REGIONALE ACTIVITEITEN EN INVESTERINGEN GERICHT OP R&D EN INNOVATIE
08-12-14
Aangepaste versie voor publicatie
Inventarisatie van regionale activiteiten en investeringen in R&D en innovatie. Deze inventarisatie is uitgevoerd door Bodewes Beleidsadvies, in opdracht van het Rathenau Instituut. September 2014
Eventuele opmerkingen over of aanvullingen op dit rapport kunnen gestuurd worden naar Hanneke Bodewes (
[email protected]) of Jan van Steen (
[email protected]).
Voor meer informatie: Hanneke Bodewes, MSc. Bodewes Beleidsadvies
[email protected]
INHOUDSOPGAVE
1. AANLEIDING EN AANPAK............................................................................................... 2 2. HET REGIONALE LANDSCHAP ......................................................................................... 3 3. EUROPESE FONDSEN ....................................................................................................... 5 4. PROVINCIES ................................................................................................................... 11 5. REGIONALE ONTWIKKELINGS MAATSCHAPPIJEN ....................................................... 18 6. OVERIGE REGIONALE ORGANISATIES .......................................................................... 21 8. CONCLUSIES ................................................................................................................... 23 Tabel 1. EFRO – vier landsdelen ........................................................................................................................... 6 Tabel 2. Interreg ....................................................................................................................................................... 8 Tabel 3. Kennis en innovatie in de provincies.................................................................................................... 16 Tabel 4. De vier ontwikkelingsmaatschappijen ................................................................................................. 18 Tabel 5. Overige regionale ontwikkelingsmaatschappijen ............................................................................ 20 Tabel 6. Regionale triple helix organisaties ..................................................................................................... 21
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie AANGEPASTE VERSIE VOOR PUBLICATIE
1. AANLEIDING EN AANPAK Het Rathenau instituut heeft gevraagd aan Hanneke Bodewes om een inventarisatie te maken van regionale activiteiten en investeringen, gericht op kennis en R&D. Het Rathenau Instituut publiceert jaarlijks het overzicht Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN) en wil dit overzicht op termijn uitbreiden met feiten en cijfers over regionale investeringen in wetenschap en innovatie. Om dit te kunnen doen is het noodzakelijk om eerst globaal overzicht te hebben van de regionale spelers en investeringen. De inventarisatie is in drie fasen aangepakt: 1. Het in kaart brengen van de relevante (publieke) organisaties die zich bezig houden met het stimuleren en faciliteren van kennis en innovatie. 2. Het voeren van gesprekken om beter te begrijpen welke rol verschillende organisaties hebben, hoe hun activiteiten samenhangen en op welke manier zij kennis en innovatie stimuleren. Alle gespreksverslagen zijn aan de opdrachtgever toegestuurd. 3. Het verzamelen van additionele informatie over (omvang van) geldstromen en contactgegevens van personen bij organisaties, ten behoeve van toekomstige TWINoverzichten. Het eerste hoofdstuk bespreekt de publieke actoren die betrokken zijn bij regionale investeringen in kennis en innovatie en hoe deze organisaties samenhangen. In de daarop volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de drie ‘hoofdbronnen’ van regionale middelen voor kennis en innovatie; De Europese programma’s, de provincies en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Tenslotte zijn nog enkele andere organisaties geïdentificeerd die ten behoeve van een zo volledig mogelijk TWINoverzicht meegenomen zouden kunnen worden. Het rapport sluit af met bevindingen en kanttekeningen.
2
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
2. HET REGIONALE LANDSCHAP Er zijn verschillende bronnen van publieke financiering voor een regionaal project. Zie figuur 1 hieronder. De drie hoofdstromen zijn (1) Europese middelen, (2) provinciale middelen en (3) de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Deze bronnen van financiering komen in de volgende hoofdstukken uitgebreid aan de orde.
FIGUUR 1. BRONNEN VAN FINANCIERING
Middelen voor een regionaal K&I project worden ! ! !
ofwel direct door een financierende partij ter beschikking gesteld; of komen vanuit een regeling van één van bovenstaande bronnen; of komen vanuit een regeling waarin twee of meer van bovenstaande bronnen hun middelen combineren.
De Europese middelen voor regionale ontwikkeling zitten hoofdzakelijk in de structuurfondsen. Van de drie structuurfondsen1 is het Europees fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) de belangrijkste voor kennis en innovatie. EFRO is opgebouwd uit twee programma’s, namelijk (1) de landsdelige programma’s en (2) Interreg. Ook is er nog het Plattelandontwikkelingsprogramma (POP), waarin aandacht is voor innovatie in de agrosector. De meeste provincies hebben provinciaal beleid gericht op Kennis- en Innovatie. Vaak is dit onderdeel van het provinciale economische beleid. Vrijwel alle provincies hebben een economisch beleidsprogramma waarin wordt aangegeven wat de speerpunten zijn op het gebied van kennis en innovatie. Ook is er een budget aan gekoppeld. Sommige provincies zijn zelf actief met het ontwikkelen van beleid en het uitvoeren van regelingen, anderen kiezen ervoor om dit bij een uitvoeringsorganisatie neer te leggen (bijvoorbeeld een ROM of een samenwerkingsverband als SNN in Noord-Nederland).
1
EFRO, ESF en Cohesiefonds
3
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Er zijn vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die door het ministerie van Economische Zaken zijn opgezet en die door het rijk en de provincies samen gefinancierd worden, namelijk de BOM (Noord-Brabant), LIOF (Limburg), Oost NV (Gelderland en Overijssel) en de NOM (Friesland, Groningen en Drenthe). De afgelopen jaren zijn er verschillende nieuwe regionale ontwikkelingsmaatschappijen ontstaan, vooral in de provincies waar nog geen ontwikkelingsmaatschappij was. Naast deze drie hoofdstromen voor het financieren van regionale activiteiten op het gebied van kennis en innovatie, is er een categorie ‘overige bronnen’. Denk hierbij aan regionale organisaties zoals de Amsterdam Economic Board, Brainport development, Kennispark Twente of de campusorganisaties in Limburg. Veel van deze organisaties kennen een ‘triple helix’-structuur; zij zijn een samenwerkingsverband van bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen. De vier bronnen van financiering staan niet los van elkaar. De regionale ontwikkelingsmaatschappijen worden veelal gefinancierd door provincie en rijk. Er zijn ook (sub)regionale ontwikkelingsmaatschappijen die middelen van gemeenten krijgen. Europese middelen kennen een rijksbijdrage en in regelingen of projecten worden ze dikwijls gematcht met provinciale middelen. Triple-helix organisaties worden gefinancierd met provinciale, gemeentelijke en Europese middelen. Onderstaande figuur laat zien hoe de verschillende bronnen van regionale financiering samen hangen. De blauwe verbindingspijlen representeren structurele financiering van organisaties. De oranje verbindingspijlen zijn ‘projectfinanciering’ (ad hoc/eenmalig). Deze financiering van projecten verloopt via regelingen (de driehoeken) of rechtstreeks.
FIGUUR 2 SAMENHANG FINANCIERINGSBRONNEN
4
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
3. EUROPESE FONDSEN De Europese Unie kent vijf Europese structuur-en investeringsfondsen om de economische, sociale en territoriale samenwerking in de Europese Unie te versterken.2 Dit zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
European Regional Development Fund (ERDF) – regional and urban development, European Social Fund (ESF) – social inclusion and good governance, Cohesion Fund (CF) – economic convergence by less-developed regions, European Agricultural Fund for Rural Development (EAFRD) European Maritime and Fisheries Fund (EMFF).
