Regionale handhavingstrategie Eemland 2013-2014
Vastgesteld op 18 september 2012
Inhoudsopgave VOORWOORD ........................................................................................................................ - 3 1.
INLEIDING ...................................................................................................................... - 4 -
2.
HANDHAVINGSDOELSTELLING ........................................................................................ - 6 -
3.
NALEEFSTRATEGIE .......................................................................................................... - 7 3.1
VOORLICHTING EN COMMUNICATIE .......................................................................................... - 7 -
4.
TOEZICHTSTRATEGIE ...................................................................................................... - 8 -
5.
SANCTIESTRATEGIE ...................................................................................................... - 10 5.1 SANCTIES .................................................................................................................. - 10 5.1.1 Bestuursrechtelijke sancties ................................................................................- 10 5.1.2 Strafrechtelijke sancties ......................................................................................- 11 5.1.3 Bestuurlijke boete en bestuurlijke strafbeschikking .................................................- 11 5.2 SANCTIESTRATEGIE IN HET ALGEMEEN .................................................................................... - 11 5.3 SCHEMA BESTUURSRECHTELIJK HANDHAVINGSPROCES ................................................................. - 13 5.4 BIJZONDERE SITUATIES .................................................................................................... - 13 5.5 DE EFFECTUERING VAN DE SANCTIE ....................................................................................... - 14 5.6 HANDHAVING VAN EIGEN BEDRIJFSVOERING ............................................................................. - 14 5.6.1 Transparant en controleerbaar toezicht ...................................................................- 15 5.6.2 Geadresseerde voor de aanschrijving ......................................................................- 15 5.7 BEËINDIGING BESTUURLIJKE SANCTIES...................................................................................- 15 -
6.
GEDOGEN ...................................................................................................................... - 16 6.1 6.2 6.3
7.
TOETSINGSCRITERIA ....................................................................................................... - 16 TOELICHTING ............................................................................................................... - 17 PARTIEEL HANDHAVEN .................................................................................................... - 18 -
AFSTEMMING EN SAMENWERKING MET ANDERE HANDHAVINGSPARTNERS. ............... - 19 7.1 7.2
TAAKVERDERLING BIJ SAMENLOOP VAN BEVOEGDHEDEN ............................................................... - 19 AFSTEMMING MET HET OPENBAAR MINISTERIE/FUNKTIONEEL PARKET …………………………………………..- 19 -
BIJLAGE 1
LIJST MET VEEL GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .......................... - 21 -
BIJLAGE 2
PROTOCOL BEGUNSTIGINGSTERMIJNEN ....................................................... - 22 -
BIJLAGE 3
TOELICHTING TOEZICHT................................................................................. - 25 -
BIJLAGE 4
WERKWIJZE OPSTELLING JAARLIJKSE PROBLEEMANALYSE ........................... - 27 -
BIJLAGE 5
PROTOCOL DWANGSOMBEDRAGEN ................................................................ - 28 -
BIJLAGE 6 GEDRAGSLIJN OPENBAARHEID HANDHAVINGSINFORMATIE EN PLAATSING OP INTERNET ........................................................................................................................... - 33 -
-2-
Voorwoord
Voor u ligt de Regionale handhavingsstrategie Eemland 2013-2014. Deze handhavingsstrategie is bijna ongewijzigd ten opzichte van de eerdere handhavingsstrategie 2010-2012. Er is bewust voor gekozen om de eerdere strategie met twee jaar te verlengen in verband met de tot standkoming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD‟s) per 1 januari 2013. Het is de verwachting dat vanuit de RUD‟s op termijn gewerkt zal gaan worden met één gezamenlijke strategie. In ieder geval voor de uitvoering van de basistaken die verplicht overgedragen moeten worden. Omdat op dit moment zo‟n strategie nog niet voorhanden is en ook voor de niet-basistaken een handhavingsstrategie voorhanden moet zijn, blijft de Regionale handhavingsstrategie Eemland 20132014 voorlopig het strategisch uitgangspunt voor de wijze waarop de handhaving van omgevingsrechtelijke wetten met betrekking tot milieuaspecten door de gemeenten in samenspraak met andere handhavingspartners ten uitvoer wordt gelegd. Het heeft betrekking op handhavingsactiviteiten vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor zover het milieuaspecten betreft. Hieronder vallen ook de bodemaspecten vanuit de Wet bodembescherming binnen de regio Eemland. De strategie heeft geen betrekking op niet-milieutaken die in het kader van de Wabo per 1 oktober 2010 van kracht zijn geworden. Dit document bevat de doelstellingen van de milieuhandhaving die het Servicebureau|Gemeenten heeft gesteld, een omschrijving van de handhavingsinstrumenten plus een toelichting op de wijze waarop het Servicebureau|Gemeenten keuzes maakt bij de inzet van die verschillende instrumenten. Een belangrijk instrument is het toepassen van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties. Hierbij moet worden opgemerkt dat de bestuurlijke strafbeschikking wel wordt genoemd, maar niet in de sanctiestrategie is opgenomen omdat de betreffende bevoegdheden alleen zijn voorbehouden aan de (toekomstige) directeuren van de RUD‟s. De toepassing van dit instrument zal derhalve in de nieuwe sanctiestrategie van de RUD‟s moeten worden opgenomen. De werkwijze daarbij en de benodigde afstemming met handhavingspartners is omschreven in de sanctiestrategie. Deze aanpak is reeds in eerdere jaren provinciaal in Utrecht vastgesteld in het PMO en maakt deel uit van dit strategiedocument. Tot slot bevat deze strategie ook de werkwijze bij de keuze van bedrijven en branches. Deze prioriteitenstelling wordt jaarlijks concreet uitgewerkt in het handhavingsprogramma Wet milieubeheer en het handhavingprogramma Besluit bodemkwaliteit 20112013. Inmiddels worden door verschillende gemeenten ook eigen integrale handhavingsplannen opgesteld. Het jaarlijkse regionale handhavingsprogramma vormt de milieu-input voor het eigen integrale handhavingsprogramma van de desbetreffende gemeenten. Voor bodemsaneringen in Amersfoort wordt gebruik gemaakt van gemeentelijke opgaves van saneringslokaties. Voor een exact overzicht van inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer en werken die gecontroleerd worden kan het regionale inrichtingenbestand bij SB|G geraadpleegd worden. Amersfoort en Baarn maken gebruik van een eigen versie waarin de SB|G-medewerkers mutaties kunnen aanbrengen.
-3-
1. Inleiding Binnen de regio Eemland liggen de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg. Deze gemeenten vormen samen de Wgr-regio Servicebureau|Gemeenten. Het Servicebureau|Gemeenten voert het periodieke inrichtinggebonden milieutoezicht op inrichtingen in het kader van de Wabo uit ten behoeve van de gemeenten. Dit omvat ook enkele specialistische taken bijvoorbeeld toezicht bij activiteiten die vallen onder de Wet bodembescherming en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten zoals saneringslocaties en het Besluit bodemkwaliteit. Het Servicebureau| Gemeenten opereert nadrukkelijk op basis van verlengd lokaal bestuur. Dat wil zeggen dat de gemeenten hun autonome bevoegdheden behouden, ook al worden bepaalde werkzaamheden uitgevoerd door het Servicebureau|Gemeenten. De beslissingsbevoegdheid in handhavingstrajecten berust dan ook (uiteraard) uitsluitend bij de gemeenten. Er zijn geen taken gedelegeerd of gemandateerd. Zoals hiervoor al benoemd, gaan de basistaken over naar de provinciale RUD in Utrecht. De gemeenten gaan zelf bepalen welke niet-basistaken worden overgedragen aan de provinciale RUD. Voor bedrijven die vallen onder het Besluit risico‟s zware ongevallen (BRZO) geldt dat deze bedrijven verplicht overgedragen moeten gaan worden naar een boven-regionale BRZO. In dit geval gaat het om slechts twee inrichtingen die overgaan naar de BRZO RUD Noordzeekanaalgebied. Voor deze bedrijven gaat een landelijke handhavingssystematiek gelden. In verband met een efficiënte uitvoering van de werkzaamheden door het servicebureau is de ondertekening van handhavingstukken wel gemandateerd aan het Servicebureau|Gemeenten. De basis voor de handhavingsstrategie is de handhavingsbeleidscyclus. In het kort komt deze beleidscyclus neer op het met regelmaat doorlopen van de volgende stappen: Evaluatie en probleemanalyse; Vaststellen doelstellingen en prioriteiten; Keuze en gebruik instrumenten voor toezicht en sancties; Opstellen handhavingsprogramma; Monitoring en verslaglegging.
Tekening 1: De beleidscyclus
-4-
In deze regionale handhavingsstrategie, zijn die onderdelen van de beleidscyclus opgenomen die een min of meer statisch karakter hebben en waarvoor niet jaarlijks een nieuw programma behoeft te worden opgesteld. De strategie bevat de handhavingsdoelstelling van het Servicebureau|Gemeenten, een omschrijving van de verschillende handhavingsinstrumenten en de wijze waarop deze zo optimaal en efficiënt mogelijk kunnen worden ingezet om de handhavingsdoelstelling te bereiken. Speciaal gaat de handhavingsstrategie daarbij in op de inzet van de bestuurlijke sanctie instrumenten en de wijze waarop bij de inzet daarvan wordt gecommuniceerd en samengewerkt met andere handhavingspartners. De concretisering van deze handhavingsstrategie zoals interne en externe (samenwerkings)afspraken, protocollen en werkinstructies vindt in andere documenten plaats.
-5-
2.
Handhavingsdoelstelling
Toezicht en handhaving van milieugerelateerde omgevingsrechtwetgeving is een wettelijke taak en dient vooral om het naleef gedrag van bedrijven, ondernemers en andere actoren bij milieubelastende activiteiten te verbeteren. Het Servicebureau|Gemeenten is van mening dat in principe elk bedrijf, werk of saneringslocatie dat onder de werking van de Wabo of de Wet bodembescherming valt aan de daarbij gestelde regels dient te voldoen en daarop ook wordt gecontroleerd. Bij de uitvoering van het toezicht heeft het Servicebureau|Gemeenten geconstateerd dat een zeer grote groep ondernemers en bedrijven zich niet (geheel) uit zichzelf aan de wettelijke regels houdt. Bij circa 47 % van de toezichtbezoeken worden gemiddeld een of meer overtredingen geconstateerd bij de eerste controle. Het doel van de handhaving is de naleving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving te verbeteren. Dat is ook gebeurd want het aantal overtredingen bij eerste bezoeken is ten opzichte van de periode vóór 2006 gedaald (aantal overtredingen lag voor 2006 op ongeveer 75%). Daarbij moet wel worden opgemerkt dat een versobering van verplichtingen is opgetreden sinds het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in 2008 in werking is getreden en nadien meerdere malen is gewijzigd. Zo zijn bepaalde verplichtingen overgegaan naar andere regelgeving (brandweer/Arbo-regels) of geschrapt of vereenvoudigd, ondermeer de meldingsplicht en keuringsfrequenties. De toezicht- en handhavingsinspanningen richten zich naast preventieve activiteiten vooral op twee aspecten van het naleefgedrag. 1: Intensief toezicht om het aantal regels dat wordt overtreden te beperken. Daarbij kan gedacht worden aan het handhaven van verplichte voorzieningen. Als de voorziening eenmaal is gerealiseerd is de overtreding vaak blijvend beëindigd. 2: Intensief toezicht om de duur van overtredingen te beperken. Daarbij kan gedacht worden aan het naleven van gedragsvoorschriften. Naleving van gedragsregels handhaven vraagt om frequent en intensief toezicht. Omdat het periodiek en volledig controleren van alle bedrijven, werken en saneringslocaties veel tijd kost, -meer tijd dan per jaar beschikbaar is met de bestaande formatie voor toezichtis een aanverwante doelstelling tegelijkertijd om zo efficient mogelijk de beschikbare toezichtcapaciteit in te zetten door slimme keuzes te maken bij het toezicht. Deze keuzes worden in het handhavingsprogramma beschreven en vastgelegd.
