Regio West-Brabant Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
Opdrachtgever Regio West-Brabant Kristie van Damme Postbus 503 4870 AM Etten-Leur
Uitgebracht door INNAX bouwkundig adviseurs Pieter Klep Postbus 445 3900 AK VEENENDAAL T 088-55 33 000 F 088-55 33 900 www.innax.nl
Locatie Regio West-Brabant Projectnummer 11841 Rapportnummer 1 van 1
2
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 4
2.
Substitutiemethode versus bruto eindverbruik ................................................................................ 4
3.
Oorspronkelijke regionale visie op duurzame energie .................................................................... 5
4.
Bruto eindverbruik ........................................................................................................................... 7
5.
Doelstelling 2020 ............................................................................................................................. 8
6.
Doelstelling 2023 ............................................................................................................................. 9
7.
Conclusie ....................................................................................................................................... 10
3
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
1. Inleiding Eind 2007 hebben de portefeuillehouders milieu van de West-Brabantse gemeenten de Verklaring van Dussen getekend. In de Verklaring van Dussen conformeren de gemeenten in West-Brabant zich feitelijk aan de klimaatdoelen uit het Kyoto-verdrag. Dat betekent voor duurzame energie dat de inspanningen van de regio erop gericht zijn om in 2020 een aandeel van 20% duurzame energie te bereiken. In 2010 heeft de Regio West-Brabant een visie voor duurzame energie geformuleerd op basis waarvan uitvoering wordt gegeven aan de doelstelling in de Verklaring van Dussen. De visie kent een taakstelling voor windenergie, bio-energie en gebouwgebonden opties (GGO). In Europees verband zijn voortvloeiend uit het Kyoto-verdrag afspraken gemaakt met de lidstaten. Dit zijn resultaatsverplichtingen. Voor Nederland is bepaald dat in 2020 minimaal 14% van de benodigde energie afkomstig is uit duurzame bronnen. Van belang is te weten dat bij deze doestellingen verschillende bepalingsmethoden worden gehanteerd. De 20%-doelstelling is bepaald met de substitutiemethode (uitgedrukt in vermeden primaire energie) De 14% duurzame energie in Europees verband wordt bepaald met de bruto eindverbruikmethode Inmiddels is er het Energieakkoord. In het energieakkoord is de duurzame energiedoelstelling als volgt geformuleerd: 14% hernieuwbare energie in 2020 16% hernieuwbare energie in 2023 Volledig duurzame energiehuishouding in 2050 Uitganspunt hierbij is de bruto eindverbruikmethode.
2. Substitutiemethode versus bruto eindverbruik Bij de substitutiemethode wordt gekeken naar welke fossiele techniek door de duurzame energievoorziening wordt vervangen (substitutie) en wat daarmee aan fossiele primaire energie wordt bespaard. Dit wordt uitgedrukt in vermeden primaire energie. Voorbeeld: zonnecellen. Zonnecellen wekken stroom op welke ter plekke wordt benut of het elektriciteitsnet ingaat. Deze stroom hoeft niet in een energiecentrale te worden opgewekt. Het opwekken van stroom in een energiecentrale gaat gepaard met verliezen (opwekkingsrendement en transport). Het verlies van een gemiddelde Nederlandse energiecentrale bedraagt maar liefst 58%. Om 1 kWh uit een stopcontact te krijgen moet in een centrale 2,38 kWh worden opgewekt. 