Reglement Flexibel Prepensioen voor deelnemers geboren voor 1 januari Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland

Reglement Flexibel Prepensioen voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland 1 januari 2007

Inhoudsopgave

Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 3a Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5

Begripsomschrijvingen Doel Deelnemer Informatieverstrekking Pensioenaanspraken Pensioenspaarrekening Kapitaalstortingen Bijdrage aan de verplichte basisregeling (Module A) Extra pensioensparen naar keuze van de deelnemer (Module B) Fiscale maximering Aanwending van het pensioenspaarsaldo Ingang van het prepensioen Deeltijd-prepensioen Beëindiging van het deelnemerschap Beëindiging van huwelijk of (geregistreerd) partnerschap Uitkeringen Waardeoverdracht Financiering Verplichtingen van de deelnemer Herziening of beëindiging van deze regeling Overgangsregeling Opbouw pensioenaanspraken gedurende uitkeringsperiode Voortzetting zorgverzekering Samenloopbepaling Onaantastbaarheid van de pensioenen Algemene bepalingen Inwerkingtreding

Reglement Flexibel Prepensioen Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland

1 5 6 6 8 9 11 12 13 14 16 17 19 20 21 22 24 26 27 28 29 31 32 33 34 35 36 37 39 40 41 42

1 januari 2007

i

Reglement van het Flexibel Prepensioen voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 van Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland

Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit reglement wordt verstaan onder: Aangesloten ondernemingen

: de vennootschap, haar werkmaatschappijen en direct of indirect met haar gelieerde ondernemingen, die door de directie als aangesloten onderneming zijn aangewezen en door het pensioenfonds als zodanig zijn aanvaard, te weten: • SCA Hygiene Products Hoogezand B.V., gevestigd te Hoogezand; • SCA Hygiene Products Gennep B.V., gevestigd te Gennep; • SCA Hygiene Products Tilburg B.V., gevestigd te Tilburg; • SCA Hygiene Products Suameer B.V., gevestigd te Bergum; • Uni-Charm Mölnlycke Baby B.V., gevestigd te Hoogezand; • Uni-Charm Mölnlycke Incontinence B.V., gevestigd te Hoogezand; • SCA Hygiene Products Zeist B.V., gevestigd te Zeist.

Belanghebbende

: de (gewezen) deelnemer, vervroegd gepensioneerde en ieder ander, die op grond van een (pre)pensioenreglement van het pensioenfonds aanspraken jegens het pensioenfonds heeft.

Bestuur

: het bestuur van het pensioenfonds.

CAO-loonontwikkeling

: het per 1 januari van enig jaar vastgestelde gewogen gemiddelde van de algemene loonstijgingen in de CAO’s die gelden voor de vennootschap en de aangesloten ondernemingen dat op 1 juli van het voorgaande jaar wordt vastgesteld.

Directie

: de directie der vennootschap.

Gewezen deelnemer

: degene, van wie het deelnemerschap – anders dan door pensionering – is beëindigd en die op grond van dit deelnemerschap nog aanspraken jegens het pensioenfonds kan doen gelden maar nog niet als pensioengerechtigde wordt aangemerkt.


1 januari 2007

1

Jaarsalaris

: 13,96 maal het vaste maandsalaris vermeerderd met de in de geldende CAO benoemde salarisbestanddelen. Het maandsalaris wordt vastgesteld bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks per 1 januari. Indien in de loop van het jaar het maandsalaris daalt, wordt vanaf dat moment dit lagere maandsalaris in acht genomen.

Kind

: een kind dat tot de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde deelnemer in familierechtelijke betrekking staat, alsmede stief- en pleegkinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer.

Partner

: a) de gehuwde man/vrouw van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer, b) de ongehuwde man/vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, wiens/wier partnerschap met de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer is geregistreerd in de zin van artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek, dan wel c) de ongehuwde man/vrouw met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer een samenlevingscontract is aangegaan dat is vastgelegd in een notariële akte.

Partnerschap

: het samenlevingsverband van de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer met een partner als omschreven in sub c van de definitie ‘partner’.

Peildatum

: de datum waarop de werknemer deelnemer wordt aan de regeling als omschreven in dit reglement en vervolgens de 1e januari van enig jaar.

Pensioendatum

: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.

Pensioenfonds

: Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland, gevestigd te Zeist.

Pensioengerechtigde

: de persoon, niet zijnde een (gewezen) deelnemer, die krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van het pensioenfonds een periodieke uitkering ontvangt in de vorm van ouderdoms-, partner-, wezenpensioen of prepensioen.

Pensioengerechtigde kinderen

: de kinderen die ingevolge de pensioenregeling ten gevolge van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of vervroegd gepensioneerde aanspraak hebben op wezenpensioen.


1 januari 2007

2

Pensioenregeling

: de pensioenregeling zoals is vastgelegd in het ‘Pensioenreglement 55-plussers’ van het pensioenfonds.

Pensioenreglement

: het ’Pensioenreglement 55-plussers’ van het pensioenfonds.

Ploegendiensttoeslag

: de vergoeding die de deelnemer ontvangt inzake de ploegendienst ter grootte van een percentage van het jaarsalaris.

Prepensioen

: een tijdelijk ouderdomspensioen vanaf de prepensioendatum tot de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de vervroegd gepensioneerde valt doch uiterlijk tot het overlijden van de vervroegd gepensioneerde.

Prepensioendatum

: de door de deelnemer gekozen ingangsdatum van het prepensioen, gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt en de eerste dag van de maand waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt.

Prepensioenregeling

: de in dit reglement omschreven regeling ‘Flexibel Prepensioen 55-plussers’.

Prijsindexcijfer

: het in het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens, afgeleid. Per 1 januari van enig jaar geldt het als zodanig gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer per de 31ste oktober daaraan voorafgaand.

Richtprepensioendatum

: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt.

Statuten

: de statuten van het pensioenfonds.

Vakverenigingen

: FNV Bondgenoten en CNV BedrijvenBond.

Vennootschap

: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SCA Hygiene Products Nederland B.V., gevestigd te Zeist.

Vervroegd gepensioneerde

: degene die op grond van de bepalingen in de statuten en dit reglement recht heeft verkregen op (pre)pensioen.

Verzekeraar

: de maatschappij(en) als omschreven in artikel 1 van de Pensioenwet waar de uit dit reglement voortvloeiende verzekeringen kunnen worden gesloten.

Werknemer

: de persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is bij een aangesloten onderneming.


1 januari 2007

3

Terwille van de leesbaarheid van dit reglement wordt in het reglement alleen gesproken over “werknemer”, “deelnemer” en “hij”. Onder deze begrippen worden tevens verstaan “werkneemster”, “deelneemster” en “zij”.


1 januari 2007

4

Artikel 2 Doel 1. De regeling Flexibel Prepensioen heeft ten doel de werknemers van de aangesloten ondernemingen in staat te stellen eerder te stoppen met werken en vervroegd met pensioen te gaan. 2. De regeling Flexibel Prepensioen bestaat uit de volgende onderdelen: ⎯ Module A: verplichte basisregeling; ⎯ Module B: vrijwillige aanvullende pensioenspaarregeling. 3. De aangesloten ondernemingen stellen in het kader van module A bijdragen beschikbaar voor prepensioen voor de werknemer. 4. De deelnemer kan in het kader van module B voor eigen rekening bijdragen storten voor prepensioen. Het pensioenfonds is bevoegd om regels te stellen voor de minimaal te storten bijdragen, de frequentie en het aantal malen per jaar dat de deelnemer een wijziging kan aanbrengen in de beleggingsfondsen.


