Duurzame Regio Energie Fase 2: Omgevings Benuttings Plan
Auteurs: Dhr. M.P. Nobels Dhr. M. Jongsma HAS KennisTransfer Versie: 1.2 ’s-Hertogenbosch, 25 januari 2005
Initiatiefnemer: Vereniging Innovatief Platteland Dhr. J. Hermans Depute Petersstraat 30 5808 BC Oirlo Tel.: 0478– 578 189 Fax.: 0478 – 578 185
Projectleider: HAS KennisTransfer ing. P.A.E. Lemmens Onderwijsboulevard 221 5223 AZ ‘s-Hertogenbosch Tel: 073 – 692 36 37 Fax: 073 – 692 36 40
Dit project is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van onder andere: “Netwerken in de veehouderij”. Netwerken in de Veehouderij is onderdeel van het programma Verantwoorde Veehouderij, een onderzoeks- en ontwikkelprogramma gericht op vergroting van de maatschappelijke acceptatie van de veehouderij in Nederland, gefinancierd door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gemeente Horst aan de Maas; Gemeente Venray; LLTB; SaWeCo; Rabobank Venray en Meerlo-Wanssum; Provincie Limburg.
Duurzame Regio Energie
Voorwoord Dit rapport is geschreven in het kader van het project Duurzame Regio Energie. Deze rapportage is uitgevoerd door HAS KennisTransfer in opdracht van Vereniging Innovatief Platteland Venray en omstreken. De auteurs, dhr. M.P. Nobels en dhr. M. Jongsma zijn vierdejaars afstuderende studenten die onder begeleiding staan van ing. P.A.E. Lemmens van HAS KennisTransfer. De belevingen en resultaten van het onderzoek zijn terug te vinden in dit rapport. Dit rapport is een onderdeel van het project Duurzame Regio Energie, voorafgaand aan dit rapport heeft er een marktscan plaatsgevonden [7]. Deze rapporten dienen als basis voor het businessplan om de coöperatie Duurzame Regio Energie op te kunnen richten. Onderdelen welke in dit rapport aan bod komen zijn de energiemarkt, subsidieregelingen en opwekkingsmogelijkheden voor duurzame energie met behulp van wind en biomassa in de regio Noord-Limburg. Met behulp van deze onderdelen is bekeken in welke hoedanigheid de coöperatie kan worden opgericht. Voor diegene die geïnteresseerd is naar een specifiek onderwerp wordt verwezen naar de leeswijzer in de inleiding en naar de inhoudsopgave. De auteurs willen graag ing. P.A.E. Lemmens van HAS KennisTransfer, ir. G. Borm en M.P.J. van der Voort van Wageningen UR divisie Praktijkonderzoek Plant & Omgeving bedanken voor de begeleiding tijdens het schrijven van deze rapportage. Onze dank gaat ook uit naar iedereen die ons geholpen heeft, en in het bijzonder naar de betrokken gemeenten en de stuurgroep Duurzame Regio Energie. ‘s-Hertogenbosch, januari 2005
“Omgevings Benuttings Plan”
3
Duurzame Regio Energie
Samenvatting Noord-Limburg wil zich graag profileren als duurzame regio. Grote en kleine bedrijven zijn bezig met initiatieven om energie te besparen in het productieproces. Momenteel wordt er nagedacht over het opwekken van duurzame energie uit biologische reststromen en uit wind. Vereniging Innovatief Platteland Venray en omstreken (VIP) wil hier graag in participeren door ondersteuning te verlenen aan initiatieven voor duurzame energie (DE) opwekking. De overheid stimuleert de opwekking van duurzame energie door middel van subsidies. Momenteel zijn er een aantal initiatieven in de regio om duurzame energie op te wekken. Het doel van het Omgevings Benuttings Plan (OBP) is het achterhalen van de energiepotenties van de omgeving. Hierbij wordt gekeken naar ondermeer de agrarische sector, de voedselproducerende sector en overige bestaande initiatieven. Daarnaast wordt door middel van een studie de economische, technische en organisatorische haalbaarheid getoetst van een coöperatieve organisatie voor productie, beheer en consumptie van duurzame energie in de regio. Binnen deze doelstelling wordt de volgende centrale probleemstelling gehanteerd: Is het opzetten van een organisatie die de exploitatie uitvoert van in de regio opgewekte duurzame energie volgens een coöperatieve gedachte van een groep energieaanbieders en energievragers, haalbaar? Om dit te bereiken zijn er interviews afgenomen met een aantal belangrijke spelers op het gebied van duurzame energie in de regio. Op basis daarvan is bepaald wat de potentie van de regio is en welke mogelijkheden er voor een eventuele coöperatie zijn. De algemene doelstelling van de overheid voor duurzame energie is dat in 2010 circa 5% van de energiebehoefte duurzaam wordt opgewekt. In 2020 zal dit percentage gegroeid moeten zijn naar 10%. Dit kan in Nederland gerealiseerd worden met in hoofdzaak bio- en windenergie. Momenteel staat er aan windenergie in Nederland voor circa 700 mega Watt elektrisch (MWe) aan geïnstalleerd vermogen op het land. Dit moet worden uitgebreid naar 1500 MWe op land. Om de ontwikkeling van windenergie op land te stimuleren is een aantal jaren geleden de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. Deze overeenkomst is afgesloten door het rijk, de provincies, en de vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze overeenkomst staat dat de provincies aan het eind van 2010 een geïnstalleerd vermogen van 1500 MWe aan windenergie moeten hebben gerealiseerd. In de provincie Limburg moet in jaar 2010 minimaal 30 MWe geïnstalleerd zijn. Momenteel staan er nog geen windturbines.
“Omgevings Benuttings Plan”
4
Duurzame Regio Energie
Mestvergisting staat sinds begin 2004 met toenemende mate in de belangstelling. Dit komt mede door subsidie op duurzaam opgewekte energie (milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie, MEP) en de positieve lijst mestvergisting. De MEP-subsidie is ingevoerd in juni 2003. De MEP-subsidie voor bio-energie is voor het jaar 2005 vastgesteld op 0,097 /kWh. Dit is een goede ontwikkeling en zal zeker een bijdrage leveren aan de haalbaarheid van een vergistingsinstallatie. Naast de MEP-subsidie is de positieve lijst mestvergisting in het leven geroepen. Op deze lijst staan producten die gebruikt kunnen worden als co-product in een vergistingsinstallatie. Deze producten zijn niet aangemerkt als zijnde een afvalstof. Hierdoor kan het digestaat, wat overblijft na de vergisting zonder problemen worden afgezet. Een probleem met de huidige lijst is echter dat er weinig energierijke producten op staan. Er zal een aanvulling moeten komen met producten die een grotere energie-inhoud hebben om mestvergisting nog aantrekkelijker te maken. Een ander knelpunt wat speelt sinds het uitbrengen van de positieve lijst mestvergisting heeft te maken met Ruimtelijke Ordening (R.O.). Bij de hernieuwde interesse naar mestvergisting is de vraag gesteld of een mestvergistingsinstallatie kan worden aangemerkt als agrarische activiteit. Met gegevens van de betrokken gemeenten is bekeken wat het potentieel is van de regio om duurzame energie uit biomassa op te wekken. Hieruit is gebleken dat er veel agrarische activiteiten in de regio plaatsvinden. Er is voldoende biomassa voor handen om op grote schaal mest met co-producten te gaan vergisten. Bij de realisatie van een mestvergistingsinstallatie zijn echter nog wel een aantal knelpunten te onderscheiden. Naar verwachting worden deze in de komende periode opgelost, mede door de initiatieven die momenteel spelen. In de komende jaren is de verwachting dat het aantal mestvergistingsinstallaties zal groeien. Ook de realisatie van windturbineparken zal in de komende jaren plaatsvinden, dit komt mede door BLOW. Vanuit deze ontwikkelingen wordt het mogelijk geacht om een coöperatie op te richten die zich bezig houdt met de exploitatie van duurzame energie. De volgende stap zal zijn het schrijven van een businessplan waarin de hoedanigheid van de coöperatie zal worden verwoord.
“Omgevings Benuttings Plan”
5
Duurzame Regio Energie
Inhoudsopgave VOORWOORD.............................................................................................................................3 SAMENVATTING........................................................................................................................4 1
INLEIDING ...........................................................................................................................9
2
DE ENERGIEMARKT .......................................................................................................12 2.1 INLEIDING ......................................................................................................................12 2.2 DIENST UITVOERING EN TOEZICHT ENERGIE (DTE)...........................................................12 2.3 TENNET .........................................................................................................................13 2.3.1 CertiQ....................................................................................................................13 2.3.2 EnerQ ....................................................................................................................13 2.4 REGIONALE NETWERKBEHEERDERS .................................................................................13 2.5 PRODUCENTEN ...............................................................................................................14 2.6 AGGREGATOR.................................................................................................................14 2.7 HANDELAAR ...................................................................................................................14 2.8 CONSUMENT ...................................................................................................................15 2.9 “GARANTIE VAN OORSPRONG” CERTIFICATIE...................................................................16 2.9.1 Garanties van Oorsprong .......................................................................................17 2.9.2 Renewable Energy Certificate System .....................................................................17 2.9.3 Biomassaverklaring................................................................................................17 2.9.4 Steekproef ..............................................................................................................18 2.10 KOSTEN..........................................................................................................................19 2.10.1 Tarieven CertiQ......................................................................................................19 2.10.2 Energieprijzen vs. terugleververgoeding .................................................................19 2.11 VISIES ENERGIELEVERANCIERS........................................................................................21 2.11.1 Westland Energie Services......................................................................................21 2.11.2 ENDON..................................................................................................................22 2.11.3 Echte Energie.........................................................................................................23
3
SUBSIDIEREGELINGEN ..................................................................................................25 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4
MILIEUKWALITEIT VAN DE ELEKTRICITEITSPRODUCTIE (MEP) .........................................25 VRIJE AFSCHRIJVINGEN MILIEUINVESTERINGEN (VAMIL)..............................................26 ENERGIEINVESTERINGSAFTREK (EIA).............................................................................26 MILIEUINVESTERINGSAFTREK (MIA)..............................................................................27 GROENLENINGEN ............................................................................................................27 LEASECONSTRUCTIE .......................................................................................................28
WINDENERGIE .................................................................................................................29 4.1 INLEIDING ......................................................................................................................29 4.2 TECHNIEK ......................................................................................................................29 4.3 TERUGVERDIENTIJD ........................................................................................................30 4.3.1 Investeringskosten ..................................................................................................30 4.3.2 Afschrijving en rente...............................................................................................31 4.3.3 Opbrengsten...........................................................................................................31 4.3.4 Berekening eenvoudige terugverdientijd..................................................................31 4.4 KOSTEN- EN BATENANALYSE ..........................................................................................33 4.5 HET BELEID ....................................................................................................................33 4.5.1 Landelijk ................................................................................................................33 4.5.2 Provinciaal beleid noordwest Limburg....................................................................34 4.5.3 Gemeentelijk beleid ................................................................................................34 4.6 INITIATIEVEN..................................................................................................................35 4.6.1 Houbensteyn...........................................................................................................35 4.6.2 Initiatief van dhr. G. Billeckes.................................................................................35
“Omgevings Benuttings Plan”
6
Duurzame Regio Energie
4.7 5
KANTTEKENING WINDENERGIE ........................................................................................36
