2003 Regionale verkenning: Opgave geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn
Regionale verkenning: Opgave geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn
uitgevoerd in opdracht van Ministerie van VROM
Gabriëlle Sogelée Jan Brouwer
september 2003
ABF Research Verwersdijk 8a 2611 NH Delft Tel. [015] 212 37 48 r2003-0051GS
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
A
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding.....................................................................................................................................1 1.1
Algemeen ...........................................................................................................................1
1.2
Doelstelling ........................................................................................................................2
1.3
Aanpak...............................................................................................................................2
1.4 Gebruikte bronnen ............................................................................................................3 1.4.1 WoningBehoefte Onderzoek (WBO)............................................................................3 1.4.2 PRIMOS......................................................................................................................4 1.4.3 Overige bronnen ..........................................................................................................4 1.5 Definities geschikte huisvesting wonen met zorg en welzijn.............................................5 1.5.1 Definities volgens VROM en VWS..............................................................................5 1.5.2 Invulling definities.......................................................................................................5 2
Huidige situatie..........................................................................................................................9 2.1
Inleiding .............................................................................................................................9
2.2
Bevolking ...........................................................................................................................9
2.3 Aanbod, woonruimteverdeling en spanning ...................................................................12 2.3.1 Aanbod......................................................................................................................12 2.3.2 Spanning ...................................................................................................................16 2.3.3 Doelgroepen ..............................................................................................................21 2.4 Aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn ................................................23 2.4.1 Algemeen ..................................................................................................................23 2.4.2 Karakteristieken aantrekkelijke wijken.......................................................................23 2.4.3 Woonmilieus en aantrekkelijke wijken.......................................................................25 2.4.4 Aanbod van aantrekkelijke wijken .............................................................................26 2.4.5 Spreiding aantrekkelijke wijken .................................................................................27 3
Toekomstige situatie.................................................................................................................29 3.1
Inleiding ...........................................................................................................................29
3.2
Bevolkingsontwikkeling ..................................................................................................29
3.3
Autonome groei en trendmatige opgave .........................................................................30
3.4 Extramuralisering ...........................................................................................................32 3.4.1 Achtergrond...............................................................................................................32 3.4.2 Effecten extramuralisering verzorgingshuizen............................................................33 3.4.3 Effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ............................................34 3.5 Beleidsmatige opgave ......................................................................................................34 3.5.1 Exclusief effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ.............................35 3.5.2 Inclusief effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ ..............................36 4
Samenvatting en conclusies .....................................................................................................39 4.1
Inleiding ...........................................................................................................................39
4.2
Definities ..........................................................................................................................39
B
4.3
Aanpak.............................................................................................................................40
4.4 Resultaten ........................................................................................................................40 4.4.1 Huidige situatie..........................................................................................................40 4.4.2 Toekomstige situatie..................................................................................................42
Bijlage 1
Huidige situatie per provincie .....................................................................................................i
2
Gebiedsindelingen.................................................................................................................... iii
3
Huidige situatie per ISV-regio, G30 en G4................................................................................ix
4
Toekomstige situatie ISV-regio, G30 en G4 ........................................................................... xiii
5
Huidige situatie per zorgregio .................................................................................................xix
6
Toekomstige situatie per zorgregio......................................................................................... xxv
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
1
1 Inleiding 1.1
Alge meen
Begin 2003 is in opdracht van het Ministerie van VROM door ABF Research een regionale verkenning uitgevoerd naar geschikte huisvesting voor ouderen, gehandicapten en GGZcliënten. Hoofdconclusie uit deze verkenning is dat door de groei en de ontwikkeling van de bevolking, alsmede door het ingezette beleid van extramuralisering, er een grote opgave ligt voor de komende jaren als het gaat om het uitbreiden en aanpassen van de woningvoorraad van de voor de doelgroepen geschikte huisvesting. De geschikte huisvesting was hierbij onderverdeeld in verzorgd wonen en overige geschikte woningen. De opgave is groot, omdat drie elementen een rol spelen. In de eerste plaats bleek dat er een fors tekort te bestaan aan de diverse onderscheiden woonvormen. De vergrijzing zorgt in de tweede plaats voor een toenemende vraag aan ouderenhuisvesting en ten derde zijn er de effecten van extramuralisering. De extramuralisering zal plaatsvinden bij de verzorgingshuizen, de gehandicaptensector en de Geestelijke GezondheidsZorg. Er wordt met de onderhavige rapportage een vervolg gegeven aan de bovengenoemde regionale verkenning. De belangrijkste reden voor dit vervolg is dat er nieuwe data beschikbaar is gekomen. De informatie uit het WoningBehoefte Onderzoek (WBO) vormt de basis voor de verkenning. Deze steekproef onder de Nederlandse bevolking wordt elke vier jaar uitgevoerd. In de verkenning die begin 2003 is uitgevoerd, is gebruik gemaakt gegevens afkomstig van het WBO 1998. In 2002 is een nieuwe steekproef gehouden en deze gegevens kunnen voor het vervolg van de verkenning gebruikt worden. Zodoende kan informatie worden bijgewerkt en de analyses worden verbeterd. Gelijktijdig met het WBO wordt de zogenaamde Woonmilieudatabase gemaakt. Daarin zit informatie over de samenstelling van de bevolking, woningvoorraad, werkgelegenheid en voorzieningen op wijkniveau. Dat geeft de mogelijkheid inzicht te geven in allerlei omgevingsfactoren die in de vorige verkenning nog niet aan de orde zijn geweest. De verbetering van de analyses betreft voornamelijk de verfijning en verbetering van het aanbod, de vraag en de vragers, de verhouding tussen vraag en aanbod en de woonruimteverdeling. Bovendien is er een nieuwe bevolkingsprognose (PRIMOS03) voor handen. Dit alles leidt tot een herberekening van de opgave voor wonen met zorg en welzijn. In de rapportage zullen gegevens worden gepresenteerd voor de volgende gebiedsniveaus: nationaal, provincies (hoofdtekst), ISV-regio’s, G30, G4 en zorgregio’s (allen in de bijlage). De verkenning bestrijkt de periode 2003-2015. Deze verkenning is uitgevoerd in opdracht van het DG Wonen van het Ministerie van VROM en de begeleiding van het project was in handen van Coen Coopman, Rens de Graaf en Willem Relou (Ministerie van VROM), Jan Krijnen (Ministerie van VWS) en Ed Nolte (Aedes).
2
1.2
Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek bestaat uit een aantal onderdelen, te weten: 1. De verfijning en verbetering van de analyse van • het aanbod • de vraag en de vragers • de verhouding tussen vraag en aanbod • woonruimteverdeling 2. Herberekening van de opgave De verfijning en verbetering van de analyse vindt plaats met behulp van het nieuwe WBO. Bovendien is het mogelijk de veranderingen sinds 1998 in beeld te brengen. Voor de herberekening van de opgave wordt gebruik gemaakt van de nieuwe bevolkingsprognose en de geformuleerde opgave ten aanzien van de extramuralisering.
1.3
Aa npak
Figuur 1.1 geeft een overzicht van het onderzoeksproces. Figuur 1.1: overzicht aanpak onderzoek
WBO
Aanbod en behoefte geschikte huisvesting
Huidig tekort
Bepaling determinanten
Toekomstige behoefte
Gebruikspercentage
Toekomstige opgave wonen met zorg en welzijn
Bevolkingsontwikkeling
Intramurale capaciteit
Extramuralisering
Extra woningbehoefte
Wachtlijsten
Het eerste deel van de opgave komt voort uit de huidige tekorten of overschotten op de woningmarkt. Via het nieuwe WBO kunnen deze (opnieuw) worden vastgesteld. Als het huidige en gewenste woningaanbod bekend is, kan de spanning voor de diverse relevante woningtypen worden bepaald. Dat zijn de bovenste stappen in Figuur 1.1.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
3
In de eerdere rapportage is een relatie gelegd tussen de huishoudkenmerken en de vraag naar wonen met zorg en welzijn. Hierbij is onderscheid gemaakt in: • • • •
twintig leeftijdsklassen (van 5 jaar) twee geslachtsklassen twee huishoudtypen (alleenstaand en samenwonend) drie opleidingsniveaus (tot en met VMBO, VWO/MBO en HBO/WO)
De mix van determinanten levert een groot aantal bevolkingscategorieën op. Aan elk van deze categorieën wordt een gebruikspercentage toegekend. Dit percentage geeft weer hoe veel een bepaalde bevolkingscategorie ‘gebruik maakt’ van een bepaald woningtype. In deze verkenning is uitgegaan van dezelfde determinanten. Dankzij het WBO 2002 kan opnieuw de relatie gelegd worden tussen deze achtergrondkenmerken en de vraag naar geschikte huisvesting. Door dit gebruikspercentage te vermenigvuldigen met de toekomstige bevolking kan het toekomstig gebruik van diverse soorten huisvesting worden afgeleid. Dit wordt ook wel de autonome groei genoemd. Voor de bevolkingsraming wordt gebruik gemaakt van PRIMOS 2003. De verwachte ontwikkeling van de vraag op basis van de bevolkingsontwikkeling is het tweede element van de opgave en wordt dus ook aangepast. Het derde element is de mate van extramuralisering. Dat blijft ten opzichte van de eerdere verkenning gelijk. Een extra vraag naar wonen met zorg en welzijn ontstaat als gevolg van extramuralisering. Er is sprake van een dubbel effect. In de eerste plaats ontstaat er extra vraag doordat personen die bij een constante intramurale capaciteit, dus als er geen beleid van extramuralisering zou zijn, nog naar een instelling zouden gaan, maar nu extramuraal (blijven) wonen. Dit betekent dat kan worden vastgesteld wat de groei van de intramurale capaciteit zou moeten zijn als rekening wordt gehouden met de vergrijzing van de bevolking. Bovendien ontstaat er extra vraag door de afbouw van intramurale capaciteit. Er zijn, ten opzichte van de vorige verkenning, geen veranderingen opgetreden in het beleid van VWS met betrekking tot de extramuralisering in de zorgsector. De toekomstige opgave op het gebied van geschikte huisvesting voor de onderscheiden doelgroepen bestaat dus uit het wegwerken van de huidige tekorten, de (autonome) toename die ontstaat door de groei en ontwikkeling van de bevolking en de extra groei ten gevolge van de effecten van extramuralisering.
1.4
Gebruikte bro nne n
1.4.1 Won ingBehoef te Onderzoek (WBO) Het WBO wordt om de vier jaar gehouden en kent een grote steekproef onder de volwassen Nederlandse bevolking. Het onderzoek van 2002 omvat 75 duizend respondenten. Er worden onder andere vragen gesteld over de persoonlijke omstandigheden, de huishoudsamenstelling, werk en inkomen, woonmilieu en huidige/vorige/gewenste huisvesting. Vooral de vragen over de ouderenhuisvesting, vragen met betrekking tot woningaanpassingen en zorg zijn voor dit onderzoek van belang. Ten opzichte van de steekproef in 1998 bevat het WBO van 2002 meer vragen over zorg en voorzieningen bij ouderenwoningen. Personen in instellingen worden in het WBO niet ondervraagd.
4
1.4.2 PRIMOS PRIMOS staat voor Prognose, Informatie en MonitorSysteem voor de bevolkingsontwikkeling. Het is een prognosemodel voor de bevolking, de huishoudens en de woningvoorraad per gemeente. Tabel 1.1 geeft de uitgangspunten van PRIMOS 2003 weer. Verwacht wordt dat de bevolking zal toenemen van 16,2 miljoen in 2003 naar 17,0 miljoen in 2015; een toename van iets meer dan 0.4 % per jaar. In de tabel is duidelijk de voortschrijdende vergrijzing zichtbaar. De groei van de bevolking is geheel toe te schrijven aan de groei het aantal 55-plussers. Deze bevolkingsgroep zal naar verwachting toenemen met 26% tot 2015. Een dalend geboortecijfer en stijgend sterftecijfer zorgen verder voor een steeds kleinere natuurlijke aanwas van de bevolking. Verwacht wordt dat het migratiesaldo wel nog toeneemt, maar de bevolkingsgroei wordt steeds kleiner. Tabel 1.1: uitgangspunten PRIMOS03 voor Nederland (personen x 1000)
Bevolking jonger dan 55 jr 55 jr en ouder 55 jr tot 75 jr 75 jr en ouder geboorte sterfte natuurlijke aanwas immigratie emigratie migratiesaldo Bevolkingsgroei
absoluut (in dzd) 2003 2010 16202 16667 12166 12022 4036 4645 3034 3539 1002 1106 201 142 59
182 156 26
110 87 23
120 86
91 110 44
125 90 36
60
index (2003=100) 2010 2015 103 105 99 98 115 126 117 128 110 117
183 165 18
34 82
2015 16956 11883 5073 3899 1175
30 109 99
147 53
91 116
114 103 152
74
65
1.4.3 Overige bronnen Woonmilieudatatbase (WMD) De Woonmilieudatabase is gebaseerd op postcodeniveau en bevat allerlei informatie over de samenstelling van de woningvoorraad, werkgelegenheid en voorzieningen op wijkniveau. De WMD wordt vernieuwd op het moment als er een nieuw WoningBehoefte Onderzoek ter beschikking is. Met name het voorzieningenniveau voor de zorg is voor dit onderzoek van belang. De combinatie van de voorzieningen in een wijk maakt deze al dan niet aantrekkelijk voor de doelgroep om er te wonen. Met andere woorden, er kan met behulp van de WMD een aantal aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn worden onderscheiden. Ministerie van VWS Reeds een aantal jaren is er vanuit het Ministerie van VWS een beleid ingezet dat gericht is op extramuralisering van met name de verzorgingshuizen. Dit houdt onder andere in dat de capaciteit van verzorgingshuizen wordt gereduceerd. De extra vraag naar geschikte huisvesting van de doelgroepen zal terug te vinden zijn in de opgave voor de toekomst. Gegevens over de capaciteit van verzorgingshuizen en over de extramuralisering in de sector verpleging & verzorging en de GGZ zijn gebaseerd op informatie van het Ministerie van VWS.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
1.5
5
Definities geschikte huis vesti ng wonen met zorg e n welzij n
Om tot een opgave voor wonen met zorg en welzijn te komen, is het van belang te definiëren welke vormen van huisvesting hierbij onderscheiden worden. De Ministeries van VROM en VWS zijn van mening dat pluriformiteit in aanbod gewenst is en niet beïnvloed moet worden door van overheidswege beperkende definities van ouderenwoning of gehandicaptenwoning. De door VROM en VWS gehanteerde indeling is, om deze reden, op hoofdlijnen en in functionele termen. Het betreft een tweedeling, waarbij zowel fysieke kenmerken van de woning, de nabijheid van zorgvoorzieningen (incl. diensten) met de mogelijkheden tot het verkrijgen van zorg op afroep, belangrijke definiërende elementen vormen. Dit zijn als het ware de globale ‘sturingscategorieën’ voor beide Ministeries. Deze indeling wordt in dit onderzoek gehanteerd. 1.5.1 Defin it ies vo lgens VRO M en VWS Er worden twee woonconcepten met zorg en welzijn onderscheiden, te weten: 1. Verzorgd wonen: betreft nultredenwoningen, waarbij (de mogelijkheid tot het verkrijgen van) extramurale verzorging, verpleging en begeleiding én hotel- en welzijnsdiensten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het geboden arrangement. Zorg is op afroep mogelijk. Extra ruimte in de woning voor verzorging en de fysieke nabijheid van zorgvoorzieningen en diensten (al dan niet binnen het complex) zijn specifieke kenmerken van deze vorm van wonen. Niet zelden gaat het om geclusterde vormen van wonen. Voorbeelden van verzorgd wonen zijn woonzorgcomplexen, aanleunwoningen en ADL-clusters. 2. Gewone nultredenwoningen: betref een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarbij de zogenaamde ‘primaire ruimtes’ (de keuken, het sanitair, de woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden. Drempels in de woning zijn laag of ontbreken. 1.5.2 In vu lling def in it ie s Om vast te kunnen stellen wat het aanbod en de tekorten voor de twee onderscheiden vormen van huisvesting zijn en te komen tot een opgave voor de toekomst, zijn we afhankelijk van de voor handen zijnde informatie. In deze rapportage wordt gebruik gemaakt van het WBO2002. De intramurale sector valt buiten het kader van dit onderzoek, omdat de huishoudens in deze sector niet tot de woningmarkt behoren. Verder richt het onderzoek zich op huishoudens in zelfstandige woningen of zelfstandige wooneenheden. De vraagstelling in het WBO2002 wat betreft zelfstandige woningen en wooneenheden voor de doelgroepen in kwestie komt niet volledig overeen met de door VROM en VWS onderscheiden sturingscategorieën ‘verzorgd wonen’ en ‘gewone nultredenwoning’. Onderzocht is of het mogelijk is op basis van het bestaande aanbod aan ouderenwoningen en nietouderenwoningen (WBO-gegevens) verschillende soorten voor de doelgroep geschikte woningen te onderscheiden, die op hun beurt toegedeeld kunnen worden naar de twee sturingscategorieën. Of in andere woorden, kan de in het WBO gemeten behoefte aan verschillende soorten woningen en woonvormen uitgedrukt worden in de behoefte aan de onder-
6
scheiden sturingscategorieën ‘verzorgd wonen’ en ‘gewone nultredenwoning’? In het navolgende wordt daar verder op in gegaan. Met behulp van het WBO2002 kunnen de volgende, voor dit onderzoek relevante, soorten woningen worden onderscheiden: 1. Ouderenwoningen: a. Verzorgd wonen b. Wonen met diensten c. Overige ouderenwoningen 2. Niet-ouderenwoningen d. Ingrijpend aangepaste woningen e. Overige nultredenwoningen Ad. 1: Ouderenwoningen De eerste verdeling die in de woningen kan worden aangebracht is of het een ouderenwoning betreft of niet. In het WBO2002 wordt aan respondenten gevraagd of hun huidige woning speciaal bedoeld is voor ouderen. ‘Ouderenwoning’ is zodoende een ruim begrip. Figuur 1.2 geeft een overzicht van de karakteristieken van de ouderenwoningen. Figuur 1.2: karakteristieken ouderenwoningen (in %), 2002 (WBO2002)
100
groot, mg < 55 jr
koop
90 80
niet extern 4
groot, eg
samenwnd.
intern
55-75 jr
niet
percentages
70
3
60 klein, mg
50
ingrijpend
40 30
75 jr e.o.
2
alleenst.
20
in- en extern
huur
10
1 kleine vrz.
klein, eg
0 leeftijd
hhtype
eigendom
woningtype
gelijkvloers
aangepast
beperk.maat
Het aandeel ouderenwoningen dat bewoond wordt door huishoudens vanaf 55 jaar bedraagt 83% en 63% van de ouderenwoningen wordt bewoond door alleenstaanden. Het overgrote deel van de ouderenwoningen betreft huurwoningen en het zijn met name kleine woningen (minder dan 4 kamers) meergezinswoningen. Ruim driekwart van de ouderenwoningen zijn in- en extern toegankelijk en minder dan 1% van deze woningen zijn niet in- en extern toegankelijk. Grofweg de helft van de ouderenwoningen zijn aangepast en in 8% van de aangepaste ouderenwoningen betreft het een ingrijpend aangepaste woning. Meer dan de helft van het aantal huishoudens in een ouderenwoningen heeft een lage beperkingenmaat (1 of 2). Zowel de doelgroep als de aard van de huisvesting is in dit verband sterk afwijkend van het gemiddelde patroon. In bijlage 1 staat een overzicht van de karakteristieken per provincie.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
7
Bij de ouderenwoning kan een verzorgingshuis, dienstencentrum of steunpunt liggen waarvan huishoudens in ouderenwoningen gebruik kunnen maken. Deze dienstencentra kunnen diensten leveren zoals verpleging of verzorging. Het kan ook gaan om welzijnsdiensten als huishoudelijke hulp, maaltijdverzorging, of recreatieve bezigheden. Verder kan zo’n centrum zijn voorzien van meer lichte vormen van service zoals een receptie bij de ingang, een huismeester, een gemeenschappelijke recreatieruimte, kamers of bedden waar verpleging of verzorging mogelijk is of sociale alarmering. Naar mate er meer voorzieningen zijn zullen die vaak geclusterd zijn in 1 gebouw. De aard van de voorzieningen is echter niet 1 op 1 gekoppeld aan de ruimtelijke vorm. Op basis van de karakteristieken van de ouderenwoningen en de voorkomende voorzieningen is de volgende onderverdeling gemaakt: a. Indien een huishouden in een ouderenwoning gebruik kan maken van verpleging of verzorging in een bij de woning gelegen verzorgingshuis, dienstencentrum of steunpunt, dan spreken we van verzorgd wonen. De huishoudens zijn per definitie 55 jaar of ouder. b. Indien een huishouden in een ouderenwoning gebruik kan maken van diensten uit een verzorgingshuis, dienstencentrum of steunpunt, die niet vallen onder verpleging of verzorging, dan spreken we van wonen met diensten. Hieronder vallen ook ouderenwoningen die in 1 complex zijn ondergebracht en waarvan dit complex voorzien is van één van de genoemde elementen. De huishoudens zijn per definitie 55 jaar of ouder. c. Ouderenwoningen die niet onder verzorgd wonen of wonen met diensten vallen zijn de overige ouderenwoningen. Ad. 2: Niet-ouderenwoningen De woningen die niet tot de ouderenwoningen behoren, worden op basis van fysieke elementen verder onderverdeeld. Toegankelijkheid en ingrijpende aanpassingen aan de woningen zijn hier de belangrijkste criteria. In het WBO2002 wordt gevraagd of ten behoeve van personen met een handicap of lichamelijke beperking, bepaalde speciale voorzieningen in de woning zijn aangebracht of dat de woning daarvoor bouwkundig is aangepast. Het kan hierbij gaan om kleinere voorzieningen zoals diverse beugels, aangepaste drempels, elektrische deuropeners en dergelijke, maar ook om grote aanpassingen. Hierbij moet gedacht worden aan een hellingbaan naar de voordeur, verbreding van deuren, installatie van een traplift, speciale indeling of uitbreiding van de woning, aanpassing van de keuken of badkamer en dergelijke. d. Indien een woning niet tot het type ouderenwoning behoort en grote aanpassingen, zoals die hierboven beschreven zijn, heeft ondergaan, dan spreken we van ingrijpend aangepaste woningen. Het opnemen van deze categorie stelt ons in staat niet alleen een uitspraak te doen over de ouderenhuisvesting, maar ook over huisvesting voor, met name lichamelijk, gehandicapten waaronder ook huishoudens vallen die jonger zijn dan 55 jaar. In het WBO2002 worden ook vragen gesteld over de externe en interne toegankelijkheid. De externe toegankelijkheid wordt gemeten met de vraag of de voordeur van de woning bereikbaar is zonder trappen te hoeven lopen. Interne toegankelijkheid komt aan de orde in de vraag of in de woning de woonkamer, de keuken, het toilet, de bad- of douchegelegenheid en tenminste 1 slaapkamer allemaal gelijkvloers met elkaar liggen.
8
e. Een overige nultredenwoning• is een woning die niet tot de ouderenwoningen behoort, geen ingrijpend aangepaste woning is, maar wel extern en intern toegankelijk. Conclusie definities Het verzorgd wonen zoals gedefinieerd door de Ministeries van VROM en VWS kan door het WBO2002 goed benaderd worden. In het WBO betreft het verzorgd wonen echter per definitie een ouderenwoning, terwijl het in de definitie van VROM en VWS breder is gedefinieerd. In de definitie van de Ministeries is het verzorgd wonen ook toegankelijke voor huishoudens jonger dan 55 jaar. De extra vraag die ontstaat als gevolg van de effecten van extramuralisering bij de GGZ en de gehandicaptenzorg wordt vertaalt in een extra opgave voor het verzorgd wonen. Daarnaast kan worden opgemerkt dat in de huidige voorraad verzorgd wonen niet geheel uit nultredenwoningen bestaat. Het gros (82%) is dat echter wel. Bovendien blijkt meer dan 90% van de huishoudens in dit segment die geen nultredenwoning bewoont (zeer) tevreden te zijn met de woning en 95% van deze huishoudens zegt beslist niet binnen twee jaar te willen verhuizen. Voor de opgave naar de toekomst toe wordt er wel van uitgegaan dat woningen die vallen onder het verzorgd wonen als nultredenwoning aan de voorraad worden toegevoegd. De gewone nultredenwoning is volgens de VROM/VWS-definitie een woning die zowel intern als extern toegankelijk is. De categorieën b tot en met e van de WBO2002-indeling kunnen onder deze definitie geschaard worden. De overkoepelende term ‘gewone nultredenwoning’ dekt de lading niet in zijn geheel. Wonen met diensten en overige ouderenwoningen zijn beide ouderenwoningen en dat betekent dat deze als zodanig zijn aangemerkt door de bewoner. Het blijkt dat een aantal van deze woningen, net als bij het verzorgd wonen, niet geheel in- en extern toegankelijk is. Dit laatste geldt ook voor de ingrijpend aangepaste woningen. Zoals reeds voor het verzorgd wonen werd opgemerkt geldt ook voor andere hiergenoemde woningtypen dat de aantallen genoemd in de opgave wel betrekking heeft op woningen die zowel intern als extern toegankelijk zijn. De huisvesting die in deze rapportage genoemd wordt, is geschikt voor huishoudens die behoefte hebben een ouderenwoningen of een nultredenwoning al dan niet in combinatie met zorg en diensten aan huis. Men kan hierbij denken aan ouderen, maar ook aan gehandicapten. Kortom, het draait in deze rapportage om geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn.
