Stichting Pensioenfonds Yara Nederland
Reglement 1a II Medewerkers geboren vóór 1 januari 1950
Versie 2015.06.24
Correspondentieadres: Stichting Pensioenfonds Yara Nederland Postbus 2 4540 AA SLUISKIL Tel. 0115-474446
© 2015 Towers Watson
Inhoudsopgave Artikel 1 – Begripsomschrijvingen........................................................................................ 3 Artikel 2 – Deelnemerschap ................................................................................................. 6 Artikel 3 – Pensioenaanspraken .......................................................................................... 7 Artikel 4 – Aanvaarding van pensioenaanspraken .............................................................. 7 Artikel 5 – Grondslag voor de berekening van de pensioenen anders dan voor prepensioen........................................................................................................................ 10 Artikel 6 – Grondslag voor de berekening van het prepensioen ....................................... 12 Artikel 7 – Ouderdomspensioen ........................................................................................ 13 Artikel 8 – Prepensioen ...................................................................................................... 14 Artikel 9 – Partnerpensioen................................................................................................ 15 Artikel 10 – Wezenpensioen .............................................................................................. 17 Artikel 11 – Pensioenaanspraken uit hoofde van werken in ploegendienst ..................... 18 Artikel 12 – Flexibele mogelijkheden ................................................................................. 20 A – Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen ................................ 20 B - Variatie hoogte ouderdomspensioen ........................................................ 22 Artikel 13 – Voorwaardelijke aanpassing van pensioenen................................................ 23 Artikel 14 – Deeltijd dienstverband .................................................................................... 24 Artikel 15 – Uitbetaling ....................................................................................................... 26 Artikel 16 – Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum ..................... 26 Artikel 17 – Waardeoverdracht .......................................................................................... 27 Artikel 18 – Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding.................................................................................................. 28 Artikel 19 – Verevening ouderdoms- en prepensioen bij scheiding .................................. 30
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
ii
Artikel 20 – Kosten van de pensioenregeling .................................................................... 32 Artikel 21- Algemene bepalingen ....................................................................................... 33 Artikel 22 – Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid ............................. 36 Artikel 23 – Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemers ............................. 38 Artikel 24 – Geen of lager recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid ....................................................................................................... 40 Artikel 25 – Plichten van de deelnemer ............................................................................. 41 Artikel 26 – Afkoop van kleine pensioenen ....................................................................... 41 Artikel 27 – Verbod op vervreemding ................................................................................ 43 Artikel 28 – Bijzondere bepalingen .................................................................................... 43 Artikel 29 – Glijclausule...................................................................................................... 45 Artikel 30 – Onvoorziene gevallen en geschillen .............................................................. 45 Artikel 31 – Overgangsbepalingen..................................................................................... 46 Artikel 32 – Inwerkingtreding ............................................................................................. 47 Bijlage 1 — Franchise en Grensbedragen ....................................................................... 48 Bijlage 2 — vervroeging cq. Uitstel prepensioen............................................................... 50 Bijlage 3 — Afkoopfactoren kleine pensioenen ................................................................. 55 Bijlage 4 — Inhaaltoeslag .................................................................................................. 60
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
3
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen In dit reglement wordt verstaan onder: Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Yara Nederland, gevestigd te Sluiskil. Werkgever: Yara Sluiskil B.V., Yara Shared Services B.V., Yara Holding Netherlands B.V., statutair gevestigd te Sluiskil en Yara Benelux B.V., statutair gevestigd te Vlaardingen. Bestuur: Het Bestuur van het pensioenfonds. Werknemer: De persoon die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft, met uitzondering van vakantiewerker en stagiair. Deelnemer: De werknemer als bedoeld in artikel 2, lid 1 van dit pensioenreglement. Gewezen deelnemer: De persoon wiens deelnemerschap op grond van artikel 2, lid 5 is geëindigd en die op grond van dit voormalig deelnemerschap reglementaire aanspraken op pensioen heeft behouden, anders dan als gepensioneerde. Gepensioneerde: De persoon voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan. Verzekeraar: Een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
4
Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Richtprepensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 61 jaar en 8 maanden bereikt. Flexperiode prepensioen: De flexperiode prepensioen gaat in 1 jaar en 8 maanden voor de richtprepensioendatum en eindigt 3 jaar en 4 maanden na de richtprepensioendatum. Partner: de ongehuwde persoon die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, die geen verwant in de rechte lijn van de deelnemer is en met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer blijkens een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst gedurende tenminste een half jaar een gezamenlijke huishouding voert. Als aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding geldt de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding die is vermeld in bovengenoemde notariële akte. Geregistreerde partner: de persoon waarmee de (gewezen) deelnemer voor de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap in de zin van artikel 1:80a BW heeft. Nabestaande: -
indien de (gewezen) deelnemer gehuwd is: de weduwe/ de weduwnaar;
-
indien de (gewezen) deelnemer voor de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap is aangegaan: de geregistreerde partner;
-
indien de (gewezen) deelnemer een gezamenlijke huishouding met een partner voert: de partner;
-
indien de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest of een geregistreerd 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
5
partnerschap, dan wel een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd: de gewezen echtgenoot, de gewezen geregistreerde partner of de gewezen partner. Kinderen: -
kinderen die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;
-
pleegkinderen en kinderen die tot de echtgenoot of (geregistreerde) partner van de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek.
Pleegkinderen en kinderen die tot de echtgenoot of (geregistreerde) partner van de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan dienen door de (gewezen) deelnemer te worden opgevoed en geheel of nagenoeg geheel door de deelnemer te worden onderhouden. Kinderen dienen voor de pensioendatum aan deze voorwaarden te voldoen. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; zoals deze wet op 1 augustus 1993 luidt, met inachtneming van de daarna aangebrachte wijzigingen, tenzij het pensioenfonds binnen 6 maanden nadat een wijziging van deze wet in het Staatsblad is geplaatst, aan de werkgever ten aanzien daarvan het tegendeel heeft bericht. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; zoals deze wet op 29 december 2005 luidt, met inachtneming van de daarna aangebrachte wijzigingen, tenzij het pensioenfonds binnen 6 maanden nadat een wijziging van deze wet in het Staatsblad is geplaatst, aan de werkgever ten aanzien daarvan het tegendeel heeft bericht. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
6
Arbeidsongeschiktheidspercentage: Het arbeidsongeschiktheidspercentage dat volgens de WIA of WAO hoort bij de uitkering op grond van die wetten. Bij de vaststelling van dit percentage is in geval van de WAO-uitkering door het UWV rekening gehouden met eventuele neveninkomsten.
Artikel 2 – Deelnemerschap 1.
Alle werknemers die: a.
op 31 december 2005 in dienst van de werkgever én
b.
geboren zijn vóór 1 januari 1950 én
c.
reeds deelnemer waren aan de eindloonregeling zoals deze werd uitgevoerd door het pensioenfonds,
zijn als deelnemer in de pensioenregeling opgenomen. 2.
Elke deelnemer ontvangt een exemplaar van dit reglement en van eventueel daarin aangebrachte wijzigingen.
3.
De deelnemer ontvangt van het pensioenfonds een schriftelijke opgave van de door de deelnemer opgebouwde pensioenaanspraken. Na elke wijziging van de pensioenaanspraken en in ieder geval eenmaal per jaar ontvangt de deelnemer een nieuwe opgave. Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer verstrekt het pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde aanspraken. Het pensioenfonds brengt hier geen kosten voor in rekening. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds ten behoeve van de (gewezen) deelnemer eenmalig de aan het betreffende jaar, dan wel, indien de opgave na afloop van het jaar wordt verstrekt, aan het voorafgaande jaar, toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Het eerste jaar waarover de waarde van pensioenaangroei wordt verstrekt is 2004. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het pensioenfonds 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
7
eenmalig tevens een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 4.
Het deelnemerschap eindigt: a.
door het ingaan van het ouderdomspensioen;
b.
door het overlijden van de deelnemer;
c.
door beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever voor de richtprepensioendatum, anders dan door -
het overlijden van de deelnemer, of
-
het ingaan van een prepensioen-uitkering ontleend aan het dienstverband met de werkgever,
tenzij (gedeeltelijk) vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid is verleend voorafgaand aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst. 5.
Gedurende het deelnemerschap maken de bepalingen van dit reglement deel uit van de arbeidsovereenkomst van de werknemer met de werkgever.
Artikel 3 – Pensioenaanspraken Aan de deelnemers worden pensioenaanspraken toegekend onder de voorwaarden in dit reglement omschreven. Deze pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst en omvatten: -
ouderdomspensioen voor alle deelnemers;
-
prepensioen voor alle deelnemers;
-
partnerpensioen voor alle deelnemers;
-
wezenpensioen voor alle deelnemers.
Artikel 4 – Aanvaarding van pensioenaanspraken 1.
Indien het overlijden van de werknemer een gevolg is van of bevorderd is door klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken, die reeds 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
8
bestonden voor of bij aanvang van de toekenning van pensioenaanspraken en waardoor de werknemer bij aanvang van de toekenning reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, is de aanspraak op het partnerpensioen en wezenpensioen gelijk aan het bedrag, gebaseerd op de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken voorafgaand aan de datum van overlijden met een maximum van de aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen, tenzij de partner en/of kinderen van de werknemer kunnen aantonen dat het overlijden geen direct of indirect gevolg is van de in dit lid genoemde klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken. 2.
Indien de werknemer bij aanvang van de toekenning van pensioenaanspraken geheel arbeidsongeschikt is, bestaat er geen recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid met betrekking tot ouderdomspensioen, prepensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Indien de werknemer bij aanvang van toekenning van pensioenaanspraken gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, bestaat slechts recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid met betrekking tot ouderdomspensioen, prepensioen, partnerpensioen en wezenpensioen voor het gedeelte waarvoor de werknemer niet arbeidsongeschikt is, tenzij arbeidsongeschiktheid een gevolg is van of bevorderd is door voor of bij aanvang van toekenning van pensioenaanspraken aanwezige klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken waardoor de werknemer bij aanvang van de toekenning van pensioenaanspraken reeds arbeidsongeschikt was.