1 januari 2007

5

Artikel 3 Deelnemer 1. Als deelnemer aan de prepensioenregeling wordt opgenomen de werknemer die ⎯ die voor 1 januari 1950 geboren is, en; ⎯ reeds op 31 december 2005 deelnemer was aan de op dat moment van toepassing zijnde pensioenregeling, en; ⎯ vanaf 1 januari 2006 onafgebroken werknemer blijft bij een aangesloten onderneming. Werknemers geboren op of na 1 januari 1950 bouwen vanaf 1 januari 2006 geen pensioenspaarsaldo ten behoeve van prepensioen meer op. 2. De opneming geschiedt per de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan het in lid 1 gestelde vereisten voldoet. 3. Het deelnemerschap eindigt door: ⎯ het overlijden van de deelnemer; ⎯ het bereiken van de prepensioendatum; ⎯ het verlies van de hoedanigheid van werknemer. 4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 wordt het deelnemerschap geacht ononderbroken te zijn geweest, indien betrokkene direct na de beëindiging van het dienstverband met een aangesloten onderneming opnieuw bij deze of bij een andere aangesloten onderneming in dienst treedt. 5. De periode waarin de deelnemer in het kader van een levensloopregeling verlof opneemt, wordt in het kader van dit pensioenreglement niet als deelnemerstijd aangemerkt, tenzij de deelnemer besluit de opbouw geheel voor eigen rekening voort te zetten. Kapitaalstortingen van de deelnemer als bedoeld in artikel 6 lid 3 in deze verlofperiode vinden plaats door inhouding van de door de deelnemer beschikbaar gestelde bijdragen op de levensloopuitkering van de deelnemer. 6. Het bestuur administreert de deelnemersjaren van de deelnemer op de wijze zoals voorgeschreven in de Pensioenwet of daarop berustende regelgeving. Artikel 3a Informatieverstrekking 1. Het bestuur is verplicht de werknemers van hun opname als deelnemer schriftelijk kennis te geven. Het bestuur draagt er zorg voor dat deelnemers bij toetreding in het bezit worden gesteld van de geldende statuten en het geldende prepensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogte gesteld. Het bestuur zorgt er tevens voor dat de overige belanghebbenden op gemakkelijke wijze van de geldende statuten en het geldende prepensioenreglement kennis kunnen nemen.Indien een aangesloten onderneming op grond van het bepaalde in artikel 19, lid 1 haar betalingen vermindert dan wel beëindigt, zal zij het pensioenfonds hiervan mededeling doen en zullen de belanghebbenden een afschrift van deze mededeling ontvangen.


1 januari 2007

6

2. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds ten behoeve van de deelnemer een opgave van de hoogte van de te bereiken reglementaire pensioenen, de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. 3. Het pensioenfonds verstrekt ten minste één keer in de vijf jaar ten behoeve van de gewezen deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. 4. Het pensioenfonds verstrekt ten behoeve van degene die pensioengerechtigd wordt een opgave van zijn of haar pensioenrecht en informatie over de toeslagverlening. 5. Het pensioenfonds verstrekt jaarlijks ten behoeve van de pensioengerechtigde een opgave van zijn of haar pensioenrecht en informatie over de toeslagverlening. 6. Het pensioenfonds verstrekt ten minste één keer in de vijf jaar ten behoeve van de gewezen partner een opgave van zijn of haar pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening. 7. Onverminderd het bepaalde in dit artikel verstrekt het pensioenfonds op verzoek aan de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. Het pensioenfonds kan een vergoeding vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten. 8. Het bestuur verstrekt eenmalig aan de deelnemers en aan de gewezen deelnemers eenmalig op verzoek, een opgave van het tot 1 januari 2006 gevormde pensioenspaarsaldo ten behoeve van een uitkering in de periode voorafgaand aan de pensioendatum.


1 januari 2007

7

Artikel 4 Pensioenaanspraken 1. De vennootschap stelt de deelnemer een premie ter beschikking die wordt gestort op een bij het pensioenfonds op naam van de deelnemer geadministreerde pensioenspaarrekening. Deze premie is gebaseerd op een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet, waarbij primair een afspraak wordt gemaakt over de hoogte van de premie die periodiek ten behoeve van pensioen beschikbaar wordt gesteld. 2. Op de prepensioendatum of bij eerder overlijden wordt het in lid 1 bedoelde saldo omgezet in één of meer van de volgende pensioenaanspraken: ⎯ prepensioen, uit te keren vanaf de prepensioendatum tot aan de pensioendatum doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt; ⎯ partnerpensioen, uit te keren vanaf de dag waarop de deelnemer overlijdt tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt; ⎯ wezenpensioen, uit te keren vanaf de dag waarop de deelnemer overlijdt tot en met de laatste dag van de maand waarin de desbetreffende wees ophoudt wees in de zin van het pensioenreglement te zijn, of eerder overlijdt. Hierbij worden de fiscale maximeringen als omschreven in artikel 9 in acht genomen rekening houdend met de bepalingen uit de Wet op de Loonbelasting 1964.


1 januari 2007

8

Artikel 5 Pensioenspaarrekening 1. Voor iedere deelnemer wordt een ten name van de deelnemer staande pensioenspaarrekening geopend. Het pensioenfonds is juridisch eigenaar en begunstigde van deze pensioenspaarrekening. 2. Het in artikel 4, lid 1 bedoelde saldo wordt gevormd door een op naam van de deelnemer geopende pensioenspaarrekening bij het pensioenfonds en kan bestaan uit de volgende elementen: ⎯ kapitaalstortingen van de aangesloten onderneming; ⎯ kapitaalstortingen van de deelnemer; ⎯ de op de pensioenspaarrekening bijgeschreven (beleggings-)opbrengsten; ⎯ een door een ander pensioenfonds of verzekeraar overgedragen geldsom, die de waarde vertegenwoordigt van (een deel van) de jegens die instelling verworven premievrije pensioenaanspraken uit een eerder dienstverband. Hierbij worden de bepalingen in artikel 16 in acht genomen. 3. Het bestuur draagt zorg voor de belegging van de op de pensioenspaarrekening gestorte kapitaalstortingen op solide wijze en handelt daarbij overeenkomstig artikel 135 van de Pensioenwet. Het bestuur heeft voor de belegging van de kapitaalstortingen een overeenkomst gesloten met een financiële instelling. Deze overeenkomst ligt voor belanghebbenden bij het bestuur ter inzage. Het koersrisico wordt te allen tijde gedragen door de (gewezen) deelnemer. 4. Het bestuur biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen. Daartoe is in overleg met de vermogensbeheerder een selectie gemaakt van beleggingsfondsen (aandelenfondsen, obligatiefondsen, onroerendgoedfondsen etc), waaruit de (gewezen) deelnemer zijn keuze kan maken. Indien de (gewezen) deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, adviseert het bestuur de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de richtpensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de richtpensioendatum nadert. De verantwoordelijkheid voor de keuze van een bepaalde beleggingsmix ligt bij de (gewezen) deelnemer. In bijlage 5 zijn de beleggingsfondsen opgenomen. 5. De (gewezen) deelnemer die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, kan het bestuur te allen tijde verzoeken de verantwoordelijkheid voor de beleggingen weer op zich te nemen. De beleggingen vinden dan vanaf dat moment plaats op basis van de door het bestuur gekozen beleggingsmix. 6. De deelnemer kan desgewenst op elk moment het beleggingsmix voor de toekomstige kapitaalstortingen veranderen. Voorts kan de (gewezen) deelnemer het op de pensioenspaarrekening gevormde saldo dan wel een deel daarvan te allen tijde switchen naar een ander toegestane beleggingsmix. Aan het switchen van het saldo of een gedeelte daarvan naar een andere beleggingsmix kunnen door het bestuur, in overleg met de vermogensbeheerder, nadere beperkingen worden gesteld.


1 januari 2007

9

Bij overgang van de deelnemer naar een volgende leeftijdsgroep kan de wijze van beleggen van de toekomstige kapitaalstortingen automatisch worden gewijzigd volgens het beleggingsmix van de nieuwe leeftijdsgroep. 7. Het bestuur onderzoekt jaarlijks of de beleggingen van de (gewezen) deelnemer die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen zich bevinden binnen de op basis van de in lid 4 gestelde grenzen en informeert de (gewezen) deelnemer hierover. 8. In overleg tussen het bestuur en de vermogensbeheerder kan besloten worden aanpassingen aan te brengen in de selectie van beleggingsfondsen. 9. Het bestuur zal de (gewezen) deelnemers schriftelijk informeren over de in lid 4 en lid 8 bedoelde beleggingsfondsen en de in lid 6 bedoelde beperkingen. Ook eventuele wijzigingen hierin worden aan de (gewezen) deelnemers schriftelijk meegedeeld. 10. Het bestuur zal ten aanzien van de zorgplicht bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid als omschreven in artikel 52 van de Pensioenwet handelen conform de bepalingen in artikel 52 van de Pensioenwet. 11. Aan- en verkoop van beleggingsfondsen vindt plaats in opdracht van de deelnemer. 12. Bij de aan- en verkoop van beleggingsfondsen kunnen door de vermogensbeheerder kosten in rekening gebracht worden, die in mindering worden gebracht op de te storten of de te onttrekken bedragen.