BIO-ENERGIE....................................................................................................................37 5.1 INLEIDING ......................................................................................................................37 5.2 TECHNIEKEN ..................................................................................................................38 5.2.1 Voordelen...............................................................................................................40 5.3 TERUGVERDIENTIJD ........................................................................................................42 5.3.1 Investeringskosten ..................................................................................................42 5.3.2 Afschrijving en rente...............................................................................................43 5.3.3 Opbrengsten...........................................................................................................43 5.3.4 Onderhoud .............................................................................................................44 5.3.5 Arbeid ....................................................................................................................44 5.3.6 Berekening eenvoudige terugverdientijd..................................................................44 5.4 KOSTEN- EN BATENANALYSE ..........................................................................................47 5.5 HET BELEID ....................................................................................................................47 5.5.1 Landelijk Beleid......................................................................................................47 5.5.2 Provinciaal en gemeentelijk beleid..........................................................................49 5.6 REGIONALE MOGELIJKHEDEN ..........................................................................................50 5.6.1 Hoeveelheid biomassa in de regio...........................................................................51 5.6.2 Theoretisch potentieel aan duurzame energie..........................................................53 5.6.3 Beschikbaarheid geïnventariseerde biomassastromen .............................................56 5.7 INITIATIEVEN..................................................................................................................57 5.7.1 Oerlemans Foods Nederland B.V./Laarakker groenteverwerking B.V. .....................58 5.7.2 Maatschap Dobbe/Frese biogas B.V. ......................................................................58 5.7.3 Houbensteyn...........................................................................................................59 5.7.4 Concrete initiatieven: Klavertje-4 ...........................................................................59 5.7.5 Andere marktspelers...............................................................................................60
6
COÖPERATIEVE AFZET VS. MARKTWERKING ........................................................61 6.1 INLEIDING ......................................................................................................................61 6.2 BEDRIJFSVORM COÖPERATIE ...........................................................................................62 6.3 OPTIE 1: ENERGIELEVERANCIER ......................................................................................64 6.3.1 Organisatorische haalbaarheid...............................................................................64 6.3.2 Economische haalbaarheid.....................................................................................65 6.3.3 Technische haalbaarheid ........................................................................................67 6.3.4 Voor- en nadelen ....................................................................................................67 6.4 OPTIE 2: ENERGIE-INZAMELCOÖPERATIE ..........................................................................68 6.4.1 Organisatorische haalbaarheid...............................................................................68 6.4.2 Economische haalbaarheid.....................................................................................69 6.4.3 Technische haalbaarheid ........................................................................................69 6.4.4 Voor- en nadelen ....................................................................................................70 6.5 OPTIE 3: ADMINISTRATIE COÖPERATIE .............................................................................70 6.5.1 Organisatorische haalbaarheid...............................................................................70 6.5.2 Economische haalbaarheid.....................................................................................71 6.5.3 Technische haalbaarheid ........................................................................................71 6.5.4 Voor- en nadelen ....................................................................................................71
7
KNELPUNTENANALYSE .................................................................................................72 7.1 7.2 7.3 7.4
COÖPERATIE ...................................................................................................................72 INITIATIEVEN..................................................................................................................74 GEMEENTE .....................................................................................................................75 MARKT ..........................................................................................................................75
8
ADVIES ...............................................................................................................................77
9
LITERATUURLIJST..........................................................................................................78
BIJLAGE 1: INTERVIEWS......................................................................................................... I
“Omgevings Benuttings Plan”
7
Duurzame Regio Energie
BIJLAGE 2: GEMEENTEN..................................................................................................... XII BIJLAGE 3: KOSTEN EN BATEN.........................................................................................XXI BIJLAGE 4: POSITIEVE LIJST MESTVERGISTING...................................................... XXIV
“Omgevings Benuttings Plan”
8
Duurzame Regio Energie
1
Inleiding Noord-Limburg wil zich graag profileren als een duurzame regio. Grote en kleine bedrijven zijn bezig met initiatieven om energie te besparen in het productieproces. “Waarom resthout uit Canada over de hele wereld verschepen om het vervolgens in Nederland te verbranden voor duurzame energie opwekking, terwijl er voldoende snijhout in ons eigen land vrijkomt voor dit doeleinde”. Momenteel zijn er ontwikkelingen gaande om duurzame energie op te wekken uit wind en biologische reststromen. Vereniging Innovatief Platteland Venray en omstreken (VIP) wil hier graag in participeren door ondersteuning te verlenen aan initiatieven voor duurzame energie (DE) opwekking. De overheid stimuleert de opwekking van duurzame energie door middel van subsidies. Momenteel zijn er een aantal initiatieven in de regio om duurzame energie op te wekken. Het doel van het Omgevings Benuttings Plan (OBP) is het achterhalen van de energiepotenties van de regio Noord-Limburg. Belangrijk is het om te bepalen hoeveel biomassa per jaar beschikbaar is en of deze interessant is voor vergisting. Hierbij wordt gekeken naar: agrarische sector; voedselproducerende sector; gemeentelijk afval. Verder is het belangrijk te kijken naar de energiemarkt en de huidige initiatieven. Dit om een inschatting te kunnen maken van de ontwikkelingen die op dit moment plaatsvinden. Daarnaast wordt door middel van een studie de economische, technische en organisatorische haalbaarheid getoetst van een coöperatieve organisatie voor productie, beheer en consumptie van duurzame energie in de regio. Binnen deze doelstelling wordt de volgende centrale probleemstelling gehanteerd: Is het opzetten van een organisatie die de exploitatie uitvoert van in de regio opgewekte duurzame energie volgens een coöperatieve gedachte van een groep energieaanbieders en energievragers, haalbaar? En zo ja, onder welke voorwaarden? In deze rapportage is in eerste instantie gekeken naar een viertal gemeenten (zie figuur 1.1). De gemeenten zijn: Horst aan de Maas; Meerlo-Wanssum; Venray; Venlo. figuur 1.1: overzichtskaart Noord-Limburg
“Omgevings Benuttings Plan”
9
Duurzame Regio Energie
De regio Noord-Limburg is een goede voedingsbodem voor het opwekken van bio-energie [1-7]. Dit laat zich kenmerken door: concentratie van agrarische activiteit; grote diversiteit; goede infrastructuur; innovatieve regio, waaronder bedrijfsleven en gemeenten; veelheid gemeentelijke duurzame activiteiten. De agrarische sector speelt een belangrijke rol in de regio [7]. In het gebied zijn in totaal ruim 700 primaire bedrijven gevestigd. Een grote en sterke primaire sector is een sterk punt van de agribusiness in de regio. Ook het reconstructiebeleid biedt ontwikkelingsmogelijkheden voor de primaire sector in de regio. Als de primaire sector dit ziet en blijft investeren in nieuwe systemen en producten zal dit positief doorwerken in de agribusiness. Daarnaast is er in de reconstructie ook plaats gemaakt voor nieuwe initiatieven, zoals het opzetten van een mestverwerkingsbedrijf. De agribusiness in de regio heeft tevens een grote diversiteit aan agrarische activiteiten. Dit staat weergegeven in tabel 1.2. ACTIVITEITEN
EENHEID
HORST
VENRAY
VENLO
TOTAAL
157 88,6 n.b.
MEERLOWANSSUM n.b. n.b. n.b.
fruitteelt glastuinbouw akkerbouwgrond braak liggend rundvee en vleeskalveren vleesvarkens fokvarkens pluimvee
hectare hectare hectare
400 94 2.146
1,4 240 43
558 423 2.189
stuks stuks stuks stuks
11.622 65.457 12.340 74.167
4.719 15.510 4.224 1.373.277
13.996 401.703 34.750 3.471.210
1.340 12.185 968 246.623
31.677 494.855 52.282 5.165.277
tabel 1.2: gegevens van de agrarische sector n.b. = niet bekend
Het merendeel van de agribusinessbedrijven in de regio hebben een goede infrastructurele bereikbaarheid. Tevens is in de gemeente Meerlo-Wanssum een haven met een opslag- en overslagfunctie van goederen aanwezig die voor 12% van de agribusiness van direct belang is.
“Omgevings Benuttings Plan”
10
Duurzame Regio Energie
De agribusiness in de regio is innovatief [1]. Hierbij is kennisontwikkeling en -uitwisseling van essentieel belang. De agribusiness en de gemeenten staan open voor innovatieve ideeën. Gemeenten willen duurzaamheid stimuleren door het initiëren van duurzame projecten. Voorbeelden hiervan zijn: zwembaden die mogelijk verwarmd zullen worden met behulp van een WarmteKrachtinstallatie (WKK) die gestookt wordt op biobrandstof; duurzame bedrijventerreinen; een voorbeeld is Trade Port Noord (TPN). Hier maken bedrijven gebruik van collectieve diensten; Agro Ecopark; een bedrijvenpark waar hoogwaardige, duurzame bedrijven moeten gaan neerstrijken. Deze zullen kunnen profiteren van en voortborduren op de kennis die op het terrein wordt ontwikkeld; duurzame glastuinbouwgebieden Siberië en Californië. Door interviews af te nemen met een aantal belangrijke spelers op het gebied van duurzame energie in de regio is bepaald wat de potentie van de regio is en welke mogelijkheden er voor een eventuele coöperatie zijn. Ondermeer is gesproken met personen van: de betrokken gemeenten; voedsel producerende sector; leverancier van vergistingsinstallatie; energieleveranciers; initiatieven. De opbouw van dit rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 staat beschreven welke actoren een rol spelen op de energiemarkt. Verder wordt ingegaan op het certificatensysteem en welke kosten producenten, handelaren en consumenten kunnen verwachten. Ook zijn visies van energieleveranciers opgenomen over de oprichting en mogelijkheden voor de coöperatie Duurzame Regio Energie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de subsidieregelingen waar mogelijk gebruikt van kan worden gemaakt door de ondernemer/producent van duurzame energie. Wat zijn de mogelijkheden en wat levert dit op. Windenergie komt in hoofdstuk 4 aan bod. Hierin wordt de techniek beschreven en een inschatting gemaakt wat de mogelijkheden zijn voor de provincie Limburg. In hoofdstuk 5 wordt het onderwerp bio-energie besproken. Wat zijn de mogelijkheden met de diverse biomassastromen en in welke hoeveelheden zijn deze beschikbaar. Verder is nagegaan in welke stadium de huidige initiatieven zich bevinden. Naar aanleiding van de voorgaande hoofdstukken zijn in hoofdstuk 6 een drietal opties voor een mogelijke opzet van de coöperatie Duurzame Regio Energie bedacht en besproken, waarna in hoofdstuk 7 een advies is geformuleerd voor de oprichting van de coöperatie.
“Omgevings Benuttings Plan”
11
Duurzame Regio Energie
2
De energiemarkt
2.1
Inleiding De energiemarkt van Nederland is een complex samenwerkingsverband van verschillende actoren. De verbanden en de positie van de verschillende actoren zijn weergegeven in figuur 2.1. De actoren worden in dit hoofdstuk nader toegelicht, de structuur van de energiemarkt wordt dan duidelijk. Daarnaast komt bij de productie van duurzame energie certificering kijken. Met behulp van de uitgekeerde certificaten kan de energie als duurzame energie worden verkocht. Voor een eventuele coöperatie is het mogelijk om een aantal verschillende taken uit te voeren (producent en aggregator/handelaar). Ook wordt ingegaan op de kosten die de verschillende actoren kunnen verwachten.
!
figuur 2.1: actoren energiemarkt
2.2
Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) De uitvoering en toezicht op de naleving van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is opgedragen aan de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe). DTe functioneert onder de Minister van Economische Zaken en is ondergebracht bij de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa).
“Omgevings Benuttings Plan”
12
Duurzame Regio Energie
2.3
TenneT TenneT is de Nederlandse Transmission System Operator (TSO) en beheerder van het landelijke hoogspanningsnet. Op dit moment beheert TenneT het 220 kV en 380 kV-net in Nederland. Ook het 150 kV-net in Zuid-Holland valt onder TenneT. TenneT verbindt alle regionale elektriciteitsnetten en het Europese elektriciteitsnet met elkaar. Naast het beheer van het net, bewaakt TenneT de betrouwbaarheid en de continuïteit van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening. Dit gebeurt door het transportnet op onpartijdige wijze beschikbaar te stellen voor elektriciteitstransporten. Verder zorgt TenneT voor de noodzakelijke balans tussen vraag en aanbod in Nederland. Aangezien het transport van elektriciteit niet ophoudt bij de landsgrenzen word er samen gewerkt met de andere Europese TSO' s. Sinds oktober 2001 is de Nederlandse overheid 100% aandeelhouder van TenneT. TenneT is door de overheid aangewezen om de milieukwaliteit elektriciteitsproductie (MEP) regeling uit te voeren. TenneT heeft hiervoor het dochterbedrijf EnerQ en CertiQ opgericht.