De middelen die via deze fondsen beschikbaar zijn worden gemanaged door de Europese Commissie en nationale en/of regionale autoriteiten samen ("shared management"). Voor ieder programma zijn regionale dan wel nationale management autoriteiten aangewezen (MA’s), die in overleg met de Europese autoriteiten programma’s opstellen, uitvoeren en verantwoording afleggen. De Europese fondsen kennen programmaperiodes van 7 jaar. De vorige programmaperiode liep van 2007 tot en met 2013 en de nieuwe periode loopt van 2014 tot en met 2020. Veel van de nieuwe programma’s zijn nog niet vastgesteld. De verwachting is dat de meeste programma’s eind 2014 / begin 2015 weer ‘open’ zullen gaan en middelen gaan wegzetten. Het European Regional Development Fund, ofwel het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), is van de vijf fondsen de grootste en ook het meest relevant voor kennis en innovatie. Dit fonds heeft als doelstelling om de economische en sociale cohesie in Europa te versterken, door de onbalans tussen regio’s te corrigeren. Nederlandse organisaties kunnen via twee sporen deelnemen aan het EFRO: I. II.
Via vier nationale EFRO-programma’s, ook wel landsdelige programma’s; en Via acht internationale EFRO-programma’s voor ‘Europese Territoriale Samenwerking’, ook wel INTERREG.
Voor de periode 20014-2020 zijn vier prioriteiten vastgesteld waar de activiteiten van de programma’s op gericht moeten zijn: 1. 2. 3. 4.
Innovatie en onderzoek De digitale agenda Ondersteuning voor MKB De koolstofarme economie
Wat betreft de landsdelige programma’s moet in de meer ontwikkelde regio’s (waar Nederlandse regio’s toe behoren) minimaal 80% van de middelen naar minimaal twee van deze prioriteiten gaan. Minimaal 20% moet naar thema vier gaan, de koolstofarme economie. Ook van de INTERREG programma’s moet 80% naar de vier prioriteiten gaan. Voor alle programma’s geldt dat de bijdrage van de EU gematcht moet worden met minimaal 50% nationale middelen. Deze mogen zowel publiek als privaat zijn. 2
Zie ook: http://ec.europa.eu/regional_policy/thefunds/index_en.cfm
5
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Ten opzichte van de vorige programmaperiode (2007-2013) geven de thema’s die Europa heeft aangereikt als kader veel meer ruimte voor activiteiten op het gebied van kennis en innovatie. De betreffende regio’s kiezen zelf op welke prioriteiten ze specifiek willen inzetten.
De landsdelige programma’s Nederland kent vier landsdelen. In elk van de landsdelen is een publieke organisatie aangewezen als management autoriteit (MA). De Nederlandse overheid, het ministerie van EZ, schakelt tussen de EU en de landsdelen. EZ spreekt af met de EU hoeveel middelen voor de totale programmaperiode voor Nederland beschikbaar zijn, en bepaalt mede de verdeling over de vier landsdelen. Ook is er sprake van een stuk cofinanciering van de Europese middelen door EZ. Ieder van die landsdelen heeft een Smart Specialisation Strategy3 gemaakt die aangeeft hoe de regio's zich verder willen ontwikkelen en positioneren op het gebied van onderzoek en innovatie. Het landsdelige programma is hiervan de eerste operationalisatie. In het (concept) landsdelige programma geven de landsdelen aan hoe zij van plan zijn de toegewezen middelen te verdelen te verdelen over de prioriteiten. Per prioriteit zijn thema’s met indicatoren en doelstellingen uitgewerkt. Onderstaande tabel geeft meer informatie over de vier landsdelige programma’s. TABEL 1. EFRO – VIER LANDSDELEN
Landsdeel
Noord-Nederland
Oost-Nederland
Zuid-Nederland
West-Nederland
Betrokken provincies
Groningen, Friesland, Drenthe
Overijssel, Gelderland
Brabant, Zeeland, Limburg
Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland, Utrecht
Management autoriteit
SNN
Provincie Gelderland
Provincie NoordBrabant, uitvoering door Stimulus
Gemeente Rotterdam
Landsdelig programma
Strategie voor het Noorden
GO
OP-Zuid
Kansen voor West
Gekozen prioriteiten en thema’s (percentage van totale budget)
1A. Versterken onderzoek- en innovatieinfrastructuur: Human Capital en ontwikkeling van toepassingskennis /1B. Stimuleren innovatie en valorisatie in het MKB (samen 76%)
1B. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (66%)
1A. Versterken onderzoek- en innovatieinfrastructuur (10%)
1B. Bevorderen bedrijfsinvesteringen in innovatie (61,8%)
4F. Onderzoek, innovatie en gebruik van low-carbon technologie (30%)
4F. Onderzoek, innovatie en gebruik van low-carbon technologie (20%)
3
Ook wel Regional Innovation Strategy.
6
1B. Bevordering onderzoek en innovatie (56%) 4F. Onderzoek, innovatie en gebruik van low-carbon technologie (30%)
4A. Bevorderen productie en distributie / 4C. Toepassen renewable energy in bebouwde omgeving (20%) 8b. Bevorderen werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit / 9b. Sociale inclusie
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
(18.2%) Totaal aangevraagde middelen
€ 103,54 mln
€ 100,30 mln
€ 113,63 mln
€ 189,85 mln
Middelen naar kennis en innovatie
€ 99,4 mln (18,5 mln cofinanciering EZ)
€ 96,29 mln (18 mln cofinanciering EZ)
€ 109,08 mln (20 mln cofinanciering EZ)
€ 117,33 mln (33 mln cofinanciering EZ)
Drie landsdelen, namelijk Noord, Oost en Zuid zijn van plan om de EFRO-middelen vrijwel volledig in te zetten voor kennis in innovatie. Binnen prioriteit vier kiezen zij namelijk voor 4F; onderzoek en innovatie gericht op koolstofarme technologieën. Alleen West-Nederland maakt gebruik van de mogelijkheid om de middelen ook voor andere doelstellingen dan de vier prioriteiten in te zetten. Ook in de keuze voor de 20% voor de koolstofarme economie kiest West-Nederland ervoor om toepassing te bevorderen en niet in te zetten op het ontwikkelen van nieuwe technologieën. Per saldo zou dit betekenen dat er vanuit het EFRO maar liefst € 422,1mln (exclusief cofinanciering door regionale en nationale overheden) beschikbaar is voor kennis en innovatie in de periode 20142020. Gedeeld door zeven is dat gemiddeld € 60,3 mln per jaar. Tel de voorziene cofinanciering van € 91mln van EZ hierbij op (aangenomen dat die volledig ingezet zal worden voor projecten gericht op kennis en innovatie) en dat betekent dat er in ieder geval € 513,1mln beschikbaar is voor kennis en innovatie, jaarlijks gemiddeld € 73,3 mln. In de uitvoering is voor projecten en regelingen ook nog cofinanciering voorzien van regionale overheden (hoofdzakelijk provincies, maar ook gemeenten). Hoewel het niet direct blijkt uit bovengenoemde prioriteiten, zetten de landsdelen allen de kennis- en innovatieactiviteiten hoofdzakelijk in voor het versterken van het MKB (prioriteit 3). Dit is in lijn met de doelstelling van het EFRO (meer economische gelijkheid tussen regio’s). Bovendien wordt beredeneerd dat het grootbedrijf al bediend wordt door het nationale innovatiebeleid (topsectoren) en via Horizon 2020. Hoe de uitvoering van de nieuwe landsdelige programma’s vorm gaat krijgen is nog onduidelijk. Daar wordt op dit moment volop over gesproken door betrokken organisaties. Vouchers, cluster- en samenwerkingsprojecten en kenniswerkersregelingen zijn genoemd als mogelijke instrumenten. In landsdeel West wordt verkend of de EFRO-middelen ook in de vorm van revolverende fondsen kunnen worden ingezet. In 2014 heeft alleen OP-Zuid een regeling opengesteld, namelijk een innovatiesubsidie voor het MKB (per sept 2014 geopend, €9 mln. Beschikbaar). De Europese autoriteiten hebben voor de nieuwe programmaperiode strengere eisen gesteld aan de uitvoering van de programma’s. Er zal gewerkt gaan worden met doelstellingen en prestatieindicatoren. Tussentijdse monitoringsrapportages moeten inzicht geven over in hoeverre de beoogde doelstellingen dichterbij komen. De verwachting is dat de Nederlandse landsdelen intensiever zullen gaan samenwerken om uitvoeringskosten te drukken. De verwachting is dat rapportages dan ook eenduidiger vorm zullen krijgen.