-6-
3. Naleefstrategie
Het op een goede wijze naleven van de milieugerelateerde omgevingsrechtwetgeving en de daaraan verbonden voorschriften kan op verschillende manieren tot stand komen. Het Servicebureau|Gemeenten probeert naleving te bevorderen door voorlichting en communicatie, het uitvoeren van periodiek toezicht en zo nodig het inzetten van sancties. Bij het toezicht en de handhaving werkt het Servicebureau| Gemeenten zo veel mogelijk samen met andere handhavingspartners. Hierna wordt kort ingegaan op de acties die het Servicebureau|Gemeenten uitvoert op het gebied van voorlichting en communicatie met bedrijven, ondernemers en andere actoren. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoering van het toezicht besproken. In hoofdstuk 5 en 6 komen de bestuurlijke sancties, de sanctiestrategie en gedoogstrategie aan bod. Deze handhavingsstrategie eindigt met een korte beschrijving van de werkwijze en afspraken bij de samenwerking met andere handhavingspartners.
3.1
Voorlichting en communicatie
Naleving heeft betrekking op het gedrag van mensen of bedrijven / instellingen ten aanzien van regels. De naleving van veel regels vindt spontaan plaats, dat wil zeggen dat hiervoor geen uitdrukkelijk toezicht nodig is en er geen sancties behoeven te worden opgelegd om naleving te bewerkstelligen. Goede voorlichting aan burgers en bedrijven leidt tot bekendheid met en duidelijkheid van wet- en regelgeving. Dit kan (indirect) leiden tot betere naleving. Voorlichting kan bijvoorbeeld variëren van branchegerichte voorlichting naar aanleiding van een onderzoek, het verschaffen van informatie over handhaving door middel van productbladen, factsheets e.d. tot het schrijven van persberichten om nieuwe (landelijke) regelingen bekend te maken. Sinds 2005 zijn door het Servicebureau|Gemeenten meerdere instrumenten toegepast om via de inzet van communicatie de naleving te bevorderen. Zo wordt bijvoorbeeld op het gebied van vuurwerk jaarlijks aan alle ondernemers binnen de zeven gemeenten gerichte informatie gegeven over de toe te passen regels, zijn er stukken in de lokale kranten geplaatst, zijn er voor de integrale rondes aparte productwijzers ontworpen, voor afval- of energieprojecten gebruik gemaakt van informatieve brieven en ook nieuwsbrieven. Hetzelfde geldt voor de visindustrie te Bunschoten waar in het kader van de gedragsregels ook met brancheorganisaties overleg is gevoerd. Ook gebruikt het Servicebureau|Gemeenten productbladen waarin het handhavingsproces op begrijpelijke wijze is uiteengezet. Dergelijke productbladen zijn ook in samenwerking met de Kamer van Koophandel Gooi en Eemland verspreid. Het Servicebureau|Gemeenten informeert bedrijven en burgers over genomen dwangsombeschikkingen. Dit geschiedt via een publicatie in het regionale huis-aan-huisblad en/of via de website. Door meer bekendheid te geven aan de handhavingsinspanningen en aan de betreffende overtredingen en overtreders verwacht het Servicebureau|Gemeenten een preventieve werking voor nieuwe (langdurige) overtredingen. Een gedragslijn hiervoor is in bijlage 6 opgenomen. Burgers en bedrijven maken bij de keuze over het (nalevings)gedrag ter zake van wet- en regelgeving een kosten/batenoverweging. Er wordt gekeken naar financieel-economische factoren, maar ook naar de invloed op het imago of de reputatie. Indien de overheid bij het nemen van bijvoorbeeld technische maatregelen subsidieert of faciliteert, kan eerder naleving worden bereikt. Het Servicebureau|Gemeenten beschikt op dit moment niet over financiële middelen om noodzakelijke maatregelen te subsidiëren. Incidenteel vindt via individuele gemeenten wel subsidiëring van energiescans plaats. Het Servicebureau|Gemeenten heeft wel geparticipeerd in een landelijk SAM-project (een soort training 'on the job' om energiebesparing bij bedrijven te verbeteren). De follow-up adviezen hiervan zijn door een extern bureau opgepakt.
-7-
4.
Toezichtstrategie
Door middel van het uitvoeren van toezicht kan naleving worden bewerkstelligd. Toezicht bij inrichtingen vindt in beginsel plaats door middel van reguliere volledige controles. Daarnaast vindt er ook ad hoc (naar aanleiding van meldingen, klachten en calamiteiten) en projectmatig toezicht plaats of wordt in plaats van een volledige controle slechts een aspect gecontroleerd. De uitsplitsing naar regulier volledig danwel aspect of project wordt in het handhavingsprogramma aangegeven. De keuze daartussen houdt verband met de doelstelling die het Servicebureau|Gemeenten heeft geformuleerd. Omdat niet alle bedrijven binnen de beschikbare tijd voor toezicht kunnen worden bezocht worden prioriteiten gesteld. Deze zijn afhankelijk van de aard en de omvang van de milieu-aspecten van de inrichting, de houding en het naleefgedrag van de inrichtinghouder, en de prioriteitenstelling op basis van de probleemanalyse, waaronder de bestuurlijke / politieke aandacht voor de inrichting dan wel het onderwerp. De uitwerking van het toezicht (aantallen, type inrichtingen, thema‟s, planning etc.) zijn opgenomen in het jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma Wet milieubeheer alsmede de verschillende dienstverleningsstatuten (DVS) per gemeente. Voor werken in het kader van het Besluit bodemkwaliteit (voormalige Bouwstoffenbesluit) vindt toezicht plaats aan de hand van gedane meldingen. Daarnaast wordt regelmatig in het veld gesurveilleerd waarbij ook niet gemelde werken worden getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Dit kan tot handhavingsancties leiden. Alle saneringslocaties op grond van de Wet bodembescherming worden ten minste eenmaal fysiek gecontroleerd. Verder toezicht en handhaving vinden plaats aan de hand van de beoordeling van rapportages. Controles vinden zowel aangekondigd als onaangekondigd plaats. Het al of niet aankondigen van een bezoek houdt verband met de te controleren elementen en de noodzaak dat een bedrijfsleider of een ander verantwoordelijke persoon aanwezig dient te zijn. Uit efficiency oogpunt is het nodig in sommige gevallen het bezoek aan te kondigen. Onaangekondigd bezoek vindt in de regel plaats bij hercontrole, bij aspectcontroles (zoals geluidsmetingen, vuurwerkcontroles, etc.) en bij controles buiten inrichtingen. Daarbij kan gedacht worden aan werken in kader van het Besluit bodemkwaliteit, op grond van de APV en mobiele puinbrekers. Ook de pakkans is mede bepalend voor de mate waarin regels worden nageleefd. Bedrijven zijn ingedeeld in koplopers, volgers en achterblijvers. De laatste categorie wordt jaarlijks bezocht ongeacht de aard van het bedrijf of de instelling. Goed naleefgedrag wordt „beloond‟ door koplopers minder frequent te bezoeken, tenzij bedrijven in de hoogste gevaarscategorie (meestal milieucategie 4) zijn ingedeeld. Bij sommige overtredingen is de pakkans groot in verband met de mate waarin derden bereid zijn klachten over milieuoverlast bij het bevoegd gezag te melden. Vooral geluid- en stankoverlast geven vaak aanleiding tot klachten. Ook de bereikbaarheid van het Servicebureau|Gemeenten is in dat verband van belang. In Eemland kunnen burgers 24 uur per dag hun klachten doorgeven, zowel rechtstreeks als via de plaatselijke politie. Tevens is in Amersfoort een servicetelefoon ingesteld die het doen van meldingen en klachten vereenvoudigd. Alle milieuklachten die buiten kantooruren bij de politie binnen komen worden, middels politiemutatieformulieren wekelijks aan het Servicebureau|Gemeenten doorgegeven1. Verdere afhandeling vindt dan door het servicebureau plaats. Daarnaast bestaat sinds 2008 een zogenaamde regeling voor kanspiket via de provinciale klachtenlijn. Overigens is tevens van belang hoe wordt omgegaan met de hercontroles en de wijze waarop deze worden ingepland. Het Servicebureau|Gemeenten hanteert voor diverse overtredingen, afhankelijk van de aard en de noodzakelijke maatregelen vaste begunstigingstermijnen en daaraan gekoppelde hercontrole momenten, die zijn vastgelegd in een protocol (bijlage 2).
Deze praktijk wordt sinds medio 1995 gehanteerd.
-8-
Bij de uitvoering van de milieutaken vergunningverlening en toezicht & handhaving voor de Wabo is een scheiding op persoonsniveau een vereiste. Het Servicebureau|Gemeenten heeft deze scheiding van taken op grond van de kwaliteitscriteria van het Besluit omgevingsrecht (BOR) uitgevoerd. Bij het doorvoeren van een functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving is het van groot belang dat beide disciplines regelmatig contact met elkaar hebben. Het belang daarvan is het uitwisselen van informatie. Dit kan plaatsvinden door het gezamenlijk uitvoeren van bijvoorbeeld de opleveringscontrole of periodiek overleg naar aanleiding van aanvragen om vergunning. De werkwijze bij het toezicht en de wijze waarop via de probleemanalyse jaarlijks prioriteiten worden benoemd zijn in bijlage 3 en 4 uitgewerkt.