2.3.1
CertiQ CertiQ is de instantie die de certificaten voor duurzame energie verstrekt. Er wordt een certificaat afgegeven voor elk duurzaam geproduceerde MWh. De hoeveelheden MWh geproduceerde duurzame energie worden door de regionale netbeheerder maandelijks aan CertiQ doorgegeven. Op het door CertiQ afgegeven certificaat staan een aantal EANcodes, via deze codes kan achterhaald worden wie de producent, meetinstantie en de groenverklarende instantie is. Het certificaat komt op de zogenaamde certificatenbank van CertiQ te staan bij de desbetreffende handelaar welke door de producent is aangegeven.
2.3.2
EnerQ Producenten die in Nederland duurzame energie opwekken komen in aanmerking voor een subsidie, de zogenaamde MEP-subsidie. Een producent moet zijn ingeschreven bij CertiQ. Certificaten die worden aangemaakt door CertiQ komen automatisch in het systeem van EnerQ. Vervolgens kan de subsidie door EnerQ worden uitbetaald.
2.4
Regionale netwerkbeheerders De regionale netwerkbeheerders zijn bedrijven welke één of meerdere lokale netwerken beheren. Deze zijn weer aangesloten op het netwerk van TenneT. De producenten van duurzame energie leveren aan het lokale netwerk. De tarieven die de regionale netbeheerders in rekening mogen brengen voor het gebruik van het netwerk stelt de overheid via de toezichthouder DTe vast. De tarieven voor aansluiting en transport van energie liggen vast, evenals de belastingen die de overheid op het energieverbruik heft. Verder geeft de netwerkbeheerder productieverklaringen af voor de installatie. Deze kijkt of de meetinstallatie van de productielocatie voldoet aan de wettelijke eisen en of de geproduceerde kWh eenvoudig gemeten kan worden.
“Omgevings Benuttings Plan”
13
Duurzame Regio Energie
2.5
Producenten Een bedrijf dat elektriciteit produceert en teruglevert aan het elektriciteitsnet is een producent. Er kan een scheiding worden gemaakt tussen bedrijven die groene stroom produceren en bedrijven die grijze stroom produceren. Installaties die duurzame energie opwekken komen in aanmerking voor de MEP-subsidie. Duurzame energie kan opgewekt worden met bijvoorbeeld: windturbines; biomassacentrales; zonne-installaties; waterkrachtcentrales.
2.6
Aggregator Een aggregator is een tussenpersoon van de producent en de handelaar. Deze kan meerdere productielocaties beheren waardoor deze de duurzame energie in bulk kan verkopen. Hierdoor kan deze een hogere prijs en een betere leveringsgarantie bedingen. Een producent kan zelf een aggregator zijn (voorbeeld is Essent energie). Een aggregator krijgt fysiek toegang tot het certificatensysteem met behulp van een tokencard (een logaritmische code generator). De aggregator kan twee verschillende taken uitvoeren: de aggregator kan van de bij hem aangesloten biomassaproducenten de meetwaarden in het systeem zien. Voor die meetwaarden kan hij in percentages aangeven in hoeverre de verschillende deelstromen zijn ingezet; de aggregator kan voor de bij hem aangesloten producenten aangeven welke handelaar de meetwaarden moet ontvangen. Een meetwaarde kan ook gesplitst worden en naar meerdere handelaren overgemaakt worden. Partijen kunnen zich tegelijkertijd inschrijven als producent, aggregator en handelaar.
2.7
Handelaar De handelaar is de eigenaar van de certificaten op zijn account. Een producent geeft aan welke handelaar (eventueel met een aggregator als tussenpersoon) de certificaten bijgeschreven moet krijgen. De handelaar kan er onder andere voor kiezen om de certificaten te verhandelen met andere handelaren of de duurzame energie te verkopen. De certificaten worden dan overgemaakt naar de belastingsdienst. Het laatste is het geval wanneer de handelaar ook de uiteindelijke energieleverancier is.
“Omgevings Benuttings Plan”
14
Duurzame Regio Energie
2.8
Consument Iedereen consumeert elektriciteit. Grofweg kan de groep die consumeert worden verdeeld in drie groepen: overheidsinstellingen; bedrijven; particulieren. In tabel 2.2 staan het aantal huishoudens en bedrijven weergegeven. De gegevens zijn afkomstig van het CBS. HORST MEERLO-WANSSUM VENRAY aantal huishoudens 10.988 2.895 15.343 aantal bedrijven 1.460 385 1.830 tabel 2.2: aantallen huishoudens en bedrijven in de gemeenten
VENLO 40.275 4.010
Uit de gegevens van de toezichthouder DTe blijkt dat het gemiddelde verbruik voor een: huishouden 3.375 kWh per jaar is; midden/klein bedrijf 35.000 kWh per jaar is. HORST
MEERLOWANSSUM
aantal 37.084.500 9.770.625 huishoudens midden/klein 51.100.000 13.475.000 bedrijf gemeentelijke n.b. n.b. instanties tabel 2.3: verbruik elektriciteit in kWh n.b. = niet bekend
VENRAY
VENLO
TOTAAL
51.782.625
135.928.125
234.565.875
64.050.000
140.350.000
268.975.000
n.b.
2.222.800
2.222.800
Uit tabel 2.3 kan worden afgelezen wat de geschatte afzet van elektriciteit in de regio is. Gemeenten hebben een voorbeeldfunctie ten opzichte van de burgers. Duurzame energie kan voor de gemeente een goed imago betekenen. Met name doordat de opgewekte energie “uit de regio” komt. Verder creëert de gemeente werkgelegenheid door op deze wijze de agrarische sector te stimuleren. Voor bedrijven buiten de voedsel producerende sector is duurzame energie vanwege de hogere prijs waarschijnlijk niet interessant. Door het grote verbruik kan een bedrijf een korting bedingen op de energie-inkoop. Een iets lagere prijs per kWh levert op jaarbasis een groot bedrag op. Als het bedrijf toch kiest voor duurzame energie zal dit gebeuren uit maatschappelijk belang. Bijvoorbeeld het verbeteren van het imago van het bedrijf en het stimuleren van de werkgelegenheid en dus de economie in de regio. Voor bedrijven binnen de voedselproducerende sector kan het wel degelijk een interessante optie zijn om duurzame energie te verbruiken. De term business to business wordt tegenwoordig vaak gebruikt. Voorbeeld is een veevoederbedrijf die toezegt energie af te nemen van de boer die op zijn beurt veevoer afneemt van het veevoederbedrijf.
“Omgevings Benuttings Plan”
15
Duurzame Regio Energie
2.9
“Garantie van Oorsprong” certificatie Certificering van de duurzame energie is niet eenvoudig. Door middel van figuur 2.4 en een korte uitleg wordt het certificeringsysteem uitgelegd. De producent produceert duurzame energie. Deze energie wordt aan het regionale net geleverd. Wanneer dit duurzaam geproduceerd is worden hiervoor certificaten aangemaakt voor elke MWh geproduceerd. Deze certificaten zijn het bewijs van duurzame opwekking en worden aangemaakt bij CertiQ. Op deze certificaten staan verschillende gegevens, te weten: producent; meetinstallatie; groenverklarende instantie. De producent ontvangt geen certificaten, maar geeft vooraf aan welke handelaar de certificaten ontvangt. Op het moment dat de meetwaarden omgezet worden in certificaten door CertiQ kan EnerQ deze in haar systeem ook zien. Vervolgens keren zij de subsidie uit aan de producent. Productiecertificaten zijn een verzamelnaam voor WKK-certificaten, Garantie van Oorsprong (GvO' s) en Renewable Energy Certificate System (RECS-certificaten). Alle drie de soorten certificaten worden ten allen tijden bijgeschreven op het account van een handelaar, waarna EnerQ ze ook in haar systeem kan zien. De handelaar is dus de eigenaar, EnerQ kan alleen zien dat deze certificaten uitgegeven zijn! De certificaten zijn verhandelbaar via de “Garantie van Oorsprong” certificatenbank. Wanneer de handelaar de duurzame energie heeft verkocht is het certificaat niet meer geldig. Deze wordt dan overgeboekt naar de belastingdienst. Zo wordt voorkomen dat certificaten dubbel worden uitgegeven, immers elektriciteit kan ook niet twee keer worden gebruikt.
“Omgevings Benuttings Plan”
16
Duurzame Regio Energie
"
#
%
#
!' & % # ) $ &
%
&
$
" * +
+ +
(
& +
&
!'
$ $
( !
+
figuur 2.4: werking certificaten 2.9.1
Garanties van Oorsprong Per 1 januari 2004 is een nieuwe regeling van kracht geworden, namelijk de Ministeriële Regeling Garanties van Oorsprong. De term die daarmee op dit moment gebruikt wordt voor de officiële certificaten die zijn afgegeven door CertiQ, is de term ' Garantie van Oorsprong'(GvO) volgens dhr. G.L.M. Steenaert, van de firma CertiQ.
2.9.2
Renewable Energy Certificate System Renewable Energy Certificate System (RECS) staat volledig los van GvO. Het RECS systeem is ontstaan op commercieel initiatief van verschillende Europese handelaren. Binnen het systeem worden certificaten uitgegeven die niet geldig zijn voor de Nederlandse wet, maar commercieel gezien wel als bewijs van duurzame elektriciteit. Aangezien het RECS systeem al een internationaal bestaand systeem was is dit systeem gebruikt als paraplu om de GvO internationaal verhandelbaar te maken. Een GvO kan ook tegelijkertijd geldig zijn voor RECS. Echter, op het moment dat het certificaat geredeemed wordt (als gebruikt wordt aangewezen) dan vervalt uiteraard de geldigheid van het gehele certificaat. Het certificaat kan daarmee zowel voor RECS als voor GvO ingezet worden, al zal vooral de GvO waarde gebruikt worden omdat deze wettelijk is vastgelegd.
2.9.3
Biomassaverklaring In de ‘Tweede wijziging regeling groencertificaten’ is bepaald dat per 1 januari 2003 een producent van duurzame energie met behulp van biomassa voor aanvang van de productie aan dient te geven welke brandstoffen er ingezet gaan worden. Een dergelijke verklaring dient minimaal eens in de zes maanden overlegd te worden. Als er binnen de looptijd van een verklaring een nog niet vermelde brandstof wordt ingezet, kan er eerder een nieuwe verklaring worden overlegd. Deze dient minimaal één maand voor aanvang van productie te worden aangevraagd.
“Omgevings Benuttings Plan”
17
Duurzame Regio Energie
De biomassaverklaring is bedoeld om het voor CertiQ mogelijk te maken om een steekproef te houden en om certificaten uit te geven naar soort biomassa. Op aangeven van CertiQ dient een biomassaproducent eens in het jaar een steekproef uit te laten voeren. Een producent die elektriciteit genereert uit biogas hoeft dit maar eens in de twee jaar te doen. De biomassaverklaring onderscheidt in hoofdlijnen twee soorten biomassa: zuivere biomassa; mengstromen. Zuivere Biomassa Zuivere biomassa kan verdeeld worden in ' naar haar aard zuivere biomassa'en ' niet naar haar aard zuivere biomassa' . Naar haar aard zuiver is brandstof die bestaat uit minstens 99% biomassa. Dit is dus met minder dan 1% vervuild met bijvoorbeeld plastic of PAK. Voorbeeld van zuivere biomassa zijn: koffieresten, GFT, olifantgras of kippenmest. Het Nederlands Normalisatie instituut (NEN) heeft een lijst opgesteld van biomassa voor energietoepassing, de Nederlandse Technische Afspraken 8003 (NTA 8003). Op deze lijst valt na te gaan welke stoffen tot de ' naar haar aard zuivere biomassa'kunnen worden gerekend. Niet naar haar aard zuiver zijn brandstoffen die minder dan 3% vervuild zijn. Deze brandstoffen komen in aanmerking voor GvO-certificaten. Mengstromen Met een mengstroom wordt bedoeld: ' een tot elektriciteit te verwerken brandstof waarin het niet mogelijk is de biomassa en de niet-biomassa te scheiden.'Een voorbeeld hiervan is huisafval. Sinds juli 2003 is het mogelijk om voor mengstromen in aanmerking te komen voor GvO-certificaten. 2.9.4
Steekproef Producenten van duurzame energie die is opgewekt met behulp van biomassa dienen volgens de specificaties van de wet een steekproef te laten uitvoeren wanneer CertiQ dit aangeeft. CertiQ kan dit aangeven op het moment dat op de biomassaverklaring een naar haar aard zuivere biomassa is opgegeven. Steekproeven worden uitgevoerd door daartoe erkende en bevoegde instanties. Het Ministerie van Economische Zaken heeft een lijst opgesteld van instanties die hiertoe bevoegd zijn.