•
Door een wijziging in de vraagstelling van het WBO2002 ten opzicht van WBO98 zijn de aantallen overige nultredenwoningen niet vergelijkbaar met de uitkomsten van de vorige verkenning.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
9
2 Huidige situatie 2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige situatie. Aan de orde komen samenstelling van de bevolking naar leeftijd, geslacht, huishoudsamenstelling en opleiding, inkomen en beperkingenmaat, woonruimteverdeling en de vraag- en aanbodverhoudingen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een beschouwing over aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn.
2.2
Bevolki ng
Om een voorspelling te kunnen doen over de toekomstige vraag naar wonen met zorg en welzijn voor de diverse doelgroepen, is gebruik gemaakt van gebruikspercentages. Dat wil zeggen, per onderscheiden bevolkingscategorie wordt bepaald hoe veel deze groep gebruikt maakt van het geschikte woningaanbod. Aan de gebruikspercentages liggen kenmerken ten grondslag die in deze paragraaf aan bod komen. Leeftijdsopbouw Het voornaamste bepalende kenmerk voor de vraag naar ouderenwoningen is de leeftijd. Naar mate men ouder wordt neemt de behoefte aan specifieke vormen van wonen en zorg toe. Tabel 2.1 geeft de verdeling van personen over de bevolking weer. We zien dat er in Nederland inmiddels al ruim 1 miljoen mensen zijn van 75 jaar en ouder. Dat is 6,2% van de bevolking. Zeeland is de provincie met relatief de meeste ouderen en in Flevoland wonen de minste ouderen. Het aandeel 75-plussers is daar 3,6%. Tabel 2.1: aantal inwoners (in aantallen x 1000 en % ) per provincie naar leeftijdsklasse, 2003 (PRIMOS03)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
totaal 569 639 483 1100 1963 1149 2574 3440 379 2406 1146 354 16202
absolute aantallen (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 422 147 107 472 167 125 350 133 100 828 272 205 1469 494 373 888 261 196 1942 633 470 2595 845 622 270 109 79 1806 600 468 829 317 244 295 59 46 12166 4036 3034
75 jr eo 39 42 33 67 121 65 163 223 30 132 73 13 1002
totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
percentages <55 jr 55 jr eo 55-75jr 74,2 25,8 18,9 73,8 26,2 19,5 72,4 27,6 20,7 75,3 24,7 18,6 74,8 25,2 19,0 77,3 22,7 17,0 75,4 24,6 18,3 75,4 24,6 18,1 71,1 28,9 20,9 75,1 24,9 19,5 72,4 27,6 21,2 83,4 16,6 13,0 75,1 24,9 18,7
75 jr eo 6,9 6,6 6,9 6,1 6,1 5,7 6,3 6,5 8,0 5,5 6,4 3,6 6,2
Geslacht Het is bekend dat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen. Dat betekent dat de oudste leeftijdsgroepen vooral uit vrouwen bestaan. Tabel 2.2 laat zien dat er in 2002 ongeveer 2.2 miljoen alleenstaande huishoudens zijn en 57% van deze huishoudens zijn vrouw. Uit de tabel blijkt ook dat naar mate de leeftijd stijgt, het aandeel vrouwelijke alleenstaanden steeds groter wordt tot 81% voor de hoogste leeftijdscategorie.
10
Tabel 2.2: geslacht alleenstaanden naar leeftijdsklasse (in aantallen x 1000 en %), 2002 (WBO2002)
< 35 jaar 35 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 jr. en ouder totaal
aantallen (x 1000) man vrouw totaal 341,8 266,9 608,7 346,9 246,8 593,7 99,3 166,5 265,8 76,0 224,0 300,1 76,9 336,1 413,0 941,0 1240,4 2181,4
percentages behoefte percentages ouderenwoning met voorzieningen man vrouw totaal man vrouw totaal 56 44 100 0 0 0 58 42 100 0 1 0 37 63 100 6 9 8 25 75 100 14 19 18 19 81 100 28 37 35 43 57 100 4 15 10
In de tabel is ook opgenomen de behoefte aan een ouderenwoning met voorzieningen. Hieronder vallen het verzorgd wonen en het wonen met diensten. Het blijkt dat vooral alleenstaande vrouwen, en dan met name in de hogere leeftijdscategorieën, behoefte heeft aan een dergelijke woning. Het aandeel is bij vrouwen veel groter dan bij mannelijke alleenstaanden. De behoeftepercentages zijn bij samenwonenden lager en bedragen ongeveer de helft van de vergelijkbare percentages van alleenstaanden. De behoefte aan wonen met zorg en welzijn komt voort uit het ouder worden met lichamelijke beperkingen, maar ook uit sociale beperkingen. Samenwonenden hebben eerder iemand om op terug te vallen. Hetzelfde verschijnsel zien we bij de intramurale instellingen. Er zijn niet alleen relatief veel oudere alleenstaande vrouwen, maar zij wonen ook vaker in een verzorgingshuis. Huishoudsamenstelling en opleidingsniveau Voor de gebruikspercentages wordt ook het onderscheid gemaakt in het opleidingsniveau. De behoefte aan wonen met zorg en welzijn is bij lager opgeleiden relatief hoger dan bij hoger opgeleiden. Dat geldt voor mannen en vrouwen als ook voor alleenstaanden en samenwonenden. Over de hele linie blijkt dat mensen met een lagere opleiding vaker een specifieke vormen van huisvesting zoeken. Tabel 2.3: aandeel alleenstaanden en opleidingsniveau naar leeftijdsklassen (%), 2003 (PRIMOS03)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
alleenstaanden <55 jr 55-75jr 75 jr eo 15 21 50 9 19 50 7 17 46 9 18 48 9 19 48 13 21 51 16 25 53 13 23 52 8 19 47 9 19 48 9 20 49 8 19 46 11 21 50
opl.niveau <55jr laag midden hoog 29 38 33 29 45 26 32 44 25 29 43 29 28 42 30 24 36 40 25 39 36 30 38 32 32 44 24 31 40 29 32 40 28 26 46 28 29 40 31
opl.niveau 55-75 jr laag midden hoog 56 24 20 56 28 16 58 27 15 55 27 18 54 26 19 49 24 26 51 26 23 57 24 20 59 26 15 57 25 18 58 25 17 52 30 19 55 25 20
opl.niveau 75 jr eo laag midden hoog 68 19 13 68 22 10 70 21 9 68 21 11 67 21 12 63 20 17 64 21 15 69 18 12 70 21 9 69 20 11 70 19 11 64 24 12 68 20 12
opl.niveau totaal laag midden hoog 36 34 29 37 40 23 39 39 22 36 39 26 35 38 27 30 33 36 32 36 32 37 34 29 40 38 21 38 36 26 40 36 25 30 43 27 36 36 28
Tabel 2.3 laat zien dat het aandeel laag opgeleiden in Nederland 36% bedraagt. Door de verschillende generaties heen is het opleidingsniveau enorm toegenomen. Bij de groep jonger dan 55 jaar die allemaal na de oorlog zijn geboren is het aandeel lager opgeleiden 29%. Bij de oudste generatie van boven de 75 jaar is het aandeel niet minder dan 68%. In Utrecht is dit percentage nog het laagst, terwijl er in Drenthe, Zeeland en Limburg relatief veel lager opgeleide ouderen wonen.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
11
De tabel laat ook het aandeel alleenstaanden zien. Dat is berekend ten opzichte van de totale bevolking. Tot 55 jaar wonen de meeste mensen samen, maar boven de 75 is dat precies andersom. Inkomen Het inkomen is niet zodanig als determinant opgenomen, omdat er geen ramingen voor handen zijn van de inkomensverdeling per regio. Inkomen is echter vermoedelijk wel van belang voor de invulling die aan de zorgvraag wordt gegeven. Mensen met een lager inkomen vragen vaker naar een woning met zorg en welzijn. Deels wordt dit effect meegenomen in de raming ten aanzien van het opleidingsniveau. Er zijn wel gegevens over het huidige inkomen. Figuur 2.1 geeft een overzicht per provincie. Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen per jaar van huishoudens in de leeftijdscategorie 55 jaar en ouder in Nederland bedraagt 23.8 duizend euro. Het hoogste gemiddelde besteedbare jaarinkomen voor deze leeftijdscategorie is te vinden in de provincie Utrecht (25.5 duizend euro). Vooral in de noordelijke provincies blijft het inkomen achter bij het landelijk gemiddelde. De provincie Friesland kent een gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen voor 55-plussers van 22.1 duizend euro per jaar. Figuur 2.1: gemiddeld besteedbaar jaarinkomen van huishoudens van 55 jaar en ouder naar provincie,
26,0 25,5 25,0 24,5 24,0 23,5 23,0 22,5
Flevoland
Limburg
Noord-Brabant
Zeeland
Zuid-Holland
Noord-Holland
Utrecht
Gelderland
Overijssel
Drenthe
Friesland
22,0
Groningen
gem. besteedbaar jaarinkomen (dzd euro)
2002 (WBO2002)
Beperkingenmaat In het WBO wordt ook gevraagd naar de algemene gezondheidstoestand en of men last heeft van een of meer langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps. De combinatie van antwoorden op deze twee vragen stelt ons in staat om een beperkingenmaat op te stellen. In beperkingenmaat 1 bevinden zich huishoudens waarvan de gezondheid van als ‘(zeer) goed’ wordt bestempeld en men geen last heeft van langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps. Beperkingenmaat 4 geeft aan dat men kampt met een slechte gezondheid of een ge-
12
zondheid die soms goed en soms slecht is in combinatie met langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps. Tabel 2.4: huishoudens met beperkingenmaat 4 (in dzd en %) per provincie, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland totaal
totaal (in dzd) 16,4 14,3 11,9 28,5 52,5 30,1 81,1 103,9 11,4 66,2 45,9 9,4 471,6
<55j 1,2 1,2 1,4 1,4 1,6 1,7 1,8 1,5 1,2 1,5 2,1 1,4 1,6
in percentages 55 jr eo 55-75 jr 8,0 6,2 5,3 4,7 5,3 4,9 6,5 5,3 6,2 5,3 5,9 5,4 7,5 6,4 7,8 6,2 7,8 6,8 6,8 5,7 9,3 8,0 9,5 7,9 7,2 6,0
75 jr eo 12,7 6,9 6,8 10,2 9,1 7,3 10,7 12,0 10,2 10,5 13,5 15,3 10,6
totaal 2,9 2,2 2,5 2,6 2,7 2,6 3,2 3,0 3,0 2,8 4,0 2,7 2,9
Tabel 2.4 laat zien dat in 2002 ongeveer 472 duizend huishoudens in beperkingmaat 4 vallen. Van de huishoudens jonger dan 55 jaar betreft dit slechts 1.6%. Van de huishoudens vanaf 55 jaar bedraagt dit al 7.2%. In de hoogste leeftijdscategorie is het aandeel huishoudens met beperkingenmaat 4 gelijk aan 10.6%. Het aandeel huishoudens in deze leeftijdscategorie met beperkingenmaat vier is het grootst in Flevoland. Het gaat echter in absolute zin over weinig huishoudens. Het Sociaal Cultureel Planbureau maakt ook gebruik van een beperkingenmaat. Deze maat is afgeleid van de mogelijke fysieke beperkingen, waarnaar in het WBO ook gevraagd wordt. De hier gebruikte maat gaat vooral uit van de algemene gezondheidstoestand. Deze wordt in dit rapport gehanteerd omdat dan vergelijking met eerdere WBO’s mogelijk is. Voorzover kon worden nagegaan geven beide maten hetzelfde beeld.
2.3
Aa nbod, woonruimte ve rdeling e n spanni ng
2.3.1 Aanbo d Op basis van het WBO2002 is in kaart gebracht wat het aanbod is aan diverse vormen van wonen met zorg en welzijn (Tabel 2.5). De totale (zelfstandige) woningvoorraad bedroeg in 1998 zo’n 6.5 miljoen woningen. In 2002 is dat opgelopen tot een ruime 6.7 miljoen woningen, een stijging van 3.6%. In de tabel links staat het totale aantal woningen dat voor deze studie relevant is. Het totale aanbod aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn in Nederland bedraagt 1.8 miljoen en dat is 26% van de totale woningvoorraad. De meeste van deze woningen staan in Zuid-Holland (410 duizend) en Flevoland heeft de kleinste voorraad woningen met zorg en welzijn (25 duizend). Het aandeel is het grootst in Groningen (33.4%) en Drenthe (32.7%). Van de geschikte woningen vallen er 101 duizend onder het verzorgd wonen. Dat is slechts 5.7%. In Zeeland en Noord-Brabant ligt dit percentage wat hoger (resp. 6.9% en 6.7%). Het aandeel verzorgd wonen is klein in de provincies Flevoland (4.2%) en Drenthe (4.3%).
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
13
Tabel 2.5: aanbod van geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd) per provincie, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
totaal geschikte woningen 84,3 76,0 63,4 117,5 204,1 121,4 294,6 410,4 38,7 238,4 108,3 25,4 1782,5
verzorgd wonen 5,2 3,7 2,7 6,7 9,6 6,9 13,7 26,4 2,7 15,9 6,4 1,1 101,0
soorten overige geschikte woningen overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning* 79,1 5,6 12,2 2,7 58,6 72,3 6,5 12,9 3,2 49,8 60,7 5,3 8,2 2,2 44,9 110,8 11,4 18,9 7,0 73,5 194,5 14,8 34,4 12,4 132,9 114,5 9,9 16,6 6,2 81,9 280,8 19,4 32,4 12,7 216,4 384,0 36,4 47,1 16,7 283,7 36,0 2,8 7,3 1,7 24,3 222,5 19,8 39,5 14,5 148,8 101,8 7,0 21,4 9,3 64,2 24,4 2,1 5,6 2,2 14,5 1681,5 140,8 256,4 90,8 1193,5
Figuur 2.2 laat zien dat tussen 1998 en 2002 de voorraad verzorgd wonen flink is toegenomen. In absolute aantallen zijn er 36 duizend woningen bijgekomen en dat is een stijging van 55%, terwijl de gemiddelde groei van de voorraad in deze periode een kleine 4% bedraagt. Het wonen met diensten kent ook een grotere groei dan gemiddeld (16%). De groei van de voorraad ouderenwoningen met voorzieningen lijkt ten koste te gaan van de voorraad overige ouderenwoningen. Hier wordt een daling geconstateerd van 4%. Figuur 2.2: aanbod van typen ouderenwoningen (in dzd), 1998 en 2002 (WBO) 300
woningen x 1000
250
1998 2002
200 150 100 50 0 verzorgd w onen
w onen met diensten
overige oudw on
Transformatie De toename van de voorraad verzorgd wonen blijkt met name veroorzaakt te worden door transformatie. Van de 36 duizend woningen die erbij zijn gekomen, zijn er 12 duizend gebouwd in de periode tussen de peildata van de twee WBO’s. Het grootste deel van de toevoegingen aan de voorraad verzorgd wonen is dus via aanpassing van bestaande woningen. Door bijvoorbeeld het realiseren van meer dienstencentra of steunpunten in een wijk, kunnen overige ouderenwoningen getransformeerd worden naar verzorgd wonen. Gezien de afname van het aantal overige ouderenwoningen, ondanks het feit dat in deze sector ook nieuwbouw is gepleegd in de periode 1998-2002, is dit een waarschijnlijk scenario. Voorzieningen komen blijkbaar later en zorgen er voor dat woningen opschuiven in de hier gehanteerde cate-
14
gorieën. In Tabel 2.6 is de eigendomsverhouding opgenomen van de drie typen ouderenwoningen die zijn gebouwd in de periode 1998-2002 en het aandeel woningen dat in de sociale huursector valt. Het percentage sociale huur onder de woningen die in deze periode is bijgebouwd bedraagt voor de diverse typen ouderenwoningen meer dan 90%. Tabel 2.6: nieuwbouw van typen ouderenwoningen tussen WBO98 en WBO2002 naar eigendom (aantallen x 1000 en %), 2002 (WBO2002)
verzorgd wonen wonen met diensten overige oudwoningen
koop 1 2 11
huur 11 14 14
totaal 12 16 25
aandeel sociale huur tov huur 92 91 91
Eigendom De omvang en aard van de nieuwbouw geeft al aan dat de woonvormen die in deze studie centraal staan vooral zijn te vinden in de huursector. Figuur 2.3 laat zien dat het percentage huurwoningen gemiddeld in Nederland van 50% in 1998 tot 46% in 2002 is gezakt. Het aandeel huur in de ouderenwoningen is echter veel groter. Bij de ouderenwoningen met diensten en het verzorgd wonen bedraagt het aandeel huurwoningen meer dan 90%. Bij de overige ouderwoningen is het aandeel altijd nog zo’n 80%. De afname tussen de twee WBO’s voor de ouderenwoningen met voorzieningen is minder dan gemiddeld. Figuur 2.3: aandeel huurwoningen naar geschikte huisvesting, 1998 en 2002 (WBO) 100
percentages
90 1998
80
2002
70 60 50
totaal
overige woningen
overige nultreden
ingrijpend aangepast
overige oudwon
wonen met diensten
verzorgd wonen
40
Huur- en koopprijs De gemiddelde huurprijs van woningen is volgens het WBO2002 gelijk aan 365 euro per maand, zonder aftrek van eventuele huursubsidie. Ouderenhuisvesting is daarmee duurder dan gemiddeld. Dat heeft te maken de extra voorzieningen. Woningen uit de categorie verzorgd wonen zijn 16% duurder dan gemiddeld en komen uit op 423 euro per maand en woningen met diensten zijn 10% duurder, hetgeen neer komt op 401 euro per maand. Over het algemeen zijn het kleine woningen. Als de huur per vierkante meter vloeroppervlak wordt uitgedrukt dan is het verschil tussen ouderenwoningen en andere huurwoningen nog groter.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
15
De gemiddelde verkoopwaarde van koopwoningen bedraagt in Nederland volgens het WBO2002 252 duizend euro. De waarde van ouderenwoningen ligt daar onder. De waarde per vierkante meter vloeroppervlak is echter wat hoger. De relatieve prijsverschillen zijn in de koopsector duidelijk kleiner dan in de huursector. De vermoedelijke oorzaak voor deze verschillen kunnen gevonden worden in de prijsvorming. De prijs van huurwoningen wordt vooral bepaald door de bouwkosten. Meer recente huurwoningen zijn duurder. De woningen voor ouderen zijn bijna allemaal gebouwd na 1970 en zijn dus duurder dan andere huurwoningen. In de koopsector is meer marktwerking. Kleinere woningen zijn daardoor goedkoper, ongeacht het bouwjaar van de woning. Figuur 2.4 en Figuur 2.5 geven weer hoe de ontwikkeling in koopprijs en huur per maand is geweest in de periode 1998-2002. Figuur 2.4: toename gemiddelde maandhuur (gecorrigeerd voor IHS) in euro en %, 1998-2002 (WBO)
70 60
toename in euro toename in %
50 40 30 20 10 0 verzorgd wonen
wonen met diensten
overige oudwon
ingrijpend aangepast
overige nultreden
overige woningen
totaal
De gemiddelde toename van de huur per maand bedraagt bijna 50 euro ofwel 15%. Opvallend is het feit dat de ingrijpend aangepaste woningen een forse stijging van het maandelijkse huurbedrag laten zien. Voor deze woningen bedraagt de stijging 70 euro en dat komt overeen met 22%. Echter, het gemiddeld vloeroppervlak van zowel de koop- als de huurwoningen die ingrijpend zijn aangepast is het grootst van alle hier onderscheiden woningtypen. Dit maakt dat de prijs per m2 voor deze woningen in 2002 zeer gunstig is. De gemiddelde verkoopwaarde van de woningen volgens opgave van respondenten is in de periode 1998-2002 met bijna 100 duizend euro gestegen. De procentuele toename zit vooral bij de ouderenwoningen met voorzieningen.
