Regionaal Technologisch Centrum Antwerpen
RTC ANTWERPEN © 20010
STRATEGISCH PLAN 2011 – 2015
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 2
Voorwoord
In dit beleidsplan willen we duidelijk maken wat de missie is van het Regionaal Technologisch Centrum Antwerpenen met welke middelen en doelen we deze missie willen volbrengen. Het RTC Antwerpen is erkend door de Vlaamse Regering en maakt deel uit van het beleid van de Vlaams Minister van Onderwijs&Werk. Met het RTC-netwerk wil men initiatieven tussen onderwijs, opleidingsverstrekkers en bedrijfsleven ondersteunen en versterken. Het RTC is een partner tussen onderwijs en industrie met een specifieke invalshoek op gebied van hoogtechnologische toepassingen. In de beleidsnota van de minister is dit als volgt omschreven: “TSO-BSO scholen hebben nood aan aangepaste infrastructuur en apparatuur. Er is een onderscheid tussen basisuitrusting, die in elke school nodig is om de leerplannen te realiseren, en hoogtechnologische infrastructuur die niet noodzakelijk in elke school moet zijn, maar waar leerlingen wel toegang zouden moeten toe kunnen krijgen. Voor hoogtechnologische infrastructuur kunnen de Regionale Technologische Centra een rol spelen, in de eerste plaats als afsprakenplatform voor de toegangkelijkheid van de gesofisticeerde uitrusting. In principe creëren RTC’s geen nieuwe werkplaatsen, maar inventariseren ze de aanwezige apparatuur en infrastructuur om vervolgens afspraken te maken zodat leerlingen en leerkrachten er mee kunnen werken. Het kan hierbij zowel om machines gaan in de andere opleidingsinstellingen als om apparatuur in bedrijven.” Uit de competentieagenda van de Vlaamse regering van mei 2007 halen we volgende prioriteiten die kaderen in de opdracht van het RTC: “Competenties opdoen via leren en werken: Afwisselend leren en werken kent heel wat troeven. Naast technische competenties krijgen leerlingen ook sociale vaardigheden en goede werkattitude aangeleerd. De sociale partners engageren zich bedrijven te mobiliseren tot een groeipad om jaarlijks 75.000 stages voor leerlingen uit TSO en BSO en vijfjaarlijks 30.000 stages voor leerkrachten praktijk en techniek op te zetten. Ook voor jongeren van het deeltijds onderwijs worden inspanningen geleverd naar een voltijdtijds engagement. Stagebemiddelaars zullen er op toezien dat vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden. Het werkplekleren wordt ook kwalitatief versterkt. Een goed competentiebeleid binnen bedrijven en organisaties: Ook bedrijven en organisaties zijn gebaat bij een eigen competentiebeleid. In lerende netwerken zullen zij hun know-how op dit vlak kunnen uitwisselen, vergelijken en versterken. De goede praktijken zullen we verspreiden, zodat ook anderen hiervan kunnen leren. Om aan te tonen dat een competentiebeleid wel degelijk gedragen kan worden door werkgever én werknemer engageren de sociale partners zich om 101 goede praktijkvoorbeelden te verzamelen.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 3
Sectoren als draaischijven voor competentiebeleid: We zien sectoren als belangrijke motoren voor het hele vernieuwingsproces dat de competentieagenda beoogt. Met de steun van het Europees Sociaal Fonds zullen zij daarom gestimuleerd worden zich te ontwikkelen tot expertisecentrum voor competetentiebeleid binnen hun branche. De expertise zal ter beschikking gesteld worden van zowel leerlingen, werkzoekenden als werknemers.
Het RTC-Antwerpen wil deze prioriteiten als doelstellingen vertalen in concrete activiteiten in de periode 2011-2015.
Voor de Raad van Bestuur, RTC-Antwerpen
De voorzitter,
de secretaris,
Goedele Hufkens
Jan Reynaert
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 4
Structuur van de vzw ALGEMENE VERGADERING
ONDERWIJS
In de algemene vergadering zitten zowel vertegenwoordigers uit het onderwijs als uit het bedrijfsleven:
BESTUURDERS
Dirk De Ploey, ondervoorzitter Koen Claerhout, penningmeester
Provinciaal Onderwijs Vrij Onderwijs
LEDEN Aerts Karel André Cresens Ilse De Bast Freddy De Houwer Bruno Ghise Ivo Hubert Luc Lamote Freddy Moreels Marc Roelands Carl Smeuninx Dirk Verbeek Daniel Swinnen Jan Peeters Steven Penneman Marc Spanoghe Jan van Opstal Inga Verhaert Eric Vingerhoedt André Voet BEDRIJVEN
Vrij Onderwijs Stedelijk Onderwijs GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Gemeentelijk Onderwijs Stedelijk Onderwijs Stedelijk Onderwijs Vrij Onderwijs GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Provinciaal Onderwijs Hoger Onderwijs Hoger Onderwijs Vrij Onderwijs Vrij Onderwijs Stad Antwerpen / algemeen onderwijsbeleid Hoger Onderwijs Vrij Onderwijs Provinciaal Onderwijs Hoger Onderwijs Hoger Onderwijs
BESTUURDERS Goedele Hufkens, voorzitter Jan Reynaert, secretaris
Agoria essenscia vlaanderen
LEDEN Mick Kerremans Frans Dieryck Frank Van Dessel Kris Van Eechout Jef Vermeulen Roland Spaenhoven Marc Boumans Kristiaan Peeters Iris Wyns Marc Linthout Kristian Vandenhoudt
Agoria essenscia vlaanderen FVB FTMA UBK/UCB Lanxess BASF Antwerpen Electrabel Acta Acta Atlas Copco Airpower nv
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
Leen Helsen Kris Vanherpe Segers Elke Ann Vroonen Johan Veys Philippe Vanweddingen De Decker Eddy Bruno Verlaeckt Ivan Aerts
RAAD VAN BESTUUR
ONDERWIJS
pagina 5
Unizo Voka Syntra Vlaanderen VDAB VDAB ACV Energie – Chemie ACV metaal ABVV Antwerpen-Waasland ABVV Metaal/Antwerpen
De Raad van Bestuur is samengesteld als een paritaire vertegenwoordiging uit het onderwijs en het bedrijfsleven.
BESTUURDERS
Dirk De Ploey , ondervoorzitter Koen Claerhout, penningmeester
Provinciaal Onderwijs Vrij Onderwijs
LEDEN
Aerts Karel André Cresens Ilse De Bast Freddy De Houwer Ivo Hubert Luc Lamote Freddy Moreels Carl Smeuninx Dirk Verbeek Daniel Swinnen Jan Peeters Steven Penneman Jan van Opstal Inga Verhaert Eric Vingerhoedt André Voet
BEDRIJVEN
Vrij Onderwijs Stedelijk Onderwijs GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Gemeentelijk Onderwijs Stedelijk Onderwijs Vrij Onderwijs GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Hoger Onderwijs Hoger Onderwijs Vrij Onderwijs Vrij Onderwijs Stad Antwerpen / algemeen onderwijsbeleid Vrij Onderwijs Provinciaal Onderwijs Hoger Onderwijs Hoger Onderwijs
BESTUURDERS
Goedele Hufkens, voorzitter Jan Reynaert, secretaris
Agoria essenscia vlaanderen
LEDEN
Mick Kerremans
Agoria
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
Frans Dieryck Frank Van Dessel Kris Van Eechout Roland Spaenhoven Marc Boumans Iris Wyns Kristian Vandenhoudt Leen Helsen Kris Vanherpe Segers Elke Ann Vroonen Philippe Vanweddingen De Decker Eddy Bruno Verlaeckt Ivan Aerts
essenscia vlaanderen FVB FTMA Lanxess BASF Antwerpen Acta Atlas Copco Airpower nv Unizo Voka Syntra Vlaanderen VDAB ACV Energie – Chemie ACV metaal ABVV Antwerpen-Waasland ABVV Metaal/Antwerpen
Dirk De Ploey, ondervoorzitter Koen Claerhout, penningmeester
Provinciaal Onderwijs Vrij Onderwijs
Goedele Hufkens, voorzitter Jan Reynaert, secretaris
Agoria essenscia vlaanderen
DAGELIJKS BESTUUR
ONDERWIJS
BEDRIJVEN
COÖRDINATOR
RTC-TEAM
Harry Milis, RTC-coördinator
Pierre Kerssebeeck, RTC-consulent - nijverheidstechnische sectoren Erik Thijs, RTC-consulent - zachte sectoren Hilde Poppe, RTC-consulent – VCA, VDAB, … Werner Vols, Administratieve ondersteuning
pagina 6
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 7
Onze missie Het RTC Antwerpen wil in de provincie Antwerpen het samenwerkingsplatform zijn tussen onderwijs, arbeidsmarktactoren en de ondernemingswereld ter ondersteuning en ontwikkeling van innovatieve, technische en technologische projecten en opleidingen. Dit ten voordele van zowel onderwijs als bedrijfsleven door middel van een effectief en doeltreffend gebruik van middelen, infrastructuur en apparatuur. Het RTC Antwerpen wil tevens meer kansen en mogelijkheden creëren voor jongeren en leerkrachten van scholen met specifiek technische opleidingen om nauwer aan te sluiten op de technologische kennis en vaardigheden, en de daarmee gepaard gaande competenties, die gevraagd worden vanuit de industrie.
De strategische doelstellingen Deze missie impliceert een aantal kernopdrachten die het RTC zal uitvoeren:
Uit het decreet voor RTC, art XII.2: INFRASTRUCTUUR
STAGES
NASCHOLING
PLATFORM
S1. De onderlinge afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijven van de vraag naar en het aanbod van infrastructuur, apparatuur en uitrusting voor technisch en beroepsonderwijs die een pedagogisch-didactische rol kunnen vervullen, inzonderheid door de ontwikkeling of ondersteuning van (een) infrastructurele inbedding(en). S2. De onderlinge afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijven van de vraag naar en het aanbod van leerlingen- en cursistenstages. S3. Het faciliteren of coördineren van nascholing op het vlak van nieuwe technologieën. S4. De creatie van een platform waarbinnen onderwijsinstellingen en bedrijven kennis en ervaring kunnen uitwisselen.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 8
Operationele doelstellingen (algemeen) Operationele doelstellingen worden verder gedetailleerd in de jaaractieplannen DE OPERATIONELE DOELSTELLINGEN
1
De afstemming van de vraag en het aanbod op vlak van bestaande hoogtechnologische infrastructuur, apparatuur en uitrusting voor het technisch en beroepsonderwijs die een pedagogisch-didactische rol kunnen vervullen..
2
Decentralisatie van de competentieontwikkeling bevorderen door het aansturen van regionale satellieten uit industrie en het onderwijs.
3
Platformen creëren per sector waarbinnen overleg onderwijs en industrie ruimte kan krijgen in het zoeken naar kwalitatieve invulling voor het werkend leren.
4
Praktijkgerichte leersessies organiseren voor leerkrachten en leerlingen op vlak van beheersing van hoogtechnologische kennis en vaardigheden en het faciliteren of coördineren van nascholing op het vlak van nieuwe technologieën
5
Organisatorische ruimte creëren ter bevordering van de invulling van technische stages voor leerkrachten.
6
Een denkplatform met een sterke regionale verankering te creëren dat vanuit de bestaande behoeften op de arbeidsmarkt en het onderwijsveld, voorstellen formuleert van innovatieve en vernieuwende technologische processen en nog te ontwikkelen specifiek didactisch materieel ter ondersteuning van het leerproces in het technisch en beroepsonderwijs.
7
Het laten kennismaken van leerlingen en leerkrachten met nieuwe innovatieve technieken.
8
Een continue resultaatsmeting organiseren van zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de beoogde doelstellingen. Wijze resultaatsmeting: - bij de opstart van een project wordt steeds een ‘kosten-batenanalyse’ gemaakt. o Hoeveel potentiële leerlingen kunnen gebruik maken van het project? o Hoelang kan het project lopen? o Staat het project open voor derden? o Hoeveel kost het project? o …. - Er worden cijfers bijgehouden van het aantal opleidingen en het gebruik van het project door leerlingen, leerkrachten, andere cursisten,… - Alle RTC-opleidingsprojecten krijgen eenzelfde format van een evaluatieformulier ter beoordeling van de kwaliteit van de inhoud van het project door de gebruikers. ELLINGEN
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 9
Externe Omgevingsanalyse (sectoren, Resocs,…..) VRAAG EN AANBOD ANALYSE
1.