-9-
5. Sanctiestrategie Handhaving van (de naleving van) geldende voorschriften is van belang om de volgende, gelijkwaardige redenen: Het beperken van schade en het herstel in de oorspronkelijke toestand; Het voorkomen van herhaling, door dezelfde overtreder of anderen; Het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten; Het bevestigen van het belang van o de geloofwaardigheid van de normerende overheid; o de rechtsgelijkheid; o eerlijke concurrentieverhoudingen; o normen gesteld in belang van het milieu of openbare gezondheid; o normen gesteld in belang van de mogelijkheid tot overheidscontrole. Handhavend optreden is primair gericht op herstel, ontmoediging en straf. Maar consequente handhaving is ook noodzakelijk voor algemene rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en geloofwaardigheid. De sanctiestrategie handhaving voor het Servicebureau|Gemeenten bevat een overzicht van de verschillende bestuurlijke en strafrechtelijke sancties en de wijze waarop deze in het kader van bestuurlijk of strafrechtelijk optreden -afzonderlijk of in combinatie- worden gebruikt. Daarbij is aangegeven welke actie het meest passend is gelet op met name de aard en de ernst van de overtreding. 5.1
Sancties
5.1.1 Bestuursrechtelijke sancties Naleving van regels is in belangrijke mate afhankelijk van de kans op een sanctie, de hoogte en soort van de aan de overtreding gekoppelde sanctie en overige nadelen van sanctie oplegging. Het opleggen van een sanctie is een van de manieren om naleving af te dwingen. Tegen geconstateerde milieu- en aanverwante delicten kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De keuze van het te gebruiken sanctie instrument is afhankelijk van de geconstateerde overtreding. De bestuurlijke sanctie dient er in de eerste plaats toe om een rechtsconforme situatie te bereiken. Het primaire doel is om de overtreding ongedaan te maken. Voor de keuze van het instrument is de potentiële milieuschade die de overtreding kan veroorzaken en de aard van de milieu-overtreding bepalend. Bij de strafrechtelijke handhaving is, naast het bereiken van een rechtsconforme situatie, tevens het bestraffende element van belang. Er is een drietal bestuursrechtelijke sancties. De last onder dwangsom is de meest bruikbare en effectieve sanctie. Daarnaast is ook de inzet van de last onder bestuursdwang of het intrekken van de vergunning als sanctie te gebruiken. In uitspraken van de Raad van State is inmiddels een beginselplicht tot handhaven geformuleerd. In het geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift zal, gelet op het algemeen belang, het bestuursorgaan dat bevoegd is om de last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzonder omstandigheden mag het bestuursorgaan dit niet doen. Dit kan aan de orde zijn als er een concreet zicht is op legalisatie. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in de concrete situatie moet worden afgezien. Binnen het Servicebureau|Gemeenten is een protocol vastgesteld waarin dwangsombedragen per overtreding zijn gestandaardiseerd (bijlage 5). Tevens is het Servicebureau|Gemeenten vanaf 2006
- 10 -
gestart met het publiceren via pers of website van informatie over genomen bestuursrechtelijke sancties. Door berichtgeving over de uitvoering van de repressieve handhavingstaak kan de houding bij bedrijven wijzigen tot een meer normconform gedrag.
5.1.2 Strafrechtelijke sancties Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in juli 1999 de strategie milieu uitgebracht. In 2011 is de Notitie verkenning verhouding en afstemming bestuur – Openbaar Ministerie vastgesteld. In deze documenten geeft zij aan wat in haar ogen de rol van het OM en het strafrecht is bij de opsporing en vervolging van milieudelicten. Het OM wil hiermee bereiken dat zij de juiste zaken binnen krijgt en deze zaken op een goede wijze afdoet. De strategie bevat onder meer een lijst van kernbepalingen. Deze lijst is opgenomen in het document Aanwijzing handhaving milieurecht (2010A004) van 15 februari 2010. Kernbepalingen zijn bepalingen die binnen een regeling of vergunning waarvan zij deel uitmaken de kern vormen van de bescherming van de belangen waartoe die regeling of vergunning strekt. Bij de toepassing van strafrechtelijke sancties kan deze apart en in combinatie met een bestuurlijke sanctie worden opgelegd. Voor sommige overtredingen ligt het gebruik van een strafrechtelijke sanctie voor de hand, voor andere overtredingen is een combinatie meer voor de hand liggend. Bijvoorbeeld als bij een hercontrole blijkt dat geen gehoor is gegeven aan een door het bevoegd gezag gestelde termijn om een eerder geconstateerde overtreding te beëindigen, kan proces-verbaal worden opgemaakt, gevolgd door het aanbieden van een transactie, èn een last onder dwangsom worden opgelegd. Met het transactie aanbod wordt de bij herhaling geconstateerde overtreding bestraft, met de last onder dwangsom wordt beoogd verdere herhaling of voortduren van die overtreding te voorkomen. 5.1.3 Bestuurlijke boete en bestuurlijke strafbeschikking Op het gebied van de bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving zijn een aantal nieuwe wetten tot stand gekomen. In de 4e tranche van de Awb is de bestuurlijke boete opgenomen. Deze is uitgewerkt in twee wetsvoorstellen: de bestuurlijke boete foutparkeren en de bestuurlijke boete kleine ergernissen (openbare ruimte). De Wet OM-afdoening maakt het sinds 1 mei 2012 mogelijk de bestuurlijke strafbeschikking toe te passen. Deze bevoegdheid is echter toegekend aan de directeuren van de toekomstige RUD‟s plus enkele andere (landelijke) bestuursorganen. Van de handhavingsmogelijkheden die deze wetgeving biedt, kan binnen de RUD‟s in de toekomst gebruik worden gemaakt. 5.2
Sanctiestrategie in het algemeen
De sanctiestrategie is een weergave van de afspraken over de wijze van handhaven in algemene gevallen. Vooropgesteld moet worden dat niet alle situaties ondervangen kunnen worden door stappenplannen. In concrete gevallen kan de noodzaak bestaan hier gemotiveerd van af te wijken. De sanctiestrategie start bij de constatering van een overtreding, bijvoorbeeld bij een reguliere controle of naar aanleiding van een klacht. 1 Constatering van een overtreding Allereerst moet nagegaan worden of de overtreding legaliseerbaar is. Als er een concreet zicht bestaat op legalisatie is dit een reden om van verdere handhaving af te zien. Legalisatie kan bijvoorbeeld plaatsvinden door een melding te laten doen of een vergunningaanvraag te laten indienen. Is legalisatie (op korte termijn en concreet) mogelijk dan dient de inrichtingdrijver danwel de initiatiefnemer hiertoe de mogelijkheid te krijgen. Dit kan door in de eerste brief (toezichtbrief of waarschuwingsbrief) de noodzakelijke acties voor legalisatie te beschrijven en hiervoor een termijn van uitvoering te stellen. 2 Afhankelijk van de aard van de overtreding vindt een vervolg plaats A: Bij overtredingen met acuut milieugevaar of directe milieuschade is het direct toepassen van
- 11 -
een last onder bestuursdwang vaak de enige mogelijkheid. In deze situatie is legalisatie niet aan de orde. B: Bij overtredingen waar geen sprake is van acuut milieugevaar maar die of wel doelbewust zijn begaan; of geen kennelijk incident zijn; of die niet gering van omvang zijn; wordt direct aangekondigd dat een bestuurlijke sanctie zal worden getroffen. In deze eerste brief (waarschuwingsbrief) wordt aan overtreder medegedeeld dat: 1. een bestuurlijke sanctie (meestal een last onder dwangsom) zal worden opgelegd bij voortduren van de overtreding; 2. wordt aan de overtreder een hersteltermijn gegeven; 3. wordt de overtreder de mogelijkheid gegeven zienswijzen (overeenkomstig hoofdstuk 4 Awb) te geven omtrent het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Een afschrift van deze brief wordt toegezonden aan de handhavingspartners waaronder in ieder geval de politie. De politie kan – bij overtredingen van bijvoorbeeld kernbepalingen -zelfstandig overgaan tot het opstellen van proces-verbaal of het aanbieden van een lik-op-stuk-transactie. Nadat de hersteltermijn is afgelopen wordt een hercontrole uitgevoerd, zo mogelijk in samenwerking met de politie (bij overtreding van een kernbepaling). Wanneer de overtreding niet is beëindigd wordt de bestuurlijk aangekondigde sanctie opgelegd en in overleg met het OM wordt strafrechtelijk opgetreden. Deze tweede brief (sanctiebeschikking) is 1. een besluit in de zin van de Awb; 2. hiertegen staat bezwaar en beroep open; 3. er wordt een last onder dwangsom (of eventueel een last onder bestuursdwang) opgelegd; 4. er wordt een begunstigingstermijn gegeven, waarbinnen de overtreder alsnog de gelegenheid krijgt de overtreding ongedaan te maken. C: Bij overtredingen waarbij geen sprake is van acuut milieugevaar die en niet doelbewust zijn begaan en kennelijk een incident zijn en gering van omvang zijn wordt naar aanleiding van de overtreding een eerste brief (toezichtbrief) gestuurd. Hierin krijgt de overtreder een hersteltermijn waarbinnen hij/zij de overtreding ongedaan kan maken. Na deze hersteltermijn vindt een tweede (her)controle plaats. Als opnieuw een(zelfde) overtreding wordt geconstateerd wordt een tweede brief (waarschuwingsbrief) gestuurd waarin aan de overtreder wordt medegedeeld dat: 1. een bestuurlijke sanctie (meestal een last onder dwangsom) zal worden opgelegd bij voortduren van de overtreding; 2. wordt aan de overtreder een tweede hersteltermijn gegeven; 3. wordt de overtreder de mogelijkheid gegeven zienswijzen (overeenkomstig hoofdstuk 4 van de Awb) te geven omtrent het voornemen tot het geven van een last onder dwangsom. Een afschrift van deze tweede brief wordt toegezonden aan de handhavingspartners waaronder in ieder geval de politie. De politie kan (in geval van overtreding van een kernbepaling) zelfstandig overgaan tot het opstellen van proces-verbaal of het aanbieden van een lik-op-stuk-transactie. Nadat de tweede hersteltermijn is afgelopen wordt een derde (her)controle uitgevoerd, zo mogelijk in samenwerking met de politie (bij overtreding van een kernbepaling). Wanneer de overtreding niet is beëindigd wordt de bestuurlijk aangekondigde sanctie opgelegd. Deze derde brief (sanctiebeschikking) is: 1. een besluit in de zin van de Awb; 2. hiertegen staat bezwaar en beroep open; 3. er wordt een last onder dwangsom (of eventueel een last onder bestuursdwang) opgelegd; 4. er wordt een begunstigingstermijn gegeven, waarbinnen de overtreder alsnog de gelegenheid krijgt de overtreding ongedaan te maken. Voorgaande is in paragraaf 5.3 in een schema overzichtelijk weergegeven.