16
Figuur 2.5: toename gemiddelde verkoopprijs in euro en %, 1998-2002 (WBO) 120
toename in dzd euro toename in %
100 80 60 40 20 0 verzorgd w onen met w onen diensten
overige oudw on
ingrijpend aangepast
overige overige nultreden w oningen
totaal
2.3.2 Spanning Het huidige tekort wordt weergegeven op hoofdlijnen. Vervolgens wordt er ingegaan op de kwalitatieve aspecten en tenslotte komt de doorstoming van huishoudens aan bod. Huidig tekort: algemeen Door op de behoefte aan geschikte huisvesting het aanbod in mindering te brengen, kan de spanning worden weergegeven (Tabel 2.7). Met behoefte wordt bedoeld alle personen die in een geschikte woning voor wonen met zorg en welzijn wonen plus de personen die naar een dergelijke woning vragen. Er wordt uitgegaan van een ideale woonruimteverdeling, met andere woorden ieder vrager krijgt de woning die hij zoekt. Tabel 2.7: tekort aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd) per provincie, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
totaal geschikte woningen -2,0 0,2 4,5 7,4 7,2 -0,3 -0,2 1,9 1,8 12,8 7,8 0,3 41,4
verzorgd wonen 1,2 1,0 1,1 3,0 5,1 1,9 6,7 10,1 1,1 6,5 3,3 0,5 41,5
soorten overige geschikte woningen overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning -3,1 1,3 0,8 0,0 -5,2 -0,8 1,7 0,3 0,0 -2,8 3,4 2,2 2,2 0,0 -1,0 4,4 4,9 5,1 0,0 -5,7 2,1 7,6 6,9 0,0 -12,3 -2,1 3,5 2,1 0,0 -7,8 -7,0 9,8 4,8 0,0 -21,5 -8,2 14,2 7,4 0,0 -29,8 0,7 1,1 1,2 0,0 -1,6 6,3 7,6 9,2 0,0 -10,6 4,5 3,6 3,7 0,0 -2,8 -0,2 1,0 -0,2 0,0 -0,9 -0,1 58,5 43,5 0,0 -102,1
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
17
Het tekort aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn bedraagt in 2002 ruim 41 duizend woningen en dit zijn allemaal woningen die vallen in de categorie verzorgd wonen. Huidige tekort: kwalitatieve aspecten Het tekort aan geschikte huisvesting in 2002 betreft vooral de categorieen ouderenwoningen. Het tekort voor de ouderenwoningen bedraagt 143.5 duizend. Verdeeld over de verschillend soorten zien we in de categorie verzorgd wonen een tekort van 41.5 duizend woningen, 58.5 bij wonen met diensten en 43.5 duizend bij de overige ouderenwoningen. Tegenover dit tekort staat ook een overschot. Als alle woonwensen worden gehonoreerd, dan is er een overschot aan overige nultredenwoningen. Het gaat meestal om flats en andere meergezinswoningen waarvan de bewoner een eengezinswoning zoekt. Als we tekorten en overschotten tegen elkaar wegstrepen en dus geen rekening houden met verschillen in type dan resteert er een tekort van 41.4 duizend woningen. Salderen we het tekort van alle overige geschikte woningen voor wonen met zorg en welzijn, dan is dit gelijk aan nul. Dat wil zeggen, dat er ten aanzien van de ouderenhuisvesting een kwantitatief en een kwalitatief probeem is. Er zijn per saldo te weinig voor ouderen geschikte woningen en de huidige voorraad voldoet maar ten dele. Met name woningen met (zorg-)diensten worden gevraagd. Het totale aanbod aan verzorgd wonen bedraagt ongeveer 100 duizend woningen. Het relatieve tekort aan verzorgd wonen is gemiddeld 42%, maar is nog groter in de provincies Limburg en Gelderland. Het tekort, ten opzichte van het aanbod, is in beide provincies groter dan 50% (zie bijlage 1). Figuur 2.6 geeft voor het verzorgd wonen weer wat het relatieve aanbod is (als % van het totale aantal geschikte woningen) en het relatieve tekort (als % van het aanbod) per provincie. Figuur 2.6: relatief aanbod en tekort van verzorgd wonen per provincie (in %), 2002 (WBO2002) 55
relatief tekort verzorgd wonen (%)
Gelderland 50
Limburg Noord-Holland
Flevoland
45
Overijssel Noord-Brabant
40
Zeeland
Drenthe Zuid-Holland
35 30
Utrecht
Friesland 25
Groningen
20 4,0
4,5
5,0
5,5
6,0
relatief aanbod verzorgd w onen (%)
6,5
7,0
18
De assen snijden op het landelijke gemiddelde. Voor Nederland geldt dat 5.7% van de geschikte voorraad bestaat uit verzorgd wonen en het tekort 41.1% is. Men zou verwachten dat provincies met een groot aandeel verzorgd wonen een relatief kleiner tekort in dit woningtype hebben en omgekeerd. Dit geldt niet voor Friesland met klein aandeel verzorgd wonen en ook een relatief klein tekort. Daarentegen kampt de provincie Limburg met een relatief groot tekort aan verzorgd wonen, terwijl het aanbod ook in verhouding groot is. Dan kan te maken hebben met de bevolkingsopbouw van de provincie. Limburg heeft met name een relatief grote groep 55 tot 75 jarigen, een groep die bij uitstek bij het verzorgd wonen past. Tabel 2.8 vat de gegevens over het aanbod en het tekort aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn samen. Tabel 2.8: aanbod van en tekort aan verzorgd wonen en overige geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd en %), 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
verzorgd wonen aanbod tekort in dzd in % in dzd 5,2 6,1 1,2 3,7 4,9 1,0 2,7 4,3 1,1 6,7 5,7 3,0 9,6 4,7 5,1 6,9 5,6 1,9 13,7 4,7 6,7 26,4 6,4 10,1 2,7 6,9 1,1 15,9 6,7 6,5 6,4 5,9 3,3 1,1 4,2 0,5 101,0 5,7 41,5
in % 23,0 26,6 40,6 45,2 52,7 27,5 49,0 38,0 41,2 41,0 51,9 47,3 41,1
overige geschikte woningen aanbod tekort in dzd in % in dzd 79,1 93,9 -3,1 72,3 95,1 -0,8 60,7 95,7 3,4 110,8 94,3 4,4 194,5 95,3 2,1 114,5 94,4 -2,1 280,8 95,3 -7,0 384,0 93,6 -8,2 36,0 93,1 0,7 222,5 93,3 6,3 101,8 94,1 4,5 24,4 95,8 -0,2 1681,5 94,3 -0,1
in % -4,0 -1,1 5,5 3,9 1,1 -1,9 -2,5 -2,1 2,0 2,8 4,4 -0,7 0,0
Het huidige tekort: doorstroming Een zekere scheefheid van de woonruimteverdeling is onvermijdelijk. Men kiest de woning die past bij levensfase, mogelijkheden en voorkeuren. Deze zijn steeds aan verandering onderhevig. De vergrijzing zorgt er voor dat de balans anders komt te liggen. De woningvoorraad en de woonruimteverdeling zal hierop aangepast moeten worden. De tekorten in Tabel 2.7 laten zien wat er op dit moment schort aan het aanbod bij een ideale woonruimteverdeling. Hiervoor kwam al aan de orde dat er sprake is van een grootschalige herverdeling van de voorraad. Ouderen zoeken een plek in de geschikte voorraad en jongeren maken plaats. We zagen ook dat dit proces steeds moeizamer verloopt. Het aandeel ouderen en mensen met belemmeringen neemt af terwijl gezien de vraag dit juist toe zou moeten nemen (zie Tabel 2.11). Om dit nader te onderzoeken is gekeken naar de langdurig woningzoekenden. Deze geven wellicht een indicatie van het feit of er sprake is van een verstopping van het doorstromingsproces. Als grens is daarbij uitgegaan van een half jaar zoektijd om de gewenste woning te vinden. Dit zijn de urgent woningzoekenden. Deze tabel laat zien dat van de urgent woningzoekenden er 82 duizend huishoudens zijn die graag een ouderenwoning of een overige nultredenwoning willen, maar deze niet kunnen vinden. Dit is inclusief de huishoudens die al in een ouderenwoning of overige nultredenwoning wonen. Dus, de 82 duizend urgent woningzoekenden bestaan uit 22 duizend huishou-
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
19
dens die zich binnen het segment van de geschikte woningen zich willen verbeteren en 60 duizend huishoudens die dit segment nog willen betreden. Tabel 2.9: urgent woningzoekende huishoudens naar huidige en gewenste woning, 2002 (WBO2002)
huidige woning ouderenwoning overige nultredenw. overige woning overig totaal
ouderenwoning 4,3 6,3 27,6 0,6 38,8
gewenste huisvesting overige nuloverige tredenwon. woning 1,2 6,5 11,3 65,0 29,2 209,9 1,4 28,6 43,1 310,0
totaal 12,1 82,6 266,6 30,6 391,9
De genoemde urgent woningzoekenden zijn in de behoefteberekening al meegenomen. Aan de andere kant zijn er 72 duizend huishoudens die in een ouderenwoning wonen of een overige nultredenwoning en die graag een overige woning willen, maar deze niet kunnen vinden. Doordat deze huishoudens niet aan hun trekken komen ontstaat er een scheve verdeling in de woningbezetting. Zij stromen niet door en zodoende komt er dan ook geen geschikt aanbod vrij. Dit probleem vraagt om een tweeledig oplossing. Ten eerste moet het geschikte aanbod dat bezet gehouden wordt vrijkomen. Ten tweede zal ervoor gezorgd moeten worden dat de vragers naar geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn deze woningen ook krijgen toegewezen. Tabel 2.10: verdeling urgent woningzoekenden in wonen met zorg en welzijn naar provincie, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland totaal
huishoudens x 1000 % van totaal % van aanbod 2,2 3 3 1,6 2 2 1,1 2 2 3,6 5 3 6,2 9 3 5,4 8 5 17,8 25 6 18,3 26 5 1,1 2 3 9,5 13 4 3,5 5 3 1,2 2 5 71,5 100 4
Van deze 72 duizend huishoudens woont 82% in een huurwoning (56% woont in een sociale huurwoning) en 46% wil naar een koopwoning. De verdeling van de huishoudens die urgent woningzoekend zijn naar provincie laat zien dat in Noord- en Zuid-Holland beide een kwart van de 72 duidend huishoudens herbergen. In vergelijking met het aanbod aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn, is het aandeel urgent woningzoekende huishoudens in deze segmenten voor het westen van het land het grootst. Ontwikkeling tekort sinds 1998 Voorgaande analyse liet zien dat het tekort aan ouderenwoningen vooral groot is in de categorieën met de meeste voorzieningen. Het tekort is bij verzorgd wonen ruim 40%. In 1998 was het tekort ook ongeveer 40% van de aanwezige voorraad. Relatief is het gelijk gebleven, ondanks het feit dat de voorraad behoorlijk is toegenomen. Tussen 1998 en 2000 steeg de
20
voorraad woningen in het segment verzorgd wonen van 65 naar 101 duizend woningen; een groei van 55%. Desondanks bleef het tekort 40% van de voorraad en nam in absolute zin fors toe. De vraag rijst hoe dat kan. Om dit punt nader te analyseren is het tekort in 2002 stapsgewijs geanalyseerd door uitgaande van 1998 achtereenvolgens het profiel van de bevolking, de samenstelling van de huishoudens, het profiel van de voorraad en het profiel van de vraag aan te passen zodat uiteindelijk het tekort in 2002 naar voren komt. Deze analyse bracht het volgende aan het licht. Kijken we naar alle ouderenwoningen dan was de groei van de voorraad ongeveer gelijk aan de groei van de vraag. De toename van de voorraad heeft de vraag dus kunnen volgen zodat het tekort ongeveer gelijk bleef. Bij het verzorgd wonen was de toename veel groter door transformatie van bestaande woningen. Het opzetten van zorgsteunpunten en welzijnsdiensten heeft er voor gezorgd dat de categorie overige ouderenwoningen is gedaald. Daardoor krijgen mensen die in deze woningen woonden en daarmee genoegen namen verzorgd wonen of wonen met diensten aangeboden. Bij zittende bewoners is het niet bekend in hoeverre men deze nieuwe voorziening op prijs stelt. Zolang men tevreden is en niet wil verhuizen wordt er vanuit gegaan dat dit het geval is. Dat betekent dat deze mensen ook bij de gerealiseerde vraag naar verzorgd wonen of wonen met diensten worden meegenomen. Door het aanbieden van deze (semi-) collectieve voorzieningen groeit zowel vraag als aanbod sneller dan men op grond van de demografie zou verwachten. Dat effect is te zien tussen 1998 en 2002. Het is vermoedelijk zo dat er tussen 1998 en 2002 veel verzorgd wonen en wonen met diensten zijn toegevoegd, maar dat de efficiëntie is gedaald. Dat zou gemeten kunnen worden door te kijken naar gebruikers en gebruik. In de volgende paragraaf wordt daar verder op ingegaan. Het blijkt dan dat het percentage 75-plus huishoudens in verzorgd wonen is gedaald van 77% naar 74% en ook het aandeel huishoudens dat valt in de categorie met de ernstigste beperkingenmaat is gedaald. Een betere maat zou zijn in hoeverre men ook daadwerkelijk van de zorgvoorziening gebruik maakt. Het blijkt dat op het moment van vragen ongeveer 20% van de bewoners in verzorgd wonen dat ook te doen. Helaas is niet bekend hoe dit in 1998 was. Daardoor is niet precies duidelijk in hoeverre de effectiviteit van de diensten is veranderd, hoewel het vermoeden bestaat dat er sprake is van daling. Welke conclusies kunnen hieruit nu worden getrokken? Het tempo waarin verzorgd wonen en wonen met diensten aan de voorraad worden toegevoegd is zo gek nog niet en zou ruimvoldoende moeten zijn om de achterstanden in te halen. Ook de manier van toevoeging door nieuwbouw en vooral door transformatie van geschikte woningen lijkt logisch. Toch leidt dat niet tot een daling van de tekorten. Dat kan alleen als de toewijzing wordt verscherpt en als de specifieke woonvormen op locaties tot stand komen die door ouderen zijn gewild. Anders wordt de voorziening veel te ruim voor de doelgroep waar deze voor bedoeld is. De opgave die in dit rapport wordt berekend gaat uit van de huidige inefficiëntie. Als de afname van de efficiëntie zich verder voorzet dan zou de opgave veel groter worden.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
21
2.3.3 Doelgroepen Algemeen Het is dus zaak dat de hier onderscheiden geschikte woningen door de doelgroepen wordt bewoond waarvoor deze huisvesting bedoeld is. De doelgroepen van deze studie zijn ouderen en gehandicapten met een behoefte aan een geschikte woningen voor wonen met zorg en welzijn. Om dat na te gaan wordt in Tabel 2.11 de samenstelling van de huishoudens gegeven per type woning in 1998 en 2002. Tabel 2.11: verdeling van leeftijdsklassen en beperkingenmaat (in percentages) naar ouderenwoningen, 1998 en 2002 (WBO) leeftijd 1998
18 tot 55
55 tot 65
65 tot 75
75 jr eo
totaal
verzorgd wonen wonen met diensten overige ouderenwoningen 2002 verzorgd wonen wonen met diensten overige ouderenwoningen
0 0 24
2 9 13
21 30 29
77 61 34
100 100 100
0 0 33
5 11 13
21 31 24
74 58 30
100 100 100
beperkingenmaat 1998 verzorgd wonen wonen met diensten overige ouderenwoningen 2002 verzorgd wonen wonen met diensten overige ouderenwoningen
1
2
3
4
totaal
25 35 46
26 23 21
19 19 16
29 23 16
100 100 100
37 42 52
18 20 16
24 20 15
22 17 17
100 100 100
Het verzorgd wonen is vooral geschikt voor de oudere huishoudens. In 1998 werd 77% van de woningen die vallen onder het verzorgd wonen bewoond door huishoudens van 75 jaar en ouder. In 2002 is dat percentage gezakt naar 74. Voor de andere twee typen ouderenwoningen valt er ook een daling in het percentage 75-plus huishoudens te constateren. De daling komt ten goede aan de huishoudens tussen de 55 en 65, maar deze huishoudens hebben in het algemeen minder vaak behoefte aan de aanwezigheid van een steunpunt waar men terecht kan voor zorg- en welzijnsdiensten. Bij de verdeling van de huishoudens naar beperkingenmaat is er een vergelijkbaar patroon. Het percentage huishoudens met de hoogste beperkingenmaat in de ouderenwoningen met zorg en welzijn is flink gezakt in de periode 1998-2002 en het aandeel huishoudens met een lage beperkingenmaat in deze woningen is juist toegenomen. De veranderingen hebben meerdere oorzaken. De zittende bewoners worden ouder en ondergaan demografische veranderingen, met name door sterfte krimpen huishoudens of worden opgeheven. Toch daalt het aantal alleenstaanden bij de verschillende soorten ouderenwoningen. Dat komt omdat er door verhuizingen nieuwe bewoners intrekken en omdat door transformatie van bestaande woningen (door het creëren van extra zorgsteunpunten) de zittende bewoners zonder verhuizing in een ander type huisvesting belanden. In beide gevallen leidt dat per saldo tot minder alleenstaanden en minder 75-plussers. Deze ‘nieuwe’ bewoners doen in mindere mate een beroep op de (zorg)diensten die wel worden aangeboden. We zien dus dat het aanbod ondanks de lage productie met name bij verzorgd wonen en
22
wonen met diensten door transformatie fors is toegenomen. Tegelijkertijd is de samenstelling van de bewoners zodanig veranderd dat het gebruik minder doelmatig is geworden. Aanbod en behoefte 55-plus huishoudens Een andere manier om naar de woonruimteverdeling te kijken is vanuit de bewoner en niet vanuit de woning. In 2002 zijn er 2.5 miljoen zelfstandig wonende huishoudens van 55 jaar en ouder. Tabel 2.12 laat zien dat 39% van deze huishoudens in geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn woont. Dat komt overeen met 970 duizend huishoudens, hetgeen betekent dat het grootste deel (1,5 miljoen) gehuisvest is in een gewone woning. Verder zien we dat er ook huishoudens zijn jonger dan 55 jaar die wonen in een geschikte woning. Het gaat om 18% van alle jongere huishoudens. Deze huishoudens wonen bijna allemaal in de overige nultredenwoningen en niet in de ouderenwoningen. Veel van deze woningen worden ook aantrekkelijk gevonden door anderen. Om een idee te krijgen van de scheefheid van de woonruimteverdeling wordt de verdeling van het aanbod afgezet tegen de behoefte. Dat staat in het onderste deel van Tabel 2.12. Bij de huishoudens van 55 jaar en ouder is de behoefte aan een geschikte woning groter dan het huidige aandeel en bedraagt 45%. Dat zijn 1130 duizend huishoudens. Er zijn dus per saldo 160 duizend huishoudens van 55 jaar en ouder die een geschikte woning zoeken. We zien echter dat de behoefte bij jongere huishoudens juist lager is dan het feitelijke aandeel. Dat heeft te maken met de levensfase. Veel nultredenwoningen zijn flats die worden verlaten door gezinnen met kinderen. Per saldo zijn dat er 120 duizend. Er is dus meer vraag (vooral van ouderen) dan er mogelijk vrij komt (door jongeren). Er resteert dan een tekort van ongeveer 40 duizend woningen. Het tekort van zo’n 40 duizend woningen dat ook in Tabel 2.7 wordt genoemd is het saldo van de behoefte en het aanbod van alle geschikte huisvesting. Daarbij worden de saldi per type woning tegen elkaar weggestreept. Doen we dat niet dan ontstaat het beeld zoals in Tabel 2.7. Tabel 2.12: aanbod van en behoefte aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in %) naar leeftijdscategorie, 2002 (WBO2002) geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn
overige woningen
totaal
aanbod jonger dan 55 jr 55 jr en ouder totaal
18 39 26
82 61 74
100 100 100
behoefte jonger dan 55 jr 55 jr en ouder totaal
14 45 25
86 55 75
100 100 100
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
2.4
23
Aa ntrekkelijke w ijken voor wo nen met zorg en welzij n
2.4.1 Alge meen Ten einde na te gaan of de wijk waarin de woningen zich bevindt kan bijdragen aan een meer gericht planning van activiteiten, wordt in de volgende paragraaf een analyse van gemaakt van de aantrekkelijkheid van wijken voor wonen met zorg en welzijn. Nederland heeft ruim 4000 4-cijferige postcodegebieden (4PC-gebieden). Per gebied wonen er dus enkele duizenden inwoners. Het 4-cijferige postcodegebied komt goed overeen met het wijkniveau. In veel gemeenten is het zelfs exact dezelfde indeling. Deze 4000 gebieden zijn ingedeeld op basis van de mate van aantrekkelijkheid voor wonen met zorg en welzijn. Het doel van deze exercitie is in de eerste plaats na te gaan hoeveel van dergelijke wijken er zijn. Bovendien kan worden nagegaan hoeveel woningen er in dergelijke wijken staan die geschikt zijn of geschikt zijn te maken voor wonen met zorg en welzijn. Pas onlangs is de zogenaamde Woonmilieudatabase (WMD) van 2002 ter beschikking gekomen. Deze bevat gegevens uit een groot aantal bronnen per 4PC-gebied. Met behulp van de deze gegevens is een aantal indicatoren opgesteld die wellicht iets zeggen over de mate van aantrekkelijkheid van de wijk voor de doelgroepen. De volgende aspecten zijn meegenomen: • • • • •
Aanwezigheid care-voorzieningen Aanwezigheid cure-voorzieningen Aanwezigheid welzijnsvoorzieningen Kwaliteit omgeving Waardering omgeving door ouderen
2.4.2 Karakterist ieken aantrekkelijke wijken Op basis van de genoemde kenmerken is voor alle wijken een score vastgesteld. Deze varieert van 1 tot 10. Met behulp van dit “cijfer” is een vijfdeling van de 4PC gebieden gemaakt. Tabel 2.13 laat enkele kenmerken van deze vijfdeling zien. Deze varieert van aantrekkelijk tot niet aantrekkelijk. De tabel bestaat uit drie deeltabellen. Care en cure-voorzieningen Het bovenste deel laat zien hoe het gesteld is met de aanwezigheid van zorgvoorzieningen in de care-sector van wijken. Gemiddeld staat in 8% van de wijken in Nederland een verpleeghuis; in de aantrekkelijke wijken is dat meer dan het dubbele. Verpleeghuizen staan over het algemeen in grotere gemeenten. De aanwezigheid van verzorgingshuizen is meer gespreid. In 27% van de wijken staat een verzorgingshuis. In de aantrekkelijke wijken is dat 70%. Dezelfde verhoudingen gelden voor woonzorgcomplexen en voor de buurtgebouwen van de wijkzorg. Men kan dus zeggen dat in de aantrekkelijke wijken er altijd wel een zorgvoorziening aanwezig is dat als steunpunt functioneert of kan functioneren. De aanwezigheid van huisartsen is veel meer gespreid en het aantal per 1000 65-plussers is in de aantrekkelijke wijken wat hoger. Er zijn in Nederland ongeveer 200 ziekenhuizen. Dat wil zeggen dat in 4 a 5% van de wijken een ziekenhuis staat. Een ziekenhuis heeft uiteraard een bereik dat ver uit gaat boven de wijk, toch is in aantrekkelijke wijken er veel vaker sprake
24
van de aanwezigheid van een ziekenhuis. Dat zal verband houden met het feit dat in de buurt van ziekenhuizen ook vaak allerlei andere zorginstellingen zijn gevestigd. Welzijnsvoorzieningen en waardering omgeving De aanwezigheid van welzijnsvoorzieningen staat in het tweede deel van de tabel. De aanwezigheid is over het algemeen iets beter in de aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn, maar de verschillen zijn minder groot dan bij de zorgvoorzieningen. In het tweede deel staat ook het aandeel (zeer) tevreden 65-plussers ten aanzien van de woonomgeving. Over het algemeen geldt dat ouderen (zeer) tevreden zijn met de eigen woning en woonomgeving. Men heeft als het ware ruim de tijd gehad om een omgeving te zoeken die men prettig vindt of omgekeerd kan men zeggen dat men ruim de tijd heeft gehad zich aan te passen. Toch zien we grote verschillen in tevredenheid per type wijk. In de aantrekkelijke wijken zegt bijna iedereen tevreden of zeer tevreden te zijn over de eigen omgeving. In de wijken met de laagste scores is het aandeel 20% lager. Tabel 2.13: kenmerken aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn, 2002 (WMD)
niet aantrekkelijk onder gemiddeld gemiddeld boven gemiddeld aantrekkelijk Nederland
verpleeghuis (%) 3 5 6 13 15 8
niet aantrekkelijk onder gemiddeld gemiddeld boven gemiddeld aantrekkelijk Nederland
aantal verkooppunten 84 104 107 117 104 104
niet aantrekkelijk onder gemiddeld gemiddeld boven gemiddeld aantrekkelijk Nederland
aandeel 65+ (%) 12,0 12,6 14,0 13,9 15,7 13,7
aanwezigheid van: woonzorgverzorgingshuis complex (%) (%) 9 10 16 18 22 24 39 41 70 73 27 29 per 1000 65-plussers: restaurants verkooppunten en andere dagel.boods. voed.zaken 11,4 14,6 13,9 17,3 13,0 17,5 14,2 19,7 14,0 17,8 13,4 17,5 haltes OV per dzd 65+ (aantal/dzd) 11,5 11,7 12,3 11,6 11,1 11,6
aanwezigheid NS station (%) 4 6 7 13 18 9
wijkgebouw thuiszorg (%) 13 15 20 43 61 27
ziekenhuis (%) 1 4 4 6 9 4
aantal huisartsen per dzd 65+ (aantal/dzd) 3,4 4,5 4,0 4,6 4,5 4,3
aantal vestigingen zorgsector 19 21 20 23 22 21
aantal vestigingen maatsch.dnst 4,3 5,0 4,0 4,5 4,2 4,4
aandeel (zeer) tevreden 65-plussers (%) 75,8 78,9 88,5 90,5 94,6 85,8
gem. bereikbaarheid OV (dzd pers) 23 21 15 18 17 19
gem. bereikbaarheid weg (dzd pers) 422 359 370 388 379 382
aandeel groen tov tot.opp (%) 11,4 9,7 16,1 16,4 19,1 15,1
Kwaliteit omgeving De kwaliteit van de omgeving is bepaald aan de hand van indicatoren die iets zeggen over de bereikbaarheid en over de aanwezigheid van groen. Beide aspecten worden belangrijk gevonden door ouderen. De bereikbaarheid wordt weergegeven door de aanwezigheid van een NS-station en Openbaar Vervoer (OV)-haltes. Deze laten zien in hoeverre men als het ware op eigen gelegenheid zich kan verplaatsen over grotere afstanden. Daarnaast staat het gemak waarmee men de plek kan bereiken. Dat is uitgedrukt in het aantal huishoudens dat
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
25
een 4PC-gebied via de weg of met OV binnen een half uur kan bereiken. Voor alle wijken in Nederland geldt dat gemiddeld 19 duizend huishoudens binnen een half uur daar kunnen komen. Bij zeer centraal gelegen en goed met OV bereikbare plekken kan dat oplopen naar 200 duizend huishoudens. Via de weg met de auto is de bereikbaarheid nog veel groter. Dat ligt gemiddeld op 382 duizend huishoudens. We zien nu dat de bereikbaarheid van aantrekkelijke wijken op deze manier gedefinieerd onder het gemiddelde ligt. Dit geeft mooi het dilemma aan waar ouderen voor staan. Aan de ene kant is bereikbaarheid belangrijk. Men kan zelf op pad en men is bereikbaar voor vrienden en familie. Aan de andere kant is een goed bereikbare plek ook aantrekkelijk voor allerlei andere functies. Dat geeft meer drukte en overlast. Dat verklaart dat het aantal potentieel inkomende bezoekers lager ligt bij de aantrekkelijke wijken voor wonen en welzijn. Het aandeel groen is juist hoger in deze wijken. 2.4.3 Woon milieus en aantrekkelijke wijken Het is ook mogelijk te laten zien wat het type woonmilieu is van de aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn. In Tabel 2.14 staat een uitsplitsing weergegeven. Er zijn zoals gezegd ruim 4000 4PC-gebieden. De verdeling per type wijk staat in deze tabel. Tabel 2.14: aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn naar woonmilieu, 2002 (WMD) Centrum Stedelijk
Buiten Centrum
niet aantrekkelijk onder gemiddeld gemiddeld boven gemiddeld aantrekkelijk Nederland
17 33 37 33 29 149
268 212 126 81 34 721
niet aantrekkelijk onder gemiddeld gemiddeld boven gemiddeld aantrekkelijk Nederland
2 3 4 5 5 4
32 20 15 12 6 18
niet aantrekkelijk onder gemiddeld gemiddeld boven gemiddeld aantrekkelijk Nederland
11 22 25 22 19 100
37 29 17 11 5 100
Groen Centrum Stedelijk Dorps aantallen 72 83 108 83 89 146 65 214 66 320 400 846 percentages 9 10 10 8 10 17 10 33 11 55 10 21 18 27 22 16 17 100
10 10 17 25 38 100
Landelijk Gebied
totaal
397 648 467 256 132 1900
837 1084 865 649 581 4016
47 60 54 39 23 47
100 100 100 100 100 100
21 34 25 13 7 100
21 27 22 16 14 100
Er worden 5 soorten woonmilieus onderscheiden. Dat varieert van Centrum Stedelijk met een hoge dichtheid en menging van functies tot Landelijke Gebied met een zeer lage dichtheid. De verdeling over de milieus per type wijk is zeer verschillend. Met name de Centrum Dorpse wijken springen er uit in positieve zin en de Buiten Centrum wijken in negatieve zin. Er zijn in Nederland ongeveer 850 Centrum Dorpse wijken. Dat is 20% van alle wijken. Kijken we echter naar alle aantrekkelijke wijken dan is het aandeel Centrum Dorpse wijken niet minder dan 55%. Dorpen en kleine steden met voldoende omvang zijn blijkbaar zeer aantrekkelijk voor ouderen. Er zijn voldoende voorzieningen, men is redelijk bereikbaar, de omgeving is over het algemeen groen en de leefgemeenschap wordt als prettig ervaren. We
26
zien overigens ook dat ouderen per saldo de grote steden verlaten en zich meer vestigen in Centrum Dorpse milieus. Bij de Buiten Centrum wijken is het aandeel aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn juist laag. Het aantal wijken dat tot dit type behoort is 18%, maar bij de aantrekkelijke wijken is het aandeel van dit type milieu slechts 6%. Dat komt omdat veel voorzieningen elders in het centrum van de stad zijn te vinden. Veel van deze wijken functioneren als forensengebied en worden door ouderen als minder geschikt ervaren. Voor ouderen is de wijk veel meer de dagelijkse leefomgeving. 2.4.4 Aanbo d van aantrekkelijke wijken Voorgaande geeft extra problemen bij het tegemoet komen aan de vraag naar wonen met zorg en welzijn. Er staan namelijk veel geschikte woningen in Buiten Centrum wijken. De zogenaamde nultredenwoningen zijn vaak te vinden in deze milieus. Het is daarom interessant naar het aanbod te kijken op basis van de indeling in type zorgwijk (Tabel 2.15). Het aantal woningen in de categorie verzorgd wonen en wonen met diensten is samengenomen. Daarnaast wordt onderscheiden overige ouderenwoningen en overige nultredenwoningen. Dat zijn in principe de woningen die wellicht omgezet zouden kunnen worden naar de eerder genoemde categorieën met meer diensten. De procentuele verdeling per type wijk staat daaronder aangegeven. We zien dat in elk van de onderscheiden soorten wijken ongeveer evenveel woningen staat. In ieder type staat zo’n 20% van de voorraad. Kijken we nu naar de specifieke ouderenwoningen dan geldt nagenoeg dezelfde verdeling. Achteraf bezien staan specifieke ouderenwoningen nauwelijks meer in aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn. Dat geldt ook voor de nultredenwoningen. Deze zijn gelijkmatig gespreid over alle onderscheiden typen. Deze uitkomst heeft een negatieve en een positieve kant. De negatieve kant is dat er veel ouderenwoningen staan in minder aantrekkelijk wijken. De positieve kant is dat er veel potentieel geschikte woningen staan in voor de doepgroepen aantrekkelijke wijken. In het eerste geval is de opgave vooral gericht op de voorzieningen en in het tweede geval op de aanpassing van de woningen. Tabel 2.15: aanbod van geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn naar aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn, 2002 (WMD)
aanbod verzorgd en wonen met diensten ov.ouderenwoningen ov.nultredenwoningen ov.woningen Nederland verzorgd en wonen met diensten ov.ouderenwoningen ov.nultredenwoiningen ov.woningen Nederland
niet aantrekkelijk
onder gemiddeld
34 52 239 955 1280
54 54 300 1091 1499
14 20 20 19 19
22 21 24 22 22
boven gemiddeld gemiddeld aantallen (x 1000) 52 46 49 53 238 220 978 1033 1318 1353 percentages 22 19 19 21 19 18 20 21 20 20
aantrekkelijk
Nederland
55 49 229 953 1286
242 256 1227 5011 6736
23 19 19 19 19
100 100 100 100 100
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
27
2.4.5 Spreiding aantrekkelijke wijken Tenslotte wordt de spreiding van de aantrekkelijke wijken voor de doelgroepen weergegeven. De kaart is per gemeente (Figuur 2.7). Daarvoor is per gemeente de gemiddelde score bepaald ten aanzien van de mate van aantrekkelijkheid. Hierbij zijn zowel de waardering van de wijk als de aanwezigheid van voorzieningen meegenomen. De berekening is zodanig dat de score per gemeente uitkomt op een getal tussen 1 en 10. Hoe meer wijken met een hoge score, hoe hoger het getal. Gemeenten met de hoogste score zijn bijvoorbeeld Bennebroek, Laren, Oostzaan, Bathmen en Schiermonnikoog en gemeenten met lage scores zijn bijvoorbeeld Spijkenisse, Winschoten, Zevenaar, Kollemerland en Sneek. Kijken we naar de grotere steden dan zien we een hoge score bij Ede, Apeldoorn en Breda, terwijl de score van Enschede en Almere tot de laagste behoren. Figuur 2.7: mate van aantrekkelijkheid per gemeente, 2002 (WMD)
Score op aanwezigheid en waardering zorgvoorziening ouderen per gemeente, 2002 <6 6 -< 7 7 -< 8 8 -< 9 >= 9
Bron: ABF Research
28
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
29
3 Toekomstige situatie 3.1
Inleiding
De huidige situatie op de woningmarkt is in beeld gebracht. De gebruikspercentages zijn bekend. Om nu tot de toekomstige vraag te komen, worden de gebruikspercentages vermenigvuldigd met de toekomstige bevolking. Dit levert de autonome groei van de vraag op. De trendmatige opgave van geschikte huisvesting omvat de huidige tekorten en de vraag die ontstaat als gevolg van de autonome groei. Vervolgens wordt ingegaan op de beleidsmatige opgave. Deze bestaat uit de trendmatige opgave en de vraag die ontstaat als gevolg van extramuralisering. Hierbij wordt rekening gehouden met de gedeeltelijke afbouw van intramurale capaciteit. Dit levert een extra vraag op naar geschikte huisvesting voor de in dit onderzoek onderscheiden doelgroepen.