Vraag en aanbodanalyse Antwerpen-Waasland:Stad Antwerpen (bijlage 1) In dit 76 bladzijde tellende document wordt de vraag en aanbodanalyse toegelicht. 1.1. Inhoud 1. INLEIDING 2. DE INDUSTRIELE SECTOR : sectoranalyse 3. DE VRAAGZIJDE 3.1.KENMERKEN VAN DE BEROEPEN EN VACATURES TECHNOLOGISCHE INDUSTRIE EN CHEMIE 3.2. EVOLUTIE VACATURES IN DE INDUSTRIELE SECTOR 2005-2008 – regio Antwerpen-Waasland 3.2.1 Ontvangen vacatures technische beroepen 3.2.2 Evolutie vervullingsgraad vacatures technische beroepen 3.2.3 Vraaganalyse industriële sector 3.2.3.1 Agoria Antwerpen-Limburg 3.2.3.2 Voka-Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland 3.2.3.3 Essenscia Vlaanderen 3.3 COMPETENTIEBEHOEFTEN VAN DE INDUSTRIE 4. DE AANBODZIJDE 4.1. NIET-WERKENDE WERKZOEKENDEN INDUSTRIE Evolutie van het aantal werkzoekenden voor technische beroepsprofielen in de industrie 2005-2009 4.2 OPLEIDINGSCAPACITEIT 4.2.1 VDAB Competentiecentra 4.2.2 Opleidingsaanbod sector 4.2.3 Opleidingsaanbod derdenorganisaties 4.2.4 Opleidingsaanbod Rotterdam 4.3 ONDERWIJS 4.3.1 Knelpunten 4.3.2 Analyse schoolverlaters 2007-2008 4.3.3 Actieplan “Technici voor de toekomst” 4.3.4 Regionale analyse opleidingsaanbod onderwijs : in – en uitstroom technische onderwijsrichtingen 5. SAMENVATTENDE CONCLUSIES 6. SECTORAAL NETWERK : WERKINGSSTRUCTUUR 7. AANZET TOT ACTIEPLAN
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 10
1.2. Enkele punten uit deze sectoranalyse nader bekeken Het aantrekken en behouden van goed opgeleid personeel voor de industriële sector vormt een strategisch en gemeenschappelijk belang. Ondanks de economische- en financiële crisis blijft het noodzakelijk de huidige en toekomstige vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten in beeld te brengen. Uit verschillende studies blijkt dat ondanks de heersende crisis er sowieso een sterke vervangingsbehoefte aanwezig blijft voor een verouderend werknemersbestand dat versterkt wordt door de ‘ontgroenings’effecten in de beroepsbevolking. Reeds lang bestaande knelpuntberoepen geraken nog steeds niet voldoende ingevuld. Een permanente toestroom van goed opgeleide vakmensen is cruciaal om tijdig te kunnen inspelen op de wijzigende arbeidsmarkttendenzen op korte en lange termijn. De belangrijke rol van het onderwijs is in deze onmiskenbaar. Een gezamenlijke aanpak dringt zich op? Het spreekt voor zich dat het realiseren van een goede matching van vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt de taak is van verschillende actoren : VDAB, sectororganisaties, onderwijs, overheid, sociale partners, derden e.a. De kunst is dan om lokaal een breed samenwerkingsverband te realiseren waarin elk van deze partners een belangrijke rol en engagement in kunnen opnemen. Een samenwerkingsverband dat op basis van een sectorale behoeftenanalyse met betrekking tot de aansluiting tussen onderwijs-arbeidsmarkt-bedrijfsleven : een draagvlak creëert voor een effectief en efficiënt uit te voeren actieplan op regionaal vlak; op zoek gaat naar oplossingsgerichte strategieën zowel op lokaal als bovenlokaal niveau; de kwaliteit bewaakt en monitort van de uit te voeren acties. Dit vraagt om de uitbouw van een performante samenwerkings- en werkingsstructuur onder de vorm van een sectoraal netwerk waarvoor de huidige nota eveneens de onderbouw zal leveren. Wat betekent dit concreet? Het doel van deze nota is om voor de industriële sector op Antwerps niveau : de vraag en de knelpunten op de arbeidsmarkt te analyseren; het bestaande aanbod qua werkzoekendenpotentieel, onderwijs en opleidingen te inventariseren; de confrontatie van vraag en aanbod in kaart te brengen een aanzet te geven tot het jaarlijks monitoren van de verwachte personeelsbehoefte van bedrijven in de industriêle sector. Het finaal objectief van deze nota is om vanuit een sectorale invalshoek een strategische visie te ontwikkelen als antwoord op de huidige en toekomstige uitdagingen van de regionale arbeidsmarkt en zo te komen tot een doeltreffend actieplan op lokaal en regionaal niveau en dit via een breed samenwerkingsverband van relevante actoren te realiseren.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 11
Het spreekt voor zich dat deze nota geen statisch document kan zijn maar jaarlijks geactualiseerd dient te worden in functie van een zich constant wijzigende arbeidsmarkt. Industriële sector Onder industriële sector verstaan : de bedrijvigheid in de technologische industrie ressorterend onder PC 111 en PC 209 (subsectoren : automobiel, bouwproducten; contracting & maintenance; electrotechniek, industriële automatisering,informatie- en communicatietechnologieën (ICT), kunststoffen en composieten, lucht- en ruimtevaart, mechatronica, metaalbewerking, metalen & materialen, montage en kranen, veiligheid en defensie.). De in bijlage 1 toegevoegde analyse heeft vooral betrekking op een aantal subsectoren met name : contracting & maintenance; electrotechniek, industriële automatisering en metaalbewerking. De sector van de chemie en van life sciences ressorterend onder PC 116 en PC 207. Deze sector is zeer heterogeen en heeft vele facetten . Zij groepeert talrijke activiteiten zoals organische en anorganische basischemie, farmaceutische produkten, biotechnologie, producten voor de landbouw, verven, vernissen, lijmen, cosmetica, detergenten, kunststof- en rubberverwerking en andere chemische produkten (bv. voor de fotografie). Gezien de hoge werkgelegenheid in grote bedrijfsvestigingen in de regio Antwerpen-Waasland heeft de onderhavige analyse vooral betrekking op de bedrijvigheid in de basischemie meer bepaald de vervaardiging van chemische producten en de vervaardiging van rubber en kunststof. De sector van de petrochemie ressorterend onder PC 117. De haven van Antwerpen is de grootste en de meest gediversifieerde petrochemiecluster ter wereld , in het bijzonder de regio Antwerpen-Rotterdam. De specifieke havengebonden- en logistieke bedrijvigheid wordt niet opgenomen in het kader van de onderhavige analyse en maakt deel uit van een apart onderzoek binnen de sectorale netwerken tertiair en logistiek. Volgende bronnen werden geraadpleegd voor het samenstellen van de analyse : -
-
-
Sectorfoto Metaal Vlaanderen 2008 (Departement Werk en Sociale Economie Vlaanderen) Sectorfoto Chemie Vlaanderen 2008 (Departement Werk en Sociale Economie Vlaanderen) bevraging industriële bedrijven uitgevoerd door AGORIA bevraging industriële bedrijven uitgevoerd door VOKA – Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland studie in opdracht van ESSENSCIA : ‘Talent als grondstof voor Chemie, Kunststoffen en Life Sciences – uitgevoerd door Steunpunt Werk en Sociale Economie o.l.v. prof. L. Sels Sectorrapport – Arbeidsmarktindicatoren voor de Chemische Nijverheid in Vlaanderen (Onderzoek in opdracht van Essenscia - Steunpunt Werk en Sociale Economie – Aug.2008) Sectoraal operatieplan Electromechanica – Jaaractieplan VDAB 2010 Metaalbewerking
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
-
pagina 12
‘Skills for the Future – Competentieagenda 2015’ – De technologische industrie in Vlaanderen (Studie in opdracht van Agoria Vlaanderen). Analyses VDAB Studiedienst : Knelpuntvacature analyse 2007-2008 Studie Schoolverlaters – ’06 –’07 –‘08 Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen 2007-2008 – ‘Een goede opleiding werkt Baanbrekend’ Strategisch plan RTC Antwerpen 2008-2010 Indicatorenmonitor 2009 – Stad Antwerpen Groepssectorfoto – Beleidsbarometer 2009 – Dept. Werk en Sociale Economie Vlaanderen
Besluiten: - Opstellen van een concreet actieplan - Oprichten van een sectoriaal netwerk (sectorcommissie) Onder een sectoraal netwerk verstaan we een structureel lokaal/regionaal samenwerkingsverband met alle relevante actoren dat op basis van sectorale behoeftennanalyses met betrekking tot de aansluiting onderwijsarbeidsmarkt-bedrijfsleven: o op zoek gaat naar oplossingsgerichte strategieën voor de in kaart gebrachte knelpunten; o een draagvlak creëert voor een effectieve en efficiënte aanpak via een uit te werken actieplan op regionaal niveau. - Oprichten van werkgroepen
o Studie- en beroepskeuze o Opleidingsaanbod o Werkplekleren RTC-Antwerpen is een actieve partner in al de opgerichte werkgroepen en is tevens lid van het opgerichte sectoriaal netwerk. ACTIEPLAN INDUSTRIE
2. Actieplan Industrie 2009-2010 Antwerpen Waasland: Stad Antwerpen (bijlage 2) 2.1. Betrokken partners - RTC- Antwerpen - Agoria - essencia vlaanderen - Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland - FTMA (sectorfonds metaal Antwerpen) - Fondsen voor Vorming Scheikundige Nijverheid - VDAB - Stad Antwerpen - Onderwijsraad Antwerpen
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 13
2.2. Inleiding Zowel de technologische industrie als de chemische/petrochemische industrie vertegenwoordigen een groot economisch belang voor de Antwerps-Waaslandse regio. Het aantrekken en behouden van goed opgeleid personeel voor deze industriële sector is cruciaal en vormt een strategisch en gemeenschappelijk belang, zowel voor het bedrijfsleven, het onderwijs als voor de arbeidsmarkt. Reeds lang bestaande knelpuntberoepen geraken, ondanks een heersende economische en financiële crisis, nog steeds niet ingevuld. Een permanente toestroom van goed opgeleide vakmensen is noodzakelijk om tijdig te kunnen inspelen op de wijzigende arbeidsmarkttendenzen op korte, middellange en lange termijn. De aanpak van de vergrijzingsproblematiek in de industriële sector speelt hierin een cruciale rol 2.3.Vraag- en aanbodanalyse 2009 : conclusies Om gerichte acties te kunnen ondernemen was het noodzakelijk de huidige en de toekomstige vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten in kaart te brengen. Op basis van de vraag- en competentieanalyses uitgevoerd door respectievelijk Agoria, Essenscia en Voka-KvKWA worden de grote lijnen van de analyse van knelpuntvacatures uitgevoerd door VDAB bevestigd. Deze werden alsdusdanig in deze analyse opgenomen. Op basis van deze data en cijfers kan algemeen gesteld worden dat er een structureel tekort is aan technisch/technologisch geschoolden zowel op korte als op langere termijn en dit hoofdzakelijk voor volgende beroepsprofielen : o Ingenieurs ( bouwkunde,electriciteit, electronica, mechanica, electromechanica, scheikunde, kunststoffen, biochemie) o Monteurs (productie en metaalconstructie) o Pijpfitters o Technici (electromechanica, mechanica, electriciteit, kunststoffen, industriële scheikunde, koel- en verwarmingstechnieken, electronica, meet- en regeltechniek en automatisatie, productieoperator) o Procesoperator/technicus chemie en kunstofverwerking o Onderhoudsmechanicien (onderhoudsmechanicien en hersteller van machines en industriële installaties) o Insteller – bedienaar werktuigmachines (insteller-bediener metaalfreesmachines - metaaldraaibanken, CNC gestuurde metaalwerktuigmachines) o Lasser (electrisch, half-automaat,lasser metaal) o Technisch tekenaar(mechanica, metaalconstructies, piping, electriciteit, electronica) o Bankwerker (gereedschapsmaker metaal, matrijzenmaker metaal) o Monteur & afsteller van machines & industrieel installaties (monteerders, afstellers, installateurs) o Electricien (onderhoudselectricien, industrieel electricien, monteerde-kableerder schakelkasten
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 14
Indien de vraag van de verschillende knelpuntberoepsprofielen geclusterd wordt betekent dit voor de komende jaren belangrijke tekorten op het terrein van : o Metaalbewerking (buizenfitter, lasser, monteurs metaalconstructie, insteller bediener van werktuigmachines) o Productie (monteurs, procesoperator/-technicus, CNC arbeider, productieverantwoordelijke, meet- en regeltechnici, laboratoriumtechnici procesindustrie) o Productieondersteuning (engineering ontwerper, projectleiders, tekenaars, quality controllers, …) o Onderhoud (onderhoudsmechanicien, onderhoudselectricien, technici industriële automatisatie, koeltechniek, …) o Supply chain (magazijnbedienden/magazijniers, expeditiebedienden, heftruckchauffeur, …) o Administratie (administratieve medewerkers, ICT medewerkers, commercieel verantwoordelijken, …) De belangrijkste redenen van deze tekorten zijn : 1.Kwantitatief: o te weinig instroom in technische en technologische studierichtingen in verhouding tot de vraag en een uitgesproken‘gender’probleem voor wat betreft de aantrekkingskracht van technische richtingen voor meisjes; o een hoge vervangingsvraag wegens de demografische evolutie (vergrijzings- en ontgroeningseffecten beroepsbevolking). De werknemerspopulatie verouderd aan een relatief hoog tempo. Met een gemiddelde potentiële uittrede de komende 5 jaren van ongeveer 15,5 % is de industriële sector één van de meest kwetsbare Vlaamse sectoren. In 2017 zal maar liefst 26 % van de werknemerspopulatie in de chemische industrie ouder zijn dan 50 jaar. Een jaarlijkse vervangingsbehoefte van ongeveer 2000 nieuwe aanwervingen per jaar wordt vooropgesteld in de chemische sector. 2.Kwalitatief: o de beschikbare arbeidskrachten missen vaak de gevraagde kwalificaties. o Kennis zal blijft nog steeds de basis vormen voor inzetbaarheid in de industrie. Kennisontwikkeling is een prioritaire opdracht van alle actoren. Naast harde kennis (sterk ontwikkelde technologische competenties) legt de industrie steeds meer nadruk op de zachte ‘skills’ (zelflerend- en probleemoplossend vermogen, projectmatig werken, zelfstandige informatievergaring, out-of-the-box denken, flexibiliteit). De ontwikkeling van deze ‘skills’ is volgens ondernemingen uit de technologische industrie duidelijk een gedeelde verantwoordelijkheid van het onderwijs, de ondernemingen en de medewerkers zelf. o een te beperkt en een onaangepast opleidingsaanbod in functie van de reële vraag aan arbeidskrachten en van specifieke technische beroepsprofielen (zowel in als buiten het onderwijs); o er wordt te weinig ingezet op competentiegericht onderwijs in functie van de vereiste ‘skills’ voor de toekomst.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 15
2.4.Toekomstige vraag en actie! Op basis van uitgevoerde enquêtes werd vastgesteld dat ondanks een heersende economische crisis er nog een belangrijk potentieel vacatures niet ingevuld geraakt. Voor de periode 2008-2010 werd een vraag van het bedrijfsleven van meer dan 3.500 vacatures in kaart gebracht gespreid over de hogervermelde beroepsprofielen. Dit cijfer moet ongetwijfeld genuanceerd en naar beneden herzien worden door de heersende crisis, maar ondernemingen uit de technologische industrie bevestigen nochtans dat de tekorten voor specifieke knelpuntberoepen zich zullen blijven doorzetten, vnl. voor de technische beroepen, ingenieurs en ICT-profielen. De grote vervangingsvraag van oudere werknemers op korte en middellange termijn blijft een zeer grote uitdaging. Wegens het gebrek aan geschoold personeel vreest de industriële sector tegen 2015 meer dan 35 % van de cruciale profielen, zoals technici, ingenieurs en IT-ers uit het buitenland te moeten rekruteren. Niet alleen is de industrie slachtoffer van een louter numeriek tekort aan technisch geschoold personeel, ook zal de situatie verder verslechteren doordat de technologieën complexer worden, de nood aan polyvalentie zich uitbreidt, en de kennis ervan sneller veroudert. De uitdaging is dus dubbel: niet alleen een numeriek tekort opheffen, maar in deze opdracht slagen in een context van steeds hoger gespannen verwachtingen. Er is derhalve een dringende nood aan een gecoördineerde strategie om de instroom in technische en technologische richtingen te vergroten zowel in het onderwijs als voor beroepsopleidingen. Dit zal op alle onderwijsniveaus aanpassingen vergen. De arbeidsmarkt en permanente vorming spelen hierbij een cruciale rol en de imagovorming van de industrie blijft tevens een prominent aandachtspunt. Op regionaal vlak wordt dit best opgenomen in een gedragen actieplan dat zeer concrete doelstellingen op het vlak van onderwijs, arbeidsmarkt en bedrijfsleven moet opleveren rond thema’s als: o studie- en beroepskeuze, o een vernieuwend en afgestemd onderwijsaanbod, o meer stage- en werkervaringsplaatsen (werkplekleren, …) o nieuwe initiatieven voor Hoger Beroepsonderwijs o het stimuleren van competentiebeleid in al zijn facetten (aanpak van structurele knelpuntberoepen, afgestemd beroepsopleidingsaanbod, meer werkplekleren in bedrijven, …), o leeftijdsbewust personeelbeleid, … Dergelijk actieplan moet een meer efficiënte afstemming van inzet van middelen en van mensen, knowhow en infrastructuur bewerkstelligen zodat een vrijwel naadloze aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt-bedrijfsleven permanent kan worden gegarandeerd. De validering en de uitvoering van dergelijk plan vergt een performante samenwerkingsstructuur van alle betrokken partners en stakeholders om samen de vooropgestelde doelstellingen te kunnen realiseren.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 16
ANTTEC
3. Tendensen: onderhoudstechnici en procesoperatoren Bron: voorstelling van het opleidingscentrum ANTTEC
1
3.1. Omgevingsanalyse 3.1.1. Toenemende complexiteit De productieomgeving wordt onverminderd verder geautomatiseerd, de machines worden complexer, de insteltijden onherroepelijk korter. Daarnaast vindt ook een onomkeerbaar proces van diversificatie plaats in de materialen. Het onvermijdelijk gevolg is dat én voor productie- én voor onderhoudspersoneel de lat steeds hoger wordt gelegd, zowel inzake basisvorming en permanente bijscholing als op het vlak van attitudes en motivatie. 3.1.2. Toenemende polyvalentie Het onderscheid tussen productieoperator en onderhoudstechnicus wordt langzaamaan minder strikt. In toenemende mate verwacht men immers ook van de productieoperator de nodige bekwaamheid om eerste-lijnsonderhoud uit te voeren aan de machines. Ook staat vast dat de vraag naar bijkomende PCvaardigheden onverminderd zal blijven toenemen. 3.1.3. Snellere veroudering van kennis Meerdere studies hebben in het verleden al aangetoond hoe snel technische kennis veroudert, als zij niet continu wordt geactualiseerd. Sneller nog dan bij technici, werkzaam in de bedrijven, veroudert de kennis van het onderwijzend personeel wegens het gebrek aan eigentijdse apparatuur en de bijscholing, nodig om deze ontwikkelingen continu bij te benen. Opleidingen aan leraars hebben hoe dan ook een multiplicatoreffect en dus kunnen zij een belangrijke rol spelen in de bestrijding van de talrijke imperfecties die een optimaal functioneren van de arbeidsmarkt in de weg staan. 3.2. Gevolgen 3.2.1. Nood aan onderhoudstechnici en procesoperatoren in de provincie Antwerpen.