1 januari 2007

10

Artikel 6 Kapitaalstortingen 1. Het pensioenspaarsaldo wordt gevormd door kapitaalstortingen. De stortingen kunnen periodiek en/of eenmalig plaatsvinden. 2. Kapitaalstortingen van de aangesloten ondernemingen bestaan uit de bijdragen in het kader van module A, zoals bedoeld in artikel 7. Deze bijdragen worden rechtstreeks aan het pensioenfonds afgedragen. 3. Kapitaalstortingen van de deelnemer in het kader van module B vinden plaats door inhouding van de door de deelnemer beschikbaar gestelde bijdragen op het salaris van de deelnemer. De deelnemer geeft hiertoe jaarlijks een opdracht aan de aangesloten onderneming waar hij werkzaam is. De ingehouden bijdragen worden door de onderneming aan het pensioenfonds afgedragen. 4. Kapitaalstorting kan ook plaatsvinden door inbreng van (een gedeelte van) een overdrachtswaarde. Hierbij worden de bepalingen in artikel 16 in acht genomen. 5. Kapitaalstortingen kunnen worden verricht voor zover niet wordt uitgegaan boven de percentages zoals vastgelegd in dit reglement. 6. De kapitaalstortingen worden jaarlijks begrensd door hetgeen is vastgelegd in artikel 17. Het bestuur van het pensioenfonds heeft de bevoegdheid om de bijdragen van de deelnemer te beperken of tot nul te brengen als de pensioenaanspraken bij doorbetaling van deze bijdragen, met inbegrip van de bijdrage van de aangesloten onderneming, uit zouden gaan boven de begrenzingen als bedoeld in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. 7. De omvang van het te verkrijgen pensioenspaarsaldo op de pensioenspaarrekening is afhankelijk van de kapitaalstortingen zoals bedoeld in dit artikel, alsmede van het behaalde beleggingsrendement over het pensioenspaarsaldo.


1 januari 2007

11

Artikel 7 Bijdrage aan de verplichte basisregeling (Module A) 1. De bijdragen worden door de directie in overleg met de vakverenigingen vastgesteld als percentage van het jaarsalaris en de eventuele ploegendiensttoeslag van de deelnemer. 2. Als de deelnemer niet gedurende het gehele jaar aan de regeling deelneemt, wordt de bijdrage van de aangesloten onderneming naar evenredigheid van de duur van de deelname vastgesteld. 3. De in een kalenderjaar verplichte bijdrage van de deelnemer gedurende het deelnemerschap wordt overeenkomstig de CAO’s of andere afspraken vastgesteld. 4. De in lid 3 bedoelde bijdrage wordt op het jaarsalaris en eventuele ploegendiensttoeslag van de deelnemer ingehouden in dezelfde termijnen als waarin dit jaarsalaris en eventuele ploegendiensttoeslag worden uitbetaald. 5. De huidige bijdragepercentages zijn vastgelegd in artikel 17 van dit reglement.


1 januari 2007

12

Artikel 8 Extra pensioensparen naar keuze van de deelnemer (Module B) 1. De deelnemer is gerechtigd aanvullend op de bijdrage volgens module A, zoals bedoeld in artikel 7, vrijwillige stortingen te verrichten ten behoeve van de verhoging van het pensioenspaarsaldo, door middel van inhouding en storting door de aangesloten onderneming. 2. De ruimte voor de vrijwillige storting is gemaximeerd op een percentage van het jaarsalaris inclusief ploegendiensttoeslag zoals nader omschreven in artikel 17 lid 2, vermeerderd met de in de vorige jaren niet-benutte ruimte voor individuele stortingen. Voor stortingen voor nietbenutte ruimte worden slechts dienstjaren vanaf 1 juli 1999, doorgebracht bij de aangesloten onderneming in aanmerking genomen. Voor de niet-benutte ruimte geldt dat de handreiking inhaal en inkoop van pensioen van 29 mei 2007 zoals gepubliceerd door de Kennisgroep pensioenen loonbelasting in acht wordt genomen. 3. De hoogte van de vrijwillige stortingen over vorige dienstjaren wordt vastgesteld door de niet-benutte ruimte over de voorgaande jaren, per de peildatum van enig jaar te bepalen. Deze niet-benutte ruimte wordt vermeerderd met een samengestelde interest van 4% voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt. 4. Het verzoek van de deelnemer aan de werkgever de niet-benutte ruimte te bepalen moet gedaan zijn vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan de storting. De werkgever verstrekt de deelnemer op verzoek van de deelnemer vóór 1 november van enig jaar de niet-benutte ruimte over vorige dienstjaren. 5. Indien een deelnemer gebruik wenst te maken van de mogelijkheid tot stortingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel, dient hij dit te doen door middel van bijlage 2 bij dit reglement. De werkgever verricht twaalf maandelijkse inhoudingen op het vaste maandsalaris vanaf januari van ieder jaar. 6. Iedere storting als bedoeld in dit artikel dient op jaarbasis minimaal € 300,-- te bedragen.


1 januari 2007

13

Artikel 9 Fiscale maximering 1. Voor het totaal van de pensioenen uit hoofde van deze prepensioenregeling en de overige pensioenregelingen van het pensioenfonds gelden fiscale maximeringen, welke in samenhang moeten worden beoordeeld. Voor de toepassing van het onderhavige artikel 9 wordt onder salaris verstaan het door de (gewezen) deelnemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon, waaronder loon in natura en toeslagen hoe ook genaamd, met uitzondering van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto. 2. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder a van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 100% van het laatstvastgestelde salaris. 3. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder b van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 70% van het op het tijdstip van ingang vastgestelde salaris dan wel bereikbare salaris. 4. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder c van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 14% (voor volle wezen 28%) van het op het tijdstip van ingang vastgestelde salaris dan wel bereikbare salaris. 5. Het jaarlijkse prepensioen bedraagt, met inbegrip van een tegelijkertijd tot uitkering komend ouderdomspensioen en/of eventuele VUT-uitkeringen, maximaal 85% van het salaris. Indien de deelnemer besluit de ingangsdatum van het prepensioen uit te stellen tot na de richtprepensioendatum, conform artikel 11 van dit reglement, zal het prepensioen door het uitstel niet meer bedragen dan 100% van het laatst vastgestelde salaris. 6. Voorzover mogelijk uit hoofde van de op de te verwerven pensioenaanspraken toepasbare voorwaarden, kunnen het ouderdoms-, partner-, wezen-, en prepensioen de hiervoor genoemde maxima overschrijden voorzover dit het gevolg is van: ⎯ aanpassing van de pensioenen aan loon- of prijsontwikkeling; ⎯ variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de (pre)pensioendatum wordt vastgesteld; ⎯ waardeoverdracht van pensioenaanspraken; ⎯ gehele of onderlinge ruil van ouderdoms-, partner-, wezen-, en/of prepensioen. Het verlies aan pensioen door ruil als bedoeld in dit lid kan niet worden gecompenseerd. Het partner- en wezenpensioen kunnen na een ruil niet meer bedragen dan de in lid 3 respectievelijk lid 4 van dit artikel aangegeven maxima. Het prepensioen kan na een ruil niet meer bedragen dan 100% van het salaris.


