensioendatum is het volgende van toepassing. 2. Op basis van de door de deelnemer en zijn partner gekozen verhouding ouderdomsen nabestaandenpensioen is de in onderstaande tabel genoemde uitruilfactor van toepassing. Op de pensioendatum wordt het ouderdomspensioen aangepast met de factor: Verhouding ouderdomspensioen versus nabestaandenpensioen 100: 70 100: 50 100: 0
Uitruilfactor toe te passen op het ouderdomspensioen
0,77 0,84 1,00
3. Bij eerdere tussentijdse beëindiging van de deelneming is een andere uitruilfactor van toepassing dan de in lid 2 van dit artikel genoemde. Op basis van de door de deelnemer en zijn partner gekozen verhouding ouderdomsen nabestaandenpensioen wordt de uitruilfactor als volgt vastgesteld: Verhouding ouderdomspensioen versus nabestaandenpensioen
Uitruilfactor toe te passen op het ouderdomspensioen bij 70% nabestaandenpensioen
Uitruilfactor toe te passen op het ouderdomspensioen bij 50% nabestaandenpensioen
0,76 0,76 0,75 0,74 0,73 0,72 0,72 0,71 0,71 0,70 0,70 0,69 0,69 0,68
0,82 0,81 0,81 0,80 0,79 0,79 0,78 0,78 0,77 0,77 0,76 0,76 0,75 0,75
Leeftijd 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51
30
Stichting CRH Pensioenfonds
Verhouding ouderdomspensioen versus nabestaandenpensioen
Pensioenreglement IV versie april 2011
Uitruilfactor toe te passen op het ouderdomspensioen bij 70% nabestaandenpensioen
Uitruilfactor toe te passen op het ouderdomspensioen bij 50% nabestaandenpensioen
0,68 0,68 0,67 0,67 0,67 0,66 0,66 0,66 0,65 0,65 0,65 0,65 0,64 0,64 0,64 0,64 0,64 0,63 0,63 0,63 0,63 0,63 0,62 0,62 0,62 0,62 0,62 0,61 0,61 0,61
0,75 0,74 0,74 0,74 0,74 0,73 0,73 0,73 0,73 0,72 0,72 0,72 0,72 0,72 0,71 0,71 0,71 0,71 0,71 0,70 0,70 0,70 0,70 0,70 0,70 0,69 0,69 0,69 0,69 0,69
Leeftijd 50 49 48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 31 30 29 28 27 26 25 24 23 22 21
4. Voor de toepassing van gebroken leeftijden wordt de in lid 3 genoemde factor lineair geïnterpoleerd. 5. Voor de toepassing van de in artikel 14 van het pensioenreglement vermelde omzetting van pensioenen op de pensioendatum wordt het opgebouwde nabestaandenpensioen eveneens betrokken in de omzetting naar de gekozen verhouding ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Indien sprake is van een opgebouwd nabestaandenpensioen zijn de volgende uitruilfactoren van toepassing.
31
Stichting CRH Pensioenfonds
Pensioenreglement IV versie april 2011
Leeftijd
€ nabestaandenpensioen uit € 1 ouderdomspensioen
65 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 31 30 29 28 27 26 25 24 23 22 21
2,343 2,217 2,217 2,100 1,992 1,893 1,800 1,800 1,714 1,714 1,633 1,633 1,558 1,558 1,488 1,488 1,488 1,421 1,421 1,421 1,359 1,359 1,359 1,300 1,300 1,300 1,300 1,244 1,244 1,244 1,244 1,244 1,192 1,192 1,192 1,192 1,192 1,142 1,142 1,142 1,142 1,142 1,095 1,095 1,095
6. Voor de toepassing van gebroken leeftijden wordt de in lid 5 genoemde factor lineair geïnterpoleerd.
32