1
Antwerps Technologisch Centrum
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
ONDERHOUDSTECNICI EN PROCESOPERATOREN
pagina 17
In maart 2005 verricht BEMAS (Belgian Maintenance Association) een studie bij 51 bedrijven met een gezamenlijke tewerkstelling van ongeveer 21.000 personen. Doel van de enquête is om te peilen naar de behoeften van de bedrijven aan onderhoudspersoneel. Uit de resultaten blijkt dat er op het ogenblik van de studie – geëxtrapoleerd op basis van een steekproef van de Belgische industrie - zo’n 7.500 openstaande vacatures zijn voor onderhoudstechnici. Dezelfde studie spreekt van 14.500 extra vacatures die er de volgende 5 jaar zullen bijkomen. Verder stellen de onderzoekers vast dat er weliswaar steeds minder tewerkstelling is in de industrie, maar dat er niettemin omwille van de toenemende automatisering ook een steeds toenemende vraag is naar hoog opgeleide en bekwame onderhoudsmedewerkers. De conclusies van de studie liggen geheel in lijn met andere onderzoeksresultaten. industriële onderhoudstechnici zijn schaars op de arbeidsmarkt, en naar het zich laat aanzien hoeft men in deze situatie op korte termijn geen verbetering te verwachten. Integendeel, de bestaande wanverhoudingen op de arbeidsmarkt dreigen nog groter te worden Samengevat: niet alleen is de industrie slachtoffer van een louter numeriek tekort aan onderhoudstechnici, ook zal de situatie verder verslechteren doordat de technologieën complexer worden, de nood aan polyvalentie zich uitbreidt, en de kennis ervan sneller verouderd. De uitdaging is dus dubbel: niet alleen een numeriek tekort opheffen, maar in deze opdracht slagen in een context van steeds hoger gespannen verwachtingen.
4. Tendensen in de bouwsector. 4.1. Omgevingsanalyse
GESCHOOLDE ARBEIDSKRACHTEN VOOR DE BOUWSECTOR
2
Het Hermes onderzoek van het FVB2, als vervolg op het onderzoek naar ‘de omvang en de determinanten van personeelsverloop in de bouwsector, toont aan dat er in de provincie Antwerpen een te kort is aan geschoolde arbeidskrachten.
Federatie van de Bouw
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 18
5. Tendensen/noden in de houtsector. OPLEIDINGSNODEN VOOR DE HOUTSECTOR
De sector “Stoffering en Houtbewerking” is onderhevig aan een sterk evoluerende dynamiek, die een toenemende innovatie en automatisering noodzakelijk maakt. Binnen de sector zijn er nog steeds verschillende knelpuntberoepen bvb meubelmakers, interieurbouwers (uitstroom uit het onderwijs zorgt niet voor voldoende instroom) en productieoperatoren hout die een steeds belangrijker deel innemen van de tewerkgestelde binnen de hout- en meubelsector. Als belangrijkste opleidingsnoden ondervindt de sector bij de beginnende beroepsbeoefenaar (schoolverlaters) onder meer vaardigheden om hedendaagse, technologische machines voor o.a. de interieursector te bedienen (opdeelzaag, kantenaanlijmer, cnc-gestuurde freesmachines, automatisch platenmagazijn). Ook het gebruik van nieuwe, moderne snijgereedschappen komt nog te weinig aan bod in de schoolse opleidingen. De competenties die van de productieoperatoren hout gevraagd worden, kunnen binnen het reguliere onderwijs niet of onvoldoende ontwikkeld worden. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
de snel evoluerende technologische evoluties de (zeer) hoge kostprijs van de infrastructuur (machines/straten) het ontbreken van degelijk didactisch materiaal.
Ook met betrekking tot de afwerking van meubel en interieur en de (verplichte) intrede van watergedragen afwerkingsproducten dienen nieuwe technieken met betrekking tot schuren en pistoolspuiten gehanteerd te worden en dienen de producten zelf, met hun specifieke eigenschappen en verwerkingsvoorschriften, beter gekend te zijn.
6. Tendensen/noden in de garagesector. OPLEIDINGSNODEN VOOR DE GARAGESECTOR
De garagesector kent een nijpend tekort aan instroom van goed opgeleide werknemers: hulpmecaniciens en mecaniciens personenwagens en vrachtwagens. Het probleem is vooral kwalitatief van aard: de jongeren die uitstromen uit het onderwijs beschikken niet over voldoende basiskennis om het beroep aan te vatten. 7. Tendensen/noden in de havensector.
OPLEIDINGSNODEN VOOR DE HAVENSECTOR
In de havensector worden naast de erkende havenarbeiders ook mensen tewerkgesteld met technisch opleiding: de zgn. vaklui. De groep van de erkende havenarbeiders kan opgedeeld worden in twee contingenten: het algemeen en het logistiek contingent. Vulgariserend kan men stellen dat het onderscheid tussen beide contingenten als volgt te verklaren is:
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 19
algemeen contingent: arbeid in (of in onmiddellijke nabijheid van) het schip of op terminals met maritieme toegang logistiek contingent: werken in de magazijnen die verder afgelegen zijn van het water.
De vaklui daarentegen zijn in veel gevallen elektriciens, mecaniciens, onderhoudstechnici, koeltechnici,... Wat de instroom van erkende havenarbeiders betreft, zijn er momenteel weinig of geen structurele problemen vast te stellen. Enkel voor de logistieke havenarbeiders in bepaalde gevallen moeilijk om goede en gemotiveerde arbeidskrachten te vinden. Voornaamst knelpunt in de sector blijven de te lang openstaande vacatures voor de technische beroepen, m.a.w. voor de vaklui. Het is bekend dat de havenbedrijven in dezelfde vijver vissen als bedrijven uit andere sectoren zoals metaal, chemie, garage,... Vaak wordt ook het profiel van de kandidaten te laag ingeschat. Vandaag beschikken bedrijven op het vlak van kranen, straddlecarriers, reach-stackers, empty container handlers, zware vorkliften over moderne haventechnologie. Deze toestellen zijn uitgerust met geavanceerde technieken, waarvoor een scholing op niveau beroepsonderwijs vaak onvoldoende blijkt. Om aan dit probleem van instroom het hoofd te bieden, werken bedrijven op dit ogenblik met de klassieke IBO's, alternerend leren en werken, medewerking aan het Goliath-project,... Een samenwerking met het RTC Antwerpen biedt nieuwe perspectieven.
8. Tendensen/noden bij de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de logistiek. OPLEIDINGSNODEN VOOR DE INDERNATIONALE HANDEL, VERVOER EN LOGISTIEK
Knelpuntfuncties in de sector:
Vooral operationele en technische functies bv. dispatcher, expediteur, planner, douanedeclarant, … Oorzaken: Kwantitatief: o sterk verloop eerste jaren o regionale mismatch en beperkte mobiliteit bedienden o instroom logistieke opleidingen Kwalitatief: o kennis onvoldoende: bv talenkennis, technische kennis … o … maar ook andere competenties zoals vaardigheden en attitude dienen aangescherpt te worden
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 20
Ervaring als belangrijke kwalificatie
Ook zonder specifiek diploma kan je carrière maken 2de-kans-sector belang van ondernemerschap: zelfinitiatief, organisatievermogen, … werkattitude van groot belang Talenkennis noodzakelijk voor werken in internationale omgeving Trend van directe inzetbaarheid naar meer aandacht voor aanwerving van hoger opgeleiden met algemene vaardigheden, aangevuld met technische opleiding binnen de onderneming
Trends 2010
Internationalisering Outsourcing Competenties Vergrijzing beroepsbevolking Automatisering en ICT Veranderende klantenverwachtingen Ruimtelijke ontwikkelingen
Trends
Typering
Automatisering en toenemend gebruik ICT
Veranderende klantenverwachtingen
zet zich sterk door zowel kansen als risico’s
sterke trend
oplossinge n op maat
Impact op arbeidsmarkt toename behoefte aan ICT vaardigheden specifieke toepassingen: portalen, telematica, tracking, … uitdaging bijzonder voor laaggeschoolden vermindering repetitieve taken nieuwe arbeidsplaatsen (vb. technici) korte levensduur van jobs door snellere wijziging arbeidstaken grotere nood aan generieke vaardigheden en levenslang leren ontwikkeling vaardigheden en attitude (flexibiliteit, snelheid, proactieve houding, ondernemerschap…) meer projectmatig werken uitbreiding van technische competenties (volledig flow-beheer, VAL, …) toename arbeidsvolume want meer taken voor logistieke sector
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 21
OPLEIDINGSNODEN IN DE GRAFISCHE SECTOR
9. Tendensen/noden in de grafische sector De grafische sector telt volgens Febelgra (Federatie Belgische Grafische Nijverheid) en Fetra (Federatie van Papier- en kartonverwerkende bedrijven) 4475 bedrijven die samen 26109 werknemers tewerkstellen. 61 % van deze bedrijven vinden we in Vlaanderen, met een zeer sterke concentratie in de provincie Antwerpen, regio Kempen. (41 % van de aanwervingen de volgende jaren worden verwacht in de Provincie Antwerpen) Hoe wel de tewerkstelling in de sector lichtjes gedaald is, heeft de sector in Vlaanderen een toekomst . Jaar na jaar stijgt de omzet, en stijgen ook de investeringen. De sector wordt gekenmerkt door innovatie en snelle technologische vernieuwing . Er is een duidelijke trend naar digitalisering. Op korte tijd is de sector uitgegroeid van een ambachtelijke tot een hoogtechnologische sector De nood aan goed opgeleide en snel inzetbare werknemers is hoog. Vooral drukker, afwerker drukwerk en helper drukker zijn knelpuntberoepen . De grafische indrustrie zal de komende jaren nog meer onder druk komen te staan wegens een sterke vergrijzing van het personeelsbestand . De statische uitstroom uit het grafisch onderwijs is onvoldoende groot om alle vacatures in te vullen , vooral dan in de manuele beroepen (druk en drukafwerking). Het Grafisch Opleidingscentrum van VDAB zorgt voor een bijkomende instroom van goed opgeleide offsetdrukkers. Maar ook de opleidingsverstrekkers komen onder druk te staan : zij moeten gepaste , actuele opleidingen voorzien , en investeren in nieuwe technologieën . Deze investeringen zijn bijzonder duur. Scholen en andere opleidingsverstrekkers kunnen de snelle technologische evolutie financieel niet meer volgen. Er is een grote versnippering . Er is slechts één oplossing: onderwijs en andere opleidingsverstrekkers moeten rationeler investeren in hoogtechnologische apparatuur en hun infrastructuur (meerkleurenpersen, CTP-machines ) delen. Onder stimulans van het vormingsfonds van de grafische sector Grafoc zullen de komende jaren samenwerkingsprojecten uitgewerkt worden tussen VDAB, en het SO. Ook het Grafisch Hoger Onderwijs zal praktijkstages organiseren in het Grafisch Centrum van VDAB. Het RTC-Antwerpen wil deze samenwerkingsprojecten mee ondersteunen.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 22
10. Tendensen/noden in sector van de podiumtechnieken Het beroepenveld De podiumtechnieken zijn een verzamelnaam voor alle technische middelen die tijdens een publieksvoorstelling aangewend worden. Hoewel de beroepscompetentieprofielen zich hoofdzakelijk richten op de podiumkunsten (theater) is het beroepenveld breder. Podiumtechnici vinden we ook terug in de muzieksector, events, presentaties en musea. Er zijn zes beroepen die gedefinieerd worden in een beroepscompetentieprofiel, nl. de assistent podiumtechnicus (APT), de podiumtechnicus (PT) en de toneelmeester (Ton) (die samen in een getrapte cluster worden omschreven) en de podiumtechnicus licht (PTL), podiumtechnicus geluid (PTG) en podiumtechnicus beeld (PTB). De APT komt voor op VKS 3 (Vlaamse Kwalificatiestructuur, EQF), de PT op VKS 4 en de Ton op VKS 6. De drie specialisten (PTL, PTG en PTB) zijn nog niet ingeschaald, maar er wordt algemeen aangenomen dat deze op VKS 5 zullen terecht komen. Naast deze beroepen zijn er nog een reeks andere die met de zelfde technologie te maken krijgen. In de eerste plaats zijn er de regisseurs, scenografen, licht- en klankontwerpers. Zij ontwerpen de beelden die door de technici worden uitgevoerd en moeten dus uiteraard ook op de hoogte zijn van de gebruikte technologie. Daarnaast zijn er uiteraard de spelers, zangers, dansers die meer en meer geconfronteerd worden met een technische omgeving waarbinnen ze moeten functioneren. De podiumtechnici worden in de beroepskwalificatie van de sector ingeschaald als “artistiek-technische beroepen”. De techniek wordt immers steeds aangewend in functie van de voorstelling. Dit maakt dat de podiumtechnici ook een degelijke artistieke basis moeten hebben. De regisseurs, ontwerpers en acteurs worden als “artistieke beroepen” ingeschaald. In tegenstelling tot het buitenland zijn het merendeel van de technici in Vlaanderen polivalent. Zelfs de specialisten hebben over het algemeen een basiskennis van de verschillende andere beroepsvelden. De belangrijkste beroepsvelden zijn: geluid, licht, beeld, podiummechanica en decor. De opleidingen De opleidingen podiumtechnieken en ontwerp zijn allen ontstaan in de laatste tien jaar. Er is dus weinig opleidingstraditie en lesmateriaal is zo goed als onbestaande. Voor het ontstaan van de opleidingen werden de technici op de vloer opgeleid. De snelle evolutie van de techniek en de inkrimping van de ploegen (o.a. door de opkomst van de cultuurcentra) maken dit nu echter zo goed als onmogelijk. De opleidingen zijn opgericht in verschillende types onderwijs, zowel binnen als buiten het initieel onderwijs. Ze zijn gespreid over het Vlaamse landsgedeelte en Brussel. (Voor Brussel zijn enkel de Nederlandstalige opleidingen opgenomen)
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
Antwerpen Brabant
pagina 23
Oost Vlaanderen
Limburg
West Vlaanderen
Technici DBSO TSO CVO Ba Syntra (Leertijd) Syntra (ondernemers) VDAB Aanverwante artistieke beroepen DBSO DKO KSO BaMa
2
1
1
1
1
1
1
2 8 3
1
2 1
1 1
1 2 1
1
1
1
3 1
1 2 1
1 1 1
Een gedetailleerde lijst van opleidingen is terug te vinden op www.podiumkunsten.be > opleidingen > vooropleidingen. Op initiatief van het Sociaal Fonds Podiumkunsten komen de podiumtechnische opleidingen regelmatig samen in het Overleg Opleidingen Podiumtechniek (OOP) De sector De sector bestaat uit de cultuurcentra, de gezelschappen, de kunstenhuizen, de muziekensembles, de verhuur, event- en productiehuizen en de leveranciers en fabrikanten. Er is een grote bereidheid om de opleidingen te ondersteunen, de initiële vraag naar de organisatie van opleidingen kwam immers vanuit de sector. Toch treedt een overbevraging op. De opleidingen komen voor stageplaatsen, lesgevers uit de sector, gebruik van scèneinfrastructuur en het uitlenen van materiaal steeds bij de zelfde kern van organisaties terecht. Dit in combinatie met de moeilijke afstemming van de timing van opleiding en organisaties maakt dat de grenzen van de samenwerking langzaam in zicht komen. De technologie In het laatste decennium is de technologie geëvolueerd van manueel / analoog naar geautomatiseerd / digitaal. De gebruikte toestellen evolueren van dedicated / hardwarematig naar virtueel / softwarematig met een evolutie naar netwerkgebaseerde installaties. Het real –time gegeven in
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 24
combinatie met de artistieke vraag gegeven stelt hoge eisen aan apparatuur en gebruiker. In het vakgebied licht is er vooral een verschuiving naar geautomatiseerde armaturen en LED beeldvorming. In geluid stelt digitalisering hoge eisen. Bij beeld zijn het vooral de live manipulatie en de gevorderde Multiprojectiesystemen die snel evolueren. De podiummechanica wordt in snel tempo geautomatiseerd waar voor decor vooral CNC en moulding technieken opgang vinden. Dit alles in combinatie met de veranderende veiligheidseisen maakt een permanente scholing noodzakelijk. Problematiek Uit een bevraging bij de leden van het OOP komen volgende knelpunten naar boven: De opleidingen hebben onvoldoende middelen om de evolutie bij te benen. In sommige gevallen is men zelfs niet in staat om de basisuitrusting te voorzien. Het noodzakelijke materiaal kan slechts een beperkte tijd worden ingezet in een opleiding wegens de grote verscheidenheid aan beroepsvelden die moeten onderwezen worden. Het materiaal verouderd snel. Een set materiaal kan slechts door een zeer beperkte groep tegelijkertijd gebruikt worden.