1 januari 2007

14

7. Indien een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap minder dan het normale aantal arbeidsuren heeft gewerkt, worden de hiervoor omschreven maxima gewijzigd vastgesteld met inachtneming van de volgende uitgangspunten: ⎯ het laatst voor de deelnemer vastgestelde salaris wordt herleid tot een bij het normale aantal arbeidsuren behorend jaarsalaris; ⎯ het desbetreffende maximum wordt berekend op basis van het onder a) vastgestelde jaarsalaris en vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor, waarbij de deeltijdfactor gelijk is aan het (gewogen gemiddelde) parttimepercentage. 8. In geval er sprake is van een situatie waarin de deelnemer in de periode van tien jaren direct voorafgaande aan de ingangsdatum van zijn pensioen: ⎯ in deeltijd gaat werken voor ten minste 50% van de voltijdse functie, dan wel ⎯ terugtreedt naar een lager gekwalificeerde functie; kan de hieruit voortvloeiende loonsverlaging voor de toepassing van dit reglement buiten beschouwing worden gelaten. 9. Indien de aanwending van het saldo van de pensioenspaarrekening ertoe leidt dat het pensioen hoger wordt dan de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel genoemde maxima, zal ten aanzien: ⎯ van lid 2 en 5 van dit artikel het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum worden vervangen door een uitkering van een bedrag ineens, waarop de wettelijke inhoudingen zullen plaatsvinden; ⎯ van lid 3 van dit artikel het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum, en voorzover dit toerekenbaar is aan het ten behoeve van het ouderdoms- en partnerpensioen gevormde saldo, worden vervangen door een bedrag ineens, waarop de wettelijke inhoudingen zullen plaatsvinden. Voorzover de overschrijding wordt veroorzaakt door het ten behoeve van prepensioen gevormde saldo, zal het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum vrijvallen ten gunste van het pensioenfonds; ⎯ van lid 4 van dit artikel het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum vrijvallen ten gunste van het pensioenfonds, voorzover de overschrijding wordt veroorzaakt door het ten behoeve van prepensioen gevormde saldo.


1 januari 2007

15

Artikel 10 Aanwending van het pensioenspaarsaldo 1. Het pensioenspaarsaldo wordt aangewend voor de aankoop van pensioenaanspraken in het pensioenfonds. Uitkering van het pensioenspaarsaldo door middel van een bedrag ineens is niet mogelijk. 2. Het pensioenfonds verstrekt aan de deelnemer drie maanden vóór de prepensioendatum een opgave van de uit het gevormde saldo van de pensioenspaarrekening te verkrijgen pensioenaanspraken. 3. Het pensioenspaarsaldo dient te worden aangewend voor de aankoop van een direct ingaand prepensioen ten behoeve van de deelnemer. Het prepensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Hierbij wordt de fiscale maximering met betrekking tot het jaarlijkse prepensioen als omschreven in artikel 9 in acht genomen. 4. Een tot uitkering komend pensioenspaarsaldo bij overlijden van de deelnemer moet worden aangewend ter verhoging van het partnerpensioen en/of wezenpensioen uit hoofde van de pensioenregeling van het pensioenfonds. Hierbij worden de fiscale maximeringen met betrekking tot het jaarlijks partner- en wezenpensioen als omschreven in artikel 9 in acht genomen. 5. Indien bij overlijden van de deelnemer de in lid 4 van dit artikel genoemde aankoop niet mogelijk is in verband met het ontbreken van een nabestaande aan wie een aanspraak op partner- of wezenpensioen conform de voorwaarden als omschreven in het Pensioenreglement kan worden uitgekeerd, zal het pensioenspaarsaldo vervallen aan het pensioenfonds. 6. Bij fiscale bovenmatigheid als gevolg van verhoging van het partnerpensioen en/of wezenpensioen als bedoeld in lid 4 zal de overwaarde vervallen aan het pensioenfonds met inachtneming van artikel 9, lid 9. 7. Het pensioenfonds streeft ernaar om de ingegane pensioenen en de nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers uit hoofde van deze regeling te verhogen en wel op dezelfde wijze als waarop ingevolge de pensioenregeling aanpassing van ingegane pensioenen plaatsvindt. Op de in dit lid genoemde pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van het prijsindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de in dit lid genoemde pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. 8. Bij aankoop in het pensioenfonds worden de te verkrijgen pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de grondslagen die zijn vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds. De aankoop vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren.


1 januari 2007

16

Artikel 11 Ingang van het prepensioen 1. De ingang van het prepensioen is in beginsel gesteld op de richtprepensioendatum. De (gewezen) deelnemer dient de door hem beoogde prepensioendatum ten minste zes maanden van tevoren ter kennis te brengen aan het pensioenfonds en de aangesloten onderneming waar hij werkzaam is. 2. De (gewezen) deelnemer kan het pensioenfonds verzoeken om de ingang van het prepensioen te doen vervroegen en het prepensioen eerder te doen ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. Hiertoe is toestemming van de aangesloten onderneming, waar hij werkzaam is, vereist. De werkelijke prepensioendatum kan echter niet eerder zijn dan de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt. 3. Ter voorkoming van fiscale bovenmatigheid heeft het pensioenfonds het recht te bepalen dat de beschikbare kapitaalstorting wordt verlaagd. 4. De (gewezen) deelnemer kan het pensioenfonds verzoeken om de ingang van het prepensioen op een latere datum te doen stellen en het prepensioen later te doen ingaan dan op de richtprepensioendatum indien en voorzover hij nog in dienstbetrekking werkzaam is. Hiertoe is toestemming van de aangesloten onderneming waar hij werkzaam is vereist indien de gewenste ingangsdatum na de eerste dag van de maand waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt ligt, tenzij het prepensioen bij ingang lager is dan 85% van het laatst verdiende salaris. Op verzoek van het pensioenfonds toont de (gewezen) deelnemer jaarlijks aan dat hij nog in dienstbetrekking is. 5. Een verzoek tot vervroeging of uitstel moet ten minste zes maanden vóór de werkelijke prepensioendatum ter kennis van het pensioenfonds worden gebracht. 6. De werkelijke prepensioendatum dient te zijn de eerste dag van een maand, gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt en de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. 7. Indien een (gewezen) deelnemer van het recht tot vervroeging of uitstel gebruik maakt wordt het prepensioen zoals aangewend conform artikel 10 verlaagd, respectievelijk verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, met inachtneming van de volgens algemeen aanvaarde actuariële grondslagen vastgestelde tabel. De tabel met vervroegingsrespectievelijk uitstelfactoren is opgenomen in bijlage 4 bij dit reglement. Bij de herleiding zullen de geldende fiscale bepalingen in acht worden genomen. Van een op die basis eventueel te hoog prepensioen zal de waarde voor het meerdere worden toegevoegd aan het ouderdomspensioen, waarop vanaf de 65ste verjaardag aanspraak bestaat ingevolge het Pensioenreglement. Daarbij zal de toevoeging eveneens gebaseerd worden op een gelijkblijvende actuariële waarde van dit deel en de toegestane fiscale grenzen niet overschrijden.


1 januari 2007

17

8. De bij het herrekenen van het prepensioen gehanteerde vervroegings- en uitstelfactoren, zoals in lid 7 omschreven, worden eenmaal per 5 jaar door het bestuur vastgesteld op basis van de dan geldende actuariële grondslagen en de samenstelling van het deelnemersbestand van het fonds. Hierbij worden bepalingen als gesteld in de Pensioenwet in acht genomen. In uitzondering hierop kan het bestuur besluiten om de vervroegings- en uitstelfactoren tussentijds aan te passen indien naar het oordeel van het bestuur en gehoord hebbende de actuaris een ingrijpende wijziging in het deelnemersbestand dit noodzakelijk maakt.


1 januari 2007

18

Artikel 12 Deeltijd-prepensioen 1. Op verzoek van de deelnemer kan het prepensioen op de werkelijke prepensioendatum ook gedeeltelijk ingaan. Hiertoe is toestemming van de werkgever nodig. 2. Het gedeelte van het prepensioen dat ingaat wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande artikelen. Het gedeelte van het opgebouwde prepensioen dat ingaat na de prepensioendatum wordt herrekend volgens het bepaalde in artikel 11. 3. De deelnemer dient het verzoek tot deeltijd-prepensioen ten minste drie maanden voor de werkelijke prepensioendatum in. 4. Het fonds kent de deeltijd-uitkering toe indien de deelnemer aan alle in het reglement gestelde voorwaarden voldoet. De deeltijd-uitkering gaat in op werkelijke prepensioendatum. 5. Van gedeeltelijke ingang van het prepensioen kan slechts sprake zijn indien en voor zover de dienstbetrekking voor het evenredige gedeelte wordt beëindigd.