“Omgevings Benuttings Plan”
18
Duurzame Regio Energie
2.10
Kosten Op de energiemarkt zijn er meerdere kosten waar een producent, handelaar en aggregrator mee te maken krijgen. Denk hierbij ondermeer aan de kosten voor het verkrijgen en het verhandelen van de certificaten en de elektriciteitsprijzen.
2.10.1 Tarieven CertiQ CertiQ berekent verschillende tarieven voor de actoren: producent; aggregator; handelaar. In tabel 2.5 staat een overzicht van de tarieven zoals deze worden doorberekend naar de verschillende actoren. INSCHRIJVINGSKOSTEN [ ]
LIDMAATSCHAP* [ ]
producent
25
25
aggregator
2500
2500
handelaar
2500
2500
tabel 2.5: overzicht tarieven CertiQ * Dit bedrag wordt niet aangepast in het geval een aansluiting slechts een gedeelte van een kalenderjaar ingeschreven staat.
Verder zijn er nog kosten verbonden aan het handelen in certificaten: de kosten voor de aanmaak van groencertificaten bedragen per 1 juli 2003 EUR 0,037 per MWh. Deze kosten worden in rekening gebracht aan de partij op wiens account de certificaten worden bijgeschreven; per transactie bedragen de kosten EUR 0,01 per MWh. Deze worden in rekening gebracht aan de kopende partij; voor het inleveren van een certificaat om hiermee een duurzame levering van elektriciteit te bewijzen, wordt op dit moment EUR 0,074 per MWh doorberekend aan de handelaar. 2.10.2 Energieprijzen vs. terugleververgoeding In deze prijsvergelijking is gebruik gemaakt van de tarieven die door energieleveranciers momenteel worden doorberekend aan consumenten (http://www.energiewereld.nl). De vergelijking is gebaseerd op het gebruik van duurzame energie met een dubbel tarief. De prijzen die in grafiek 2.6 staan hebben betrekking op de kale energieprijs. Dit wil zeggen dat de energiebelasting (REB) niet is meegenomen, omdat deze gelijk is bij alle energieleveranciers.
“Omgevings Benuttings Plan”
19
Duurzame Regio Energie
kWh-tarief voor gebruik duurzame energie 8,00 7,00
cent/kWh
6,00 5,00
Normaal [ /kWh]
4,00
Dal [ /kWh]
3,00 2,00 1,00
En ec o
n Nu o
RE N
t Es se n
D
ur io
n
nd W es tl a
En e
rg i
eb e
In
dr ij
f.c
te rg
as
om
0,00
leveranciers
figuur 2.6: elektriciteitsprijzen voor duurzame energie
Zoals te zien is in figuur 2.6 verschillen de terugleververgoedingen per energiebedrijf nogal. Het is dan ook raadzaam om verschillende offertes aan te vragen als producent om zo een optimaal rendement te halen voor de teruggeleverde energie. Op de website van de toezichthouder DTe staan minimale terugleververgoedingen voor duurzame energie die door producenten aan het net wordt geleverd. De producent sluit een contract af met een handelaar waarin wordt afgesproken wat de producent krijgt voor zijn geleverde duurzame energie. In tabel 2.7 staan twee tarieven: wat moet de consument betalen; wat krijgt de producent van duurzame energie minimaal. LEVERANCIER Essent Westland NRE Eneco Nuon
TARIEVEN* CONSUMENT NORMAAL 7,19
TERUGLEVERVERGOEDING NORMAAL 5,97
TARIEVEN* CONSUMENT DAL 4,10
TERUGLEVERVERGOEDING DAL 2,44
7,40 5,20 7,22 7,40
5,64 4,51 5,79 5,43
4,25 2,40 4,02 4,04
2,67 2,02 2,57 2,25
tabel 2.7: tarieven en terugleververgoeding *site: http://www.dte.nl
Zoals te zien is in tabel 2.7 zit er een marge tussen de prijs voor de consument en de vergoeding voor de producent. Om dit verduidelijken is dit grafisch uiteengezet in figuur 2.8.
“Omgevings Benuttings Plan”
20
Duurzame Regio Energie
Energieprijzen vs. vergoeding 8,00 7,00
Tarieven consument normaal Terugleververgoeding normaal
cent/kWh
6,00
Tarieven consument dal
5,00
Terugleververgoeding dal 4,00 3,00 2,00 1,00
uo n N
En ec o
E N R
W es tl a nd
Es se nt
0,00
leverancier
figuur 2.8: energieprijzen vs. terugleververgoeding
Binnen deze marges zijn er mogelijkheden voor DRE om prijsafspraken te maken met de leveranciers. Wel moet rekening gehouden worden met de energieleverancier, deze maakt onkosten, ondermeer: personeel; facturering; certificering; Daarnaast zijn de marges die ontstaan ook variabel. Dit heeft te maken met de schommelingen van de energieprijzen op de energiemarkt. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat het lang lopende contracten zijn (10 jaar) en de prijs van energie (zowel gas als elektriciteit) de komende jaren waarschijnlijk zullen gaan stijgen. 2.11
Visies energieleveranciers Er is gesproken met diverse energieleveranciers en wat zij zouden kunnen betekenen voor DRE.
2.11.1 Westland Energie Services Westland Energie Services is een energiebedrijf die, zoals de naam al zegt, uit het Westland afkomstig is. Dit bedrijf focust zich voornamelijk op de glastuinbouw, deze sector is in het Westland het grootst.
“Omgevings Benuttings Plan”
21
Duurzame Regio Energie
Het tweede glastuinbouwgebied van Nederland ligt in Limburg. De glastuinbouw is een sector waar duurzaamheid belangrijk is. Er is dan ook een convenant glastuinbouw en milieu (GLAMI) gesloten tussen overheid en sector. In GLAMI staan de doelen welke in 2010 moeten zijn gehaald. De doelen welke zijn afgesproken met de sector zijn: het verminderen van de uitstoot van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en CO2; het efficiënter maken van het energiegebruik en de toepassing van duurzame energie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Deze regels zijn ook in de wet vastgelegd, meer precies in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Glastuinbouw, die in 2001 van kracht werd. Eén van de doelen die in GLAMI is opgenomen is het bereiken van 4% duurzame energie toepassing. In glastuinbouwgebieden wordt al veelvuldig gebruik gemaakt van WKKinstallaties. Deze installaties zijn alleen niet voor honderd procent duurzaam, immers de installaties worden op aardgas gestookt. Wanneer een WKK-installatie wordt gevoed met plantaardige olie kan de energie voor honderd procent duurzame energie verkocht worden. Dhr. E.A.J.M. Coolen van Westland Energie Services heeft interesse getoond in DRE, omdat zij graag meer naamsbekendheid wil in de regio. DRE wil alle duurzame energie bundelen in de regio en dan verkopen aan derden. Westland Energie Services is van mening dat zij van toegevoegde waarde kunnen zijn bij het verkopen van deze energie. Westland Energie Services heeft jarenlang ervaring met het verkopen van energie en dus de benodigde expertise in huis. Daarnaast zijn zij van mening dat een aantal activiteiten die nu ook gedaan worden door Westland Energie Services van toegevoegde waarde kunnen zijn voor DRE, onder andere: flexibele contracten; administratieve werkzaamheden; klein bedrijf, korte lijnen; taal van de boer, praktisch; regelt aanvraag MEP-subsidie. De toegevoegde waarde voor Westland Energie Services is dat deze meer naamsbekendheid en een bredere doelgroep krijgt in de regio, al dan niet onder een andere naam. 2.11.2 ENDON De liberalisering van de Nederlandse energiemarkt biedt nieuwe mogelijkheden voor eigenaren van WKK- en vergistingsinstallaties. Door het slim benutten van de capaciteit van deze installaties kan er extra geld verdiend worden op de energiemarkt. Het brengen van duurzame energie naar de energiemarkt doet ENDON. ENDON staat voor Energie Netwerk Decentrale Opwekking Nederland. Met het “ENDON-systeem” wordt de capaciteit van de installatie geoptimaliseerd en wordt de duurzame energie verhandelt op de energiemarkt, hierdoor wordt het maximale rendement uit de installatie gehaald.
“Omgevings Benuttings Plan”
22
Duurzame Regio Energie
Op uren dat de elektriciteit zelf niet of maar deels wordt gebruikt, kan de installatie de duurzame energie leveren aan het net. Per megawatt elektrisch vermogen zijn extra inkomsten van enkele duizenden euro' s per maand te behalen. ENDON komt voort uit een samenwerking tussen Ecofys en Visiq: Ecofys is al jaren actief op het gebied van duurzame energievoorziening. Ecofys loopt voorop in de ontwikkeling van duurzame energie en energiebesparing. Kennis en innovatie zijn voor Ecofys sleutelfactoren om ideeën van vandaag om te zetten in producten van morgen; Visiq heeft jarenlange ervaring op het gebied van software ontwikkeling en advisering betreffende automatiseringsvraagstukken. Visiq heeft diverse grote softwaresystemen ontwikkeld en succesvol geïmplementeerd. De bundeling van krachten, Ecofys en Visiq, heeft geleid tot de ontwikkeling van het “ENDON-systeem” en de opbouw van een organisatie waarin jarenlange ervaring en expertise voor handen is ten aanzien van energiebesparing, energiecontracten, optimalisatie en software ontwikkeling. ENDON richt zich op de kleine, decentrale duurzame energie-installaties. Dhr. A. Dippell van ENDON is van mening dat het bedrijf van de toegevoegde waarde kan zijn voor DRE. ENDON zou van toegevoegde waarde kunnen zijn op een aantal punten: extra geld verdienen; energieproductie en energieafzet in eigen beheer; profiteren van pieken en dalen op energiemarkt; minimale inspanning, maximale opbrengst. De doelstelling van DRE is ook om bij een minimale inspanning een maximale opbrengst te realiseren voor de producenten van duurzame energie. ENDON past met haar visie in het visiebeeld van DRE. Verder kan DRE ook van toegevoegde waarde zijn voor ENDON. ENDON wil naamsbekendheid binnen de regio en daarnaast ook een bredere klantenkring. 2.11.3 Echte Energie Echte Energie is begin 2001 opgericht en was het eerste onafhankelijke 100 % groene energiebedrijf van Nederland. De oprichters hadden bij de start een duidelijke visie: "Op een vrije energiemarkt, is er zeker ruimte voor een echt schoon energiebedrijf. Echte Energie wil de mensen een heldere keuze voor een schone toekomst bieden." Drie jaar later onderscheidt deze gedachte nog steeds Echte Energie van de oude energiebedrijven en de groei van het aantal klanten in de afgelopen jaren toont aan dat er een markt is voor een 100 % duurzaam energiebedrijf als Echte Energie.
“Omgevings Benuttings Plan”
23
Duurzame Regio Energie
Echte Energie heeft een klantenkring van ongeveer 10.000 huishoudens en is dus daarmee een kleine speler op de markt. Zij willen graag groeien en hebben daarom belangstelling getoond in DRE. Volgens Dhr. D. van Wijk van Echte Energie zou het bedrijf graag meer klanten willen werven in Limburg. Daarnaast heeft Echte Energie een grote overeenkomst met DRE. Zij staan allebei voor de opwekking en verkoop van duurzame energie. Hierin zou Echte Energie van meerwaarde kunnen zijn voor DRE. De expertise voor de verkoop van duurzame energie heeft Echte Energie in huis. Daarnaast zou zij van meerwaarde kunnen zijn bij alle administratieve handelingen naar de consument.