VRAAG EN AANBOD ANALYSE HORECA
11.Vraag en aanbodanalyse Horeca (Stad Antwerpen bijlage 3) Deze analyse wordt momenteel nog verder concreet uitgewerkt en de tekst in bijlage is een ontwerptekst van deze analyse. 11.1. Welke punten kan men terugvinden in deze analyse (70 blz) I. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. II.
Sectoranalyse : de horecasector in Vlaanderen Werknemers en tewerkstelling De impact van de economische context Kenmerken van vacatures en beroepen Jobmobiliteit Opleidingsinspanningen Diversiteit Werkbaarheid
De vraagzijde 1. Vestigingen .Aantal vestigingen Verdeling vestigingen volgens subsectoren 2. Economisch belang en kwetsbaarheid van de sector Groei Toegevoegde waarde Omzet
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
Investeringen Faillissementen Zelfstandigen in de Antwerpse horecasector 3. Werknemers en tewerkstelling Evolutie tewerkstelling Extra’s Verdeling tewerkstelling volgens subsectoren Diversiteit in de Antwerpse horecasector 4. Kenmerken van beroepen en vacatures Knelpuntberoepen: oorzaken en evolutie Ervaringsbewijzen van knelpuntberoepen Ontvangen vacatures Invullingsgraad en invullingstijd III. Aanbodzijde 1. Arbeidsmarktindicatoren 1.1. Activiteitsgraad 1.2. Werkzaamheidsgraad 1.3. Werkloosheidsgraad 2. Werkzoekende populatie 2.1. Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden 2.2. Kenmerken niet-werkende werkzoekenden 2.3. Aandeel van doelgroepen 3. Opleidingsaanbod 3.1. Leerplichtonderwijs 3.2. Centra voor volwassenenonderwijs 3.3. Hoger Onderwijs 3.4. Opleidingscapaciteit 3.5. Overzicht leerwerkrestaurants 4. Sociale economie en werkervaringsprojecten IV.
SWOT-analyse
V.
Conclusies
VI.
Aanzet tot actie 1. Sectoraal netwerk horeca: werkingsstructuur 2. Actieplan 1. Onderzoek en analyse 2. Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 2.1. Studie- en beroepskeuze 2.2. Opleidingsaanbod 2.3. Werkplekleren 2.4. Activerend arbeidsmarktbeleid 3. Jobobstakels
11.2. Enkele punten uit deze sectoranalyse nader bekeken
pagina 25
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 26
Antwerpen is de grootste horecastad van Vlaanderen. De horecasector is dan ook een economisch belangrijke sector in de stad Antwerpen. De Antwerpse horeca draagt bij aan de economische ontwikkeling in termen van werkgelegenheid en fungeert als aantrekkingspool voor bezoekers. De horecasector heeft echter af te rekenen met een aantal structurele problemen. De sector kampt met een tekort aan personeel. Horecaondernemers gebruiken nog te weinig kanalen zoals de VDAB om personeel te vinden. Bovendien hebben veel horecaondernemers geen idee van de mogelijkheden en voordelen van tewerkstelling van werknemers die uit bepaalde opleidingstrajecten komen. Er is een lacune onstaan in de communicatie naar de horecasector op dat gebied. Nochtans zijn er in Antwerpen uitgebreide opleidingsfaciliteiten. Daarnaast is de horecasector een knelpuntberoepensector. In 2009 raakte 74% van de horecavacatures bij VDAB ingevuld. Niettegenstaande het stijgende aantal werkzoekenden, geraken deze knelpuntvacatures moeilijk ingevuld. Ondanks het grote belang van de horeca voor de stad Antwerpen, is deze sector de voorbije jaren kwetsbaar gebleken. Zo gaan er sinds 2003 jaarlijks gemiddeld zo’n 135 horecazaken failliet. Dat is 20% van alle faillissementen in de stad Antwerpen. Horeca is een prioriteit voor het werkgelegenheid- en arbeidsmarktbeleid in de stad Antwerpen. De structurele problemen waarmee deze sector kampt, vragen om een structurele, gedragen aanpak. Er is nood aan een intense en efficiënte wisselwerking tussen het onderwijs, de arbeidsmarkt en de sector. Om dit te realiseren, wil de Stad in nauwe samenwerking met VDAB en het onderwijs een sectoraal netwerk horeca uitbouwen. Dit sectoraal netwerk staat voor een overkoepelend overleg en samenwerking, die de verschillende actoren samenbrengt die een rol spelen in het realiseren van een goede matching van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt: VDAB, sectororganisaties, onderwijs, overheid, sociale partners, derden e.a. De sector is vragende partij voor zulk een breed, structureel samenwerkingsverband. De partners van het sectoraal netwerk horeca werken samen om een optimale afstemming te bereiken van de huidige en de toekomstige vraag naar jobs en competenties in de beroepen in de horecasector met het aanbod van potentiële arbeidskrachten, en dit op korte, middellange en lange termijn. Sectorale netwerken werden reeds opgestart voor volgende sectoren: bouw, industrie, logistiek en de tertiaire sector. Een soortgelijke structuur wordt begin 2010 ook voor de creatiev economie opgestart. Het doel van deze analyse is voor de horecasector op het niveau van de stad Antwerpen: de vraag en de knelpunten op de arbeidsmarkt te analyseren; het bestaande aanbod qua onderwijs en opleidingen te inventariseren; de confrontatie van vraag en aanbod in kaart te brengen. SECTORANALYSE: de horecasector in Vlaanderen
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 27
Hierbij is het de bedoeling van kort een beeld te schetsen van de horecasector in Vlaanderen. De focus hierbij ligt op de situatie en evolutie van de arbeidsmarkt, maar ook gegevens rond werkbaarheid en diversiteit zijn hierin opgenomen. De voornaamste bron van informatie voor dit eerste hoofdstuk is de Sectorfoto Horeca 2008 van het Departement Werk en Sociale Economie. 1. Werknemers en tewerkstelling In 2007 werkten 64.201 Vlaamse werknemers in de horecasector, die daarmee een aandeel van 3,1% heeft in het totaal aantal Vlaamse loontrekkende werknemers. Het aantal werknemers is in de periode 20052007 met 1.730 personen gedaald (-2,6%). In 2008 werken 69.116 werknemers in de horecasector in Vlaanderen, dat is 57% van het totale aantal werknemers in de horecasector in België. Van de 69.116 werknemers in 2008 werkt: 57% in de “restaurants” 14% in de “drinkgelegenheden” 12% in “hotels” 12% in “catering” 4% in “vakantieverblijven” 1% in “kampeerterreinen” Van de 69.116 werknemers in Vlaanderen, werkt 32% in de provincie Antwerpen en 24% in West-Vlaanderen, 16% in Oost-Vlaanderen, 16% in Vlaams-Brabant en 13% in Limburg. De horecasector is vooral een arbeiderssector: 91% van de werknemers in de Vlaamse horeca is arbeider. Dit percentage ligt iets boven het nationale gemiddelde. Jongeren zijn relatief oververtegenwoordigd in de horecasector: bijna een op vier werknemers is jonger dan 25 jaar, tegenover ongeveer 10% gemiddeld in Vlaanderen. 50-plussers zijn ondervertegenwoordigd: 14 op 100 loontrekkende werknemers horeca is ouder dan 50 jaar, tegenover 20% gemiddeld in Vlaanderen. Het gros van de tewerkstelling in de sector is terug te vinden in microbedrijven: 88% van de vestigingen telt minder dan tien jobs, tegenover 72% gemiddeld in Vlaanderen. In 2008 bedraagt het aantal voltijdse werknemers in de Vlaamse horeca 2.172. Dit is 32% van het totale aantal loontrekkende werknemers. Het aantal deeltijdse werknemers bedraagt 34.615 (50% van het totaal). Het aandeel van beide regimes ligt iets lager dan de cijfers op nationaal niveau. Het aantal “specialen” bedraagt 12.329. Onder de “specialen” worden de extra’s gerekend maar ook de interims en de seizoensarbeiders. Het percentage ligt hoger dan het nationaal percentage (18% versus 12% voor België). Dit valt te verklaren door het feit dat er in de horeca, zeker aan de kust, veel wordt gewerkt met seizoensarbeiders.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 28
CONCLUSIES De horecasector vertegenwoordigt een aanzienlijk economisch belang voor de stad Antwerpen. Horeca is dan ook een prioriteit voor het Antwerpse werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid. Wat betreft de afstemming onderwijs – arbeidsmarkt is er alvast heel wat werk aan de winkel. Het aantrekken en behouden van personeel vormt een probleem. Reeds lang bestaande knelpuntberoepen geraken, ondanks de heersende economische en financiële crisis, niet ingevuld. Tegelijk zien we in Antwerpen een groot aanbod aan potentiële arbeidskrachten: het aantal nietwerkende werkzoekenden is in stijgende lijn en in het bijzonder de jongerenwerkloosheid is sinds 2008 enorm toegenomen. Aangezien de horeca een sector is waar men als werknemer relatief makkelijk instapt, biedt deze sector heel wat kansen inzake tewerkstelling van allochtonen, vrouwen, laaggeschoolden en jongere werknemers. Om gerichte acties te kunnen ondernemen, was het noodzakelijk om in deze analyse de huidige en de toekomstige vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten in kaart te brengen. Uit deze analyse blijkt dat volgende beroepen zijn structurele knelpunten in de Antwerpse horecasector: Keukenverantwoordelijke – chef-kok Kok traiteurdienst – onderchef keuken- souschef Chef de partie – hulpkok Hotelreceptionist (nacht) Het gaat hier overwegend om keukenfuncties, al duiken zaalfuncties zoals kelner en maître d’hôtel ook zeer regelmatig op in de regionale knelpuntenlijst van VDAB. Ook kamerpersoneel komt de laatste jaren meer naar voren als een knelpuntberoep. De oorzaken van deze knelpuntberoepen situeren zich op drie niveaus: werkomstandigheden: vooral de tijdsregeling (weekend-, avond- en nachtwerk), hoge werkdruk en de eerder lage verloning hebben een negatieve invloed op de aantrekking van potentiële kandidaten. kwalitatief: er is een structureel tekort aan mensen met ervaring of aan vakbekwame werkzoekenden. kwantitatief: er is, vooral wanneer het gaat om kamerpersoneel, een tekort aan arbeidskrachten. Een bijkomend probleem is het feit dat de horecasector slechts in zeer beperkte mate gebruik maakt van kanalen zoals VDAB om vacatures bekend te maken. Aangezien de cijfers van VDAB één van de belangrijkste bronnen is om een sector in kaart te brengen, geeft dit een vertekend en onvolledig beeld van de Antwerpse horecasector. Verder loopt er ook iets fout in informatiestroom naar de sector – tewerkstellingsmaatregelen bijvoorbeeld zijn niet voldoende gekend in de horecasector – en is het gebruik van IBO erg beperkt.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 29
Er is een dringende nood aan een gecoördineerde strategie om de overwegend structurele problemen in de Antwerpse horecasector aan te pakken. De arbeidsmarkt, permanente vorming, het aanwervingsbeleid en de imagovorming van de sector blijven hierbij prominente aandachtspunten. Op regionaal vlak wordt dit best opgenomen in een gedragen actieplan dat zeer concrete acties op het vlak van onderwijs, arbeidsmarkt en de sector moet opleveren rond de volgende thema’s: studie- en beroepskeuze; een vernieuwend en afgestemd onderwijsaanbod; een optimale afstemming en benutting van vormingsinitiatieven; meer kwaliteitsvolle stage- en werkervaringsplaatsen; een proactief, motiverend en gedragen personeelsbeleid, met bijzondere aandacht voor retentie; het versterken van competentiebeleid in al zijn facetten (aanpak van structurele knelpuntberoepen, afgestemd beroepsopleidingaanbod, competentieversterking op en naast de werkvloer …), meer ervaringsbewijs (EVC) initiatieven; actie rond vacaturegerichte opleidingen binnen het Hoger Beroepsonderwijs. … Dergelijk actieplan moet een meer efficiënte afstemming van inzet van middelen en mensen, knowhow en infrastructuur bewerkstelligen zodat een goede aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt – sector permanent kan worden gegarandeerd. De validering en de uitvoering van dit actieplan vergt een performante samenwerkingsstructuur van alle betrokken partners en stakeholders om samen de vooropgestelde doelstellingen te kunnen realiseren. AANZET TOT ACTIE Sectoraal netwerk horeca: werkingsstructuur De ontwikkeling van het concept ‘sectoraal netwerk’ is ingegeven door de beleidskeuzes op lokaal niveau, de verdere uitbouw van de regieopdracht van de VDAB als Vlaamse arbeidsmarktregisseur, en het samenwerkingsakkoord tussen de stad Antwerpen en de VDAB. In die zin wordt een gezamenlijk engagement genomen door de stad en VDAB om de werking van dergelijke sectorale netwerken op te starten en vorm te geven via de inzet van projectleiders sectorale netwerken. De projectleiders sectorale netwerken staan in voor de operationalisering, de werking en coördinatie van het gehele netwerk. Op basis van deze analyse blijkt dat er een duidelijke nood is aan een verfijnde afstemming tussen het onderwijs, de arbeidsmarkt en de sector. Als we erin willen slagen onze Antwerpse economie draaiende te houden moet heel concreet ingespeeld worden op de gerichte vraag van de horecasector en moeten gezamenlijke acties worden georganiseerd ook naar het bovenlokale beleid toe. Met het oog op het beter beantwoorden van specifieke sectorale arbeidsmarktnoden, is het zinvol om de afstemming onderwijs – arbeidsmarkt, de
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 30
verschillende lopende en nog op te zetten initiatieven formeler in te bedden binnen een overkoepelende, sectorale netwerking om een maximaal overzicht te behouden en meer afstemming te organiseren. Onder een sectoraal netwerk verstaan we een structureel lokaal/regionaal samenwerkingsverband met alle relevante actoren dat op basis van sectorale behoefteanalyses met betrekking tot de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt-sector: op zoek gaat naar oplossingsgerichte strategieën voor de in kaart gebrachte knelpunten; en tevens.een draagvlak creëert voor een effectieve en efficiënte aanpak via een uit te werken actieplan op regionaal niveau. De hoofddoelstelling is om vanuit een sectorale invalshoek een strategische visie te ontwikkelen als antwoord op de huidige en toekomstige uitdagingen van de regionale arbeidsmarkt en zo te komen tot een doeltreffend actieplan op lokaal en regionaal niveau en dit via een breed samenwerkingsverband van relevante actoren te realiseren. De resultaten van een sectoraal netwerk zijn in eerste instantie de contacten en samenwerkingsverbanden die worden uitgebouwd. Het zijn die verbanden ook die mede de motor moeten zijn van een efficiëntere en effectievere aanpak op het terrein en dit o.a. op volgende vlakken : een betere inventarisatie van de arbeidsmarktnoden op korte en middellange termijn in de Antwerpse regio; een meer efficiënte afstemming van inzet van middelen en van mensen, knowhow en infrastructuur zodat een vrijwel naadloze aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt-sector permanent kan worden gegarandeerd; een betere informatieen kennisuitwisseling tussen bedrijven/ondernemingen, scholen en opleidingscentra; een toenemende aandacht voor competentieontwikkeling in de sector (link met de uitvoering van de competentieagenda); een toename van het gebruik van ervaringsbewijzen: er zijn meer beroepen die geattesteerd kunnen worden, er zijn meer erkende instellingen voor de attestering van EVC, meer werkzoekenden laten hun EVC attesteren en bedrijven maken meer gebruik van ervaringsbewijzen bij hun werving- en selectiebeleid ; meer scholen en opleidingscentra vinden de aansluiting met bedrijven: er is een nauwere samenwerking met een of meerdere bedrijven en/of sectoren per school, wat resulteert in meer en betere stageplaatsen; … ACTIEPLAN 2007-2012 ZORGSECTOR
12.Actieplan 2007-2012 Resoc Kempen: zorgsector (bijlage 4)
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 31
In het Streekpact werden volgende strategische doelstellingen opgenomen: 1.Uitbreiding van de zorgcapaciteit (ouderenzorg, ziekenhuizen, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, kinderopvang, algemeen welzijnswerk, integrale jeugdzorg, ondersteuning mantelzorg) 2. Stimuleren van het ondernemerschap 3. Uitbouwen van infrastructuur 4. Stimuleren van onderwijs en opleiding
Het rapport werd opgesteld op basis van cijfergegevens van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid en op basis van fiches die werden bezorgd door stakeholders in de regio. Enkele punten uit dit document: -
STRATEGISCHE DOELSTELLING 1: Uitbreiding van de zorgcapaciteit De social profit sector was in 2007 goed voor 17.600 loontrekkende jobs in de Kempen of bijna 11,9% van alle loontrekkende jobs in de Kempen. In Vlaanderen is de social profit in totaal goed voor 318.500 jobs of bijna 14,9% van de loontrekkende werkgelegenheid. Anders uitgedrukt, de Kempen huisvest slechts 5,5% van alle jobs uit de Vlaamse social profit, terwijl gemiddeld gezien voor alle sectoren de Kempen goed is voor 6,9% van alle jobs. De ondervertegenwoordiging in de Kempen komt voornamelijk tot uiting in de gezondheidszorg: binnen dit domein neemt de Kempen immers slechts 4,5% van alle Vlaamse jobs voor zijn rekening.