1 januari 2007

19

Artikel 13 Beëindiging van het deelnemerschap 1. Indien het deelnemerschap vóór de prepensioendatum anders dan door overlijden eindigt, behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op het voor en door hem tot dat ogenblik gevormde pensioenspaarsaldo dat is gevormd in het kader van de verplichte basisregeling (module A) en de vrijwillige aanvullende voorziening (module B). De gewezen deelnemer heeft hierbij op het moment van beëindiging van het deelnemerschap de keuze uit de volgende opties: ⎯ Behoud van het pensioenspaarsaldo op de pensioenspaarrekening met jaarlijkse toevoeging van beleggingsrendement conform artikel 6 lid 7. ⎯ Aanwending van het pensioenspaarsaldo voor de aankoop van prepensioenaanspraken. 2. De gewezen deelnemer heeft het recht de in lid 1 bedoelde aanspraken af te kopen om bij een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven, met inachtneming van de bepalingen zoals opgenomen in artikel 16. Door overdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit reglement. 3. Bij beëindiging van het deelnemerschap zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel ontvangt de gewezen deelnemer een opgave van het pensioenspaarsaldo. Indien het pensioenspaarsaldo wordt aangewend voor de aankoop van pensioenaanspraken, ontvangt de gewezen deelnemer een bewijs van de premievrije pensioenaanspraken. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer voorts informatie over de toeslagverlening, informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is en de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds.


1 januari 2007

20

Artikel 14 Beëindiging van huwelijk of (geregistreerd) partnerschap 1. Indien het huwelijk van een (gewezen) deelnemer of vervroegd gepensioneerde eindigt door echtscheiding of indien er sprake is van scheiding van tafel en bed of indien het geregistreerd partnerschap van een (gewezen) deelnemer of vervroegd gepensioneerde eindigt anders dan door overlijden van de (gewezen) deelnemer of vervroegd gepensioneerde of de partner en anders dan door huwelijk van de (gewezen) deelnemer of vervroegd gepensioneerde met die partner, zijn de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing. De kosten voor verevening worden doorberekend aan de (gewezen) deelnemer of vervroegd gepensioneerde en diens gewezen partner. 2. Indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap van een (gewezen) deelnemer eindigt of indien er sprake is van scheiding van tafel en bed zoals omschreven in lid 1 van dit artikel vóór aanwending van het pensioenspaarsaldo dan verkrijgt de gewezen partner een pensioenspaarsaldo op zijn/haar naam. De gewezen partner verkrijgt een aanspraak op de helft van het tijdens de huwelijkse periode gevormde saldo op de pensioenspaarrekening, conform de bepalingen in de Wet verevening pensioenaanspraken bij scheiding. Hiervoor wordt dit deel van het saldo van de pensioenspaarrekening overgeboekt naar een op naam van de gewezen partner gestelde pensioenspaarrekening, tenzij door de huwelijkspartners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding besloten is tot een andere verdeling. Hierbij is het bepaalde in artikel 13, lid 1 alsmede lid 2 van overeenkomstige toepassing. Stortingen door de gewezen partner op diens pensioenspaarrekening zijn niet toegestaan. Het pensioenspaarsaldo zal op het moment van uitkering te allen tijde worden aangewend voor de aankoop van pensioenaanspraken. Uitkering van het pensioenspaarsaldo door middel van een bedrag ineens is niet mogelijk. Indien de gewezen partner overlijdt vóór het pensioenspaarsaldo tot uitkering is gekomen, zal het volledige saldo van de op naam van de gewezen partner gestelde pensioenspaarrekening overgeboekt worden naar de pensioenspaarrekening van de (gewezen) deelnemer. 3. De gewezen echtgenote, echtgenoot c.q. partner ontvangt een bewijs van rechten ter zake van het pensioenspaarsaldo c.q. de pensioenaanspraak waarop hij recht heeft, alsmede informatie over de toeslagverlening en informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. 4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen toepassing indien de man en vrouw bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen, nadat het pensioenfonds zich bereid heeft verklaard het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken, een en ander met inachtneming van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. 5. Op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer én de gewezen partner is het mogelijk conversie toe te passen.


1 januari 2007

21

Artikel 15 Uitkeringen 1. De uit het pensioenspaarsaldo op basis van dit reglement voortvloeiende pensioenaanspraken worden door of namens het pensioenfonds aan de vervroegd gepensioneerde, de voor partnerpensioen in aanmerking komende (gewezen) partner en aan de pensioengerechtigde kinderen uitgekeerd. 2. De uitkeringen worden uitbetaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen. 3. De uitkeringen worden onder inhouding van de verschuldigde belastingen, andere verplichte heffingen of andere met de vervroegd gepensioneerde overeengekomen inhoudingen, door of namens het pensioenfonds aan de rechthebbenden uitgekeerd en wel op een door de rechthebbende aangewezen bank- of girorekening. 4. Voor uitbetaling dienen door de rechthebbende aan het pensioenfonds, voor zover zij dat verlangt, stukken te worden overlegd waaruit het recht op uitbetaling blijkt. 5. Ten onrechte genoten uitkeringen moeten aan het pensioenfonds worden terugbetaald. 6. Het pensioenfonds houdt op de uitkering de benodigde bijdragen, premies en belastingen in. 7. Het fonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming de opgebouwde pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op prepensioen de uitkering van het prepensioen op jaarbasis op de prepensioendatum minder zal bedragen dan € 400,-per jaar (niveau 1 januari 2007), tenzij de gewezen deelnemer het fonds binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming heeft gemeld dat de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Afkoop zoals omschreven in dit lid is alleen mogelijk indien op het moment van beëindiging van het deelnemerschap het pensioenspaarsaldo aangewend is voor de aankoop van prepensioenaanspraken. 8. Indien de richtprepensioendatum vóór het verstrijken van de in het zevende lid genoemde termijn van twee jaar ligt, heeft het fonds het recht om bij de ingang van het prepensioen de opgebouwde pensioenaanspraken af te kopen, indien de uitkering van het prepensioen op de pensioendatum minder bedraagt dan € 400,-- per jaar (niveau 1 januari 2007). 9. Het fonds heeft jegens de partner het recht om bij ingang van het partnerpensioen een recht op partner- en eventueel wezenpensioen af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 400,-- (niveau 1 januari 2007). 10. Het fonds informeert de gewezen deelnemer respectievelijk de gepensioneerde over zijn besluit met betrekking tot het in lid 7 en 8 bedoelde recht binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming respectievelijk binnen zes maanden na de prepensioendatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. 11. Het fonds informeert de gewezen partner over zijn besluit met betrekking tot lid 9 binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.


1 januari 2007

22

12. Het fonds vergoedt rente over de periode tussen het besluit tot afkoop en de betaling van de afkoopwaarde. 13. De vaststelling van de afkoopsom als bedoeld in dit artikel vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde sekseneutrale afkoopfactoren. Deze afkoopfactoren zijn in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen. De afkoopsom is gelijk aan het betreffende pensioen vermenigvuldigd met de afkoopfactor behorende bij de leeftijd op het moment van afkoop. De leeftijd wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld, waarbij een gedeelte van een maand als een volle maand wordt aangemerkt. De afkoopfactoren bij tussenliggende leeftijden worden bepaald met behulp van lineaire interpolatie.