1 kWh zonnecellen vervangt dus 2,38 kWh. Dit omgerekend naar primaire energie (Joules) geeft de bijdrage aan de duurzame energiedoelstelling in termen van vermeden primaire energie. In bruto eindverbruik is de opwekking van 1 kWh met zonnecellen tevens de bijdrage aan de duurzame energiedoelstelling. Ook deze wordt omgezet naar primaire energie (Joule). De bijdrage van duurzame elektriciteit verschilt in beide methoden aanzienlijk. Om te bepalen wat het aandeel is moet de totale duurzame opwekking worden afgezet tegen de totale energievraag. Ook daarbij zijn beide methoden verschillend. Bij de substitutiemethode is de vraag een optelsom van alle benodigde energie aan het begin van de keten (wat gaat de energiecentrale in) dus inclusief alle verliezen. Bij de bruto eindverbruikmethode wordt het totale verbruik bij alle eindverbruikers opgeteld (kWh’en en m3 gas). 4
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
Op basis van voorgaande wordt duidelijk dat de substitutiemethode en de bruto-eindverbruikmethode onderling moeilijk zijn te vergelijken. Om enig gevoel te krijgen is eerder dit jaar de DE-monitor van 2012 omgezet naar bruto eindverbruik. De regionale visie op duurzame energie is nog altijd gebaseerd op vermeden primaire energie. Om inzichtelijk te krijgen hoe de taakstelling welke is gekozen bij de huidige doelstelling, scoort in de bruto eindverbruikmethode, is deze omgerekend naar bruto eindverbruik. Omdat bij de bruto eindverbruikmethode geen rekening gehouden wordt met verliezen draagt bijvoorbeeld windenergie en opwekking van duurzame elektriciteit in het algemeen, relatief minder bij dan de voorzieningen waarmee duurzame warmte wordt geproduceerd (bijvoorbeeld biomassa verbranding). Hoeveel minder? Dat wordt pas duidelijk als ook de doelstelling wordt uitgedrukt in bruto eindverbruik. Als eerste is de oorspronkelijke visie op duurzame energie met bijbehorende taakstelling anno 2010 een-op-een vertaald naar bruto eindverbruik. Vervolgens is de energievraag bepaald. Daarmee wordt duidelijk welk aandeel de huidige taakstelling heeft in de 14% doelstelling. Het resultaat maakt duidelijk dat de huidige taakstelling niet volstaat om de 14% doelstelling in 2020 te realiseren. In deze notitie wordt een voorzet gedaan op de wijze waarop de doelstelling wel kan worden gehaald. Daarnaast wordt ook de situatie 2023 in beeld gebracht met een voorzet op welke wijze de doelstelling kan worden gerealiseerd.
3. Oorspronkelijke regionale visie op duurzame energie De visie welke voortvloeit uit de Verklaring van Dussen is in onderstaande grafiek uitgebeeld. Deze visie is geheel gebaseerd op vermeden primaire energie.
Figuur 1: Visie op duurzame energie (dd 2010)
5
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
Om deze visie een-op-een om te zetten naar bruto-eindverbruik is het nodig de onderliggende uitgangspunten te beschouwen. In 2010 is geïnventariseerd wat tot dat moment regionale aan duurzame energie is opgewekt. Het resultaat is 3,23 Petajoule (het donkerblauwe blok in de grafiek). In dit cijfer zitten alle opties verwerkt. Samengevat zijn de volgende voorzieningen gerealiseerd. Windenergie: 80 MW verspreid in de regio (Moerdijk, Halderberge, Etten-Leur, Breda, Bergen op Zoom) Bio-energie: bijmenging biobrandstof, afvalverbrandingsinstallatie (biogeen aandeel in huishoudelijk afval), openhaarden, diverse vergisters, rioolwaterzuivering, houtsnippers, duurzame energie uit pluimveemest. Gebouwgebonden opties: 2800 warmtepompen in woningen, 30 utiliteitsgebouwen met WKO en warmtepompen, 2500 zonneboilers en 5100 m2 