- 12 -
5.3 Schema bestuursrechtelijk handhavingsproces
Er wordt een overtreding geconstateerd bij een eerste controlebezoek
Overtreding met acuut milieugevaar / directe milieuschade
JA
NEE NEE
Na eerste bezoek Direct toepassen van last onder bestuursdwang Geen begunstigingstermijn Afschrift aan relevante partners Eventueel proces-verbaal en /of voorlopige maatregel
Na eerste bezoek brief met: hersteltermijn Afschrift aan relevante partners Eventueel proces-verbaal laten opmaken Na tweede bezoek brief met: Handhavingsbeschikking, begunstigingstermijn Afschrift relevante partners
Overige Overtredingen
Én niet doelbewust Én kennelijk incident Én gering van omvang
Na eerste bezoek brief met: Hersteltermijn
JA
Na tweede bezoek brief met: Hersteltermijn Afschrift aan relevante partners Eventueel proces-verbaal laten opmaken Na derde bezoek brief met: Handhavingsbeschikking, begunstigingstermijn Afschrift relevante partners
- 13 -
5.4 Bijzondere situaties Het voorgaand beschreven stappenschema bevat de hoofdlijnen van reageren bij veel voorkomende overtredingen van kernbepalingen en niet-kernbepalingen. De toe te passen begunstigingstermijnen en dwangsombedragen zijn door het Servicebureau|Gemeenten in een separaat protocol beschreven voor de meest voorkomende overtredingen. Vanzelfsprekend kunnen er altijd situaties voorkomen die niet standaard zijn, of waar andere motieven zijn om van de hoofdlijn van reageren af te wijken. Al deze afwijkingen worden gemotiveerd in de brieven en gedocumenteerd in het dossier. Het stappenschema, zoals opgenomen in de vorige paragraaf is met name van toepassing op overtredingen binnen inrichtingen. Voor overtredingen buiten inrichtingen en overtredingen met een eenmalig karakter is dat stappenschema vaak minder goed toepasbaar. In die gevallen is de bestuurlijke sanctie niet altijd gericht op het herstel van de overtreding maar meer op het voorkomen van herhaling van de overtreding. Dit kan het geval zijn als het directe milieuhygiënisch belang in mindere mate aanwezig is, bijvoorbeeld als alleen administratieve voorschriften zijn overtreden. Wel ligt het dan voor de hand middels een proces verbaal bestraffend op te treden. 5.5 De effectuering van de sanctie Nadat de handhavingsbeschikking is gegeven controleert de toezichthouder of aan de beschikking wordt voldaan. Meestal bevat de handhavingsbeschikking een begunstigingstermijn. Dit is niet altijd verplicht, maar houdt verband met de aard van de overtreding. Op het moment dat de overtreding niet is beëindigd als de begunstigingstermijn is verlopen worden dwangsommen verbeurd. Het verbeuren van dwangsommen gebeurt van rechtswege. Om de verbeuring aan te tonen moet het bestuursorgaan voor bewijs zorgdragen. Voordat tot aanmaning van betaling van een verbeuring kan worden overgegaan, dient het bevoegd gezag een invorderingsbeschikking op te stellen. De bevoegdheid tot het innen van verbeurde dwangsommen verjaart na één jaar. Daarom is het noodzakelijk op tijd met de inning te starten. Het Servicebureau|Gemeenten start direct na het verbeuren met het opstellen van een verbeuringsbrief. De zeven gemeenten hebben in 2004 in het portefeuillehouders overleg afgesproken dat eenmaal verbeurde dwangsommen in principe onverkort worden geïnd. Het aantal verbeuringen is sinds 2008 toegenomen van 1,5 % van alle bezochte bedrijven naar circa 3,5% van alle jaarlijkse bezochte inrichtingen. Het dwangsombesluit is van rechtswege geëxpireerd als het maximum aan dwangsommen is verbeurd. In de gevallen, waarin de overtreding binnen de begunstigingstermijn wordt beëindigd en zich binnen een jaar na de datum van het dwangsombesluit niet herhaald, kan door de overtreder het verzoek worden gedaan aan het bevoegde gezag om de dwangsombeschikking in te trekken.
5.6 Handhaving van eigen bedrijfsvoering De SB|G-gemeenten voeren ook bedrijfsmatige activiteiten uit waarvoor zij formeel tevens zelf de handhavende organisatie zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de opslag van afvalstoffen, het aanleggen van infrastructurele werken of het (laten) uitvoeren van een bodemsanering. De feitelijke handhavende taken worden echter door het Servicebureau|Gemeenten uitgevoerd, om zo enige scheiding van verantwoordelijkheden te bereiken. Desondanks is het nodig de handhaving van de eigen gemeentelijke bedrijfsvoering zichtbaar en transparant te maken. In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe het Servicebureau|Gemeenten omgaat met de handhaving van een deel van de gemeentelijke bedrijfsvoering.
- 14 -
5.6.1
Transparant en controleerbaar toezicht
De bevindingen van het toezicht worden altijd schriftelijk ter kennis gesteld van degenen die het beheer of de directie voeren over de gecontroleerde activiteit. In de gevallen waarin een overtreding wordt geconstateerd wordt dezelfde sanctiestrategie gehanteerd als bij overtredingen van “externe inrichtingen”.
5.6.2
Geadresseerde voor de aanschrijving
De aanschrijvingen worden gericht aan de beheerder (of directeur) van de gecontroleerde inrichting of activiteit, waar de overtreding is geconstateerd. Het college van burgemeester en wethouders heeft formeel de verantwoordelijkheid over het reilen en zeilen in de ambtelijke organisatie en is daarom ook eindverantwoordelijk voor eventuele overtredingen. Overigens is dit anders als bepaalde taken intern zijn gedelegeerd. In eerste instantie is de overtreding altijd toe te rekenen aan de beheerder of de directeur. De aankondiging dat bestuursrechtelijk wordt opgetreden is een formele actie van het bestuur aan het adres van de inrichtingdrijver. Van deze aankondiging (zgn. waarschuwingsbrief) wordt daarom ook altijd, naast een afschrift aan de PMD en het Waterschap, een afschrift aan het dagelijks bestuur dat verantwoordelijk is voor de betreffende dienst gestuurd. Een dergelijke brief wordt zodanig afgehandeld dat het resultaat open staat voor democratische controle.
5.7 Beëindiging bestuurlijke sancties De Awb geeft het bevoegd gezag een aantal mogelijkheden om een opgelegde last onder dwangsom te veranderen. Op dit moment wordt hier weinig gebruik van gemaakt, tenzij er van de zijde van de overtreder een verzoek tot opheffing komt. De wettelijke mogelijkheden voor het veranderen van een last onder dwangsom op verzoek zijn: opheffen, de looptijd opschorten, de hoogte verminderen. In het algemeen kan het bevoegd gezag een bestuurlijke sanctie opheffen als de overtredingen zijn beëindigd. Als een overtreder op de hoogte wordt gesteld van een verandering van een bestuurlijke sanctie is sprake van een beschikking. Dit betekent dat er ook bezwaar mogelijk is, bijvoorbeeld door derden. Van de mogelijkheden om een bestuurlijke sanctie op te heffen of te veranderen zal gebruik worden gemaakt.
- 15 -
6.
Gedogen
Uitgangspunt is de beginselplicht tot handhaving. Er zijn echter situaties denkbaar waarin van dit beginsel wordt afgeweken, het zogenaamde gedogen. In deze paragraaf wordt een strategie voor het gedogen van overtredingen van, bij of krachtens wettelijke voorschriften, gestelde regels weergegeven. Het uitgangspunt is “niet gedogen”. In de praktijk komt het soms voor dat gedogen het beste alternatief is. Indien gedogen noodzakelijk is, moet dit een bewuste keuze zijn en dient er op basis van een gemotiveerd schriftelijk verzoek, een expliciet besluit te worden genomen waaraan voorwaarden worden verbonden. Volgens actuele juridische inzichten is er sprake van gedogen wanneer er niet wordt opgetreden tegen overtredingen van rechtsregels door een orgaan dat tot zodanig optreden juridisch bevoegd en feitelijk in staat is. Dit houdt in dat: het orgaan redelijkerwijs op de hoogte moet zijn van de overtreding; het orgaan de mogelijkheid moet hebben om een rechtmatig handhavingsbeleid vast te stellen. Deze strategie legt vast in welke situaties en onder welke voorwaarden handhavend optreden tegen overtreders tijdelijk achterwege kan blijven. Deze strategie geldt voor de bestuursorganen in de provincie Utrecht. Hierbij is rekening gehouden met het landelijke beleidskader gedogen. Wanneer in deze paragraaf gesproken wordt over gedogen, dan wordt bedoeld dat bestuursorganen bewust schriftelijk besluiten tot niet handhavend optreden in situaties van overgang of overmacht. Voor al deze omstandigheden geldt dat zij slechts in uitzonderingsgevallen en onder zorgvuldige belangenafweging kunnen worden toegepast, mits het gedogen zoveel mogelijk in omvang en tijd beperkt is. 6.1
Toetsingscriteria
Een verzoek om het gedogen van een overtreding dient te allen tijde schriftelijke te geschieden en wordt getoetst aan de volgende criteria: Er moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie in het bijzonder een overmacht- of overgangssituatie: dit is bijvoorbeeld aan de orde als de vergunning op formele gronden is vernietigd en een nieuwe vergunningprocedure moet worden opgestart (overmacht). Spoedeisende belangen vallen ook onder dit criteria; noodvoorzieningen naar aanleiding van bedrijfsprocesstoringen; tijdelijke opslagbehoeften; tijdelijke overschrijding geluidnormen, tijdelijke overschrijding capaciteitsgrenzen; Er moet een complete (ontvankelijke) aanvraag om vergunning zijn ingediend bij het bevoegde gezag, die (mede) de activiteit(en) waarop het gedoogverzoek betrekking heeft omvat. Bovendien moet er een gerede kans zijn dat de vergunning wordt verleend; De aanvrager mag geen verwijt treffen ten aanzien van het tijdstip van indiening van de vergunningaanvraag (in relatie met het voorgenomen tijdstip van aanvraag van de vergunningplichtige activiteiten). Evenmin mag sprake zijn van anderszins verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de aanvrager; Er moeten klemmende redenen (zwaarwegende argumenten) zijn om de afgifte van een gedoogbeschikking te kunnen rechtvaardigen; De te gedogen activiteit(en) moet(en) op milieuhygiënisch verantwoorde wijze kunnen plaatsvinden; De afgifte van een gedoogbeschikking mag niet volstrekt onredelijk zijn ten opzichte van derde belanghebbenden (bijvoorbeeld omwonenden van de inrichting/ locatie); Bij het afwegen van de betrokken belangen door het bevoegde gezag moet het resultaat zijn dat het belang van gedogen zwaarder weegt dan het belang van stringente handhaving van de milieuwetgeving én dat gedogen zich verzet tegen toepassing van een sanctie (last onder bestuursdwang, last onder dwangsom). De aanvrager moet schriftelijk aantonen dat hij een dergelijk
- 16 -
zwaarderwegend belang heeft; De afgifte van een gedoogbeschikking mag niet leiden tot een belangen- of tegenstrijdigheidsconflict met andere (milieu)-wetten en/of voorschriften die door andere bevoegde gezagen zijn gesteld, of redelijkerwijs als gevolg van de te nemen gedoogbeschikking gesteld moeten worden; Er moet bij het bevoegde gezag vertrouwen in het nalevingsgedrag van het betrokken bedrijf /initiatiefnemer zijn. Bij de besluitvorming omtrent het al dan niet gedogen van een bepaalde overtreding wordt getoetst aan de bovengenoemde negen criteria. Deze negen criteria spelen mee bij de belangenafweging, maar dit betekent niet automatisch dat ze als strikte voorwaarden moeten worden beschouwd. Het besluit om al dan niet te gedogen is namelijk een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag.