1 januari 2007

23

Artikel 16 Waardeoverdracht 1. Bij de opname in de (pre)pensioenregeling van het pensioenfonds heeft de deelnemer het recht de waarde van door zijn vorige werkgever toegekende premievrije pensioenaanspraken in te brengen in de in dit reglement vastgelegde prepensioenregeling en in de Pensioenregeling van het pensioenfonds. Hierbij zal rekening worden gehouden met de in artikel 71 tot en met 74 van de Pensioenwet opgenomen bepalingen. In geval van een inkomende waardeoverdracht worden de volgende situaties onderscheiden: — Indien bij de vorige pensioenuitvoerder alleen aanspraken gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet opgebouwd zijn, wordt de totale overdrachtswaarde aangewend voor de inkoop van aanspraken in de Pensioenregeling van het pensioenfonds; — Indien bij de vorige pensioenuitvoerder zowel aanspraken gebaseerd op een premie- of kapitaalsovereenkomst enerzijds en aanspraken gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet anderzijds opgebouwd zijn, wordt de overdrachtwaarde van de aanspraken met betrekking tot de premie- of kapitaalsovereenkomst ingebracht in de Prepensioenregeling en de overdrachtswaarde van de aanspraken met betrekkig tot de uitkeringsovereenkomst ingebracht in de Pensioenregeling; — Indien bij de vorige pensioenuitvoerder alleen aanspraken gebaseerd op een premie- of kapitaalsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet opgebouwd zijn, wordt de totale overdrachtswaarde aangewend voor de inkoop van aanspraken in de Pensioenregeling van het pensioenfonds. Het bestuur zal ingeval van waarde-inbreng in de Prepensioenregeling de ingebrachte waarde storten op de pensioenspaarrekening van de deelnemer. 2. Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 13, heeft betrokkene, mits wordt voldaan aan de in artikel 71 Pensioenwet opgenomen bepalingen, het recht zijn pensioenspaarsaldo af te kopen en in te brengen in de pensioenvoorziening van zijn nieuwe werkgever.Hierbij worden de bepalingen in artikel 71 tot en met 74 van de Pensioenwet in acht genomen. Door waardeoverdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit reglement. 3. Waardeoverdracht zal niet plaatsvinden indien op grond van artikel 72 van de Pensioenwet de financiële toestand van het pensioenfonds dat niet toelaat. 4. Waardeoverdracht als bedoeld in lid 1 en 2 zal geschieden conform de rekenen procedureregels zoals vastgelegd in het Besluit rekenen procedureregels recht op waardeoverdracht (Staatsblad 1994, nummer 6471) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 tot en met 28 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.


1 januari 2007

24

5. Het pensioenfonds kan met instemming van de rechthebbende het pensioen of de aanspraak op pensioen afkopen indien met de afkoopsom een pensioen wordt verworven dat: ⎯ de aangesloten onderneming heeft toegezegd, of ⎯ een andere werkgever die (een deel van) de onderneming heeft overgenomen, heeft toegezegd, indien deze andere werkgever een pensioentoezegging heeft gedaan met dezelfde inhoud als de pensioentoezegging van de aangesloten onderneming. Het pensioen of de aanspraak op pensioen wordt verworven bij de pensioenuitvoerder van de aangesloten onderneming (situatie a) of de pensioenuitvoerder van de andere werkgever (situatie b). De afkoopsom en het te verwerven pensioen worden vastgesteld conform het bepaalde in artikel 75 en 78 van de Pensioenwet en de daarop van toepassing zijnde overgangsbepalingen. Bij overdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit prepensioenreglement van de rechthebbende jegens het pensioenfonds.


1 januari 2007

25

Artikel 17 Financiering 1. De opbouw van het pensioenspaarsaldo voor een deelnemer wordt gefinancierd door betaling van een periodieke bijdrage (module A), uiterlijk tot de prepensioendatum. De werkgeversbijdrage is vastgesteld op een percentage van het jaarsalaris inclusief eventuele ploegendiensttoeslag van de deelnemer. Deze bijdrage is vastgesteld op 3%. De verplichte deelnemersbijdrage is vastgesteld op een percentage van het jaarsalaris inclusief eventuele ploegendiensttoeslag van de deelnemer. Deze bijdrage is vastgesteld op 0%. 2. De extra opbouw van pensioenspaarsaldo in de vrijwillige pensioenspaarregeling (module B) vindt plaats door betaling van incidentele koopsommen, eveneens uiterlijk tot de prepensioendatum. De hoogte van de vrijwillige stortingen op jaarbasis is gemaximeerd op 6% van het jaarsalaris inclusief eventuele ploegentoeslag. 3. De werkgeversbijdrage voor de financiering van de in artikel 20 vermelde overgangsregeling, de in artikel 21 vermelde opbouw pensioenaanspraken gedurende de uitkeringsperiode en de in artikel 22 vermelde voortzetting van de werkgeversbijdrage voor de zorgverzekering is vastgesteld op een percentage van het jaarsalaris inclusief eventuele ploegendiensttoeslag. Dit percentage is door het bestuur vastgesteld en wordt in principe eens per vijf jaar getoetst aan de uitgangspunten van de regeling. Het percentage kan jaarlijks door het bestuur, gehoord hebbende de actuaris, worden aangepast. Indien aan de hand van deze toetsing blijkt dat het percentage van de jaarpremie aangepast zou moeten worden, stellen de directie en de vakverenigingen opnieuw de uitgangspunten ter discussie waarbij de volgende opties mogelijk zijn: ⎯ aanpassing bijdragepercentage, en/of ⎯ aanpassing uitkeringsniveau, en/of ⎯ aanpassing richtprepensioendatum. 4. Als de deelnemer niet gedurende het gehele jaar aan de regeling deelneemt, worden de in dit artikel genoemde bijdragen naar evenredigheid van de duur van de deelname vastgesteld. 5. Indien een deelnemer besluit de pensioenopbouw voort te zetten gedurende de periode waarin de deelnemer in het kader van een levensloopregeling verlof opneemt, komt de gehele bijdrage voor rekening van de deelnemer.


1 januari 2007

26

Artikel 18 Verplichtingen van de deelnemer 1. De deelnemer is verplicht onverwijld kennis te geven van huwelijk, (geregistreerd) partnerschap, echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het (geregistreerd) partnerschap of van overlijden van echtgenote, echtgenoot of partner. 2. De deelnemer wiens huwelijk of (geregistreerd) partnerschap anders dan door overlijden geëindigd is, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis te geven door een schriftelijke verklaring over te leggen.De verklaring dient ten minste te vermelden de namen en geboortedata van beide partners en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De verklaring dient zowel door de deelnemer als door diens partner ondertekend te zijn. Indien de deelnemer aannemelijk maakt dat hij ondanks zijn inspanningen daartoe geen medeondertekening door de gewezen partner kan bewerkstelligen, zal de werkgever mogen afgaan op een eenzijdige verklaring van de deelnemer. 3. Het pensioenfonds is niet aansprakelijk voor een onjuiste opbouw van het pensioenspaarsaldo doordat de deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan de voor hem uit dit reglement Flexibel Prepensioen voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan, indien het een door de deelnemer in persoon na te komen verplichting betreft.


1 januari 2007

27

Artikel 19 Herziening of beëindiging van deze regeling 1. De vennootschap heeft zich het recht voorbehouden om, nadat de directie en de vakverenigingen hierover overleg hebben gevoerd, de regeling Flexibel Prepensioen te herzien of te beëindigen, indien de directie en de vakverenigingen dit in goed overleg nodig achten of indien van overheidswege zodanig ingrijpende wijzigingen op pensioengebied worden opgelegd, dat een herziening of beëindiging van de regeling Flexibel Prepensioen, gezien de opzet daarvan, noodzakelijk is of te beëindigen indien de financiële toestand van de aangesloten ondernemingen de uitgaven ter zake van de regeling Flexibel Prepensioen niet langer toelaat. Indien bovenstaande situaties zich voor zouden doen, stellen de directie en de vakverenigingen de uitgangspunten opnieuw ter discussie. 2. Indien aannemelijk is dat van dit recht gebruik zal worden gemaakt, zal het pensioenfonds de deelnemers hiervan onverwijld in kennis stellen en zullen de directie en de vakverenigingen overleg plegen inzake de eventuele herziening van de prepensioenregeling. Het deel van de pensioenen dat gevormd is door reeds gestorte bedragen, zal niet worden aangetast. Tevens worden de aangesloten ondernemingen hierover geïnformeerd.


