Regioportret Den Haag Samenwerking in de beroepskolom Driebergen, januari 2004
Inhoudsopgave
Introductie ....................................................................................................................... 3 1 Beeld van de regio....................................................................................................... 4 2 Aansluitingsnetwerken................................................................................................. 5 2.1 Sectoroverstijgende netwerken ............................................................................ 5 2.1.1 ScholenWerk (vmbo-mbo) ............................................................................. 5 2.1.2 Regionaal Arrangement Haaglanden (vmbo-mbo) ...................................... 12 2.1.3 Contactcentrum Bedrijfsleven Onderwijs (CBO).......................................... 15 2.2 Sectorspecifieke netwerken................................................................................ 18 2.2.1 Techniek ...................................................................................................... 18 2.2.2 Economie ..................................................................................................... 20 2.2.3 Zorg & Welzijn ............................................................................................. 23 3 Analyse aansluitingsthema’s ..................................................................................... 27 3.1 Aansluitingsthema’s............................................................................................ 27 4 Analyse ...................................................................................................................... 34 4.1 Sterke en zwakke punten in de samenwerking .................................................. 34 4.2 Resultaten, faal- en succesfactoren ................................................................... 38
Introductie Voor u ligt het Regioportret voor de regio Den Haag. In het Regioportret wordt geprobeerd de samenwerking op het gebied van de aansluiting in de beroepskolom vmbo-mbo-hbo in de regio te beschrijven en typeren. Het doel van het Regioportret is tweeledig: - Het portret is bedoeld voor de partijen in de regio zelf om hen te informeren over de stand van zaken in de regio en om hen mogelijk te wijzen op de sterke en minder sterke punten in de samenwerking. Daarmee kan het Regioportret een nuttig instrument vormen voor de partijen in de regio zelf om hun activiteiten verder vorm te geven. - Het Regioportret is daarnaast ook een instrument om de ontwikkelingen in een regio zichtbaar te maken voor derden. Het biedt zicht op good practices, nuttige ervaringen en kennis en schetst een beeld van afzonderlijke activiteiten in hun regionale context. Voor Het Platform Beroepsonderwijs, dat de portretten heeft laten maken door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt maken, is het een instrument om de samenwerking rondom de versterking van de beroepskolom zichtbaar te maken en om zo beter in te kunnen spelen op vragen en ontwikkelingen. Het ontstaan van dit Regioportret heeft een interactieve component, dat wil zeggen: op basis van interviews is een eerste conceptportret opgesteld. Dit concept is voorgelegd aan een aantal contactpersonen in de regio – meestal de personen die ook geïnterviewd zijn – met de vraag of de inhoud van het portret klopt met hun eigen waarneming en analyse en met de vraag of de conclusies en aanbevelingen voor hen van nut kunnen zijn. Met de reacties uit deze terugkoppeling is het portret verder verbeterd en aangescherpt. Het Regioportret is een momentopname, maar biedt ook zicht op meer duurzame ontwikkelingen en problemen. Een woord van dank namens Het Platform Beroepsonderwijs gaat naar alle personen die hebben meegewerkt aan het tot stand komen van deze twee regioportretten
Het Platform Beroepsonderwijs
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt
Johan van der Horst
Ton Eimers
3
1
Beeld van de regio
Regiobegrip Het maken van een Regioportret stuit al direct op de vraag wat verstaan moet worden onder een regio. Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Het antwoord is afhankelijk van tal van factoren, zoals de omvang en reikwijdte van de betrokken organisaties, van regelgeving en bekostiging, van geografische grenzen en van de thema’s waarop het regiobegrip betrekking heeft. Ook wanneer we de meer formele regio-indelingen, zoals gemeente-, provinciegrenzen of andere bestuurlijke grenzen, los laten, blijft er altijd sprake van verschillende regio’s. In het kader van de beroepskolomproblematiek is het op voorhand duidelijk dat een vmbo-school een ander regiobegrip heeft, dan het ROC. Een instelling voor hbo heeft weer een ander werkgebied dan een ROC - of bijvoorbeeld een gemeente. In dit portret is gekozen voor het inzoomen op de regio Den Haag. Het belangrijkste netwerk vmbo-mbo (ScholenWerk) wordt voor een belangrijk deel gedragen door de gemeente Den Haag. Het grootste ROC in het gebied heeft eveneens het merendeel van de activiteiten in Den Haag. Daarmee is een belangrijk argument genoemd om de focus primair bij de regio Den Haag te leggen en bijvoorbeeld niet bij het grotere gebied Haaglanden. Dat neemt niet weg dat de netwerken en activiteiten zich tot (ver) buiten de Haagse grenzen uitstrekken. Dat geldt natuurlijk voor het hbo en mbo, maar ook voor een deel van het vmbo. Steden in de grotere regio als Zoetermeer en Leiden kennen echter een ‘eigen’ ROC en daarmee ook een eigen centrum van netwerken. Om die reden is voor het Regioportret bijvoorbeeld wel gekeken naar Rijswijk en Leidschendam/Voorburg en niet naar Zoetermeer. Elke keuze voor een afbakening van het Regioportret is arbitrair en doet de complexiteit en verknooptheid van de netwerken en contacten tekort. Voor het opstellen van het Regioportret proberen we de regiogrens-discussie zoveel mogelijk te vermijden en aan te sluiten bij wat in de regio zelf als een natuurlijke afbakening wordt ervaren. Grensproblemen Grens- en schaalproblemen doen zich in de dagelijkse samenwerkingspraktijk veelvuldig voor. Bestuurlijk vormen de gemeentegrenzen soms kunstmatige scheidslijnen, wanneer de ene school wel in aanmerking komt voor subsidie of ondersteuning en de andere school - enkele kilometers verderop - niet. De grote gemeenten hebben meer financiële en beleidsmatige mogelijkheden (denk aan grote-stedenbeleid) dan kleinere. Binnen één samenwerkingsverband kan dat tot merkwaardige verschillen leiden. Het begrip regio verwijst ook naar het werkgebied of domein dat een organisatie of samenwerkingsverband voor zichzelf bepaalt. In de navolgende beschrijvingen komt enkele malen het vraagstuk van de regie aan de orde. Gewild of ongewild raken partijen soms in een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar: wie voert regie, wie bepaalt de agenda, wie organiseert het netwerk? Het bepalen van de regio (het domein) speelt daarin een zekere rol. Door de schaal te bepalen (wijk, stad, gemeente, gewest, provincie, Randstad, land) neemt de betrokkenheid en invloed van de een of andere partij toe of af. In Den Haag speelt dat punt in het onderwijs gezien de verschillen in schaalgrootte en organisatie tussen vmbo, mbo en hbo, maar ook op bestuurlijk vlak (gemeenten, gewest, provincie). 4
2
Aansluitingsnetwerken
Het regioportret richt zich op de initiatieven die tot doel hebben de aansluiting tussen vmbo, mbo en hbo te versterken. Haast per definitie gaat het daarbij om samenwerkingsverbanden. We hanteren daarvoor de term aansluitingsnetwerken. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aansluitingsnetwerken beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat er in een regio sprake kan zijn van tientallen netwerken, soms van tijdelijke aard, soms meer duurzaam. Het is in het kader van het regioportret niet mogelijk en wenselijk om die allemaal te beschrijven. Het onderzoek is erop gericht om de meest relevante netwerken in beeld te brengen. De mening van de informanten in de regio is daarbij van grote invloed. Daarnaast wordt gekeken naar de betekenis van het netwerk (doel, structuur, inhoud, resultaat) zowel voor de regio, als mogelijk voor derden (good practice, succesfactoren). Dit hoofdstuk omvat een overzicht van sectoroverstijgende netwerken (uitgesplitst naar vmbo-mbo-hbo) en een overzicht van sectorspecifieke netwerken (uitgesplitst naar sector en eveneens naar vmbo/mbo/hbo, vmbo/mbo en mbo/hbo). 2.1 Sectoroverstijgende netwerken De belangrijkste sectoroverstijgende netwerken voor de regio’s Den Haag zijn: - Scholenwerk (vmbo-mbo); - Regionaal Arrangement Haaglanden (vmbo-mbo); - Regionaal Samenwerkingsverband mbo-hbo Haaglanden-Rijnstreek (mbo-hbo); - Contactcentrum Bedrijfsleven Onderwijs (CBO). Gezien het belang van deze vier overkoepelende netwerken besteden we daar nu uitvoerig aandacht aan in de volgende paragrafen. 2.1.1 ScholenWerk (vmbo-mbo) Achtergrond ScholenWerk is een programma van de gemeente Den Haag gericht op de innovatie van het vmbo. ScholenWerk is eind 1999 opgericht voor een periode van vier jaar en is voortgevloeid uit de beleidspijlers: bestrijding onderwijsachterstanden, i.c. het terugdringen voortijdig schoolverlaten en versterking vmbo. In het programma van ScholenWerk zijn deze pijlers nauw met elkaar verweven. Doelstelling van ScholenWerk is een halvering van het aantal voortijdige schoolverlaters en een doorstroomkwalificatie voor alle leerlingen. Om deze doelstelling te realiseren is gekozen voor een geïntegreerde aanpak. ScholenWerk vervult daarbij een initiërende, coördinerende en faciliterende rol. Concreet betekent dit dat ScholenWerk adviseert en ondersteunt bij de ontwikkeling van nieuwe interventies, voor een evaluatie- en overlegstructuur zorgt en als aanspreekpunt fungeert voor alle betrokken partijen. Vanwege de beoogde samenwerking en samenhang krijgen netwerkvorming, integrale planvorming en monitoring een belangrijk accent binnen het ScholenWerk. Een belangrijk deel van de activiteiten in het kader van ScholenWerk richt zich op verbeteringen in de vmbo-scholen: professionalisering en deskundigheidsbevordering bij docenten, ontwikkelen krachtige leeromgevingen, verbetering sturingsprocessen (schoolontwikkelingsplan). Op een ander vlak wil ScholenWerk de onderwijsinfrastructuur versterken door de aansluiting tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs 5