Tabel 1: Aantal loontrekkende jobs in de social profit in de Kempen en in Vlaanderen (2007) Vlaanderen Gezondheidszorg 115130 Maatschappelijke 174643 dienstverlening Recreatie, cultuur, 28737 sport Totaal social profit 318510 Totale 2137891 werkgelegenheid
Kempen 5123 10661
4,5%* 6,1%*
1868
6,5%*
17652 148455
5,5%* 6,9%*
THUISZORG Er moet niet enkel ingezet worden op de uitbreiding van de capaciteit voor residentiële en transmurale ouderenzorg. Er dient eveneens, in het kader van het verhogen van de zelfredzaamheid, ingezet te worden op ondersteuningsmogelijkheden voor licht zorgbehoevenden. Het valt te verwachten dat het zorgprofiel zal evolueren. Residentiële woonzorgcentra zullen voornamelijk ouderen met een zwaarder zorgprofiel opvangen, waar de thuiszorgdiensten sterker zullen inzetten op verlengd thuisverbljf voor ouderen. Een optimale doorverwijzing tussen ambulante en residentiële voorzieningen zijn hiervoor essentieel.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 32
De thuiszorg kan versterkt worden door in te spelen op de ontwikkelingen die zich voordoen op het vlak van technologische hulpmiddelen. Toepassingen van domotica en telematica kunnen het thuisverblijf immers verlengen. Er zijn tal van experimenten gaande in de regio rond het inzetten van technologie in de thuiszorg en de ouderenzorg. Onze regio heeft eveneens een belangrijke troef met Vonk3 (Vlaams Onderzoeks- en Kenniscentrum 3de leeftijd), ingebed binnen KHK. Vonk3 voert onderzoek uit op het domein van de derde leeftijd en wil de ontwikkelde kennis ten dienste stellen van de regio. In het domein gerontologie en ouderenzorg is Vonk3 bezig met een aantal projecten die tot doel hebben het thuisverblijf van ouderen te verlengen door gebruik te maken van technologie. -
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2: Stimuleren van ondernemerschap Doelstellingen: o Professionalisering van de bestuurders en het management van de social profit bedrijven en instellingen o Zorgen voor een voldoende aanbod aan jonge bestuurders om mee aan de kar te trekken van bestaande en nieuwe social profit organisaties o Zorgen voor nieuwe bedrijfseconomische activiteiten in de vorm van nieuwe bedrijven o Stimuleren van innovatie om uit te groeien tot een topregio op het gebied van life sciences o Stimuleren van spin-offs in de gezondsheidsindustrie en de brede life sciences (ook voedingsindustrie, agro-industrie)
-
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3: Voorzien van voldoende infrastructuur
-
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4: Onderwijs en opleiding in de welzijn- en zorgsector Doelstelling: o Een voldoende aanbod gekwalificeerde arbeidskrachten om de sector uit te bouwen tot een speerpuntsector o Breder bekend maken van de ervaringsbewijzen
-
Externe Omgevingsanalyse - arbeidsmarkt 1. PROFIEL VAN DE REGIONALE SOCIAAL-ECONOMISCHE OVERLEGCOMITES RESOC’S 2009 1.1.
ALGEMENE SITUERING
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 33
1.1.1. AFBAKENING VAN DE REGIO’S De diverse RESOC’s zijn onderling sterk verschillend in omvang en samenstelling. Er zijn sterk verstedelijkte RESOC’s zoals Gent & Rand en Antwerpen (waar maar liefst 15,5% van de totale beroepsbevolking van Vlaanderen woont). Resoc Limburg valt volledig samen met de provincie, hetgeen het ook een omvangrijke regio maakt. De bipool Genk-Hasselt telt echter minder dan 1/5de van het totaal aantal Limburgers. Resoc Limburg is verder onderverdeeld in 5 Streektafels, welke eerder bescheiden zijn qua beroepsbevolkingsaantal en bevolkingsdichtheid, net als de West-Vlaamse RESOC’s en Meetjesland. BEROEPSBEVOLKING RESOC’S IN 2007 (+ Streektafels Resoc Limburg) 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000
Bron: Vlaamse Arbeidsrekening
Maasland
Oostende
Noord-Limburg
West-Limburg
Zuid-Limburg
Westhoek
Meetjesland
Roeselare-Tielt
Midden-Limburg
Brugge
Zuid-West-Vlaanderen
Mechelen
Gent & Rand
Zuid-Oost-Vlaanderen
Dender-Waas
Turnhout
Leuven
Limburg
Antwerpen
0
Halle-Vilvoorde
100.000
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 34
De structuur van de bevolking is ook van belang voor het aanbod en de vervanging van de arbeidskrachten. Het is nuttig om inzicht te hebben in welke mate de uittreders uit de arbeidsmarkt vervangen kunnen worden door intredende starters. De doorstromingscoëfficiënt geeft daaromtrent relevante informatie. Anno 2007 zijn er op het niveau van het Vlaams Gewest voor elke 100 personen in de laatste fase van hun loopbaan, slechts 99 personen die hun intrede op de arbeidsmarkt kunnen maken. De vervanging van de potentiële beroepsbevolking is dus (nipt) niet langer gegarandeerd. Bovendien baart deze indicator des te meer zorgen omdat de ratio al jaren in een neerwaartse trend zit. In 2000 bedroeg de indicator nog 1,12. De bevolkingsvooruitzichten van het Federaal Planbureau scheppen dan ook geen rooskleurig beeld: in 2014 krimpt de doorstromingscoëfficiënt tot 0,89, in 2021 wordt 0,77 verwacht. Heden is de doorstroming het best gegarandeerd in RESOC Roeselare-Tielt (1,06), Zuid-West-Vlaanderen (1,05), Antwerpen (1,04) en Limburg (1,03). De laagste waarden worden genoteerd in de kust-regio’s Brugge (0,87) en Oostende (0,79), al speelt de inwijking van personen uit oudere leeftijdsklassen hierin een rol. Voor Limburg, dat enige jaren geleden nog de hoogste ratio had, wordt echter wel voorspeld dat de vergrijzing er de komende jaren relatief zwaarder zal toeslaan, zodat het in 2021 bij de grootste probleemregio’s zal horen. Datzelfde geldt voor andere, relatief dun bevolkte regio’s als de Kempen en de Westhoek. Vooral de meer verstedelijkte regio’s (Antwerpen, Halle-Vilvoorde, Gent & Rand) zullen volgens het Federaal Planbureau de vergrijzingsgolf beter doorstaan.
1.1.2..DOORSTROMINGSCOEFFICIENT IN DE VLAAMSE RESOCS 1,3
2000
2007
2014
2021
1,2 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7
Bron: ADSEI, Planbureau
Oostende
Brugge
Zuid-OostVlaanderen
Dender-Waas
Leuven
Westhoek
Vlaams Gewest
Mechelen
Gent & Meetjesland
Turnhout-Kempen
Limburg
Antwerpen
Zuid-WestVlaanderen
Roeselare-Tielt
0,5
Halle-Vilvoorde
0,6
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 35
Limburg, de Kempen en in mindere mate Leuven en Gent & Meetjesland kennen een relatief lage afhankelijkheidsratio (78 tot 84%). Er zijn daar dus minder inwoners op inactieve leeftijd ten opzichte van de potentieel beroepsactieven dan elders in Vlaanderen. De West-Vlaamse RESOC’s kampen met de hoogste afhankelijkheidsratio. De druk van de inactieve bevolking op de potentiële beroepsbevolking wordt overal hoog (>90%), met de kustregio’s als uitschieters.
1.1.3.. AFHANKELIJKHEIDSRATIO VAN DE VLAAMSE RESOCS 120 2021 115
2014 2007
110
2000
105 100 95 90 85
1.1.4.. BESLUIT Voorlopig hebben de oostelijke RESOC’s de gunstigste troeven op demografisch vlak: de bevolkingsgroei is er sterker, de bevolking op beroepsactieve leeftijd is er sterker vertegenwoordigd en de doorstroming van de beroepsbevolking is er nog gegarandeerd. De prognoses voorzien echter dat de meest verstedelijkte regio’s op demografisch vlak het gunstigst zullen evolueren. Het opvangen van de vergrijzing van de bevolking zal echter een grote uitdaging worden voor de gehele Vlaamse arbeidsmarkt, in alle regio’s.
Oostende
Westhoek
Brugge
Roeselare-Tielt
Zuid-WestVlaanderen
Halle-Vilvoorde
Antwerpen
Mechelen
Vlaams Gewest
Dender-Waas
Zuid-OostVlaanderen
Leuven
Turnhout-Kempen
Limburg
75
Gent & Meetjesland
80
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 36
Verwachte bevolkingsgroei (2007=100) 100
105
110
115
120
Halle-Vilvoorde Turnhout-Kempen Mechelen Antwerpen Leuven Limburg Gent & Meetjesland Vlaams Gewest Zuid-Oost-Vlaanderen Dender-Waas Oostende
2014 Westhoek Roeselare-Tielt Brugge
2021 2028
Zuid-West-Vlaanderen
2.
Arbeidsmarkt (bron studie van RESOC Mechelen)
2.1 Demografie In 2007 bedroeg de totale bevolking in regio Mechelen 316.224 personen. Het Federaal Planbureau verwacht dat dit aantal de komende jaren iets sterker gaat toenemen dan het Vlaamse gemiddelde. De grotere groei manifesteert zich echter bij de oudere bevolking, wat niet gunstig is voor het demografisch profiel.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 37
Totale bevolking Bron: Federaal Planbureau
2000-2007: vaststellingen, vanaf 2008: prognose
Aantallen (duizenden) 2000 Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen Evolutie per leeftijdsgroep totaal
0-14 jaar
15-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en +
5.940 1.644 306
2007 6.117 1.701 316
2010
2014
6.231 1.737 323
2020
6.389 1.789 332
2030
6.587 1.855 345
6.785 1.919 362
2000
2007
2010
2014
2020
2030
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
103 103 103 98 99 100 100 104 106 99 99 99 112 112 112 110 108 107
105 106 106 99 101 101 102 106 103 97 99 99 120 119 120 114 111 110
108 109 109 102 105 104 103 107 102 96 98 99 127 127 128 122 119 117
111 113 113 107 111 106 100 105 98 94 98 100 134 134 136 136 131 128
114 117 118 105 111 101 107 113 110 93 97 102 124 124 127 166 160 157
Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen Vlaanderen Prov. Antwerpen Resoc Mechelen
Doorstromingscoëfficiënt - 15-29 jaar/50-64 jaar Doorstromingscoëfficiënt 115 Vlaanderen
110
Prov. Antwerpen
105
Resoc Mechelen
100 95 90 85 80 75 70 2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
De doorstromingscoëfficiënt van de Mechelse bevolking volgt gedurende de hele periode nauwgezet het Vlaams gemiddelde. De vervanging van de arbeidskrachten zal in het Mechelse gelijkaardig verlopen als in Vlaanderen in z’n totaliteit. Ook de afhankelijkheidsratio ligt erg dicht bij het Vlaamse gemiddelde. De druk van de inactieve bevolking op de werkenden zal ook in de komende decennia erg gelijkaardig blijven aan het Vlaamse gemiddelde.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 38
Afhankelijkheidsratio - 0-19 jaar en 60+ t.o.v. 20-59 jaar Afhankelijkheidsratio 115 Vlaanderen
110
Prov. Antwerpen
105
Resoc Mechelen
100 95 90 85 80 75 70 2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2.2. Arbeidsmarkt. Bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) - 2007 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening
Werkenden aantal
werkzaamheids°
NWWZ
Niet-beroepsactieven
werkloosheids°
aantal
aantal
activiteits°
Totaal aantal
Vlaanderen M V T Prov. Antwerpen M V T % Vlaanderen
Resoc Mechelen M V T % prov. Antwerpen
1.473.466 1.190.817 2.664.283
71,9% 59,5% 65,8%
83.973 96.395 180.369
5,4% 7,5% 6,3%
491.731 714.652 1.206.383
76% 64% 70%
2.049.171 2.001.864 4.051.035
406.763 317.957 724.719
71,3% 57,1% 64,3%
28.116 30.537 58.652
6,5% 8,8% 7,5%
135.513 208.183 343.696
76% 63% 70%
570.391 556.677 1.127.068
27%
76.420 62.359 138.779 19%
33% 72,9% 60,5% 66,7%
4.247 4.678 8.925 15%
28% 5,3% 7,0% 6,0%
24.135 36.090 60.225 18%
28% 77% 65% 71%
104.802 103.127 207.929 18%
In 2007 had Resoc Mechelen een totale beroepsbevolking van 207.929 personen. De werkzaamheidsgraad bedraagt 66,7%. Dat is bijna 1 procentpunt hoger dan het Vlaamse gemiddelde. De werkloosheidsgraad ligt iets lager dan het Vlaamse gemiddelde dankzij de wat lagere vrouwelijke werkloosheid. De mannelijke werkloosheidsgraad ligt in Mechelen erg dicht bij het Vlaams gemiddelde.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 39
Werkzoekenden per RESOC Provincie Antwerpen - 2007
Werkenden per RESOC Provincie Antwerpen - 2007
Kem p en 12.549 21%
Kem p en 191.942 26%
An twerp en 393.998 55%
An twerp en 37.178 64%
M ech elen 8.925 15%
M ech elen 138.779 19%
Het Kempens (en Mechels) aandeel in de werkenden van provincie Antwerpen is groter dan het aandeel in de werklozen. Dat komt uiteraard omdat een centrumstad als Antwerpen niet enkel een economisch knooppunt is waar veel werk gegenereerd wordt, maar ook een uitgebreid sociaal netwerk heeft, waardoor het veel sociaal behoevenden aantrekt.