1 januari 2007

28

Artikel 20 Overgangsregeling 1. Dit artikel is van toepassing op de deelnemers die op 31 maart 1999 reeds deelnemer zijn aan deze regeling en zulks onafgebroken blijven tot de prepensioendatum. 2. Het bestuur beoordeelt jaarlijks, gehoord de actuaris, of de middelen van het pensioenfonds het toelaten om de opgebouwde aanspraak op jaarlijks prepensioen van de deelnemers bedoeld in het eerste lid die in het komende kalenderjaar de prepensioendatum zullen bereiken, op de prepensioendatum aan te vullen. Een eenmaal verleende aanvulling is onvoorwaardelijk. 3. De financiering van de overgangsregeling geschiedt volgens het kapitaaldekkingssysteem. Dit houdt in dat het pensioenfonds de aanvullende uitkering zoals omschreven in lid 4 van dit artikel uiterlijk op 31 december voorafgaand aan de prepensioendatum in één keer inkoopt op basis van de door het pensioenfonds gehanteerde actuariële grondslagen. 4. Voor de deelnemers als bedoeld in lid 1 geldt met inachtneming van het financiële voorbehoud als bedoeld in lid 2 op de richtprepensioendatum een aanvulling conform onderstaande tabel. De leeftijd wordt in jaren en maanden vastgesteld waarbij een gedeelte van de maand wordt verwaarloosd. Leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2006

Aanvulling op het prepensioen als percentage van het salaris %

56 57 58 59 60 61 62

46,62 47,57 48,48 49,36 50,21 51,03 51,81

Bij tussenliggende leeftijden vindt lineaire interpolatie plaats. Voor de deelnemers geboren in 1946 en 1947 worden de percentages uit bovenstaande tabel verlaagd met 2,84%-punt. Voor de deelnemers geboren in 1948 en 1949 worden de percentages uit bovenstaande tabel verlaagd met 5,67%-punt. 5. Indien aan een deelnemer een gereduceerd jaarsalaris wordt uitgekeerd in verband met een overeengekomen onvolledige werktijd of indien dit vanaf inwerkingtreding van dit reglement eerder van toepassing is geweest, zal een correctiefactor voor onvolledige werktijd worden vastgesteld. De correctiefactor voor onvolledige werktijd is gelijk aan het quotiënt van de werkelijke werktijd en de volledige werktijd, beide te rekenen over alle jaren die de deelnemer in dienst van de vennootschap heeft doorgebracht. De op grond van lid 4 berekende aanvulling op het prepensioen wordt vermenigvuldigd met deze correctiefactor.


1 januari 2007

29

6. Indien aan een deelnemer een ploegendiensttoeslag wordt uitgekeerd in verband met een overeengekomen dienstverband in ploegendienst of indien dit vanaf inwerkingtreding van dit reglement eerder van toepassing is geweest, zal een correctiefactor voor ploegendiensttoeslag worden vastgesteld. De correctiefactor is gelijk aan het quotiënt van de som van de genoten procentuele ploegendiensttoeslagen en de volledige werktijd, beide te rekenen over alle jaren die de deelnemer in dienst van de vennootschap heeft doorgebracht, gedeeld door 100 en vervolgens vermeerderd met 1. De op grond van lid 4 berekende aanvulling op het prepensioen wordt vermenigvuldigd met deze correctiefactor. 7. Indien de prepensioendatum afwijkt van de richtprepensioendatum, worden de percentages als bedoeld in lid 4 gekort of verhoogd conform bijlage 4.


1 januari 2007

30

Artikel 21 Opbouw pensioenaanspraken gedurende uitkeringsperiode 1. Dit artikel is van toepassing op de deelnemers die op 31 maart 1999 reeds deelnemer zijn aan deze regeling en zulks onafgebroken blijven tot de prepensioendatum. 2. De opbouw van de pensioenaanspraken in de pensioenregeling wordt voor de deelnemer gedurende de uitkeringsperiode van het prepensioen voortgezet, doch ten hoogste voor een periode van vijf jaar. 3. De financiering van de pensioenaanspraken als bedoeld in lid 1 van dit artikel geschiedt volgens het rentedekkingssysteem. Dit houdt in dat het pensioenfonds deze pensioenaanspraken op de prepensioendatum in één keer inkoopt op basis van de door het pensioenfonds gehanteerde actuariële grondslagen. 4. Tijdens de periode van voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in lid 1 blijft de deelnemer de reglementaire deelnemersbijdragen als bedoeld in het pensioenreglement verschuldigd, als ware hij niet uitgetreden. De onder artikel 10, lid 7 bedoelde aanpassing zal ook gelden voor het jaarsalaris dat de deelnemer had op de prepensioendatum.


1 januari 2007

31

Artikel 22 Voortzetting zorgverzekering 1. Dit artikel is van toepassing op de deelnemers die op 31 maart 1999 reeds deelnemer zijn aan deze regeling en zulks onafgebroken blijven tot de prepensioendatum. 2. De deelnemer die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van vervroegde pensionering een werkgeverbijdrage ontvangt voor de zorgverzekering, blijft deze vergoeding ontvangen gedurende de periode van vervroegde pensionering. De deelnemer heeft gedurende deze periode recht op een vergoeding overeenkomstig hierover met de vakverenigingen gemaakte afspraken. 3. Deze voortzetting van de vergoeding voor de zorgverzekering vindt echter ten hoogste voor een periode van 5 jaar plaats.


1 januari 2007

32

Artikel 23 Samenloopbepaling Indien de vervroegd gepensioneerde tijdens de duur van de vervroegde prepensionering in aanmerking komt voor een uitkering als gevolg van arbeidsongeschiktheid of andere aanvullende uitkeringen, dan wordt de hem krachtens artikel 20 toekomende aanvulling verminderd met deze uitkering. De (gewezen) deelnemer en de vervroegd gepensioneerde zijn gehouden de aangesloten onderneming waar hij werkzaam is of was onmiddellijk in kennis te stellen van het ontstaan of een wijziging van een recht op bovengenoemde uitkering.


1 januari 2007

33

Artikel 24 Onaantastbaarheid van de pensioenen 1. De aan deze prepensioenregeling te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. 2. Beslag op pensioen is mogelijk voorzover dat voortvloeit uit de toepassing van de uniforme regeling voor beslag, zoals die is vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 475 b en verder.


1 januari 2007

34

Artikel 25 Algemene bepalingen 1. Degenen die aan dit reglement aanspraken kunnen ontlenen, zijn gehouden aan het bestuur op eerste verzoek de bewijsstukken over te leggen en de gegevens te verschaffen die voor de uitvoering van de onderhavige regeling nodig zijn. 2. De gevolgen van het niet-nakomen van de in dit artikel omschreven verplichtingen zijn voor risico van de deelnemer of de gewezen deelnemer, dan wel diens nabestaanden. 3. Voor fiscale gevolgen voortvloeiend uit eventueel onjuiste gegevens met betrekking tot de bij vorige werkgevers opgebouwde pensioenaanspraken zijn noch de aangesloten ondernemingen noch het pensioenfonds aansprakelijk. 4. De aanspraken van een (gewezen) deelnemer kunnen zonder toestemming van diens echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer en het pensioenfonds of de vennootschap worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. 5. Het bestuur heeft het recht om namens de vennootschap deze prepensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. Het bestuur heeft de bevoegdheid om namens de vennootschap zich neer te leggen bij deze beschikking en de prepensioenregeling in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking. 6. In de gevallen waarin het reglement Flexibel Prepensioen niet voorziet, zal het bestuur een beslissing nemen in overeenstemming met de bedoelingen van het reglement Flexibel Prepensioen en in overeenstemming met zijn statuten en de bepalingen uit de Wet op de loonbelasting 1964.


1 januari 2007

35

Artikel 26 Inwerkingtreding Dit reglement Flexibel Prepensioen wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 april 1999 waarbij de inwerkingtreding van iedere aangesloten onderneming is vastgelegd in de CAO’s. Het reglement is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2007.


1 januari 2007

36

Bijlage 1 De sekseneutrale afkoopfactoren zoals bedoeld in artikel 15, lid 13 zijn voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 conform onderstaande tabel vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële uitgangspunten van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de afkoopfactoren tussentijds te wijzigen. Prepensioen Leeftijd

Uitgesteld

Ingegaan

25 26 27 28 29

1,047 1,090 1,134 1,180 1,228

20,152 19,931 19,700 19,461 19,212

30 31 32 33 34

1,278 1,330 1,384 1,440 1,499

18,953 18,683 18,403 18,112 17,810

35 36 37 38 39

1,560 1,624 1,691 1,760 1,832

17,496 17,171 16,833 16,483 16,119

40 41 42 43 44

1,908 1,986 2,069 2,155 2,245

15,742 15,352 14,948 14,529 14,095

45 46 47 48 49

2,339 2,438 2,541 2,650 2,763

13,645 13,179 12,697 12,197 11,679

50 51 52 53 54 55 56 57 58 59

2,883 3,008 3,141 3,280 3,427 3,582 3,746 3,920 4,105 4,302

11,142 10,585 10,008 9,409 8,788 8,143 7,473 6,777 6,053 5,298


1 januari 2007

37

Prepensioen Leeftijd

Uitgesteld

Ingegaan

60 61 62 63 64

4,512 3,692 2,834 1,936 993

4,512 3,692 2,834 1,936 993

65

-

-


1 januari 2007

38

Bijlage 2 Bijspaarregeling prepensioen Naam en voorletters deelnemer: Personeelsnummer deelnemer:

……………………………….. ………………………………..