en de aansluiting tussen voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs te verbeteren. Op dat laatste aspect wordt in dit Regioportret nader ingezoomd. Domeinen Om de doelen op het gebied van de aansluiting vmbo-mbo te realiseren heeft ScholenWerk een viertal domeinen uitgewerkt: 1. Leerkrachtgedrag direct gekoppeld aan leerling-gedrag Gericht op: de werkvloer en competenties van de docent (didactisch repertoire, taaldidactiek, ICT-gebruik, pedagogische zorg, sociale competenties). 2. Condities personeel Gericht op: professionalisering, leer- en regelmogelijkheden op school/groep en individueel niveau 3. Condities op schoolniveau Gericht op: sturingsprocessen (beleidscyclus, schoolontwikkelingsplan, zelfevaluatie) 4. Condities op bovenschools niveau Gericht op: infrastructuur, ondersteuning/ versterking schoolbeleid (omgeving van de school, breukvlakken po/vo en vo/roc, leerwerkroutes, gemeentelijk beleid, bestuurlijke arrangementen). Partijen die meedoen aan ScholenWerk kunnen rekenen op subsidie van de gemeente. Meedoen aan het programma is niet vrijblijvend. Werken volgens het programma ScholenWerk betekent de ontwikkeling van een integraal schoolbeleid, vraaggestuurd werken en co-financiering. Dat laatste wil zeggen dat de benodigde financiering bestaat uit een optelsom van schoolgebonden en gemeentelijke budgetten. Alle afspraken en voornemens worden voor elke school afzonderlijk vastgelegd in een arrangement, ofwel convenant, tussen de school, het schoolbestuur en het gemeentebestuur. In Den Haag nemen 33 vmbo-scholen (Den Haag en regio) en negen colleges voor beroepsonderwijs van de Mondriaan Onderwijsgroep deel aan ScholenWerk. Structuur ScholenWerk De hoofdactiviteit van ScholenWerk is het opbouwen, onderhouden en verbeteren van de netwerkstructuur tussen vmbo-locaties en ROC-locaties op drie werkniveaus Bestuurlijk niveau Op bestuurlijk-strategisch niveau functioneert de Regiegroep waarin in de gemeente (directieniveau), de vier vmbo-schoolbesturen en het College van Bestuur van de Mondriaan Onderwijsgroep vertegenwoordigd zijn. Daarnaast maken ook de projectleider onderwijs van de Kamer van Koophandel en een vertegenwoordiger van de jeugdhulpverlening deel uit van de Regiegroep. De regiegroep heeft het mandaat over de uitvoering door ScholenWerk en opereert op basis van partnerschip, dat wil zeggen dat alle partijen zich verantwoordelijk weten voor het bereiken van de gestelde doelen. Met ingang van 1 maart 2003 is de bestuurlijke structuur veranderd. De regiegroep is vervangen door de VO-adviesgroep, die adviseert aan het dagelijks bestuur van het Haags Onderwijs Beraad. Dit HOB is het bestuurlijk overleg tussen de gemeente Den Haag en de besturen van de scholen voor voortgezet onderwijs en de Mondriaan Onderwijsgroep. 6
Beleidsniveau Op beleidsniveau is er voor de directies per sector een Koppeloverleg georganiseerd. Het koppeloverleg ontwikkelt op hoofdlijnen een plan van aanpak voor de sector. Indien nodig initieert, regisseert en inspireert ScholenWerk het koppeloverleg. In een aantal gevallen treedt ScholenWerk op als voorzitter van het koppeloverleg. Aan het koppeloverleg nemen deel de directies van de colleges voor beroepsonderwijs van de Mondriaan Onderwijsgroep en de directies van de vmbo-scholen. Afhankelijk van de branche en de doelstellingen nemen aan het koppeloverleg tevens vertegenwoordigers deel van bedrijfs- en brancheorganisaties en van de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (voorheen de Landelijke Organen Beroepsonderwijs). Koppeloverleggen zijn er in de volgende sectoren: - Economie & Handel; - Horeca & Toerisme; - Landbouw; - Mode & Commercie; - Techniek, Veiligheid; - Zorg en Welzijn (inclusief Uiterlijke Verzorging en Facilitaire Dienstverlening). Naast deze sectorale koppeloverleggen is er één sectoroverstijgend koppeloverleg, dat specifiek gericht is op de theoretische leerweg in het vmbo. In dit netwerk participeren de directies van 15 vmbo-scholen die de theoretische leerweg aanbieden, alsmede de directeur van het College voor Toeleiding en Training van de Mondriaan Onderwijsgroep mede namens de colleges voor beroepsonderwijs. Het Koppeloverleg TL neemt in verband met afstemming ook deel aan de sectorale koppeloverleggen. Uitvoerend niveau Op uitvoerend niveau zijn per sector werkgroepen op docentenniveau geformeerd, in de wandeling wel ‘netwerken’ genoemd. Alle vmbo-scholen en ROC-units die bij ScholenWerk zijn aangesloten leveren een vertegenwoordiger aan de sectorwerkgroep, tenminste als zij opleidingen binnen de bewuste sector aanbieden. De werkgroepen gaan concreet aan de slag met de opdrachten die door het koppeloverleg zijn geformuleerd. Iedere sector heeft een eigen netwerkbegeleider. De netwerkbegeleider is verantwoordelijk voor het uitvoerend niveau en stuurt alle werkgroepen in de betreffende sector aan. Een netwerkbegeleider opereert bovenschools, zowel voor het mbo als vmbo. De gemeente bekostigt de netwerkbegeleiding. Specifieke taken ScholenWerk Een andere activiteit van ScholenWerk is de één-loketfunctie: - laagdrempelige ingang naar alle educatieve mogelijkheden die vanuit het gemeentelijk beleid beschikbaar zijn (onderwijs, welzijn, leerplicht, RMC, zorg, sport, sociale infrastructuur); - laagdrempelige ingang naar externe partners, zoals bedrijfsleven, media, wijkorganisaties; - aansluiting bij de gemeenten in de regio (van belang voor ROC en grote schoolbesturen); - het naar schoolniveau vertalen van landelijk en gemeentelijk beleid. ScholenWerk is daarnaast ook actief als kennismakelaar op bovenschools niveau: - kennisontwikkeling (o.a. portfolio, leerwerkroutes, determinatie); - kennisdeling ( onderwijskansen, nieuwe scholen informeren en steunen); - kennistoepassing (breukvlakken bo/vo en vo/mbo); 7
- kennisevaluatie. Andere werkvelden voor ScholenWerk zijn onder meer: aansluiting basisonderwijsvoortgezet onderwijs, voortijdig schoolverlaten en praktijkonderwijs. Activiteiten ScholenWerk Een deel van de activiteiten onder de regie van ScholenWerk heeft een breder, sectoroverstijgend karakter. De belangrijkste worden hier kort besproken:
Ontwikkeling Portfolio Er is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een portfolio. Het doel is om te komen tot een breed gedragen ‘haags format’, waarin een standaard is vastgelegd voor het vmbo en mbo als geheel. Campagne beroepsonderwijs Den Haag (vmbo-mbo) Jaarlijkse, sectoroverstijgende campagne om leerlingen uit primair onderwijs beter bekend te maken met beroepsonderwijs. Deelnemers: gemeente Den Haag, vmbo-scholen en ROC. Samenwerking Beroepspraktijkvorming vmbo-mbo Het College voor Zorg van de Mondriaan Onderwijsgroep kent één stagebureau dat de werving en bemiddeling voor alle beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv) verricht. Afgesproken is dat dit stagebureau (SBBL) ook de werving van stageplaatsen voor de leerwerktrajecten in het vmbo gaat verzorgen. In het verlengde daarvan wordt sinds een jaar ook gewerkt met een gemeenschappelijk stagewerkboek voor vmbo en mbo. Voor het vmbo afdeling Zorg & Welzijn is dit reeds gereed. Andere Colleges binnen de Mondriaan Onderwijsgroep werken aan een vergelijkbare ontwikkeling. Bij de sector Economie is men bezig een gezamenlijk bpv-boek te ontwikkelen. In de sector Techniek werkt men bij de opleiding Elektro aan een gezamenlijk bpv-boek. Convenanten leerwerktrajecten Sinds het bestaan van ScholenWerk zijn een groot aantal convenanten afgesloten. In schooljaar 2002-2003 zijn dertien convenanten afgesloten, waarvan tien met betrekking tot leerwerktrajecten. In de convenanten zijn op bestuurlijk- en sectoraal niveau tussen vmbo en mbo afspraken gemaakt over de doorstroom (toelatingseisen, warme overdracht) en de inhoudelijke afstemming op leerplanniveau (doorlopende leerlijnen). Met ingang van schooljaar 2002-2003 zijn op zeven Haagse scholen leerwerktrajecten van start gegaan in de sectoren administratie, economie, handel, horeca, techniek landbouw en welzijn. 8
Convenanten verkorte opleidingen Drie convenanten zijn gesloten voor het ontwikkelen van verkorte opleidingen tussen vmbo en mbo. Verkorte beroepsopleidingen worden onder andere aangeboden in de sector mode en kleding. In een verkorte opleiding werken vmbo-leerlingen gedurende het 4e leerjaar aan eindtermen van mbo-kwalificaties. Bij goed gevolg kan men daarna instromen in het 2e leerjaar van een verwante niveau twee opleiding. Informatie-uitwisseling t.b.v. docenten theoretische leerweg In het schooljaar 2001/2002 is gestart met een drietal uitwisselingsbijeenkomsten tussen vmbo en mbo, georganiseerd door het college voor Toeleiding en Training van de Mondriaan Onderwijsgroep in samenwerking met het Netwerk Theoretische Leerweg. Deze uitwisselingsbijeenkomsten zijn: een mbo-week, een docentenuitwisseling vmbombo en een uitwisselingsbijeenkomst tussen vmbo en mbo over leerlinggegevens. Deze bijeenkomsten zijn in het schooljaar 2002/2003 herhaald en zullen voortgezet worden in het schooljaar 2003/2004. Daarnaast is het college voor Toeleiding en Training nauw betrokken bij de werkgroep vaardigheid en zelfstandigheid van het Netwerk Theoretische Leerweg. Deze werkgroep probeert in beeld te brengen welke vaardigheden vmbo-leerlingen op het mbo nodig hebben en hoe deze vaardigheden op het vmbo verworven en getoetst kunnen worden. Overzicht sectorale netwerken ScholenWerk In het onderstaande overzicht worden alle netwerken die onder de vlag van ScholenWerk opereren gepresenteerd. Per sector/branche wordt het Koppeloverleg genoemd, plus de daaronder fungerende werkgroepen en de afgesloten convenanten (tot begin 2003).
Koppeloverleg Economie en Handel Deelnemers: 12 vmbo-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Economie en College voor Handel & Commercie) Werkgroepen: - Portfolio /determinatie - Beroepspraktijkvorming / Stageboek - Leerwerktrajecten 9
- Competenties en Vaardigheden - Docentenuitwisseling - Leerlingbegeleiding Convenanten: - Leerwerktraject Handel - Leerwerktraject Economie Koppeloverleg Horeca en Toerisme Deelnemers: 4 vmbo-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Horeca & toerisme) Werkgroepen: - Consumptief - Aansluiting intrasectorale opleidingen Convenanten: - Consumptief, verkorte opleiding - Leerwerktraject Consumptief - Leerwerktraject Facilitaire Dienstverlening Koppeloverleg Landbouw Deelnemers: vmbo groen en AOC Wellant College voor Madestein en Westvliet Werkgroepen: - Leerwerktrajecten - Elektronisch toetsen - Zorg- en LWOO-leerlingen Convenanten: - Leerwerktraject Koppeloverleg Mode en Commercie Deelnemers: 5 vmbo-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Mode & Uiterlijke verzorging) Werkgroepen: - Doorgaande leerlijn niveau 2 Mode en Techniek - Leerwerktraject kappers - Doorgaande leerlijn Uiterlijke Verzorging Convenanten: - Start Verkorte opleiding Koppeloverleg Techniek Deelnemers: 10 vmbo-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Techniek) Werkgroepen: - Elektrotechniek - Bouwtechniek - Metaal en installatietechniek - Voertuigentechniek - Leerwerktrajecten Convenanten: 10
- Leerwerktraject Bouw - Leerwerktraject Installatietechniek Koppeloverleg Veiligheid Deelnemers: 1 vmbo-school en de Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Veiligheid) Werkgroep: - Opleiding veiligheidsberoepen binnen vmbo Convenant: - Opleiding Veiligheidsberoepen Koppeloverleg Zorg en welzijn Deelnemers: 11 vmbo-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Welzijn & Sport, College voor Zorg, College voor Mode & Uiterlijke Verzorging, College voor Horeca & Toerisme) Werkgroepen: - BPV-boek - Stagebureau Buitenschools Leren - DLL -vaardigheden - Leerwerktrajecten - Competenties en Portfolio - Training op de werkvloer - Doorgaande leerlijn naar College voor Mode en Uiterlijke Verzorging - Doorgaande leerlijn naar College voor Horeca en Toerisme Convenanten: - Leerwerktraject Welzijn - Leerwerktraject Koppeloverleg Theoretische Leerweg / Niveau 4 Deelnemers: 12 vmbo-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep (College voor Toeleiding en Training, College voor Techniek) Werkgroepen: - Wiskunde - Vaardigheid en zelfstandigheid - Nederlands - Loopbaanoriëntatie en begeleiding Koppeloverleg Aansluiting Praktijkonderwijs - ROC Deelnemers: Alle vijf de praktijkscholen in Den Haag en zes colleges voor beroepsonderwijs van de Mondriaan Onderwijsgroep.