Doorstromingscoëfficiënt werkende beroepsbevolking - 15-29 jaar/50-64 jaar 120% Vlaams Gewest 115%
Prov. Antwerpen RESOC Mechelen
110%
RES Prov Vlaam
105%
100%
95%
90%
2003
2004
2005
2006
2007
Net als de doorstromingscoëfficiënt van de totale bevolking, ligt die van de werkende beroepsbevolking in de Mechelse regio in de periode 2003-2007 erg dicht bij het Vlaamse gemiddelde. De doorstromingscoëfficiënt van Resoc Mechelen blijft de hele periode wel duidelijk onder deze van de provincie Antwerpen als geheel.
2.3. Structuur van de economie
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 40
Hoe leest u onderstaande figuur? Deze figuur integreert 3 soorten gegevens (bron: NBB Belgostat): 1) het aandeel van de sectoren in de totale tewerkstelling in 2007 – grootte van de bol en gegeven percentage 2) de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei tussen 1997 en 2007 van het aantal werkenden binnen een sector – positie op de horizontale as 3) de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei van de Bruto Toegevoegde Waarde tussen 1997 en 2007 – positie op de verticale as Zo is het mogelijk om het sectoraal gewicht op de tewerkstelling in te schatten, alsook de evolutie van de sector. De assen staan op het Vlaamse gemiddelde van de totale economie.
Gewicht van de sectoren - Mechelen +11 Handel/horeca 26,3%
+10 +9 +8
Fin. instellingen 19,3%
+7
Overige 15,0%
Bouw 4,9%
+6
OB, Defensie & Onderwijs 12,3%
Groei BTW
+5 +4 Industrie & Energie 20,0%
+3 +2 +1 +0 -1 -2 -3
Landbouw & Visserij 2,2%
-4 -1
+0
+1
+2
+3
+4
+5
+6
Groei werknemers
Er is een opvallende overeenkomst tussen het economisch weefsel in de Mechelse regio en het Vlaamse gemiddelde. De “handel en horeca” is goed voor meer dan één/vierde van de totale twerkstelling, en kent tevens de sterkste groei van de BTW. “Industrie en energie” neemt op het vlak van tewerkstelling de tweede plaats in, maar de groei qua werknemers is bijna verwaarloosbaar. De sector “financiële instellingen” laat dan weer de sterkste groei optekenen van het aantal werknemers.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 41
Landbouw en visserij is de enige sector die er zowel qua BTW als qua werknemers een daling laat optekenen, maar dat geldt ook voor Vlaanderen in z’n totaliteit. Binnenlandse werkgelegenheid (2007)
0,948161494
Bron: Vlaamse Arbeidsrekening - Eigen bewerking
Resoc Mechelen - Top 10 en hoofdsectoren Sector Sectoromschrijving 1
T
2
Q
3
T Q S
4 5 6 7 8 9 10
Q S S T T
Handel & verhuur Ziekenhuizen, overige gezondheidszorg + Maatschappelijke dienstverlening ASI: Advies/bijstand ondernemingen en personen + Selectie en tbs van personeel + Ind. reiniging Onderwijs Metaal Openbaar bestuur + Justitie, defensie en openbare veiligheid + Verplichte sociale verzekering Bouw Chemie, rubber en kunststof Financiële diensten Horeca
Totaal Primaire sector Secundaire sector Tertiaire sector Quartaire sector
aantal werkenden
aandeel
tov Vlaanderen
doorstroming*
21.280
15,3%
+5,7%
105%
16.379
11,8%
-5,2%
173%
14.558 11.424 9.538
10,5% 8,2% 6,9%
-2,6% +1,3% +9,0%
83% 68% 43%
9.256 7.013 6.037 4.747 4.501
6,7% 5,1% 4,4% 3,4% 3,2%
-13,7% -19,3% +66,5% +6,5% -16,0%
83% 126% 186% 62% 58%
138.777 2.554 30.748 64.133 41.242
1,8% 22,2% 46,2% 29,7%
-13,5% -1,6% +4,7% -4,6%
97% 88% 93% 117% 70%
* doorstromingscoëfficiënt 15-29 jaar/50-64 jaar
Aandeel hoofdsectoren - relatief tov Vlaams Gewest (2007)
Doorstromingscoëfficiënt per sector (2007)
1,3
Vlaams Gewest Provincie Antwerpen
1,2
10%
RESOC Mechelen 1,1
5%
1
0%
0,9
-5%
0,8
-10%
0,7
-15%
RESOC Mechelen
0,6 -20%
Prov. Antwerpen
0,5 -25% 0,4 Totaal
Primaire sector
Secundaire Tertiaire sector sector
Quartaire sector
-30%
Primair
Secundair
Tertiair
Quartair
De jobratio geeft aan dat er per 100 inwoners 1,5 jobs meer zijn in de Mechelse regio dan gemiddeld in Vlaanderen. Dat is niet zo vreemd gezien de belangrijkheid van een relatief grote stad als Mechelen op het vlak van werkgelegenheid.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 42
Jobratio - aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) Bron: Vlaamse Arbeidsrekening
67,8 Resoc Mechelen 66,4
70,4 Prov. Antwerpen 69,6
2007
66,3 Vlaanderen
2006 65,4
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
Ondanks de hoge Mechelse jobratio, is de uitgaande pendel beduidend sterker is dan de ingaande: 51% van de Mechelaars werkt buiten Resoc Mechelen, 47% van het aantal werkenden in de Resoc woont niet in de regio Mechelen. Zo ontstaat er een negatief pendelsaldo van 7.101. De centrale ligging waardoor zowel Antwerpen als Brussel goed bereikbaar zijn, zijn hier debet aan. Er wordt vooral naar en vanuit regio Antwerpen gependeld, al is er ook relatief veel uitgaande pendel naar Brussel en inkomende pendel vanuit Leuven.
Regionale in- en uitgaande pendel - 2007 Resoc Mechelen Uitgaande pendel wonend in Resoc Mechelen & werkend buiten Resoc Mechelen Top-5 pendelregio's Resoc Antwerpen Brussels H. Gewest Resoc Halle-Vilvoorde Resoc Leuven Resoc Kempen Inkomende pendel werkend in Resoc Mechelen & wonend buiten Resoc Mechelen Top-5 pendelregio's Resoc Antwerpen Resoc Leuven Resoc Kempen Resoc Halle-Vilvoorde Resoc Dender-Waas Pendelsaldo
Bron: Vlaamse Arbeidsrekening
aantal werkenden 120.087 60.820
51%
24.758 10.853 9.077 4.609 4.157
41% 18% 15% 8% 7%
aantal werkenden 113.245 53.719 15.576 8.683 7.141 6.456 5.368 -7.101
%
% 47% 29% 16% 13% 12% 10%
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 43
Vacatures Resoc Mechelen Bron: Studiedienst VDAB
Vacatures per sector - 2009 Top-10 NEC zonder Uitzend Sector 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
T Q T Q S Q Q T T T
Sectoromschrijving
Informatica, diensten aan bedr. Maatschappelijke dienstverlening Handel en verhuur Onderwijs Bouw Gezondheidszorg Openbare besturen Transport en logistiek Horeca Diensten aan personen
Ontvangen Openstaand 1.506 2.813 1.302 3.599 1.012 2.169 763 780 525 1.250 507 637 397 893 346 649 324 641 310 1.346
Totaal Primaire sector Secundaire sector Tertiaire sector Quartaire sector Uitzendvacatures extra in bestand NECzU
10.689 71 1.082 6.301 3.235
22.510 106 2.730 13.344 6.330
14.190 2.404
14.540 4.699
Op basis van het aantal vacatures dat VDAB in 2009 ontvangen heeft, nemen de sectoren informatica, maatschappelijke dienstverlening en handel en verhuur het leeuwenaandeel voor hun rekening. De tertiaire sector is met ruim 58% van alle ontvangen vacatures NEC zonder uitzend de belangrijkste sector.. De tertiaire sector kende de voorbije jaren ook de sterkste groei op het vlak van ontvangen vacatures, maar viel de laatste jaren terug tot onder het niveau van de quartaire sector. Het hoogste aantal openstaande vacatures komt eveneens voor rekening van de quartaire sector. Ontvangen vacatures VDAB (2004=100) Primair
Secundair
Quartair
Totaal
Openstaande vacatures VDAB Tertiair
Primair Quartair
Secundair Totaal
Tertiair
350
300
300
250
250 200 200 150 150 100 100 50
50
0
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2004
2005
2006
2007
2008
2009
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 44
Spanningsgraad - aantal werkzoekenden per vacature Bron: Studiedienst VDAB
10 9 8
Vlaams Gewest 7
Resoc Mechelen 6 5 4 3 2 dec/04
apr/05
aug/05
dec/05
apr/06
aug/06
dec/06
apr/07
aug/07
dec/07
apr/08
aug/08
dec/08
apr/09
aug/09
De spanningsgraad in de Kempen volgt de Vlaamse evolutie: van medio 2005 tot einde 2008 was er een dalende tendens. Momenteel is de spanningsgraad terug aan het stijgen. Gedurende de ganse periode bleef de spanningsgraad in de regio Mechelen wel op een lager niveau dan het Vlaams gemiddelde. 2.4. Cursistenaanbod VDAB Cursisten in de competentiecentra Bron: Studiedienst VDAB
Gestarte opleidingen - kenmerken cursisten volgens woonplaats Vlaanderen Totaal 88.298 Kortgeschoold 39.686 44,9% PmAH 8.232 9,3% Allochtoon 20.284 23,0% Oudere 9.187 10,4% Aantal openstaande opleidingsaanvragen en de gemiddelde wachttijd per opleiding (2009) Vlaanderen openstaande aanvragen
ALGEMENE VORMING ANDERE SECTOREN BEWAKING BOUW CONFECTIE - VORMGEVING DIAMANT ELEKTRICITEIT GRAFISCHE TECHNIEKEN HAVEN - MARITIEME - EXPEDITIE HORECA HOUT INDUSTRIELE AUTOMATISERING LOGISTIEK METAAL MIGRANTEN PRIMAIRE SECTOR SCHEIKUNDE SCHOONMAAK SOCIAL PROFIT SOLLICITATIE TRAINING TERTIAIRE SECTOR TEXTIEL TRAJECTWERKING VERKOOP VERVOER VOEDING Totaal
263 1.330 72 1.973 178 18 296 91 132 604 154 598 1.353 1.209 2.469 83 369 18 2.295 1.238 3.137 3.417 272 2.030 52 23.653
wachttijd (dagen)
19 46 21 56 26 134 25 21 5 21 38 26 95 34 58 83 0 21 55 31 14 2 46 27 50 23 35
Resoc Mechelen 3.570 1.470 41,2% 342 9,6% 814 22,8% 384 10,8% Resoc Mechelen openstaande aanvragen
9 30 11 55 8 1 10 11 2 20 12 23 50 57 49 2 0 11 220 31 118 0 119 18 95 3 965
wachttijd (dagen)
0 15 0 36 6 11 7 30 0 47 24 28 102 33 45 110 0 42 60 59 7 0 46 37 47 35 29
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 45
Interne Omgevingsanalyse 1. RTC Interne omgevingsanalyse 1.1. RTC-werking 2005-2008 Het RTC Antwerpen richtte zich specifiek naar de beroepenvelden voor onderhoudstechnieken, chemische procestechnieken en kunststoffen 1.1.1. Actieplan Actie 1: Praktijklessen op geavanceerde infrastructuur die al bestaat bij diverse opleidingsverstrekkers Doelgroep: Leerlingen uit de studierichtingen chemie en mechanica/elektriciteit in de regio Antwerpen Aantal 2005 2006 2007 Leerlingen 875 1275 1300 Actie 2: Onderlinge afstemming van de vraag en het aanbod van technische stages Leerlingen uit de studierichtingen chemie en mechanica/elektriciteit in de regio Antwerpen Actie 3: Opleiding/nascholing betrokken leraars in functie van actiepunt 1 (train the trainer) Aantal 2005 2006 2007 Leraars 88 125 125 Actie 4: Scholen, opleidingscentra en bedrijven zorgen samen voor de ontwikkeling, aanmaak, verfijning en implementatie van bestaande en nieuw te ontwikkelen apparatuur: Actie 5: Kennismaking met nieuwe technieken voor leerkrachten en leerlingen.