3.
Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing met ingang van de datum waarop de werknemer gedurende een periode van vier weken aaneengesloten zijn werkzaamheden volledig heeft hervat. Alsdan geldt het bepaalde in lid 4 en 5.
4.
Voor de bepalingen in dit artikel geldt, dat een werknemer geheel of 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
9
gedeeltelijk arbeidsongeschikt is indien de werknemer: -
volledig (80% of meer) of gedeeltelijk (35%-80%) arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA, dan wel
-
(gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is in de zin van, dan wel recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WAO, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, dan wel
-
recht heeft op (gedeeltelijke) loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek of op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de ZW,
en dat onder arbeidsongeschiktheid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, die geacht wordt aanwezig te zijn indien en zolang de werknemer recht heeft op een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO alsmede gedurende de wachttijd voorafgaand aan de uitkering, een en ander als vastgesteld door het UWV. 5.
Verhogingen van het pensioengevend salaris worden binnen drie maanden na de datum van verhoging gemeld aan het pensioenfonds. Verhogingen die ná drie maanden na de verhoging worden gemeld worden door het pensioenfonds geweigerd, tenzij het pensioenfonds meedeelt de verhoging van het risico te hebben geaccepteerd. Reglementaire, tijdig en correct gemelde salarisverhogingen worden, met inachtneming van de hierna volgende volzin zonder wijziging ten aanzien van de dekking geaccepteerd.
Voor de deelnemer die arbeidsongeschikt iswordt het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico geaccepteerd op basis van een maximale salarisverhoging ter grootte van de CAO loonindexcijfer van Yara Sluiskil B.V.. Daarbij geldt dat deze verhoging alleen wordt aanvaard voor het gedeelte waarvoor het arbeidsongeschiktheidsrisico niet is ingegaan.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
10
Artikel 5 – Grondslag voor de berekening van de pensioenen anders dan voor prepensioen 1.
2.
Bij de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van: -
de dienstjaren van de deelnemer;
-
de pensioengrondslag van de deelnemer.
De voor de pensioenberekening van het ouderdoms- en partnerpensioen in aanmerking te nemen dienstjaren zijn de jaren in dienst van de werkgever doorgebracht tussen de eerste dag van de maand waarin het deelnemerschap voor de deelnemer is aangevangen en de pensioendatum. Voor de toepassing van de pensioenberekening in dit lid dienen onder dienstjaren mede te worden verstaan: -
de periode waarin de deelnemer in aansluiting op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever een prepensioen-uitkering ontvangt;
-
de periode waarin de gewezen deelnemer in aansluiting op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever door arbeidsongeschiktheid recht heeft op volledige premievrije continuering van de pensioenopbouw;
-
de extra dienstjaren die het gevolg zijn van de waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenen.
Het aantal dienstjaren wordt bepaald in jaren en volle maanden; een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Het aantal dienstjaren voor de berekening van de pensioenaanspraken bedraagt maximaal 40. 3.
De pensioengrondslag is een bedrag gelijk aan het jaarsalaris van de deelnemer, verminderd met een franchise. De jaarlijkse vaststelling van de pensioengrondslag vindt plaats per 1 januari, waarbij het dan geldende jaarsalaris in aanmerking wordt genomen. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
11
Bij de berekening van het ouderdomspensioen, partnerpensioen en de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid wordt ten hoogste een pensioengrondslag in aanmerking genomen, die gebaseerd is op een jaarsalaris van € 130.000,00 en de franchise bij aanvang van de overeenkomst met de verzekeraar op grond waarvan de verzekering ter dekking van het pensioen worden gesloten. 4.
Onder jaarsalaris wordt verstaan de som van de volgende bestanddelen, voor zover deze tot het regelmatig genoten loon behoren: -
12 maal het bedrag dat tussen de werkgever en de deelnemer als maandsalaris is overeengekomen;
-
de 13de maand;
-
de vakantietoeslag;
-
de eventuele toeslag die het gevolg is van indeling in een lagere salarisschaal vanwege bedrijfsomstandigheden of het opheffen van functies
-
de eventuele tonpremiegarantie;
-
de eventuele studietoeslag;
-
de eventuele orbatoeslag.
De ploegentoeslag en de daarover berekende vakantietoeslag en 13de maand worden voor de bepaling van het jaarsalaris niet in aanmerking genomen. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 11. 5.
Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks per 1 januari de franchise vast. De franchise zal jaarlijks worden aangepast aan de procentuele stijging van de uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet, tenzij het bestuur anders beslist. De franchise zal nooit lager zijn dan het wettelijk minimum. De franchise wordt normaal afgerond op een veelvoud van € 1,00. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
12
De franchises worden vermeld in bijlage 1. 6.
Tot de 62ste verjaardag van de deelnemer wordt de pensioengrondslag elk jaar per 1 januari gesteld op het verschil tussen het jaarsalaris en de franchise, zoals die per die datum gelden. Na de 62ste verjaardag van de deelnemer wordt de pensioengrondslag elk jaar per 1 januari vastgesteld op het verschil tussen een bedrag aan salaris zoals hieronder nader wordt omschreven en de franchise zoals die per die datum geldt. Het bedrag aan salaris wordt gesteld op het gemiddelde van de per 1 januari geldende jaarsalarissen over de jaren tussen de 1ste januari volgend op de 62ste verjaardag en de pensioendatum. Voor de nog te vervullen dienstjaren wordt voor de bepaling van het gemiddelde aangenomen, dat de jaarsalarissen gelijk zullen zijn aan het laatstelijk vastgestelde jaarsalaris. Voor de periode dat de deelnemer, direct aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, een aan het dienstverband met de werkgever ontleende uitkering ontvangt op basis van een prepensioen-uitkering, wordt onder salaris verstaan het geldende jaarinkomen per 1 januari direct voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het aldus vastgestelde inkomen wordt jaarlijks aangepast met de algemene loonsverhogingen bij de werkgever. Voor het in dit lid bedoelde jaarsalaris geldt het gemaximeerde jaarsalaris overeenkomstig het bepaalde in lid 3.
7.
In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de op grond van deze pensioenregeling tot het tijdstip van de verlaging reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet aangetast.
Artikel 6 – Grondslag voor de berekening van het prepensioen 1.
Bij de berekening van het prepensioen wordt uitgegaan van: -
de dienstjaren van de deelnemer; 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
13
2.
het jaarsalaris van de deelnemer.
De voor de pensioenberekening van het prepensioen in aanmerking te nemen dienstjaren zijn de jaren in dienst van de werkgever doorgebracht tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt en de richtprepensioendatum. Het aantal dienstjaren wordt bepaald in jaren en volle maanden; een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
3.
De jaarlijkse vaststelling van het jaarsalaris vindt plaats per 1 januari. Onder jaarsalaris wordt verstaan de som van de volgende bestanddelen, voor zover deze tot het regelmatig genoten loon behoren: -
12 maal het bedrag dat tussen de werkgever en de deelnemer als maandsalaris is overeengekomen;
-
de 13de maand;
-
de vakantietoeslag;
-
de eventuele toeslag die het gevolg is van indeling in een lagere salarisschaal vanwege bedrijfsomstandigheden of het opheffen van functies
4.
-
de eventuele tonpremiegarantie.
-
de eventuele orbatoeslag
-
de eventuele studietoeslag
-
de ploegentoeslag;
In geval van verlaging van het jaarsalaris van een deelnemer worden de op grond van deze pensioenregeling tot het tijdstip van de verlaging reeds opgebouwde aanspraken op prepensioen niet aangetast.
Artikel 7 – Ouderdomspensioen 1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt aan de gepensioneerde uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
14
2.
Zolang het deelnemerschap voortduurt, wordt het totale te bereiken ouderdomspensioen vastgesteld door de laatst vastgestelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het volgens lid 3 vastgestelde pensioenpercentage per dienstjaar en de te bereiken dienstjaren.
3.
Het pensioenpercentage per dienstjaar bedraagt voor het gedeelte van het jaarsalaris: - tot grensbedrag I
1,75%
- van grensbedrag I tot grensbedrag II
1,5%
- vanaf grensbedrag II
1%
De grensbedragen worden vermeld in bijlage 1. 4.
De grensbedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van het CAO-loonindexcijfer van YARA SLUISKIL B.V..
Artikel 8 – Prepensioen 1.
Het prepensioen gaat in op de richtprepensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de pensioendatum valt.
2.
Het jaarlijkse prepensioen bedraagt bij onafgebroken dienstverband tot de richtprepensioendatum per dienstjaar 4,5% van het in artikel 6 lid 3 genoemde jaarsalaris, zoals dit laatstelijk is vastgesteld. Het prepensioen zal niet meer bedragen dan 75% van het jaarsalaris, zoals dit laatstelijk is vastgesteld.
3.
De aanspraken op prepensioen worden verminderd met de uitkeringen uit hoofde van een door de werkgever getroffen afvloeiingsregeling en sociale uitkeringen in verband met werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
15
4.
Indien de (gewezen) deelnemer het prepensioen, na overeenstemming hierover met de werkgever, binnen de flexperiode prepensioen op een vroeger of later tijdstip dan de richtprepensioendatum wenst te laten ingaan, zijn de bepalingen als omschreven in bijlage 2 van toepassing.
Artikel 9 – Partnerpensioen 1.
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan de nabestaande uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden.
2.
Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 70% van het volgens artikel 7 berekende ouderdomspensioen. a.
In geval van overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum bedraagt het partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen, dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de pensioendatum in dienst van de werkgever had kunnen blijven, en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was. Hierbij wordt uitgegaan van de pensioengrondslag welke de hoogste pensioenaanspraken geeft, namelijk: -
de pensioengrondslag zoals deze volgens het bepaalde in artikel 5 op 1 januari voorafgaande aan het overlijden was vastgesteld; of
-
de pensioengrondslag welke, in afwijking van het daaromtrent in artikel 5 bepaalde, uitgaande van het salaris van de deelnemer en de franchise op het moment van overlijden, voor de deelnemer van kracht was.
b.