11
2.1.2 Regionaal Arrangement Haaglanden (vmbo-mbo)
Vooraf De Regionale Arrangementen zijn een relatief nieuw fenomeen. Al jaren wordt geconstateerd dat scholen bij het realiseren van een adequaat regionaal onderwijsaanbod hinder ondervinden van de landelijke gedetailleerde regelgeving. Het ministerie van OCenW onderkent het probleem en bereidt een wet voor die scholen meer planningsen richtingsvrijheid moet geven. Alvorens de wet in te voeren, wordt via zogenaamde Regionale Arrangementen eerst enkele jaren (2002-2005) ervaring opgedaan met de grotere planningsvrijheid en de daarmee samenhangende nieuwe verantwoordelijkheden voor het vmbo. Op basis van de ervaringen zal fine-tuning van het wetvoorstel plaatsvinden. Een Regionaal Arrangement houdt in dat scholen onderling bindende afspraken mogen maken - in de vorm van convenanten - over het vmbo-aanbod in de regio, zonder dat ze daarbij in de weg worden gestaan door gedetailleerde landelijke regelgeving. Doel van de arrangementen is enerzijds een evenwichtiger spreiding van het vmbo-aanbod in de regio en anderzijds een betere aansluiting van aanbod bij de veranderende behoeften van leerlingen, middelbaar beroepsonderwijs en regionale arbeidsmarkt. Omdat het bepalen van een adequaat regionaal aanbod het beleid van individuele scholen te boven gaat, stelt OCenW als voorwaarde dat er regiovisies worden opgesteld. Het ontwikkelen van de visies is een proces waarbij alle relevante partijen betrokken dienen te worden: alle vmbo instellingen, het vervolgonderwijs, de gemeenten en het regionale bedrijfsleven (profit- en non-profit instellingen). De provincie is daarbij een regierol toebedeeld. De minister moet uiteindelijk de regiovisies goedkeuren. Doelen arrangement Door de teruglopende leerlingaantallen is een deel van het vmbo in de regio Haaglanden ernstig onder druk komen te staan. Zo dreigt met name in de gemeente Den Haag de toevoeging van de theoretische leerweg/gemengde leerweg aan het vmbo te mislukken. Een aantal scholen in de binnenstad kampt met aanzienlijke weglek van leerlingen naar de randgemeenten. In enkele VINEX-gebieden is het vmbo in het aanbod van onderwijsvoorzieningen afwezig. Voorts is in de gehele regio Haaglanden de situatie bij de sector techniek zorgwekkend.
12
Het arrangement Haaglanden richt op een brede interdisciplinaire aanpak van het onderwijs, inclusief een modulair aanbod van de stof. Concreet zijn de volgende doelen geformuleerd: - Het creëren van een vmbo-aanbod in enkele stadsdelen. - Het aanbieden van het vak Techniek-breed; in onderling overleg tussen de deelnemende scholen wordt bekeken welke scholen in de regio één of meer specifieke afdelingen naast Bouwtechniek en Techniek-breed handhaven. - Het opnemen van modules uit andere sectoren in de sector Economie en de sector Zorg & Welzijn. - Het opstellen van een spreidingsplan voor de vmbo-infrastructuur. - Opstellen van doorstroomkwalificaties in overleg met de ROC’s , uitgaande van meer sectoroverstijgend en modulair onderwijs. Aanpak Met ingang van april 2002 zijn de voorbereidingen gestart van het Regionaal Arrangement (RA). In eerste instantie is het gebied vanwege de complexiteit beperkt tot de gemeente Den Haag en de randgemeenten Rijswijk en Leidschendam-Voorburg. Bedoeling is dat het RA in fase twee (medio 2003) uitgebreid wordt tot de gemeenten Naaldwijk, Delft, Pijnacker-Nootdorp en Zoetermeer. De provincie Zuid-Holland heeft in samenwerking met de betrokken gemeenten en de schoolbesturen uit het deelgebied een projectorganisatie opgezet, bestaande uit een stuurgroep en een drietal werkgroepen. In projectorganisatie participeren vertegenwoordigers van het vmbo, mbo, het bedrijfsleven, gemeente Den Haag en de provincie Zuid-Holland. De stuurgroep waakt zowel over de kwaliteit van de inbreng en afstemming tussen de werkgroepen, als over de uitvoering van plannen en afspraken. Werkgroep 1 Werkgroep 1 heeft zich bezig gehouden met: - Verbreding en vernieuwing van het onderwijsaanbod van het vmbo - Spreiding van het aanbod en in het verlengde daarvan de functionaliteit van de gebouwen en de accommodatie voor het onderwijs. - De positie van de gemengde en theoretische leerweg De resultaten van werkgroep 1 hebben beslag gekregen in het convenant ‘Regionaal Arrangement Haaglanden’. Het convenant is ondertekend door alle betrokken VMBOschoolorganisaties en voorzover het de accommodatie betreft ook door de gemeentebesturen van de Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk. Het convenant bevat voor een periode van vijf jaar voorstellen voor de vernieuwing en verbreding van het onderwijsaanbod van het vmbo, inclusief een spreidings- en accommodatieplan. Het convenant is ter vaststelling voorgelegd aan de minister. Werkgroep 2 Werkgroep 2 heeft een inventarisatie gemaakt van lopende en geplande innovatieactiviteiten (periode 2003-2007) van scholen in de Haagse regio (ook de scholen die in fase 2 gaan meedoen zijn hierbij betrokken). De werkgroep heeft op basis van de uitkomsten van de inventarisatie een innovatie-agenda opgesteld voor het realiseren van doorlopende leerwegen in de beroepskolom.
13
De thema’s zijn: - onderwijsprogrammering; - examinering en afsluiting; - doorlopende loopbaanoriëntatie, schoolloopbanen; - competentiegericht leren; - door de school te benoemen eigen thema’s. De werkgroep stelt op basis van inventarisatie vast dat de volgende thema’s verdere ontwikkeling behoeven zijn: - Leerlingvolgsysteem dat binnen de beroepskolom inzicht geeft in de feitelijke leerlingenstromen en daarmee informatie verschaft over de effecten van de vernieuwing in het arrangement. - Gemeenschappelijk doorstroomdossier/portfolio. Het gaat hier om een document dat de leerling recht moet geven op drempelloze instroom in het mbo en op termijn ook in het hbo. In dit licht dient ook de huidige vorm van examinering herontworpen worden. - Herontwerp van onderwijsprogramma’s die de functie van het vmbo versterken en beter aansluiten bij de voorkeuren van jongeren. - Ontwikkelen van een nieuw bekostigingssysteem zodat het mogelijk wordt nieuwe flexibele leerroutes te ontwerpen in de samenwerking tussen scholen voor vmbo en mbo. De werkgroep - en ook het bestuurlijk overleg - heeft aangegeven naar aansluiting bij de bestaande netwerken van ScholenWerk te streven voor de uitvoering van activiteiten. Werkgroep 3 Werkgroep 3 heeft op basis van een analyse van bestaande initiatieven een aanpak uitgewerkt voor structurele samenwerkingsrelaties onderwijs/bedrijfsleven in de regio. In de werkgroep participeerden de Kamer van Koophandel Haaglanden, de Mondriaan Onderwijsgroep, het IMC college, MKB Haaglanden, de gemeente Den Haag, VNONCW West, het onderwijs Technocentrum Haaglanden, de Dalton,- Vatelschool en de provincie Zuid-Holland. De werkgroep heeft een strategie uitgewerkt. Kern van de gekozen richting is om kleinschalige netwerken (1-op-1 relaties) te ontwikkelen waarin scholen en bedrijven gericht en met grote betrokkenheid samenwerken. De specifieke aard en invulling van deze netwerkjes kan verschillen. Bijvoorbeeld: gastlessen, docentenstages, excursies, beschikbaar stellen van praktijkruimtes, apparatuur of materialen , stageplaatsten, praktijkopdrachten en casuïstieken, inbreng bedrijven bij curriculumontwikkeling, operationalisering competentie-inhouden. Gelet op de overlap tussen de netwerken leven er plannen tot het aanstellen van een netwerkbeheerder, zonder dat deze de automie van de netwerken aantast. Een punt van discussie is de positionering van het netwerkbeheer, waarbij het gaat om twee opties: een aparte, onafhankelijke organisatie oprichten, of het onderbrengen bij een bestaande organisatie.
14
2.1.3 Contactcentrum Bedrijfsleven Onderwijs (CBO)
Het Contactcentrum Bedrijfsleven Onderwijs is een sectoroverstijgend netwerk dat zich niet specifiek richt op de aansluiting binnen de onderwijsberoepskolom. Wel ontplooit het CBO activiteiten die nauwe verwantschap hebben met verschillende aansluitingsthema’s. Het CBO heeft een actieve rol gespeeld in de hiervoor beschreven werkgroep 3 van het Regionaal Arrangement. Het CBO is nauw verbonden aan de Kamer van Koophandel Haaglanden en richt zich met name op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio Haaglanden. Zowel beleidsmatig als via projecten probeert het CBO hieraan bij te dragen. In principe richt het CBO zich op de gehele beroepskolom, dus vmbo, mbo en hbo. Deelnemers zijn de Kamer van Koophandel, het VNO/NCW en bedrijven en onderwijsinstellingen uit alle sectoren, waaronder Techniek, Economie en Dienstverlening en Gezondheidszorg. De Kamer van koophandel draagt zorg voor de coördinatie en administratieve ondersteuning. Voorbeelden van activiteiten die geïnitieerd en gefaciliteerd worden zijn: - voorlichting en promotie beroepsonderwijs en bedrijfsleven (beginnende bij basisschoolleerlingen); - regionale arbeidsmarktmonitor; - regionale databank (onderwijs- en bedrijfsgegevens, opleidings,- banen/ productinformatie e.d.); - Panorama Onderwijs-arbeidsmarkt (gericht op de verbetering aansluiting onderwijs arbeidsmarkt, sectorbreed); - stimuleren netwerkontwikkeling bedrijven en onderwijsinstellingen; ideeën hieromtrent zijn terug te vinden in de visie van werkgroep 3 van het Regionaal Arrangement Haaglanden; - het tegengaan schooluitval, met name door verbetering van de praktijkcomponent in opleidingen (aantrekkelijker stages/werk, verbetering begeleiding). Het CBO is bij verschillende sectorspecifieke initiatieven betrokken (zie hierna).
15
2.1.4 Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek
Doelstellingen In 1998 hebben zes onderwijsinstellingen in de regio Haaglanden een convenant afgesloten ten behoeve van een betere aansluiting mbo-hbo. Het betreft de volgende instellingen: Haagse Hogeschool/ Technische Hoge School Rijswijk (thans gefuseerd), Hogeschool INHOLLAND, Hogeschool Leiden, de Mondriaan Onderwijsgroep, ROC ID College en ROC Leiden. Het samenwerkingverband legt zich primair toe op de aansluiting tussen middelbaar en hoger beroepsonderwijs, voorzover het de opleidingen betreft die door de betrokken instellingen worden verzorgd. De partners maken bindende afspraken over kwalificatieniveaus, programma-inhoud, doorstromings- en vrijstellingsbeleid, studieklimaat en afstemming onderwijs-arbeidsmarkt. Het doel van het convenant is tweeledig: verbetering van de aansluiting en vergroting en versnelling van de doorstroom. Van deze hoofddoelstelling zijn de volgende specifieke doelen afgeleid: ROC en hogeschool - Realiseren van een studieloopbaan die aansluit bij mogelijkheden en wensen van de leerling/student en die van een zo kort mogelijke duur is. - Versterking van regionale positie van het beroepsonderwijs mbo-hbo. - Concurrentiebeperking: De vrijstellingsregelingen en doorstroomrechten worden op elkaar afgestemd. - Efficiency: Door samenwerking en informatie-uitwisseling wordt voorkomen dat op allerlei plaatsen in de regio dubbel werk wordt gedaan. ROC - Bevordering van de instroom door verhoging van de aantrekkelijkheid van middenkaderopleidingen met als doel: een succesvolle en zo kort mogelijke doorstroom naar een hbo-opleiding. Op een aantal momenten in hun studieloopbaan staan de leerlingen voor de keus voor een doorlopende leerweg richting mbo-hbo, te weten: na de
16
basisvorming (onderbouw vo); na de leerwegen in het vmbo; tijdens de havoopleiding (in de 3e en 4e klas). Hogeschool - Bevordering diplomarendement en verhoging van deelname mbo-ers aan hboonderwijs. Mbo-gediplomeerden zijn – hoewel er per sector grote verschillen zijn goede studenten. Structuur Het samenwerkingsverband bestaat uit vier geledingen: bestuurlijk beraad, stuurgroepen, werkgroepen en regiegroep. Bestuurlijk Beraad Het beraad wordt gevormd door afgevaardigden van de Colleges van Bestuur van de betrokken instellingen: - ROC ID College (voorzitter); - Mondriaan onderwijsgroep; - Haagse Hogeschool; - ROC Leiden; - Hogeschool INHOLLAND; - Technische Hogeschool Rijswijk; - Hogeschool Leiden. Het beraad is eindverantwoordelijk voor het convenant en ziet toe op de naleving van de afspraken. Het beraad stelt tevens het activiteitenplan vast en schept op hoofdlijnen de randvoorwaarden en condities voor de uitvoering van dit plan. Stuurgroepen Het samenwerkingsverband wordt aangestuurd door sectorale stuurgroepen die bestaan uit leden van de (divisie)directies van de betrokken ROC’s en hogescholen (of door hen gemandateerde vertegenwoordigers). De stuurgroepen hebben de bevoegdheid om na zorgvuldig overleg met hun achterban, bindende afspraken te maken. De stuurgroepen ontwikkelen concrete projectvoorstellen en scheppen op sectorniveau de randvoorwaarden en condities voor de uitvoering. Aan het Bestuurlijk Beraad wordt eens per half jaar gerapporteerd over de stand van zaken. Er zijn de volgende stuurgroepen actief: - stuurgroep informatica; - stuurgroep techniek; - stuurgroep verpleegkunde; - stuurgroep welzijn; - stuurgroep economie; - stuurgroep educatie. Werkgroepen De werkgroepen bestaan uit afgevaardigden (van midden management - en uitvoeringsniveau) van betrokken opleidingen of opleidingsclusters. Zij hebben als taken: - Ontwikkelen van doorstroomprogramma’s en doorlopende leerwegen. - Het maken van regionale werkafspraken. - Ontwikkelen en afstemmen van doorlopende studieloopbaanbegeleiding.