7
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Bij het ontwikkelen van EFRO-projecten (Landsdelig en Interreg A) spelen in Oost en Zuid de ROM’s (afdelingen Business Development) een belangrijke rol.4 In Noord Nederland wordt deze ondersteuning geboden door SNN, In West-Nederland is zijn acht steunpunten aangewezen die ondersteuning geven bij projectontwikkelen voor het landsdelige programma.
INTERREG programma’s Ook de Interreg-programma’s beginnen in 2014 aan de nieuwe programmaperiode van zeven jaar: het vijfde programma. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Interreg VA, VB en VC5: !
!
!
Interreg A is voor grensoverschrijdende samenwerking. Uitvoering van deze programma’s gebeurd decentraal. Managementautoriteiten in de regio’s zijn verantwoordelijk voor het opstellen van de programma’s en het subsidieproces. Interreg B is voor transnationale samenwerking. Hiervoor is Europa onderverdeeld in 13 zones. Nederland maakt deel uit van 2 zones. Rijk en regio's zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het subsidieproces en het opstellen van programma’s. Interreg C is voor interregionale programma’s gericht op het verbeteren van beleid door uitwisseling van ervaringen en leren van elkaar. Nederland kan net als alle andere landen deelnemen aan de twee programma’s: INTERREG EUROPE dat zicht richt op regionale ontwikkeling en URBACT III, gericht op duurzame stedelijke ontwikkeling.
Er zijn acht programma’s voor Europese Territoriale Samenwerking waar Nederlandse organisaties aan deel kunnen nemen. Onderstaande tabel geeft de programma’s onder Interreg A en B weer. TABEL 2. INTERREG
Programma
Nederlands programmagebied
Gekozen prioriteiten en thema’s, relevant voor kennis en innovatie (percentage van totale budget)
EFRO-budget voor kennis en innovatie (excl. cofinanciering)
Interreg A. Nederland – Vlaanderen
Limburg, NoordBrabant en Zeeland
1A. Versterken onderzoek- en innovatieinfrastructuur
Naar schatting gaat de helft van het programmabudget naar kennis en innovatie. Voor Nederland zo’n €47 mln.*
1B. Bevordering onderzoek en innovatie (1AB samen 40%) 4F. Onderzoek, innovatie en gebruik van low-carbon technologie (4 BCF samen 22%) 6F. Bevorderen innovatieve milieutechnologie (6 DFG samen 22%)
Interreg A. Nederland – Duitsland
Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland, Noord-
1B. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (47,6%)
In totaal gaat 61,1% van het programmabudget naar kennis en innovatie: €135,74 mln. Voor
4F. Onderzoek, innovatie en gebruik
4
Het is niet duidelijk of hier ook sprake is van cofinanciering van middelen. Zie http://ec.europa.eu/regional_policy/cooperate/cooperation/index_en.cfm voor een overzicht van alle programma’s voor European Territorial Co-operation 5
8
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Brabant en Limburg
van low-carbon technologie (13,5%)
Nederland €86,22 mln.*
11.Bevorderen juridische en administratieve samenwerking (32.9%) Interreg A. Euregio Maas - Rijn
Limburg en NoordBrabant (Zuidoost Brabant)
Programma nog in ontwikkeling ten tijde van schrijven van dit rapport
Interreg A. Twee zeeën
kustgebieden uit de Nederlandse provincies die aan de Noordzee grenzen
1B. Technische en sociale innovatie (42%)
Noordwest Nederland
1B. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (28%)
Interreg B. Noordzeeregio
4F. Onderzoek, innovatie en gebruik van low-carbon technologie (20%)
6G. o.a. aandacht voor eco-innovation
Interreg B. Noordwest Europa
Zuidwest Nederland
1B. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (33%) 4F. Onderzoek, innovatie en gebruik van low-carbon technologie (13%)
Nog niet bekend – Nederlands aandeel wordt €22.6 mln. Wellicht de helft: €11.3 mln. 62% van het programmabudget gaat naar kennis en innovatie: €140,93 mln. Voor Nederland €32,18 mln.* Minimaal 28% van het programmabudget gaat naar kennis en innovatie: €47 mln. Onduidelijk hoeveel daarvan naar NL gaat. In totaal gaat 70% van het programmabudget naar kennis en innovatie: €277,2 mln. Onduidelijk hoeveel daarvan naar NL gaat.
6F. Bevorderen innovatieve milieutechnologie (24%) Interreg C. EUROPE
Nvt
1A. Versterken onderzoek- en innovatieinfrastructuur 1B. Bevordering onderzoek en innovatie (1AB samen 25%) 3D. (innovativiteit MKB En 6G. (ecoinnovatie)
Interreg C. URBACT III
Steden
11. Uitwisselen ervaringen & leren, voor belangrijk deel gericht op kennisen innovatiebeleid
Minimaal 25% van het programmabudget gaat naar kennis en innovatie: €135,74 mln. Onduidelijk hoeveel daarvan naar NL gaat.
nvt
*percentage x [programmabudget voor Nederland]
Op basis van bovenstaande tabel kan geen uitspraak worden gedaan over hoeveel middelen er voor Nederland beschikbaar zijn vanuit Interreg. Er kan echter wel een schatting worden gedaan. Stel, van Interreg A gaat zo’n € 170 mln. naar Nederland, en van Interreg B zo’n € 50 mln (wanneer 15% van de middelen voor innovatie naar Nederland gaat). Dan levert dat in totaal € 220 mln. (exclusief cofinanciering) op aan middelen voor kennis en innovatie in Nederland. Dat is overigens een voorzichtige schatting. Gedeeld door zeven is dat gemiddeld zo’n € 31,5 mln per jaar.
9
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Er is ook cofinanciering voorzien van Interreg door het rijk. Voor Interreg A is dat € 49 mln van EZ. Voor Interreg B zal vanuit I&M ook nog cofinanciering en projectfinanciering beschikbaar komen.
Samengevat Het bovenstaande betekent dat Interreg en de landsdelige programma’s samen goed zouden zijn voor in ieder geval € 90 tot 100 mln voor kennis en innovatie per jaar in de periode 2014-2020. Dit is exclusief cofinanciering door nationale en regionale overheden. Inclusief cofinanciering betekent dit dat jaarlijks zo’n € 200 mln6 aan publieke middelen beschikbaar is voor het stimuleren van regionale kennis en innovatie. Ook in andere Europese fondsen, zoals het ESF (Europees Sociaal Fonds) en POP3 (PlattelandsOntwikkelingsProgramma) zijn middelen voor innovatie beschikbaar, specifiek voor sociale innovatie en innovatie in de agrosector. Het aandeel voor innovatie is hier echter kleiner en het voerde te ver om dat voor deze inventarisatie nader uit te zoeken.
6
Inschatting van de auteur op basis van cofinancieringspercentages die genoemd zijn in gesprekken met regionale autoriteiten.