In geval van overlijden van de gewezen deelnemer bedraagt het partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen dat is vastgesteld op grond van artikel 16.
c.
In geval van overlijden van de gepensioneerde bedraagt het 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
16
partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen dat aan de gepensioneerde werd uitgekeerd. 3.
Het volgens lid 2 berekende partnerpensioen wordt verminderd met het pensioen waarop een voorgaande echtgenoot of partner van de deelnemer ingevolge het bepaalde bij artikel 18 'Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding' aanspraak heeft verkregen.
4.
De deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verkrijgt geen aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot of partner met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde huwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren op of na de pensioendatum.
5.
De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e) dan wel de partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder schriftelijke toestemming van die echtgeno(o)t(e) dan wel partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het pensioenfonds of de werkgever worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
6.
Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
17
Artikel 10 – Wezenpensioen 1.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan elk van de kinderen van de deelnemer of de gewezen deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 21ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de overlijdensdatum van het kind, zo deze dag eerder valt.
2.
Het wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand, waarin een kind arbeidsongeschikt of studerend is in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, doch niet eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt noch ook eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de 21ste verjaardag van het kind. De uitkering wordt voortgezet tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt of ophoudt arbeidsongeschikt te zijn of te studeren.
3.
Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 20% van de wezenpensioengrondslag. De wezenpensioengrondslag is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum bedraagt de wezenpensioengrondslag 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer verkregen zou hebben, als de deelnemer tot de pensioendatum in dienst van de werkgever had kunnen blijven en voor de deelnemer de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was. Hierbij wordt uitgegaan van de pensioengrondslag welke de hoogste pensioenaanspraken geeft, namelijk -
de pensioengrondslag zoals deze volgens het bepaalde in artikel 5 op 1 januari voorafgaande aan het overlijden was vastgesteld of 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
18
-
de pensioengrondslag welke, in afwijking van het daaromtrent in artikel 5 bepaalde, uitgaande van het salaris van de deelnemer en de franchise op het moment van overlijden, voor de deelnemer van kracht was.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt zonder een pensioengerechtigde weduwe, weduwnaar of partner na te laten of indien de pensioengerechtigde weduwe, weduwnaar of partner overlijdt Indien: -
het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding;
-
het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden na scheiding van tafel en bed;
-
het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding is beëindigd,
en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
Artikel 11 – Pensioenaanspraken uit hoofde van werken in ploegendienst 1.
Voor deelnemers werkzaam in ploegendienst, worden de pensioenaanspraken als omschreven in de artikelen 7, 9 en 10 nog verhoogd met extra pensioenaanspraken.
2.
Onder ploegentoeslag in enig jaar wordt in dit reglement verstaan het per 1 januari van het betreffende jaar of bij aanvang van de ploegendienst in de loop van het betreffende jaar geldende ploegentoeslag.
3.
Voor elk jaar of gedeelte van het jaar waarin een deelnemer ploegentoeslag ontvangt, wordt ouderdomspensioen, partner- en 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
19
wezenpensioen opgebouwd. 4.
De in een dienstjaar te verwerven aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt 1,75% van de in dat jaar geldende ploegentoeslag. Het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen over ploegentoeslag wordt voor de verdere toepassing van dit pensioenreglement gelijkgesteld met ouderdoms-, partner- en wezenpensioen ingevolge artikel 7, 9 en 10. De vaststelling van de ploegentoeslag is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de deelnemer.
5.
Bij de vaststelling van de bijdrage van de deelnemer, als bedoeld in artikel 20, zal de ploegentoeslag tevens in aanmerking worden genomen.
6.
Deelnemers, die werkzaam zijn of zijn geweest in ploegendienst behouden aanspraak op het, tot de datum van uitdiensttreding dan wel tot de datum van beëindiging van de ploegendienst opgebouwde ploegentoeslagpensioen. De overige bepalingen van het reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de aanspraken voortvloeiende uit dit artikel.
7.
Bij de hernieuwing van de CAO per 1 april 1995 werd overeengekomen dat voor werknemers die van ploegendienst naar dagdienst zijn overgeplaatst, de volgens dit artikel opgebouwde pensioenrechten met terugwerkende kracht tot 1 januari 1992 en vervolgens jaarlijks zullen worden aangepast aan de hand van eventuele toeslagen die op de pensioenen van gepensioneerde werknemers worden toegekend. Met ingang van 1 januari 2000 zullen de toeslagen worden berekend conform het bepaalde in artikel 13 ”Voorwaardelijke aanpassing van pensioenen‘.
8.
Deelnemers van 55 jaar en ouder die de ploegendienst verlaten anders dan door gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid behouden hun opbouw 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
20
ploegentoeslag, rekeninghoudend met de staffeling conform artikel 23 lid 3.
Artikel 12 – Flexibele mogelijkheden A – Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen 1.
De (gewezen) deelnemer met een aanspraak op partnerpensioen kan die aanspraak, voor zover opgebouwd vanaf 1 januari 2002 en niet premievrijgesteld op grond van artikel 22, op de pensioendatum uitruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer heeft hierbij de keuze om 100%, 75%, 50%, 25% of 0% van de bovengenoemde aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen. Het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 18 — “Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of van de gezamenlijke huishouding“ kan niet worden uitgeruild.
2.
Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen.
3.
Uitruil van (een deel van) de aanspraak op partnerpensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
4.
Het uitruilrecht is van toepassing op: a.
de verhogingen van de aanspraak op partnerpensioen als gevolg van salarisverhogingen na 1 januari 2002.
b.
de verhogingen van de premievrije aanspraak op partnerpensioen uit hoofde van artikel 13 voor zover op deze premievrije aanspraak op partnerpensioen het uitruilrecht reeds van toepassing is.
5.
De bepalingen van het ouderdomspensioen zoals omschreven in artikel 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
21
7 zijn van overeenkomstige toepassing op de verhoging van het ouderdomspensioen. 6.
De (gewezen) deelnemer die zijn aanspraak op partnerpensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen dient ervoor te zorgen dat het schriftelijk verzoek hiertoe een half jaar vóór, doch uiterlijk op de pensioendatum door het pensioenfonds is ontvangen.
7.
De keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
8.
De echtgenoot of partner van de (gewezen) deelnemer dient het verzoek tot uitruil van de (gewezen) deelnemer mede te ondertekenen.
9.
De aanspraak op partnerpensioen zal op de pensioendatum tegen de in lid 10 genoemde ruilvoet worden omgezet in een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen.
10.
De ruilvoet voor uitruil voor een hoger ouderdomspensioen bedraagt 27,50%. Dit houdt in dat voor één euro partnerpensioen 0,2750 euro ouderdomspensioen kan worden aangekocht. Het in artikel 7 bedoelde ouderdomspensioen zal derhalve worden verhoogd met 27,50% van het uitgeruilde partnerpensioen. De ruilvoet is onder meer gebaseerd op de Prognosetafel AG2014 en de verhouding man / vrouw conform het deelnemersbestand per 31-12-2014.
11.
De ruilvoet geldt per 1 januari 2015. Jaarlijks bekijkt het bestuur in hoeverre de ruilvoet nog correct is en stelt deze (eventueel opnieuw) vast. De ruilvoet is van toepassing op de deelnemers die gedurende deze periode met pensioen gaan dan wel uit dienst treden en vervolgens binnen de looptijd van deze overeenkomst met pensioen gaan. Na het einde van voornoemde periode geldt voor de (gewezen) 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
22
deelnemers die daarna met pensioen gaan en wensen uit te ruilen de nieuwe door het pensioenfonds vast te stellen ruilvoet. 12.
Het pensioenfonds heeft het recht de in lid 11 genoemde ruilvoet tussentijds te wijzigen indien: -
de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
-
de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
13.
Het door in lid 1 bedoelde uitruil ontstane verlies aan partnerpensioen kan niet worden gecompenseerd.
B - Variatie hoogte ouderdomspensioen 14.
De deelnemer heeft uitsluitend in geval van volledige pensionering het recht de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren, mits wordt voldaan aan de in de volgende leden van dit artikel vermelde voorwaarden.
15.
De hoogte van het ouderdomspensioen kan na ingang variëren, mits de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie zal uiterlijk op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen door het pensioenfonds worden vastgesteld. Het verevende ouderdomspensioen zal worden meegenomen bij de bepaling van bovenstaande bandbreedte.
16.
Het hoogste/laagste ouderdomspensioen wordt gedurende een aaneengesloten periode van 5 jaar, 10 jaar of de periode van pensioendatum tot het bereiken van de AOW-leeftijd vanaf de pensioendatum uitgekeerd. Na afloop van de in de vorige volzin bedoelde periode, vindt uitkering van het laagste/hoogste ouderdomspensioen plaats. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin de gepensioneerde overlijdt. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
23
17.
De variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen vindt plaats op grond van de in bijlage 5 bij dit pensioenreglement opgenomen voorbeeldfactoren. De factoren zijn van toepassing gedurende de in de bijlage aangegeven mogelijke periodes.
18.
De variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
19.
Het verzoek ten aanzien van de variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen en de periode van de variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen moet op een door het pensioenfonds aan te geven wijze en tussen de zes en drie maanden vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bij het pensioenfonds worden ingediend.
Artikel 13 – Voorwaardelijke aanpassing van pensioenen 1.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van de in lid 4 genoemde pensioen- en aanspraakgerechtigden wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens. Hierbij wordt uitgegaan van de eerst gepubliceerde per ultimo oktober van het voorafgaande jaar.
2.
Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Indien de stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens in enig jaar boven de 5% ligt, beslist het Bestuur over de hoogte van de toeslagverlening na overleg met de directie van de werkgever.
3.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve of depot gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit het beleggingsrendement. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
24
4.
De in lid 1 bedoelde jaarlijkse toeslag wordt verleend op de volgende pensioenrechten en pensioenaanspraken: -
de ingegane pensioenrechten van gepensioneerden, nabestaanden en wezen;
-
de nog niet ingegane aanspraken op partnerpensioen bij overlijden na de pensioendatum en wezenpensioenen behorende bij reeds ingegane ouderdomspensioenen;
-
de op basis van artikel 16 vastgestelde premievrije tijdsevenredige pensioenen die niet op basis van artikel 17 zijn overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder;
-
de op basis van artikel 22 vastgestelde premievrijgestelde pensioenaanspraken.