“Omgevings Benuttings Plan”
24
Duurzame Regio Energie
3
Subsidieregelingen De overheid heeft een aantal stimuleringsregelingen opgezet ter bevordering van de plaatsing en exploitatie van windturbines. De volgende regelingen zijn relevant [10 -17]: milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP); Vrije Afschrijvingen MILieuinvesteringen (VAMIL); EnergieInvesteringsAftrek (EIA); MilieuInvesteringsAftrek (MIA); Groencertificering; financiering tegen een gunstige rente; Leaseconstructie.
3.1
Milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP) Een producent van elektriciteit kan bij EnerQ subsidie aanvragen als aangetoond wordt dat de elektriciteit milieubewust is opgewekt. EnerQ verstrekt subsidie aan exploitanten van installaties die geschikt zijn voor de productie van duurzame elektriciteit, klimaatneutrale elektriciteit of elektriciteit die is opgewekt door middel van WarmteKrachtKoppeling (WKK). Een producent komt in aanmerking voor MEP-subsidie indien: een productie-installatie voor duurzame elektriciteit of klimaatneutrale elektriciteit tenminste 10 jaar in stand houdt en exploiteert/levert op een Nederlands net of een installatie; elektriciteit opwekt is door middel van WarmteKrachtKoppeling en levert op een Nederlands net of een installatie; in de toekomst wordt ook elektriciteit die is verkregen uit klimaatneutrale fossiele energie (KNFE) aangemerkt als milieubewust opgewekte elektriciteit. Installaties voor duurzame energie en biomassa waarvoor al eerder door EnerQ subsidie is verstrekt of die voor 1996 in gebruik zijn genomen of meer dan het maximale aantal aan draaiuren hebben gewerkt, komen slechts in aanmerking voor subsidie als hiervoor ontheffing is verkregen. Een producent kan ontheffing aanvragen indien: een nieuwe productie-installatie is opgericht nadat de vorige verloren is gegaan; een productie-installatie waarvoor al eerder subsidie is verkregen, ingrijpend is gerenoveerd; een productie-installatie waarvoor al eerder subsidie is verkregen, ingrijpend is uitgebreid.
“Omgevings Benuttings Plan”
25
Duurzame Regio Energie
Voor de verschillende typen installaties is vastgesteld door EnerQ wat de subsidie bedragen zullen zijn in 2005 [13]. In tabel 3.1 staan deze weergegeven. TYPE Biomassa maximaal 50 MW Biomassa > 50 MW Elektriciteitscentrale
Wind
OPMERKING Zuiver Onzuiver Zuiver Zuiver (alleen diermeel) Onzuiver Met stortgas Met stortgas en biogas uit sliB.V.ergisting opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie met een minimum rendement van 26% On-shore Off-shore n.v.t. Energie gewonnen uit de zee
Zon Golf of getijden Waterkracht tabel 3.1: MEP subsidie in 2005 voor verschillende DE installaties
3.2
SUBSIDIE ( /KWH) 0,097 0,029 0,070 0,021 0,029 0,021 0,029
0,077 0,097 0,097 0,097 0,097
Vrije Afschrijvingen MILieuinvesteringen (VAMIL) Een mestvergistingsinstallatie valt onder de VAMIL (de regeling Vrije Afschrijving MILieuinvesteringen). VAMIL is een regeling die ondernemers een liquiditeits- en rentevoordeel biedt, wanneer geïnvesteerd wordt in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen [3]. Ondernemers die VAMIL voor hun bedrijfsmiddel aanvragen mogen dit willekeurig of vrij afschrijven. Binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting moet de investering worden gemeld bij het bureau InvesteringsRegelingen en Willekeurige Afschrijving (IRWA) in Breda. Voor toekenning van de VAMIL moet het algemeen energetisch rendement van de installatie minimaal 35% bedragen. Naast deze eis moet er een netto-opbrengst van energie zijn over de gehele keten van voorbehandeling tot en met het eindproduct en een gedeelte van de niet nuttig aangewende mechanische of thermische energie. Door deze eisen moet er in vrijwel elke situatie een (gedeeltelijke) afzet van warmte mogelijk zijn, omdat het elektrische rendement van een WKK rond de 32,5% ligt. Voor de aanschaf van een windturbine kan geen gebruik worden gemaakt van deze regeling [3].
3.3
EnergieInvesteringsAftrek (EIA) De EnergieInvesteringsAftrek (EIA) is van toepassing op energiebesparende bedrijfsmiddelen die op de Energielijst staan vermeld [2]. Als de EIA van toepassing is op een bepaald bedrijfsmiddel dan mag in 2005 44% van de jaarinvesteringskosten (aanschafen voortbrengingskosten) worden afgetrokken van de fiscale winst in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel is aangeschaft Deze 44% van de investering mag dus extra worden afgeschreven. Dit mag worden gedaan tussen 3 jaar voor en 6 jaar na het moment van investeren. Van voorgaande jaren mag dus belasting worden teruggevraagd. Voor de toekenning van de EIA moet het algemeen energetisch rendement, net als voor toekenning
“Omgevings Benuttings Plan”
26
Duurzame Regio Energie
van de VAMIL, minimaal 35% zijn. Voor toekenning van de EIA moet er ook een nettoopbrengst van energie zijn. Omdat het bruto elektrisch rendement van een gasmotor (WKK) op boerderijniveau normaliter rond de 30% ligt, betekent dit dat de vergisting op boerderijniveau alleen in aanmerking komt voor de EIA en VAMIL-regeling, indien er (gedeeltelijke) warmteafzet mogelijk is. 3.4
MilieuInvesteringsAftrek (MIA) Als de MilieuInvesteringsAftrek van toepassing is op een bepaald milieuvriendelijk bedrijfsmiddel dan mag 40% van het investeringsbedrag in mindering worden gebracht op de fiscale winst [3]. Het percentage aftrek is afhankelijk van de milieueffecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel. Veel investeringen in bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de MIA, komen ook in aanmerking voor de VAMIL. Op sommige technieken die voor de VAMIL in aanmerking komen, is ook de EIA van toepassing. Een bedrijfsmiddel kan niet voor EIA en MIA in aanmerking komen. EIA en VAMIL kunnen wel gecombineerd worden. Per bedrijf zal het voordeel op boerderijniveau van de EIA en VAMIL variëren afhankelijk van de winst van het bedrijf. De winst van het bedrijf bepaalt namelijk welk belastingtarief gehanteerd wordt en hoe snel de afschrijving kan plaatsvinden. Hoe groter de winst van het bedrijf, des te meer wordt er bespaard door de EIA en/of VAMIL toe te passen. De laatste jaren zijn de winsten in de agrarische sector niet zo groot, zodat waarschijnlijk geen maximaal gebruik kan worden gemaakt van de bovenstaande fiscale regelingen bij investering in een mestvergistingsinstallatie. Een andere constructie voor de financiering van de installatie behoort dan tot de mogelijkheden (§3.6).
3.5
Groenleningen Naast de genoemde fiscale mogelijkheden is het mogelijk om voor energiebesparende investeringen een goedkopere lening te verkrijgen. Deze groenlening heeft over het algemeen een rentepercentage dat 0,5 tot 0,75% lager is dan het marktpercentage. Momenteel ligt het rentepercentage van een groenlening rond de 4,5%. De groenleningen zijn leningen bij groenfondsen die investeren in duurzame projecten. Doordat zij hiermee belastingvoordelen hebben kunnen zij een lager rentetarief hanteren [3].
“Omgevings Benuttings Plan”
27
Duurzame Regio Energie
3.6
Leaseconstructie Zo kan een onderneming (bijvoorbeeld een energiebedrijf, verzekeringsmaatschappij, akkerbouwers en andere denkbare investeerders) een mestvergistingsinstallatie plaatsen op het bedrijf van een agrariër. Door de hogere winsten van een onderneming is deze beter in staat om de fiscale mogelijkheden maximaal te benutten. De agrariër kan dan de mestvergistingsinstallatie leasen van de onderneming. Doordat deze de fiscale mogelijkheden kan benutten is het voor de agrariër mogelijk om de installatie voor een lagere prijs te leasen. Na verloop van tijd kan de agrariër de mestvergistingsinstallatie alsnog kopen.
“Omgevings Benuttings Plan”
28
Duurzame Regio Energie
4
Windenergie
4.1
Inleiding Wind is bewegende lucht, en bevat dus bewegingsenergie. In de meest algemene betekenis is windenergie de energie die gewonnen wordt door de bewegingsenergie van de wind om te zetten in een bruikbare vorm [19]. Nederland ligt gunstig wat wind betreft, want niet overal op aarde waait het even hard. De wind boven open zee of uitgestrekte vlakten waait harder dan over bossen of steden. Dit komt namelijk door de vele obstakels. Deze obstakels remmen de wind af. Wanneer op grotere hoogten gekeken gaat worden, valt dit effect echter te verwaarlozen. Daarnaast is de hoeveelheid wind afhankelijk van grootschalige weersystemen. In dit opzicht ligt Nederland dan ook gunstig. Windrijke depressie ontstaan op de Atlantische oceaan en de Noordzee. Via een zuidwestelijke stroming trekken deze depressies regelmatig over ons land. Een bijkomend voordeel is dat Nederland vlak en open is zodat windenergie een goede mogelijkheid lijkt om duurzame elektriciteit te produceren [20].
figuur 4.1: Nederland is vlak en open
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op: techniek; terugverdientijd; beleid; mogelijkheden voor de regio. 4.2
Techniek Het belangrijkste onderdeel van een windturbine is het rotorblad [18]. Door de vorm van het blad wordt de energie van de langsstromende lucht omgezet in een draaiende beweging. De rotorbladen zitten vastgekoppeld aan de hoofdas, waarvan de draaiende beweging wordt versneld in een tandwielkast. De draaiende as aan het uiteinde van de tandwielkast draait daarentegen snel. Dit heeft te maken met de grootte van de tandwielen. De snel draaiende as drijft de generator aan die de elektriciteit opwekt. Dit kan vergeleken worden met de werking van een dynamo. Het opwekken van de elektriciteit gebeurt in het hart van de turbine (zie figuur 4.2), ook wel gondel genoemd. Tegenwoordig zijn er ook windturbines die zonder tandwielkasten draaien. Deze turbines maken gebruik van
“Omgevings Benuttings Plan”
29
Duurzame Regio Energie
vermogenselektronica en een grote ringgenerator. Deze generator kan bij een laag toerental van de rotor toch elektriciteit met de gewenste netfrequentie opwekken. Tevens zijn moderne windturbines uitgerust met een windvaandel die de windrichting meet. Zodra de windrichting verandert, draait de windturbine mee. Hiermee wordt bereikt dat de windturbine altijd recht op de wind staat De grootte van een windturbine is belangrijk. Een kleine windturbine levert minder elektriciteit op dan een grote turbine. De windturbine levert meer elektriciteit op, wanneer: de grootte van de rotordiameter toeneemt; de hoogte van de turbine toeneemt.
figuur 4.2: de turbine
4.3
Terugverdientijd Windenergie wordt op veel plaatsen in Nederland rendabel geacht. Afhankelijk van de locatie kan voor sommige delen in Nederland een rentabiliteitsstudie uitkomst bieden. Dit zal dan voornamelijk gaan om meer landinwaartse projecten, zoals dat ook het geval is in Noord-Limburg. Een windturbine aan de kust heeft een hogere productiefactor, deze genereert voor gemiddeld 30% van het geïnstalleerde vermogen aan elektriciteit. Een windturbine landinwaarts geplaatst genereert gemiddeld voor 20% van het geïnstalleerde vermogen aan elektriciteit. Om exact de productiefactor te kunnen bepalen voor de regio Noord Limburg zou een windstudie noodzakelijk zijn. Daarnaast zijn financiële aspecten voor windenergieprojecten belangrijk. Belangrijke aspecten zijn de investeringskosten voor een windturbine en de opbrengsten [26].
4.3.1
Investeringskosten De investeringskosten van een windturbine zijn niet gering. Op dit moment geldt een richtlijn van circa 1140 per kW geïnstalleerd vermogen voor een windturbine die landinwaarts is geplaatst [19 -20].