10
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
4. PROVINCIES Naast EFRO zijn de provincies de tweede belangrijke bron van middelen voor regionale kennis- en innovatieactiviteiten. Naast eventuele provinciale regelingen (al dan niet door de provincie zelf uitgevoerd), zorgen de provincies voor een belangrijk deel van de financiering van ontwikkelingsmaatschappijen (hoofdstuk 5), de cofinanciering van de EFRO-programma’s en programma’s van het rijk (bijvoorbeeld het valorisatieprogramma van EZ en OCW) en programma’s van (samenwerkende) gemeenten. Tenslotte investeren de provincies ad-hoc in thematische (inter)provinciale initiatieven op het gebied van kennisontwikkeling en innovatie. Door het wegvallen van Pieken in de Delta is in veel provincies substantieel minder budget voor kennis en innovatie beschikbaar. Provinciale activiteiten op het gebied van kennis en innovatie zijn doorgaans onderdeel van het economisch beleid (de economische agenda). Tabel 3 op de volgende pagina’s geeft per provincie een kort overzicht van het beleid en de belangrijkste maatregelen om kennisontwikkeling en innovatie te stimuleren. Van alle provincies is een economische agenda opgezocht waarin staat op welke speerpuntsectoren het economisch- en innovatiebeleid van de provincie zich richt. Alle provincies zijn bezig met het ontwikkelen van clusters binnen de gekozen sectoren, vooral door het ondersteunen van het MKB. De instrumenten en regelingen hiervoor die in de agenda’s en uitvoeringsprogramma’s genoemd worden, zijn in de tabel verzameld. Het overzicht is zo compleet mogelijk en de belangrijkste instrumenten voor kennis en innovatie zijn weergegeven. Er kunnen echter nog andere instrumenten zijn buiten het economische beleidsdomein, die gericht zijn op innovatie (denk aan milieu- en energieinnovatieregelingen). Ook kan het zijn dat kleine regelingen (enkele tonnen per jaar) ontbreken. Net als de incidentele projectfinanciering (bijvoorbeeld Solliance in Brabant). Naast de in de tabel weergegeven middelen voor regelingen en fondsen ter stimulering van kennisontwikkeling en innovatie hebben alle provincies jaarlijks nog de bijdrage voor de ROM’s en eventuele clusterorganisaties (soms zijn dat eenmalige ‘projectbijdragen’ en soms is dat een structurele bijdrage). Ook heeft een deel van de provincies middelen gereserveerd voor de cofinanciering van de landsdelige en de Interregprogramma’s van EFRO, en POP (ter indicatie: de drie Noordelijke provincies hebben daarvoor 80 mln. gereserveerd voor de periode 2014-2020). Er is een korte enquête gestuurd naar beleidsmedewerkers van alle provincies om de belangrijkste informatie ten behoeve van de tabel te achterhalen. Ondanks de hoge respons (75%) is een belangrijk deel van de tabel op basis van desk research tot stand gekomen. Zes provincies hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op deze tabel. Uiteindelijk hebben 10 van de 12 provincies input geleverd voor deze inventarisatie.
11
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie Provincie
Groningen
Friesland
Economische / innovatieagen da provincie
Regionale focus K&I
Economisch Actieprogram ma Groningen 2012-2015
• •
Economische beleidsvisie provincie Fryslân 2012
Jaarlijks
budget voor K&I
•
• • •
Energie Life Sciences / Healthy ageing Biobased Economy / Agribusiness
Watertechnologie Agro-food Zorgeconomie
30 mln.
4-15 mln.
Uitvoeringsage nda Economie Wurkje
Drenthe
Kader voor Economische Investeringen (KEI) 20112015
• •
• •
Sensortechnologie Agribusiness / biobased economy / energie Healthy ageing vrijetijdseconomie
3 mln.
Lopende regelingen / fondsen voor K&I (budget / uitvoeringsorganisatie)
Ontwikkelingsmaatschappij / relevante organisaties K&I beleid
MKB-fonds – dakfonds totaal 50 mln. waarmee via andere participatiefondsen mee geïnvesteerd zal worden • Innovatief Actieprogramma Groningen 2 mln./jr, subsidies • Innovatie en duurzaamheid MKB 2 mln./jr, subsidies • Stimulering Innovatieve Plattelandsondernemingen 1,05 mln • Economic Board aardbevingsgebied (20 mln/jr subsidies en leningen: 1/3 provincie, 2/3 NAM)* • REP (economische middelen Zuiderzeelijn) 5 mln/jr* Koepelprogramma Wurkje foar Fryslan (investeingsagenda verkoop NUON): • Fryslan Fernijt IV - innovatieregeling – 2 mln/jr • Innovatiefaciliteit, vroege fase financiering, 1mln/jr, en SEB 1 mln/jr • Doefonds, innovatief MKB in Friesland, 2 mln./jr NOM voert uit • Groeifaciliteit, uitbreiding 2mln./jr • Paraplufonds PP-fondsvorming 5mln./jr • REP (economische middelen Zuiderzeelijn)* • Innovatief actieprogramma Drenthe 2012-2014 (2,8 mln voor 3 jaar) • Top-regeling in ontwikkeling (totaal 1 mln.) • MKB Fonds Drenthe (innovatiedeel 6 mln., uitgevoerd door NOM) • microkrediet, innovatiekrediet, ontwikkelkrediet • Energie Lening Drenthe 1 mln. voor 2013-
• • •
•
NOM SNN Economic Board Groningen
Clusteractiviteiten op het gebied van K&I
• •
•
• •
• •
NOM SNN
NOM SNN
Energy Valley Healthy ageing network NoordNL (HANNN), heeft vouchers Technologie Centrum NoordNederland (TCNN)
• • • • •
Water alliance (incl watercampus, Wetsus) Dairy campus Innexus CIW/CIF HANNN TCNN
• • •
Sensor Universe HANNN TCNN
•
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Utrecht
Strategische agenda EBU 2013-2020
• • •
Focus op kennis en creativiteit, economische visie provincie Utrecht 2020 NoordHolland
Economische agenda 20122015
• Versterking innovatieve clusters:
• • • •
ZuidHolland
Beleidsvisie en Uitvoeringsstra tegie Regionale Economie en
2,5 mln.
•
•
Let op: aandeel Amsterdam
Creatieve industrie Life Sciences Duurzaamheidseco nomie
1014 • REP (economische middelen Zuiderzeelijn)* Budget ter beschikking gesteld aan EBU voor uitvoering van de strategische agenda, die de economische/innovatieagenda van de provincie is: innovatieve oplossingen voor maatschappelijke opgaven op thema’s groen, gezond en slim (17 mln opgebouwde reserves)
• • •
2à3 mln.
greenport Aalsmeer offshore industrie agribusiness financial business services logistics
Maritiem en Deltatechnologie Biobased Economy Transport en
5 mln.
13
• •
•
Economic Board Utrecht Taskforce Innovatie Regio Utrecht
•
Ontwikkelingsbe drijf NoordHolland Noord Gemeente Amsterdam Amsterdam Economic Board Metropool Regio Amsterdam (MRA)
•
Innovation Quarter Zuidvleugel (economische
• • •
Utrecht Science Park Dutch Game Garden
Garantiefonds Life Sciences & Health (1,25 mln.) Garantiefonds Energie
‘Regionaal budget’ Metropoolregio Amsterdam – tbv innovatieprojecten AEB • Innovatieregeling NHN • Kansenkanon • Duurzaamheids- en innovatiefonds Haven Amsterdam (1 mln.) • Losse bijdragen aan projecten, voornl. tbv innovatie en kennisdeling, bv Open Data en pilot 3D printen • Life Sciences Fund (totaal 10 mln.) • Participatiefonds duurzame economie (totaal 85 mln.) Amsterdam: • AEB, ongeveer 1,5 mln./jaar voor regionale activiteiten • Amsterdamse Innovatiefonds (510mln/jaar, totaal 100 mln. wordt opgeheven) -> investeringsfonds 60 mln. • Microkrediet Amsterdam (1 mln totaal) • Ad hoc projecten: AMS (50 mln.), ASML instituut • MKB Investeringsfonds Innovation Quarter (28,7 mln. per 1 jan 2014, provincie jaarlijks 1 mln.) • 1 mln. voor Innovation Quarter •
Niet aanwezig
• • • •
• •
•
Greenport Aalsmeer en NHN Seed Valley Enkhuizen
Medical Delta Security Delta Maritieme Delta
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Energie 20122015; Kansen zien, kansen grijpen Flevoland
Economische agenda Flevoland 2012-2015 Uitvoeringspro gramma
Logistiek,
• •
•
• •
AgroFood & tuinbouw: agri en vis HTSM: composieten LSH: gezondheid mens & dier, en zorginnovatie
1,5 – 2 mln.