6.2
Toelichting
Het begrip “gedogen” omvat zowel het niet optreden tegen een geconstateerde overtreding als het vooraf verklaren dat niet handhavend zal worden opgetreden tegen een nog te plegen overtreding. Uit de Awb en uit de door de bestuursrechter gevormde jurisprudentie volgt dat de schriftelijke beslissing tot gedogen moet worden aangemerkt als een beschikking. Dit betekent dat alle eisen die de Awb en de jurisprudentie aan beschikkingen stellen, rechtstreeks en onverkort op de gedoogbeschikking van toepassing zijn (bijvoorbeeld zorgvuldige voorbereiding, hoorplicht, belangenafweging, deugdelijke en kenbare motivering, mogelijkheid voor bezwaar en beroep). Een gedoogbeschikking wordt verleend voor een zo kort mogelijke termijn: maximaal zes maanden (in de praktijk is dit een veel gebruikte termijn) en moet door het bevoegde gezag worden ingetrokken als blijkt dat: De gedoogtermijn is verstreken; De gedoogvoorwaarden niet worden nageleefd; De redenen waarom een gedoogbeschikking is afgegeven zijn weggevallen. Een besluit tot intrekking van een gedoogbeschikking wordt als regel gecombineerd met een besluit tot toepassing van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom. In elke gedoogbeschikking wordt vermeld dat de beschikking de bevoegdheid van het OM om strafvervolging in te stellen en de handhavingsbevoegdheden van andere bestuursorganen onverlet laat en dat het gebruik maken van de gedoogbeschikking geheel voor risico van de houder van de beschikking is. De hiervoor gestelde inhoudelijke en procedurele vereisten gelden ook voor een verlenging van de geldigheidsduur van een gedoogbeschikking. Uitgangspunt is dat een verzoek om verlenging slechts in uitzonderingsgevallen wordt gehonoreerd; bij de verlening van de (oorspronkelijke) gedoogbeschikking is immers al een uiterste termijn gesteld. Verlenging zal aan de orde kunnen zijn indien een overmacht- of overgangssituatie door onvoorziene omstandigheden langer duurt dan werd verondersteld bij de verlening van de oorspronkelijke gedoogbeschikking. Om een weloverwogen belangenafweging te kunnen maken is het van belang dat ook de handhavingspartners bij het nemen van gedoogbeschikkingen betrokken worden. In alle gevallen dient de concept gedoogbeschikking overgelegd te worden aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, voormalige VROM-inspectie) ter advisering en in complexe gevallen dient de concept gedoogbeschikking overgelegd te worden aan het OM. Aangezien gedoogbesluiten in principe geen bestuurlijke handhaving toelaten, is de rol van politie en OM heel belangrijk. Immers het gedoogbesluit laat de strafrechtelijke handhaving onverlet. Het bestuur kan pas handhavend optreden wanneer de gedoogbeschikking wordt ingetrokken. Zouden zich overtredingen voordoen, dan kan strafrechtelijk optreden snel en adequaat het nalevingsgedrag bevorderen. De dreiging van strafrechtelijk optreden kan tevens een drukmiddel vormen voor de naleving
- 17 -
van de gedoogvoorwaarden. Hiervan dient, zoals boven al vermeld, wel melding te worden gemaakt in de gedoogbeschikking. Een afschrift van de gedoogbeschikking wordt gezonden aan: Het Openbaar Ministerie/Functioneel Parket; Politie Milieudienst (PMD) van de Politie Regio Utrecht; Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, voormalige VROM-inspectie); Andere betrokken instanties. Het Servicebureau|Gemeenten hanteert bij gevallen waar zonder meer tot legalisatie kan worden overgegaan, maar het bedrijf bijvoorbeeld nog geen aanvraag voor vergunning heeft ingediend, de aanpak, dat het gewone handhavingstraject wordt gevolgd, zoals in hoofdstuk 5.2 beschreven. De overtreder wordt de keuze gelaten óf de overtreding te beëindigen, óf binnen een vastgestelde (korte) termijn een aanvraag tot legalisatie in te dienen. Wanneer dit laatste niet (op tijd) gebeurt wordt de volgende stap in het handhavingstraject gezet. Deze gevallen kunnen aangemerkt worden als overgangssituaties. Aan de overige criteria van gedogen wordt vaak niet voldaan. Vandaar dat parallel aan het legalisatietraject ook het gewone handhavingstraject loopt.
6.3 Partieel handhaven In de praktijk komt het ook voor dat er aanleiding is om een deel van de overtredingen te handhaven. Er zijn, gelet op jurisprudentie2 verschillende situaties te onderscheiden: Er wordt slechts op een deel van de overtredingen gehandhaafd; Als de vergunning is vervallen, wordt toch gehandhaafd op naleving van (feitelijk vervallen) voorschriften en wordt niet ingezet op sluiting van de inrichting; Er worden minder vergaande maatregelen gevraagd dan die nodig zijn om de overtreding geheel op te heffen. In alle gevallen kan de reden om partieel te handhaven gelegen zijn in de belangenafweging. In deze situaties is het gedoogkader niet van toepassing.
2
Zie ABRvS 22 december 2004, 200402713, AB nr. 1398, 2005.
- 18 -
7.
Afstemming en samenwerking met andere handhavingspartners.
Afstemming en samenwerking tussen het Servicebureau|Gemeenten en andere handhavingspartners over de handhaving is onontbeerlijk. Dit is nodig om de effectiviteit van de handhaving te optimaliseren. Het is van belang tenminste in het algemeen en zo nodig ook in concrete gevallen een juiste keuze te maken omtrent de te hanteren handhavingsinstrumenten. Voor wat betreft de afstemming tussen bestuursrecht en strafrecht is in hoofdstuk 5 het stappenschema aangegeven voor algemene gevallen. Ook over de afstemming tussen verschillende instanties die tegelijkertijd bevoegd zijn te handhaven zijn in de provincie Utrecht afspraken gemaakt.
7.1 Taakverdeling bij samenloop van bevoegdheden Door de Wet verbetering handhavingsbevoegdheden zijn verscheidene instanties gelijktijdig bevoegd geworden om handhavend op te treden bij overtreding van bepaalde milieuregels. In 2005 zijn hierover op provinciaal niveau afspraken gemaakt en vastgesteld in het PMO. Voor het Servicebureau|Gemeenten zijn de afspraken in een protocol verwerkt. Ook in de Wabo komt de taakverdeling bij samenloop van bevoegdheden aan de orde. Artikel 5.3 van de Wabo regelt de afstemming en coördinatie in het belang van een doelmatige handhaving. In artikel 5.4 van de Wabo is geregeld dat Gedeputeerde Staten zorg dragen voor de coördinatie en de uitvoering van de afstemming. Tenslotte is in artikel 5.7 van de Wabo opgenomen dat Gedeputeerde Staten in het belang van een doelmatige handhaving een aanwijzing aan het college van burgemeester en wethouders kunnen geven over de uitvoering hiervan. Voor situaties binnen inrichtingen geldt de hoofdregel dat het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning te verlenen krachtens artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wabo, dan wel ingevolge artikel 8.41, tweede lid, onder a, het orgaan is waaraan de melding wordt verricht, ook bevoegd is tot bestuursrechtelijk handhaving en het afhandelen van klachten. In gevallen waar regelmatig vanwege overtredingen bevoegdheidswisselingen optreden (zgn. jojo gevallen) zijn afspraken gemaakt over parallelle acties door gemeente en provincie. Deze zijn opgenomen in het protocol. Voor de handhaving van de regelgeving die van toepassing is op handelingen buiten inrichtingen zijn meer instanties gelijktijdig bevoegd om handhavend op te treden. Het gaat hierbij om de handhaving van zorgplichtartikelen op grond van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming en andere bepalingen op het gebied van afvalstort en milieugevaarlijke stoffen. In het kader van de professionalisering zijn afspraken gemaakt over gevallen waarin meerdere instanties tegelijkertijd handhavingsbevoegd zijn en wie in de praktijk het voortouw neemt bij de handhaving in dergelijke gevallen. Deze afspraken zijn, zoals eerder aangegeven provinciebreed uitgewerkt in een apart protocol.
7.2
Afstemming met het Openbaar Ministerie/Funktioneel Parket
Het toezicht op de milieuregelgeving is door de wetgever neergelegd bij het bestuur. Dat bestuur is dan ook primair verantwoordelijk voor het ongedaan maken van eventuele overtredingen en het terugbrengen in de gewenste situatie. Bij overtredingen kan het Openbaar Ministerie/Funktioneel Parket op drie manieren een rol vervullen: Ondersteunende rol (bijvoorbeeld het verzenden van een flankerende brief); Aanvullende rol (bijvoorbeeld naast het bestuurlijke handhavingstraject ook proces-verbaal laten opmaken en een geldboete of iets dergelijks vorderen); Plaatsvervangende rol (Politie en Openbaar Ministerie treden in plaats van het bestuur op, met name in gevallen waarin het bestuur niet optreedt, respectievelijk niet kan optreden).