17
Regiegroep Teneinde beter zicht te krijgen op de voortgang is met ingang van het jaar 2003 een regiegroep geïnstalleerd. Aanleiding was de constatering dat nauwelijks operationeel voortgangs- en afstemmingsoverleg plaatsvond, ook niet op stuurgroepniveau. Van elke betrokken instelling is één afgevaardigde vertegenwoordigd in de regiegroep – een inhouddeskundige (staffunctionaris, beleidsmedewerker of projectcoördinator) op vlak van doorstroom mbo-hbo. De leden houden elkaar op de hoogte van de onderwijsontwikkelingen op instellingsniveau. Tevens informeren zij de personeelsleden van de eigen instelling over de aansluiting mbo-hbo. De regiegroep ondersteunt de stuurgroepen bij de aansturing. Hiertoe is aan elke stuurgroep een lid van de regiegroep gekoppeld. Het opzetten van een adequate organisatiestructuur ten behoeve van de gegevensverzameling krijgt in 2003 prioriteit. Door het monitoren van beroepskolomgerichte projecten wordt informatie verkregen over de kwalitatieve resultaten die bereikt zijn. 2.2 Sectorspecifieke netwerken De sectorspecifieke netwerken en samenwerking in de regio Den Haag zijn voor een groot deel aangehaakt bij ScholenWerk, in de vorm van de beschreven Koppeloverleggen en werkgroepen. Daarnaast zijn er een aantal – veelal opleidings- en branchespecifieke – samenwerkingen, die vaak zijn verbonden aan de betreffende afdeling van het ROC. In de navolgende paragrafen komen voorbeelden van de belangrijkste van deze sectorspecifieke netwerken en samenwerkingsinitiatieven aan de orde. Bij elk voorbeeld is aangegeven om welk aansluitingspunt het gaat (vmbo-mbohbo-bedrijfsleven). 2.2.1 Techniek
De regio Haaglanden kent een omvangrijk aantal samenwerkingsverbanden rond de verbetering van de beroepskolom in de sector Techniek. Uit de initiatieven blijkt dat het bedrijfsleven in de technieksector in samenwerking met het beroepsonderwijs op grote schaal bezig is om de instroom en doorstroom van leerlingen en studenten te vergroten. Tegelijkertijd probeert men het onderwijs flexibeler op te zetten, zodat leerlingen zich breder kunnen oriënteren op verschillende technische richtingen. Thema’s als competentiegericht leren en ontwikkeling van de beroepsloopbaan staan daarin centraal. De meeste netwerken richten zich op deze thema’s. 18
De grotere sectoroverstijgende netwerken in de regio, zoals ScholenWerk en het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek, vervullen ook in de sector Techniek, een sturende en structurerende rol. Voor een beschrijving van de aansluitingsnetwerken met betrekking tot de sector Techniek in het kader van ScholenWerk wordt verwezen naar paragraaf 2.1.1 (Koppeloverleg Techniek). Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste netwerken binnen de sector Techniek. Basisonderwijs Voortgezet onderwijs Overleg (basisonderwijs-vmbo-mbo) Leerkrachten groep 8 meer in aanraking laten komen met techniek. Deelnemers: basisonderwijs, vmbo en ROC. Regionaal Platform Techniek (vmbo-mbo) Een centraal coördinatiepunt rond de aansluiting vmbo-mbo. Overleg en afstemming voor de huidige en toekomstige opleidingen techniek. Deelnemers: ROC Scholenwerk, OTC Haaglanden, vmbo-scholen. Commissie Bedrijf en Onderwijs Rijswijk (vmbo-mbo-bedrijfsleven) Netwerk in Rijswijk dat de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven wil verkleinen. De commissie werkt aan de voorbereiding van schoolverlaters op hun intrede in het bedrijfsleven en bevordert de deskundigheid van docenten. Deelnemers: scholen vmbo en mbo, gemeente Rijswijk en 12 bedrijven. Leerwerktrajecten bouw (vmbo-mbo-bedrijfsleven) Bevordering van doorstroming, voorkomen van voortijdig schoolverlaten en verbetering van de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven. Deelnemers: Bouwradius, Stichting Haagbouw, SPOS, ROC, OTC-Haaglanden, VMBO, Gemeente den Haag. Projectgroep IJzerwerf (vmbo-mbo-bedrijfsleven) Krachtige leeromgeving regio Haaglanden en samenwerking vmbo-mbo, brancheorganisaties en bedrijfsleven m.b.t. infrastructuur en onderwijs. Deelnemers: ROC, alle vmbo-scholen, Centrum Vakopleiding, Metaalpark, gemeente Den Haag, SVS, Innovam, SPOS, Elektrowerk, Uneto, RBOC, ROI, Stichting Haagbouw, GWW, Leerwerkcentrum, OTC-Haaglanden. Branche-regiocommissies (mbo-bedrijfsleven) Zeven regiocommissies (Bouw, Afwerkingstechniek, Carrosserie, Metaalbewerking, Elektro, Installatie en Motorvoertuigentechniek) proberen de instroom van leerlingen in de branchegerichte opleiding en scholing in de regio te stimuleren. Zij werken mee aan de versterking van het praktijkgedeelte en begeleiden van de leerling tijdens de opleiding. Deelnemers: brancheorganisaties, bedrijven, OTC Haaglanden, en ROC. ATB (Aantrekkelijk Technisch Beroepsonderwijs) (mbo-bedrijfsleven) Het bevorderen van de instroom van leerlingen in de bouw (BBL), het structureren van de intake en assessment en het verbeteren van de begeleiding. Deelnemers: Mondriaan Onderwijsgroep, Stichting Haagbouw en Bouwradius. Regionaal platform promotie techniek (onderwijs-bedrijfsleven) 19
Het ontwikkelen van een structuur en projecten voor de promotie van techniek. Deelnemers: basisonderwijs, vmbo, mbo, universiteit, bedrijven, brancheorganisaties, regionale overheid, OTC Haaglanden, Techniekmuseum Delft, KvK. Overleggroep Mechatronica (mbo-hbo-bedrijfsleven) Onderwijsontwikkeling en aansluiting onderwijs en bedrijfsleven. Deelnemers: ROC, regionale Onderneming voor Beroepskwalificering Delft, Festo (mechatronicabedrijf) OTC-Haaglanden, Haagse Hogeschool, TH Rijswijk, Hofstad College, Corbulo College, FME/CWM, Kenteq, OOM, Siemens. 2.2.2 Economie
Binnen de opleidingssector Economie neemt in de regio Den Haag de Mondriaan Onderwijsgroep een centrale positie in. Binnen het ROC worden de opleidingen van de sector Economie verzorgd door een vijftal units, hier Colleges genoemd. Het betreft de Colleges voor: - Handel en Commercie; - Economie; - Mode en Uiterlijke Verzorging; - Veiligheid; - Horeca en Toerisme. De typen netwerken die zijn aangetroffen zijn grofweg in te delen twee typen: Sectorale netwerken die deel uit maken van overkoepelend verbanden - ScholenWerk kent koppeloverleggen/werkgroepen voor Economie, Handel en veiligheid, Horeca & Toerisme en Mode & Commercie. - Het sectoroverstijgende netwerk Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek werkt met sectorale stuurgroepen/werkgroepen. - Sectorwerkgroepen/netwerken geïnitieerd door de Mondriaan Onderwijsgroep rondom Impulsprojecten. Binnen de Mondriaan Onderwijsgroep wordt de besteding van de Impulsgelden gecoördineerd door een stuurgroep waarin managementleden van de verschillende colleges voor beroepsonderwijs participeren. De stuurgroep zet de (beleids)lijnen uit 20
en toetst hieraan de projectvoorstellen die door de afzonderlijke colleges worden ingediend. De stuurgroep bewaakt tevens de samenhang en afstemming tussen de projecten. Het voorzitterschap van de stuurgroep berust bij het College voor Toeleiding en Training (T&T). De Colleges formeren ten behoeve van de uitvoering werkgroepen. Bedoeling is dat afhankelijk van het onderwerp, vmbo-scholen betrokken worden bij de uitvoering in de werkgroepen. Daarnaast neemt ook een vertegenwoordiger van ScholenWerk deel aan het overleg met het oog op de afstemming tussen de Impuls-activiteiten en ScholenWerk. Voorbeelden van de werkgroepen zijn de werkgroep in/door/uitstroom en een netwerk van intake-coördinatoren. Opleidings- en branchespecifieke netwerken Netwerken van dit type hebben soms een lange traditie en zijn vaak ontstaan omdat partijen intensief met elkaar te maken te hebben, bijvoorbeeld als belangrijkste afnemer van leerlingen of aanbieder van stageplaatsen of in verband met verwante doorstroom. Het gaat hier veelal om bilaterale relaties (formele en informele) op opleidingsniveau of op brancheniveau. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste netwerken binnen de sector Economie. Per branche wordt aangegeven wat de belangrijkste netwerken zijn voor de aansluiting vmbo-mbo, mbo-hbo en onderwijs-bedrijfsleven. Voor meer informatie over de deelnetwerken onder ScholenWerk en het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek, zie paragraaf 2.2. a. Branches Economie, Handel en Veiligheid Scholenwerk (vmbo-mbo) - Werkgroep vaardigheden: bezig format vaardigheden te ontwikkelen (concretiseren, beoordelingsystematiek ontwikkelen, plaats/relatie bepalen portfolio), zodat in kaart gebracht kan worden welke vaardigheden in vmbo en mbo thuishoren. - Werkgroep Portfolio/begeleiding: Ontwikkeling sectorspecifiek deel ten behoeve van Haags portfolio. Vergelijking systeem van leerlingbegeleiding op mbo en vmbo. Onderzoek mogelijkheden van doorstoom aan de hand van het portfolio, dus zonder examinering. - Werkgroep BPV: Ontwikkeling gezamenlijk BPV-boek en eenduidig beoordelingssysteem ten behoeve van BPV/stage. Stageplaatsen LWT geworven door stagebureau. - Werkgroep Leerwerktraject: Convenanten leerwerktrajecten. Ontwikkeling Staart Start module. Branchenetwerken (vmbo-mbo) - Project vmbo voor uitstroomvariant veiligheidsberoepen (vmbo-school, ROC, partners in orde en veiligheid (politie Haaglanden, Haagse Trammaatschappij, PIScheveningen). Vmbo-school wil eigen variant ontwikkelen (intersectoraal programma) met nadruk op sport, dienstverlening en veiligheid. Genoemde partijen hebben gezamenlijk een convenant getekend. Mogelijkheden voor stages en excursies zijn geïnventariseerd. Er is een format onderwijsprogramma gereed. Voor het thema beveiliging is het programma klaar. Voor het thema politie werkt men aan de afronding. Er is een begin gemaakt met het thema penitentiaire inrichtingen. - Handel: netwerk in ontwikkeling, verkeert nog op bestuurlijk niveau. 21