• •
• •
Overijssel Let op: aandeel Regio Twente (zie Kennispark Twente)
Uitvoeringskad er Kerntaak Regionale Economie 2012-2015
•
• • •
High Tech Systemen en Materialen Health/Life Sciences Kunststoffen/Chemi e Nieuwe energie
Regionale topsectoren: • • •
2 mln. structur eel. Huidige coalitie periode (20112015) 107,6 mln.
• • • • • • •
Agro & food Bouw toerisme
• • •
MKB- en Technofonds Flevoland – participatiefonds (12,5 mln.) Technologische en Milieu Innovatie Regeling (TMI-regeling, subsidie en lening, 1,5 mln/jaar) Flevolandse ondernemersondersteuning – vouchers 0,5 mln/jaar Innovatieprogramma ‘Kansen voor Flevoland’ (ism OMFL, KvK) Innovatiefonds Overijssel participaties (5 mln/jr, totaal 19,5 mln, via PPM Oost) Innovatiefonds leningen (6,5/jaar, totaal 17,5 mln) Innovatiekredieten innovatieve bedrijven (totaal 4,5 mln.) Proof of concept fonds Twente (2 mln, via Kennispark Twente) Innovatievouchers Overijssel (0,75 mln/jaar)) Bijdrage open innovatiecentra Overijssel Kennisondersteuning Agro en Food Overijssel, voucher - subsidie (1 mln/jaar) Innovatie Agro en Food Overijssel, subsidie (1,9 mln in 2014) Maatschappelijke ICT diensten Overijssel, subsidie (0,9 mln 2014) Redmechtech Ventures 1,5 mln totaal
Overig: Energiefonds Overijssel (250 mln. totaal), breedbandfonds (34 mln. totaal), innovatiestimulering bouw (9mln totaal),
14
agenda)
8,5 mln voor uitvoering economische agenda zuidvleugel (deels innovatie) Co-financiering EFRO in 2014 is 10 mln.
• •
Greenport campus Biotech park Delft
•
Compoworld
Oost NV
•
Wadinko NV – ondernemende participatiemaatschap pij (3mln totaal)
•
Open Innovatiecentra Overijssel Kennispark UT
• • •
OMFL ‘Kansen voor Flevoland’ Economic Development Board Almere (2mln.)
Regionale innovatieloketten: • Stedendriehoek Innoveert • Kennispoort Zwolle (strategic Board regio Zwolle) • Kennispark Twente (regio Twente)
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
innovatiestimulering toeristische sector (25,5 mln.) Gelderland
Economische Visie 20122016 Uitdagend Gelderland: programmapla n voor topsectoren en innovatie
NoordBrabant
Agenda van BrabantEcono mische programma Brabant
• • • •
Health Food Maakindustrie Energie en milieu technologie (EMT)
Opkomend: •
Mode (creatieve industrie)
• •
Food & nutrition Life Sciences & Medische Technologie Maintenance Logistiek High tech maakindustrie Biobased economy
• • • •
24 mln. (waarv an ca.1 mln voor innovati e in land&tuinbo uw en 6 mln. voor EMT)
Financieel instrumentarium innovatiebevordering: • Subsidie innovatie Gelderland: I. Vouchers (via 10 organisaties) (1mln/jaar) II. Samenwerkingssubsidie (4 mln/jaar) III. Gelderland voor Innovaties, lening, PPM Oost (15 mln, looptijd 4 jaar) • Innovatie en investeringsfonds Gelderland (7 mln, PPM Oost) • Projectfinanciering. Subsidies icm leningen (bv regeling Vitaal Gelderland) • Proeftuinen en marktintroducties (1 mln/jr) • Cofinanciering valorisatieprogramma’s (oa Gelderland valoriseert, 2 mln. totaal, startlife 4 mln. totaal, Redmechtech ventures 1,5 mln. totaal) • Energie- en MilieuTechnologie: projectsubsidie, collectief onderzoek, proeftuinen en marktintroductie.
10-12 mln.
• •
• • • •
15
Innovatiefonds Brabant (125mln) Ad hoc investeringen in clusteractiviteiten – oa opzet specifieke fondsen (71,2 mln energieagenda: biobased economy, elektrisch rijden, solar) Regionaal Economisch Actie Programma (REAP) (1,3 mln in 2014) Landbouw Innovatie Brabant, subsidie (1,5 mln, 2013-2015) Subsidieregeling Economie en innovatie, zonneceltechnologie (5,4 mln. totaal) Cofinanciering landelijke valorisatieprogramma’s (oa Redmechtech
Oost NV Zeven Regionale Centra voor Technologie
• • • • •
• • • • • • •
BOM Brainport Developmend Rewin Stichting Brainport Regio WestBrabant Midpoint Brabant Samenwerkingsv erbanr Regio Eindhoven
• • • • • •
Food Valley Health Valley Greenport Gelderland GreenTechAllia nces Platform Creatieve Technologie
Solliance Agrifood Capital Brainport Industries Automotive NL Maintenance Valley Gate2
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie TABEL 3. KENNIS EN INNOVATIE IN DE PROVINCIES
Ventures, 1,5 mln.) Limburg
Strategische kadernotitie Economie en Concurrentiekr acht 2012 (2012-2015)
Topsectoren: • • •
Chemie en materialen Life Sciences Agrofood
Verder: High Tech Systems, logistiek, vrijetijdseconomie, financieeladministratief, Nieuwe Energie Zeeland
Economische Agenda 20132015
•
• • • • • •
Havens & industrie: biobased economy, maintenance en logistiek Energie Zorg Vrijetijdseconomie Water Agrofood /landbouw Seafood/visserij
1,5 mln. topsectoren, + middel en voor campus -sen (p.m.)
• •
2à3 mln.
• •
• • • •
•
•
Innovatiefonds Limburg (20mln.) Limburg Business Development Fund (30 mln., LIOF) Limburg Makers (3 mln/jr) Vouchers Building integrated High Tech Systems (0,5 mln/jr, LIOF) Agro innovatiefonds (0,9 mln/jaar tot 2015) Financiering 3 clusters
Zeeuws participatiefonds Belangrijk deel van de middelen gaat naar ‘business cases’ die in de economische agenda worden gepresenteerd. Deel middelen via Impuls, oa InnoGo voor innovatieve techno- en biobased starters leningen Mogelijkheid innovatiefonds wordt verkend
• BrabantStad LIOF • • • •
Brainport 2020 Limburg Economic Development Keyport Greenport Venlo
IMPULS Strategic board delta region
* Middelen die de betreffende provincies voor kennis en innovatie ter beschikking staan, maar nog niet duidelijk hoe ze zullen worden besteed
16
• • • •
Chemelot Campus Maastricht Health Campus Greenport Venlo Smart Services Campus
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Observaties provincies !
! ! !
!
!
!
!
!
!
!