- 19 -
Ondersteunende rol ofwel flankerend beleid In die gevallen waarin een proces-verbaal achterwege kan blijven, bijvoorbeeld omdat geen sprake is van een kernbepaling, kan de Officier van Justitie wel -op verzoek van het bevoegd gezag- een waarschuwingsbrief sturen. Met deze brief geeft de Officier aan de overtreder te kennen op de hoogte te zijn van de geconstateerde overtreding. De Officier deelt mee bereid te zijn af te zien van strafvervolging, mits betrokkene royaal meewerkt aan de door het bevoegd gezag gestelde eisen en termijnen om die overtreding te beëindigen of herhaling te voorkomen. In de provincie Utrecht is indertijd afgesproken dat wanneer het bestuur het wenselijk acht dat het Openbaar Ministerie of Funktioneel Parket een flankerende brief kan verzenden, het bestuur hiertoe aan het Openbaar Ministerie een zodanig verzoek doet. Wanneer het Openbaar Ministerie of Funktioneel Parket een flankerende brief verstuurt aan de overtreder, dan stuurt zij een afschrift aan het bevoegde gezag. In de praktijk is van deze mogelijkheid slechts in enkele gevallen gebruik gemaakt, omdat de meeste contacten voor een aanvullend proces verbaal rechtstreeks via de PMD liepen. Er waren slechts enkele gevallen waarbij een voorlopige maatregel vanuit de Officier van Justitie van het Functioneel Parket haalbaar was. Meestal bleek dit niet noodzakelijk dan wel een onmogelijkheid. Met de voormalige Officier van Justitie mevrouw Tubbing zijn daarover meerdere malen contacten geweest. De optie van de flankerende brieven vanuit het Functioneel Parket is daardoor meer een theoretische mogelijkheid gebleken dan een praktische. Aanvullende rol Voor de gevallen waarin tegelijkertijd met het bestuurlijke handhavingstraject ook proces verbaal wordt opgemaakt zijn in de sanctiestrategie afspraken gemaakt. Deze zijn te vinden in het stappenschema van hoofdstuk 5. Plaatsvervangende rol Strafrechtelijk optreden verdient de voorkeur boven bestuurlijk optreden in gevallen dat: een gebod om iets te doen niet is nageleefd, maar de nalatigheid niet meer goed te maken is (bijvoorbeeld het niet melden van een bedrijfsstoornis, het niet juist uitvoeren van een bodemsanering, het overtreden van vuurwerkverkoopregels gedurende drie dagen per jaar); een gebod om iets toe te staan niet vervuld werd, waarbij het zin heeft op de vervulling alsnog aan te dringen (bijvoorbeeld als door een bedrijf geen medewerking wordt verleend aan de toezichthouder en bepaalde plaatsen door deze laatste niet betreden mogen worden). er een duidelijke actieve (strafrechtelijke) opsporingstaak voor de politie bestaat zoals bij de bestrijding van de zwaardere (grootschalige/georganiseerde) milieucriminaliteit, waarbij fraude of valsheid in geschrifte aan de orde zijn.
- 20 -
Bijlage 1
Lijst met veel gebruikte afkortingen en begrippen
Wetgeving: AMvB Awb APV Activiteitenbesluit BOR BRZO Bsb BOOT Wabo Wbb Wm Wvo Wgr
Algemene maatregel van bestuur Algemene wet bestuursrecht Algemene plaatselijke verordening Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer Besluit omgevingsrecht Besluit risico‟s zware ongevallen. Bouwstoffenbesluit Besluit opslaan ondergrondse tanks Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wet bodembescherming Wet milieubeheer Wet verontreiniging oppervlaktewateren Wet gemeenschappelijke regelingen
Organisaties: AID ILT OM PMD PMO RUD VROM VRR
Algemene inspectiedienst Inspectie Leefomgeving en transport Openbaar Ministerie Politie Milieudienst Provinciaal milieuoverleg Regionale Uitvoeringsdienst (Ministerie van)Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening, Milieuhygiëne (regio)Veenendaal, Rhenen, Renswoude
Onder handhaving wordt verstaan het door toezicht bewerkstelligen en zonodig met toepassing van bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke sanctiemiddelen bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd. Kernbepalingen zijn bepalingen die binnen een regeling of vergunning waarvan zij deel uitmaken de kern vormen van de bescherming van de belangen waartoe die regeling of vergunning strekt. Onder toezicht wordt verstaan het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd.
- 21 -
Bijlage 2
Protocol begunstigingstermijnen
Dit protocol is een weergave van de in de praktijk veelal toegepaste termijnstellingen bij de handhaving van de meest gangbare milieuovertredingen op grond van de Wabo en aanverwante milieuregelgeving (zie tabel 1 en tabel 2). In het schema zijn slechts termijnen aangegeven indien legalisatie – bijvoorbeeld door vergunningverlening – mogelijk is en er geen acuut gevaar voor het milieu in het spel is. Is dat wel zo, dan zal immers via bestuursdwang opgetreden moeten worden, waarbij op aanwijzing/bevel van het bevoegd gezag de overtredingen direct beëindigd moeten worden. Hierbij wordt in globale zin onderstaande lijn gehanteerd voor alle bovengenoemde deelterreinen: Nr.
Overtreding
Termijn
1.
Ontbrekende meldingen/vergunningen (normaal)
1 maand
2.
Ontbrekende meldingen/vergunningen (complex)
2 maanden
2.
Ontbrekende onderzoeken (eenvoudig)
1 maand
3.
Ontbrekende onderzoeken (complex)
2-3 maanden
4.
Ontbrekende voorzieningen (eenvoudig)
1 maand
5.
Ontbrekende voorzieningen (complex)
2-3 maanden
6.
Gedragsregels (acuut – minder acuut)
Direct - 1 week
7.
Ontbrekende info i.v.m. beoordeling directe potentiële milieugevolgen
< 3 dagen
8.
Ontbrekende info i.v.m. formeel voldoen aan eisen
1 maand
9.
Opdrachtbevestiging onderzoeken/voorzieningen (complex)
1 maand
Opdrachtbevestiging (niet-complex)
1 week
10.
In de hiernavolgende drie tabellen is een gespecificeerde weergave van bovengenoemde uitgangspunten opgenomen, waarbij als kanttekening moet worden aangegeven dat een volledige uitsplitsing van alle mogelijke overtredingen niet zinvol is (vgl. bijvoorbeeld alle mogelijke overtredingen uit de HUM voor het voormalige Bouwstoffenbesluit). Dit betekent dat een rangschikking is gemaakt naar klassen van overtredingen die in de praktijk het meest voor komen. De genoemde termijnen zijn richtlijnen waar afhankelijk van de specifieke situatie per individueel geval (gemotiveerd) van kan worden afgeweken.
- 22 -
Tabel 1
Nr.
Wet milieubeheer
2e brief / zienswijzen brief
(sanctiebeschikking)
1 maand
1 maand
1 maand
2 maanden
2 maanden
2 maanden
1 maand
1 maand
1 maand
2 maanden
2 maanden
2 maanden
1 maand
1 maand
1 maand
1 maand
1 maand
1 maand
2 maanden
2 maanden
2 maanden
> 3 maanden
3 maanden
3 maanden
1 maand 3 maanden
1 maand 3 maanden
1 maand 3 maanden
1 maand 2 maanden
1 maand 2 maanden
1 maand 2 maanden
direct 1 week
direct 1 week
direct 1 week
1 maand
1 maand
1 maand
1 maand
1 maand
1 maand
Wet milieubeheer (1
1.
2.
3.
4.
5.
Verstrekking gegevens melding indienen (excl. akoestisch onderzoek) melding indienen (incl. akoestisch onderzoek) aanvraag omgevingsvergunning indienen (eenvoudig) aanvraag omgevingsvergunning indienen (complex) overleggen ontbrekende gegevens (bv. logboeken/lekdichtheid) Aanwezigheid voorzieningen eenvoudige voorzieningen (bv. brandblusser) complexere voorzieningen (bv. vloeistofdichte vloer) voorzieningen met bouwvergunning (bv. geluidscherm) Keuringen/onderzoeken opdrachtverstrekking (altijd) uitvoering; complex (bv. veiligheidsonderzoek) bemonsteringen (bv. afvalwater) overige (certificaten tanks, vloeren, leidingwerk) Gedragregels acute hinder (bv. stank/geluid) geen directe hinder, wel potentieel gevaar (bv. afvalopslag) overige (bv. opruiming terrein/ afvoer afvalstoffen e.d.) Overige overtredingen (n.e.g)
e
brief)
(*) indien direct optreden vereist is dan directe last onder bestuursdwang via bevoegdheden Awb (bv. lekkende tank) dan wel directe inzet strafrecht als overtreding niet meer ongedaan kan worden (bv. feest zonder toestemming reeds gehouden/ calamiteit niet gemeld).
Tabel 2
1. 2.
3.
Wet bodembescherming
2e brief / zienswijzen brief direct
(sanctiebeschikking)
3 werkdagen repressieve handhaving*
direct
2 weken
3 werkdagen*
direct
2 weken
Overtreding
(1e brief)
Bouwen terwijl er onvoldoende bodemonderzoek is gedaan Ontgraven / onttrekken grondwater zonder vergunning of in strijd met vergunningsvoorschriften. Ontgraven in strijd met bestemmingsplan. Ontgraven in de wetenschap van aanwezigheid verontreiniging. Afwijken van saneringsplan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bevoegd gezag.
3 werkdagen
2 maanden
- 23 -
4.
Herschikken van ernstig verontreinigde grond niet correct uitgevoerd. Afgifte van grond aan een be-/ verwerker die niet beschikt over een (toereikende) vergunning Transport zonder begeleidingsbrief of met niet-correcte begeleidingsbrief. Wm, art 10.39; 10.40; 10.44 Adequate boekhouding bij opslag grond ontbreekt (de hoeveelheden aan- en afgevoerde grond bij een sanering of bij opslag zijn niet of niet juist vastgelegd).
3 werkdagen
2 maanden
2 maanden
3 werkdagen*
2 maanden
2 maanden
1 maand*
1 maand
3 maanden
1 maand
2 maanden
2 maanden
8.
Toepassen van grond op locatie zonder juiste keuringen en kwaliteitsverklaringen of toepassen van grond met onjuiste kwaliteit
3 werkdagen*
3 werkdagen
1 maand
9.
Tijdelijke opslag van verontreinigde grond zonder (adequate) voorzieningen, bijv. ontbreken van een onderafdichting Mengen van grond Niet gescheiden houden van afvalstoffen/grond Omkatten van partijen grond valsheid in geschrift). Toepassing gebeurt niet conform de voorschriften en/of voorgeschreven voorzieningen zijn niet aangebracht. Melding in het kader van het BSB/BBK is niet of niet correct gedaan.
3 werkdagen
3 werkdagen
1 maand
3 werkdagen* 1 week
3 werkdagen 1 maand
1 maand 3 maanden
3 werkdagen
3 werkdagen
1 maand
1 week
1 maand*
1 maand
1 week
1 maand
3 maanden
De identiteit van een partij is onduidelijk (geen of onjuist certificaat of keuring).
3 werkdagen repressieve handhaving
2 weken
1 maand
16. Storten buiten een inrichting.
3 werkdagen repressieve handhaving 1 week
2 weken*
1 maand
1 maand
1 maand
5. 6.
7.
10. 11. 12. 13 14.
15
17. De regels van het bodembeheersplan worden overtreden.
(*) indien geen toestemming kan worden verleend dan directe last onder bestuursdwang (stillegging van het werk en/of verwijdering aangebrachte materiaal).