- Expertise panel woonbranche: bestaat uit praktijkopleiders en leerlingen, doel is kwaliteitsbewaking, advisering leerinhouden en competenties. Mondriaan Onderwijsgroep (vmbo-mbo-bedrijfsleven) - Per sector gezamenlijke ontwikkeling van portfolio/doorstroomdossier, waarin vereiste competenties staan benoemd. Dossier geeft toegang tot niveau 2, 3 of 4. Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek (mbo-hbo) - Regionale Stuurgroep Economie en directeurenoverleg Economie HHS en College voor Economie (Mondriaan Onderwijsgroep). - Regionale Werkgroep ICT: programmatische afstemming mbo-hbo ICT-opleidingen. Bilaterale samenwerking (mbo-hbo) - Convenant Mondriaan Onderwijsgroep en Haagse Hogeschool (HHS) onder meer: warme overdracht, voorlichting, loopbaanoriëntatie op opleidingsniveau, nulmeting instroom, monitoring. - Informaticaopleidingen ( ROC Albeda College en HHS), Juridische opleidingen (Mondriaan Onderwijsgroep en HHS), Opleiding Ondernemen en management (mbo) en opleiding Small Business en Retail Manangement (hbo) (Mondriaan Onderwijsgroep en HHS), Commerciële opleidingen (Mondriaan Onderwijsgroep en HHS). b. Branches Mode en Uiterlijke verzorging Scholenwerk (vmbo-mbo) - Werkgroepen: Doorgaande leerlijn niveau 2 Mode en Techniek, Doorgaande leerlijn Uiterlijke Verzorging. Inventariseren en vergelijken van eindtermen, overlap eruit halen. Programmavergelijking maken met niet verwante opleidingen. Branchenetwerken (vmbo-mbo) - Samenwerkingsverband opleidingen Mode en Handel(mbo) met een vmbo-school: afspraken over overdracht, voorlichting, eindtermenvergelijking. - Samenwerkingsverband Mode Techniek (vmbo-mbo): ontwikkelen van doorgaande leerlijn voor basisberoepsgerichte leerweg. Bilaterale samenwerking (mbo-hbo) - Samenwerkingverband Mode en Commercie en Mode Techniek (Mondriaan Onderwijsgroep en HHS): afstemmen programma’s, warme overdracht, informeren, voorlichten. c. Branche Horeca en Toerisme Scholenwerk (vmbo-mbo) - Werkgroep consumptief: opzetten verkorte opleiding, Leerwerktraject consumptief, Leerwerktraject Facilitaire dienstverlening - Werkgroep aansluiting intrasectorale opleidingen: programmavergelijking met niet verwante opleidingen. Branchenetwerken (vmbo-mbo-hbo) - Samenwerking van het College voor Horeca en Toerisme met een vmbo-school (vroegere horecaschool) met betrekking tot afspraken overdracht, voorlichting, eindtermenvergelijking, BPV. Daarnaast ook op het gebied van voorlichting, werving en 22
-
-
-
afstemming programma’s intensieve contacten met vmbo-scholen in de regio en daarbuiten (Rijnmond, Leiden, Westland, Zoetermeer, Bollenstreek). De branche kent een landelijk netwerk dat gericht is op versterking van de horecaonderwijs en doorstroom in de beroepskolom, namelijk de VSHO (Vereniging Scholen Horeca Onderwijs). Bij dit netwerk dat reeds 15 jaar bestaat zijn landelijk meer dan 100 scholen uit het vbmo, mbo en hbo aangesloten. Activiteiten zijn onder andere bijen nascholing BPV, afspraken over doorstroom, uitwisseling van good practices, seminars, toetsenbank mbo- vmbo. De VSHO speelt ook op regionaal vlak een belangrijke rol. Samenwerkingsverband Horeca-opleidingen van de Mondriaan Onderwijsgroep en de Hogere Hotelschool Scheveningen. Doelen zijn afstemmen programma’s (verkorte opleidingsprogramma’s), afspraken over stages, uitwisseling faciliteiten stagebureaus, warme overdracht. Netwerk Horeca Nederland, regionaal Haaglanden: deelname examencommissie, expertmeetings. Werkgroep Facilitaire Dienstverlening (Mondriaan Onderwijsgroep) en Facilitair Management (HHS). Samenwerkingsverband tussen het College voor Horeca en Toerisme van de Mondriaan Onderwijsgroep, INHOLLAND en de HHS gericht op programmatische afstemming en warme overdracht.
2.2.3 Zorg & Welzijn
Voor de sector Zorg & Welzijn is ScholenWerk (zie par. 2.1) het belangrijkste overkoepelende netwerk. Veel van de activiteiten rondom de aansluiting vmbo-mbo vinden in dat kader plaats. Branchenetwerk (vmbo-mbo) Het Koppeloverleg Zorg & Welzijn verenigt de vmbo-scholen en de opleidingen van de Mondriaan Onderwijsgroep. Sinds 2002 wordt gewerkt met een gezamenlijke werkgroep voor de sector Zorg en de sector Welzijn. In 2001 heeft het College Zorg, samen met de vmbo-partners, een plan opgesteld om de onderlinge samenwerking te stroomlijnen. Uitgangspunt van het plan was om te komen tot een doorlopende leerlijn. Om de samenhang tussen vmbo en mbo te verbeteren zijn onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd: - Kennismaking door informatieoverdracht tussen en over vmbo-mbo en wederzijdse bezoeken, zowel voor de sector Zorg als Welzijn.
23
- Deskundigheidsbevordering van vmbo-docenten door deelname aan cursussen op het mbo over thema’s zoals leren-leren, sociale vaardigheden en verpleegtechnische handelingen. - Een eindtermenvergelijking vmbo-mbo (niveau 2) voor Zorg en Welzijn. - Analyse van stagedoelstellingen van het vmbo en van de aansluiting daarvan op de mbo-onderwijsprogramma’s op niveau 1 (alleen zorg, welzijn kent geen opleiding op niveau 1) en niveau 2 (zorg en welzijn). - Ontwikkeling van een BPV- boek voor het Leerwerktraject en voor de stages in jaar 3 en 4 van de andere onderwijstrajecten binnen het vmbo. - Afspraken over het werven en matchen van stageplaatsen voor vmbo en mbo via het SBBL (Service Bureau Buitenschool Leren), het stagebureau van het College voor Zorg van de Mondriaan Onderwijsgroep. Men meent dat, met name door spreiding van de stages binnen het vmbo, er in principe voldoende stageplaatsen te vinden zijn in de sector Zorg. Bij de niveaus 2 en 3 in het mbo zijn er in principe voldoende plaatsen, maar gaat het vooral om een tekort aan begeleidingscapaciteit. Op niveau 4 is er simpelweg een kwantitatief tekort aan stageplaatsen. Het stagebureau van het College voor Welzijn en Sport werft – vooralsnog – alleen voor de eigen opleidingen. Voorzien is om door middel van overleg met het vmbo tot afspraken te komen over hoe het best stageplaatsen voor enerzijds het vmbo en anderzijds de niveau 2 opleidingen van Welzijn geworven kunnen worden. Voor deze groepen vist men in dezelfde vijver. - Het regelen van de doorstroom van Leerwerktraject-leerlingen. Op basis van gesprekken en een portfolio vindt er bij zorg en bij welzijn een ‘warme overdracht’ plaats. Geregeld is dat wanneer een vmbo-er het Leerwerktraject Zorg en Welzijn afrondt, instroom in 2e jaar van de mbo-opleiding op niveau 2 mogelijk is. - De doorstroom is geregeld vanuit het vmbo naar mbo niveau 3 en 4. Alle leerlingen op niveau 3 en 4 in de Zorg starten samen in een klas (beroepsopleidende leerweg). Na 20 weken krijgt de leerling een niveau-advies. Bij Welzijn gaat het bij niveau 3 en 4 om duidelijk verschillende beroepsperspectieven. Daarom is er geen gezamenlijke klas. Wel is het zo dat leerlingen die in stromen onder voorwaarden in de versnelde opleiding geplaatst kunnen worden. - De Colleges voor Zorg en voor Welzijn en Sport kennen voor alle leerlingen dezelfde intake-procedure. Bij alle deelnemers worden enkele toetsen afgenomen (IBO-Zorg en -Welzijn, studievaardigheden, Nederlands en rekenen). Bij tekorten op een van de drie laatste toetsen worden er afspraken over onderwijshulp (remediële zorg) in een contract vastgelegd. Tevens heeft een zogenaamd criteriumgericht interview plaats om mogelijke vrijstellingen op basis van leef- / werkervaring, weekendbaantjes, verenigingsleven en vrijwilligerswerk te kunnen ‘opsporen’ en om de motivatie van de leerling vast te stellen. - Gezamenlijk gebruik van mbo-praktijklokalen van de opleiding Zorg. Beide Colleges (Zorg en Welzijn en Sport) zijn positief over voortgang in het Koppeloverleg Zorg & Welzijn, wat betreft de deelname en de samenwerking. In het nieuwe schooljaar wil men veel aandacht besteden aan het in kaart brengen van het in- en doorstroomproces van de vmbo-ers die nu - voor het eerste onder de nieuwe examenregeling - instromen.
24
Vernieuwingen waaraan in de komende jaren gewerkt wordt zijn: - Samenwerking vmbo-mbo: gezamenlijke docentencursussen voor Zorg-docenten over competentie-gericht onderwijs en voor Welzijn-docenten over ‘de docent als coach’. - Samenwerking in het kader van ScholenWerk tussen Praktijkscholen en mbo: start van een pilot (met 50-75 leerlingen) in 2003-2004 om de instroom vanuit het praktijkonderwijs naar zorgopleidingen te verbeteren. In jaar drie van de Praktijkschool begint de voorbereiding op zorgopleidingen. - Er vindt overleg plaats van de regionale stuurgroep met de PABO om de aansluiting te stroomlijnen met de opleiding ‘onderwijsassistent’ van het ROC. Er is een projectvoorstel in ontwikkeling. De verwachting is dat dit voorstel in het schooljaar 20032004 op docentenniveau uitgewerkt gaat worden. - Binnen het mbo heeft het College voor Zorg een vernieuwingstraject in uitvoering, dat het mogelijk moet maken om vanaf 2006 er elke vijf weken met een opleiding in de Zorg gestart kan worden. Met ingang van 2003-2004 wordt met de verdere flexibilisering van het curriculum en rooster gestart. De teams (per locatie/niveau) hebben de vernieuwingstaken onderling verdeeld. Het onderwijs zal sterk geïndividualiseerd worden en, zo is het streven, op individuele leerstijlen afgestemd zijn. Het idee is dat vaardigheden als leren omgaan met groepsprocessen en leren samenwerken verworven worden tijdens langer lopende modules. Het College voor Welzijn en Sport kent voor de bbl-opleidingen Welzijn (beroepsbegeleidende leerweg) al de mogelijkheid om om de 10 weken te starten. Voor bolinstromers zijn de flexibele instroommogelijkheden veel kleiner. De verwachting is dat, met de invoering van het competentie gericht onderwijs, de flexibiliteit in het onderwijs zal toenemen. Branchenetwerk (mbo – hbo) In de context van het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek functioneren een aantal stuur- en werkgroepen op het gebied van zorg en welzijn. Deze groepen zijn gericht op het verbeteren van de afstemming van programma’s en onderwijsmethoden en op het oplossen van knelpunten in de doorstroom. In de besprekingen hierover worden de uitkomsten van de landelijke werkgroepen over doorstroomtrajecten als uitgangspunt genomen. Regionale stuurgroep Verpleegkunde Het College voor Zorg van de Mondriaan Onderwijsgroep werkt hierin samen met zowel de Haagse als Leidse Hogeschool. Op jaarbasis zijn er 15 doorstromers vanuit niveau 4 naar het HBO. Ter versoepeling van de doorstroom volgen de mbodoorstromers lessen op het hbo en wordt op het ROC de doorstroom-deelkwalificatie gevolgd. Regionale stuurgroep Sociaal Agogische opleidingen De intensiteit van het overleg tussen mbo en hbo over sociaal agogische opleidingen heeft met het instellen eind 2002 van de stuurgroep Ontwikkeling en implementatie beroepskolom Sociaal Agogisch domein een sterke impuls gekregen. Participerende instellingen zijn de Mondriaan Onderwijsgroep, ROC Leiden, ID College (Zoetermeer), Hogeschool INHOLLAND Den Haag, Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool. Voor de opleidingen SPW-4, onderwijsassistent, sociaal cultureel werker enerzijds en 25
SPH, MCV en Maatschappelijke Dienstverlening, anderzijds wordt gewerkt aan het opstellen van: - een gemeenschappelijk competentieprofiel dat als eindpunt voor het mbo en als startpunt voor het hbo bruikbaar is; - een gemeenschappelijk portfolio dat bruikbaar is bij de loopbaanbegeleiding binnen mbo en hbo; - een beschrijving van de verschillende (bestaande en nieuwe) activiteiten/instrumenten op het gebeid van voorlichting, loopbaanbegeleiding en ontwikkeling studievaardigheden en het opheffen van knelpunten bij de doorstroom. Bilaterale werkgroep SJM (mbo) en P&A (hbo) De mogelijkheden om de doorstroom van de mbo-afstudeervariant Sociaal Juridisch Medewerker naar de hbo-opleiding Personeel en Arbeid te stroomlijnen worden in een werkgroep met deelnemers vanuit de Mondriaan Onderwijsgroep en de Haagse Hogeschool besproken.