5.
Aan de groep gewezen deelnemers en gepensioneerden, als omschreven in bijlage 4 bij dit pensioenreglement, kan gedurende een periode van 10 jaar, ingaande op 1 januari 2007, inhaaltoeslag worden toegekend. Deze inhaaltoeslag kan uitsluitend worden toegekend ter compensatie van het feit dat in het verleden over de in bijlage 4 gespecificeerde jaren geen of onvolledige toeslagen aan deze groep deelnemers zijn toegekend. De inhaaltoeslag mag, tezamen met de reeds toegekende toeslag, niet hoger zijn dan de toeslag zoals deze toegekend had kunnen worden in het jaar waarop de inhaaltoeslag betrekking heeft. De hoogte van de maximale inhaaltoeslag in enig jaar is eveneens vastgelegd in bijlage 4. Voorgaande periode van 10 jaar is niet van toepassing op de inhaaltoeslag over de jaren 2000 en 2001.
6.
In tegenstelling tot hetgeen in de leden 1 en 4 is bepaald, wordt op de premievrije aanspraak op prepensioen als bedoeld in artikel 8 jaarlijks toeslag verleend ter grootte van de loonindex van Yara Sluiskil B.V.. De leden 2 en 3 zijn onverkort op deze toeslagverlening van toepassing.
Artikel 14 – Deeltijd dienstverband 1.
Indien de tussen de deelnemer en de werkgever overeengekomen arbeidsduur minder bedraagt dan de normale arbeidsduur, wordt ten 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
25
aanzien van aanspraken, met uitzondering van die als omschreven in artikel 10, gehandeld als aangegeven in dit artikel. 2.
Bij het van toepassing worden van het deeltijd dienstverband en bij iedere wijziging in de overeengekomen arbeidsduur of normale arbeidsduur wordt voor de betrokken deelnemer een deeltijdfactor vastgesteld.
3.
De deeltijdfactor is gelijk aan het aantal overeengekomen arbeidsuren, zoals vastgelegd in de geldende CAO c.q. rechtspositieregeling van de werkgever, gedeeld door het normale aantal arbeidsuren per week. Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet.
4.
De deeltijdfactor wordt toegepast op de dienstjaren, vastgesteld conform artikel 5 en 6. Door toepassing van de deeltijdfactor op ieder dienstjaar, wordt een herleid aantal dienstjaren bepaald. Voor de vaststelling van het aantal nog te vervullen (herleide) dienstjaren wordt de laatstgeldende deeltijdfactor geacht tot de pensioendatum gelijk te zijn gebleven.
5.
De deeltijdfactor wordt eveneens toegepast op de door de deelnemer verschuldigde bijdrage als omschreven in artikel 20 'Kosten van de pensioenregeling'.
6.
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 5 wordt het jaarsalaris over de overeengekomen arbeidsduur herleid tot een fictief jaarsalaris over de normale arbeidsduur.
7.
Indien een deelnemer gebruik maakt van het wettelijk recht op ouderschapsverlof zijn de hierboven genoemde leden niet van toepassing en zal voor de berekening van de pensioenen, ook die als omschreven in artikel 11, worden uitgegaan van de oorspronkelijke arbeidsduur direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
26
Artikel 15 – Uitbetaling 1.
De pensioenen van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen zullen door de verzekeraar voor en namens het pensioenfonds in maandelijkse termijnen bij nabetaling worden uitgekeerd. Het pensioenfonds zal op de uitkering de wettelijk voorgeschreven inhoudingen (laten) verrichten.
2.
Het prepensioen voor deelnemers die op de richtprepensioendatum in actieve dienst zijn, zullen door het pensioenfonds in maandelijkse termijnen bij nabetaling worden uitgekeerd. De aanspraken op prepensioen voor gewezen deelnemers die de dienst hebben verlaten voorafgaand aan de richtprepensioendatum zullen door de verzekeraar voor en namens het pensioenfonds in maandelijkse termijnen bij nabetaling worden uitgekeerd. Het pensioenfonds zal op de uitkering de wettelijk voorgeschreven inhoudingen (laten) verrichten. De betaling van verschuldigde bedragen geschiedt in Euro‘s.
Artikel 16 – Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum 1.
Indien de deelneming voor de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door -
overlijden van de deelnemer, of
-
het ingaan van een prepensioen-uitkering voor de deelnemer,
geldt het in dit artikel bepaalde. 2.
De vrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid komt te vervallen bij beëindiging van het deelnemerschap. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst is niet van invloed op een verleende vrijstelling ter zake van reeds ingetreden arbeidsongeschiktheid. Een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt uitsluitend in aanmerking genomen voor zover deze wijziging leidt tot indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
27
3.
Voor de gewezen deelnemer wordt een premievrij tijdsevenredig ouderdoms-, pre-, partnerpensioen en wezenpensioen vastgesteld, op voet van de tot het moment van beeindiging van het deelnemerschap op grond van het pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken.
4.
De gewezen deelnemer ontvangt een schriftelijke opgave ter zake van de pensioenen waarop de gewezen deelnemer aanspraak behoudt.
Artikel 17 – Waardeoverdracht 1.
De deelnemer die vóór de indiensttreding bij de werkgever heeft deelgenomen in de pensioenregeling van een vorige werkgever bij wie de dienstbetrekking na 8 juli 1994 is beëindigd en die op basis daarvan premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd bij een pensioenfonds of verzekeraar in de zin van de Pensioenwet, heeft het recht de overdrachtswaarde van die pensioenaanspraken door middel van waardeoverdracht over te laten dragen aan het pensioenfonds. De waardeoverdracht vindt plaats, mits wordt voldaan aan alle bepalingen terzake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
2.
Het pensioenfonds is tevens bereid medewerking te verlenen aan een waardeoverdracht van pensioenaanspraken van de deelnemer die vóór de indiensttreding bij de werkgever heeft deelgenomen in de pensioenregeling van een vorige werkgever bij wie de dienstbetrekking op of na 1 januari 1980 is beëindigd en die op basis daarvan premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd bij een pensioenfonds of verzekeraar in de zin van de Pensioenwet.
3.
Het in lid 1 omschreven recht op waardeoverdracht geldt alleen indien de deelnemer binnen zes maanden na opname in de pensioenregeling een verzoek daartoe bij het pensioenfonds indient.
4.
Het pensioenfonds zal de in lid 1 en lid 2 bedoelde overdrachtswaarde 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
28
omzetten in pensioenaanspraken als bedoeld in dit pensioenreglement en conform de bepalingen terzake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving. 5.
Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 16 heeft de gewezen deelnemer die na 1 januari 1980 heeft deelgenomen in de pensioenregeling van de werkgever en in dienst treedt bij een nieuwe werkgever, het recht de overdrachtswaarde van de aldaar bedoelde premievrije pensioenaanspraken over te laten dragen aan een door de Pensioenwet toegelaten pensioenfonds of verzekeraar, die de pensioenregeling uitvoert van de nieuwe werkgever. De waardeoverdracht vindt plaats, mits wordt voldaan aan alle bepalingen ter zake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
6.
In geval van waardeoverdracht als bedoeld in lid 5, vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer ten overstaan van het pensioenfonds.
7.
De verplichting van het pensioenfonds om mee te werken met de waardeoverdracht als bedoeld in lid 1 geldt niet zolang sprake is van een in artikel 72 van de Pensioenwet genoemde situatie. Indien de in de vorige volzin bedoelde situatie(s) niet meer van toepassing is (zijn), informeert het pensioenfonds de (gewezen) deelnemer over de mogelijkheid alsnog de waardeoverdracht te realiseren.
Artikel 18 – Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding 1.
Indien het huwelijk van een deelnemer wordt beëindigd door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd verkrijgt de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner aanspraak op het gedeelte van het partnerpensioen, waarop de deelnemer aanspraak zou 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
29
hebben behouden indien op het tijdstip van de huwelijksontbinding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deelnemerschap zou zijn beëindigd anders dan door het bereiken van de pensioendatum, het overlijden van de deelnemer of het ingaan van een prepensioenuitkering voor de deelnemer ontleend aan het dienstverband met de werkgever. 2.
Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer op vorenomschreven wijze wordt beëindigd, dan wel indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd, verkrijgt de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner de aanspraak op partnerpensioen die de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap heeft behouden.
3.
Indien na de pensioendatum het huwelijk van een gewezen deelnemer op de in lid 1 omschreven wijze wordt beëindigd, dan wel indien na de pensioendatum het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd verkrijgt de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner de aanspraak op partnerpensioen die de gewezen deelnemer vanaf de pensioendatum heeft behouden.
4.
Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en diens gewezen echtgenoot bij huwelijkse voorwaarden of bij een echtscheidingsconvenant anders zijn overeengekomen, dan wel indien de (gewezen) deelnemer en diens gewezen geregistreerde partner bij voorwaarden van partnerschap of bij een overeenkomst met het oog op beëindiging van het partnerschap anders zijn overeengekomen. Aan de overeenkomst moet een verklaring van het pensioenfonds zijn gehecht, waarin deze verklaart dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
5.
Indien de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden van de deelnemer wordt beëindigd, is de hierboven beschreven regeling betreffende echtscheiding van overeenkomstige toepassing. Voor 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
30
echtgenoot/geregistreerde partner dient dan gelezen te worden: partner. Het bepaalde in de vorige alinea vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en diens gewezen partner bij overeenkomst met het oog op beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders zijn overeengekomen. Aan de overeenkomst moet een verklaring van het pensioenfonds zijn gehecht, waarin deze verklaart dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 6.
Als einddatum van de gezamenlijke huishouding geldt de in een aan het pensioenfonds gerichte schriftelijke verklaring van de deelnemer en diens partner opgenomen datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding.
7.
De gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner ontvangt een schriftelijke opgave ter zake van het bijzonder partnerpensioen waarop de gewezen echtgenoot of gewezen (geregistreerde) partner aanspraak heeft.