“Omgevings Benuttings Plan”
30
Duurzame Regio Energie
Voorbeeld: De gemiddelde windturbine heeft een geïnstalleerd vermogen van 1,5 mega Watt (MW). Dit vergt een investering van ongeveer 1.710.000 . 4.3.2
Afschrijving en rente Wanneer een ondernemer een windturbine wil gaan exploiteren zal er rekening gehouden moeten worden met afschrijving en rente van de investering voor de installatie. De ondernemer zal namelijk niet de gehele investering in één keer kunnen neerleggen. Hiervoor kan de ondernemer een financiering aanvragen. In tabel 4.3 staat de financiering van een windturbine met een geïnstalleerd vermogen van 2 MW. Deze installatie is gefinancierd met een groenlening met een rente van 4,5%.
4.3.3
Opbrengsten Een ondernemer die windenergie exploiteert krijgt van verschillende bronnen zijn inkomsten. Ten eerste krijgt de producent voor zijn geproduceerde duurzame energie een vergoeding van de handelaar. Ten tweede krijgt de producent een subsidie (MEP) voor elke geproduceerde kWh van 0,077 /KWh. De vergoeding van de handelaar hangt af van de leveringsgarantie en de hoeveelheid duurzame energie die er geproduceerd wordt. Gemiddeld bedraagt de vergoeding circa 0,025 /KWh. Aangezien de leveringsgarantie van een windturbine betrekkelijk laag is zal dit geen hoge vergoeding opleveren. De totale opbrengst per KWh geproduceerde duurzame energie komt uit op 0,102 .
4.3.4
Berekening eenvoudige terugverdientijd Een ondernemer wil in 2005 een windturbine gaan exploiteren op zijn land in de regio Noord-Limburg. Hij plaatst een windturbine met een geïnstalleerd vermogen van 2,5 MW. Na een windstudie is gebleken dat een productiefactor van 20,5% haalbaar is. De investeringskosten bedragen 1140 /kW en het onderhoud en arbeid bedragen op jaarbasis 2,12 % van de investering [26]. Verder is de MEP subsidie in 2005 voor een windturbine op het land 0,077 /kWh. Met de locale energieleverancier is een elektriciteitsprijs overeengekomen van 0,025 /kWh. Totale Investering: Geïnstalleerd vermogen [kWe] * investeringskosten [ /kWe] 2500 kWe * 1140 /kW = 2.850.000 Afschrijving: Investering [ ] / afschrijvingsperiode [jaar] = afschrijving [ /jaar] 2.850.000 / 15 jaar = 190.000
“Omgevings Benuttings Plan”
31
Duurzame Regio Energie
Gemiddelde rente: Rente = 4,5% op jaarbasis, samen met de afschrijving is dit in tabel 4.3 verder doorgerekend. JAAR ste 1 2de 3e e 4 e 5 6e 7e e 8
AFSCHRIJVING 2.850.000 2.660.000 2.470.000 2.280.000 2.090.000 1.900.000 1.710.000 1.520.000
RENTE 128.250 119.700 111.150 102.600 94.050 85.500 76.950 68.400
JAAR e 9 10e 11e e 12 e 13 14e 15e Gem.
AFSCHRIJVING 1.330.000 1.140.000 950.000 760.000 570.000 380.000 190.000 n.v.t.
RENTE 59.850 51.300 42.750 34.200 25.650 17.100 8.550 68.400
tabel 4.3: afschrijving en rente
Opgewekte elektriciteit: Geïnstalleerd vermogen [kW] * 365 dagen * 24 uur * productiefactor = opgewekte elektriciteit [kWh/jaar] 2.500 kWe * 365 * 24 * 0,205 = 4.500.000 kWh/jaar Opbrengst van verkochte elektriciteit: Opgewekte elektriciteit [kWh] * (MEP subsidie [ /kWh] + verkoop [ /kWh] = opbrengst [ /jaar] 4.500.000 kWh * (0,077 /kWh + 0,025 /kWh) = 459.000 /jaar Onderhoud en arbeid: Percentage van de investering [%] * totale investering [ ] = onderhoud [ /jaar] 2,12% * 2.850.000 = 60.420 Eenvoudige terugverdientijd:
investering elektriciteit afschrijving rente onderhoud / arbeid 2.850.000 459.000 190.000 68.400 60.420
tvt
20,3 jaar
In dit voorbeeld is de eenvoudige terugverdientijd 20,3 jaar. Echter hierbij is alleen gebruik gemaakt van de MEP-subsidie. Overige subsidiemogelijkheden zijn niet meegenomen. Dit is gedaan, omdat dat afhankelijk is van de bedrijfsvorm van de ondernemer. Iedere bedrijfsvorm heeft zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. De verschillende subsidies zijn afgestemd op de diverse rechtsvormen. Indien er gebruik kan worden gemaakt van een andere subsidieregeling zal dit de terugverdientijd verkleinen.
“Omgevings Benuttings Plan”
32
Duurzame Regio Energie
4.4
Kosten- en batenanalyse Indien een ondernemer een windturbine wil gaan exploiteren zijn een aantal zaken van belang: wat zijn de kosten; wat zijn de baten; en wat zijn de eventuele verdiensten. In tabel 4.4 staan de verwachte kosten en baten weergegeven per geproduceerde kWh waar de ondernemer mee te maken krijgt. In bijlage 3 staat het rekenmodel wat gebruikt is om de tabel op te stellen. Er is uitgegaan van een geïnstalleerd vermogen van 2500 kWe, wat jaarlijks circa 4.500.000 kWh aan elektriciteit oplevert. Baten Vergoeding opgewekte elektriciteit MEP
/kWh 0,025 0,077
Totaal 0,102 tabel 4.4: kosten en baten windturbine
Kosten Afschrijving installatie Rente Onderhoud Arbeid
/kWh 0,042 0,015 0,007 0,006 0,071
De verwachte omzet voor de ondernemer zal zijn: 0,102 – 0,071 = 0,031 per geproduceerde kWh. De getallen die gebruikt zijn komen uit een rapport van ECN [26]. Met de gegevens waarmee gerekend is komt de terugverdientijd op circa 20,3 jaar (zie §4.3). 4.5
Het beleid
4.5.1
Landelijk De algemene doelstelling van de overheid voor duurzame energie is dat in 2010 circa 5% van de energiebehoefte duurzaam wordt opgewekt. In 2020 zal dit percentage gegroeid moeten zijn naar 10%. Dit kan in Nederland gerealiseerd worden met in hoofdzaak bio- en windenergie. Momenteel staat er aan windenergie in Nederland voor circa 700 mega Watt (MW) aan geïnstalleerd vermogen op het land. Dit moet worden uitgebreid naar 1500 MW op land. Op zee zou een geïnstalleerd vermogen van 6000 MW moeten worden gerealiseerd. Om de ontwikkeling van windenergie op land te stimuleren is een aantal jaren geleden de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. Deze overeenkomst is afgesloten door het rijk, de provincies, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze overeenkomst staat dat de provincies aan het eind van 2010 een geïnstalleerd vermogen van 1500 MW aan windenergie hebben gerealiseerd. Deze verdeling is weergeven in tabel 4.4.
“Omgevings Benuttings Plan”
33
Duurzame Regio Energie
PROVINCIE
GEÏNSTALLEERD PROVINCIE GEÏNSTALLEERD VERMOGEN (MW) VERMOGEN (MW) Groningen 165 Utrecht 50 Friesland 200 Noord-Holland 205 Drenthe 15 Zuid-Holland 205 Overijssel 30 Zeeland 205 Gelderland 60 Noord-Brabant 115 Flevoland 220 Limburg 30 tabel 4.4: verdeling op te wekken windenergie op provinciaal niveau
4.5.2
Provinciaal beleid noordwest Limburg Negen gemeenten in Noord-Limburg, de Provincie Limburg en andere betrokkenen hebben gemeenschappelijke uitgangspunten voor de ontwikkeling van windenergie opgenomen in een Regionale Beleidsvisie Windenergie. De beleidsvisie geeft onder andere het volgende weer: ambities met windenergie; maakt een afgestemde aanpak van windenergie mogelijk; bevat een beoordelingskader voor locaties. Het is de bedoeling de windparken te concentreren op één gebied. In eerste instantie is gekozen voor het industrieterrein Trade Port bij Venlo (drie locaties) en een gebied ten oosten van de Middenpeelweg (vier locaties). De locaties zijn getoetst aan regelgeving voor natuur en milieu en er heeft een landschapsstudie plaatsgevonden. In totaal kan circa 70 MW aan duurzame elektriciteit worden gerealiseerd, waarmee meer dan 40.000 huishoudens van schone elektriciteit kunnen worden voorzien. De ontwikkelingen van de laatste jaren maken het opwekken van windenergie ook mogelijk op plaatsen verder in het binnenland en dus ook in Limburg.
4.5.3
Gemeentelijk beleid Om een beter beeld te krijgen over het standpunt van “windenergie in de gemeente” zijn interviews gehouden met de personen van de betrokken afdelingen: Venray en Meerlo-Wanssum: Volgens dhr. B. van Dijk van de afdeling projecten wacht de gemeente nog op de beleidsvisie windenergie. Vervolgens zal worden gekeken naar de gegeven locaties. Indien deze niet passen in het gemeentelijke beleid zal gezocht worden naar alternatieve locaties; Horst aan de Maas: De gemeente staat welwillend ten opzichte van windenergie volgens mevr. S. Coolen van de afdeling milieu. Ook hier wordt gewacht op de beleidsvisie voordat verdere stappen worden ondernomen. Naar verwachting is dit begin 2005; De plannen van de gemeente Venlo zijn concreter, Volgens dhr. T. Keijzers van de gemeente Venlo liggen er plannen om bij Trade Port West een windturbinepark te realiseren van een 25-tal windturbines. Verder is er een locatie geschikt bevonden door de gemeente aan de A67 [25]. Er liggen plannen voor een klein vliegveld, indien deze
“Omgevings Benuttings Plan”
34
Duurzame Regio Energie
er komt, kunnen deze plannen voor een windturbinepark niet geheel doorgaan. Er kunnen dan vier windturbines minder geplaatst worden. Zoals blijkt uit de gesprekken staan de gemeenten welwillend tegenover windenergie. De beleidsvisie, welke momenteel ter goedkeuring ligt, is een belangrijk ijkpunt voor het plaatsingsproces. Zoals het er momenteel uitziet zal de realisatie van windturbineparken in de regio niet voor 2006 plaatsvinden. Indien er in de beleidsvisie geschikte locaties naar voren komen kunnen de vergunningsprocedures worden gestart. Naar verwachting wordt de beleidsvisie begin 2005 uitgebracht op de website van de provincie (http://www.limburg.nl) 4.6
Initiatieven In de regio zijn een aantal initiatieven gaande die betrekking hebben op windenergie. In tabel 4.5 staan twee bekende initiatieven die momenteel spelen. GEMEENTE
INITIATIEFNEMER
INSTALLATIE
STATUS
Venray
Houbensteyn
Venlo
Ger Billeckes
6 á 2 MW turbines 17 á 3 MW turbines 4/5 á 3 MW turbines
wachtend wijziging bestemmingsplan januari 2005 vergunningaanvraag vergunningsaanvraag
Horst aan de Maas
Kemperman & partners en projecten B.V. tabel 4.5: initiatieven
4.6.1
HOEVEELHEID (MWE) 12 51 12/15
Houbensteyn Dhr. M. Houben van Houbensteyn B.V. is een initiatiefnemer op het gebied van duurzame energie. Zowel op het gebied van bio- en windenergie zijn er plannen. De plannen voor een aantal windmolens is nog prematuur, omdat het bestemmingsplan eerst gewijzigd zal moeten worden alvorens de vergunningsprocedure gestart kan worden. Het wijzigen van het bestemmingsplan is tot op heden nog niet gebeurd. Het bedrijf wacht op deze wijziging. Wel is bekent dat, indien het doorgaat, er een zestal windmolens worden geplaatst met een gezamenlijk vermogen van 12 MW.
4.6.2
Initiatief van dhr. G. Billeckes Dhr. G. Billeckes is de initiatiefnemer achter het windturbinepark nabij Venlo. De planning is om een windturbinepark van een 17-tal windturbines te realiseren. Dit park zou een gezamenlijk geïnstalleerd vermogen van 51 MW hebben. De ontwikkeling van het windturbinepark is een samenwerking tussen: Dhr. G. Billeckes; Weon, dochter van energiebedrijf Nuon; Essent Energie.