3.2
Bevolki ngsontwikkeling
De verwachte ontwikkeling van de bevolking is berekend met behulp van het PRIMOS model (Tabel 3.1). De nationale uitkomsten zijn gebaseerd op de laatste verkenningen van het CBS. Tabel 3.1: stand (in dzd) en ontwikkeling (index) aantal inwoners per provincie, 2010 en 2015 (PRIMOS03) in duizenden Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland index (2003=100) Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
totaal
<55 jr
566 649 493 1129 2031 1197 2638 3524 381 2488 1145 426 16667
402 460 343 823 1456 894 1910 2567 260 1780 782 346 12022
100 102 102 103 103 104 102 102 101 103 100 120 103
55-75jr 55 jr eo 2010 (in dzd) 164 123 189 143 151 113 306 233 575 436 303 234 728 556 956 724 121 89 708 547 364 277 80 66 4645 3539
75 jr eo
totaal
<55 jr
41 46 38 73 139 69 173 233 32 161 87 15 1106
572 655 496 1151 2069 1225 2677 3578 381 2536 1147 469 16956
396 451 334 819 1440 891 1879 2540 252 1756 752 371 11883
104 109 112 110 115 105 106 104 107 122 118 114 110
101 102 103 105 105 107 104 104 101 105 100 132 105
index: 2003-2010 (2003=100) 95 112 115 97 113 114 98 113 113 99 113 113 99 116 117 101 116 119 98 115 118 99 113 116 96 111 112 99 118 117 94 115 114 117 137 143 99 115 117
55-75jr 55 jr eo 2015 (in dzd) 176 133 204 155 162 122 332 255 629 480 334 261 797 616 1038 797 129 95 780 601 394 300 98 83 5073 3899
75 jr eo
index: 2003-2015 (2003=100) 94 120 124 96 122 124 96 122 122 99 122 125 98 127 129 100 128 134 97 126 131 98 123 128 94 118 120 97 130 128 91 124 123 126 167 180 98 126 128
42 49 40 77 149 73 181 241 34 179 94 15 1175
107 116 119 115 124 111 111 108 112 136 128 120 117
30
In de periode 2003-2015 neemt de bevolking toe met 5%, ofwel met 754 duizend personen. Deze toename komt geheel voor rekening van de 55-plussers. Immers, zoals reeds eerder is opgemerkt zit de groei met name in de hoogste leeftijdsklassen. Het aantal 75-plussers neemt landelijk toe in deze periode met 17% en het aantal 55-plussers met 26%. Het effect van de naoorlogse geboortegolf wordt daarin goed zichtbaar. De provincies waar de stijging van het aantal 55-plussers het grootst zal zijn, zijn Flevoland (67%), Noord-Brabant (30%) en Utrecht (28%). Naar verwachting zal het aantal personen in de leeftijdscategorie 55 jaar en jonger voor alle provincies afnemen. Uitzonderingen zijn Utrecht (afname is 0%) en Flevoland met een groei in deze categorie van 26%. Figuur 3.1: aandeel inwoners van 55 jaar en ouder in 2003 en de groei van deze leeftijdscategorie in de periode 2003-2015 naar provincie (PRIMOS03)
35
Noord-Brabant groei 2003-2015 (%)
30 Utrecht Gelderland Noord-Holland 25
Limburg Zuid-Holland Overijssel
Drenthe
Friesland
20 Groningen
Zeeland
15 22
23
24
25
26
27
28
29
aandeel in 2003 (%)
Flevoland (17%, 67%) is niet weergegeven in de figuur
Figuur 3.1 geeft de stand en ontwikkeling van het aantal 55-plussers weer. Rechts in de figuur bevinden zich de provincies met meer ouderen in 2003 dan gemiddeld in Nederland (24.9%) en volgens verwachting kennen de provincies in de bovenste helft van de figuur een grotere groei van het aantal 55-plussers dan gemiddeld in Nederland (25.7%). Figuur 3.1 laat zien dat de provincies die het meest vergrijsd zijn een minder sterke toename kunnen verwachten. Omgekeerd is de verwachte toename in deze leeftijdscategorie het sterkst in de nog weinig vergrijsde provincies, met Flevoland als uitschieter. Flevoland is in deze figuur niet opgenomen; de coördinaten van deze provincie vallen buiten het bereik van de figuur.
3.3
Autono me groei en t rend matige opgave
De groei en ontwikkeling van de bevolking zorgt bij overig gelijkblijvende omstandigheden voor een autonome groei van de behoefte aan diverse typen geschikte huisvesting. Tabel 3.2 en Tabel 3.3 geven de autonome groei en de mede daaruit voortvloeiende trendmatige opgave van geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn weer. In de periode 2003-
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
31
2015 ontstaat er een behoefte aan geschikte huisvesting van 297 duizend woningen. Daarvan vallen 26 duizend woningen onder het verzorgd wonen. In Noord-Brabant (7 duizend) en Zuid-Holland (5 duizend) wordt in absolute zin de grootste toename van de behoefte aan verzorgd wonen verwacht. In relatieve zin is de toename het grootst in Flevoland (46%) door de instroom van de oudere bevolking en de leeftijdopbouw van de zittende bevolking. Hierbij wordt bekeken hoe groot de absolute toename is in relatie met het huidige aanbod. Ook in Noord-Brabant is de relatieve toename van het verzorgd wonen (42%) fors boven het landelijke gemiddelde (26%). Tabel 3.2: groei van de behoefte aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd) door autonome groei bevolking per provincie, 2003-2015
totaal geschikte woningen Groningen 5,2 Friesland 5,1 Drenthe 5,0 Overijssel 8,5 Gelderland 20,7 Utrecht 10,7 Noord-Holland 26,6 Zuid-Holland 30,2 Zeeland 2,1 Noord-Brabant 30,0 Limburg 10,5 Flevoland 7,5 totaal 162,0 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland totaal
10,7 9,6 8,3 16,0 37,4 20,9 49,7 56,4 4,1 52,5 18,0 12,9 296,6
verzorgd wonen 0,4 0,2 0,4 0,7 1,7 0,7 2,1 2,6 0,3 3,8 1,2 0,3 14,4 0,8 0,5 0,7 1,3 3,0 1,4 3,9 5,0 0,5 6,7 2,0 0,5 26,3
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 4,8 0,6 1,1 0,2 2,8 4,8 0,3 1,3 0,2 3,1 4,6 0,8 0,8 0,2 2,8 7,8 1,0 1,6 0,6 4,5 19,1 2,2 4,8 1,4 10,6 10,0 1,1 1,9 0,7 6,3 24,5 3,1 4,5 1,5 15,4 27,6 3,8 4,4 1,7 17,7 1,8 0,3 0,5 0,1 0,9 26,2 4,1 6,2 1,9 14,0 9,3 1,3 2,7 0,9 4,3 7,2 0,6 1,7 0,7 4,2 147,6 19,2 31,5 10,1 86,8 2003-2015 (in dzd) 9,9 1,1 2,2 0,4 6,2 9,2 0,7 2,4 0,4 5,7 7,6 1,3 1,4 0,3 4,6 14,7 2,0 3,1 1,1 8,6 34,4 4,1 8,5 2,3 19,4 19,5 2,2 3,7 1,2 12,3 45,8 5,8 8,3 2,4 29,3 51,4 7,6 8,5 2,8 32,5 3,6 0,5 1,0 0,2 1,9 45,7 7,4 10,7 3,1 24,5 16,0 2,2 4,7 1,5 7,6 12,4 1,1 3,0 1,2 7,1 270,3 36,1 57,6 16,9 159,7
De tekorten en de behoefte als gevolg van de autonome groei van de bevolking vormen samen de trendmatige opgave. Tabel 3.3 geeft een overzicht van deze opgave. In de periode 2003-2015 zal het aanbod van geschikte woningen met 338 duizend moeten toenemen door nieuwbouw, transformatie van de voorraad (door het creëren van zorgsteunpunten) of een optimalisering van de toewijzing. Van de 338 duizend woningen zijn er 297 duizend nodig om de autonome groei van de bevolking op te vangen en het restant is een gevolg van het wegwerken van de huidige tekorten (41 duizend). Van de trendmatige opgave neemt het verzorgd wonen 68 duizend woningen, ofwel 20%, voor zijn rekening. Hiervan zijn 26 duizend woningen nodig om de autonome groei van de bevolking op te vangen en 42 duizend woningen om het huidige tekort weg te werken.
32
De voorraad overige geschikte woningen zal volgens de trendmatige opgave moeten worden uitgebreid met 270 duizend woningen. Zoals we reeds eerder hebben laten zien, is per saldo het huidige tekort aan dit woningtype vrijwel nihil. De trendmatige opgave komt dus geheel voort uit de ontwikkeling van de bevolking, de autonome groei. Tabel 3.3: trendmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd) per provincie, 2003-2015
totaal geschikte woningen Groningen 3,2 Friesland 5,2 Drenthe 9,4 Overijssel 15,9 Gelderland 27,9 Utrecht 10,5 Noord-Holland 26,4 Zuid-Holland 32,0 Zeeland 3,9 Noord-Brabant 42,8 Limburg 18,4 Flevoland 7,8 totaal 203,5 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland totaal
3.4
verzorgd wonen 1,6 1,2 1,5 3,8 6,7 2,6 8,8 12,7 1,4 10,3 4,6 0,8 55,9
8,8 9,8 12,8 23,4 44,6 20,7 49,5 58,3 5,9 65,3 25,9 13,2 338,0
2,0 1,5 1,8 4,4 8,0 3,3 10,6 15,1 1,6 13,2 5,4 1,0 67,8
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 1,6 1,9 1,9 0,2 -2,4 4,0 2,0 1,6 0,2 0,3 7,9 2,9 3,0 0,2 1,8 12,1 6,0 6,7 0,6 -1,2 21,2 9,8 11,6 1,4 -1,7 7,8 4,6 4,0 0,7 -1,4 17,5 12,9 9,3 1,5 -6,1 19,4 17,9 11,9 1,7 -12,1 2,6 1,4 1,7 0,1 -0,7 32,5 11,8 15,4 1,9 3,5 13,8 4,9 6,4 0,9 1,6 7,0 1,6 1,4 0,7 3,3 147,5 77,7 75,0 10,1 -15,3 2003-2015 (in dzd) 6,7 2,4 3,0 0,4 1,0 8,3 2,4 2,7 0,3 2,9 11,0 3,5 3,6 0,3 3,6 19,1 6,9 8,2 1,1 2,9 36,5 11,7 15,4 2,3 7,1 17,4 5,8 5,8 1,2 4,6 38,8 15,6 13,1 2,4 7,7 43,3 21,7 16,0 2,8 2,7 4,3 1,7 2,2 0,2 0,3 52,0 15,0 20,0 3,1 13,9 20,5 5,8 8,4 1,5 4,8 12,2 2,1 2,8 1,2 6,2 270,2 94,7 101,1 16,9 57,6
Extra muralisering
3.4.1 Achtergro nd Langer zelfstandig wonen De tekorten en de behoefte aan geschikte woningen ten gevolge van de groei en ontwikkeling van de bevolking is nu bekend. Vanuit de gedachte dat mensen langer zelfstandig willen blijven wonen is bij het Ministerie van VWS het beleid van extramuralisering ingezet. Hierbij wordt rekening gehouden met de afname van het aantal plaatsen in onder andere verzorgingshuizen en andere instellingen. Het gevolg van deze afname is een extra groei van de vraag naar met name verzorgd wonen en in mindere mate wonen met diensten. Extramuralisering kent twee componenten. Ten eerste is de groei van de vraag naar de intramurale capaciteit door de ontwikkeling van de bevolking van belang. Door uit te gaan van een constante capaciteit kan berekend worden hoeveel personen die nu extramuraal wonen
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
33
een beroep gaan doen, indien het gebruikspercentage gelijk blijft. Ten tweede moet er rekening gehouden worden met de afbouw van intramurale capaciteit. Kwalitatieve inhaalslag Ongeveer driekwart van de verzorgingshuizen voldoet eigenlijk niet meer aan de hedendaagse wooneisen. De bewoner van een verzorgingshuis beschikt gemiddeld genomen over een appartement van 27 m2 (als zitslaapkamer inclusief kitchenette en kleine natte cel) terwijl de nieuwbouwnorm nu al op 45 m2 ligt en een zelfstandige seniorenwoning minimaal 70 m2 beslaat. Het is zelfs de vraag of met de huidige norm van 45 m2 voldoende toekomstwaarde wordt geboden. Om de bestaande wooneenheden in de verzorgingshuizen op het niveau van de huidige norm te brengen is een enorme investering nodig. Economisch en maatschappelijk bezien valt een dergelijke investering niet goed te verdedigen. De totale investering staat gelijk aan de nieuwbouwkosten van een groot aantal woningen in woonzorgcomplexen die veel meer woonkwaliteit bieden. Het ligt voor de hand de noodzakelijke verruiming van het aanbod samen te laten gaan met de gewenste kwaliteitsverbetering en met meer diversiteit in het aanbod. Aan de hand van het zogeheten door het Bouwcollege opgedragen PIV-onderzoek uit 1999 zijn de verzorgingshuizen gerangschikt naar hun score in functionele en bouwkundige kwaliteit. Intussen kan een deel van deze huizen al verdwenen zijn of zijn herontwikkeld. Huizen waarvan dit bekend was zijn buiten het onderzoek gebleven, evenals vanzelfsprekend de huizen die nadien gebouwd zijn. 3.4.2 Effecten extramuralisering verzorg ing shuizen Als gevolg van extramuralisering kunnen tot 2010 zo’n 40 duizend plaatsen in verzorgingshuizen vervallen (informatie VWS). Deze plaatsen moeten extramuraal worden opgevangen door zelfstandige en goed toegankelijke huisvesting. Figuur 3.2: extra woningbehoefte als gevolg van extramuralisering van verzorgingshuizen, 2003-2015 10000
8000
03-10
7000
03-15
6000 5000 4000 3000 2000 1000 Flevoland
Limburg
NoordBrabant
Zeeland
Zuid-Holland
NoordHolland
Utrecht
Gelderland
Overijssel
Drenthe
Friesland
0 Groningen
woningen
9000
34
De verwachting is dat de afbouw van plaatsen tot 2010 duurt. Tot 2010 bestaan de effecten van extramuralisering dus uit een groei van de woningbehoefte door de afbouw van capaciteit en de groei van de vraag naar intramurale capaciteit door de bevolkingsontwikkeling (die extramuraal moet worden opgevangen). Figuur 3.2 laat zien dat de extramuralisering beduidend minder is na 2010. De afbouw van plaatsen is dan afgerond en alleen de extramurale groei (als gevolg van de bevolkingsontwikkeling), zoals hierboven uitgelegd zorgt nog voor extra woningbehoefte. Er zal ten gevolge van de extramuralisering een extra woningbehoefte tot 2015 ontstaan van 48 duizend woningen, waarvan een ruimte 9 duizend in Noord-Brabant en bijna 8 duizend in ZuidHolland. 3.4.3 Effecten extramuralisering gehandicapt ensector en GGZ De genoemde effecten van extramuralisering met betrekking tot de gehandicapten en de GGZ-cliënten zijn afkomstig van het Ministerie van VWS. In de gehandicaptensector komen er tot 2010 in totaal 3500 woningen bij door de effecten van extramuralisering en in de GGZ 5 duizend woningen. De regionale verdeling vindt plaats op basis van de kenmerken van de doelgroepen. Het resultaat staat in de onderstaande figuur. Figuur 3.3: extra woningbehoefte als gevolg van extramuralisering in gehandicaptensector en GGZ, 20032010 1200 Gehandicaptensector
1000
GGZ
woningen
800 600 400 200
Flevoland
Limburg
NoordBrabant
Zeeland
Zuid-Holland
NoordHolland
Utrecht
Gelderland
Overijssel
Drenthe
Friesland
Groningen
0
Ook voor deze sectoren blijkt de extra vraag ten gevolgen van van extramuralisering het grootst te zijn in de provincie Zuid-Holland. De effecten zijn niet zo groot in de drie noordelijke provincies, Zeeland en Flevoland.
3.5
Beleidsmatige opgave
De trendmatige opgave en de opgave als gevolg van extramuralisering zijn nu bekend. Samen vormen ze de beleidsmatige opgave. De extra woningbehoefte die ontstaat door de
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
35
effecten van extramuralisering vindt niet voor elke sector op deze zelfde wijze zijn weerslag in de beleidsmatige opgave. In het eerste deel van deze paragraaf wordt de beleidsmatige opgave getoond zonder de extra woningbehoefte die ontstaat door de gevolgen van extramuralisering in de gehandicaptensector en GGZ. Dat wil zeggen, alleen de effecten van de extramuralisering van de verzorgingshuizen is hier meegenomen. Daarna wordt de beleidsmatige opgave gepresenteerd waarbij de gevolgen van extramuralisering in de gehandicaptensector en de GGZ ook zijn verwerkt. 3.5.1 Exclusief effecten extramura liser ing ge handicaptensector en GGZ We hebben gezien dat er de extramuralisering van de verzorgingshuizen tot 2015 een extra woningbehoefte veroorzaakt van ruim 48 duizend woningen. Deze woningen worden opgeteld bij de reeds berekende trendmatige opgave. Daarbij wordt 80% van de extra woningbehoefte gerekend tot het verzorgd wonen en 20% wordt toegevoegd aan de overige geschikte woningen, i.c. wonen met diensten. De extramuralisering van de verzorgingshuizen heeft geen effect op de overige ouderenwoningen, de ingrijpend aangepaste woningen en de overige nultredenwoningen, zodat de beleidsmatige opgave voor deze drie categorieën gelijk is aan de trendmatige opgave. Tabel 3.4 geeft het overzicht. Tabel 3.4: beleidsmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd), exclusief de effecten van extramuralisering gehandicaptensector en GGZ, per provincie, 2003-2015
totaal geschikte woningen Groningen 4,9 Friesland 7,0 Drenthe 11,0 Overijssel 18,7 Gelderland 33,7 Utrecht 12,7 Noord-Holland 32,7 Zuid-Holland 39,4 Zeeland 5,2 Noord-Brabant 50,4 Limburg 22,3 Flevoland 8,3 Nederland 246,3 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
10,5 11,7 14,5 26,5 51,3 23,1 56,3 66,0 7,3 74,7 30,6 13,9 386,4
verzorgd wonen 2,9 2,6 2,7 6,0 11,3 4,4 13,9 18,6 2,4 16,4 7,7 1,2 90,2 3,4 3,0 3,2 6,8 13,4 5,2 16,1 21,2 2,7 20,8 9,1 1,5 106,5
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 1,9 2,2 1,9 0,2 -2,4 4,4 2,3 1,6 0,2 0,3 8,2 3,3 3,0 0,2 1,8 12,7 6,5 6,7 0,6 -1,2 22,4 11,0 11,6 1,4 -1,7 8,3 5,1 4,0 0,7 -1,4 18,8 14,1 9,3 1,5 -6,1 20,9 19,4 11,9 1,7 -12,1 2,8 1,7 1,7 0,1 -0,7 34,0 13,3 15,4 1,9 3,5 14,6 5,7 6,4 0,9 1,6 7,1 1,7 1,4 0,7 3,3 156,1 86,3 75,0 10,1 -15,3 2003-2015 (in dzd) 7,1 2,8 3,0 0,4 1,0 8,7 2,8 2,7 0,3 2,9 11,3 3,8 3,6 0,3 3,6 19,7 7,5 8,2 1,1 2,9 37,9 13,0 15,4 2,3 7,1 17,8 6,2 5,8 1,2 4,6 40,2 16,9 13,1 2,4 7,7 44,8 23,3 16,0 2,8 2,7 4,6 2,0 2,2 0,2 0,3 53,9 16,9 20,0 3,1 13,9 21,5 6,8 8,4 1,5 4,8 12,4 2,2 2,8 1,2 6,2 279,9 104,3 101,1 16,9 57,6
Volgens beleidsmatige opgave is er in de periode 2003-2015 naar schatting behoefte aan 386 duizend geschikte woningen voor wonen met zorg en welzijn, waarvan er ruim 106
36
duizend vallen onder het verzorgd wonen en 280 duizend onder de overige geschikte woningen. 3.5.2 Inc lusief ef fecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ De beleidsmatige opgave moet nog worden vermeerderd met de extra woningbehoefte die ontstaat als gevolg van de extramuralisering in de gehandicaptensector en de GGZ. Verwacht wordt dat de personen die onder een van deze categoriëen vallen, behoefte zullen hebben aan de nodige voorzieningen bij hun woning, inclusief de mogelijkheid tot verpleging of verzorging. De extra woningbehoefte zal dan waarschijnlijk neerslaan in de vorm van verzorgd wonen. Echter, volgens de definities (zie paragraaf 1.5) is er bij verzorgd wonen altijd sprake van een ouderenwoning. Voor de extra vraag als gevolg van de extramuralisering bij bovengenoemde sectoren wordt hierop een uitzondering gemaakt. Bovendien hoeven woningen voor GGZ-cliënten niet per definitie nultredenwoningen te zijn. Tabel 3.5: beleidsmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd), inclusief de effecten van extramuralisering gehandicaptensector en GGZ, per provincie, 2003-2015 2003-2010 (in dzd) totaal overige geschikte verzorgd geschikte woningen wonen woningen Groningen 5,2 3,2 1,9 Friesland 7,3 2,9 4,4 Drenthe 11,2 3,0 8,2 Overijssel 19,2 6,6 12,7 Gelderland 34,7 12,4 22,4 Utrecht 13,3 5,0 8,3 Noord-Holland 34,1 15,3 18,8 Zuid-Holland 41,2 20,4 20,9 Zeeland 5,4 2,6 2,8 Noord-Brabant 51,7 17,6 34,0 Limburg 22,9 8,3 14,6 Flevoland 8,6 1,4 7,1 Nederland 254,8 98,7 156,1 * ook voor gehandicapten en GGZ-cliënten
2003-2015 (in dzd) totaal overige geschikte verzorgd geschikte woningen wonen woningen 10,7 3,7 7,1 12,1 3,4 8,7 14,7 3,4 11,3 27,1 7,4 19,7 52,3 14,4 37,9 23,7 5,8 17,8 57,7 17,5 40,2 67,8 23,0 44,8 7,5 2,9 4,6 76,0 22,1 53,9 31,2 9,7 21,5 14,1 1,7 12,4 394,9 115,0 279,9
Tabel 3.5 laat de totale beleidsmatige opgave zien. Tot 2015 zullen er 395 duizend woningen aan de voorraad moeten worden toegevoegd die geschikt zijn voor wonen met zorg en welzijn. Het aandeel overige geschikte woningen in deze opgave bedraagt dan 61% en 39% komt dan voor rekening van het verzorgd wonen. Figuur 3.4 geeft het aanbod van verzorgd wonen weer in relatie tot de totale geschikte woningvoorraad in combinatie met de beleidsmatige opgave voor verzorgd wonen die gerelateerd is aan het aanbod van verzorgd wonen. Het relatieve aanbod aan verzorgd wonen bedraagt gemiddeld in Nederland 5.7% van alle geschikte huisvesting. Gemiddeld zal de voorraad verzorgd wonen in de periode 2003-2015 met 114% moeten toenemen. Met andere woorden, de woningvoorraad in dit segment zal in ieder geval moeten verdubbelen. Men zal verwachten dat de provincies met een relatief groot aanbod aan verzorgd wonen een minder grote opgave te wachten staat. Dat geldt niet voor alle provincies. Friesland en Utrecht kennen in 2002 een relatief gering aanbod aan verzorgd wonen en de beleidsmatige opgave is ook minder dan gemiddeld in Nederland. Daar tegenover staan Limburg en Noord-
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
37
Brabant met een relatief groot aanbod aan verzorgd wonen en een meer dan gemiddelde opgave. Figuur 3.4: relatief aanbod (2002) en beleidsmatige opgave verzorgd wonen (2003-2015), per provincie (in %) 160
relatieve beleidsmatige opgave (%)
Flevoland Limburg
Gelderland
140
Noord-Brabant
Noord-Holland Drenthe
120
Zeeland
Overijssel 100 Friesland
Utrecht Zuid-Holland
80
Groningen
60 4,0
4,5
5,0
5,5 relatief aanbod (%)
*ook voor gehandicapten en GGZ-cliënten
6,0
6,5
7,0
38
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
39
4 Samenvatting en conclusies 4.1
Inleiding
Begin 2003 is voor het Ministerie van VROM de opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn in kaart gebracht. Inmiddels is er nieuwe informatie ter beschikking gekomen uit het WoningBehoefte Onderzoek van 2002 (WBO2002) en de Woonmilieudatabase (WMD2002). In deze rapportage is op basis van deze nieuwe informatie in kaart gebracht hoe groot de huidige tekorten zijn en hoe de vraag zich in de toekomst zal ontwikkelen door de vergrijzing en de effecten van extramuralisering. De doelgroepen van deze studie betreffen ouderen en gehandicapten die behoefte hebben aan een geschikte woning voor wonen met zorg en welzijn.