8.
De uitruilregeling zoals omschreven in artikel 12 is niet van toepassing op het partnerpensioen als bedoeld in de voorgaande leden.
Artikel 19 – Verevening ouderdoms- en prepensioen bij scheiding 1.
Indien op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding pensioenverevening plaatsvindt, kan een deel van ouderdoms- en prepensioen aan de (gewezen) echtgenoot of gewezen geregistreerde partner worden uitgekeerd, onder de voorwaarden als in deze wet omschreven. Onder gewezen geregistreerde partner wordt in dit artikel verstaan: de persoon waarmee de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap had. De wet is alleen van toepassing indien de scheiding plaatsvindt, dan wel indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd. Onder scheiding wordt verstaan echtscheiding of scheiding van tafel en 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
31
bed. 2.
Voor de toepassing van dit artikel geldt als: -
scheidingsdatum: de datum van inschrijving van de beschikking van echtscheiding of van scheiding van tafel en bed in de registers van de burgerlijke stand;
-
datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap: de datum van inschrijving van de rechterlijke uitspraak in de registers van de burgerlijke stand of de datum van inschrijving van een door beide geregistreerde partners ondertekende verklaring in de registers van de burgerlijke stand.
3.
Er vindt geen verevening van ouderdomspensioen of prepensioen plaats, indien op de scheidingsdatum, dan wel op de datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van het ouderdoms- of prepensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat het in de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat.
4.
In geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap kunnen het recht van de gewezen echtgenoot, of gewezen geregistreerde partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en prepensioen en de in artikel 'Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding' bedoelde aanspraak op partnerpensioen worden geconverteerd in een eigen recht op ouderdomspensioen op het leven van de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner, onder de voorwaarden als omschreven in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De echtgenoten of geregistreerde partners dienen de bovengenoemde conversie bij huwelijkse voorwaarden, dan wel voorwaarden van geregistreerd partnerschap, of bij een echtscheidingsconvenant, dan wel overeenkomst met het oog op beëindiging van het geregistreerd partnerschap overeen te komen. Deze overeenkomst is slechts geldig 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
32
indien aan de overeenkomst een verklaring van het pensioenfonds is gehecht waarin het pensioenfonds instemt met de conversie. Het pensioenfonds zal aan de conversie haar goedkeuring verlenen indien ook de verzekeraar met de conversie instemt. 5.
Het pensioenfonds kan de kosten van een verevening voor de helft aan ieder van de echtgenoten of geregistreerde partners in rekening brengen dan wel in mindering brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
6.
De (gewezen) echtgenoten of gewezen geregistreerde partners ontvangen ieder een schriftelijke opgave ter zake van het pensioen waarop zij aanspraak hebben.
7.
Indien de gepensioneerde (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen conform het bepaalde in artikel 12 heeft omgezet in een aanspraak op hoger ouderdomspensioen en hierna een scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in lid 1 plaatsvindt, is de verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen onderwerp van verevening.
Artikel 20 – Kosten van de pensioenregeling 1.
Conform hetgeen is overeengekomen met de werkgever, zullen deelnemers, als bijdrage in de kosten van de pensioenregeling, aan het pensioenfonds tot aan de pensioendatum jaarlijks een bedrag verschuldigd zijn ter grootte van een percentage van de voor hen vastgestelde pensioengrondslag. Dit percentage wordt vastgesteld tussen werkgever en werknemer. De overige kosten van de pensioenregeling zijn voor rekening van de werkgever.
2.
De jaarlijkse bijdrage van iedere deelnemer wordt door de werkgever in evenveel termijnen op diens salaris ingehouden, als waarin dit wordt 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
33
uitbetaald. De deelnemer wordt geacht de werkgever tot inhouding te hebben gemachtigd. 3.
Zodra en zolang in verband met gehele arbeidsongeschiktheid van een deelnemer voor de op diens leven gesloten verzekeringen door de verzekeraar volledige vrijstelling van premiebetaling wordt verleend, is de deelnemer geen bijdrage in de kosten van de pensioenregeling verschuldigd.
4.
De werkgever behoudt zich de bevoegdheid voor tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de pensioenregeling. Dit voorbehoud kan slechts gemaakt worden voor het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Indien de werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal het bestuur de deelnemers en de verzekeraar daarvan onverwijld schriftelijk in kennis stellen en zal het pensioenreglement worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
Artikel 21- Algemene bepalingen 1.
De in dit reglement neergelegde pensioenregeling kan worden gewijzigd, dan wel beëindigd: a
indien zich een ontwikkeling of situatie voordoet die gezien doel en strekking van de regeling, naar het oordeel van het bestuur na overleg met de werkgever, een wijziging nodig maakt;
b
indien tijdens het deelnemerschap nieuwe wettelijke voorzieningen met betrekking tot de verzorging van de oude dag, de partner en/of wezen worden ingevoerd of bestaande voorzieningen worden gewijzigd dan wel een verhoging ondergaan anders dan wegens stijging van de loonindex;
c
indien de bedrijfsresultaten van de werkgever hiertoe aanleiding geven en de betalingen van de werkgever aan het pensioenfonds dientengevolge moeten worden verminderd of gestaakt;
d
indien de werkgever ten aanzien van zijn personeelsleden 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
34
verplicht wordt toe te treden tot een bedrijfs- of beroepspensioenfonds. 2.
Bij wijziging of beëindiging van de pensioenregeling blijven de ten tijde van de wijziging reeds verkregen aanspraken op pensioen gehandhaafd. Indien op grond van het in lid 1 bepaalde tot vermindering van verwerving van toekomstige pensioenaanspraken wordt besloten, zal dit slechts geschieden op grond van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden. Een beslissing tot vermindering van de pensioenaanspraken wordt genomen door het pensioenfonds in overleg met de werkgever. De deelnemers zullen hiervan onverwijld in kennis worden gesteld en het pensioenreglement zal worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
3.
Het pensioenfonds kan onder bepaalde voorwaarden pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen. a
Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: I. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; II. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en III. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan artikel 131 PW.
b
Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
c
De vermindering, bedoeld in sub a, kan op zijn vroegst een 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
35
maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
36
Artikel 22 – Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid 1.
Indien de deelnemer gedurende een periode van 104 weken aaneengesloten arbeidsongeschikt is dan wel na het later gelegen moment waarop de (verlengde) loondoorbetalingsverplichting op grond van het Burgerlijk Wetboek eindigt, wordt met inachtneming van het hierna volgende vrijstelling van premiebetaling verleend. In geval van herleving of herziening van de uitkering kan een kortere periode dan 104 weken gelden. De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend, mits aan de deelnemer op het moment van het verstrijken van bovenbedoelde periode een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is toegekend. De vrijstelling van premiebetaling wordt slechts verleend voor de aanspraken die zijn verleend voorafgaand aan het verstrijken van de hiervoor bedoelde periode. De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend zolang de in de vorige volzin bedoelde arbeidsongeschiktheid voortduurt en de aanspraken bestaan en niet premievrij worden gemaakt. De vrijstelling gaat in op de dag als bedoeld in dit lid doch: -
niet eerder dan een jaar voor de dag, waarop het pensioenfonds een verzoek van de werkgever tot verlening van de vrijstelling heeft ontvangen. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van de beslissing van het UWV, waaruit de ingangsdatum van de uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid blijken alsmede een bewijs van de werkgever van de eerste dag van arbeidsongeschiktheid; en
-
uitsluitend indien de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever gedurende die periode in stand is gebleven.
2.
Het bestaan van arbeidsongeschiktheid en de mate daarvan worden vastgesteld aan de hand van en overeenkomstig een overlegde 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
37
beslissing van het UWV. Bij de vaststelling hiervan is in geval van een WAO-uitkering door het UWV rekening gehouden met eventuele neveninkomsten. 3.
De mate van voortzetting van de opbouw van de pensioenaanspraken is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO/WIA. Het voorzettingspercentage bedraagt, wanneer de deelnemer een uitkering ontvangt op grond van de WAO/WIA:
Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzettingspercentage
65% of meer
100 %
0 % - 65 %
0%
Als mate van arbeidsongeschiktheid geldt de mate van arbeidsongeschiktheid die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WAO/WIA wordt vastgesteld. De deelnemer is verplicht aan het pensioenfonds opgave te doen van de op grond van de WAO/WIA-beschikking toegekende WAO/WIA-uitkering, dan wel van andere door de UWV gebruikte gegevens. 4.
Voor zover er sprake is van premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in de zin van dit artikel, wordt de pensioengrondslag aangepast conform de consumentenprijsindex alle huishoudens (CPI) over de periode oktober oktober.
5.
Gehele of gedeeltelijke beëindiging van de vrijstelling als gevolg van revalidatie leidt tot de gevolgen omschreven in artikel 16 'Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum', tenzij de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt hersteld of in stand blijft.
6.
Rechten op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid worden slechts verleend door het pensioenfonds aan de deelnemer als 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
38
deze vrijstelling wordt verleend door de verzekeraar aan het pensioenfonds. 7.
Bij verlaging van de mate van arbeidsongeschiktheid, zal de pensioenopbouw op overeenkomstige wijze worden verlaagd.
Artikel 23 – Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemers 1.
Voor een deelnemer die: a
naar een lagere loongroep wordt overgeplaatst respectievelijk een deel of zijn gehele ploegentoeslag kwijtraakt als gevolg van zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, of
b
een uitkering ontvangt krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 65, geldt dat de deelnemer onder de volgende voorwaarden in de pensioenregeling blijft opgenomen.
2.
De pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 5 lid 3, 4 en 5, waarbij wordt uitgegaan van het salaris dat, nadat de overgang heeft plaatsgevonden, in zijn loongroep wordt genoten. Minimaal zullen de tijdsevenredige pensioenbedragen gehandhaafd blijven, welke op het moment waarop overplaatsing naar een lagere loongroep plaatsvond, voor de deelnemer verzekerd waren op grond van het jaarsalaris van de deelnemer voordat de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt werd (dus exclusief de ploegentoeslag). De bijdrage van de deelnemer wordt gebaseerd op het reële jaarsalaris, dat de deelnemer van de werkgever ontvangt.