“Omgevings Benuttings Plan”
35
Duurzame Regio Energie
Dit samenwerkingsverband gaat tot de realisering van het windturbinepark. De afzet van energie kan Essent Energie worden, maar het is ook goed mogelijk dat een ander energiebedrijf het afneemt. Een probleem echter met dit park is dat er nog geen zekerheid bestaat of de gemeente instemt met de plannen. De gemeente heeft namelijk plannen om een MRA-vliegveld te realiseren op deze plek (§4.3.3.). Hierover zal in januari een beslissing worden genomen, waarna er een gesprek volgt tussen de initiatiefnemer en de gemeente. Mocht alles volgens planning verlopen worden de benodigde vergunningen eind januari aangevraagd. 4.7
Kanttekening windenergie De laatste jaren speelt windenergie in toenemende mate een rol in de Europese energievoorziening. Vooral in de landen Duitsland en Denemarken staan veel windmolens en is er veel ervaring opgedaan met het opwekken van deze energie. In deze landen heeft de ontwikkeling van deze windmolens dan ook niet stil gestaan. Volgens deskundigen is de techniek uitontwikkeld en is het rendement nagenoeg niet te verhogen [21]. Gebaseerd op de ervaringen in het buitenland gaan er steeds meer geluiden op om de Nederlandse energiemarkt niet te veel afhankelijk te maken van windenergie. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te wijzen: alleen elektriciteit wanneer er wind staat; wordt veel elektriciteit geproduceerd wanneer niemand deze nodig heeft (’s-nachts); windparken kunnen geen energiecentrales vervangen. Verder zijn er een tweetal andere punten. De kosten voor het onderhoud van een windturbine verdubbelt na het 10de levensjaar. Tevens geldt de MEP-subsidie maar voor 18.000 draaiuren. Dit komt overeen met circa 10 jaar bedrijfsvoering. Wil een ondernemer dan toch nog aanspraak willen maken op MEPsubsidie zal hij de windturbine moeten renoveren.
“Omgevings Benuttings Plan”
36
Duurzame Regio Energie
5
Bio-energie
5.1
Inleiding De term bio-energie staat voor het gebruik van biomassa voor energietoepassing. Biomassa is een multifunctionele bron voor het opwekken van duurzame energie. Afhankelijk van de conversietechniek kan met biomassa onder andere elektriciteit, warmte, gas en/of vloeibare brandstof worden geproduceerd (zie figuur 5.1). Biomassa kan ook gemakkelijk worden opgeslagen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld wind en zonlicht. Het beleidskader waarbinnen bio-energie valt, is multidisciplinair. Het beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening, afval, emissies, landbouw, plattelandsontwikkeling, reconstructie, bos- en landschapsbeheer bepaalt in belangrijke mate de kansen voor bio-energie in Nederland. Grootschalige, ‘centrale’ conversie van biomassa is al gangbaar. De rentabiliteit en haalbaarheid van kleinschalige ‘decentrale’ toepassingen van bio-energie hangt af van het aanbod van biomassastromen geschikt voor co-vergisting en de mogelijkheden voor warmteafzet. Het stimuleren van de ontwikkeling van bio-energie betekent: 1. via diverse beleidsvelden biomassastromen beschikbaar laten komen; 2. op een zo optimaal mogelijke locatie inzetten voor productie en benutting van de opgewekte energie. Biomassa kan in drie manieren worden verwerkt, namelijk vergisting, vergassing en verbranding. Verbranding geschiet alleen op grote schaal in bestaande installaties op industrieterreinen (afvalverbrandingsinstallatie). Vergassing staat momenteel in de kinderschoenen volgens TNO [9]. Hier wordt in deze rapportage niet verder op ingegaan. Het gebruik van koolzaad als gewas (energieteelt) voor de productie van olie en de aanwending hiervan als biobrandstof heeft vooral in Duitsland een grote vlucht genomen. Ook in Nederland vindt nu de ontwikkeling plaats waarin koolzaad haar intrede doet. Koudgeperste koolzaadolie kan met behulp van speciale ombouwsets op mobiele en stationaire motoren als biobrandstof worden gebruikt. Dit betekent dat de WKK-installaties in de glastuinbouwgebieden Siberië en Californië op een vrij eenvoudige manier kunnen worden omgebouwd tot installatie die 100% duurzame energie leveren. Dit zal de economie in de regio doen versterken. Limburg heeft het tweede glastuinbouwgebied van Nederland. Wanneer de installaties zullen worden omgebouwd zal het aandeel duurzame energie dus flink stijgen. Het doel verder in dit hoofdstuk is het verkrijgen van inzicht in de: biomassastromen; afzetmogelijkheden; rol van marktpartijen en gemeenten.
“Omgevings Benuttings Plan”
37
Duurzame Regio Energie
figuur 5.1: mogelijkheden voor conversie van biomassa
5.2
Technieken De technologie die ervoor zorgt dat er door middel van vergisting methaangas vrijkomt bestaat al geruime tijd. De eerste bekende toepassing van verwarming op biogas stamt uit de de 19 eeuw (ziekenhuis in India). Tegenwoordig wordt deze technologie gebruikt om op grote schaal gas te produceren in een mestvergistingsinstallatie. Biomassa wordt aangevoerd van het eigen bedrijf of van andere bedrijven. Deze biomassa kan een restproduct zijn van de normale bedrijfsvoering of het kan speciaal geteeld zijn voor biomassaproductie om energie uit te winnen. Als de biomassa in onregelmatige hoeveelheden wordt aangevoerd, kan de biomassa tijdelijk opgeslagen worden totdat deze verwerkt kan worden in de vergistingsinstallatie. Vervolgens wordt de biomassa gemengd met andere biomassastromen of er wordt vocht aan toegevoegd zodat de biomassa voldoende vloeibaar wordt.
“Omgevings Benuttings Plan”
38
Duurzame Regio Energie
figuur 5.2: schema vergistingproces
Daarna vindt de eigenlijke vergisting plaats door bacteriën in diverse voor- en navergisters. Er zijn diverse typen vergisters, namelijk: propstroomreactor; gemengd geroerde vergisting. De keuze voor het aantal en het soort vergisters hangt onder andere af van de hoeveelheid en de aard van de biomassa die moet worden vergist. Hier wordt in deze rapportage niet verder op ingegaan. Bij vergisting ontstaat biogas, het biogas wordt, indien nodig, tijdelijk opgeslagen in een gasopslag. Vervolgens wordt het gekoeld en met behulp van een warmtekrachtkoppeling (WKK, zie figuur 5.3) omgezet tot groene stroom en warmte. De groene stroom wordt verkocht aan een energiebedrijf en de vrijgekomen warmte kan vaak binnen het bedrijf worden gebruikt. De mestvergistingsinstallatie wordt hierdoor geïntegreerd in de bedrijfsvoering. Het vergiste restproduct kan nog enkele optionele behandelingen ondergaan waarna als eindproducten, digestaat en water ontstaan. Het digestaat is een waardevolle meststof, die op het eigen bedrijf kan worden gebruikt of kan worden verkocht en afgevoerd. Het water kan gebruikt worden om het land te beregenen.
“Omgevings Benuttings Plan”
39
Duurzame Regio Energie
Schema van een WKK: 1. gasmotor 2. generator 3. rookgaskoeler 4. rookgascondensator 5. aardgastoevoer 6. rookgasafvoer 45 °C 7. C.V.-water 70-85 °C 8. lagetemperatuursverwarming 30-35 °C 9. condenswaterafvoer 10. verbrandingslucht
figuur 5.3: WKK-installatie
5.2.1
Voordelen Met een mestvergistingsinstallatie kan een aantrekkelijk financieel rendement behaald worden. Daarnaast heeft de vergisting van biomassa een aantal voordelen, zoals: elektriciteit kan worden verkocht tegen gunstige tarieven; restwarmte; verbeterde organische afvalstroomverwerking; verminderde bijdrage broeikaseffect; afzet digestaat. Voordelen van een vergistingsinstallatie worden hieronder nader toegelicht. Elektriciteit kan worden verkocht tegen gunstige tarieven De elektriciteit die wordt opgewekt met behulp van een vergistingsinstallatie kan worden verkocht aan een energieleverancier. Deze energie kan tegen gunstige tarieven worden weggezet. Zeker wanneer het gaat om grotere installaties. Deze installaties hebben een groter geïnstalleerd vermogen en een hoger rendement waardoor deze meer elektriciteit leveren. Wanneer er veel elektriciteit geleverd kan worden zal de terugleververgoeding voor de geleverde elektriciteit hoger zijn. Restwarmte De warmte die wordt geproduceerd door de WKK van de mestvergistingsinstallatie kan worden gebruikt voor de verwarming van kantoren, ziekenhuizen, bedrijfshallen, tuinbouwkassen, en dergelijke. Het koelwater van de motor en de warmte van de uitlaatgassen worden gebruikt om c.v.-water op te warmen. Meestal is de maximale c.v.-
“Omgevings Benuttings Plan”
40
Duurzame Regio Energie
watertemperatuur dan 80 tot 90 °C. De warmte kan gebruikt worden op het eigen bedrijf, maar het kan ook op nabij gelegen bedrijf gebruikt worden. Echter het nadeel van warmte is, dat het maar over korte afstand kan worden getransporteerd in verband met warmteverlies. Verbeterde organische afvalstroomverwerking Het vergisten van biomassa is een beter manier van organische afvalverwerking. Dit heeft een aantal oorzaken. Ten eerste omdat het vergisten van biomassa minder schadelijk is dan het verbranden van biomassa. Er komen minder schadelijke gassen in het milieu. Ten tweede blijft de stankoverlast beperkt. Dit heeft te maken met het feit dat vergisting plaatsvindt in een gesloten systeem. Verminderde uitstoot broeikasgassen Bij verbranding van fossiele brandstoffen komen schadelijke gassen vrij. Eén daarvan is het broeikasgas CO2 dat bij onverminderde uitstoot kan leiden tot een verandering van ons klimaat, het broeikaseffect. Een ander broeikasgas is methaan. Dit ontstaat bij mestopslag of bij het uitrijden van mest over het land. Wanneer methaan ongecontroleerd in het milieu terecht komt, werkt het als broeikasgas. Het effect van methaan op het broeikaseffect is 21 keer zo groot als dat van CO2. Bij het gebruik van een mestvergistingsinstallatie komt geen extra CO2 vrij. Weliswaar komt er bij het omzettingsproces CO2 vrij, maar deze is kort daarvoor vastgelegd in de biomassa (groei) doormiddel van fotosynthese. Door evenveel CO2 te produceren als er wordt verbruikt, wordt een toename van CO2 voorkomen. Dit wordt ook wel de korte CO2 kringloop genoemd. Bij het gebruik van een mestvergistingsinstallatie wordt de uitstoot van methaangas naar het milieu voorkomen. De ongecontroleerde methaanproductie uit de mestopslag kan worden opgevangen en door de WKK worden verbrand tot CO2. Bij het uitrijden van vergiste mest op het land komt geen methaangas meer vrij omdat het methaangas al in de mestvergistingsinstallatie is gevormd. Het gevormde methaangas wordt opgevangen en verbrand tot CO2. Door deze omzettingen van methaangas tot CO2 neemt het broeikaseffect af. Vanwege de korte CO2 kringloop is het vergisten van biomassa een goed middel in de strijd tegen het broeikaseffect. Afzet digestaat Vergiste mest is goed homogeen. Een groot deel van organisch gebonden stikstof is omgezet in de minerale vorm (NH4), waardoor de vergiste mest zich meer gedraagt als stikstofkunstmest. Het is dus sneller en beter beschikbaar voor de plant. Vergiste mest heeft geen nacompostering nodig van de vaste fractie, waardoor achteraf geen nitraatvorming en stikstofverlies optreedt. De humuswaarde blijft ook beschikbaar. Tevens
“Omgevings Benuttings Plan”
41
Duurzame Regio Energie
wordt met vergisting verkregen dat, onkruidzaden, ziekteverwekkende bacteriën en virussen grotendeels gedood worden. Bij het uitrijden en injecteren heeft vergiste mest een aanzienlijk lagere emissie en de stankoverlast wordt aanzienlijk verminderd. 5.3
Terugverdientijd
5.3.1
Investeringskosten Met het bouwen van een mestvergistingsinstallatie is een grote investering gemoeid. Een mestvergistingsinstallatie bestaat uit een aantal componenten [22]: mengtank; hydrolyse tanks; opslag digestaat/ navergistingssilo’s; vergistingssilo’s; Warmte/Kracht Koppeling; affakkel installatie. Afhankelijk van de ondernemer is het eventueel mogelijk bestaande silo’s om te bouwen en deze te gebruiken voor de verschillende doeleinden. Hierdoor kunnen de bouwkosten worden gedrukt. Verder moet er mogelijk geïnvesteerd worden in apparatuur. Denk bijvoorbeeld aan een shovel. In tabel 5.4 staat de gemiddelde investering wat voor een mestvergistingsinstallatie moet worden gedaan [4]. TYPE WKK GEÏNSTALLEERD VERMOGEN Klein 30 Middel 200 Groot 1500 tabel 5.4: investering voor vergistingsinstallatie
/KWE 5000 3000 2000
De gegevens van tabel 5.4 zijn grafisch weergegeven in figuur 5.5. Op deze manier is het mogelijk om een schatting te maken welke investeringskosten een ondernemer kan verwachten bij een ander geïnstalleerd vermogen.