zonnecellen. Bij de inventarisatie is het totale energieverbruik van de regio bepaald. Aangezien er wordt gewerkt aan de realisatie van windenergie op zee als bijdrage aan de nationale duurzame energiedoelstelling, is het redelijk om een evenredig deel daarvan toe te rekenen naar de regio. Wind op zee levert met een doelstelling van 6000 MW in 2020 een aandeel van 5% van de Nederlandse energievraag. Hetzelfde aandeel is toegerekend naar de regio (het grijze blok in de grafiek). Voor het resterende deel van de doelstelling is een verdeling gemaakt tussen bio-energie, windenergie en gebouwgebonden opties (GGO). Daarbij is eerst gekeken naar Windenergie en bioenergie aangezien dit de grootschalig opties zijn die het meest substantieel bijdragen aan de doestelling. GGO zijn benaderd als een “restpost” waarmee het resterende deel van de doelstelling wordt ingevuld. Windenergie: De taakstelling voor windenergie is gebaseerd op de pijplijnprojecten die bij de inventarisatiefase naar voren zijn gekomen. Van deze projecten zijn alleen die projecten meegenomen die een slaagkans hebben van 70% of meer. Het gaat om de volgende projecten: Etten-Leur
Noordelijk Buitengebied/ Zwartenbergseweg
15 MW
Etten-Leur
Laakse Vrt/ N-buitengebied/ Bollendonkseweg
15 MW
Woensdrecht
Kabeljauwbeek
15 MW
Moerdijk
Oude Dintel
18 MW
Breda
Hazeldonk, bedrijventerrein
9 MW
Tholen
Willempolder
14,8 MW
Tholen
Stavenisse
10,5 MW
Tholen
St. Maartensdijk/ Gemaalweg
12 MW
Bio-energie De inventarisatie heeft voor bio-energie een beperkt aantal pijplijnprojecten opgeleverd. Er was nog een groot onbenut potentieel. Daarom is voor de doelstelling uitgegaan van realiseerbaar potentieel. Dat is volgende overzicht: Optie
Fase
GJ Primair
Benutting
VGI-stromen Agarische reststromen
Potentie Potentie
668.169 305.512
50% 0%
Opbrengst (GJ prim) 334.084 0
Slibvergisting RWZI's
Potentie
367.451
50%
183.726 6
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
Bermggras
Potentie
242.140
0%
0
Mest
Potentie
844.866
80%
675.893
Snoeihout
Potentie
356.011
100%
356.011
Bijmenging bio-brandstof (10%)
Doelstelling
1.863.598
100%
1.863.598
GGO: Het resterende deel van de doelstelling kan als volgt worden ingevuld.
Zonneboilers Zonnecellen Nieuwbouw neutraal
Voorraad naar label B
WKO/WP
10%
gehele voorraad
1
7.765
stuks ZB
woningen
5%
gehele voorraad
10
148.750
m2 PV
bedrijven
100
---
100
10.000
m2 PV
helft met WP
50%
nieuwbouwopgave
1
10.000
stuks
helft passief+ZB
50%
nieuwbouwopgave
1
10.000
stuks ZB
PV
50%
nieuwbouwopgave
30
300.000
m2 PV
isolatie
40%
30% van voorraad
1
62.118
woningen
ZB
50%
30% van voorraad
1
38.824
stuks ZB
PV
25%
30% van voorraad
10
194.119
m2 PV
Utiliteit & overig
100
---
1
100
gebouwen
4. Bruto eindverbruik Alle waarden van de oorspronkelijke visie op duurzame energie (hoofdstuk 4) omgezet naar bruto eindverbruik levert het volgende beeld.
Figuur 2 Visie op duurzame energie (van 2010) vertaald naar bruto eindverbruik
7
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
De een-op-een vertaling naar bruto eindverbruik laat zien dat de 14% doelstelling niet wordt gehaald. Er ligt dus een extra taakstelling voor de regio, zij het dat het regionaal bod windenergie in de visie van 2010 nog niet was betrokken. Het regionaal bod zal worden meegenomen bij de herijking van de regionale visie op duurzame energie. De energievraag is bepaald aan de hand van de gegevens uit de Klimaatmonitor. Dat is een landelijke database gebaseerd op CBS gegevens. Het energieverbruik in 2020 is ingeschat aan de hand van referentieramingen energie en emissies van PBL en ECN.