3.
Indien de deelnemer op het moment van de intreding van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in ploegendienst werkzaam was en de ploegendienst ten gevolge hiervan vervalt of vermindert, dan geldt de volgende regeling. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
39
Op het moment van verval of vermindering van de ploegendienst worden de volgende bedragen vastgesteld: a
het bedrag aan ouderdomspensioen waarop de deelnemer reglementair volgens de ploegentoeslagregeling aanspraak zou hebben verkregen, indien de deelnemer tot de pensioendatum in dienst zou zijn gebleven met handhaving van de ploegentoeslag op dat moment;
b
het bedrag aan ouderdomspensioen dat op het moment van verval of vermindering van de ploegentoeslag reeds is opgebouwd op basis van reeds doorgebrachte ploegentoeslagjaren.
Minimaal houdt de deelnemer aanspraak op bedrag b. Bedraagt op het moment van
Dan wordt de onder b
intreden van arbeidsongeschiktheid
genoemde aanspraak verhoogd
het aantal opgebouwde
met:
ploegentoeslagjaren: 10 of meer, maar minder dan 15
50% van (a minus b)
15 of meer, maar minder dan 20
75% van (a minus b)
20 of meer
100% van (a minus b)
De verhoging van partner- en wezenpensioen wordt op de wijze als in de artikelen 9 en 10 omschreven, afgeleid van het ouderdomspensioen op grond van de ploegentoeslagregeling. Voor deze ploegentoeslagregeling is de deelnemer geen bijdrage verschuldigd. Deze regeling is in werking getreden op 1 januari 1981 met terugwerkende kracht tot 1 januari 1975.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
40
Artikel 24 – Geen of lager recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid 1.
Onverminderd artikel 4 bestaat er geen recht op vrijstelling indien het pensioenfonds het arbeidsongeschiktheidsrisico niet heeft geaccepteerd. Indien het pensioenfonds het arbeidsongeschiktheidsrisico niet volledig heeft geaccepteerd, bestaat er recht op gedeeltelijke vrijstelling.
2.
Onverminderd artikel 4 bestaat er geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien het tijdstip, waarop de (gedeeltelijke) vrijstelling zou moeten ingaan, is gelegen -
hetzij na de pensioendatum,
-
hetzij na de dag volgend op de datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever is beëindigd.
3.
Er bestaat geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien de arbeidsongeschiktheid een direct of indirect gevolg is van - hetzij opzet of grove schuld van de deelnemer of een bij verzekering belanghebbende, dan wel van een poging tot zelfmoord van de deelnemer.
4.
Er bestaat geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien de deelnemer, dan wel de werkgever nalaat inlichtingen of bescheiden te verstrekken, welke het pensioenfonds behoeft voor de verlening of handhaving van de vrijstelling, waaronder mede begrepen is een door de werkgever en/of de deelnemer ondertekende verklaring, waaruit blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid niet een direct of indirect gevolg is van een in lid 3 genoemde oorzaak.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
41
Artikel 25 – Plichten van de deelnemer 1.
De deelnemer is verplicht: -
het pensioenfonds alle gegevens te verschaffen, dan wel te doen verschaffen, die de verzekeraar nodig acht voor het sluiten en verhogen van de verzekeringen van pensioenaanspraken en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid, dan wel voor het doen van uitkeringen van pensioen en het verlenen van vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid;
-
het pensioenfonds onverwijld mededeling te doen van zijn of haar huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap, dan wel de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding, de beëindiging daarvan, alsmede van andere feiten waarvan het bestaan van enige pensioenaanspraak afhankelijk is.
Het niet (doen) verschaffen van gegevens kan leiden tot afwijzen van aanvaarding van het risico van verzekeringen of verhogingen daarvan, opschorting van uitkeringen of van het verlenen van vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. 2.
Ten bewijze van de gezamenlijke huishouding legt de deelnemer aan de werkgever een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst over. In deze overeenkomst zijn tenminste enige vermogensrechtelijke aspecten aangaande de gezamenlijke huishouding geregeld.
3.
Indien de pensioenaanspraken van een deelnemer of gewezen deelnemer niet of onvolledig verzekerd zijn doordat de deelnemer niet aan diens verplichtingen heeft voldaan, zullen de aanspraken de voor de deelnemer verzekerde bedragen niet overtreffen.
Artikel 26 – Afkoop van kleine pensioenen 1.
a
Het pensioenfonds heeft vanaf twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het recht om zonder instemming van de gewezen deelnemer de aanspraak op ouderdomspensioen, 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
42
prepensioen, partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen. Het pensioenfonds heeft dit recht indien twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het ouderdomspensioen per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen b
Het pensioenfonds heeft vanaf de datum van -
echtscheiding, of
-
beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of
-
beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door omzetting in een huwelijk met dezelfde partner, of
-
beëindiging van de gezamenlijke huishouding
het recht om zonder instemming van de gewezen partner het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen. Het pensioenfonds heeft dit recht indien het bijzonder partnerpensioen dat is opgebouwd op de datum van echtscheiding of beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of het geregistreerd partnerschap, anders dan door omzetting in een huwelijk met dezelfde partner of de gezamenlijke huishouding per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen. c
Het pensioenfonds heeft vanaf het overlijden van de (gewezen) deelnemer het recht om zonder instemming van de gewezen partner of kinderen het partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen. Het pensioenfonds heeft dit recht indien het partnerpensioen en wezenpensioen dat ingaat per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
2.
Vaststelling van het afkoopbedrag geschiedt per de afkoopdatum. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
43
Bij afkoop van het ouderdomspensioen, prepensioen, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen wordt het afkoopbedrag vastgesteld op basis van een afkoopvoet zoals vermeld in de tabellen in bijlage 3 ”Afkoopvoeten kleine pensioenen‘ bij dit pensioenreglement. 3.
De in de bijlage vermelde afkoopvoeten gelden vanaf 1 juli 2013. Jaarlijks bekijkt het bestuur in hoeverre deze afkoopvoeten nog correct zijn en stelt deze (eventueel opnieuw) vast.
4.
Het pensioenfonds heeft het recht de genoemde tabellen tussentijds te wijzigen indien: -
de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen
-
de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
Artikel 27 – Verbod op vervreemding De uit deze pensioenregeling voortvloeiende aanspraken zijn niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, bezwaring op welke wijze dan ook, kunnen niet feitelijk voorwerp van zekerheid worden en kunnen niet worden prijsgegeven. Indien en voor zover in strijd hiermede wordt gehandeld, alsmede indien en voorzover op die aanspraken op pensioen in enige vorm, in of buiten faillissement, beslag wordt gelegd, vervallen alle verdere aanspraken. De betrokkene wordt voor de toekomst in zijn rechten hersteld, zodra de reden van het verval niet meer bestaat. Behoudens het bepaalde in de Pensioenwet kan pensioen of een aanspraak op pensioen niet worden afgekocht.
Artikel 28 – Bijzondere bepalingen 1.
De werkgever maakt een voorbehoud ten aanzien van de omvang van de in dit reglement vastgelegde pensioentoezegging. Het totale ouderdomspensioen zal door deze toezegging nimmer meer bedragen 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
44
dan 100% van het laatstgenoten pensioengevend loon. Onder het totale ouderdomspensioen wordt verstaan: -
de uitkering als omschreven in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag;
-
uitkeringen ingevolge pensioenaanspraken uit andere dienstbetrekkingen;
-
de uit deze toezegging voortvloeiende uitkeringen.
Het begrip pensioengevend loon omvat alle loonbestanddelen als bedoeld in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop gebaseerde bepalingen uit het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 die als pensioengevend loon kunnen meetellen. Ingeval over de uitleg van de vorenstaande volzin geen overeenstemming kan worden bereikt in een bezwaar- dan wel beroepsprocedure, zal het begrip pensioengevend loon worden opgevat als het vaste in contanten uitgekeerde jaarsalaris, vermeerderd met de ingevolge de bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking te nemen loon in naturacomponenten, waarbij de laatste delen van het pensioengevend loon slechts meetellen voor het bedrag waartoe dit bij de deelnemer als loon wordt belast op het moment van het toekennen van de laatstbedoelde voordelen. 2.
Salarisverhogingen gedurende de laatste vijf jaren voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum worden daarbij slechts in aanmerking genomen tot ten hoogste 2 percent boven het indexcijfer der regelingslonen zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, met dien verstande dat in elk geval in aanmerking komen loonstijgingen als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken.
3.
Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op de in dit reglement vastgelegde aanspraken op partner- en wezenpensioen, zij het dat voor deze aanspraken geldt dat zij nooit meer kunnen bedragen 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
45
dan 70 respectievelijk 14% van het bereikbare ouderdomspensioen, waarbij het percentage van 14 wordt vervangen door 28 ingeval de geregistreerde partner van de deelnemer na de deelnemer komt te overlijden, doch voordat de gerechtigden tot het wezenpensioen de leeftijd van 28 jaar hebben bereikt.
Artikel 29 – Glijclausule Indien de onderhavige pensioenregeling zoals neergelegd in dit pensioenreglement, naar het oordeel van de belastingadministratie of de rechter in belastingzaken, blijkens een rechtens onaantastbare aanslag wegens één of meer elementen niet beschouwd kan worden als een pensioenregeling in de zin van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, zullen die elementen van deze pensioenregeling met terugwerkende kracht worden vervangen door elementen die wel in overeenstemming zijn met hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 en waarover uiterlijk in het jaar waarin de uitspraak van de belastingrechter onherroepelijk is geworden, overeenstemming zal zijn bereikt met de belastingadministratie. Ingeval er geen overeenstemming wordt bereikt over de inhoud van de vorige volzin, zullen de elementen zoals deze in de toezegging worden gehanteerd, worden vervangen door fiscaal geaccepteerde elementen. Indien de aanspraken ingevolge deze toezegging niet (geheel) onder de omkeerregel als bedoeld in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen, zal het bedrag aan premies en koopsommen dat correspondeert met het gedeelte van de toezegging dat uitgaat boven de grenzen als omschreven in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, waardoor de hiervoor genoemde omkeerregel niet (geheel) van toepassing is, worden gerestitueerd aan de werkgever. De aanspraken zullen in de in deze alinea bedoelde situatie van aanvang af worden verminderd tot het niveau van de maximale toezegging waarop de omkeerregel wel van toepassing is.