26
3
Analyse aansluitingsthema’s
3.1 Aansluitingsthema’s In het vorige hoofdstuk zijn de belangrijkste sectorale en sectoroverstijgende aansluitingsnetwerken in de regio Den Haag besproken. Daarbij is telkens aangegeven welke activiteiten door de netwerken worden ontplooid. In dit hoofdstuk staan de onderwerpen van de samenwerking centraal. Aan de hand van tien aansluitingsthema’s wordt de inhoud van de samenwerking in de regio besproken. Het doel is om te kijken welke thema’s de meeste aandacht krijgen en welke minder. In het onderstaande schema zijn tien hoofdthema’s benoemd op het gebied van de aansluiting. Per thema is - aan de hand van voorbeelden - aangegeven wat daaronder verstaan wordt. Aansluitingsthema’s 1. Studiekeuze en intake Veel uitval ontstaat door verkeerde studiekeuze, aan de kant van het vmbo kan daarover goede voorlichting en begeleiding worden gegeven, ROC’s kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Aan de kant van de ROC’s kan door een goede intake (assessment, evc, overbruggingstrajecten) eventuele verkeerde keuze gecorrigeerd worden. Het thema voorlichting speelt ook een belangrijke rol bij de bevordering van de instroom in de beroepsopleidingen of bij de keuze voor een bepaalde richting binnen het beroepsonderwijs. 2. Overdracht informatie vmbo-mbo-hbo Persoonsgebonden informatie: de leerling neemt de informatie over hem/haar zelf mee naar de volgende school, vorm: portfolio; het portfolio kan beperkt blijven tot informatie over de leerresultaten, maar ook breder zijn in informatie bevatten over stages, bijbaantjes, projecten etc. Dossieroverdracht: overdracht van informatie over zorgaspecten (problematiek, eerder verrichte interventies, denk aan dyslexieonderzoek etc. Persoonlijk contact tussen (docenten, mentoren, decanen, begeleiders van) de scholen 3. Monitoring overgang vmbo-mbo De uitstroom van het vmbo wordt gevolgd (op individueel niveau), doel is om te bewaken dat iedereen terecht komt in het mbo, of anders ‘opgepikt’ wordt door begeleiders (bijv. RMC). 4. Gemeenschappelijk gebruik van faciliteiten Het delen van praktijklokalen of simulatievoorzieningen, gezamenlijke werving leerlingen, gastdocenten, gezamenlijke huisvesting. 5. Gemeenschappelijke activiteiten rondom stages Gecoördineerde werving stageplaatsen, uitwisseling stageplaatsen, gemeenschappelijk stagebureau, gemeenschappelijk begeleidingsmodel.
27
6. Programmatische aansluiting Afstemming tussen vmbo-mbo en mbo-hbo op opleidingsniveau over de inhoudelijke aansluiting tussen de onderwijsprogramma’s, voorkomen dat stof tweemaal behandeld wordt of dat er gaten vallen. 7. Pedagogisch-didactische afstemming De manieren van lesgeven en leren in het vmbo, mbo en hbo worden op elkaar afgestemd, gezamenlijke vernieuwingsprojecten. 8. Doorlopende zorglijnen De zorgstructuur (leerlingbegeleiding, mentoring, remedial teaching, NT-2, speciale trajecten en opvang) van vmbo en mbo wordt op elkaar afgestemd. 9. Gemeenschappelijke opleidingstrajecten Onderdelen van de niveau 1 opleiding mbo worden door het vmbo verzorgd; speciale trajecten voor leerlingen zonder vmbo-diploma worden gezamenlijk uitgevoerd (‘5e leerjaar vmbo’), mbo- en hbo-opleidingen worden deels geïntegreerd, zogenaamde hybride overgangen. 10. Regionaal-sectoraal overleg onderwijs-arbeid Overleg per sector over de relatie onderwijs-arbeid in netwerken met beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo), bedrijfsleven en derden (CWI, gemeenten), eventueel met daaraan gekoppeld werkgroepen. a. Studiekeuze en intake Om een succesvolle overgang van vmbo naar mbo te bereiken kan aan beide zijde van de overgang de leerling zo goed mogelijk begeleid worden. Aan de vmbo-kant gaat het om adequate voorlichting over sector, beroep en opleiding en om keuzebegeleiding. Aan de mbo-kant betreft het bijvoorbeeld het aannamebeleid, intake, assesment en studieplanning. In de regio Den Haag is dit, als onderwerp in de samenwerkingsnetwerken, een relatief onderbelicht thema. Het centraal plaatsen van de individuele loopbaan en ontwikkeling van loopbaanoriëntatie zijn genoemd als onderwerpen voor de innovatie-agenda door de werkgroepen in het Regionaal Arrangement. Daarmee wordt verwezen naar de brede trend in het (beroeps)onderwijs om de competentie-ontwikkeling en loopbaan van de individuele leerling als uitgangspunt te nemen voor de vormgeving van het onderwijsaanbod. Vanuit het loopbaanperspectief van de jongeren bezien is de overgang (of kloof) tussen vmbo en mbo een lastige en onnodige drempel. Vooralsnog lijken activiteiten rondom voorlichting, studiekeuze en intake meer in het teken te staan van de eigen vmbo- of mbo-organisatie-optiek en minder in het teken van individuele loopbanen. Het College van Toeleiding en Training van de Mondriaan Onderwijsgroep richt zich naar de aard van de doelstellingen van dit College wel expliciet op zaken als intake, assessment en studieplanning. Met name in de sector Techniek komt daarbij dat men, gedreven door teruglopende leerlingaantallen en arbeidsmarkttekorten, in de voorlichting sterk het accent legt op promotie en werving. Ook op dat punt bestaat een spanning tussen het opleidingsbelang en het belang van de individuele leerling. Een positieve uitschieter is eveneens zichtbaar in de sector Techniek: in de Bouw heeft men veel werk gemaakt van een 28
zorgvuldige intake en assesments en streeft men naar begeleiding van de leerling op maat. b. Overdracht informatie vmbo-mbo-hbo Het meest toegepaste instrument voor informatieoverdracht is het portfolio. In de regio Den Haag wordt op verschillende plaatsen gewerkt aan de ontwikkeling van een werkzaam portfolio. Onder meer in de sectoren Zorg & Welzijn, Economie en Horeca is men al meer of minder ver gevorderd met het portfolio-instrument. Op verschillende plaatsen binnen de Mondriaan Onderwijsgroep, binnen ScholenWerk en in het kader van het Regionaal Arrangement wordt gesproken over het portfolio. Hoewel er ook wel sprake is van een ‘Haags format’ is het overheersende beeld dat van een zekere versnippering en onnodige dubbelingen. De kracht van het portfolio-instrument ligt enerzijds in een brede geldigheid en acceptatie. Portfolio’s die slechts bruikbaar zijn in een smalle beroeps- of sectorkolom bewijzen de leerling geen goede dienst. Anderzijds is het portfolio afhankelijk van een breed gebruik, zowel bij de afleverende als de ontvangende scholen. Het al of niet gebruiken van een portfolio hangt weer sterk samen met de gebruikswaarde voor de leerlingen én de opleidingen. Om beide sterke kanten te kunnen benutten is een dubbele aanpak noodzakelijk: én centraal gecoördineerd voor brede toepassing, én decentraal ingevuld voor concrete bruikbaarheid. Een sectoroverstijgend netwerk leent zich uitstekend voor de coördinatiefunctie. In de praktijk lijkt er echter een zekere ambivalentie te bestaan tussen potentiële regiseurs zoals ScholenWerk, de Mondriaan Onderwijsgroep en - nog op de achtergrond - het Regionaal Arrangement. Door ScholenWerk is al eerder een eerste aanzet gedaan voor de totstandkoming van een gemeenschappelijk format voor de regio. Op dit moment wordt door ScholenWerk in samenwerking met de directeuren van de colleges voor beroepsonderwijs onderzocht hoe de juiste afstemming en coördinatie kan worden bereikt. Binnen de werkgroepen van het regionaal Arrangement is gesproken over het portfolio en doorstroomdossiers. Daarbij werd een verbinding gelegd tussen het portfolio als persoonlijke presentatie van verworven competenties en kwalificaties en het doorstroomdossier als formeel bewijs van doorstroomrechten in het mbo. Het punt van de doorstroomrechten van vmbo-ers in het mbo is een actueel en heikel onderwerp. De discussie richt zich onder meer op de aanvullende toelatingseisen die ROC’s kunnen stellen voor de instroom van vmbo-ers, bijvoorbeeld met een niet-verwante vooropleiding, een bepaalde gevolge leerweg of met slechts deelcertificaten. In dat licht is het zinvol om te onderzoeken hoe een persoonlijk doorstroomdossier kan bijdragen aan een meer transparante regeling voor instroom in het mbo. Het is evenwel de vraag in hoeverre het portfolio-concept verbonden kan worden met het doorstroomrechten-verhaal. In beginsel is het portfolio een instrument voor persoonlijke competentie-ontwikkeling, waarin niet alleen opleidingsaspecten en documenten een plaats hebben. Bezien zal moeten worden hoe dit karakter van het portfolio bewaard kan blijven, wanneer vanuit toelatingscriteria aanvullende eisen aan portfolio worden gesteld. Tot slot is het interessant om te zien hoe het portfolio-instrument wordt toegepast in de aansluiting van mbo en hbo. Juist omdat in die loopbaanfase studenten meerdere 29
opties hebben van doorstuderen of werken, zou daar het portfolio een andere opzet kunnen (of moeten) hebben dan in de overgangsfase mbo-hbo. In het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs HaaglandenRijnstreek en onder meer in het samenwerkingsconvenant dat de Mondriaan Onderwijsgroep en de Haagse Hogeschool hebben gesloten staat het portfolio op de agenda. c. Monitoring overgang vmbo-mbo Verreweg het grootste aantal jongeren dat het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie doet dit tijdens of direct na de overgang van vmbo naar mbo. Een belangrijk deel van die groep meldt zich niet aan bij een ROC of komt niet opdagen. Om die reden kiezen sommige regio’s voor een systematische monitoring van de uitstroom uit het vmbo tot en met de daadwerkelijk instroom in het mbo. In Den Haag zijn daartoe stappen gezet in het kader van het RMC (de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten). Het lijkt erop dat die aanpak - onder meer door problemen rondom de administratieve verwerkingen - niet een breed draagvlak heeft in het onderwijs zelf en in elk geval niet verbonden wordt met de activiteiten in het kader van de versterking beroepskolom. Vanuit verschillende richtingen in de regio klinkt dan ook de roep om een goed registratiesysteem voor de beroepskolom om leerlingen in hun loopbaan te kunnen volgen. Een systeem dat leerlingenstromen zichtbaar kan maken en ook benut kan worden om uitvallers – collectief en individueel – in beeld te krijgen. De Haagse Hogeschool besteedt, met behulp van een goed registratiesysteem, relatief veel aandacht aan de terugkoppeling van instroomgegevens en studieresultaten naar de verschillende vo-scholen en het mbo. d. Gemeenschappelijk gebruik van faciliteiten Het delen van faciliteiten, zoals praktijkruimtes, leslokalen of andere huisvesting, kan een belangrijke aanleiding vormen voor scholen uit het vmbo en mbo (of mbo en hbo) om na te denken ook over andere aansluitingsthema’s. Er zijn hiervan in de regio geen treffende voorbeelden aangetroffen. e. Gemeenschappelijke activiteiten rondom stages De komst van de leerwerktrajecten heeft in de regio op grote schaal geleid tot het maken van afspraken over programmatische aansluiting, doorlopende begeleiding, warme overdracht en invulling van de stages. Opvallend is het grote aantal convenanten dat is afgesloten en de intensieve manier waarop men de aansluitingsproblematiek voor de leerwerktrajecten heeft opgepakt. Eén van de meest aansprekende voorbeelden is de wijze waarop men in de sector Zorg & Welzijn heeft gekozen voor een integrale benadering van de stage: er is een gezamenlijke werving en matching van stageplaatsen en gemeenschappelijke stagewerkboek ontwikkeld. Een voorbeeld dat ook in andere sectoren navolging krijgt. In de sector Techniek, die een relatief sterke betrokkenheid van het bedrijfsleven kent, spelen de zogenaamde branche-regiocommissies een rol in de versterking van het praktijkgedeelte van de opleidingen.