- 24 -
Bijlage 3 Toelichting toezicht
Hieronder zijn de meest voorkomende vormen van toezicht nader omschreven. Planmatig Dit zijn controles die op basis van een jaarprogramma plaatsvinden. De aantallen controles per branche of milieucategorie worden vastgesteld op basis van de controlefrequenties. In de regel worden alle aspecten respectievelijk de gehele vergunning getoetst. Overigens kan ook planmatig een deelcontrole of administratieve controle (aan de hand van over te leggen rapportages) worden ingepland. Ook kan controle gelijktijdig met bijvoorbeeld een externe audit van een gecertificeerd zorgsysteem plaatsvinden. Ad hoc Op basis van bijvoorbeeld klachten, meldingen en calamiteiten worden ad hoc, in afwijking van de planning, controles uitgevoerd. Tevens vindt nadat een nieuwe vergunning is verleend een opleveringscontrole plaats waarbij de onderdelen waarop die vergunning betrekking heeft worden gecontroleerd (zgn. opleveringscontrole). In Eemland wordt de opleveringscontrole door zowel de vergunningverlener als de handhaver uitgevoerd. Projectmatig Soms vindt toezicht projectmatig plaats. Hiervoor kan aanleiding bestaan als het een bepaald actueel onderwerp betreft (landelijke prioriteit of nieuwe wetgeving) of als er sprake is van een samenwerkingsactiviteit. De landelijke 24 uur handhavingsactie is een dergelijk project. Integrale controles Hierbij moet gedacht worden aan samenwerking bij het toezicht met verschillende bevoegde gezagen. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij ketencontroles (bij afvalinrichtingen of bij grondstromen) of een inrichtingscontrole waarbij meerder bevoegde instanties zijn betrokken. Te denken valt aan controles in samenwerking met de brandweer en bouw- en woningtoezicht. Administratieve controles Vooral bij activiteiten die vallen onder de Wet bodembescherming, zoals werken en saneringen vindt frequent controle plaats van administratieve bescheiden, analyseresultaten en evaluatierapportages. Veldcontroles/ surveillance Voor de uitvoering van toezicht op naleving van het Bouwstoffenbesluit of het Besluit bodemkwaliteit worden ook veldcontroles gedaan. Daarbij wordt actief gezocht naar (grond)werken die niet zijn gemeld en wordt gecontroleerd of (grond)werken overeenkomstig de gedane melding worden uitgevoerd. Ook bij bodemsanering vinden dergelijke controles plaats. Milieuvluchten Door gericht vanuit de lucht inrichtingen en gebieden te bekijken kunnen overtredingen geconstateerd worden. In alle gevallen is na constatering van een overtreding uit de lucht nog controle ter plaatse noodzakelijk. Het Servicebureau|Gemeenten kan voor het uitvoeren van vluchten en het maken van luchtfoto‟s gebruik van de periodieke vluchten van de PMD. Door de politie kunnen waar nodig ook via “teleheli” overtredingen worden opgespoord.
- 25 -
Omschrijving Toezichtsbezoek (inrichtingen) Voorbereiding De voorbereiding van een routinematige controle vindt plaats aan de hand van dossieronderzoek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de aanwezige vergunningen danwel de overige regels die op de inrichting van toepassing zijn (Activiteitenbesluit, Besluit Landbouw op grond van artikel 8.40 Wet milieubeheer). Ook andere correspondentie, eerdere bezoekverslagen, meetresultaten, klachten, etc. worden gebruikt om het bezoek voor te bereiden. Indien een nieuwe vergunning is verleend vindt de “opleveringscontrole” plaats door de toezichthouder én de vergunningverlener. Op dit moment vindt overdracht plaats van de specifieke bedrijfskennis tussen vergunningverlener en handhaver. Overigens is het proces van vergunningverlening en handhaving een cyclisch proces, omdat door veranderingen en/of wijzigingen binnen de inrichting een nieuwe situatie kan ontstaan, waarvoor aanpassing van de vergunning nodig is. Voor de afstemming van de opleveringscontrole met de vervolghandhaving is in 2009 binnen het Servicebureau|Gemeenten een nieuwe richtlijn vastgesteld. Uitvoering De toezichthouder wordt tijdens het bedrijfsbezoek in de regel begeleid door een bedrijfsfunctionaris die de noodzakelijke informatie moet verschaffen. Door het verkrijgen van informatie, het inzien van documenten en administratieve bescheiden en door het visueel controleren van de inrichting (eventueel met fotomateriaal of meetresultaten onderbouwd) kan de toezichthouder vaststellen of er een overtreding van de regels plaatsvindt. Tijdens de uitvoering van reguliere controles wordt getracht door voorlichting en stimulering overtreding van voorschriften te voorkomen of terstond ongedaan te laten maken. Het Servicebureau|Gemeenten heeft daarvoor ook productbladen ontwikkeld die algemene informatie bevatten over de handhaving. Deze productbladen worden uitgereikt aan de vergunninghouder. Bij de beoordeling, of sprake is van een overtreding waarvoor het handhavingstraject wordt ingezet, speelt het al of niet kunnen legaliseren van de overtreding een rol. Bij deze legalisatietoets vindt overleg plaats tussen toezichthouder en vergunningverlener. Ook dienen bij de beoordeling de ruimtelijke aspecten te worden meegenomen. Soms kan legalisatie beter of uitsluitend via dat traject plaatsvinden of heeft legalisatie van de milieuovertreding juist een overtreding van ruimtelijke regelgeving tot gevolg. Het Servicebureau|Gemeenten heeft zo nodig in deze gevallen contact met de betreffende afdeling (bijvoorbeeld Bouw- en woningtoezicht) van de gemeente. Rapportage Naar aanleiding van de bevindingen wordt een rapportage opgesteld. Deze rapportage bevat tenminste de volgende informatie: algemene gegevens van het toezichtbezoek (datum, naam en adresgegevens, van toepassing zijnde regelgeving / vergunning); welke personen bij het bezoek aanwezig waren/ met wie is gesproken; bevindingen (eventueel onderbouwd met meetgegevens of foto‟s); vermelding van de geconstateerde overtredingen en de daarover gemaakte afspraken (vervolgstappen / verwijzing naar strategie/ beleid/ stappenschema 2 of 3); overige afspraken. Registratie De vastlegging van de relevante gegevens vindt plaats in het RIB (Regionaal Inrichtingenbestand). Voor Amersfoort en Baarn zijn dat aparte systemen. De gegevens worden vastgelegd aan de hand van een interne instructieklapper. Voor handhaving worden ook het aantal overtredingen per domein alsmede „koplopers‟, „achterblijvers‟ en „volgers‟ geregistreerd.
- 26 -
Bijlage 4 Werkwijze opstelling jaarlijkse probleemanalyse De basis van het adequate handhavingsproces vormt een analyse van de “problemen” van de handhavingsorganisatie. Het doel van de analyse is om sturing te kunnen geven aan de handhavingsinspanningen en dus prioriteiten te kunnen stellen. De probleemanalyse is als volgt opgebouwd: 1. De probleemanalyse deelt de verschillende bedrijven in branches. De SBI systematiek is daarbij uitgangspunt. 2. Per branche wordt een waardering voor “milieueffect” gegeven. Deze bestaat uit de elementen Fysieke veiligheid, Gezondheid, Potentiële hinder en Visuele hinder. 3. Per branche wordt ook een waardering voor “naleefgedrag” gegeven. Deze bestaat uit een vijftal aspecten, te weten: de kennis van de regelgeving; de mate waarin het bedrijf aan de regels kan voldoen (financieel dan wel technisch); de bereidheid om aan de regels te voldoen (acceptatie regels, gezagsgetrouwheid); de sociale druk (belang dat de omgeving hecht aan naleving, kans op klachten e.d.); de handhavingsdruk (belang dat het bestuur hecht aan naleving). 4. Per branche zijn “speerpunten van derden” aangegeven. Daar waar handhavingsamenwerking met derden expliciet een wens is dan wel noodzakelijk blijkt uit de praktijk wordt daarvoor een extra score gegeven. 5. Per branche wordt de bestuurlijke aandacht en prioriteit voor de handhaving aangegeven en gewaardeerd met een extra score. 6. De verschillende waarderingen worden gesommeerd. Daarbij wordt telkens ook het voorgestelde gekozen toezichtinstrument bepaald. Vaak is dit een volledige controle. Het kan ook gaan om een aspectcontrole. De controles vinden regulier of projectmatig plaats. Wegingsfactoren In de tabellen zijn tevens wegingsfactoren opgenomen waarmee de ingevoerde scores vermenigvuldigd worden. De reden hiervoor is dat niet alle variabelen even zwaar wegen. Zo weegt fysieke veiligheid zwaarder dan visuele hinder. De bestuurlijke prioriteit voor een bepaald item komt ook via de wegingsfactor tot uitdrukking. Normstelling eindpuntenscores Indien de eindscores voor de onderling gewogen onderdelen “milieueffect” , “naleefgedrag” en “speerpunten” zeer hoog zijn, betekent dit dat het belang om aan deze branches in het komende jaar aandacht te besteden groot is. Dit is over het algemeen het geval als de scores hoger zijn dan 100. Deze bedrijven krijgen bij de uitvoering van het toezicht prioriteit. Voor branches die lager scoren dan 100 wordt minder intensief toezicht uitgevoerd. Tevens wordt met name bij die branches vooral via aspect- en projectmatige controles bewust het toezicht gericht op de relevante milieuaspecten.
- 27 -
Bijlage 5
Protocol dwangsombedragen
Dit protocol is een weergave van de in de praktijk veelal toegepaste dwangsombedragen bij de repressieve handhaving van milieuovertredingen. Het opleggen van een last onder dwangsom is de bevoegdheid de overtreder van een voor hem geldend voorschrift, een concrete last op te leggen, waarbij aan overtreding van die last het gevolg wordt verbonden dat hij een of meer geldsommen verschuldigd wordt aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. De bedragen zijn vastgesteld conform het gestelde in de handhavingsstrategie. Zij staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. De hoogte is bovendien zodanig vastgesteld dat de overtreder voldoende wordt geprikkeld om de dwangsom te beëindigen. Voor een last onder dwangsom geldt dat indien de overtreding een continu karakter draagt, de last per tijdseenheid dient te worden opgelegd. De dwangsom kan verbeurd worden indien in die periode een overtreding is geconstateerd. Voor overtredingen in het kader van de Wabo en de bij of krachtens die wet gegeven besluiten zijn in bijgevoegde tabel 1 de hoogte van de dwangsommen voor de meest voorkomende overtredingen weergegeven. Voor overtredingen in het kader van bodemaspecten zijn in bijgevoegde tabel 2 de hoogte van de dwangsommen voor de meest voorkomende overtredingen weergegeven. Voor alle overtredingen geldt dat bij recidive een extra toeslag wordt geheven. Deze bedraagt voor rechtspersonen 50% bij eerste herhaling en 100% bij meerdere herhalingen.
- 28 -
Tabel 1
1
2
3
Soort overtreding en dwangsomhoogte
Milieucompartiment Algemeen
Overtreding Geen medewerking verlenen aan toezichthouder/ opsporingsambtenaar.