De deelnemer aan het reglement Flexibel Prepensioen 55-plussers uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland en werkzaam bij een aangesloten onderneming (hierna te noemen: werkgever) verklaart door middel van ondertekening van dit document dat hij/zij kiest voor deelname aan de vrijwillige aanvullende pensioenspaarregeling (Module B). De ondertekening van deze aanvullende prepensioentoezegging door deelnemer en werkgever heeft onder andere tot gevolg dat: ⎯ de deelnemer de mogelijkheid heeft vrijwillige stortingen voor prepensioen te doen, door middel van inhouding door de werkgever op het loon; ⎯ de deelnemer in beginsel op de 60-jarige leeftijd met prepensioen gaat op grond van het reglement Flexibel Prepensioen en deze aanvullende prepensioentoezegging; ⎯ de deelnemer het prepensioen echter tot de 62-jarige leeftijd kan uitstellen; ⎯ de deelnemer, met toestemming van de werkgever, het prepensioen verder kan uitstellen tot – op zijn laatst – de 65-jarige leeftijd; ⎯ de deelnemer, met toestemming van de werkgever, het prepensioen kan vervroegen tot – op zijn vroegst – de 55-jarige leeftijd.

datum: …………

datum:……………….

Deelnemer

Werkgever

______________________

_________________________


1 januari 2007

39

Bijlage 3 Formulier vrijwillige bijstortingen Dit document s.v.p. uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaande aan de bijstorting bij de salarisadministratie inleveren. Naam en voorletters deelnemer: Personeelsnummer deelnemer:

…………………………………….. ……………………………………..

Conform artikel 17, lid 2 van het reglement Flexibel Prepensioen 55-plussers mag ik vrijwillig extra prepensioenstortingen verrichten. Hier wil ik graag gebruik van maken. (s.v.p. invullen door deelnemer) Hieronder is door mij berekend dat ik per 1 januari …… een bedrag van maximaal €………. vrijwillig kan bijstorten in mijn prepensioenregeling. (s.v.p. invullen door deelnemer) 1 2 Mijn leeftijd op Prepensioengrondslag 1 januari aanstaande (laatstverdiende salaris + eventuele ploegendiensttoeslag) op 1 januari aanstaande

3 Percentage volgens Artikel 17, lid 2 van het reglement Flexibel Prepensioen

4 Maximale bijstorting (kolom 2 x 3)

………

6,0%

€……….

€………..

(hieronder s.v.p. aankruisen door deelnemer wat van toepassing is) A. Gelieve van deze maximale bijstorting een bedrag van €………. in te houden op mijn salaris.

B. Ik wens gebruik te maken van de door de werkgever berekende bijstortruimte over het verleden. Deze bijstortruimte is door de werkgever vastgesteld op €..…….. . Gelieve een bedrag van € ………. in te houden op mijn salaris.

(s.v.p. invullen door deelnemer) Het totaal van bovenstaande bijstorting(en) A. en B. bedraagt €……….. en wordt ingehouden op mijn salaris. Datum

Handtekening werknemer

Paraaf werkgever

……….

…………………………

…………………


1 januari 2007

40

Bijlage 4 De sekseneutrale vervroegings- en uitstelfactoren prepensioen, zoals bedoeld in artikel 11, lid 7 en artikel 20, lid 7 zijn voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 conform onderstaande tabel vastgesteld. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële uitgangspunten van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd de afkoopfactoren tussentijds te wijzigen. Ingangsleeftijd prepensioen Maand

Vervroegings- en uitstelfactoren

55 55 56 56 57

0 6 0 6 0

0,4399 0,4690 0,5013 0,5376 0,5785

57 58 58 59 59

6 0 6 0 6

0,6250 0,6783 0,7399 0,8120 0,8974

60 60 61 61 62

0 6 0 6 0

1,0000 1,1364 1,2727 1,4545 1,5455

62 63 63 64 64

6 0 6 0 6

2,1362 2,7063 3,6572 5,5610 11,2747

64

11

69,1965

Jaar

Bij tussenliggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd.


1 januari 2007

41

Bijlage 5 De beleggingsfondsen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 4, zijn in onderstaande tabellen opgenomen. Aandelen wereldwijd

Aandelen Europa

Fondsnaam

code

Fondsnaam

code

ABN AMRO Global Fund Delta Lloyd Investment Fund Fidelity Fonds World Fund Merril Lynch IIF Global Fund, Value Fund Ohra Aandelen Fonds Robeco Fortis OBAM JP Morgan Global Dynamic Fund Triodos Meerwaarde Aandelenfonds

50858 50470 57102 53916 50495 50836 54733 54700 50487

ABN AMRO Trans Europe Fund ABN AMRO Netherlands Fund Delta Lloyd Deelneming Fonds Fidelity Fonds European Growth Fund Merril Lynch IIF European Value Fund Robeco European Euqities JP Morgan Europe Strategic Growth Fund JP Morgan Europe Strategic Value Fund

50861 50837 50465 57111 54279 53304 54713 54714

Aandelen Azië-Pacific

Aandelen Amerika Fondsnaam

code

Fondsnaam

code

ABN AMRO America Fund Fidelity Funds America Fund USD Merril Lynch IIF US Basic Value Fund Robeco North American Equities JP Morgan US Dynamic Fund

51344 57136 53913 53305 54711

ABN AMRO Far East Fund Fidelity Funds Pacific Fund Merril Lynch IFF Pacific Equity Fund

50853 57672 53919

Aandelen opkomende markten

Obligaties wereldwijd

Fondsnaam

code

Fondsnaam

code

ABN AMRO China Equity Fund ABN AMRO Eastern Europe Equity Fund ABN AMRO Glob. Em. Markets Eq. Fund Delta Lloyd Donau Fonds Fidality Funds Emerging Markets Fund Merril Lynch IIF Emerging Europe Fund Robeco Emerging Markets Equities JP Morgan Emerging Markets Equity Fund

50806 50893 51201 50472 57077 53911 53306 54709

ABN AMRO Global Bond Fund Alrenta Rorento Triodos Meerwaarde Obligatiefonds

50857 50840 50491


42

1 januari 2007

Obligaties in euro

Onroerend Goed

Fondsnaam

code

Fondsnaam

code

ABN AMRO Euro Obligatie Fonds Delta Lloyd Rente Fonds Fidelity Funds Euro Bond Fund Merril Lynch IIF Euro Bond Fund Robeco Euro Obligaties Dividend Fortis L Fund Bond Euro JP Morgan Europe Bond Fund Triodos Groenfonds

53956 50483 53901 53912 50374 54734 54704 50575

ABN AMRO Glob. Property Sec. Fund OHRA Onroerend Goed Fonds Robeco Property Equities

50802 52812 53316

Mixfondsen

Liquiditeiten

Fondsnaam

code

Fondsnaam

code

ABN AMRO Lifecycle Fund 2015 ABN AMRO Lifecycle Fund 2018 ABN AMRO Lifecycle Fund 2020 ABN AMRO Lifecycle Fund 2022 ABN AMRO Lifecycle Fund 2025 ABN AMRO Lifecycle Fund 2028 ABN AMRO Lifecycle Fund 2030 ABN AMRO Lifecycle Fund 2032 ABN AMRO Lifecycle Fund 2035 ABN AMRO Lifecycle Fund 2038 ABN AMRO Lifecycle Fund 2040 ABN AMRO Fund 1 ABN AMRO Fund 2 ABN AMRO Fund 3 ABN AMRO Fund 4 ABN AMRO Fund 5 ABN AMRO Fund 6 Tiodos Meerwaarde Mixfonds

54284 54285 54286 54287 54289 54290 54292 54294 54296 54298 54301 50244 50245 50257 50267 50269 50309 50489

ABN AMRO SpaarPlus Fonds

53596


1 januari 2007

43

Reglement Flexibel Prepensioen voor deelnemers geboren voor 1 januari Stichting Pensioenfonds SCA Hygiene Products Nederland

Recommend Documents