Er zijn grote verschillen tussen de provincies wat betreft beschikbare middelen voor kennis en innovatie. De achtergrond hiervan is voor een belangrijk deel de verkoop van NUON en Essent, waar verschillende provincies en enkele grote steden veel aandelen hadden. Het leeuwendeel van de maatregelen bij provincies is gericht op het stimuleren van (innovatie bij) MKB. Ook het versterken van clusters gaat dikwijls via faciliteren van relevant MKB. Er zijn ook verschillen in de wijze van organiseren: sommige provincies voeren regelingen zelf uit, andere laten ze uitvoeren. De ROM’s spelen hierbij een belangrijke rol. Grotere bedragen voor innovatie (uit de verkoop van energiemaatschappijen) worden veelal weggezet in revolverende ‘innovatiefondsen’. In veel gevallen ligt de uitvoering van deze fondsen bij de ROM’s. Het is lastig te identificeren wat het belang is van triple-helix en clusterorganisaties qua investering in kennis en innovatie. Het belang is relatief groot in regio’s als Twente, Limburg en Brabant. Daar hebben deze organisaties vaak ook zelf middelen ter beschikking voor regelingen en clustervorming. Organisaties als de Amsterdam Economic Board en de Economic Board Utrecht hebben zelf niet zozeer middelen ter beschikking, maar dragen vooral bij door strategieontwikkeling (regie) en het versterken van de uitstraling van de regio als kennis- en innovatieregio. Hun doelen overlappen deels met die van de ontwikkelingsmaatschappijen. De tabel geeft de middelen weer voor kennis en innovatie die onderdeel zijn van het economisch beleid van de provincie. Bij sommige provincies vallen middelen voor bijvoorbeeld agro-, milieuof energie-innovatie hier wel onder en bij anderen zit dat in een ander beleidsdossier. Het blijkt lastig om te achterhalen hoeveel middelen voor kennis en innovatie de provincies op jaarbasis exact beschikbaar hebben: niet alle strategische plannen en uitvoeringsprogramma’s geven hier goed inzicht in. Wat onder kennis- en innovatie valt wordt dikwijls niet gespecificeerd, en/of niet onderscheiden in financiële overzichten. Er zijn ook veel maatregelen die vallen onder het economische en innovatiebeleid, maar die hooguit indirect innovatie stimuleren. Een belangrijk deel van de maatregelen in de tabel zijn meer gericht op economische ontwikkeling dan op direct financieren van innovatie (o.a. de revolverende fondsen, maatregelen voor infrastructuur of duurzaamheid). De Noord-Nederlandse provincies hebben veel activiteiten gebundeld bij SNN. Deze organisatie heeft goed overzicht en zorgt voor afstemming tussen de provincies. De organisatie is uniek in Nederland. Noord Nederland heeft additionele middelen ter beschikking ten opzichte van andere delen van Nederland, door het REP (Ruimtelijk Economisch Programma - compensatiefonds Zuiderzeelijn; 100 mln. bij SNN voor kennisontwikkeling, rest decentraal naar de provincies die het meer generiek besteden), het Waddenfonds en het nieuwe compensatiefonds tgv de aardgaswinning (alleen Groningen; via Economic Board Aardbevingsgebied 20 mln./jaar).
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
5. REGIONALE ONTWIKKELINGS MAATSCHAPPIJEN De vier grote ontwikkelingsmaatschappijen Nederland kent vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen, waarvan de provincies en EZ de aandeelhouders zijn. Deze ontwikkelingsmaatschappijen hebben allen dezelfde vier hoofdtaken, namelijk investeringsbevordering (FDI), business development, participatieactiviteiten en het ontwikkelen van bedrijfslocaties. Met name de activiteiten van de afdelingen die zich bezig houden met business development zijn vallen vrijwel volledig onder de noemer ‘kennis en innovatie activiteiten’. Zij zijn binnen de ROM’s dan ook verantwoordelijk voor eventuele innovatiesubsidies. Zowel de apparaatskosten van deze afdelingen als de bedragen die zij beschikbaar hebben voor innovatieprojecten en –regelingen zijn relevant. De afdelingen business development houden zich bezig met regionale clusterontwikkeling en werken doorgaans met ‘speerpuntclusters’. De ROM’s hebben fondsen in beheer, die deels worden ingezet voor innovatieve projecten. Hiervoor zijn de participatie-afdelingen van de ROM’s verantwoordelijk. Er zijn de laatste jaren veel ‘innovatiefondsen’ door de provincies bij de ROM’s in beheer gegeven. Binnen deze innovatiefondsen is vaak sprake van een combinatie van instrumenten: van subsidie tot leningen tot investeringen en participaties. De oorsprong van deze fondsen ligt in de veel gevallen in de verkoop van de energiemaatschappijen. Op basis van de jaarrapportages van 2013 en gesprekken worden in onderstaande tabel enkele kengetallen weergegeven. TABEL 4. DE VIER ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJEN
ROM
NOM
Oost N.V.
BOM
LIOF
Betrokken provincies
Friesland, Groningen, Drenthe
Overijsel, Gelderland
Brabant
Limburg
Omvang activiteiten afdeling Business Development 2013
€ 24 mln
€ 30,9 mln*
€ 45 mln
€ 22,5 mln*, waarvan € 7,1 mln subsidie
Speerpuntclusters
Nationale topsectoren: water, agrifood, tuinbouw, high tech systems, life sciences, chemie, energie, logistiek en creatieve industrie
• • •
• • •
€148 mln in 2013, 1048 arbeidsplaatsen, 70
€156 mln, 40 projecten, 920 arbeidsplaatsen
Maintenance High Tech Systems Logistics Life Sciences & Health • Biobased Economy & New Energy • Agrofood • Elektrisch rijden 35 projecten/ bedrijven, 1313 arbeidsplaatsen, 10
Investeringsbevorde ring (FDI) in 2013
Agro-food Life Sciences High Tech
18
• • • •
• •
Logistiek Maakindustrie Agro en voeding – Venlo Materialen Chemelot Health care – Maastricht
€109 mln, 1323 arbeidsplaatsen, 11 bedrijven
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
leads, 11 projecten Participatieinvesteringen in 2013
Totale portefeuille € 145 mln
Innovatiefondsen (omvang fonds in mln. €)
•
Overige regelingen en fondsen in beheer ROM (omvang fonds in mln. €)
• •
R&D gerelateerd € 28,8 mln
Innovatiefonds NoordNederland start in 2014, 20 mln. opgebouwd uit (innovatiefondse n van Drenthe, Friesland, Groningen)
•
Aanjaagfonds (leningen) Groei- en overnamefonds (participaties)
•
• •
• •
Totale portefeuille € 95 mln
€ 17,7 mln
Innovatiefonds Oost-Nederland (15), onderdeel participatiefond s Innovatiefonds Overijssel (42) Innovatie en investeringsfond s Gelderland
Innovatiefonds Brabant start in 2014 (125)
Limburg Business Development Fund start in 2014 (30)
Gelderland voor innovaties (10,6) Participatiefond s PPM (70) Topfonds Gelderland (58)
•
Ontwikkelfonds (20) onderdeel innovatiefonds
• • • • • •
Innovatieve Acties Brabant Innovatieprog agrofood Cleantechfonds Biobased Brabant Fonds Life Sciences and Health Fund Spinn off Fonds Waterfonds
• •
•
Limburg Makers (jaarlijks 3M) Voucherregeling Building Integrated High Tech Systems Parkstad Limburg (2) Agro innovatiefonds (jaarlijks 0,9M)
* Bij LIOF en Oost NV wordt in de jaarverslagen aangegeven dat het hier gaat om het totale projectvolume. De investering / subsidie door de ROM is in dat geval lager. Uit de verslagen van de NOM en BOM is niet op te maken of het hier totaal projectvolume betreft of alleen de uitgaven van de ROM.
Hoewel de jaarverslagen van alle ontwikkelingsmaatschappijen beschikbaar zijn, is het niet eenvoudig om de kengetallen met betrekking tot kennisontwikkeling en innovatie eruit te halen en te vergelijken, omdat de ROM’s resultaten op verschillende manieren presenteren.