€ per keer 1.000,= per geval
Tot max. van € -
Rapportage, meeten registratieverplichting
Milieulogboek ontbreekt
250,= per week
1.000,=
Logboek vetafscheider ontbreekt 250,= per week Geen bewijs onderhoud 250,= per week vetafscheider
1.000,= 1.000,=
Geen jaarnota‟s gas, elect, water Geen administratie (gevaarlijk)afval / afgiftebonnen In werking zonder vergunning
250,= per week
1.000,=
250,= per week
1.000,=
500,= per week
10.000,= ineens, (afh. van economisch voordeel/ noodz. Vrz), evt. hoger. 3.000,=
Geen vergunning (2.1 1e lid onder e Wabo) Geen melding (8.41 Wm) Calamiteit niet gemeld (overeenkomstig hst. 17 Wm)
4
5
6
Bodem
Energie
CFK
5.000,= ineens (ook preventief mogelijk)
Keuring ondergrondse tanks niet uitgevoerd Kath bescherming niet gecontroleerd Peilbuis niet jaarlijks gecontroleerd Opdrachtbevestiging peilbuiscontrole Ontluchtingspijp niet aanwezig Vloeistofdichte vloer ontbreekt Vloer niet gecoat Rapport bodemonderzoek Opdrachtbevestiging bodemonderzoek Vloeistofdichte bak ontbreekt Geen overmaatse vaten aanwezig Geen financiële zekerheid Vloeistoffen in de bodem brengen Geen energiebesparingsonderzoek uitgevoerd Besparende maatregelen niet uitgevoerd Geen bewijs controle lekdichtheid Opdrachtbevestiging controles Geen kenplaat koelinstallatie Geen instructiekaart Controle/onderhoud niet
800,= per week
4.000,=
400,= per week
2.000,=
400,= per week
2.000,= 200,= ineens
400,= per week 100,=/m2/maand 50,=/m3/week
2.000,= 400,=/m2 200,=/m2 5.000,= ineens 200,= ineens
400,=/week/bak 200,=/week/vat
2.000,=/bak 1.000,=/vat
500,=/week 2.000,= ( ps is eigenlijk 5.000,= ineens beste aan te pakken met PV / best. dwang) 1.000,=/maand 3.000,= 2 x investering
200,=/inst/week
1.000,=/installatie
200,=/inst/week 200,=/inst/week 200,=/inst/week
200,=/ineens 1.000,=/installatie 1.000,=/installatie 1.000,=/installatie
- 29 -
uitgevoerd 7
8
Risico (brand)
Opslag stoffen
Geen brandblusser Brandblusser/slanghaspel niet gekeurd.
Afval
1.000,=/bordje
Losstaande gasfles werkplaats Slanghaspel niet bereikbaar Pictogram brandschakelaar/ afsluiter ontbreekt
200,=/overtreding 200,=/overtreding 200,=/overtreding
1.000,=/fles 1.000,=/haspel 1.000,=/bord
Opslag gevaarlijke stoffen niet volgens voorschriften Te veel gevaarlijke stoffen in kast CPR 15-1 Losse/bouwkundige kast ontbreekt Kluis ontbreekt
500-2.500,=/ overtreding 500-2.500,=/ overtreding 1.000,=/kast/week
2.000,=/10.000,=
5.000,=/kluis/ maand 10.000,=/maand
20.000,=/kluis
250,=/kast/week 3.000,=/maand 200,=/tank/week
3.000,=/kast 10.000,=/depot 2.000,=/tank
200,=/fles/week
1.000,=/fles
250,=/week
200,= ineens 2.000,=
Opslag GA/BA niet conform vrs Afval niet regelmatig afvoeren GA niet correct afvoeren Gedragsvoorschriften Scheiding afval niet OK
1.000,=/ week 500,=/keer 1.000,=/keer 500,=/keer 1.000,=/keer
Geen preventieonderzoek Geen preventiemaatregelen
750,=/week 1.000,=/maand
Geen vergunde opslag BA/GA
10 Afvalwater/riolering
11 Geluid
1.000,=/brandblusser 1.000,=/brandblusser
Bordje “roken/vuur verboden” 200,=/week ontbreekt Brandwerendheid muren/deuren 400,=/maand/m2 onvoldoende
Vatenopslag / opslag gebouw ontbreekt Gasflessenkast ontbreekt Gasflessendepot ontbreekt Keuring (stoomwezen) propaantank verlopen Keuring (stoomwezen) gasfles verlopen Opdrachtbevestiging keuringen Hekwerk rondom propaantank ontbreekt 9
200,=/week 200/week
Verbranden afval
PV/dwangsom, 1.000,= per keer
Overschrijding emissie eisen Lekkage (illegale lozing)/ lozing in strijd met de vergunning Voorzieningen niet aanwezig Olie/vet afscheider niet op tijd geleegd
2.000,=/keer
Geluidnormen overschreden Akoestisch rapport niet overgelegd Opdrachtbevestiging onderzoek akkoord Geluidbegrenzer niet aanwezig
2.000,=/keer
1.000,=/week 250,=/week
1.000,=/m2
2.000,=/10.000,= 3.000,=/kast
40.000,=/opslag
1.0000,= 5.000,= 5.000,= (afh ec vrd) 3.000,= 5.000,=-10.000,= (afh hoeveelheid 3.000,= 5.000,=-10.000,= (afh van investering) 5.000,= (afh ec vrd/noodz mtr) 5.000,=
10.000,= 5.000,= ineens (of PV / best. dwang) 5.000,= 1.000,=
10.000,= 5.000,= ineens 200,= ineens
1.000,=/week
5.000,=
- 30 -
12 Lucht
Tabel 2
Geluidbegrenzer niet in orde/verzegeling Gedragsvrs deuren/ramen In werking buiten vergunde uren Niet voldoen aan trillingseisen
1.000,=/week
5.000,=
500,=/keer 1.000,=/keer
2.000,= 10.000,= (afh. economisch voordeel) 5.000,=
Overschrijding emissie eisen Metingen niet (juist) uitgevoerd Schoorsteen niet op hoogte Geen onderzoek emissie beperkende voorzieningen Voorschriften stankhinder niet uitgevoerd Stofoverlast veroorzaken Ontbreken / niet juist gebruiken emissiebeperkende apparatuur (zoals filters) Geen controle / onderhoud van stookinst. (BEES) Opdrachtbevestiging controles/onderhoud
2.000,=/keer 250,=/keer 2.000,=/week
10.000,= 1.000,= 10.000,= 5.000,= ineens
1.000,=/keer
5.000,=
1.000,=/keer 1.000,=/keer
5.000,= 5.000,=
1.000,=/week
5.000,=
2.
3.
4. 5. 6.
7.
8.
200,= ineens
Wet bodembescherming
Overtreding 1.
1.000,=/keer
Bouwen terwijl er onvoldoende bodemonderzoek is gedaan Ontgraven / onttrekken grondwater zonder vergunning of in strijd met vergunningsvoorschriften. Ontgraven in strijd met bestemmingsplan. Ontgraven in de wetenschap van aanwezigheid verontreiniging. Afwijken van saneringsplan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bevoegd gezag.
Dwangsom bedrag per overtreding € 750,- per maand
Tot max. van €
- € 2.000,- per gebeurtenis - € 600,- per week
€ 2.400,-
€ 7.500,-
€ 8.000,-
Minimaal € 2.000,-
Afhankelijk van de afwijking
Herschikken van ernstig verontreinigde grond niet correct uitgevoerd. Afgifte van grond aan een be-/ verwerker die niet beschikt over een (toereikende) vergunning Transport zonder begeleidingsbrief of met niet-correcte begeleidingsbrief. Wm, art 10.39; 10.40; 10.44 Adequate boekhouding bij opslag grond ontbreekt (de hoeveelheden aan- en afgevoerde grond bij een sanering of bij opslag zijn niet of niet juist vastgelegd).
Afhankelijk van ernst en omvang. Evt. herstelplicht
Afhankelijk van ernst en omvang.
Minimaal € 2.000,- Evt. herstelplicht
Afhankelijk van hoeveelheid verkregen voordeel
€ 750,-
n.v.t.
€ 2.000,-
€ 4.000,-
Toepassen van grond op locatie zonder juiste keuringen en kwaliteitsverklaringen of toepassen
Minimaal € 3.000,- per week Evt. herstelplicht
€ 12.000,-
- 31 -
van grond met onjuiste kwaliteit Tijdelijke opslag van verontreinigde grond zonder (adequate) voorzieningen, bijv. ontbreken van een onderafdichting 10. Mengen van grond 9.
€ 3.000,- per week afhankelijk van ernst
€ 12.000,-
Minimaal € 3.000,-
Afhankelijk van hoeveelheid verkregen voordeel n.v.t.
11. Niet gescheiden houden van afvalstoffen/grond 12. Omkatten van partijen grond valsheid in geschrift). 13 Toepassing gebeurt niet conform de voorschriften en/of voorgeschreven voorzieningen zijn niet aangebracht. 14. Melding in het kader van het BSB/BBK is niet of niet correct gedaan.
Voorlopige maatregel Evt. herstelplicht Minimaal € 7.500,-
15
Afhankelijk van de ernst en omvang minimaal € 3.000,-
€ 12.000,-
16. Storten buiten een inrichting.
Minimaal € 2.000,-
17. De regels van het bodembeheersplan worden overtreden.
Afhankelijk van de ernst en omvang minimaal € 2.000,- Evt. herstelplicht
Afhankelijk omvang en Afhankelijk omvang en
De identiteit van een partij is onduidelijk (geen of onjuist certificaat of keuring).
Afhankelijk van de ernst en omvang minimaal € 2.000,- Evt. herstelplicht Minimaal € 1.000,-
Afhankelijk van hoeveelheid verkregen voordeel Afhankelijk van de ernst en omvang en verkregen voordeel € 4.000,-
van de ernst en verkregen voordeel van de ernst en verkregen voordeel
- 32 -
Bijlage 6 Gedragslijn openbaarheid handhavingsinformatie en plaatsing op internet
Onderwerp
Wijze van bekendmaking
Toezichtbrieven en rapportages van planmatig toezicht
Geen actieve bekendmaking.
Bestuurlijke waarschuwing zienswijzenbrief
Geen actieve bekendmaking. In de waarschuwingsbrief wordt er standaard melding van gemaakt dat sanctiebesluiten bekend worden gemaakt.
/
Sanctiebesluit (last onder dwangsom/ bestuursdwang)
Bekendmaking via openbare besluitenlijst, kennisgeving in huis-aan-huisblad en een geanonimiseerde plaatsing op de website. In het betreffende sanctiebesluit wordt de volgende passage opgenomen: “dit besluit wordt beschouwd als openbaar en wordt op aanvraag aan een ieder ter beschikking gesteld. De volgende informatie over dit besluit publiceren wij in het regionale huis-aanhuisblad en/of geanonimiseerd op de website van de gemeente dan wel het Servicebureau|Gemeenten: soort bedrijf, datum besluit, overtreding, feit dat er een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom is opgelegd”. Nadat de overtreder het besluit heeft ontvangen en er kennis van heeft kunnen nemen (5 werkdagen na verzending) worden de betreffende gegevens bekend gemaakt. Bij een plaatsing op de website wordt de melding daarvan verwijderd als alle betreffende overtredingen zijn beëindigd.
- 33 -