4.2
Definities
Aan de hand van de karakteristieken van diverse soorten ouderen- en niet-ouderenwoningen uit het WBO2002 is een indeling gemaakt van wonen met zorg en welzijn. Ouderenwoningen: • Verzorgd wonen: ouderenwoning met de mogelijkheid tot verpleging en verzorging vanuit een nabij gelegen steunpunt • Wonen met diensten: ouderenwoning met de mogelijkheid tot diensten vanuit nabij gelegen steunpunt • Overige ouderenwoning: ouderenwoningen zonder enige zorginfrastructuur Niet-ouderenwoningen: • Ingrijpend aangepaste woning: niet-ouderenwoning die ingrijpend is aangepast • Overige nultredenwoning: niet-ouderenwoning die niet ingrijpend is aangepast, maar die wel in- en extern toegankelijk is. Voor de opgave hanteren VROM en VWS een meer grofmaziger indeling, waarbij zowel fysieke kenmerken van de woning, de nabijheid van zorgvoorzieningen (incl. diensten) met de mogelijkheid tot het verkrijgen van zorg op afroep, belangrijke definiërende elementen vormen: 1. Verzorgd wonen; betreft nultredenwoningen, waarbij (de mogelijkheid tot het verkrijgen van) extramurale verzorging, verpleging en begeleiding én hotel- en welzijnsdiensten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het geboden arrangement. Zorg is op afroep mogelijk. Extra ruimte in de woning voor verzorging en de fysieke nabijheid van zorgvoorzieningen en diensten (al dan niet binnen het complex) zijn specifieke kenmerken van deze vorm van wonen. Niet zelden gaat het om geclusterde vormen van wonen. Voorbeelden van verzorgd wonen zijn woonzorgcomplexen, aanleunwoningen en ADL-clusters. 2. Gewone nultredenwoningen; betreft een woning die zonder trappen van buitenaf bereikbaar is en waarbij de zogenaamde ‘ primaire ruimte’ (de keuken, het sanitair,
40
de woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden. Drempels in de woning zijn laag of ontbreken. Voor de opgave wat betreft de WBO-categorieën ‘wonen met diensten’, ‘overige ouderenwoningen’, ‘ingrijpende aangepaste woningen’ en ‘overige nultredenwoningen’ vallen in de voor VROM en VWS gehanteerde tweedeling onder ‘overige geschikte woningen voor wonen met zorg en welzijn’.
4.3
Aa npak
Huidig tekort De opgave bestaat uit drie elementen. Het eerste deel van de opgave komt voort uit de huidige tekorten of overschotten op de woningmarkt. Via het WBO kunnen deze (opnieuw) worden vastgesteld. Als het huidige en gewenste woningaanbod bekend is, kan de spanning voor de diverse relevante woningtypen worden bepaald. Autonome groei Het tweede deel bestaat uit de autonome groei. Om deze vast te stellen is er een relatie gelegd tussen de huishoudkenmerken en de vraag naar wonen met zorg en welzijn. Hierbij is onderscheid gemaakt in de determinanten leeftijd, geslacht, huishoudtypen en opleiding. De mix van deze determinanten levert een groot aantal bevolkingscategorieën op. Aan elk van deze categorieën wordt een gebruikspercentage toegekend. Dit percentage geeft weer hoe veel een bepaalde bevolkingscategorie van een bepaald woningtype ‘gebruik’ maakt. Door het ‘gebruik’ per woningtype te vermenigvuldigen met de toekomstige bevolking kan het toekomstig gebruik worden vastgesteld. Dit wordt ook wel de autonome groei genoemd. De tekorten/overschotten van de huidige situatie plus de autonome groei levert de trendmatige groei. Extramuralisering Het derde element komt voort uit de extra vraag naar wonen en zorg die ontstaat als een effect van de extramuralisering. Dat is het bestaande beleid van het Ministerie van VWS bij verzorgingshuizen, de gehandicaptenzorg en de GGZ. De opgave voor wonen met zorg en welzijn bestaat uit de trendmatige opgave plus de extra vraag die ontstaat als gevolg van extramuralisering. Dit wordt de beleidsmatige opgave genoemd.
4.4
Resultaten
4.4.1 Hu id ige situat ie Kwart Nederlandse bevolking is 55 jaar of ouder Nederland telt in 2003 16.2 miljoen inwoners waarvan een kwart 55 jaar of ouder is en 6% is 75 jaar of ouder. Er zijn verschillen per provincie. Flevoland heeft de jongste bevolking; het aandeel van de bevolking dat jonger is dan 55 jaar bedraagt 83%. Zeeland, Limburg en Drenthe kennen een relatief oude bevolking. Vrouwen worden ouder dan mannen; daardoor is het aandeel vrouwelijke alleenstaanden van 75 jaar en ouder hoog. Niet minder dan 81% van alle alleenstaanden boven de 75 is vrouw. Deze bevolkingsgroep vraagt vaker om verzorgd wonen of wonen met diensten dan mannelijke alleenstaanden.
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
41
Het aandeel laag opgeleiden bedraagt in Nederland 36%, bij de hogere leeftijdscategorieën is dit aandeel zo’n 20 tot 30 procentpunten groter. Het besteedbare gemiddelde jaarinkomen van 55-plussers komt overeen met 24 duizend euro. De verschillen per provincie zijn aanzienlijk. Eén op de 10 huishoudens van 75 jaar en ouder valt in de beperkingmaat 4. Dit wil zeggen dat de algemene gezondheid te wensen overlaat en men last heeft van langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps. Het blijkt nu dat mensen met een lagere opleiding, een lager inkomen en een hoger beperkingenmaat vaker op zoek zijn naar woningen die vallen in de categorie verzorgd wonen en wonen met diensten. Vooral tekort aan verzorgd wonen (41% ten opzichte van huidige voorraad) Het aanbod in 2002 aan geschikte woningen voor de doelgroepen bedraagt 1.8 miljoen en dat is 26% van de totale voorraad aan zelfstandige woningen en wooneenheden (Tabel 4.1). Het verzorgd wonen telt 101 duizend woningen, ofwel 6% van het totale aantal geschikte woningen. Het tekort voor deze woningtypen bedraagt 42 duizend woningen en dat komt overeen met 41% van de voorraad in dit segment. Tabel 4.1: overzicht huidige (2002) en verwachte situatie (2003-2015) voor wonen met zorg en welzijn (in dzd), Nederland soorten overige geschikte woningen: overige overige overige wonen met oudereningrijpend nultredendiensten woning aangepast woning
totaal geschikte woningen
verzorgd wonen
overige geschikte woningen
1824 1782 41 100 2
143 101 42 6 41
1681 1681 0 94 0
199 141 59 8 42
300 256 44 14 17
91 91 0 5 0
1091 1193 -102 67 -9
162 203 43 246 11 14
14 56 34 90 55 89
148 148 9 156 9 9
19 78 9 86 55 61
31 75 0 75 29 29
10 10 0 10 11 11
87 -15 0 -15 -1 -1
297 338 48 386 19 22
26 68 39 107 67 105
270 270 10 280 16 17
36 95 10 104 67 74
58 101 0 101 39 39
17 17 0 17 19 19
160 58 0 58 5 5
Inclusief extramuralisering gehandicaptensector en GGZ beleidsmatige opgave 2003-2010 (in dzd) 255 beleidsmatige opgave, als % van aanbod 14 beleidsmatige opgave 2003-2015 (in dzd) 395 beleidsmatige opgave, als % van aanbod 22 * ook gehandicapten en GGZ-cliënten
* 99 98 115 114
156 9 280 17
2002 behoefte (in dzd) aanbod (in dzd) tekort (in dzd) aanbod, als % van totaal tekort, als % van aanbod 2003-2010 vraag door autonome groei (in dzd) trendmatige opgave (in dzd) vraag door extramuralisering (in dzd) beleidsmatige opgave (in dzd) trendmatige opgave, als % van aanbod beleidsmatige opgave, als % van aanbod 2003-2015 vraag door autonome groei (in dzd) trendmatige opgave (in dzd) vraag door extramuralisering (in dzd) beleidsmatige opgave (in dzd) trendmatige opgave, als % van aanbod beleidsmatige opgave, als % van aanbod
Ook de andere soorten ouderenwoningen kennen tekorten. Het gaat om 58 duizend bij wonen met diensten (ook 41% tov bestaande voorraad) en 44 duizend bij de overige ouderenwoningen (17% tov bestaande voorraad). Tegenover deze tekorten staat ook een overschot. Als alle woonwensen worden gehonoreerd, dan is er een overschot aan overige nultredenwoningen van ongeveer 100 duizend. Het gaat meestal om flats en andere meergezinswoningen waarvan de bewoner een eengezinswoning zoekt. Als we tekorten en overschotten tegen elkaar wegstrepen en dus geen rekening houden met verschillen in type dan resteert er een tekort van 41.4 duizend woningen. Salderen we het tekort van alle
42
overige geschikte woningen, dan is dit gelijk aan nul. Dat wil zeggen, dat er ten aanzien van de ouderenhuisvesting een kwantitatief en een kwalitatief probeem is. Er zijn per saldo te weinig voor ouderen geschikte woningen en de huidige voorraad voldoet maar ten dele. Met name woningen met (zorg-)diensten worden gevraagd. Naast het aanbod van woningen is ook het aanbod van aantrekkelijke wijken voor wonen met zorg en welzijn van belang. Of een wijk al dan niet aantrekkelijk is, hangt af van de aanwezigheid van care-, cure- en welzijnsvoorzieningen, de kwaliteit van de omgeving en de waardering van de omgeving door ouderen. Het blijkt dat 14% van de wijken in Nederland als aantrekkelijk kunnen worden beschouwd voor wonen met zorg en welzijn. Van alle aantrekkelijke wijken heeft ruim de helft een Centrum Dorps woonmilieu. Redenen voor dit hoge aandeel zijn de aanwezigheid van voorzieningen, de redelijke bereikbaarheid, de groene omgeving en de als prettig ervaren leefgemeenschap. De gebieden blijken een potentieel aanbod aan geschikte woningen voor wonen met zorg en welzijn te bezitten. De opgave zou in deze wijken gericht moeten zijn op de aanpassing van de woningvoorraad. Weinig aantrekkelijk voor wonen met zorg en welzijn zijn de wijken in de Buiten Centrum gebieden. Vaak hebben deze wijken een laag (zorg-)voorzieningenniveau en wordt de omgeving niet goed gewaardeerd. Veelal zit in dit type wijk wel het juiste woningaanbod. Transformatie van de woonomgeving kan dan een oplossing bieden om aan de opgave te kunnen voldoen. 4.4.2 T oekomst ige sit uatie Bevolkingsontwikkeling: vergrijzing neemt toe De bevolking van Nederland neemt toe met 5% in de periode 2003-2015 tot bijna 17 miljoen mensen. De vergrijzing wordt de komende jaren steeds sterker. Dat blijkt uit het feit dat het aantal personen tot 55 jaar licht zal dalen terwijl er 1 miljoen mensen bijkomen van 55 jaar en ouder. Deze groep neemt in dezelfde periode met 26% toe. De groei is het grootst voor de leeftijdscategorie 55 tot 75 jarigen. In alle provicies is sprake van vergrijzing. De groei van het aantal ouderen (55-plus) is in alle provincies groter dan de groei het aantal jongeren. Er zijn echter wel verschillen. In de provincies Utrecht en Flevoland wordt nog geen daling van de omvang van de groep 55-min verwacht. Deze provincies profiteren van de instroom van elders. Verder zien we dat in procincies waar de vergrijzing al sterk is (bijvoorbeeld Zeeland) de verwachte toename van het aantal ouderen minder is. Trendmatige opgave: 338 duizend woningen De vergrijzing betekent dat de vraag naar geschikte huisvesting in de komende jaren gaat toenemen. In de periode 2003-2015 zal de autonome vraag naar wonen met zorg en welzijn 286 duizend woningen bedragen (Tabel 4.1). De trendmatige opgave, die bestaat uit het huidige tekort en de autonome vraag, bedraagt naar schatting 338 duizend woningen en dat is 19% van het huidige aanbod. Voor het verzorgd wonen geldt dat de trendmatige opgave 68 duizend woningen bedraagt (67% van het aanbod). De trendmatige opgave voor de overige geschikte woningen is naar verwachting 270 woningen (16% van het aanbod).
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN
43
Extramuralisering: extra vraag naar 57 duizend woningen De toekomstige vraag naar geschikte huisvesting wonen met zorg en welzijn bestaat niet alleen uit de trendmatige opgave, maar ook uit de extra vraag die ontstaat als gevolg van de extramuralisering bij verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg en GGZ. De extramuralisering bij de verzorgingshuizen levert een extra vraag op van 48 duizend woningen en 80% van deze vraag zal moeten worden opgevangen door het verzorgd wonen (39 duizend woningen). De overige 20% vallen onder wonen met diensten (10 duizend woningen). Voor de gehandicaptenzorg en de GGZ geldt dat de extramuralisering een extra vraag van 8500 woningen in het verzorgd wonen oplevert. Beleidsmatige opgave: 395 duizend woningen De totale toekomstige opgave kan nu worden bepaald door bij de trendmatige opgave de effecten van extramuralisering op te tellen. De beleidsmatige opgave bestaat uit het toevoegen aan de woningvoorraad van 395 duizend geschikte woningen voor wonen met zorg en welzijn in de periode 2003-2015. Dit is een toename van 22% ten opzichte van het huidige aanbod. De opgave is in relatieve zin het grootst voor de voorraad verzorgd wonen die, ten opzichte van het aanbod in 2002, met 114% moet groeien. Met ander woorden, de voorraad verzorgd wonen zal met 115 duizend woningen moet toenemen zodat de huidige tekorten in dit segment kunnen worden weggewerkt, om aan de vraag als gevolg van de groei van de bevolking te kunnen voldoen en de effecten van extramuralisering te kunnen opvangen. De gecombineerde effecten van tekort, autonome groei en extramuralisering zijn ook per provincie en per regio bepaald. De opgave is in alle provincies groot, maar door een combinatie van factoren is deze vooral groot in Flevoland, Gelderland, Limburg en NoordBrabant. Goede doorstroming punt van zorg De opgave ontstaat door tekort, autonome groei en het effect van extramuralisering op te tellen en is gebaseerd op de veronderstelling dat er sprake is van een redelijk functionerende doorstroming. Aan de opgave kan niet alleen worden voldaan door toevoeging aan de voorraad maar ook via een betere woonruimteverdeling zal een bijdrage geleverd moeten worden aan de voorziening aan ouderenhuisvesting. De analyses lieten zien dat de woonruimteverdeling minder efficient is geworden. Ondanks een behoorlijke toevoeging van woningen in het segment van ouderenhuisvesting zijn de tekorten de laatste jaren niet gedaald. De toewijzing van woningen zal dus scherper moeten worden.
Bijlage
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
I
1 Huidige situatie per provincie Tabel 1.a: karakteristieken ouderenwoningen (in dzd en %) per provincie, 2002 (WBO2002) 75 jaar en ouder Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland totaal
(dzd) 11 11 9 17 26 14 33 55 6 33 13 4 233
(%) 49 46 55 47 45 42 50 50 46 44 39 43 47
alleenstaanden (dzd) 15 15 10 23 36 20 45 74 7 43 23 5 316
(%) 65 67 62 63 61 61 68 67 56 57 65 57 63
huur (dzd) 20 19 12 31 48 26 59 99 10 61 28 7 420
(%) 86 82 77 83 82 77 89 90 79 82 81 83 84
kleine toegankelijke woning aangepaste woning mrgez.woning (%) (%) (%) (dzd) (dzd) (dzd) 47 73 50 10 17 12 42 79 47 10 18 11 42 80 49 7 13 8 55 75 54 20 28 20 48 82 56 28 48 33 70 78 49 23 26 16 68 74 52 43 49 34 75 78 50 81 86 55 54 76 54 7 10 7 49 83 59 36 62 44 52 71 51 18 25 18 48 79 47 4 7 4 286 59 388 78 262 53
Tabel 1.b: overzicht ouderenwoningen: gemiddelde huur per maand (gecorrigeerd voor IHS), gemiddelde oppervlakte en gemiddelde huur per oppervlakte per provincie, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland totaal
Gemiddelde huur (euro) overige verzorgd wonen met ouderenwonen diensten woning 376 430 373 395 427 319 425 349 338 503 363 378 415 400 360 385 402 397 399 377 356 426 429 380 376 414 363 457 393 354 420 394 365 407 409 385 423 401 365
Gem. oppervlakte (m2) overige verzorgd wonen met ouderenwonen diensten woning 55 74 78 62 81 73 62 75 73 62 72 80 69 78 73 75 71 77 67 70 70 69 68 71 65 71 62 69 77 75 61 75 75 75 82 74 67 73 74
Gem. huur/opp (euro/m2) overige verzorgd wonen met ouderenwonen diensten woning 6,9 5,8 4,8 6,4 5,3 4,4 6,8 4,7 4,6 8,1 5,0 4,7 6,0 5,1 4,9 5,1 5,6 5,1 5,9 5,4 5,1 6,1 6,3 5,3 5,8 5,8 5,9 6,6 5,1 4,7 6,9 5,3 4,8 5,5 5,0 5,2 6,3 5,5 5,0
II
Tabel 1.c: tekort aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd en % tov aanbod) per provincie, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
totaal geschikte woningen -2,0 0,2 4,5 7,4 7,2 -0,3 -0,2 1,9 1,8 12,8 7,8 0,3 41,4
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
-2 0 7 6 4 0 0 0 5 5 7 1 2
tekort in dzd woningen soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige verzorgd geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwonen woningen diensten woning woning woning 1,2 -3,1 1,3 0,8 0,0 -5,2 1,0 -0,8 1,7 0,3 0,0 -2,8 1,1 3,4 2,2 2,2 0,0 -1,0 3,0 4,4 4,9 5,1 0,0 -5,7 5,1 2,1 7,6 6,9 0,0 -12,3 1,9 -2,1 3,5 2,1 0,0 -7,8 6,7 -7,0 9,8 4,8 0,0 -21,5 10,1 -8,2 14,2 7,4 0,0 -29,8 1,1 0,7 1,1 1,2 0,0 -1,6 6,5 6,3 7,6 9,2 0,0 -10,6 3,3 4,5 3,6 3,7 0,0 -2,8 0,5 -0,2 1,0 -0,2 0,0 -0,9 41,5 -0,1 58,5 43,5 0,0 -102,1 tekort als percentage van het aanbod per segment 23 -4 23 6 0 -9 27 -1 27 2 0 -6 41 6 41 27 0 -2 45 4 43 27 0 -8 53 1 51 20 0 -9 27 -2 36 13 0 -10 49 -2 50 15 0 -10 38 -2 39 16 0 -11 41 2 41 16 0 -7 41 3 39 23 0 -7 52 4 52 17 0 -4 47 -1 47 -4 0 -6 41 0 42 17 0 -9
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
III
2 Gebiedsindelingen Figuur 2.a: ligging ISV-regio’s
1 2
3 10 4 20 11 10 12
6 8
5
9
13
7
14 15 17 16 18
19
ISV-regio's 1 Groningen stad 2 Leeuwarden e.o. 3 Emmen 4 Zwolle 5 Stedendriehoek 6 Twente 7 KAN 8 Amersfoort e.o. 9 BRU 10 Noord-Holland, regio 11 ROA 12 Leiden e.o. 13 Haaglanden 14 SRR 15 Drechtsteden 16 Vlissingen/Middelburg 17 Noord-Brabant, regio 18 SRE 19 Limburg, regio 20 Flevoland 21 Overige regio's
IV
Tabel 2.a: ISV-regio’s met gemeenten (indeling 2003), regio 1 tot en met 11 ISVNR ISVNAAM 1 Groningen stad 2 Leeuwarden e.o.
3 4 5
Emmen Zwolle Stedendriehoek
6
Twente
7
KAN
8
Amersfoort e.o.
gemeente(n) Groningen Boarnsterhim Leeuwarden Leeuwarderadeel Menaldumadeel Tytsjerksteradiel Littenseradiel Emmen Zwolle Deventer Apeldoorn Voorst Zutphen Dinkelland Haaksbergen Hellendoorn Losser Oldenzaal Rijssen Tubbergen Twenterand Hof van Twente Almelo Borne Enschede Hengelo (Ov) Wierden Rijnwaarden Angerlo Didam Doesburg Groesbeek Millingen aan de Rijn Renkum Rheden Rozendaal Ubbergen Zevenaar Arnhem Lingewaard Beuningen Duiven Heumen Nijmegen Westervoort Wijchen Overbetuwe Amersfoort Baarn Bunschoten Eemnes Leusden Soest Woudenberg
ISVNR ISVNAAM 9 BRU
10
N-Holland, regio
11
ROA
gemeente(n) Abcoude Amerongen Breukelen Bunnik Doorn Driebergen-Rijsenburg Leersum Loenen Lopik Maarn Montfoort Wijk bij Duurstede Zeist Oudewater Woerden De Ronde Venen De Bilt Houten Maarssen Utrecht IJsselstein Nieuwegein Blaricum Bussum Hilversum Huizen Laren Muiden Naarden Weesp Bennebroek Bloemendaal Haarlem Haarlemmerliede Heemstede Zandvoort Beverwijk Castricum Heemskerk Uitgeest Velsen Alkmaar Graft-De Rijp Bergen (NH) Heerhugowaard Heiloo Langedijk Schermer Wijdemeren Aalsmeer Amstelveen Amsterdam Beemster Diemen Edam-Volendam Haarlemmermeer Landsmeer Oostzaan Ouder-Amstel Purmerend Uithoorn Zeevang Zaanstad Waterland Wormerland
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
Tabel 2.b: ISV-regio’s met gemeenten (indeling 2003), regio 12 tot en met 20 ISVNR ISVNAAM 12 Leiden e.o.