30
f. Programmatische aansluiting Het verbeteren van de programmatische aansluiting tussen vmbo en mbo en tussen mbo en hbo is het belangrijkste thema in de netwerken. In tal van sectoren en voor vele opleidingen onderzoek men de aansluitingsproblemen in de onderwijsprogramma’s en eindtermen. Dat leidt onder meer tot verkorte opleidingen, aanpassingen in de wederzijdse programma’s, doorstroom- en vrijstellingsregelingen. In de aansluitingsnetwerken voor mbo-hbo is dit het thema waarop de meest concrete activiteiten plaatsvinden. Wederom leiden de leerwerktrajecten tot voorlopers in de afstemming. Ook de formalisering in convenanten heeft een sterke voorbeeldfunctie. Interessant is ook de meer integrale aanpak die men kiest ten aanzien van de leerwerktrajecten. Het gaat niet alleen om programmatische aansluiting, maar ook om andere aspecten (zie 3.3.e). Het lijkt dat die werkwijze ook voor andere leerlingcategorieën en opleidingen navolging krijgt. Nog aarzelend zijn voorbeelden te zien waar men behalve naar programmatische aansluiting ook andere facetten in de afstemming en samenwerking betrekt. Kritische geluiden klinken er ook waar het gaat om de verbetering van de verticale doorstroom. Ongeveer de helft van de vmbo-leerlingen stroomt niet sectorgebonden door, dat wil zeggen: kiest niet voor een mbo-opleiding die aansluit bij de afdeling die zij in het vmbo hebben doorlopen. Critici wijzen daarom op het risico van fuikwerking: door de nadruk op opleidingsspecifieke verticale aansluiting tussen vmbo en mbo leerlingen komen al snel terecht in de fuik van een smalle beroepsopleidingskolom. Gezien het grote aantal leerlingen - bijna de helft - dat niet sector-gebonden doorstroomt van het vmbo naar het mbo, is het de vraag of de strategie van verticale programmatische aansluiting de meest vruchtbare is. Een voorbeeld van een andere, bredere benadering is te zien in de sector Zorg & Welzijn, waar men behalve naar doorstroom in de ‘eigen’ beroepskolom, ook kijkt naar doorgaande leerlijnen naar de sectoren Mode en Uiterlijke Verzorging en Horeca en Toerisme. Ook in de overgang van mbo naar hbo speelt een keuzemoment voor de student. Vanuit het hbo probeert men bijvoorbeeld door zaken als proefstuderen en betere voorlichting potentiële mbo-doorstromers beter voor te bereiden op een vervolg in het hbo. Interessant is een initiatief als het Regionaal Platform Techniek, waar op een ander niveau en met een bredere invalshoek gesproken wordt over de aansluiting tussen de techniekopleidingen in het vmbo, mbo en hbo. Meer in het algemeen geldt dat de noodsituatie in de techniekopleidingen ertoe heeft geleid dat men intensief op verschillende niveaus is gaan nadenken over vernieuwing van het onderwijs. Er is een keur van projecten, vernieuwingen en experimenten gestart, waarin op uiteenlopende manieren ook telkens de (programmatische) aansluitingsvraag aan de orde komt. g. Pedagogisch-didactische afstemming Een deel van de kloof tussen vmbo en mbo wordt bepaald door het grote verschil in het pedagogische klimaat. Natuurlijk zijn verschillen in pedagogisch-didactische aanpak te
31
verklaren uit de aard van de leerlingen/studenten en onderwijsdoelen. Desondanks lijkt de breuk tussen vmbo en mbo daarmee niet geheel te verklaren – of rechtvaardigen. Toenadering op dit punt vindt nog slechts mondjesmaat plaats, veelal door docentencontacten. Voorbeelden zijn de uitwisselingen die plaatsvinden tussen docenten uit het vmbo-theoretische leerweg en de contacten die door het Koppeloverleg in de sector Economie worden georganiseerd. Het probleem van de pedagogisch-didactische kloof bestaat ook in de aansluiting tussen mbo en hbo. Eerder dan het mbo is het hbo al de weg ingeslagen naar competentiegericht leren, probleemgestuurd onderwijs en projectmatig werken. Naar de programmatische aansluiting en de pedagogisch-didactische aansluiting wordt door de Haagse Hogeschool uitgebreid onderzoek gedaan, onder meer door het houden van diepte-interviews met mbo-ers. h. Doorlopende zorglijnen Op een paar plaatsen, in het netwerk ScholenWerk, wordt het initiatief genomen om over doorlopende aandacht en begeleiding voor zorgleerlingen na te denken. Ook hier gaat het vooralsnog om voorzichtige eerste initiatieven, met name in het kader van de leerwerktrajecten. Doorlopende zorglijnen zijn niet uitsluitend bedoeld voor risicoleerlingen. Ook andere leerlingen en studenten hebben baat bij een goede doorlopende begeleiding, zeker wanneer we dit bezien in het licht van de eerder gemaakte opmerkingen over individuele loopbaanontwikkeling. In dat licht in het veelbelovend dat onder de vlag van het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek wordt nagedacht over vormen van doorlopende studieloopbaanbegeleiding in de aansluiting tussen mbo en hbo. i. Gemeenschappelijke opleidingstrajecten De samenwerking in de Koppeloverleggen van ScholenWerk heeft geleid tot een aantal convenanten over verkorte opleidingstrajecten vmbo-mbo. Weliswaar gaat het hier niet om daadwerkelijk geïntegreerde opleidingen, maar de convenanten geven wel uitdrukking aan een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor een zo kort en efficiënt mogelijke opleidingsroute. Initiatieven waarbij het komt tot meer hybride verbindingen tussen het vmbo en mbo, zijn in de regio Den Haag (nog) niet aangetroffen. Daarbij kan gedacht worden aan voorbeelden - onder meer in Groningen - waarbij het 3e en 4e leerjaar van het vmbo gekoppeld worden aan twee jaar mbo en wordt afgezien van het uitreiken van een vmbo-diploma na het 4e vmbo-jaar. In de mbo-hbo-aansluiting kan het voorbeeld in Den Haag genoemd worden van de opleiding Elektro binnen de sector Techniek, waar men een doorlopend traject heeft gerealiseerd. Vergelijkbare initiatieven zijn er ook bij de nieuw gestarte opleidingen, onder meer bij sport en bewegen. j. Regionaal-sectoraal overleg onderwijs-arbeid Een aantal sectoren kent van oudsher grote betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de beroepsopleidingen (mbo en hbo). Daarnaast is het opvallende dat bij veel contacten 32
tussen mbo en bedrijfsleven in de regio werknemers met een mbo-achtergrond betrokken zijn. De indruk bestaat daarom dat – althans dit deel van - het regionale bedrijfsleven juist aan veel mbo-ers werk biedt. Vooral in de Techniek zijn bedrijven ook vaak op enige manier betrokken bij de inhoudelijke onderwijsvernieuwing. 3.2 Conclusie aansluitingsthema’s Met name in de netwerken binnen ScholenWerk (feitelijk overlappend met de sectorale netwerken van het ROC) vinden vele concrete activiteiten plaats om de aansluiting tussen vmbo en mbo te verbeteren. De beste voorbeelden zijn de afspraken rondom de leerwerktrajecten, omdat daarin verschillende aansluitingsthema’s bijeenkomen en afspraken geformaliseerd zijn in convenanten. De integratie van programmatische aansluiting, leerlingenzorg, stagebeleid en docentencontacten laat zien hoe een meer ‘rijke’ vorm van afstemming en samenwerking kan worden ontwikkeld. In het algemeen moet de omslag, die plaats vindt binnen het beroepsonderwijs, naar competentie- en loopbaangericht leren nog plaats vinden in het aansluitingsdenken. Veel van de initiatieven volgen nog de meer traditionele paden van het aanbodgericht en programmatisch werken in verticale opleidingskolommen. De ontwikkelingen rondom het portfolio baren zorgen gezien het risico van een versnipperde aanpak. Partijen zelf onderkennen dit gevaar en proberen tot afstemming en coördinatie te komen. De aansluitingsinitiatieven op het grensvlak van mbo en hbo zijn nog bescheiden. Met het bestaande netwerk en bilaterale afspraken tussen instellingen zijn voorwaarden aanwezig om tot concrete activiteiten te komen. Men streeft er naar om in de toekomst meer mogelijkheden te gaan benutten.