Artikel 30 – Onvoorziene gevallen en geschillen 1. Alle geschillen welke tussen het pensioenfonds en de rechthebbende op 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
46
een uitkering krachtens dit reglement, mochten ontstaan, worden conform het gestelde in het klachten- en geschillenreglement behandeld. In alle overige gevallen waarin het pensioenreglement alsook het klachten- en geschillenreglement niet voorziet, beslist het bestuur, gehoord de rechthebbende. 2. Indien in een geval als bedoeld in lid 1 bij de beslissing door het bestuur omtrent een bepaalde vraag de door de leden van het bestuur uitgebrachte stemmen staken, danwel het bestuur meent dat het niet de meest geschikte instantie is om omtrent een dergelijke vraag te beslissen, wijst het een van de werkgever onafhankelijke, te goeder naam en faam bekend staande, deskundige aan. Het bestuur zal deze deskundige verzoeken om terzake, de rechthebbende gehoord, althans behoorlijk opgeroepen, advies uit te brengen aan hen. 3. Het bestuur volgt het advies van de deskundige, tenzij door het bestuur om zwaarwegende redenen anders wordt beslist, een en ander onder schriftelijk opgave van redenen aan rechthebbende. De kosten, verbonden aan het advies, komen voor rekening van het pensioenfonds.
Artikel 31 – Overgangsbepalingen 1.
Door de inwerkingtreding van dit reglement vervallen, tenzij anders wordt overeengekomen, alle niet opgebouwde aanspraken, die deelnemers zouden kunnen ontlenen aan enige reeds eerder door de werkgever ten behoeve van een of meer deelnemers getroffen pensioenregeling. Tot de inwerkingtreding van dit reglement zonder onderbreking doorlopen jaren, welke bij de vaststelling van de aan een dergelijk pensioenregeling te ontlenen pensioenrechten als dienstjaren zijn aangemerkt, zullen bij de berekening van de in het onderhavige reglement omschreven pensioenen eveneens als dienstjaren in aanmerking worden genomen. De pensioenen waarop deze deelnemers volgens het onderhavige 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
47
reglement recht hebben zullen echter niet lager zijn dan de pensioenen waarop zij volgens de per de datum van inwerkingtreding van dit reglement voor hen vervallen pensioenregeling recht hadden. 2.
Voor deze deelnemer worden bij verhogingen van het na 1 januari 2002 opgebouwde partnerpensioen als gevolg van salarisverhogingen na 1 januari 2002, alle dienstjaren in aanmerking genomen.
Artikel 32 – Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2004, gewijzigd per 1 januari 2006, per 1 januari 2008, per 1 januari 2010, per 31 mei 2012, 1 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2015.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
48
Bijlage 1 — Franchise en Grensbedragen Bijlage betreffende indexering grensbedragen, als genoemd in artikel 7 lid 3 en de jaarlijkse franchise, als genoemd in artikel 5 lid 5.
WijzigingsDatum
GrensBedrag I Euro
GrensBedrag II Euro
Franchise Euro
01.01.1976
28.134,-
42.202,-
7.225,-
01.01.1977
29.949,-
44.924,-
7.715,-
01.01.1978
32.672,-
49.008,-
8.398,-
01.01.1979
34.034,-
51.277,-
8.788,-
01.01.1980
35.849,-
54.454,-
9.166,-
01.01.1981
37.664,-
56.723,-
11.498,-
01.01.1982
39.933,-
59.899,-
11.996,-
01.01.1983
42.202,-
63.983,-
12.185,-
01.01.1984
42.655,-
64.437,-
12.089,-
01.01.1985
42.655,-
64.437,-
12.167,-
01.01.1986
43.109,-
65.344,-
13.101,-
01.01.1987
43.563,-
66.252,-
13.191,-
01.01.1988
44.017,-
66.252,-
13.197,-
01.01.1989
44.470,-
67.159,-
13.418,-
01.01.1990
44.924,-
68.067,-
13.634,-
01.01.1991
46.739,-
70.336,-
14.098,-
01.01.1992
48.554,-
73.059,-
14.577,-
01.01.1993
50.370,-
76.235,-
14.868,-
01.01.1994
51.731,-
78.504,-
14.977,-
01.01.1995
52.185,-
79.412,-
15.055,-
01.01.1996
53.092,-
80.319,-
15.111,-
01.01.1997
54.000,-
81.680,-
15.546,-
01.01.1998
55.361,-
83.949,-
16.012,-
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
49
WijzigingsDatum
GrensBedrag I Euro
GrensBedrag II Euro
Franchise Euro
01.01.1999
57.176,-
86.672,-
16.550,-
01.01.2000
58.991,-
89.395,-
17.057,-
01.01.2001
60.879,-
92.255,-
17.867,-
01.01.2002
64.000,-
97.000,-
18.656,-
01.01.2003
66.000,-
100.000,-
19.253,-
01.01.2004
67.518,-
102.300,-
19.652,-
01.01.2005
68.301,-
103.487,-
20.529,-
01.01.2006
69.032,-
104.594,-
20.912,-
01.01.2007
70.307,-
106.526,-
21.466,-
01.01.2008
71.825,-
108.826,-
22.073,-
01.01.2009
74.339,-
112.635,-
22.536,-
01.01.2010
75.454,-
114.325,-
22.913,-
01.01.2011
76.963,-
116.612,-
23.319,-
01.01.2012
78.695,-
119.236,-
23.615,-
01.01.2013
80.466,-
121.919,-
23.913,-
01.01.2014
81.673,-
123.748,-
24.712,-
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
50
Bijlage 2 — vervroeging cq. Uitstel prepensioen Bijlage betreffende vervroeging respectievelijk uitstel van het prepensioen, als genoemd in artikel 8 lid 4.
1.
a
De (gewezen) deelnemer heeft, na overeenstemming hierover met de werkgever, het recht het prepensioen op een vroeger tijdstip dan de richtprepensioendatum te laten ingaan.
b
De deelnemer heeft, na overeenstemming hierover met de werkgever, het recht het prepensioen op een later tijdstip dan de richtprepensioendatum te laten ingaan, tenzij een deelnemer recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering op grond van de WAO of de WIA.
c
Dit vroegere of later tijdstip is gelegen binnen de flexperiode prepensioen.
2.
Gebruikmaking van het recht op vervroeging dan wel uitstel is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
3.
a
-
Indien de ingangsdatum van het prepensioen is gelegen vóór de richtprepensioendatum (vervroeging), wordt voor de deelnemer het per de vervroegde richtprepensioendatum conform artikel 16 van dit pensioenreglement vastgestelde tijdsevenredige prepensioen vastgesteld.
-
Indien de deelnemer het prepensioen vroeger laat ingaan, wordt het bereikte tijdsevenredige prepensioen aan de hand van de in de hierna volgende tabel vermelde ruilvoeten voor prepensioen herrekend naar een direct op de vervroegde richtprepensioendatum ingaand prepensioen.
-
De periode van vervroeging dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt ten minste zes maanden. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
51
Daadwerkelijke prepensioendatum 60 60 1/12 60 2/12 60 3/12 60 4/12 60 5/12 60 6/12 60 7/12 60 8/12 60 9/12 60 10/12 60 11/12 61 61 1/12 61 2/12 61 3/12 61 4/12 61 5/12 61 6/12 61 7/12 61 8/12 62 63 64
Factor 65% 66% 68% 69% 70% 71% 73% 74% 76% 77% 79% 81% 83% 84% 86% 88% 90% 93% 95% 97% 100% 112% 170% 345%
Een ruilvoet van 90% wil zeggen dat voor iedere 1.000,- euro prepensioen op de richtprepensioendatum 900,- euro prepensioen op de vervroegde richtprepensioendatum verkregen kan worden. Komt de vervroegde richtprepensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde richtprepensioendatum, dan wordt herrekend met een ruilvoet, bepaald door lineaire interpolatie van de ruilvoeten bij de aangrenzende leeftijden. b
-
Indien de gewezen deelnemer het prepensioen vroeger laat ingaan, wordt het prepensioen aan de hand van de in de tabel onder a vermelde ruilvoeten voor prepensioen herrekend naar een direct op de vervroegde richtprepensioendatum ingaand prepensioen.
-
De periode van vervroeging dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt ten minste zes maanden. 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
52
4.
a
Het per de richtprepensioendatum conform artikel 16 van dit pensioenreglement vastgestelde prepensioen zal aan de hand van de hierna volgende tabel worden herrekend naar een op de uitgestelde richtprepensioendatum ingaand prepensioen. De periode van uitstel dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt ten minste zes maanden. Bij uitstel van de richtprepensioendatum naar een leeftijd tussen 64 en 65 jaar wordt het prepensioen met de omzettingsfactoren zoals vermeld onder de op de richtprepensioendatum omgezet naar een levenslang ouderdomspensioen op de pensioendatum.