13
14
Haaglanden
SRR
gemeente(n) Hillegom Katwijk Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Rijnsburg Sassenheim Valkenburg Voorhout Warmond Alkemade Leiden Leiderdorp Oegstgeest Voorschoten Zoeterwoude s-Gravenzande De Lier Maasland Monster Naaldwijk Schipluiden Wateringen Delft Den Haag Rijswijk Wassenaar Zoetermeer Leidschendam-Voorburg Pijnacker-Nootdorp Barendrecht Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Bleiswijk Brielle Capelle a/d IJssel Hellevoetsluis Krimpen a/d IJssel Maassluis Bernisse Ridderkerk Rotterdam Rozenburg Schiedam Spijkenisse Albrandswaard Westvoorne Vlaardingen
ISVNR ISVNAAM 15 Drechtsteden
16
Vliss/Middelburg
17
N-Brabant, regio
18
SRE
19
Limburg, regio
20
Flevoland
gemeente(n) Nieuw-Lekkerland Graafstroom Alblasserdam Dordrecht Hendrik-Ido-Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht s-Gravendeel Middelburg Vlissingen Breda Etten-Leur Oosterhout Goirle Tilburg Waalwijk s-Hertogenbosch Heusden Vught Asten Deurne Eersel Oirschot Someren Gemert-Bakel Heeze-Leende Reusel- De Mierden Cranendonck Bergeijk Bladel Best Eindhoven Geldrop Helmond Mierlo Nuenen c.a. Son en Breugel Valkenswaard Veldhoven Waalre Laarbeek Venlo Landgraaf Brunssum Heerlen Kerkrade Sittard-Geleen Maastricht Zeewolde Noordoostpolder Urk Dronten Lelystad Almere
V
VI
Figuur 2.b: ligging G30 en G4
13 18 11 1 30 29
20
2
14 4 7 24
8
3
19
12
27
23 9
17
5 22
25 26
6
16 10
21
28
15
G30 en G4 1 Alkmaar 2 Almelo 3 Amersfoort 4 Amsterdam 5 Arnhem 6 Breda 7 Den Haag 8 Deventer 9 Dordrecht 10 Eindhoven 11 Emmen 12 Enschede 13 Groningen 14 Haarlem 15 Heerlen 16 Helmond 17 Hengelo 18 Leeuwarden 19 Leiden 20 Lelystad 21 Maastricht 22 Nijmegen 23 Rotterdam 24 Schiedam 25 's-Hertogenbosch 26 Tilburg 27 Utrecht 28 Venlo 29 Zaanstad 30 Zwolle
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
VII
Figuur 2.c: ligging zorgregio’s
1 2 3 12 4
14 13
10
15
16 22
18 19
17
32
11
6
9 20
21 23
7 8
24
28 26
27
25 29 30
31
5
Zorgregio's 1 Groningen 2 Friesland 3 Drenthe 4 Zwolle 5 Twente 6 Apeldoorn-Zutphen 7 Arnhem 8 Nijmegen 9 Utrecht 10 Flevoland 11 't Gooi 12 Noord-Holland Noord 13 Kennemerland 14 Zaanstreek-Waterland 15 Amsterdam 16 Amstelland-De Meerlanden 17 Zuid-Holland Noord 18 Haaglanden 19 Delft-Westland/Oostland 20 Midden Holland 21 Rotterdam 22 Nieuwe Waterweg-Noord 23 Zuid-Hollandse Eilanden 24 Waardenland 25 Zeeland 26 West-Brabant 27 Midden-Brabant 28 Noordoost-Brabant 29 Zuidoost-Brabant 30 Noord-Limburg 31 Zuid-Limburg 32 Midden-IJssel
VIII
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
IX
3 Huidige situatie per ISV-regio, G30 en G4 Tabel 3.a: inwoners (in dzd en %) per ISV-regio, G30 en G4 naar leeftijdsklassen, 2003 (PRIMOS03) absolute aantallen (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 75 jr eo 140 35 25 11 133 44 32 12 79 29 22 7 87 24 18 7 226 78 57 21 457 157 120 37 518 170 128 42 207 63 47 16 601 175 131 44 636 244 179 66 1029 302 223 78 297 93 70 23 731 240 170 70 895 293 214 79 214 74 55 18 66 26 19 7 552 177 135 42 541 182 143 39 379 149 111 38 295 59 46 13 4084 1423 1090 333
<55 jr 80 75 73 78 74 74 75 77 77 72 77 76 75 75 74 72 76 75 72 83 74
75 jr eo 6 7 7 6 7 6 6 6 6 7 6 6 7 7 6 8 6 5 7 4 6
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant overig SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4
5220 2059
3999 1601
1221 458
885 323
336 136
100 100
77 78
23 22
17 16
6 7
16202
12166
4036
3034
1002
100
75
25
19
6
totaal
totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
percentages 55-75jr 55 jr eo 20 14 25 18 27 21 22 16 26 19 26 20 25 19 23 17 23 17 28 20 23 17 24 18 25 18 25 18 26 19 28 20 24 19 25 20 28 21 17 13 26 20
totaal 175 177 108 111 304 614 688 270 776 880 1331 389 971 1188 288 91 729 723 528 354 5507
Tabel 3.b: aandeel alleenstaanden en opleidingsklasse (%) naar ISV-regio, G30 en G4 naar leeftijdsklasse, 2003 (PRIMOS03)
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
alleenstaanden <55 jr 55-75jr 75 jr eo 31 31 54 14 21 51 7 18 47 14 22 50 10 21 49 9 18 48 13 22 51 9 21 51 15 22 51 11 23 51 20 30 55 13 21 51 16 27 54 15 25 53 9 20 50 12 22 49 12 21 50 9 19 49 13 23 51 8 19 46 7 17 48
opl.niveau <55jr laag midden hoog 19 29 52 29 44 27 33 43 24 25 42 33 27 39 34 28 43 29 28 40 32 24 39 37 24 35 42 25 42 34 25 35 39 25 36 39 28 36 36 33 38 29 31 42 27 30 42 28 30 39 31 29 39 33 32 37 30 26 46 28 31 43 27
opl.niveau 55-75 jr laag midden hoog 44 21 36 56 27 17 59 26 15 51 27 22 53 25 22 55 27 18 54 26 20 49 26 25 49 23 27 49 28 23 51 24 25 50 24 26 55 22 23 60 23 17 58 25 17 57 26 17 57 24 19 55 24 21 59 23 18 52 30 19 57 27 17
opl.niveau 75 jr eo laag midden hoog 59 18 23 68 22 10 71 20 9 64 22 14 66 21 13 68 21 11 67 21 13 63 21 15 63 19 18 62 23 15 65 19 16 64 20 16 68 18 14 73 17 10 70 20 10 69 21 10 69 19 12 68 19 13 71 18 11 64 24 12 69 21 10
opl.niveau totaal laag midden hoog 25 28 48 36 40 24 41 38 21 31 38 31 34 35 30 36 38 26 35 37 29 31 36 34 30 32 38 32 38 30 32 33 36 31 33 36 35 32 33 40 34 26 39 37 24 38 37 25 37 35 28 36 35 29 40 33 27 30 43 27 38 38 24
G30 G4
19 24
28 35
54 57
28 27
36 32
36 40
55 56
23 20
22 25
68 69
18 16
14 15
35 34
33 29
33 36
totaal
11
21
50
29
40
31
55
25
20
68
20
12
36
36
28
X
Tabel 3.c: karakteristieken ouderenwoningen (in dzd en %) per ISV-regio, G30 en G4, 2002 (WBO2002) 75 jaar en ouder Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4 totaal
alleenstaanden
kleine mrgez.woning (%) (dzd) 4 71 3 51 42 2 2 65 63 6 12 59 11 56 76 7 14 69 68 15 23 76 71 7 76 20 34 79 75 8 2 64 52 12 12 53 11 64 48 4 76 45
huur
toegankelijke aangepaste woning woning (%) (%) (dzd) (dzd) 3 57 3 48 5 77 3 46 79 52 4 2 2 79 1 41 75 56 7 5 16 74 13 59 16 82 10 52 84 44 8 4 15 74 10 51 79 58 19 14 22 72 14 44 77 50 8 5 74 45 20 12 35 79 24 55 79 48 8 5 3 80 2 53 85 55 20 13 20 83 14 61 12 68 9 50 79 47 7 4 138 79 94 54
(dzd) 4 3 2 2 6 9 8 5 8 11 16 4 14 22 6 2 10 10 7 4 80
(%) 58 52 53 53 56 42 41 53 39 47 52 43 51 50 54 51 43 42 42 43 46
(dzd) 4 4 3 2 6 13 13 7 12 17 21 7 19 29 7 2 12 15 12 5 106
(%) 72 70 61 74 66 61 67 69 60 74 67 68 69 66 68 54 48 63 65 57 61
(dzd) 5 5 4 3 8 18 17 8 15 21 29 8 24 41 10 3 20 19 16 7 137
(%) 87 85 81 95 86 83 87 82 75 88 94 82 91 93 97 82 84 82 88 83 79
83 31
48 51
117 46
68 74
159 59
92 95
120 50
71 83
132 45
76 73
88 28
51 45
233
47
316
63
420
84
286
59
388
78
262
53
Tabel 3.d: overzicht ouderenwoningen: gemiddelde huur per maand (euro, gecorrigeerd voor IHS), gemiddeld oppervlakte (m2) en gemiddelde huur per oppervlakte (euro/m2) per ISV-regio, G30 en G4, 2002 (WBO2002)
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4
Gemiddelde huur (euro) Gem. oppervlakte (m2) Gem. huur/opp (euro/m2) overige overige overige verzorgd wonen met ouderen- verzorgd wonen met ouderen- verzorgd wonen met ouderenwonen diensten woning wonen diensten woning wonen diensten woning 471 424 394 64 75 79 7,4 5,6 5,0 458 352 377 63 71 79 7,2 5,0 4,8 435 392 351 73 87 69 6,0 4,5 5,1 381 415 401 81 74 77 4,7 5,6 5,2 387 398 377 70 72 75 5,5 5,5 5,0 423 387 360 69 65 70 6,2 6,0 5,2 396 377 347 69 71 70 5,7 5,3 5,0 391 516 379 78 72 69 5,0 7,2 5,5 443 436 390 77 76 76 5,7 5,8 5,1 425 415 383 68 65 70 6,3 6,4 5,5 474 430 384 68 61 75 6,9 7,0 5,1 399 414 385 72 78 77 5,5 5,3 5,0 493 397 339 65 76 76 7,6 5,2 4,5 441 395 342 63 67 79 7,1 5,9 4,3 407 409 385 75 82 74 5,5 5,0 5,2 412 383 359 63 77 73 6,5 5,0 4,9
437 400
407 404
366 358
67 64
71 69
72 64
6,5 6,3
5,8 5,9
5,1 5,6
totaal 423 -: gegvens niet betrouwbaar
401
365
67
73
74
6,3
5,5
5,0
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XI
Tabel 3.e: aanbod van geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd en in % tov aanbod) per ISV-regio, G30 en G4, 2002 (WBO2002)
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4
totaal geschikte verzorgd woningen wonen 27,9 1,2 17,7 1,1 14,9 0,7 12,7 0,9 31,9 2,7 62,2 3,7 68,4 1,9 26,1 2,9 84,0 3,6 87,8 4,5 174,4 5,6 39,4 2,6 132,6 7,3 156,4 9,6 28,9 2,9 9,7 1,2 74,3 2,8 72,1 6,1 55,0 4,2 25,4 1,1 580,6 34,4
aanbod (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 26,7 1,8 3,0 0,3 21,6 16,6 1,8 2,9 0,5 11,3 14,2 1,5 2,3 0,3 10,1 11,8 1,0 1,1 1,2 8,5 29,2 3,6 3,5 1,1 21,0 58,5 7,0 10,9 4,0 36,6 66,5 5,8 11,9 3,9 44,9 23,2 2,6 4,1 1,3 15,2 80,4 6,5 10,4 4,5 59,0 83,2 6,8 12,3 6,0 58,1 168,8 9,7 15,5 4,6 139,0 36,8 2,9 4,8 3,3 25,9 125,4 8,8 10,8 5,0 100,9 146,8 15,7 18,9 3,8 108,4 26,0 3,9 3,9 0,6 17,6 8,5 0,4 1,8 0,5 5,9 71,5 7,6 13,3 4,2 46,4 66,1 5,6 11,9 5,4 43,2 50,8 3,7 10,0 3,6 33,5 24,4 2,1 5,6 2,2 14,5 546,2 42,0 97,5 34,8 371,9
674,4 311,4
36,1 12,7
1782,5
101,0
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
4 6 5 7 8 6 3 11 4 5 3 7 5 6 10 12 4 8 8 4 6
G30 G4
100 100
5 4
95 96
totaal
100
6
94
totaal
638,3 298,7
58,4 22,3
78,6 26,7
24,5 7,4
476,9 242,2
256,4
90,8
1193,5
11 16 15 9 11 18 17 16 12 14 9 12 8 12 14 18 18 16 18 22 17
1 3 2 9 3 6 6 5 5 7 3 8 4 2 2 5 6 7 6 8 6
77 64 68 67 66 59 66 58 70 66 80 66 76 69 61 61 62 60 61 57 64
9 7
12 9
4 2
71 78
8
14
5
67
1681,5 140,8 aanbod (in %) 96 6 94 10 95 10 93 8 92 11 94 11 97 8 89 10 96 8 95 8 97 6 93 7 95 7 94 10 90 14 88 4 96 10 92 8 92 7 96 8 94 7
XII
Tabel 3.f: tekort aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd en in % tov aanbod) per ISV-regio, G30 en G4, 2002 (WBO2002)
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4 totaal Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4 totaal
totaal geschikte woningen -4,2 0,0 1,4 -2,0 -0,5 7,5 3,6 -1,4 2,1 4,7 -5,7 -0,6 -1,5 0,1 2,8 0,9 0,3 7,8 0,7 0,3 25,3 -14,6 -6,7 41,4 -15 0 9 -16 -2 12 5 -6 2 5 -3 -2 -1 0 10 9 0 11 1 1 4
overige verzorgd geschikte wonen woningen 0,5 -4,7 0,3 -0,3 0,4 1,0 0,4 -2,3 0,6 -1,2 1,7 5,8 2,8 0,8 -0,1 -1,3 1,9 0,2 3,3 1,3 3,1 -8,8 0,5 -1,1 2,5 -4,0 3,7 -3,6 1,1 1,7 -0,1 1,0 2,6 -2,3 3,5 4,3 1,0 -0,4 0,5 -0,2 11,3 14,0 15,9 7,2
-30,4 -14,0
tekort (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige ingrijpend overige wonen met ouderen- aangepaste nultredendiensten woning woning woning 0,1 0,3 0,0 -5,1 0,6 0,4 0,0 -1,2 0,7 0,6 0,0 -0,2 0,5 -0,2 0,0 -2,7 0,7 1,3 0,0 -3,2 3,2 3,9 0,0 -1,2 2,5 1,8 0,0 -3,5 1,7 -0,2 0,0 -2,8 1,9 1,7 0,0 -3,4 3,5 2,7 0,0 -4,9 5,1 1,8 0,0 -15,7 1,5 1,3 0,0 -4,0 3,8 2,7 0,0 -10,5 6,1 1,3 0,0 -11,0 0,9 1,4 0,0 -0,6 0,8 0,3 0,0 -0,1 1,0 3,1 0,0 -6,4 3,2 1,7 0,0 -0,6 1,7 1,7 0,0 -3,8 1,0 -0,2 0,0 -0,9 18,0 16,2 0,0 -20,2 21,3 10,7
11,2 3,6
0,0 0,0
-62,9 -28,3
41,5 -0,1 58,5 43,5 0,0 tekort (in % van het aanbod in het specifieke segment) 39 -18 3 10 0 26 -2 31 14 0 60 7 44 24 0 40 -20 51 -17 0 23 -4 21 37 0 45 10 45 36 0 144 1 44 15 0 -4 -6 65 -5 0 52 0 29 17 0 74 2 51 22 0 55 -5 53 12 0 21 -3 52 28 0 35 -3 44 25 0 38 -2 39 7 0 38 7 24 35 0 -8 11 208 15 0 92 -3 14 23 0 58 6 58 14 0 25 -1 45 17 0 47 -1 47 -4 0 33 3 43 17 0
-102,1 -23 -11 -2 -31 -15 -3 -8 -18 -6 -8 -11 -15 -10 -10 -3 -2 -14 -1 -11 -6 -5
-2 -2
44 57
-5 -5
36 48
14 13
0 0
-13 -12
2
41
0
42
17
0
-9
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XIII
4 Toekomstige situatie ISV-regio, G30 en G4 Tabel 4.a: stand (in dzd) en ontwikkeling (index) aantal inwoners per ISV-regio, G30 en G4, 2010 en 2015 (PRIMOS03)
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
totaal 176 178 108 120 313 626 712 285 805 895 1352 401 1009 1203 297 92 763 746 520 426 5638
2010 (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 138 38 29 129 49 37 75 32 24 93 28 21 226 87 66 450 177 135 514 198 151 212 74 57 605 201 155 618 277 205 1009 344 264 292 109 83 739 270 200 887 316 240 211 86 65 63 29 21 556 207 158 534 212 163 353 167 124 346 80 66 3973 1664 1276
G30 G4
5345 2095
4015 1617
1330 479
16667
12022
4645
totaal
2015 (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 142 40 31 127 54 41 73 34 26 97 31 24 228 95 73 446 189 145 511 217 167 212 82 65 603 220 172 606 300 225 986 376 294 291 120 93 744 294 222 872 334 259 210 94 72 62 30 22 560 228 174 528 234 179 339 179 134 371 98 83 3875 1823 1399
75 jr eo 9 12 8 7 21 42 47 17 46 72 79 26 71 76 21 8 49 49 43 15 388
totaal 182 180 107 128 322 636 728 295 823 906 1362 411 1038 1207 304 92 787 761 518 469 5698
1000 359
330 119
5459 2128
4037 1625
1422 503
1092 389
330 114
3539
1106
16956
11883
5073
3899
1175
87 105 114 99 102 113 113 106 104 110 101 111 101 97 112 108 118 126 113 114 116
104 102 99 116 106 103 106 109 106 103 102 105 107 102 106 101 108 105 98 132 103
index: 2003-2015 (2003=100) 102 114 127 95 122 127 92 116 115 112 128 139 101 122 129 98 120 121 99 128 130 102 132 139 100 126 131 95 123 126 96 125 132 98 130 133 102 122 130 97 114 121 98 128 130 94 118 119 101 129 129 98 128 125 90 120 121 126 167 180 95 128 128
75 jr eo 9 13 9 7 21 44 50 18 48 76 82 28 72 75 22 8 53 55 45 15 424
index (2003=100) Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant regio SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
101 101 100 109 103 102 103 106 104 102 102 103 104 101 103 101 105 103 99 120 102
index: 2003-2010 (2003=100) 99 107 116 97 113 116 96 110 109 107 114 119 100 112 116 98 112 112 99 117 118 102 118 122 101 115 118 97 114 115 98 114 118 98 117 119 101 113 117 99 108 112 99 116 117 96 112 113 101 117 117 99 117 114 93 112 112 117 137 143 97 117 117
G30 G4
102 102
100 101
109 104
113 111
98 88
105 103
101 102
116 110
123 121
98 84
totaal
103
99
115
117
110
105
98
126
128
117
82 111 119 99 103 119 121 111 109 115 105 120 103 96 121 114 128 141 118 120 127
XIV
Tabel 4.b: behoefte aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn door autonome groei bevolking per ISV-regio, G30 en G4, 2003-2015
totaal overige geschikte verzorgd geschikte woningen wonen woningen Groningen stad 0,0 -0,1 0,0 Leeuwarden e.o. 1,1 0,0 1,0 Emmen 1,0 0,1 0,9 Zwolle 0,9 0,0 0,8 Stedendriehoek 1,7 0,2 1,5 Twente 4,8 0,5 4,3 KAN 7,1 0,2 6,9 Amersfoort e.o. 2,8 0,4 2,4 BRU 6,6 0,3 6,3 N-Holland regio 8,6 0,9 7,6 ROA 12,9 0,6 12,3 Leiden e.o. 2,9 0,2 2,8 Haaglanden 11,3 0,7 10,6 SRR 5,4 0,2 5,2 Drechtsteden 3,9 0,6 3,3 Vliss/Middelburg 0,6 0,2 0,5 N-Brabant overig 9,0 0,7 8,4 SRE 9,2 1,3 7,9 Limburg, regio 4,3 0,7 3,6 Flevoland 7,5 0,3 7,2 Overige regio' s 60,5 6,4 54,0 G30 G4
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige ingrijpend overige wonen met ouderen- aangepaste nultredendiensten woning woning woning 0,0 0,0 0,0 0,1 -0,1 0,3 0,0 0,8 0,2 0,2 0,0 0,5 0,0 0,1 0,1 0,6 0,1 0,2 0,1 1,1 0,8 1,0 0,4 2,1 0,8 1,7 0,4 3,9 0,3 0,5 0,2 1,4 0,7 1,1 0,4 4,2 1,1 1,7 0,6 4,3 1,4 2,0 0,6 8,5 0,4 0,5 0,4 1,4 1,1 1,1 0,5 8,0 0,4 0,9 0,2 3,7 0,7 0,6 0,1 1,9 0,0 0,1 0,0 0,2 1,4 1,9 0,5 4,5 1,2 1,9 0,7 4,0 0,5 1,0 0,3 1,8 0,6 1,7 0,7 4,2 7,6 13,1 3,9 29,4
36,8 9,9
1,9 -0,5
34,9 10,3
totaal
162,0
14,4
147,6
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant overig SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
1,6 2,3 1,7 2,0 3,8 8,5 12,8 5,3 13,2 15,6 24,8 5,9 20,5 11,2 6,9 1,1 16,1 15,9 7,3 12,9 107,2
0,0 0,1 0,2 0,1 0,4 0,8 0,3 0,7 0,6 1,6 1,1 0,4 1,3 0,6 1,0 0,3 1,1 2,4 1,1 0,5 11,7
1,6 2,2 1,5 1,9 3,4 7,6 12,4 4,7 12,6 14,0 23,7 5,5 19,2 10,6 5,9 0,8 15,0 13,6 6,2 12,4 95,5
76,8 24,0
3,9 -0,3
72,9 24,3
7,9 0,4
296,6
26,3
270,3
36,1
G30 G4 totaal
3,6 -0,3
5,3 0,6
2,1 0,4
23,9 9,6
19,2 31,5 2003-2015 (in dzd) 0,1 0,2 0,0 0,6 0,3 0,3 0,1 0,2 0,3 0,4 1,4 1,8 1,4 3,1 0,6 1,0 1,4 2,1 2,0 3,1 2,6 3,6 0,9 1,0 2,0 2,0 1,3 1,9 1,3 1,1 0,1 0,3 2,6 3,4 2,1 3,2 0,9 1,8 1,1 3,0 13,7 23,4
10,1
86,8
0,0 0,0 0,0 0,2 0,2 0,6 0,7 0,3 0,7 1,0 0,9 0,7 0,8 0,4 0,1 0,1 0,9 1,2 0,4 1,2 6,4
1,4 1,6 0,8 1,4 2,4 3,9 7,2 2,7 8,3 7,9 16,6 3,0 14,3 7,1 3,4 0,4 8,1 7,1 3,1 7,1 51,9
11,1 1,9
3,7 0,8
50,2 21,2
57,6
16,9
159,7
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XV
Tabel 4.c: trendmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn per ISV-regio, G30 en G4, 2003-2015
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant overig SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4
totaal geschikte verzorgd woningen wonen -4,2 0,4 1,1 0,3 2,4 0,5 -1,1 0,4 1,2 0,8 12,3 2,2 10,6 3,0 1,4 0,3 8,7 2,1 13,2 4,3 7,2 3,7 2,3 0,7 9,8 3,2 5,5 3,9 6,7 1,7 1,5 0,1 9,3 3,3 17,0 4,8 5,0 1,7 7,8 0,8 85,8 17,7
overige geschikte woningen -4,7 0,8 1,9 -1,5 0,3 10,1 7,7 1,1 6,5 9,0 3,6 1,6 6,6 1,6 5,0 1,4 6,0 12,1 3,2 7,0 68,1
200232010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige ingrijpend overige wonen met ouderen- aangepaste nultredendiensten woning woning woning 0,0 0,3 0,0 -5,0 0,5 0,7 0,0 -0,4 0,9 0,8 0,0 0,3 0,5 -0,1 0,1 -2,0 0,9 1,5 0,1 -2,1 4,0 4,9 0,4 0,9 3,3 3,5 0,4 0,4 2,0 0,3 0,2 -1,4 2,6 2,8 0,4 0,8 4,6 4,4 0,6 -0,6 6,5 3,8 0,6 -7,3 1,9 1,9 0,4 -2,6 4,9 3,7 0,5 -2,5 6,5 2,2 0,2 -7,3 1,6 2,0 0,1 1,3 0,8 0,4 0,0 0,1 2,5 5,0 0,5 -1,9 4,5 3,6 0,7 3,4 2,2 2,7 0,3 -2,0 1,6 1,4 0,7 3,3 25,6 29,4 3,9 9,2
22,2 3,1
17,8 6,8
4,5 -3,7
totaal
203,5
55,9
147,5
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant overig SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
-2,6 2,3 3,1 0,0 3,3 16,0 16,3 3,9 15,3 20,3 19,1 5,3 19,0 11,3 9,7 2,0 16,4 23,7 7,9 13,2 132,5
0,4 0,4 0,6 0,4 1,1 2,5 3,1 0,6 2,5 5,0 4,2 0,9 3,8 4,3 2,1 0,2 3,7 5,9 2,1 1,0 23,0
-3,1 1,9 2,5 -0,4 2,2 13,5 13,2 3,4 12,8 15,3 14,9 4,3 15,2 7,0 7,6 1,8 12,7 17,8 5,8 12,2 109,5
62,3 17,3
19,8 6,9
42,5 10,3
29,1 11,1
338,0
67,8
270,2
94,7
G30 G4 totaal
24,8 10,4
16,5 4,2
2,1 0,4
-38,9 -18,7
77,7 75,0 2003-2015 (in dzd) 0,1 0,5 0,5 1,0 1,0 0,9 0,6 0,0 1,1 1,7 4,5 5,7 3,9 4,8 2,3 0,8 3,3 3,9 5,5 5,8 7,7 5,4 2,4 2,4 5,9 4,7 7,4 3,2 2,2 2,5 0,9 0,5 3,6 6,5 5,3 4,9 2,5 3,5 2,1 2,8 31,8 39,7
10,1
-15,3
0,0 0,0 0,0 0,2 0,2 0,6 0,7 0,3 0,7 1,0 0,9 0,7 0,8 0,4 0,1 0,1 0,9 1,2 0,4 1,2 6,4
-3,7 0,4 0,6 -1,2 -0,7 2,7 3,7 -0,1 4,9 3,1 0,9 -1,0 3,8 -4,0 2,8 0,4 1,6 6,4 -0,6 6,2 31,7
22,3 5,5
3,7 0,8
-12,7 -7,1
101,1
16,9
57,6
XVI
Figuur 4.a: extra woningbehoefte die ontstaat door effecten extramuralisering verzorgingshuizen (in woningen) per ISV-regio, G30 en G4, 2003-2015
3500
50000 45000
03-10 03-15
3000 40000 2003-2010
2500
35000
2003-2015
30000
2000
25000 1500 20000 1000
15000 10000
500 5000
G4
Totaal
Overige regio' s
G30
0
Flevoland
Limburg, regio
SRE
N-Brabant overig
Vliss/Middelburg
Drechtsteden
SRR
Haaglanden
Leiden e.o.