33
4 Analyse In het voorgaande zijn de meest relevante netwerken in de regio Den Haag beschreven. In dit hoofdstuk wordt een beschouwing gegeven van de samenwerking in de netwerken. 4.1 Sterke en zwakke punten in de samenwerking Doorstroom vmbo-mbo-hbo Versterking van de beroepskolom betekent het verbeteren van de doorstroom vmbombo en mbo-hbo. In de regio Den Haag is duidelijk zichtbaar dat de instroom het zwaarst weegt als het gaat om het concentreren van de activiteiten. Op beide aansluitingspunten is de partij die afhankelijk is van de instroom het meest actief: het mbo richt zich op de aansluiting met het vmbo en minder op het hbo. Voor het hbo speelt het instroom-motief ook nog op een ander vlak: voor het hbo is de aansluiting met het havo/vwo kwantitatief veel belangrijker dan die met het mbo. De aansluiting mbo-hbo is een relatief minder goed ontwikkeld terrein. Daarvoor zijn ook nog andere oorzaken aan te voeren: - Binnen het mbo wordt veelal gedacht dat de doorstroom naar het hbo vooral van belang is voor studenten op niveau 3 en 4 en ‘die redden het toch wel’. Er wordt impliciet een vergelijking gemaakt met de veel problematischere groepen in de opleidingen op niveau 1 en 2. - Kwantitatief gezien is de aansluiting met het vmbo voor het mbo veel belangrijker: de instroom vanuit het vmbo is vele malen groter dan de uitstroom naar het hbo. - De aansluiting met het hbo wordt in het mbo vaak lastig gevonden: het werkterrein (regio, voedingsgebied) is anders, de organisatie- en kwalificatiestructuur wijkt af van die in het mbo en er is een verschil in de onderwijsopvatting (meer beroepsgericht versus meer academisch). Terecht of onterecht leiden dit soort beelden tot beleids- en investeringskeuzes ten faveure van de aansluitingsproblematiek vmbo-mbo. Zo zet de Mondriaan Onderwijsgroep verreweg het meest Impulsgeld in op die problematiek. Typerend is ook dat de hbo-instellingen een ander regiobegrip hebben dan het ROC in Den Haag. Zij werken – ook vanuit Den Haag – even makkelijk samen met onderwijsinstellingen buiten de regio Den Haag. ScholenWerk Het programma ScholenWerk heeft nu vier jaar gelopen en is gestart als een gemeentelijke initiatief. Kijkend naar de Haagse situatie moet worden vastgesteld dat ScholenWerk een zeer grote betekenis heeft voor de aansluitingsproblematiek vmbombo. Niet alleen door de aansluitingsnetwerken (Koppeloverleggen), maar ook door de talrijke verbeteringsactiviteiten in het vmbo heeft ScholenWerk een krachtige impuls gegeven aan de positie van het vmbo in de beroepskolom. De meeste berokkenen bij ScholenWerk oordelen zeer positief over het netwerk. De samenwerking in ScholenWerk-verband wordt door berokkenen als positief, open en constructief ervaren. Men noemt het netwerk goed gestructureerd, doel- en resultaatgericht. Het algemeen zeer positieve oordeel neemt niet weg dat er een aantal kanttekeningen zijn te maken bij ScholenWerk. 34
Vraagstuk regie ScholenWerk is opgezet door de gemeente en wordt voor een belangrijk deel financieel en personeel gedragen door de gemeente. De gemeente Den Haag heeft het aangedurfd om het voortouw te nemen en heeft dat op een inhoudsrijke en intensieve manier gedaan. Mede door die krachtige centrale regierol kon ScholenWerk uitgroeien tot een omvangrijk en invloedrijk netwerk. Toen de gemeente met ScholenWerk begon was de situatie in het beroepsonderwijs anders dan nu. Een aantal jaren geleden werd het vmbo nog niet in de beroepskolom geplaatst en sloot het mbo een moeizame periode af van fusies en reorganisaties. In die periode kon de gemeente een regierol opnemen zonder anderen voor de voeten te lopen. Overigens waren wel vanaf het begin het vmbo en mbo op directieniveau betrokken bij de Regiegroep van ScholenWerk. Inmiddels is er het een en ander veranderd. Mede onder impuls van het overheidsbeleid ontwikkelen onderwijsinstellingen, van vmbo tot hbo, zich tot zelfstandige en zelfbewuste organisaties. Dat geldt zeker voor de ROC’s, die steeds meer de kracht ontdekken van hun schaalgrootte en autonomie. In die situatie is het minder vanzelfsprekend geworden dat een onderwijsnetwerk als ScholenWerk onder regie valt van de lokale overheid. Vanuit de Mondriaan Onderwijsgroep leeft er een zekere ambitie om een meer centrale rol te spelen in de aansluitingsvraagstukken. Een zekere mate van competentiestrijd daardoor lijkt niet bij te dragen aan een optimale afstemming (vgl. portfolio). Voor het vervolg op de eerste periode van ScholenWerk is nu gekozen voor een andere rol voor de gemeente. De rol van de gemeente verschuift wat meer naar de onderwijsinfrastructuur in bredere zin en minder op de onderwijsinhoudelijke en – organisatorische aspecten. Zaken als kwaliteitszorg en planvorming worden overgenomen door de vmbo-scholen. Ten aanzien van de netwerken is die keuze niet gemaakt. De regie over de door de gemeente geïnitieerde netwerken blijft bij de gemeente. Men ziet vooral een meerwaarde in de onafhankelijke positie die de gemeente heeft in relatie tot de onderwijspartners en de rol die zij daardoor kan spelen in regie en stimuleren van overleg en afstemming. Wel acht men het denkbaar dat een andere min of meer onafhankelijke partij de rol die de gemeente nu heeft zou kunnen overnemen. Het is nog afwachten wat deze veranderingen concreet zal betekenen voor ScholenWerk. Verwacht mag worden dat de Mondriaan Onderwijsgroep een meer belangrijke taak zal krijgen in de regie, ondersteuning en aansturing van het netwerk. Het vmbo kent geen sterke centrale organisatie op regionaal niveau en is in die zin een relatief zwakkere speler. Het is de vraag of dit zal leiden tot een accentverschuiving in het netwerk. De gemeente heeft met ScholenWerk primair ingestoken op het vmbo en veel geïnvesteerd in organisatie en beleid binnen het vmbo. De komende periode moet uitwijzen of dat – en de eigen ontwikkeling van het vmbo – voldoende is geweest om de positie van het vmbo in het netwerk voldoende stevig te houden. Gemeente en regio Een lastige beperking van ScholenWerk is de afbakening tot de gemeente Den Haag gebleken. Feitelijk omvat de ‘natuurlijke’ regio Den Haag tenminste ook de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk. Aangezien ScholenWerk wordt betaald met geld van de gemeente Den Haag levert dat problemen op voor de scholen net over de grens in een andere gemeente.
35
Centraal of sectoraal Eén van de sterke kanten van ScholenWerk is de combinatie van sectorale netwerken (Koppeloverleggen) binnen een sectoroverstijgend netwerk. Een dergelijke spanningsvolle structuur staat haast vanzelfsprekend permanent onder druk. Er is druk om meer en meer kleinschalige sectornetwerken op te zetten, meer aparte koppeloverleggen, bijvoorbeeld voor de veiligheidsbranche of voor mode handel. Er is druk om sectoroverstijgende netwerken, zoals het vmbo-t koppeloverleg, op te delen naar de sectoren. Tegelijkertijd is er behoefte aan coördinatie en centrale ondersteuning als het gaat om bepaalde thema’s. Weer op een ander vlak is er de discussie over brede versus smalle sectorale netwerken. Zo is in het kader van het Regionaal Arrangement een pleidooi opgezet voor kleinschalige één-op-één-netwerken. Deze bilaterale netwerkjes zouden de deur moeten openen naar meer samenwerking met het bedrijfsleven. Zoals gezegd gaat het hier om een principieel spanningsvolle organisatieproblemen. De oplossing ligt noch in een rigide centralistische aanpak, noch in een eenzijdig kleinschalige benadering. Het lijkt raadzaam voort te bouwen op het fundament van ScholenWerk dat juist centraal én sectoraal, smal én breed heeft weten te verbinden. Netwerken naast elkaar Er zijn in Den Haag op zijn minst drie deels overlappende, deels langs elkaar heen schurende netwerken die zich (ook) bezig houden met aansluitingsvragen vmbo-mbo. Het betreft ScholenWerk, het cluster van contacten en netwerken vanuit de Mondriaan Onderwijsgroep en het netwerk rondom het Regionaal Arrangement. Hoewel er een zekere gemeenschappelijkheid in doelstellingen bestaat en vaak dezelfde organisaties en personen in alle drie de netwerken deelnemen, is er onmiskenbaar sprake van fricties tussen de genoemde netwerken. Er wordt op verschillende plaatsen los van elkaar gewerkt aan ontwikkelingen. Financiële middelen worden niet gebundeld om activiteiten verder te versterken, maar gebruik voor eigen, vergelijkbare initiatieven. Een voorbeeld van het soort problemen dat kan ontstaan wanneer samenwerkingsverbanden onvoldoende van elkaars activiteiten op de hoogte zijn, is ontwikkeling van stageboeken. Een aantal brancheorganisaties ontwikkelde op eigen initiatief een stageboek, terwijl het onderwijs al gebruik maakte van een geaccepteerde standaard die was opgezet door Scholenwerk. Organisaties moeten soms twee vergelijkbare werkgroepen bemensen. Zo zijn er tal van voorbeelden te noemen, die in toenemende mate leiden tot onbegrip en irritatie bij betrokkenen. Op de achtergrond speelt wederom de vraag mee naar het eigendom van de netwerken. Minder dan de doelstellingen en werkwijze lijkt de eigendomsfunctie bepalend te zijn voor de mate waarin netwerken concurreren dan wel samenwerken. Eigendom is in dit verband een lastig begrip, omdat per definitie netwerken gedragen worden door meerdere betrokken partijen. Wie de eigenaar is van een netwerk is vaak een impliciet gegeven: het is degene met de grootste belangen en investeringen in het netwerk, de regievoerder, de initiatiefnemer. Het lijkt raadzaam dat de grootste stakeholders in de drie genoemde netwerken op bestuurlijk niveau tot afstemming komen, zodanig dat de praktische, nadelige consequenties van de schurende netwerken worden weggenomen. Het voorstel binnen het Regionaal Arrangement om een netwerkbeheerder aan te stellen (voor de netwerken onderwijs-bedrijfsleven) kan, onder de conditie dat de 36
stakeholders bestuurlijk tot afstemming komen, ertoe bijdragen dat concrete frictiepunten worden weggenomen en de uitwisseling wordt bevorderd. Daartoe zou de rol van de netwerkbeheerder verruimd moeten worden. Zonder die bestuurlijke overeenstemming lijkt de positie van de netwerkbeheerder veeleer een volgende bron van wrijving te kunnen worden. Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek Uit een eigen evaluatie van het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek bleek dat het netwerk zowel op het gebied van bereik, als in de concrete activiteiten nog verbetering behoeft. Contacten tussen mbo- en hbo-opleidingen leiden nog onvoldoende tot daadwerkelijke verbetering van de aansluiting. De samenhang tussen de activiteiten kan worden vergroot. Door de organisatie van het netwerk te veranderen hoopt men nu in elk geval de uitwisseling en samenhang binnen het netwerk te intensiveren. Daartoe is een nieuwe regiegroep geïnstalleerd, die als verbindingsschakel moet optreden tussen de werkgroepen onderling en tussen het Beraad van de instellingen en de werkgroepen. Kritiek op het Regionaal Samenwerkingsverband Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden-Rijnstreek komt er vooral van de branches waar het netwerk niet met werkgroepen actief is (techniek, mode, horeca). Daar ervaart men het Samenwerkingsverband voornamelijk als een (onnodig) bestuurlijk apparaat met weinig praktische meerwaarde. De door het Samenwerkingsverband ingezette veranderingen beogen juist op deze punten verbetering te weeg te brengen. De sterke kant van de samenwerking ligt vooral in de bilaterale contacten tussen mboen hbo-opleidingen. Meer succesvolle werkgroepen, zoals voor de ICT-opleidingen, geven de potentie van het netwerk aan. Primair lijkt het een kwestie van de prioriteit die mbo- en hbo-instellingen (en daarbinnen afzonderlijke units) toekennen aan de aansluitingsproblematiek. Een teken van verandering op dit punt is het voorbeeld van de Haagse Hogeschool, waar men in het Team Instroom een projectmanager heeft aangesteld specifiek voor het terrein van de aansluiting mbo-hbo. Spanningsveld regionaal-bilateraal Zoals bij de regiobeschrijving reeds aangegeven hebben hbo-instellingen een geheel andere regio-begrip dan gemeenten of ROC’s. Voor een hogeschool geldt een vaak veel groter voedingsgebied, afzetgebied en spelen samenwerkingspartners op bovenregionaal niveau een grote rol. Dat plaats het onderwerp van regionale samenwerking in een ander perspectief. Samenwerking op grond van een gemeenschappelijk werkgebied (de regio) ligt vaak minder voor de hand dan samenwerking op grond van inhoudelijke verwantschap (per opleiding/branche). Tegelijkertijd spelen de hogescholen een wezenlijke rol in de regionale kennis- en onderwijsinfrastructuur, denk aan de vele voorbeelden van samenwerking rondom de versterking van de sector Techniek. De hogescholen zien zich voor de opgave geplaatst om - ook binnen een thema als de aansluiting mbo-hbo - in verschillende typen van netwerken te participeren: regionaal/lokaal en opleidings/sectorgebonden, regionaal/lokaal en sectoroverstijgend, bovenregionaal en opleidings/ sectorgebonden enz. Duidelijk is dat daarmee spanningen kunnen ontstaan, niet alleen op het gebied van afstemming en coördinatie, maar ook wat betreft de inzet van schaarse mensen en middelen. Terwijl haast ‘natuurlijk’ de bilaterale contacten op dit moment het meest vruchtbaar zijn, is er duidelijk sprake van 37
een groeiende belangstelling voor sectoroverstijgende en ook regionale samenwerking. Het Regionaal Samenwerkingsverband en de afgesloten convenanten zijn daarvan een uitdrukking. 4.2 Resultaten, faal- en succesfactoren In het voorgaande is reeds uitvoerig in gegaan op de functie die ScholenWerk heeft voor de samenwerking in de regio op het terrein vmbo-mbo. Belangrijke succes factoren in het functioneren van ScholenWerk zijn: - de krachtige rol van de gemeente (visie, beleidskracht, personele inzet, financiering); - de combinatie van drie verschillende werkniveaus (bestuur, beleid, uitvoering); - de integrale aanpak (binnen- en bovenschools, inhoud en organisatie); - de aansluiting bij ROC-structuur (koppeloverleggen); - het formele karakter afspraken (convenanten). Kwetsbaar is ScholenWerk gebleken door: - de groeiende behoefte binnen het onderwijs (met name het ROC) om zelf de regie te voeren over het netwerk; - het ontstaan van deels ‘concurrerende’ netwerken; - de spanningen binnen het netwerk (centraal/sectoraal, breed./smal). Desondanks lijkt de samenwerking in de regio zeer veel baat te hebben bij een vorm van centrale, sectoroverstijgende netwerkvorming. Gezien het aantal betrokken scholen, de omvang van de regio en de zwaarte van de problemen in het onderwijs is de toegevoegde waarde van één samenbindend netwerk evident.
38