Uitgestelde prepensioendatum
Uitkeringsduur in jaren
Ruilvoet
62
3
112%
63
2
170%
64
1
345%
Een ruilvoet van 170% wil zeggen dat voor iedere 1.000,- euro prepensioen op de richtprepensioendatum 1.700,- euro prepensioen op de uitgestelde richtprepensioendatum verkregen kan worden. b
Bij uitstel ná de maand volgend op de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 64 jaar heeft bereikt, zal het prepensioen worden omgezet in ouderdomspensioen.
c
Indien door uitstel het prepensioen meer gaat bedragen dan 100% van het laatstverdiende niet-gemaximeerde pensioengevend jaarsalaris, zal het meerdere van het uitgestelde prepensioen aan de hand van de volgende tabel worden omgezet in levenslang ouderdomspensioen ingaande op pensioendatum.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
53
Omzettingsfactoren Uitgestelde pensioendatum
Richtprepensioendatum 62
62
0,190
63
0,125
64
0,062 Een omzettingsfactor van 0,190 wil zeggen dat voor iedere 1.000,- euro prepensioen op de uitgestelde prepensioendatum 190,- euro levenslang ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen wordt. Komt de uitgestelde richtprepensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt het uitgestelde prepensioen herrekend door middel van de hierna volgende tabel. Duur in maanden
Leeftijd in jaren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
62
0,190
0,185
0,179
0,174
0,168
0,163
0,158
0,152
0,147
0,142
0,136
0,131
63
0,125
0,120
0,115
0,110
0,104
0,099
0,094
0,088
0,083
0,078
0,073
0,067
64
0,062
0,057
0,052
0,046
0,041
0,036
0,031
0,026
0,021
0,015
0,010
0,005
Indien door omzetting van het prepensioen het ouderdomspensioen 100% van het laatstverdiende niet-gemaximeerde pensioengevend jaarsalaris bedraagt, zal het ouderdomspensioen op dat moment ingaan en zal uitstel van pensionering worden beëindigd. 5.
a
De deelnemer die van het in lid 1, onder a genoemde recht op vervroeging gebruik wil maken, dient ten behoeve daarvan vanaf anderhalf jaar voorafgaande aan de gewenste ingangsdatum met de werkgever schriftelijk beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst overeen te komen, dan wel de arbeidsovereenkomst schriftelijk op te zeggen, en dit schriftelijk, uiterlijk een jaar voor de gewenste ingangsdatum bij de verzekeraar te melden, onder vermelding van de 24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
54
(overeengekomen) datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever. b
De gewezen deelnemer die van het in lid 1, onder a genoemde recht op vervroeging gebruik wil maken, dient dit schriftelijk, uiterlijk een jaar voor de gewenste ingangsdatum bij de verzekeraar te melden.
c
De deelnemer die van het in lid 1, onder b genoemde recht op uitstel gebruik wil maken, dient vanaf anderhalf jaar voorafgaande aan de richtprepensioendatum voortzetting van de arbeidsovereenkomst tot de uitgestelde richtprepensioendatum schriftelijk met de werkgever overeen te komen en dit schriftelijk, uiterlijk een jaar voor de richtprepensioendatum bij de verzekeraar te melden, onder vermelding van de overeengekomen ingangsdatum.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
55
Bijlage 3 — Afkoopfactoren kleine pensioenen Bijlage betreffende de afkoopfactoren kleine pensioenen, als genoemd in artikel 26. Tabel a Indien het ouderdomspensioen ingaat binnen twee jaar na einde van deelnemerschap, geldt bij afkoop op leeftijd
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
voor het ouderdomspensioen bij het ouderdomspensioen dat ingaat een horende afkoopvoet van nabestaandenpensioen een afkoopvoet van 19,1403 4,6883 18,5771 4,7547 18,0069 4,8171 17,4312 4,8740 16,8511 4,9244 16,2673 4,9677 15,6808 5,0112 15,0929 5,0463 14,5038 5,0739 13,9159 5,0910 13,3291 5,0985
Een afkoopvoet van 16,2673 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 1.626,73 bedraagt. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
56
Tabel b Voor het (bijzonder) nabestaandenpensioen dat ingaat geldt een afkoopvoet bij afkoop een afkoopvoet bij afkoop op leeftijd van op leeftijd van 18 34,911 60 18,692 19 34,681 61 18,141 20 34,447 62 17,584 21 34,206 63 17,025 22 33,960 64 16,463 23 33,707 65 15,899 24 33,449 66 15,333 25 33,183 67 14,767 26 32,910 68 14,199 27 32,630 69 13,632 28 32,341 70 13,066 29 32,046 71 12,499 30 31,742 72 11,937 31 31,430 73 11,381 32 31,110 74 10,829 33 30,781 75 10,285 34 30,445 76 9,748 35 30,100 77 9,223 36 29,746 78 8,711 37 29,384 79 8,211 38 29,013 80 7,724 39 28,633 81 7,252 40 28,245 82 6,800 41 27,847 83 6,362 42 27,440 84 5,943 43 27,025 85 5,542 44 26,600 86 5,160 45 26,167 87 4,802 46 25,725 88 4,463 47 25,274 89 4,149 48 24,816 90 3,859 49 24,349 91 3,586 50 23,872 92 3,332 51 23,388 93 3,098 52 22,895 94 2,883 53 22,395 95 2,686 54 21,886 96 2,506 55 21,370 97 2,344 56 20,847 98 2,197 57 20,317 99 2,065 58 19,782 100 1,948 59 19,240
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
57
Een afkoopvoet van 15,899 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 nabestaandenpensioen de afkoopsom € 1.589,90 bedraagt. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
58
Tabel c Afkoopvoeten levenslang ouderdomspensioen bij einde deelnemerschap na 2 jaar Bij einde deelnemerschap geldt na 2 jaar bij afkoop op leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
Pensioendatum 65 6,424 6,551 6,681 6,812 6,946 7,082 7,221 7,362 7,505 7,651 7,799 7,950 8,103 8,259 8,418 8,579 8,743 8,910 9,080 9,253 9,429 9,608 9,790 9,976
bij afkoop op leeftijd 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Pensioendatum 65 10,165 10,358 10,555 10,756 10,961 11,170 11,385 11,604 11,829 12,058 12,295 12,537 12,787 13,043 13,309 13,583 13,868 14,164 14,472 14,794 15,132 15,489 15,866 16,267
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
59
Tabel d Afkoopvoeten gering levenslang partnerpensioen (PP) na 2 jaar na einde deelnemerschap, en bijzonder PP bij echtscheiding of beeindiging deelnemerschap. Dit betreffende afkoopvoeten ingeval van uitruilbaar PP. Bij echtscheiding, einde geregistreerd partnerschap, einde gezamenlijke huishouding geldt na 2 jaar na einde van de deelneming het volgende: bij afkoop op leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
Pensioendatum 65 1,636 1,685 1,736 1,788 1,841 1,896 1,952 2,009 2,068 2,129 2,191 2,254 2,320 2,386 2,454 2,524 2,595 2,667 2,740 2,815 2,892 2,970 3,049 3,129
bij afkoop op leeftijd 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Pensioendatum 65 3,210 3,293 3,376 3,460 3,544 3,629 3,714 3,800 3,886 3,971 4,056 4,141 4,224 4,307 4,388 4,467 4,544 4,617 4,688 4,755 4,817 4,874 4,924 4,968
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
60
Bijlage 4 — Inhaaltoeslag Bijlage betreffende de mogelijke inhaaltoeslag als bedoeld in artikel 13. Maximale hoogte inhaaltoeslag Jaar
Niet verleende toeslag
2000
1,14 %
2001
4,05 %
2008
2,78 %
2009
0,30 %
2010
1,57%
2011
2,63%
2012
1,31%
Groep gerechtigden voor de inhaaltoeslag Gewezen deelnemers waarvan het deelnemerschap voor of tijdens het jaar waarop de inhaaltoeslag betrekking heeft is beëindigd zoals omschreven in artikel 16 en nog premievrije aanspraken jegens het pensioenfonds hebben en gepensioneerden waarvan het pensioen reeds was ingegaan voor of tijdens het jaar waarop de inhaaltoeslag betrekking heeft.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
61
Bijlage 5 — Factoren voor Hoog-laag en Laag-Hoog
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen Pensioenleeftijd
Verhouding 60 61 62 63 64 65
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar 10 jaar 100 : 75 1,233 1,230 1,228 1,225 1,221 1,218
1,158 1,154 1,150 1,145 1,141 1,136
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar 10 jaar 100 : 80 1,178 1,176 1,174 1,172 1,170 1,167
1,123 1,119 1,116 1,113 1,109 1,106
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar 10 jaar 100 : 85 1,128 1,127 1,125 1,124 1,122 1,120
1,089 1,087 1,085 1,082 1,080 1,077
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar 10 jaar 100 : 90 1,082 1,081 1,080 1,079 1,078 1,077
1,058 1,056 1,055 1,053 1,052 1,050
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar 10 jaar 100 : 95 1,039 1,039 1,039 1,038 1,038 1,037
1,028 1,027 1,027 1,026 1,025 1,024
De tarieven voor een hogere uitkering in de periode tussen de pensioendatum en de ingangsdatum van de AOW, kunnen opgevraagd worden bij het pensioenfonds. Indien gekozen wordt voor de verhouding 100:75 betekent een factor van 1,233 dat het eerste tijdvak 123,3% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 75% van het ouderdomspensioen in het eerste tijdvak. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson
62
Verhouding
Tabel voor de eerste periode laag en de tweede periode hoog ouderdomspensioen Pensioenleeftijd Factor bij een Factor bij een Factor bij een Factor bij een eerste tijdvak eerste tijdvak eerste tijdvak eerste tijdvak van van van van 5 jaar 10 jaar 5 jaar 10 jaar 5 jaar 10 jaar 5 jaar 10 jaar 75 : 100 80 : 100 85 : 100 90 : 100 60 0,799 0,846 0,841 0,880 0,882 0,912 0,923 0,943 61 0,800 0,849 0,842 0,882 0,883 0,914 0,923 0,944 62 0,802 0,852 0,844 0,885 0,884 0,916 0,924 0,945 63 0,804 0,855 0,845 0,887 0,885 0,918 0,925 0,947 64 0,805 0,859 0,847 0,890 0,887 0,920 0,925 0,948 65 0,807 0,863 0,848 0,893 0,888 0,922 0,926 0,950
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar 10 jaar 95 : 100 0,962 0,962 0,962 0,963 0,963 0,964
0,972 0,973 0,973 0,974 0,975 0,975
Indien gekozen wordt voor de verhouding 75:100 betekent een factor van 0,799 dat het eerste tijdvak 79,9% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 100/75 van het ouderdomspensioen in het eerste tijdvak. Komt de leeftijd en/of duur van het eerste tijdvak op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd en/of duur, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd en/of duur horende factor.
24 juni 2015 © 2015 Towers Watson