ROA
N-Holland regio
BRU
Amersfoort e.o.
KAN
Twente
Stedendriehoek
Zwolle
Emmen
Leeuwarden e.o.
Groningen stad
0
Figuur 4.b: extra woningbehoefte die ontstaat door effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ (in woningen) per ISV-regio, G30 en G4, 2003-2015 5000
400
4500
350
4000 300
Gehandicapensector
3500
GGZ 250
3000 2500
200
2000
150
1500 100 1000 50
500
Totaal
G4
G30
Overige regio' s
Flevoland
Limburg, regio
SRE
N-Brabant overig
Vliss/Middelburg
Drechtsteden
SRR
Haaglanden
Leiden e.o.
ROA
N-Holland regio
BRU
Amersfoort e.o.
KAN
Twente
Stedendriehoek
Zwolle
Emmen
Leeuwarden e.o.
0 Groningen stad
0
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XVII
Tabel 4.d: beleidsmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn exclusief effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ per ISV-regio, G30 en G4, 2003-2015
totaal overige geschikte verzorgd geschikte woningen wonen woningen Groningen stad -4,0 0,6 -4,6 Leeuwarden e.o. 1,5 0,7 0,9 Emmen 2,8 0,8 2,0 Zwolle -0,9 0,6 -1,5 Stedendriehoek 1,9 1,4 0,5 Twente 13,9 3,5 10,4 KAN 12,7 4,6 8,1 Amersfoort e.o. 1,9 0,7 1,2 BRU 10,2 3,4 6,9 N-Holland regio 16,2 6,6 9,5 ROA 9,8 5,8 4,1 Leiden e.o. 3,3 1,5 1,8 Haaglanden 12,2 5,1 7,1 SRR 7,4 5,4 2,0 Drechtsteden 7,4 2,2 5,1 Vliss/Middelburg 1,8 0,4 1,5 N-Brabant overig 11,7 5,2 6,5 SRE 19,2 6,6 12,6 Limburg, regio 6,8 3,2 3,6 Flevoland 8,3 1,2 7,1 Overige regio' s 102,2 30,9 71,3 G30 G4
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige ingrijpend overige wonen met ouderen- aangepaste nultredendiensten woning woning woning 0,1 0,3 0,0 -5,0 0,6 0,7 0,0 -0,4 0,9 0,8 0,0 0,3 0,6 -0,1 0,1 -2,0 1,0 1,5 0,1 -2,1 4,3 4,9 0,4 0,9 3,7 3,5 0,4 0,4 2,1 0,3 0,2 -1,4 2,9 2,8 0,4 0,8 5,2 4,4 0,6 -0,6 7,0 3,8 0,6 -7,3 2,1 1,9 0,4 -2,6 5,4 3,7 0,5 -2,5 6,9 2,2 0,2 -7,3 1,8 2,0 0,1 1,3 0,9 0,4 0,0 0,1 3,0 5,0 0,5 -1,9 4,9 3,6 0,7 3,4 2,6 2,7 0,3 -2,0 1,7 1,4 0,7 3,3 28,9 29,4 3,9 9,2
33,4 6,0
26,7 9,1
6,7 -3,1
totaal
246,3
90,2
156,1
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant overig SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s
-2,5 2,8 3,5 0,3 4,0 17,8 18,6 4,5 16,8 23,5 21,8 6,3 21,3 13,1 10,5 2,4 19,3 26,5 10,1 13,9 152,0
0,6 0,8 0,9 0,6 1,6 4,0 5,0 1,0 3,7 7,6 6,3 1,8 5,7 5,7 2,7 0,5 6,0 8,1 3,8 1,5 38,6
-3,0 2,0 2,6 -0,4 2,4 13,9 13,6 3,5 13,1 15,9 15,5 4,5 15,6 7,4 7,8 1,9 13,2 18,4 6,2 12,4 113,4
73,0 19,3
28,4 8,6
44,6 10,8
31,3 11,5
386,4
106,5
279,9
104,3
G30 G4 totaal
27,1 11,0
16,5 4,2
2,1 0,4
-38,9 -18,7
86,3 75,0 2003-2015 (in dzd) 0,1 0,5 0,6 1,0 1,1 0,9 0,7 0,0 1,2 1,7 4,9 5,7 4,4 4,8 2,4 0,8 3,6 3,9 6,1 5,8 8,3 5,4 2,6 2,4 6,3 4,7 7,7 3,2 2,4 2,5 0,9 0,5 4,2 6,5 5,9 4,9 3,0 3,5 2,2 2,8 35,7 39,7
10,1
-15,3
0,0 0,0 0,0 0,2 0,2 0,6 0,7 0,3 0,7 1,0 0,9 0,7 0,8 0,4 0,1 0,1 0,9 1,2 0,4 1,2 6,4
-3,7 0,4 0,6 -1,2 -0,7 2,7 3,7 -0,1 4,9 3,1 0,9 -1,0 3,8 -4,0 2,8 0,4 1,6 6,4 -0,6 6,2 31,7
22,3 5,5
3,7 0,8
-12,7 -7,1
101,1
16,9
57,6
XVIII
Tabel 4.e: beleidsmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn inclusief effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ per ISV-regio, G30 en G4, 2003-2015
Groningen stad Leeuwarden e.o. Emmen Zwolle Stedendriehoek Twente KAN Amersfoort e.o. BRU N-Holland regio ROA Leiden e.o. Haaglanden SRR Drechtsteden Vliss/Middelburg N-Brabant overig SRE Limburg, regio Flevoland Overige regio' s G30 G4
2003-2010 (in dzd) 2003-2015 (in dzd) totaal overige totaal overige geschikte verzorgd geschikte geschikte verzorgd geschikte woningen wonen woningen woningen wonen woningen -3,9 0,7 -4,6 -2,4 0,7 -3,0 1,6 0,8 0,9 2,9 0,9 2,0 2,8 0,9 2,0 3,5 1,0 2,6 -0,8 0,6 -1,5 0,3 0,7 -0,4 2,0 1,6 0,5 4,2 1,8 2,4 14,2 3,8 10,4 18,1 4,3 13,9 13,1 5,0 8,1 19,0 5,4 13,6 2,0 0,8 1,2 4,6 1,2 3,5 10,6 3,8 6,9 17,3 4,1 13,1 16,6 7,1 9,5 24,0 8,1 15,9 10,5 6,4 4,1 22,5 7,0 15,5 3,5 1,7 1,8 6,5 2,0 4,5 12,7 5,6 7,1 21,8 6,2 15,6 8,0 6,0 2,0 13,7 6,3 7,4 7,5 2,4 5,1 10,6 2,9 7,8 1,9 0,4 1,5 2,4 0,5 1,9 12,1 5,5 6,5 19,6 6,4 13,2 19,6 7,0 12,6 26,9 8,5 18,4 7,1 3,5 3,6 10,3 4,1 6,2 8,6 1,4 7,1 14,1 1,7 12,4 105,1 33,8 71,3 154,9 41,5 113,4 36,1 7,0
29,4 10,1
totaal 254,8 98,7 * ook voor gehandicapten en GGZ-cliënten
6,7 -3,1
75,7 20,4
31,1 9,6
44,6 10,8
156,1
394,9
115,0
279,9
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XIX
5 Huidige situatie per zorgregio Tabel 5.a: inwoners (in dzd en %) per zorgregio naar leeftijdsklassen, 2003 (PRIMOS03)
Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
totaal 569 639 483 513 614 327 913 496 1156 354 251 595 406 308 762 261 517 724 289 242 690 184 404 390 379 672 425 635 723 488 633 159 16202
absolute aantallen (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 75 jr eo 422 147 107 39 472 167 125 42 350 133 100 33 391 122 92 30 457 157 120 37 236 90 67 23 681 231 174 57 379 116 90 26 894 262 197 66 295 59 46 13 178 73 53 21 450 145 113 32 291 115 83 32 230 77 60 18 604 158 114 44 195 66 50 17 395 121 92 29 541 183 128 56 223 66 50 16 184 58 44 13 523 167 119 49 134 49 36 13 303 101 78 23 292 99 74 25 270 109 79 30 498 174 134 40 322 103 80 22 483 153 119 33 541 182 143 39 361 127 100 28 450 183 139 44 119 40 30 11 12166 4036 3034 1002
totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
<55 jr 74 74 72 76 74 72 75 77 77 83 71 76 72 75 79 75 77 75 77 76 76 73 75 75 71 74 76 76 75 74 71 75 75
percentages 55 jr eo 55-75jr 26 19 26 20 28 21 24 18 26 20 28 21 25 19 23 18 23 17 17 13 29 21 24 19 28 20 25 19 21 15 25 19 23 18 25 18 23 17 24 18 24 17 27 20 25 19 25 19 29 21 26 20 24 19 24 19 25 20 26 20 29 22 25 19 25 19
75 jr eo 7 7 7 6 6 7 6 5 6 4 8 5 8 6 6 6 6 8 6 6 7 7 6 6 8 6 5 5 5 6 7 7 6
XX
Tabel 5.b: aandeel alleenstaanden en opleidingsklasse (%) naar zorgregio en leeftijdsklasse, 2003 (PRIMOS03)
Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
alleenstaanden <55 jr 55-75jr 75 jr eo 15 21 50 9 19 50 7 17 46 7 17 47 9 18 48 8 19 47 9 19 48 11 21 51 13 21 51 8 19 46 11 22 51 9 19 50 12 24 51 9 20 50 28 39 59 11 21 49 11 20 51 17 30 55 12 19 49 7 18 50 19 30 55 12 23 50 7 17 49 8 19 50 8 19 47 8 18 48 10 19 50 7 18 48 9 19 49 7 18 48 11 21 49 9 19 48 11 21 50
opl.niveau <55jr laag midden hoog 29 38 33 29 45 26 32 44 25 29 44 27 28 43 29 27 42 31 28 43 29 28 38 34 24 36 40 26 46 28 22 38 40 28 45 28 24 43 33 28 44 28 24 31 45 25 40 36 25 38 37 28 35 37 27 39 34 28 39 33 33 36 31 36 40 25 30 45 25 32 42 26 32 44 24 32 41 27 30 39 30 31 41 27 29 39 33 32 42 26 32 39 30 29 42 30 29 40 31
opl.niveau 55-75 jr laag midden hoog 56 24 20 56 28 16 58 27 15 57 27 16 55 27 18 52 27 20 55 27 18 54 24 22 50 24 26 52 30 19 45 27 28 53 29 18 49 29 22 53 28 18 51 20 29 49 27 24 51 25 24 55 22 23 53 25 22 54 25 21 62 20 18 63 22 14 56 28 16 59 25 16 59 26 15 59 25 17 57 24 19 57 25 17 55 24 21 58 26 16 58 24 18 55 27 18 55 25 20
opl.niveau 75 jr eo laag midden hoog 68 19 13 68 22 10 70 21 9 69 21 10 68 21 11 65 22 13 67 22 11 67 20 13 63 20 17 64 24 12 60 22 18 66 23 11 62 24 14 66 23 11 65 17 18 63 22 15 64 20 16 69 17 14 65 20 14 67 20 13 74 16 10 74 17 8 68 22 10 71 20 9 70 21 9 70 20 10 69 19 11 70 20 10 68 19 13 70 20 10 70 19 11 67 21 11 68 20 12
opl.niveau totaal laag midden hoog 36 34 29 37 40 23 39 39 22 36 40 24 36 38 26 35 37 28 36 39 26 34 35 31 30 33 36 30 43 27 30 34 36 34 41 25 32 39 30 35 40 25 31 29 41 31 36 32 32 34 34 36 31 33 33 36 31 35 35 30 41 32 28 44 35 22 37 40 23 40 38 23 40 38 21 40 36 24 37 36 27 38 37 25 36 35 29 39 38 23 40 34 26 36 38 27 36 36 28
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XXI
Tabel 5.c: karakteristieken ouderenwoningen (in dzd en %) per zorgregio, 2002 (WBO2002) 75 jaar en ouder Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
(dzd) 11 11 9 7 9 6 13 5 14 4 3 9 5 4 8 4 6 11 3 3 16 3 5 8 6 10 5 8 10 5 8 3 233
(%) 49 46 55 50 42 60 44 39 42 43 52 46 49 65 46 56 45 51 51 45 56 49 38 57 46 43 44 46 42 32 43 46 47
alleenstaanden (dzd) 15 15 10 9 13 6 16 9 21 5 4 13 7 4 13 4 9 16 3 5 21 3 7 10 7 14 6 9 15 9 13 4 316
(%) 65 67 62 61 61 68 56 66 61 57 73 68 72 66 72 53 71 73 50 61 72 60 53 70 56 60 49 51 63 61 66 68 63
huur (dzd) 20 19 12 12 18 8 23 12 26 7 6 16 8 6 17 6 11 20 5 6 28 5 11 14 10 19 10 14 19 11 16 5 420
(%) 86 82 77 78 83 84 78 88 78 83 99 82 83 95 98 84 85 93 85 83 96 87 84 95 79 82 83 80 82 76 87 84 84
kleine mrgez.woning (dzd) (%) 10 47 42 10 42 7 6 44 12 59 5 52 46 13 53 7 23 69 4 48 4 71 52 9 74 7 62 4 14 83 5 71 10 74 82 17 51 3 5 72 25 87 4 75 55 7 74 10 54 7 12 53 5 45 7 42 53 12 38 6 12 64 3 53 286 59
toegankelijke aangepaste woning woning (dzd) (%) (dzd) (%) 17 73 12 50 79 47 18 11 80 49 13 8 11 74 7 46 16 74 13 59 8 82 6 61 81 59 24 17 83 54 12 8 26 78 17 49 7 79 4 47 5 79 3 46 75 63 14 12 78 59 8 6 81 59 5 4 12 70 7 39 5 70 3 44 10 78 6 48 75 44 16 9 75 50 5 3 6 77 4 51 23 80 15 52 4 65 3 62 82 54 10 7 81 51 12 7 76 54 10 7 20 86 14 61 10 84 6 51 14 79 10 58 83 61 20 14 77 56 12 8 12 65 8 45 5 81 3 49 388 78 262 53
XXII
Tabel 5.d: overzicht ouderenwoningen: gemiddelde huur per maand (euro, inclusief IHS), gemiddeld oppervlakte (m2) en gemiddelde huur per oppervlakte (euro/m2) per zorgregio, 2002 (WBO2002) Gemiddelde huur (euro) Gem. oppervlakte (m2) Gem. huur/opp (euro/m2) overige overige overige verzorgd wonen met ouderen- verzorgd wonen met ouderen- verzorgd wonen met ouderenwonen diensten woning wonen diensten woning wonen diensten woning Groningen 376 430 373 55 74 78 6,9 5,8 4,8 Friesland 395 427 319 62 81 73 6,4 5,3 4,4 Drenthe 425 349 338 62 75 73 6,8 4,7 4,6 Zwolle 496 367 381 64 76 82 7,8 4,8 4,7 Twente 458 352 377 63 71 79 7,2 5,0 4,8 Apeldoorn-Zutphen 384 432 369 75 77 77 5,1 5,6 4,8 Arnhem 458 391 362 68 70 74 6,7 5,6 4,9 Nijmegen 367 396 344 68 94 69 5,4 4,2 5,0 Utrecht 389 405 393 76 72 77 5,2 5,6 5,1 Flevoland 407 409 385 75 82 74 5,5 5,0 5,2 't Gooi 428 402 385 79 69 60 5,4 5,8 6,4 Noord-Holland Noord 377 357 365 63 75 68 6,0 4,7 5,4 Kennemerland 422 394 357 61 59 80 6,9 6,7 4,5 Zaanstreek-Waterland 487 377 382 128 67 86 3,8 5,7 4,5 Amsterdam 407 371 324 56 70 62 7,3 5,3 5,3 Amstelland/Meerlanden 339 398 394 62 82 85 5,5 4,9 4,6 Zuid-Holland Noord 389 486 391 81 76 70 4,8 6,4 5,6 Haaglanden 438 442 370 63 69 75 7,0 6,4 4,9 Delft-Westland 463 401 448 135 97 77 3,4 4,1 5,8 Midden Holland 415 399 351 49 72 69 8,5 5,6 5,1 Rotterdam 435 415 380 67 64 68 6,5 6,5 5,6 Nieuwe Waterweg N. 363 414 391 85 60 65 4,3 6,9 6,0 Zuid-Hollandse eil. 423 419 373 47 70 73 9,0 6,0 5,1 Waardenland 442 422 368 67 63 73 6,6 6,7 5,0 Zeeland 376 414 363 65 71 62 5,8 5,8 5,9 West-Brabant 448 405 342 66 65 73 6,8 6,2 4,7 Midden-Brabant 439 381 363 102 89 76 4,3 4,3 4,8 Noordoost-Brabant 409 375 385 69 84 78 6,0 4,5 5,0 Zuidoost-Brabant 493 397 339 65 76 76 7,6 5,2 4,5 Noord-Limburg 391 408 377 62 93 76 6,3 4,4 5,0 Zuid-Limburg 432 385 359 61 66 76 7,1 5,9 4,7 Midden-IJssel 591 401 371 51 77 71 11,7 5,2 5,2 totaal 423 401 365 67 73 74 6,3 5,5 5,0
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XXIII
Tabel 5.e: aanbod van geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd en in % tov aanbod) per zorgregio, 2002 (WBO2002)
Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
totaal geschikte verzorgd woningen wonen 84,3 5,2 76,0 3,7 63,4 2,7 59,6 3,2 62,2 3,7 35,1 2,5 99,2 4,4 46,9 1,6 121,7 6,5 25,4 1,1 21,9 1,6 55,2 5,0 43,2 1,6 25,8 0,8 118,6 3,0 30,0 1,8 50,2 2,9 106,7 5,8 28,5 1,5 22,0 2,0 105,1 6,0 24,7 1,9 34,8 2,2 38,4 4,2 38,7 2,7 70,3 5,2 41,1 1,4 60,0 3,4 72,1 6,1 46,8 1,9 58,7 4,5 15,7 1,0 1782,5 101,0 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
6 5 4 5 6 7 4 3 5 4 7 9 4 3 3 6 6 5 5 9 6 8 6 11 7 7 3 6 8 4 8 6 6
aanbod (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 79,1 5,6 12,2 2,7 58,6 72,3 6,5 12,9 3,2 49,8 60,7 5,3 8,2 2,2 44,9 56,4 3,8 7,9 4,1 40,6 58,5 7,0 10,9 4,0 36,6 32,6 2,7 4,2 1,7 23,9 94,8 7,3 17,2 6,1 64,1 45,4 3,2 9,4 2,9 29,9 115,1 10,1 17,1 6,0 82,0 24,4 2,1 5,6 2,2 14,5 20,3 1,3 2,7 2,0 14,2 50,3 5,1 8,9 3,1 33,1 41,6 3,3 5,2 3,1 30,0 25,0 2,8 2,7 1,2 18,4 115,6 5,4 9,3 2,6 98,3 28,2 1,5 3,5 0,8 22,4 47,2 4,1 6,0 4,5 32,6 100,9 7,4 8,1 4,2 81,1 27,0 1,9 3,0 0,8 21,3 20,1 1,6 3,8 1,9 12,8 99,2 11,3 11,7 2,2 74,0 22,8 1,9 1,8 0,4 18,7 32,6 3,0 7,5 1,8 20,3 34,3 5,1 5,2 0,9 23,0 36,0 2,8 7,3 1,7 24,3 65,1 6,5 11,5 4,1 43,1 39,7 3,3 7,5 1,2 27,7 56,6 4,7 9,7 4,2 38,1 66,1 5,6 11,9 5,4 43,2 44,9 2,6 10,6 4,6 27,1 54,2 4,3 10,1 4,2 35,6 14,8 1,9 2,8 0,6 9,5 1681,5 140,8 256,4 90,8 1193,5 aanbod (in %) 94 7 14 3 70 95 8 17 4 65 96 8 13 4 71 95 6 13 7 68 94 11 18 6 59 93 8 12 5 68 96 7 17 6 65 97 7 20 6 64 95 8 14 5 67 96 8 22 8 57 93 6 13 9 65 91 9 16 6 60 96 8 12 7 69 97 11 10 4 71 97 5 8 2 83 94 5 12 3 75 94 8 12 9 65 95 7 8 4 76 95 7 11 3 75 91 7 17 8 58 94 11 11 2 70 92 8 7 2 75 94 9 22 5 58 89 13 14 2 60 93 7 19 4 63 93 9 16 6 61 97 8 18 3 67 94 8 16 7 63 92 8 16 7 60 96 6 23 10 58 92 7 17 7 61 94 12 18 4 60 94 8 14 5 67
XXIV
Tabel 5.f: tekort aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn (in dzd en in % tov aanbod) per zorgregio, 2002 (WBO2002)
totaal geschikte woningen Groningen -2,0 Friesland 0,2 Drenthe 4,5 Zwolle -0,4 Twente 7,5 Apeldoorn-Zutphen 0,6 Arnhem 4,0 Nijmegen 1,3 Utrecht -0,1 Flevoland 0,3 't Gooi 2,3 Noord-Holland Noord 2,2 Kennemerland 1,0 Zaanstreek-Waterland 0,5 Amsterdam -4,1 Amstelland/Meerlanden -2,1 Zuid-Holland Noord -0,7 Haaglanden -0,3 Delft-Westland -0,6 Midden Holland -0,9 Rotterdam -1,6 Nieuwe Waterweg N. -0,4 Zuid-Hollandse eil. 1,8 Waardenland 4,5 Zeeland 1,8 West-Brabant 1,6 Midden-Brabant 0,2 Noordoost-Brabant 3,4 Zuidoost-Brabant 7,8 Noord-Limburg 4,9 Zuid-Limburg 2,9 Midden-IJssel 1,2 totaal 41,4 Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
-2 0 7 -1 12 2 4 3 0 1 10 4 2 2 -3 -7 -1 0 -2 -4 -1 -2 5 12 5 2 1 6 11 11 5 8 2
tekort (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige verzorgd geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwonen woningen diensten woning woning woning 1,2 -3,1 1,3 0,8 0,0 -5,2 1,0 -0,8 1,7 0,3 0,0 -2,8 1,1 3,4 2,2 2,2 0,0 -1,0 1,7 -2,0 2,0 0,6 0,0 -4,6 1,7 5,8 3,2 3,9 0,0 -1,2 0,7 -0,1 0,8 1,6 0,0 -2,5 2,4 1,5 4,0 4,1 0,0 -6,6 1,0 0,3 2,0 0,6 0,0 -2,3 2,3 -2,4 3,5 1,6 0,0 -7,5 0,5 -0,2 1,0 -0,2 0,0 -0,9 1,1 1,2 0,9 0,6 0,0 -0,4 1,2 1,0 1,3 0,9 0,0 -1,2 1,3 -0,3 2,5 1,5 0,0 -4,3 0,2 0,3 0,8 0,5 0,0 -1,0 2,1 -6,2 3,7 1,2 0,0 -11,1 0,8 -2,9 0,6 0,1 0,0 -3,6 1,3 -2,0 1,8 1,2 0,0 -5,1 2,3 -2,7 3,0 2,1 0,0 -7,7 0,5 -1,1 0,7 0,6 0,0 -2,4 0,7 -1,5 0,5 0,4 0,0 -2,5 2,5 -4,1 4,8 1,4 0,0 -10,3 0,5 -0,9 0,5 0,2 0,0 -1,6 0,9 0,9 1,3 -0,4 0,0 0,0 1,2 3,2 1,5 2,0 0,0 -0,2 1,1 0,7 1,1 1,2 0,0 -1,6 1,4 0,2 1,8 3,8 0,0 -5,4 0,6 -0,3 1,3 1,2 0,0 -2,9 1,1 2,4 1,5 2,7 0,0 -1,8 3,5 4,3 3,2 1,7 0,0 -0,6 0,9 4,0 1,3 2,4 0,0 0,2 2,4 0,5 2,3 1,7 0,0 -3,5 0,2 1,0 0,5 1,0 0,0 -0,5 41,5 -0,1 58,5 43,5 0,0 -102,1 tekort (in % van het aanbod in het specifieke segment) 23 -4 23 6 0 -9 27 -1 27 2 0 -6 41 6 41 27 0 -2 53 -4 53 8 0 -11 45 10 45 36 0 -3 30 0 30 37 0 -10 55 2 55 24 0 -10 63 1 63 7 0 -8 35 -2 35 9 0 -9 47 -1 47 -4 0 -6 68 6 68 24 0 -3 25 2 25 10 0 -4 77 -1 77 28 0 -14 27 1 27 20 0 -6 69 -5 69 13 0 -11 43 -10 43 2 0 -16 44 -4 44 21 0 -16 41 -3 40 25 0 -10 37 -4 37 21 0 -11 34 -8 34 11 0 -19 43 -4 43 12 0 -14 25 -4 25 12 0 -8 43 3 43 -6 0 0 30 9 30 38 0 -1 41 2 41 16 0 -7 28 0 28 33 0 -13 40 -1 40 17 0 -10 31 4 31 28 0 -5 58 6 58 14 0 -1 50 9 50 23 0 1 53 1 53 17 0 -10 24 7 24 35 0 -5 41 0 42 17 0 -9