Nieuwe ontwikkelingsmaatschappijen Een opvallende ontwikkeling de laatste jaren is de opkomst van nieuwe ontwikkelingsmaatschappijen en organisaties die soortgelijke opdrachten hebben gekregen. Hieronder een overzicht van deze ontwikkelingsmaatschappijen. Het soort activiteiten en de beschikbare middelen loopt uiteen, maar de organisaties komen overeen in hun belangrijkste doelstelling: het versterken van de regionale economie en concurrentiekracht. Dat doen ze door het versterken van speerpuntsectoren o.a. via innovatie. De indruk is dat deze nieuwe regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ten opzichte van de vier grote ROM’s) niet veel middelen ter beschikking hebben. Een uitzondering hierop is Brainport Development.
19
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
TABEL 5. OVERIGE REGIONALE ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJEN
Organisatie
Activiteiten gericht op
Impuls
• • •
Ontwikkelingsmaatschappij van Zeeland
vestigen investeren ontwikkelen
Speerpuntsectoren • • •
www.impulszeeland.nl • • OMFL
•
Ontwikkelingsmaatschappij van Flevoland
•
www.omfl.nl Innovation Quarter, gestart in 2014 Regionale ontwikkelingsmaatschappij voor Zuid-Holland
Financiering K&I
Biobased economy & Food Smart Delta Resources Maintenance & Logistiek Recreatie & Toerisme Zorgeconomie
InnoGo voor innovatieve techno- en biobased starters – leningen
Financieringsfonds regionaal economische ontwikkeling Flevoland (REOF)
Veel projectontwikkeling
• • •
Agri & Food High Tech Systemen en Materialen Life Sciences & Health
•
innovatie en ontwikkeling investeringsbevordering vrijetijdseconomie
• • •
innoveren investeren vestigen
• • • • •
Cleantech Smart Industry HortiCulture Life Sciences & Health Safety & Security
€ 28,7 mln. in een revolverend participatiefonds (van de provincie)
• •
•
• • •
Strategie Projecten en programma’s Communicatie Bedrijvencentra Dienstverlening MKB
High Tech Systems en Materials Food Automotive Lifetec Design
in 2013: € 8 mln. aan leningen en investeringen. 24 nieuwe bedrijven in de regio (200 arbeidsplaatsen). 150 MKB-adviezen
• • • •
Clusterontwikkeling Regiomarketing Vestigingsklimaat Bedrijvenloket
• • • •
Vooral clusterontwikkeling, opzetten projecten.
•
Agribusiness Health Maritiem en Offshore Energie & Duurzaamheid Toerisme & Recreatie
• • •
Maintenance Biobased economy Logistiek
Geen middelen voor K&I, wel clusterbevordering
www.innovationquarter.nl Brainport Development Ontwikkelingsmaatschappij regio Eindhoven www.brainportdevelopmen t.nl Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland-Noord www.nhn.nl
REWIN Regionale ontwikkelingsmaatschappij West-Brabant
• •
Vestigen Business development
• • • •
www.rewin.nl
20
Uitvoering Europees programma ‘Leader’, voor innovatieve plattelandsontwikkeling.
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
6. OVERIGE REGIONALE ORGANISATIES Er zijn, verspreid over Nederland nog meer regionale organisaties die zich bezig houden met kennisontwikkeling en innovatie. Dikwijls zijn deze organisaties een initiatief van (samenwerkende) gemeenten, die ook voor een belangrijk deel voor de financiering zorgen. Zij worden vaak mede gefinancierd vanuit de provincie en werken ook samen met de ROM’s. Sommige activiteiten worden als projecten ingediend bij EFRO-programma’s of de ROM’s. Veel van deze organisaties hebben een zogeheten ‘Triple Helix’-structuur. Dit betekent dat het samenwerkingsverbanden zijn van lokale overheden, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven. In onderstaande tabel worden een aantal voorbeelden gegeven. Sommige van deze organisaties hebben budgetten om zelf regelingen uit te voeren, vaak gericht op clusterontwikkeling, anderen hebben vooral tot doel om de regio op de kaart te zetten in de bredere omgeving (marketing). Ook zijn er organisaties bij die het ontwikkelen van projecten in de regio ondersteunen, die uiteindelijk vanuit andere bronnen gefinancierd worden (EFRO, provincie, ROM’s). TABEL 6. REGIONALE TRIPLE HELIX ORGANISATIES
Organisatie
Activiteiten
AEB, Amsterdam Economic Board
• • •
Stimuleert innovatie en samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid www.amsterdameconomicb oard.com Economic Board Utrecht www.economicboardutrech t.nl
Regio Twente (samenwerkende gemeenten) www.regiotwente.nl Kennispark Twente (Triple Helix uitvoeringsorganisatie) www.kennispark.nl
•
•
Stimuleren innovatie Clusterontwikkeling Slimme ICT toepassingen Informatie over ondernemen, financieren, huisvesting Ondersteunen duurzaam ondernemen
Samenwerking tussen bedrijfsleven, overheden, kennisinstellingen stilumeren, met als doel innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken • • •
Ondersteuning innovatieve startups Gezamenlijk innoveren Aantrekkelijk vestigingsklimaat
Speerpuntsectoren
Financiering K&I •
• • •
Creative industries ICT/e-sciences Financial & Business Services Life Sciences & Health Horticulture & AgriFood Tourism & Conferences Logistics High tech materials
• • • •
gezond leven groene economie diensteninnovatie onderzoek
geen, vooral netwerkorganisatie
• •
High tech systemen High tech materialen
Totaal € 50 mln. voor de Twentse Innovatieroute, periode 2007-2017 • Innovatiefonds Enschede (10 mln), met oa Vouchers regio Twente, MKB innovatiekredienten • Innovatiefonds Regio Twente • Proof of Concept fund
• • • • •
21
2mln/jr beheer regionale middelen voor projecten (bijdragen van provincie, gemeenten Pieken in de Delta)
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
• • • • • • Limburg: 1.
2.
3.
Limburg Economic Development http://ledbrainport20 20.nl Keyport http://www.keyport2 020.nl/nl/home Greenport Venlo http://www.greenport venlo.nl/nl
Brabant: 1.
2.
Agrifoodcapital http://www.agrifoodc apital.nl Midpoint Brabant, incl regional development board http://www.midpointb rabant.nl
Samenwerking tussen ondernemers, overheid en onderwijs (triple helix), een manier van werken om de economische structuur in en voor de regio te versterken
Regionale samenwerkingsverbanden van samenwerkende gemeentes, kennisinstellingen en ondernemers.
1.
LED: chemie & materialen / Life Sciences & Health / Logistiek / Energie 2. Keyport: maaktindustrie / logistiek / agri business / leisure & retail / zorg 3. Greenport: agrofood / tuinbouw / Maakindustrie / Logistiek 1. Agrifoodcapital: Agrofood, focus op arbeidsmarkt, bedrijvigheid, innovatie, woon-, werk-, leefklimaat.
1. 2. 3.
Twente Technology Fund (8-10 mln.) High Tech Lease Fund (8-10 mln.) POC fonds kennispark (2 mln) Topregeling Twente TOP programma UT Vouchers: Noord-Oost Twente, Mesa+ LED: Ondersteuning innovatieprojecten Keyport: Innovatiehuis MKB Keyport 2020 Greenport: http://www.innovatiec entrumvenlo.nl
Midpoint Brabant: Uitvoering REAP, €0,4 mln/jaar
2. Midpoint Brabant: Logistiek, leisure, care, aerospace & maintenance
Deze tabel is ongetwijfeld niet compleet. In tabel 3 van de provincies worden nog meer van dit soort organisaties genoemd. Mocht u een organisatie kennen die in dit rapport niet mag ontbreken, neem dan contact op met de auteur. Het is lastig om het relatieve belang van deze organisaties goed in te schatten. Informatie over (eigen) budgetten is vaak niet te vinden op de websites van deze organisaties.