5. Doelstelling 2020 De doelstelling voor 2020 luidt 14% hernieuwbare energie. Uit de een-op-een vertaling van de oorspronkelijke doelstelling blijkt dat regionaal aanvullend nog 3,77 PJ moet worden gerealiseerd. Het aandeel windenergie op zee voor 2020 is gewijzigd. Het aandeel windenergie op zee is niet langer gebaseerd op de doelstelling 6000 MW in 2020.Deze doelstelling is landelijk losgelaten. In het Energieakkoord is windenergie op zee geactualiseerd en gebaseerd op voorgenomen en lopende aanbestedingen. In 2020 bedraagt de hoeveelheid 2.050 MW en in 2023 groeit het opgesteld vermogen naar 4.450 MW. Dit goed is voor een aandeel van 1,54% respectievelijk 3,35% van de nationale energievraag. Deze wordt evenredig vertaald naar de regionale energievraag. Het doel voor 2020 bedraagt 12,49 PJ aan hernieuwbare energie. Windenergie op zee draagt met 1,38 PJ bij aan dit doel zodat regionaal 11,12 PJ moet worden opgewekt. Na aftrek van het tot en met 2010 gerealiseerde aandeel en de taakstelling zoals opgenomen in de regionale visie op duurzame energie voor bio-energie, windenergie en GGO resteert voor 2020 een aanvullende taak van 3,91 PJ Om na te gaan hoe deze 3,91 PJ kan worden ingevuld is een Excel-model gemaakt. Het model maakt inzichtelijk hoeveel matregelen bijdragen. Het volgende maatregelenpakket levert de benodigde 3,91 PJ. Resultaat Wind Bio-energie
Gebouw gebonden
Aantal MW Mestvergisters ECP Breda ECP Moerdijk Zon-PV
Zonthermisch
WKO
225 potentieel 540 MW max bij huidige projecten 30 potentieel 1200 TJ (75 installaties)
0,56232 0,486 0,185771 1,179731
0,56232
1,851502
van het woningbestand heeft x PV panelen Vermogen Wp/paneel 30% 8 300 0,259058 bedrijfspanden heeft x PV panelen 500 100 300 0,039525 van het woningbestand heeft x m2 zonneboiler 30% 3
0,168288
utilititsgebouwen
x KW warmtepompen met WKO 500 250 van het woningbestand aantal woningen met warmtepomp WKO 10% 30359,8
0,307884 0,724925
1,49968
Totaal PJ
3,913502
Tabel 1 Mogelijk maatregelenpakket voor doelstelling 2020
8
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
Het totaalbeeld van een mogelijke invulling van de doestelling ziet er als volgt uit.
Figuur 3 Mogelijke invulling doelstelling 2020
6. Doelstelling 2023 De nationale doelstelling voor 2023 luidt: een aandeel van 16% hernieuwbare energie. Het aandeel windenergie op zee is in 2023 flink toegenomen tot 4450 MW waarmee al een belangrijk deel van de toename van 14% naar 16% wordt ingevuld. Regionaal is nog slechts 0,22 PJ extra opwekking nodig om de 16% doelstelling te realiseren. Met onderstaande aanvullende maatregelen is dit haalbaar. Wind
Aantal MW
Bio-energie
Mestvergisters Groenafval ECP Breda ECP Moerdijk
Gebouw gebonden
Zon-PV
Zonthermisch
WKO
15
0,1188
0
0
0,1188
0 van het woningbestand heeft x PV panelen 2% bedrijfspanden heeft x PV panelen 100 van het woningbestand heeft x m2 zonneboiler 0%
8
Vermogen Wp/paneel 300
0,044592
100
300
0,00918
3
0
250 van het woningbestand aantal woningen met warmtepomp WKO 0% 0
0,053184
utilititsgebouwen
x KW warmtepompen met WKO 70
0
0,106956
Totaal PJ
0,225756
Tabel 2 Extra maatregelen voor doelstelling 2023
9
Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik 24 oktober 2014
7. Conclusie De huidige rijksdoelstellingen voor klimaatbeleid zijn realiseerbaar binnen de regio. Het vergt wel intensivering van maatregelen in de volle breedte. Naast duurzame energieopwekking zit ook energiebesparing in het scenario voor de energievraag. Energiebesparing is niet in acties uitgewerkt, maar vraagt wel om actie. Een deel van deze acties Voor windenergie is het van belang het regionaal bod te realiseren. Naast het regionale bod zal een belangrijk deel van de overige initiatieven afgerond moeten worden. Alle lopende initiatieven (vanaf 2010) hebben een totaal beoogd vermogen van 375 MW. Met een gemiddeld slaagkanspercentage van ca. 80% bedraagt het reële potentieel 296 MW. Verondersteld mag worden dat daarvan 240 MW realiseerbaar is. Voor bio-energie is het vooral zaak de Energie Conversie Parken in Breda en Moerdijk tot een succes te brengen. Gebouwgebonden opties Hoewel uit de DE-monitoring van de afgelopen jaren is gebleken dat GGO tot op heden enigszins is achtergebleven bij de doelstellingen is ook hier een intensivering nodig. Voordeel van de bruto eindverbruikmethode is dat duurzame warmteprojecten relatief gunstig scoren. Gezien de geringe extra inspanningen die nodig zijn om van 14% naar 16% te gaan wordt aanbevolen om als doelstelling voor 2020 te kiezen voor de regionale taakstelling die hoort bij 2023. Daarmee blijft de regio in lijn met het verleden enigszins voorlopen op de landelijke resultaten.
10