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XXV
6 Toekomstige situatie per zorgregio Tabel 6.a: stand (in dzd ) en ontwikkeling (index) aantal inwoners per zorgregio, 2010 en 2015 (PRIMOS03)
Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
totaal 566 649 493 531 626 334 943 519 1205 426 256 635 405 312 762 278 530 754 303 246 692 183 415 401 381 692 441 661 746 497 624 162 16667
index (2003=100) Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
100 102 102 103 102 102 103 105 104 120 102 107 100 101 100 106 103 104 105 102 100 100 103 103 101 103 104 104 103 102 98 101 103
2010 (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 402 164 123 460 189 143 343 151 113 390 141 106 450 177 135 232 102 77 675 268 202 381 138 108 901 304 235 346 80 66 171 84 61 458 177 141 278 126 92 220 92 71 591 171 132 198 80 60 386 144 111 555 198 146 217 86 64 176 71 55 523 169 127 132 51 38 291 124 96 287 115 87 260 121 89 488 204 157 320 122 95 477 184 143 534 212 163 345 151 117 419 205 154 117 44 33 12022 4645 3539
75 jr eo 41 46 38 35 42 25 66 30 69 15 23 36 34 21 39 19 32 53 22 16 41 12 28 28 32 47 27 41 49 34 51 11 1106
index: 2003-2010 (2003=100) 95 112 115 97 113 114 98 113 113 100 116 116 98 112 112 98 113 115 99 116 116 100 119 120 101 116 119 117 137 143 96 115 116 102 122 124 96 110 111 95 119 120 98 108 116 102 121 122 98 119 120 103 108 114 98 130 127 95 122 123 100 101 107 99 103 107 96 123 122 98 116 117 96 111 112 98 117 117 99 118 118 99 121 120 99 117 114 96 119 118 93 112 111 99 110 112 99 115 117
104 109 112 115 113 109 116 115 106 114 111 113 108 118 89 117 113 95 137 120 85 91 124 113 107 116 121 125 126 122 115 103 110
totaal 572 655 496 544 636 339 960 531 1234 469 261 659 403 310 771 281 541 774 315 248 692 182 417 410 381 702 453 673 761 501 621 164 16956
101 102 103 106 103 104 105 107 107 132 104 111 99 101 101 108 105 107 109 103 100 99 103 105 101 104 107 106 105 103 98 103 105
2015 (in dzd) <55 jr 55 jr eo 55-75jr 396 176 133 451 204 155 334 162 122 389 156 118 446 189 145 229 110 84 666 294 222 378 153 120 898 336 262 371 98 83 169 92 68 462 197 157 268 135 100 208 102 78 586 185 147 192 89 68 382 159 124 563 211 159 214 100 75 170 79 61 518 173 135 131 51 40 280 138 107 283 126 97 252 129 95 479 223 172 319 134 103 468 206 159 528 234 179 334 167 129 402 219 165 116 48 37 11883 5073 3899
75 jr eo 42 49 40 37 44 26 72 33 73 15 24 40 35 23 38 21 35 51 26 18 39 11 31 30 34 51 30 47 55 38 54 11 1175
index: 2003-2015 (2003=100) 94 120 124 96 122 124 96 122 122 99 127 129 98 120 121 97 122 125 98 127 128 100 132 134 100 128 133 126 167 180 95 125 128 103 136 139 92 118 121 90 132 132 97 117 129 99 135 138 96 131 134 104 115 125 96 151 148 92 136 137 99 104 114 98 104 112 92 136 137 97 128 131 94 118 120 96 128 129 99 130 129 97 135 133 98 128 125 93 131 129 89 120 119 97 120 125 98 126 128
107 116 119 123 119 113 125 124 112 120 117 125 110 132 87 125 124 92 162 134 79 84 136 121 112 126 136 141 141 137 122 105 117
XXVI
Tabel 6.b: behoefte aan geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn door autonome groei bevolking per zorgregio, 2003-2015
totaal geschikte verzorgd woningen wonen Groningen 5,2 0,4 Friesland 5,1 0,2 Drenthe 5,0 0,4 Zwolle 4,9 0,5 Twente 4,8 0,5 Apeldoorn-Zutphen 2,7 0,3 Arnhem 9,8 0,9 Nijmegen 5,8 0,3 Utrecht 10,8 0,6 Flevoland 7,5 0,3 't Gooi 2,3 0,5 Noord-Holland Noord 8,4 0,9 Kennemerland 3,1 0,2 Zaanstreek-Waterland 4,2 0,2 Amsterdam 4,4 0,0 Amstelland/Meerlanden 4,3 0,4 Zuid-Holland Noord 4,2 0,2 Haaglanden 7,4 0,1 Delft-Westland 5,2 0,6 Midden Holland 3,2 0,6 Rotterdam 1,0 -0,4 Nieuwe Waterweg N. -0,1 -0,1 Zuid-Hollandse eil. 4,6 0,8 Waardenland 4,7 0,8 Zeeland 2,1 0,3 West-Brabant 8,4 1,1 Midden-Brabant 5,3 0,4 Noordoost-Brabant 7,7 1,0 Zuidoost-Brabant 9,2 1,3 Noord-Limburg 5,5 0,4 Zuid-Limburg 4,7 0,8 Midden-IJssel 0,7 0,0 totaal 162,0 14,4 Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
10,7 9,6 8,3 9,2 8,5 5,0 17,9 10,3 21,0 12,9 4,4 15,2 5,5 6,7 11,1 7,0 8,3 13,4 9,4 5,7 3,4 0,1 7,8 8,5 4,1 14,7 9,4 13,5 15,9 9,6 7,9 1,6 296,6
0,8 0,5 0,7 0,9 0,8 0,5 1,5 0,5 1,2 0,5 0,8 1,7 0,4 0,4 0,1 0,7 0,5 0,2 1,1 1,0 -0,4 -0,2 1,4 1,4 0,5 1,9 0,8 1,7 2,4 0,8 1,2 0,1 26,3
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 4,8 0,6 1,1 0,2 2,8 4,8 0,3 1,3 0,2 3,1 4,6 0,8 0,8 0,2 2,8 4,4 0,6 0,8 0,4 2,7 4,3 0,8 1,0 0,4 2,1 2,5 0,3 0,5 0,2 1,6 9,0 1,0 2,4 0,7 4,8 5,5 0,5 1,4 0,4 3,1 10,1 1,2 2,0 0,6 6,4 7,2 0,6 1,7 0,7 4,2 1,8 0,2 0,4 0,2 1,1 7,5 1,2 1,6 0,5 4,3 2,8 0,4 0,6 0,2 1,6 4,0 0,8 0,7 0,2 2,3 4,4 0,2 0,5 0,2 3,6 3,9 0,4 0,9 0,2 2,5 4,0 0,7 0,7 0,6 1,9 7,3 0,4 0,6 0,3 6,0 4,6 1,3 0,7 0,2 2,4 2,6 0,5 0,7 0,3 1,2 1,4 -0,5 0,0 0,1 1,8 0,1 0,0 0,0 0,0 0,1 3,8 0,6 1,0 0,2 2,0 3,9 0,9 0,7 0,1 2,3 1,8 0,3 0,5 0,1 0,9 7,3 1,3 1,6 0,5 3,9 4,9 0,6 1,3 0,1 2,8 6,7 1,0 1,5 0,6 3,6 7,9 1,2 1,9 0,7 4,0 5,1 0,6 1,5 0,6 2,4 3,9 0,7 1,0 0,3 1,8 0,7 0,0 0,2 0,0 0,5 147,6 19,2 31,5 10,1 86,8 2003-2015 (in dzd) 9,9 1,1 2,2 0,4 6,2 9,2 0,7 2,4 0,4 5,7 7,6 1,3 1,4 0,3 4,6 8,3 1,0 1,5 0,7 5,1 7,6 1,4 1,8 0,6 3,9 4,5 0,5 0,8 0,3 2,9 16,4 1,9 4,3 1,2 9,1 9,7 1,0 2,6 0,7 5,5 19,8 2,4 3,9 1,1 12,4 12,4 1,1 3,0 1,2 7,1 3,5 0,4 0,7 0,3 2,1 13,5 2,2 3,0 0,8 7,5 5,1 0,7 1,0 0,4 3,0 6,3 1,3 1,1 0,3 3,6 11,1 0,6 1,1 0,3 9,0 6,3 0,7 1,4 0,3 4,0 7,8 1,4 1,4 0,9 4,0 13,1 0,8 1,1 0,6 10,6 8,3 2,3 1,3 0,3 4,4 4,7 0,9 1,2 0,4 2,2 3,8 -0,4 0,4 0,2 3,7 0,3 0,0 0,0 0,0 0,3 6,4 1,0 1,9 0,3 3,2 7,1 1,6 1,3 0,2 4,1 3,6 0,5 1,0 0,2 1,9 12,8 2,4 2,8 0,8 6,7 8,6 1,1 2,3 0,2 5,0 11,8 1,9 2,6 0,9 6,3 13,6 2,1 3,2 1,2 7,1 8,8 1,0 2,7 0,9 4,2 6,7 1,2 1,7 0,5 3,2 1,6 0,1 0,3 0,1 1,0 270,3 36,1 57,6 16,9 159,7
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
XXVII
Tabel 6.c: trendmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn per zorgregio, 2003-2015
Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
totaal geschikte verzorgd woningen wonen 3,2 1,6 5,2 1,2 9,4 1,5 4,6 2,1 12,3 2,2 3,4 1,0 13,8 3,3 7,1 1,3 10,6 2,9 7,8 0,8 4,6 1,6 10,6 2,1 4,0 1,5 4,7 0,4 0,3 2,0 2,2 1,2 3,5 1,5 7,0 2,4 4,7 1,1 2,4 1,3 -0,6 2,1 -0,5 0,4 6,4 1,8 9,1 2,0 3,9 1,4 10,0 2,5 5,6 1,0 11,1 2,0 17,0 4,8 10,4 1,4 7,6 3,2 1,9 0,3 203,5 55,9 8,8 9,8 12,8 8,9 16,0 5,6 21,9 11,6 20,9 13,2 6,6 17,5 6,4 7,2 7,1 4,8 7,6 13,0 8,8 4,8 1,8 -0,3 9,6 12,9 5,9 16,3 9,7 17,0 23,7 14,5 10,8 2,8 338,0
2,0 1,5 1,8 2,6 2,5 1,3 3,9 1,5 3,5 1,0 1,9 3,0 1,6 0,6 2,1 1,4 1,8 2,6 1,6 1,7 2,1 0,3 2,4 2,6 1,6 3,3 1,4 2,8 5,9 1,7 3,6 0,3 67,8
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige overige ingrijpend overige geschikte wonen met ouderen- aangepaste nultredenwoningen diensten woning woning woning 1,6 1,9 1,9 0,2 -2,4 4,0 2,0 1,6 0,2 0,3 7,9 2,9 3,0 0,2 1,8 2,4 2,6 1,4 0,4 -2,0 10,1 4,0 4,9 0,4 0,9 2,4 1,1 2,0 0,2 -0,9 10,5 5,0 6,6 0,7 -1,7 5,8 2,5 2,1 0,4 0,9 7,7 4,6 3,6 0,6 -1,1 7,0 1,6 1,4 0,7 3,3 3,0 1,1 1,0 0,2 0,7 8,5 2,4 2,5 0,5 3,1 2,5 2,9 2,0 0,2 -2,6 4,3 1,6 1,2 0,2 1,3 -1,7 3,9 1,7 0,2 -7,5 1,0 1,0 0,9 0,2 -1,1 2,0 2,5 2,0 0,6 -3,1 4,6 3,4 2,6 0,3 -1,7 3,5 2,0 1,4 0,2 0,0 1,1 1,0 1,1 0,3 -1,3 -2,8 4,3 1,4 0,1 -8,5 -0,8 0,5 0,2 0,0 -1,5 4,6 1,9 0,6 0,2 2,0 7,1 2,4 2,6 0,1 2,0 2,6 1,4 1,7 0,1 -0,7 7,5 3,1 5,4 0,5 -1,5 4,6 1,9 2,6 0,1 -0,1 9,1 2,5 4,2 0,6 1,8 12,1 4,5 3,6 0,7 3,4 9,0 1,9 4,0 0,6 2,6 4,4 3,0 2,7 0,3 -1,6 1,7 0,5 1,1 0,0 0,0 147,5 77,7 75,0 10,1 -15,3 2003-2015 (in dzd) 6,7 2,4 3,0 0,4 1,0 8,3 2,4 2,7 0,3 2,9 11,0 3,5 3,6 0,3 3,6 6,3 3,0 2,1 0,7 0,5 13,5 4,5 5,7 0,6 2,7 4,4 1,3 2,4 0,3 0,4 18,0 5,8 8,4 1,2 2,5 10,1 3,0 3,2 0,7 3,2 17,4 5,8 5,6 1,1 4,9 12,2 2,1 2,8 1,2 6,2 4,7 1,3 1,4 0,3 1,8 14,5 3,4 3,9 0,8 6,3 4,8 3,2 2,5 0,4 -1,3 6,6 2,1 1,6 0,3 2,6 4,9 4,3 2,3 0,3 -2,1 3,4 1,3 1,5 0,3 0,4 5,8 3,2 2,7 0,9 -1,1 10,5 3,9 3,2 0,6 2,9 7,2 3,0 1,9 0,3 2,0 3,2 1,4 1,6 0,4 -0,3 -0,3 4,4 1,7 0,2 -6,6 -0,6 0,5 0,2 0,0 -1,3 7,2 2,3 1,4 0,3 3,1 10,3 3,1 3,2 0,2 3,8 4,3 1,7 2,2 0,2 0,3 13,0 4,1 6,6 0,8 1,3 8,3 2,4 3,5 0,2 2,1 14,2 3,4 5,3 0,9 4,5 17,8 5,3 4,9 1,2 6,4 12,8 2,3 5,2 0,9 4,4 7,2 3,5 3,4 0,5 -0,2 2,5 0,6 1,3 0,1 0,6 270,2 94,7 101,1 16,9 57,6
Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant
Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg
Noord-Limburg
Zuid-Limburg
Zuid-Limburg
Midden-IJssel
Midden-IJssel
XXVIII
Delft-Westland
Twente Apeldoorn-Zutphen
Figuur 6.a: extra woningbehoefte die ontstaat door effecten extramuralisering verzorgingshuizen (in wo-
Haaglanden
Zwolle
ningen) per zorgregio, 2003-2015
Zuid-Holland Noord
Drenthe
3500
Amstelland/Meerlanden
Gehandicapensector
Amsterdam
GGZ
Zaanstreek-Waterland
Friesland 2003-2010
Kennemerland
3000
Noord-Holland Noord
Groningen 2003-2015
't Gooi
2500
Flevoland
2000
Utrecht
1500
Nijmegen
1000
Arnhem
500
Twente Apeldoorn-Zutphen
0
Zwolle
Figuur 6.b: extra woningbehoefte die ontstaat door effecten extramuralisering gehandicaptensector en
Drenthe
GGZ (in woningen) per zorgregio, 2003-2015
Friesland
400
350
300
250
200
150
100
50
0 Groningen
REGIONALE VERKENNING: OPGAVE VOOR WONEN MET ZORG EN WELZIJN - - - BIJLAGE - - -
Tabel 6.d: beleidsmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn exclusief effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ per zorgregio, 2003-2015
totaal overige geschikte verzorgd geschikte woningen wonen woningen Groningen 4,9 2,9 1,9 Friesland 7,0 2,6 4,4 Drenthe 11,0 2,7 8,2 Zwolle 5,9 3,3 2,7 Twente 13,9 3,5 10,4 Apeldoorn-Zutphen 4,3 1,7 2,5 Arnhem 16,6 5,5 11,1 Nijmegen 8,4 2,3 6,1 Utrecht 12,9 4,7 8,2 Flevoland 8,3 1,2 7,1 't Gooi 5,5 2,3 3,2 Noord-Holland Noord 12,1 3,3 8,8 Kennemerland 5,4 2,6 2,8 Zaanstreek-Waterland 5,6 1,2 4,4 Amsterdam 1,2 2,8 -1,5 Amstelland/Meerlanden 3,0 1,8 1,2 Zuid-Holland Noord 4,7 2,5 2,2 Haaglanden 8,7 3,7 4,9 Delft-Westland 5,6 1,9 3,7 Midden Holland 3,0 1,8 1,2 Rotterdam 0,1 2,8 -2,6 Nieuwe Waterweg N. -0,2 0,6 -0,8 Zuid-Hollandse eil. 7,4 2,6 4,8 Waardenland 10,1 2,8 7,3 Zeeland 5,2 2,4 2,8 West-Brabant 12,1 4,2 7,9 Midden-Brabant 7,0 2,2 4,9 Noordoost-Brabant 13,1 3,6 9,5 Zuidoost-Brabant 19,2 6,6 12,6 Noord-Limburg 11,9 2,6 9,3 Zuid-Limburg 10,0 5,1 4,9 Midden-IJssel 2,3 0,6 1,7 totaal 246,3 90,2 156,1 Groningen Friesland Drenthe Zwolle Twente Apeldoorn-Zutphen Arnhem Nijmegen Utrecht Flevoland 't Gooi Noord-Holland Noord Kennemerland Zaanstreek-Waterland Amsterdam Amstelland/Meerlanden Zuid-Holland Noord Haaglanden Delft-Westland Midden Holland Rotterdam Nieuwe Waterweg N. Zuid-Hollandse eil. Waardenland Zeeland West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant Noord-Limburg Zuid-Limburg Midden-IJssel totaal
10,5 11,7 14,5 10,5 17,8 6,6 25,3 13,1 23,3 13,9 7,6 19,2 7,9 8,3 7,8 5,8 8,9 14,4 10,1 5,6 2,3 -0,1 10,8 14,0 7,3 18,8 11,5 19,4 26,5 16,4 13,5 3,2 386,4
3,4 3,0 3,2 3,9 4,0 2,0 6,6 2,7 5,4 1,5 2,7 4,4 2,8 1,4 2,7 2,2 2,9 3,7 2,6 2,3 2,5 0,5 3,3 3,5 2,7 5,4 2,8 4,8 8,1 3,3 5,8 0,6 106,5
7,1 8,7 11,3 6,6 13,9 4,6 18,6 10,4 17,9 12,4 4,9 14,9 5,1 6,8 5,1 3,6 6,0 10,8 7,5 3,3 -0,2 -0,6 7,5 10,6 4,6 13,5 8,7 14,7 18,4 13,1 7,7 2,6 279,9
2003-2010 (in dzd) soorten overige geschikte woningen: overige ingrijpend overige wonen met ouderen- aangepaste nultredendiensten woning woning woning 2,2 1,9 0,2 -2,4 2,3 1,6 0,2 0,3 3,3 3,0 0,2 1,8 2,8 1,4 0,4 -2,0 4,3 4,9 0,4 0,9 1,2 2,0 0,2 -0,9 5,5 6,6 0,7 -1,7 2,8 2,1 0,4 0,9 5,1 3,6 0,6 -1,1 1,7 1,4 0,7 3,3 1,3 1,0 0,2 0,7 2,7 2,5 0,5 3,1 3,2 2,0 0,2 -2,6 1,7 1,2 0,2 1,3 4,1 1,7 0,2 -7,5 1,2 0,9 0,2 -1,1 2,8 2,0 0,6 -3,1 3,7 2,6 0,3 -1,7 2,2 1,4 0,2 0,0 1,1 1,1 0,3 -1,3 4,4 1,4 0,1 -8,5 0,5 0,2 0,0 -1,5 2,1 0,6 0,2 2,0 2,6 2,6 0,1 2,0 1,7 1,7 0,1 -0,7 3,5 5,4 0,5 -1,5 2,2 2,6 0,1 -0,1 2,9 4,2 0,6 1,8 4,9 3,6 0,7 3,4 2,2 4,0 0,6 2,6 3,5 2,7 0,3 -1,6 0,6 1,1 0,0 0,0 86,3 75,0 10,1 -15,3 2003-2015 (in dzd) 2,8 3,0 0,4 1,0 2,8 2,7 0,3 2,9 3,8 3,6 0,3 3,6 3,3 2,1 0,7 0,5 4,9 5,7 0,6 2,7 1,5 2,4 0,3 0,4 6,5 8,4 1,2 2,5 3,3 3,2 0,7 3,2 6,3 5,6 1,1 4,9 2,2 2,8 1,2 6,2 1,5 1,4 0,3 1,8 3,8 3,9 0,8 6,3 3,5 2,5 0,4 -1,3 2,3 1,6 0,3 2,6 4,5 2,3 0,3 -2,1 1,5 1,5 0,3 0,4 3,5 2,7 0,9 -1,1 4,1 3,2 0,6 2,9 3,2 1,9 0,3 2,0 1,5 1,6 0,4 -0,3 4,5 1,7 0,2 -6,6 0,5 0,2 0,0 -1,3 2,6 1,4 0,3 3,1 3,3 3,2 0,2 3,8 2,0 2,2 0,2 0,3 4,6 6,6 0,8 1,3 2,8 3,5 0,2 2,1 3,9 5,3 0,9 4,5 5,9 4,9 1,2 6,4 2,7 5,2 0,9 4,4 4,0 3,4 0,5 -0,2 0,7 1,3 0,1 0,6 104,3 101,1 16,9 57,6
XXIX
XXX
Tabel 6.e: beleidsmatige opgave voor geschikte huisvesting voor wonen met zorg en welzijn inclusief effecten extramuralisering gehandicaptensector en GGZ per zorgregio, 2003-2015 2003-2010 (in dzd) 2003-2015 (in dzd) totaal overige totaal overige geschikte verzorgd geschikte geschikte verzorgd geschikte woningen wonen* woningen woningen wonen* woningen Groningen 5,2 3,2 1,9 10,7 3,7 7,1 Friesland 7,3 2,9 4,4 12,1 3,4 8,7 Drenthe 11,2 3,0 8,2 14,7 3,4 11,3 Zwolle 6,2 3,5 2,7 10,8 4,1 6,6 Twente 14,2 3,8 10,4 18,1 4,3 13,9 Apeldoorn-Zutphen 4,4 1,9 2,5 6,8 2,2 4,6 Arnhem 17,1 6,0 11,1 25,7 7,1 18,6 Nijmegen 8,7 2,6 6,1 13,3 3,0 10,4 Utrecht 13,5 5,3 8,2 23,9 6,0 17,9 Flevoland 8,6 1,4 7,1 14,1 1,7 12,4 't Gooi 5,6 2,4 3,2 7,8 2,8 4,9 Noord-Holland Noord 12,4 3,6 8,8 19,5 4,7 14,9 Kennemerland 5,6 2,8 2,8 8,1 3,1 5,1 Zaanstreek-Waterland 5,7 1,3 4,4 8,4 1,6 6,8 Amsterdam 1,6 3,2 -1,5 8,1 3,1 5,1 Amstelland/Meerlanden 3,2 2,0 1,2 5,9 2,3 3,6 Zuid-Holland Noord 5,0 2,8 2,2 9,2 3,2 6,0 Haaglanden 9,0 4,1 4,9 14,8 4,0 10,8 Delft-Westland 5,8 2,0 3,7 10,2 2,8 7,5 Midden Holland 3,1 1,9 1,2 5,7 2,4 3,3 Rotterdam 0,5 3,1 -2,6 2,6 2,8 -0,2 Nieuwe Waterweg N. -0,1 0,7 -0,8 0,0 0,6 -0,6 Zuid-Hollandse eil. 7,6 2,8 4,8 11,0 3,5 7,5 Waardenland 10,3 3,0 7,3 14,2 3,7 10,6 Zeeland 5,4 2,6 2,8 7,5 2,9 4,6 West-Brabant 12,5 4,6 7,9 19,2 5,7 13,5 Midden-Brabant 7,3 2,4 4,9 11,7 3,0 8,7 Noordoost-Brabant 13,4 3,9 9,5 19,8 5,1 14,7 Zuidoost-Brabant 19,6 7,0 12,6 26,9 8,5 18,4 Noord-Limburg 12,2 2,8 9,3 16,7 3,5 13,1 Zuid-Limburg 10,3 5,4 4,9 13,8 6,1 7,7 Midden-IJssel 2,4 0,7 1,7 3,3 0,7 2,6 totaal 254,8 98,7 156,1 394,9 115,0 279,9 * ook voor gehandicapten en GGZ-cliënten