22
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
8. CONCLUSIES Een complex landschap Zicht krijgen op de regionale investeringen in kennisontwikkeling en innovatie is niet eenvoudig. Er zijn geen bronnen waar deze informatie systematisch bijeen is gebracht.7 De belangrijkste startpunten om de regionale investeringen in kaart te brengen zijn de provincies en de Europese programma’s. Ook de (grotere of samenwerkende) gemeenten en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen spelen een belangrijke rol. Daarnaast zijn er nog veel andere organisaties, zoals economic boards, clusterorganisaties en allerlei triple-helix organisaties betrokken bij het stimuleren van kennis en innovatie. Het blijkt een complex landschap van organisaties waarbij middelen van overheden (oorspronkelijke bronnen) door elkaar sijpelen naarmate ze kun weg vinden naar hoofdzakelijk MKBinnovatieprojecten en activiteiten voor clusterontwikkeling. Allerlei bronnen van financiering matchen elkaar, intermediaire organisaties financieren clusterorganisaties, de uitvoering van regelingen of programma’s wordt gedelegeerd. Het risico op dubbeltellingen is enorm. Daarbij komt dat organisaties niet eenduidig rapporteren: zij rapporteren bijvoorbeeld over totale projectomvang en niet over hun eigen uitgaven aan K&I-projecten. Hierdoor kan het zijn dat eenzelfde project zowel bij de ontwikkelingsmaatschappij als bij de provincie als bij een triple-helix organisatie in de jaarverslagen staat. Of zij rapporteren over middelen waarvoor zij uitvoeringsorganisatie zijn, maar die bij de opdrachtgever (bijvoorbeeld een provincie) op de balans staan. In veel provincies zijn revolverende fondsen geïntroduceerd of is men met de introductie daarvan bezig. Sommige fondsenbeheerders rapporteren over de totale omvang van het fonds, anderen over het totaal geïnvesteerde kapitaal gedurende een jaar en weer anderen over de investeringen die specifiek in dat jaar gedaan zijn. Een volgend lastig punt is dat het dikwijls lastig is om de middelen die naar innovatie gaan te onderscheiden. De nieuwe innovatiefondsen zijn dikwijls een mix van subsidies, proof-of-concept financiering, leningen en participaties. Wanneer een innovatieve ondernemer de proof-of-concept fase voorbij is, kan men dan nog spreken van een investering in innovatie? Een volgend lastig punt zit bij de provincies. Die hebben meerdere beleidsterreinen. Kennis- en innovatiebeleid is doorgaans onderdeel van het economisch beleid (passend bij de nationale structuren). Maar ook binnen andere beleidsdomeinen is aandacht voor innovatie. Denk aan innovatiestimulering in de vrijetijdssector, innovatie in de bouw of nieuwe milieu- en energie technologieën. Dan zijn er ook nog onderwerpen als sociale innovatie en innovatief inkopen. In deze studie is enkel gekeken naar innovatie binnen het economische beleidsdomein. Bij andere beleidsthema’s kan echter ook aandacht zijn voor innovatie.
Die is er overigens wel voor innovatiebeleid: de EU (DG Enterprise & Industry) is twee jaar geleden gestart met de Regional Innovation Monitor Plus [https://webgate.ec.europa.eu/ENTR/rim_cp/region/select]. Hier is per provincie een samenvatting van het innovatiebeleid te vinden. Er zijn ook regelingen en documenten genoemd, helaas zijn deze in veel gevallen alweer verouderd. 7
23
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Bevindingen Een aantal dingen vallen op: !
!
!
!
!
Op dit moment zijn er in de regio’s weinig ‘open’ regelingen en initiatieven voor kennis en innovatie. De voornaamste reden daarvoor is het feit dat de nieuwe EFRO programma’s op dit moment nog in ontwikkeling zijn. Naar verwachting zullen de EFRO middelen eind 2014 begin 2015 weer beschikbaar komen. Hoewel er absoluut gezien minder middelen naar Nederland zullen gaan, zal er per saldo meer naar kennis en innovatie gaan, gezien de gewijzigde prioritering door de EU. Er zijn grote verschillen tussen de provincies die wat betreft beschikbare middelen voor kennis en innovatie. Door het wegvallen van Pieken in de Delta zal het voor sommige provincies moeilijk worden om cofinanciering van EFRO op te brengen. Dit betekent dat subsidiepercentages in die regio’s voor projecten omlaag zullen gaan. Ook wordt bijvoorbeeld onderzocht of EFRO-middelen op een revolverende manier kunnen worden weggezet. Alle instrumentarium is gericht op innovatie in het MKB en ondernemerschap (loopt door elkaar). Doorgaans ook gericht op specifieke speerpuntsectoren. Veel regio’s zijn bezig met (fysieke) clusterontwikkeling. Campusontwikkeling vindt zowel plaats rond universiteiten en hogescholen, als rond bedrijfsclusters. Grote bedrijven maken overigens wel deel uit van deze clusters en zijn ook vaak vertegenwoordigd in de zogeheten triple helix-organisaties. Hoewel revolverende fondsen nog steeds de trend zijn, zijn er in interviews met mensen verschillende redenen genoemd om daarvan terug te komen; o Geen subsidies betekent dat er minder nieuwe bedrijven de eerste innovatie-fase voorbij komen, waardoor er minder bedrijven zijn om in te investeren. (Fondsen is willen oogsten, maar dat gaat niet als er niet aan de voorkant gezaaid wordt.) o Tegenvallende resultaten: de fondsen halen niet het rendement wat aan dividend op de aandelen van de energiemaatschappijen werd ontvangen. Hierdoor gaan fondsen voorzichtiger investeren, waarmee ze zich niet meer onderscheiden van andere financiers. o Hoge beheerskosten. Een laatste observatie is dat de oude en nieuwe ROM’s, economic boards, triple helix organisaties en clusterorganisaties allemaal soortgelijke missies hebben: het versterken van de economische kracht van de eigen regio. Veel organisaties zijn actief op het gebied van investeringsbevordering. Gezien het grote aantal organisaties in Nederland kan men zich afvragen of dit geheel wel effectief is. Een van de geïnterviewden gaf aan een aanzienlijke consolidatieslag te verwachten de komende jaren.
Advies ten behoeve van TWIN In dit rapport zijn de belangrijkste regionale bronnen van investeringen in kennis en innovatie omschreven. Ook is beschreven waar knelpunten zitten in de jacht op getallen. Op basis van deze inventarisatie is het advies aan het Rathenau Instituut om de uitbreiding van het TWIN-overzicht op een systematische en doordachte manier op te pakken. Het is mogelijk om dubbeltellingen te voorkomen door partijen met verschillende, maar gerichte vragen te benaderen.
24
Regionale activiteiten en investeringen gericht op R&D en Innovatie
Tenslotte Het is niet gelukt om een overzicht te maken van de publieke regionale investeringen in kennis en innovatie in 2013. Er is echter wel meer inzicht in relevante organisaties, regionale structuren en relatieve omvang. Aan het Rathenau is een voorstel gedaan over wie met welke vragen benaderd zou moeten worden om het leeuwendeel in kaart te brengen. De inschatting van de auteur is dat er dit jaar (2014) regionaal maximaal €100 mln. aan kennis en innovatie wordt uitgegeven. De voornaamste reden hiervoor is dat zowel de landsdelige als de Interregprogramma’s van EFRO dit jaar niet actief zijn. EFRO is voor veel regio’s een belangrijke basis voor de kennis- en innovatieactiviteiten. De komende jaren zullen de investeringen in kennis en innovatie naar verwachting dan ook sterk toenemen.
25