1.1.2. Opleidingsresultaten: Resultaten in 2005 2005 was een opstartjaar waarin alles nog eerst concreet uitgewerkt moest worden. Conform de beheersovereenkomst zouden de nodige inspanningen moeten geleverd worden om in 2005 min. 10% van de vooropgestelde aantallen te kunnen bereiken Bij de opleidingen voor leerkrachten scoorden we ondanks de late opstart goed: 96 opleidingsdagen voor 37 leerkrachten De opleidingen voor leerlingen volgen later maar we haalden in 2005 toch al 39 opleidingsdagen voor 25 leerlingen Resultaten in 2006 Opleiding van leerlingen:
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 46
- er werden 837 leerlingen opgeleid bij de diverse opleidingsverstrekkers, zijnde 95,1 % van het streefdoel dat als inspanningsverbintenis werd vastgelegd in onze beheersovereenkomst. - ook hier kregen we voor bepaalde opleidingsprojecten aanvragen van scholen die net buiten ons werkingsgebied lagen en als we weer strikt rekenen binnen ons werkingsgebied werden er 649 leerlingen opgeleid wat overeenkomt met 73,75 % van het streefdoel - hiervoor werden 85 opleidingsdagen georganiseerd Opleiding van leerkrachten: - er werden in het totaal 403 leerkrachten opgeleid bij de diverse opleidingsvertrekkers, zijnde 155 % van het streefdoel dat als inspanningsverbintenis werd vastgelegd in onze beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering - hiervan waren er 382 leerkrachten werkzaam in één van de scholen uit het werkingsgebied van het RTC-Antwerpen en als we strikt binnen ons werkingsgebied kijken behalen we nog 146,9 % van het streefdoel - hiervoor werden 115 opleidngsdagen georganiseerd Besluit: In 2006 behaalden we als eindresultaten cijfers van 95 tot 150 %. We streven ernaar om steeds eerst de leerkrachten zelf een opleiding te laten volgen zodat ze telkens in een latere fase als medebegeleider met hun leerlingen dezelfde opleiding kunnen komen volgen. 1.2. RTC-werking 2008-2010 1.2.1. Opleidingsresultaten: Opleiding van leerkrachten: -
-
In 2009 volgde 1721 lkr een opleiding o Om een vergelijking te kunnen maken met de vorige jaar hebben we tevens de opleidingsresultaten weergegeven zonder de cijfers van de VCA opleidingen mee te rekenen en dan komen we op 1599 lkr o In 2008 volgde 754 leerkrachten een opleiding en in 2007 waren het er 536 Dit is een sterke toename en deze is voornamelijk te verklaren door: o Het groot aantal nieuwe projecten dat werd opgestart in 2009 waarbij we nog steeds het principe van “train de trainer gebruiken (Diagnose Car TB 21, CNC hout, Anttec, Acta,…) o De uitbreiding van ons aanbod naar alle studiegebieden zowel binnen de harde als de zachte sectoren
Opleiding van leerlingen: -
In 2009 volgde 8793 lln een opleiding o Om een vergelijking te kunnen maken met vorig jaar hebben we tevens de opleidingsresultaten weergegeven zonder de cijfers van de VCA opleidingen mee te rekenen en dan komen we op 3717 lln
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 47
o
-
In 2008 volgde 1310 leerlingen een opleiding binnen één van de door ons ondersteunde projecten en in 2007 waren het er 1565 (toen behoorde het Waasland nog tot ons doelgebied) Dit is een sterke toename en deze is voornamelijk te verklaren door: o het groot aantal nieuwe projecten dat werd opgestart in 2009:Diagnose Car TB 21, CNC hout, Anttec, Acta,…) o De uitbreiding van ons aanbod naar alle studiegebieden zowel binnen de harde als de zachte sectoren
1.2.2. Evaluatie RTC-werking 2005-2008 Zowel uit de resultaten van de interne evaluatie bij de bestuursleden als de evaluatie die gebeurde door het departement bij de scholen kwamen volgende punten naar voor: Aanbod naar huidige studierichtingen zeker behouden Ondersteuning van andere studiegebieden is gewenst (vooral naar bouw, hout, auto,…) Vanuit de scholen benadrukte men de behoefte aan opleidingen rond CNC, CAD-CAM, hydraulica, auto & autotechniek…) Op de vraag: “Heeft uw school noden op het vlak van een tussenkomst in allerhande attesten en welke attesten zijn hier prioritair?”, antwoordde men VCA-attest en attest BA4/BA5 Op de vraag: Kan uw school ondersteuning gebruiken van het RTC om vraag en aanbod bij stages van leerlingen beter op elkaar af te stemmen?”, antwoordde de meerderheid: “onze school heeft hierbij geen ondersteuning nodig van het RTC” Uit de evaluatie kwamen als sterke punten van ons RTC naar voor: uitgebreid aanbod van opleidingen hoog technologisch materiaal aanbod domotica goede docenten aangeboden navorming en ondersteuning de betrokkenheid van de scholen de toestroom van informatie
…
Uit de evaluatie kwamen als zwakke punten van ons RTC naar voor: onvoldoende gekend te weinig informatie op niveau van de leerkrachten geen aanbod in bouw, hout, … onduidelijkheid i.v.m. projecten betreffende duurtijd, eigendomsrechten,… soms te diepgaand … 1.2.3. Evaluatie RTC-werking 2008-2010 De resultaten van de lopende evaluatie van de RTC werking in opdracht van het departement zijn momenteel nog niet bekend. Resultaten RTC-projecten 2009:
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 48
Als we naar onze oorspronkelijke doelgroep, zijnde de nijverheidscholen (harde sectoren) kijken, zien we dat 100 % van het aantal te bereiken scholen gebruik gemaakt hebben van ons aanbod waarbinnen we infrastructuur ter beschikking stelden. Als we alle TSO/BSO scholen SO conform de lijsten van het departement nemen hebben we hiervan 61 % bereikt voor opleidingen naar lln en lkr toe. In 2008 was dit 40,62 % en ook hier scoren we dus nu zeer goed. De spreiding over zowel alle scholen TSO/BSO, DBSO en BuSO is opgenomen in het Excel bestand “overzicht opleidingen 2009” (bijlage 4). Conform de uitbreiding van onze doelgroep bereikten we: - 26% van alle nieuw te bereiken scholen SO toe (uitbreiding naar zachte sectoren) voor opleidingen naar lkr en lln toe (in 2008 was dit 11,63 %) - 94 % van de nieuw te bereiken DBSO scholen voor opleidingen naar lkr en lln toe (in 2008 was dit 2 - 73 % van de nieuw te bereiken BuSO Scholen voor opleidingen naar lkr en lln toe ( in 2008 was dit 47,6 %) We streven ernaar om steeds eerst de leerkrachten zelf een opleiding te laten volgen zodat ze telkens in een latere fase als medebegeleider of lesgever met hun leerlingen dezelfde opleiding kunnen komen volgen of zelf de opleiding kunnen geven aan hun eigen lln. Het aantal bereikte scholen ligt ook hier ver boven de 30 %. Ook naar andere doelgroepen zoals HO, CVO’s,… werden al enkele opleidingen uit ons aanbod opengesteld. Resultaten VCA 2009: In het totaal hebben 4371 leerlingen via het RTC-Antwerpen deelgenomen aan het VCA-examen. Hiervan behoren er 3254 tot de doelgroep die door de minister werd omschreven. Heel wat scholen organisseerden vroeger het VCA-examen pas in het 6de leerjaar en hierdoor werd door ons RTC beslist om 2009 als een overgangsjaar te beschouwen waarin wij ook de VCA-examens gaan ondersteunen naar de 6de leerjaren toe. Het gevolg hiervan is dat wij als RTC de kosten voor het VCA-examen van deze 1117 leerlingen voor eigen rekening moeten nemen. Ook de organisatie van de VCA-vol examens voor de leerkrachten werden georganiseerd door ons. Verder nemen wij ook al de andere kosten zoals de verplaatsingskosten van de PVI-medewerkers en de vervoerkosten van alle leerlingen om te komen naar de examencentra voor ons rekening. Naar de toekomst toe denken we dat meer leerlingen van de doelgroep gaan deelnemen aan het VCA-examen. Resultaten VDAB 2009:
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 49
Het RTC-Antwerpen werkt reeds van bij de start in 2005 samen met de VDAB als opleidingsverstrekker. In 2009 namen 698 lln uit 44 verschillende klassen gebruik van het opleidingsaanbod in het kader van de 72-uren regeling i.s.m. de VDAB. Wij denken dat naar de toekomst toe van dit aanbod nog meer scholen zouden moeten kunnen gebruik maken. De samenwerking onderwijs-VDAB zou zelfs in twee richtingin moeten kunnen. Op dit vlak hopen we dus van naar de toekomst toe nog betere resultaten te bekomen. 1.3. Analyse huidige RTC-werking In 2009 werkte RTC- Antwerpen verder op hetzelfde elan en met dezelfde dynamiek als in 2008. De werking van onze adviesgroepen werden door iedereen bekend en functioneerde nu zeer goed. Verder werd ons team dat reeds bestond uit een coördinator en 2.8 FTE consulenten uitgebreid met een administratief medewerker zodat de coördinator en de consulenten nog meer tijd konden besteden aan hun eigenlijke opdracht en dat heeft tevens zijn vruchten al meteen opgeleverd: - Onze werking werd meer structureel, de bestaande acties/projecten werden verankerd en uitgebreid in overleg met onze adviesgroepen (bottom-up) - Sterke toename van het aantal bereikte scholen, doelpubliek, aantal opleidingsdagen, opleidingsaanbod, uitbreiding naar zachte sectoren,VCA, VDAB,…) - RTC- Antwerpen kon al uitpakken met een zeer uitgebreid en gediversifieerd aanbod. We hebben getracht om in 2009 dit aanbod nog aantrekkelijker te maken, zowel wat betreft de kwaliteit als de verbreding van het aanbod.(JAP 2009) Met nog meer acties, gericht op een nog breder doelpubliek verdient RTCAntwerpen zijn rol als het aanspreekpunt op het snijpunt onderwijs-arbeidsmarkt (werkplekleren, sectorcommissies i.s.m. stad Antwerpen, VDAB, sectoren,…., actieve deelname in werkgroepen infrastructuur, opleidingsaanbod, tertiair,…, ondersteuning project techno trailer van Provincie Antwerpen, enz.) Op vraag van minister Vandenbroucke is RTC-Antwerpen in het schooljaar 20082009 gestart met de organisatie van de VCA-examens en de coördinatie van de samenwerking onderwijs-VDAB (72 uren aanbod). Met de start van het schooljaar 2009-2010 namen wij initiatieven om de slagingspercentages bij deelname aan de VCA-examens te verbeteren en de het aantal scholen dat gebruik maakt van het 72-uren aanbod uit te breiden. De eerste resultaten tonen alvast aan dat we op de goede weg zijn. 2009 betekende ook de start van RTC- Netwerk, ter ondersteuning van de regionale RTC-werking. Door RTC- Netwerk kunnen succesvolle, regionale acties worden opengetrokken naar alle regio’s. In 2009 waren er alvast enkele testcases. De gevolgen van de mondiale economische crisis zijn vrij beperkt gebleven. Waar we in 2008 vreesden dat de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven veel moeizamer zou verlopen t.g.v. de crisis, merken we dat veel bedrijven nog steeds
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 50
geloven in de kracht van de wisselwerking onderwijs-arbeidsmarkt en in soms moeilijke omstandigheden toch zorgen dat geplande projecten kunnen doorgaan. Toch moeten we hier aanstippen dat de draagkracht van de bedrijven en sectoren niet oneindig is. Ook met betrekking tot het vinden van de stageplaatsen merken we dat vooral de zgn. “harde” sectoren een afwachtende houding aannemen en de gevolgen van de crisis zich daar laten voelen. De meeste scholen hebben echter zelf een sterk netwerk met de bedrijven uit hun omgeving en slaagden en meestal nog wel in om voldoende stageplaatsen te vinden. Terwijl we terugkijken op 2009, blikken we ook al vooruit naar het huidige werkjaar 2010 en zelfs naar 2011. Met een nieuwe beheersovereenkomst in het verschiet, wordt de huidige RTC-werking immers grondig geëvalueerd en eventueel bijgestuurd. Wij geloven stellig dat de RTC’s in de toekomst een belangrijke rol kunnen spelen om onderwijs en arbeidsmarkt nog beter op elkaar af te stemmen. Wij nemen met veel plezier en ambitie die uitdaging aan. 1.4. RTC SWOT-Analyse 1.4..1 Sterktes Aanbod en dienstverlening naar de scholen De RTC-werking is een belangrijke aanvulling op de basisvorming die de scholen bieden. Met de uitbreiding van het aanbod komen naast de harde studiegebieden ook de zachte studiegebieden aan bod. Doordat de werking gebaseerd is op een regionale omgeving- en behoefteanalyse, kennen de projecten een ruim bereik. Het netoverschrijdende karakter biedt een duidelijke meerwaarde. Daarenboven is de werking laagdrempelig en gebaseerd op een breed draagvlak: scholen en partners nemen spontaan contact op met het RTC. Samen met de leden van onze adviesgroepen, die telkens functioneren per studiegebied, werd ons RTC-aanbod (JAP) uitgewerkt. Netwerking De zeer brede samenwerking met bedrijven, werkgeversorganisaties, sectororganisaties, sectorconsulenten, vormingsfondsen, onderwijskoepels en – netten, scholen en officiële opleidingsverstrekkers (ACTA, ANTTEC,VDAB, Syntra, …) zet het RTC –Antwerpen op de kaart. RTC-Antwerpen wordt erkend als gesprek- en overlegpartner, zowel door het onderwijs als door het werkveld en geeft een eigen dynamiek aan de regionale samenwerking. RTC-team De komst van de bruggenbouwers had een zeer positieve impact op de werking van RTC-Antwerpen. Dankzij de bruggenbouwers kon het aanbod verbreedt worden, wat bijdraagt tot een bredere bekendmaking en verspreiding van de RTCdoelstellingen. De taakverdeling binnen het team gebeurt conform de competenties en achtergrond van de bruggenbouwers, die hun eigen netwerk hebben. Op die manier verloopt de toegang tot de verschillende mogelijke partners gemakkelijk en vlot. Ons bestuur heeft doelbewust gekozen voor medewerkers met een zeer ruime ervaring (onderwijs – arbeidsmarkt)
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 51
Ons RTC-team is zeer gedreven en heeft intussen een uitgebreid netwerk opgebouwd, zowel in het onderwijs als in het bedrijfsleven. 1.4.2. Zwaktes Verdere uitbreiding van het aanbod Het huidige aanbod telkens verder uitbreiden en tegelijk de al bestaande goedlopende projecten blijven ondersteunen en tevens ieder jaar investeren in nieuwe acties en projecten is een enorme uitdaging. Kan het nog wel met de huidige financiële middelen, vinden we voldoende cofinanciering, kunnen we het met ons team nog aan, …. We moeten erover waken dat een uitbreiding niet tot gevolg heeft dat we de middelen gaan versnipperen zowel qua mankracht als financieel. Een dergelijke versnippering komt de kwaliteit niet ten goede. VCA In mei 2008 ontvingen de vijf RTC’s een schrijven van minister Vandenbroucke met de vraag om in schooljaar 2008-2009 de VCA-examens voor een zeer ruime doelgroep te organiseren. Hoewel RTC-Antwerpen positief is over het idee achter deze beslissing, betekenen VCA-examens een verhoging van de werklast. (administratie en aanwezigheid op ieder examen). Daarnaast staan de toegekende middelen voor de organisatie van de VCAexamens niet in verhouding tot de reële kosten. CVO’s en hogescholen Op dit moment is de RTC-werking sterk gericht naar leerlingen en leerkrachten van de derde graad TSO en BSO. Er wordt geen extra promotie gevoerd naar de CVO’s en het Hoger Onderwijs en het aanbod wordt niet expliciet opengesteld, aangezien dit geen prioritaire doelgroep is. Beperkingen opgelegd door het regelgevend kader Het regelgevend kader is op sommige punten beperkend voor de werking. De beperkte duurtijd van de beheersovereenkomst biedt te weinig toekomstperspectief, ook naar de bruggenbouwers toe. Een beheersovereenkomst die loopt over 5 jaar i.p.v. 3 jaar kan dit verhelpen. RTC’s werken per kalenderjaar, scholen per schooljaar. Zo kan het gebeuren dat we op een bepaald moment in het jaar met drie jaren tegelijk bezig zijn: jaarverslag van het vorige werkjaar, uitvoering van het JAP van het lopende werkjaar en voorbereiding van het volgende werkjaar. Het budget loopt ook verder over de verschillende schooljaren en dus verschillende werkjaren. Werkingsmiddelen kunnen echter niet overgedragen worden naar een volgend werkingsjaar. Daarnaast stellen we vast dat het niet in alle sectoren evident is om 25% cofinanciering te krijgen. Vooral in de sectoren van de zachte sector is cofinanciering vinden vaak moeilijk. 1.4.3. Bedreigingen Uitbreiding van het takenpakket De uitbreiding van het takenpakket van het RTC kan tot overbevraging en een nog grotere versnippering van de middelen leiden. Het grote aantal thema’s, het brede
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 52
werkveld en de verbreding van de doelgroep zorgt ervoor dat een RTC gevraagd wordt om aan een veelheid van initiatieven te participeren. Het is niet altijd duidelijk waar de grens ligt om al dan niet in te stemmen. Onduidelijkheid Met de toewijzing van 2,5 FTE bruggenbouwer per RTC is gestart met de structurele uitbreiding van de vijf RTC’s. Hierdoor worden binnen elk RTC een groot aantal nieuwe initiatieven genomen die opvolging vragen. Het gevaar is reëel dat een eventueel einde van het project bruggenbouwers ook het einde zal betekenen van de RTC’s als intermediaire structuur tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Economische crisis Sinds eind 2008 bevindt ook Antwerpen zich in een economische crisis waarvan het einde niet duidelijk is. Hoewel de gevolgen van deze crisis aanvankelijk beperkt zijn gebleven, moeten we toch waakzaam zijn voor de mogelijke impact op de RTC-werking. De evolutie van het aanbod stageplaatsen wordt nauwlettend in het oog gehouden. 1.4.4. Kansen Structurele verankering van het RTC De uitbreiding van elk RTC met 2,5 FTE bruggenbouwer biedt kansen wat betreft de structurele verankering van RTC’s tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. De extra mankracht zorgt ervoor dat er meer projecten kunnen opgestart worden, maar ook dat de contacten binnen deze projecten professioneler verlopen. De kwantiteit aan acties verhoogt en de kwaliteit verbetert. Binnen het RTC-Antwerpen werd daarnaast vanuit onze eigen structurele middelen het team nog verder versterkt zodat o.a. ons team nog sterken kan fungeren als overlegplatform (Resoc, Stad Antwerpen, Provinciebestuur, VDAB, ….) RTC-Antwerpen wordt steeds vaker uitgenodigd en beschouwd als actieve partner in de verschillende participatieve overlegorganen op het snijvlak onderwijsarbeidsmarkt in onze provincie. RTC-Netwerk Met de omvorming van Diva vzw naar RTC- Netwerk vzw kunnen de vijf Regionale Technologische Centra (RTC’s) rekenen op een sterke provincieoverschrijdende ondersteuning. Met de uitwerking van een jaaractieplan 2009 van RTC- Netwerk vzw is ook een inhoudelijke start gegeven die perfect aansluit bij de werking van de vijf RTC’s. Daarnaast zijn ook al enkele problemen aan het licht gekomen. Om zijn rol ten volle te spelen, moet RTC- Netwerk de regionale RTC’s ondersteunen en versterken en mag het zeker geen overkoepelend RTC worden. Daarom is er dringend nood aan duidelijke afspraken i.v.m. de taakverdeling tussen de regionale RTC’s en RTC- Netwerk en moet er een procedure worden uitgewerkt voor het indienen van projecten, waarin de projectcriteria helder gedefinieerd worden. Deze projectcriteria lopen bij voorkeur gelijk met de criteria van de regionale RTC’s. Tenslotte is een duidelijke afbakening van de doelgroepen en de communicatieaanpak van deze doelgroepen noodzakelijk.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 53
Uitbreiding van het doelpubliek Een uitbreiding van het doelpubliek naar tweede graad, eerste graad en lager onderwijs, mits uitbreiding van de middelen en de promotie van TSO, BSO en DBSO in relatie tot RTC-projecten kan leiden tot een opwaardering van deze onderwijsvormen. Externe certificering De regionale RTC’s zijn de meest geschikte partners om externe certificering te organiseren en te coördineren gezien het rechtstreekse contact met de scholen dat elk RTC heeft. Met de opname van externe certificering in het takenpakket van de RTC’s wijzigen de oorspronkelijke doelstellingen van het RTC . De doelstellingen worden complexer. Daarnaast heeft dit een serieuze impact op de inzet van mankracht en budget. Anderzijds worden de RTC’s erkend in hun dienstverlenende rol naar de scholen en kunnen zij zich nog meer profileren. Voorwaarde is wel dat deze certificering eerst kritisch moet geanalyseerd worden m.b.t. de link met het leerplan, het kostenplaatje, de financiële last voor ouders, … Certificering van leerkrachten kan zinvol zijn binnen hun specialisatie. Alleszins moet dit zeker in samenspraak met de sectoren gebeuren en liefst met wezenlijke inbreng van die sectoren. De organisatie van de VCA-examens kan hier als testcase dienen. De nieuwe beheersovereenkomst Met de nieuwe beheersovereenkomst vanaf januari 2011 kan er tegemoet gekomen worden aan de beperkingen die nu voortvloeien uit het regelgevend kader. Om de RTC-werking te kunnen versterken en structureel te verankeren, heeft RTC-Antwerpen zijn wensen al op verschillende manieren kenbaar gemaakt (o.a. de vragenlijst van de Raad van Bestuur, de conclusies van de tweedaagse, …).
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 54
Doelgroepen SCHOLEN
Directies, technisch adviseurs, leerkrachten en pedagogische begeleiders van scholen en centra uit: -
het voltijds secundair onderwijs (derde graad TSO en BSO) het deeltijds beroepsonderwijs het buitengewoon secundair onderwijs de leertijd het volwassenenonderwijs het hoger onderwijs
BEDRIJVEN
Directies, consulenten, e.a -
sectororganisaties sectorfondsen private opleidingsverstrekkers individuele bedrijven business clubs
WERKGROEPEN
Er werden adviesgroepen opgestart met scholen en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven die enerzijds de gewenste synergie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt in de praktijk omzetten en die anderzijds advies verstrekken aan het dagelijks bestuur over de jaaractieplannen van het RTC. Per studiegebied is er een adviesgroep opgericht en uitgebouwd. In iedere werkgroep zal telkens iemand van het RTC zetelen ( RTC-coördinator, RTCconsulent, lid van RvB).
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 55
Activiteiten (algemeen) activiteiten worden gedetailleerd in de jaaractieplannen Inleiding Bij het opstellen van de concrete activiteiten werd rekening gehouden met: - onze missie - onze strategische doelstellingen - onze operationele doelstellingen - de uitgevoerde omgevingsanalyse - de resultaten van de zelfevaluatie over onze RTC-werking 2005-2008 - de resultaten van de evaluatie over onze RTC-werking 2005-2008 uitgevoerd door het departement bij de scholen in onze provincie Enerzijds werd nagegaan wat de behoeften betreffende samenwerking juist zijn door te inventariseren wat het bestaande aanbod is en welke de noden en knelpunten zijn. Anderzijds werd nagegaan welke concrete en eventuele fysische invulling van het RTC best haalbaar is om aan die behoeften een concreet antwoord te bieden.
IINFRASTRUCTUUR NFRASTRUCTUUR
S1. De onderlinge afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijven van de vraag naar en het aanbod van infrastructuur, apparatuur en uitrusting voor technisch en beroepsonderwijs die een pedagogisch-didactische rol kunnen vervullen, inzonderheid door de ontwikkeling of ondersteuning van (een) infrastructurele inbedding(en).
Voortzetting van opleidingen met hoogtechnologische apparatuur voor leerlingen. Via opleidingsvertrekkers. De kennismaking met en opleiding op hoogtechnologische apparatuur wordt voor leerlingen en leerkrachten ontsloten via opleidingsverstrekkers die de expertise al bezitten of mits ondersteuning vanuit het RTC deze verder kunnen ontwikkelen tot op het gewenste niveau. We zetten de al succesvolle lopende acties verder zoals de netoverschrijdende opleidingen
bij ACTA (onderhoudstechnici en procesoperatoren), bij Hogescholen en universiteiten (KHK, Plantijnhogeschool), bij VDAB opleidingscentra, in samenwerking met ANTTEC, op diverse secundaire scholen met specifieke expertise, i.s.m. opleidingsverstrekkers (Arbeidsmarktgericht) : o FvB (Edutec) o Vormelek o Educam
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
o o o o
pagina 56
OCH Vroming Horeca Vlaanderen UBK (Unie Belgische Kappers) ….
met aandacht voor continue kwaliteitscontrole via evaluatie. Leerkrachten volgen hierbij zoveel mogelijk zelf eerst de opleiding zodat ze als medebegeleider met hun leerlingen kunnen komen en de knowhow verder kunnen gebruiken in de lessen op de eigen school.
Via specifieke projecten. De voorbije jaren werden verschillende projecten gefinancierd via de RTC werking. Het is de bedoeling dat de investering in deze projecten nog beter benut worden en gecontinueerd blijven in de tijd d.m.v. integratie in ander projecten of opleidingsacties en een verhoging van de bereikbaarheid.
Het opzetten van NIEUWE ACTIES of projecten in functie van de behoeften van onderwijs en de relevantie voor de arbeidsmarkt door:
moderne infrastructuur vanuit de verschillende sectoren nog meer te ontsluiten voor het onderwijs gewenste praktijkgerichte opleidingsmogelijkheden uit het onderwijs te versterken en beschikbaar te stellen voor andere scholen en netten nieuwe praktijkgerichte opleidingsmogelijkheden te ontwikkelen samen met diverse sectoren en opleidingspartners
Het ontwikkelen van didactisch materieel voor specifiek hoogtechnologische toepassingen. Bij de overdracht van kennis en vaardigheden in het werken met hoogtechnologische apparatuur is er veelal behoefte aan aanvullende didactische ondersteuning. Dit kan gaan over handleidingen, cursusmateriaal en naslagwerken, maar ook multimedia en aanvullende didactische apparatuur die kan ingeschakeld worden ter bevordering van het leerproces in de school.
Beoogde effecten
De competenties van de schoolverlaters beter laten aansluiten bij de verwachtingen van het bedrijfsleven. Het technisch en beroepsonderwijs attractiever maken door het integreren van de nieuwste technologieën in het onderwijs. Het technisch en beroepsonderwijs een meer positief imago bezorgen.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 57
Indicatoren Kwaliteit: Tevredenheidgraad van de cursisten Meetinstrumenten: bij iedere opleiding wordt een evaluatie afgenomen bij de deelnemers (evaluatie online via website RTC Antwerpen). Kwantiteit: Aantal scholen/leerlingen dat heeft deelgenomen aan de opleidingen De als streefdoel te behalen kwantiteitsindicatoren worden gedetailleerd omschreven in de jaaractieplannen vertrekkende van de concrete cijfers die werden weergegeven in bijlage 2: “Het scholenlandschap in de provincie Antwerpen”. Deze cijfers moeten nog verder opgesplitst worden in functie van de gekozen studiegebieden.
Performantiemaatstaven: Voor het verwezenlijken van de decretale doelstellingen worden de performantiemaatstaven gehanteerd die omschreven werden in artikel 2 van de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het RTCAntwerpen voor de periode 2008-2010.
STAGES
S2. De onderlinge afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijven van de vraag naar en het aanbod van leerlingen- en cursistenstages. Voortzetting van de lopende acties en opzetten van nieuwe acties i.v.m. het verhogen van de kwaliteit van de werkplekstages voor leerlingen. Stages voor leerlingen worden door de scholen zonder noemenswaardige problemen vlot georganiseerd in onderlinge afstemming met lokale bedrijven. De kwaliteit van de stages kan echter nog heel wat verbeteren. Hiervoor zal het RTC Antwerpen acties verder zetten waarbij de werkgevers en scholen instrumenten krijgen om beter te evalueren en de kwaliteit te verhogen. Daarbij gaat het vooral ook over de vorming en kwalificatie van vakattitudes bij de leerling/stagiair. Voortzetting van acties i.v.m. het organiseren van bedrijfsstages voor leerkrachten. Bedrijfsstages voor leerkrachten zijn een ideale werkvorm om de knowhow en beroepsattitude van de leerkracht te verwerven. Omwille van organisatorische aspecten (vervangende leerkracht, lesrooster, e.a.) wordt nauwelijks ingegaan op het ruime aanbod vanuit de industrie. De RTC consulenten zullen deze problemen duidelijker in kaart brengen en voorstellen formuleren om bedrijfsstages mogelijk te maken.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
NASCHOLING
pagina 58
S3. Het faciliteren of coördineren van nascholing op het vlak van nieuwe technologieën.
Opleidingsaanbod toegankelijker maken voor leerkrachten en peilen naar de behoeften vanuit het veld. De opdracht van het RTC bestaat uit het continu bevragen van de behoeften naar nascholingen voor leraars, instructeurs, coördinatoren en technisch verantwoordelijken in scholen en opleidingscentra. De input hiervoor komt van de leerkrachten en instructeurs zelf, de TA’s en TAC’s, de pedagogisch begeleiders, enz… maar ook vanuit het bedrijfsleven. Door het opzetten van werkgroepen per sector kan de behoefte duidelijker worden opgelijst. Het RTC zal, in samenwerking met verscheidene opleidingsverstrekkers, het bestaande aanbod toegankelijker maken voor leraars en opleiders of indien nodig de nascholing zelf organiseren. De door RTC-Antwerpen ondersteunde opleidingen worden gekozen rekeninghoudende met: - De noden op de arbeidsmarkt - De te bereiken leerlingen (TTT-principe) Beoogde effecten
Verbetering van de competenties van de leerkrachten en dus ook van de schoolverlaters. De competenties van de schoolverlaters beter laten aansluiten bij de verwachtingen van het bedrijfsleven. Het technisch en beroepsonderwijs attractiever maken door leraars vertrouwd te maken met de nieuwste technologieën. Het technisch en beroepsonderwijs een meer positief imago bezorgen. Sterkere netwerkvorming.
Indicatoren Kwaliteit: Tevredenheidgraad van de cursisten/leerkrachten Meetinstrumenten door bij iedere opleiding een evaluatie af te nemen bij de deelnemers over de kwaliteit van de opleiding (inhoud, wijze van lesgeven, gebruikte leermiddelen, toepasbaarheid in de eigen lessen...) Kwantiteit: Het aantal leerkrachten die gebruik maken van het opleidingsaanbod. De als streefdoel te behalen kwantiteitsindicatoren worden gedetailleerd omschreven in de jaaractieplannen. Performantiemaatstaven: Voor het verwezenlijken van de decretale doelstellingen worden de performantiemaatstaven gehanteerd die omschreven werden in artikel 2 van de
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 59
beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het RTCAntwerpen voor de periode 2008-2010.
ONTWIKKELING EXPERTISES BINNEN PLATFORMS
S4. De actieve deel name aan of de creatie van platformen waarbinnen onderwijsinstellingen en bedrijven kennis en ervaring kunnen uitwisselen.
Lokaal en/of regionaal overleg organiseren tussen de volgende actoren:
de scholen binnen een bepaald gebied pedagogisch begeleiders andere opleidingsverstrekkers bedrijvenorganisaties, bedrijvenclubs interim-sector sectoren gemeentebesturen Lerende stad Antwerpen Provinciebestuur van Antwerpen
Promotie
PROMOTIE
De RTC’s beginnen bekendheid te verwerven bij scholen, opleidingsverstrekkers en vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt. De verwachtingen die men stelt aan de RTC’s worden ook ieder jaar hoger. De te bereiken doelstellingen en de te bereiken doelgroepen worden daarom ook scherper gesteld. De initiatieven die genomen worden door RTC dienen deskundig gepromoot te worden zodat alle actoren op de hoogte zijn van de samenwerkingsmogelijkheden met RTC en tussen de verschillende actoren onderling. Scholen en opleidingsverstrekkers kennen RTC al goed. Voor de bedrijven zullen nog wat extra initiatieven moeten genomen worden zodat ze sneller de stap zetten naar samenwerking met het RTC.
Beoogde effecten De opleidingsmogelijkheden via het RTC-Antwerpen kenbaar maken bij de leerkrachten zelf.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 60
Instrumenten: nieuwsbrief (via elektronische weg worden nieuwe initiatieven kenbaar gemaakt). folders en flyers over specifieke projecten infomomenten website promotiemateriaal Meer samenwerkingsverbanden NIEUWE SECTOREN TOEVOEGEN
Het is de bedoeling van een RTC om zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden te sluiten met de relevante actoren om op die manier een lange termijn strategie te realiseren. Met sommige sectorfondsen (bvb. met de metaal- en de chemiesector) is de samenwerking zeer goed. Andere sectoren werden uitgenodigd om met het RTC te gaan samenwerken. Met andere sectorfondsen (UBK, vorming horeca Vlaanderen, LOGOS, SFP sectorfonds voor de podiumtechnieken, SFTL sociaal fonds Transport en logistiek, FEDIS,…..) zijn tevens reeds samenwerkingsovereenkomsten gesloten of zijn gesprekken opgestart om te komen tot een samenwerkingsovereenkomst. Met enige fierheid kunnen we hierbij opmerken dat het RTC-Antwerpen dan vaak als piloot RTC wordt uitgekoze. Op de opleidingsmarkt zijn ACTA, ANTTEC, VDAB, EDUTEC,… al gekende opleidingsverstrekkers. Het RTC wil met hen nauw samenwerken om de verdere bijscholing en vervolmaking van leerlingen en leerkrachten mogelijk te maken. Rechtstreekse contacten met bedrijven moeten verder uitgebouwd worden. Zowel bij stages, werkplekleren als het ter beschikking stellen van infrastructuur kunnen zij een belangrijke rol spelen.
RTC-ANTWERPEN – ALGEMEEN BELEIDSPLAN 2011 – 2015
pagina 61