“Omgevings Benuttings Plan”
42
Duurzame Regio Energie
Investering Mestvergisting in /kWe 5000 4750 4500 4250 4000 3750 3500 3250 3000 2750 2500 2250 2000 1750 1500 0
100
200
300
400
500
600
700
800
900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600
Geïnstalleerd vermogen kWe figuur 5.5: geschatte investering mestvergistingsinstallatie
5.3.2
Afschrijving en rente Wanneer een ondernemer een mestvergistingsinstallatie wil gaan exploiteren zal er rekening gehouden moeten worden met afschrijving en rente van de lening voor de installatie. De ondernemer zal namelijk niet de gehele investering in één keer kunnen financieren. Hiervoor kan de ondernemer een financiering aanvragen (zie hoofdstuk 3). In tabel 5.6 staat de financiering van een mestvergistingsinstallatie met een geïnstalleerd vermogen van 59 kWe. Deze installatie is gefinancierd met een groenlening met een rente van 4,5%.
5.3.3
Opbrengsten Een ondernemer die bio-energie opwekt en exploiteert krijgt van verschillende bronnen zijn inkomsten. Ten eerste krijgt de producent voor zijn geproduceerde duurzame energie een vergoeding van de handelaar. De vergoeding van de handelaar hangt af van de leveringsgarantie en de hoeveelheid duurzame energie die er geproduceerd wordt. Gemiddeld bedraagt de vergoeding circa 0,039 /KWh. Ten tweede krijgt de producent een MEP-subsidie voor elke geproduceerde kWh van 0,097 /KWh. De totale opbrengst per KWh geproduceerde duurzame energie komt uit op circa 0,136 .
“Omgevings Benuttings Plan”
43
Duurzame Regio Energie
Verder komt er met de verbranding van biogas in de WKK een grote hoeveelheid warmte vrij. Deze warmte kan nuttig worden toegepast voor: verwarming van een aangrenzende woning; verwarming van een aangrenzende stal; het drogen van het digestaat; 5.3.4
Onderhoud Aan een mestvergistingsinstallatie moet regelmatig onderhoud worden gepleegd. Dit gebeurt zowel bouwkundig als technisch. Denk daarbij aan werkzaamheden als: coaten van de silo’s; reinigen van het roerwerk; olie verversen van de WKK; In tabel 5.6 staan een aantal voorbeelden uit een tweetal literatuurbronnen [10 en 11]. In de tabel staan installaties op boerderijniveau tot 60 kWe. INVESTERING [ ] varkensdrijfmest 230.600 rundveedrijfmest 228.000 varkensdrijfmest 199.770 rundveedrijfmest 184.178 gemiddeld tabel 5.6: kosten onderhoud en investering
ONDERHOUD EN VERZEKERING [ ] 7.731 7.554 7.449 6.298
PERCENTAGE [%] 3,4% 3,3% 3,7 % 3,4% 3,5%
Gemiddeld zijn de onderhoudskosten op jaarbasis circa 3,5% van de totale investering voor een installatie op boerderijniveau. Het onderhoudspercentage zal dalen naarmate de installatie groter wordt. 5.3.5
Arbeid Gemiddeld wordt gesteld dat er 1,5 uur per dag aan arbeid nodig is om een kleine tot middelgrote mestvergistingsinstallatie te bedrijven [11]. Dit komt neer op circa 600 uur per jaar. Werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden zijn ondermeer: mengen van de co-producten; aanschaf co-producten; schoon houden van het terrein.
5.3.6
Berekening eenvoudige terugverdientijd Een ondernemer wil in 2005 een mestvergistingsinstallatie op boerderijniveau gaan exploiteren op zijn land in de regio Noord-Limburg. Voor een mestvergistingsinstallatie wordt gemiddeld een productiefactor gehanteerd van 90%. De installatie wordt gefinancierd met een groenlening met een rente van 4,5%. Verder wordt de installatie over een periode van 10 jaar afgeschreven.
“Omgevings Benuttings Plan”
44
Duurzame Regio Energie
De ondernemer heeft een boerenbedrijf met 300 zeugen en 2.400 vleesvarkens. De ondernemer wil gaan co-vergisten met snijmaïs en verwacht deze voor 30 /ton te kunnen aanschaffen. De ondernemer doet zelf de werkzaamheden bij de mestvergister die nodig zijn. Op jaarbasis is hij hier 600 uur mee bezig voor een tarief van 20 /uur. Per jaar verbruikt de ondernemer circa 74.000 m3 aardgas á 0,37 /m3 voor het verwarmen van zijn woning en de stallen. De ondernemer heeft verder een contract afgesloten met een energieleverancier. Deze geeft een vaste vergoeding van 0,039 /kWh voor de geleverde duurzame energie. Verder maakt de ondernemer aanspraak op de MEP-subsidie en krijgt een subsidie van 0,097 /kWh geproduceerde duurzame energie. Met behulp van het rekenmodel van de rapportage mestvergisting op boerderijniveau [10] is berekend dat: 3 de dieren produceren circa 4.140 m mest per jaar;
hoeveelheid benodigd co-product circa 850 ton is; dat het vermogen van de WKK 59 kWe moet zijn; dat er voldoende warmte wordt opgewekt met de WKK om de stallen, woning en vergister te verwarmen. Totale Investering: Uit grafiek 5.5 kan worden afgelezen dat de investering voor de gehele installatie circa 3.400 /kWe geïnstalleerd vermogen bedraagt. Geïnstalleerd vermogen [kWe] * investeringskosten [ /kWe] = investering [ ] 59 kWe * 3.400 /kW = 200.600 Afschrijving: Investering [ ] / afschrijvingsperiode [jaar] = afschrijving [ /jaar] 200.600 / 10 jaar = 20.060 Gemiddelde rente: Rente = 4,5% op jaarbasis, samen met de afschrijving is dit in tabel 5.7 verder doorgerekend. JAAR 1ste de 2 3e e 4 5e
AFSCHRIJVING 200.600 180.540 160.480 140.420 120.360
RENTE 9.027 8.124,3 7.221,6 6.318,9 5.416,2
JAAR 6e e 7 8e e 9 10e Gem.
AFSCHRIJVING 100.300 80.240 60.180 40.120 20.060 n.v.t.
RENTE 4.513,5 3.610,8 2.708,1 1.805,4 902,7 4.964,85
Tabel 5.7: afschrijving en rente
Kosten co-product: Hoeveelheid co-product [ton] * kosten co-product [ /ton] = kosten co-product [ /jaar] 850 ton * 30 /ton = 25.500
“Omgevings Benuttings Plan”
45
Duurzame Regio Energie
Opgewekte elektriciteit: Geïnstalleerd vermogen [kW] * 365 dagen * 24 uur * productiefactor = opgewekte elektriciteit [kWh/jaar] 59 kWe * 365 * 24 * 0,9 = 465.156 kWh/jaar Opbrengst van verkochte elektriciteit: Opgewekte elektriciteit [kWh] * (MEP subsidie [ /kWh] + verkoop [ /kWh] = opbrengst [ /jaar] 465.156 kWh * (0,097 /kWh + 0,039 /kWh) = 69.075 /jaar Besparingen: Bespaarde hoeveelheid aardgas [m3] * prijs aardgas [ /m3] = Besparing aardgas [ /jaar] 74.000 m3 * 0,37 /m3 = 27.380 /jaar Onderhoud: Percentage van de investering [%] * totale investering [ ] = onderhoud [ /jaar] 3,5% * 200.600 = 7021 Arbeid: Werkzaamheden op jaarbasis [uur/jaar] * werktarief [ ] = kosten arbeid 600 uur * 20 = 12.000 Eenvoudige terugverdientijd:
elektriciteit besparing
investering afschrijving rente coproduct onderhoud
200.600 69.075 27.380 20.060 4.965 25.500 7.021 12.000
tvt
arbeid
7,45 jaar
In dit voorbeeld is de eenvoudige terugverdientijd 7,45 jaar. Echter hierbij is alleen gebruik gemaakt van de MEP-subsidie. Overige subsidiemogelijkheden zijn niet meegenomen. Dit is gedaan, omdat dit afhankelijk is van de bedrijfsvorm van de ondernemer. Iedere bedrijfsvorm heeft zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. De verschillende subsidies zijn afgestemd op de diverse rechtsvormen.
“Omgevings Benuttings Plan”
46
Duurzame Regio Energie
5.4
Kosten- en batenanalyse Indien een ondernemer een decentrale mestvergistingsinstallatie wil gaan exploiteren zijn een aantal zaken van belang: wat zijn de kosten; wat zijn de baten; wat zijn de eventuele verdiensten. In tabel 5.8 staan de verwachte kosten en baten weergegeven waar de ondernemer mee te maken krijgt. In bijlage 3 staat het rekenmodel wat gebruikt is om de tabel op te stellen. Er is uitgegaan van een geïnstalleerd vermogen van 59 kWe, wat jaarlijks circa 465.156 kWh aan elektriciteit oplevert. Baten Vergoeding opgewekte elektriciteit Aardgasbesparing MEP
/kWh 0,039 0,059 0,097
Kosten Afschrijving installatie Rente Biomassa Onderhoud Arbeid Biomassaverklaring
Totaal 0,195 tabel 5.8: kosten en baten decentrale mestvergisting
De verwachte winst voor de ondernemer zal zijn: 0,195 – 0,171 = 0,024 geproduceerde kWh. Dit komt neer op 11.163,75 winst op jaarbasis. 5.5
/kWh 0,043 0,011 0,055 0,015 0,026 0,021 0,171
per
Het beleid In de landen rondom Nederland is mestvergisting een ingeburgerd begrip. Vele vergistingsinstallaties staan er momenteel in Duitsland, België en Denemarken. Tot voor kort kwam in Nederland mestvergisting niet van de grond. Reden hiervoor is de trage besluitvorming.
5.5.1
Landelijk Beleid Mest(co)vergisting staat sinds begin 2004 in toenemende mate in de belangstelling. Dit heeft een tweetal oorzaken: milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP-subsidie); “positieve lijst” mestvergisting met daarop co-producten [4]. De MEP-subsidie is ingevoerd in juni 2003. De MEP-subsidie voor bio-energie is voor het jaar 2005 vastgesteld op 0,097 /kWh. Dit is een goede ontwikkeling en zal zeker een positieve bijdrage leveren aan de haalbaarheid van een vergistingsinstallatie. Een probleem is echter nog wel dat er een afhankelijkheid bestaat van de afgifte van Certificaten van Oorsprong. Dit hangt samen met de onduidelijkheid over de kwalificatie van de verschillende biomassa varianten [12].
“Omgevings Benuttings Plan”
47
Duurzame Regio Energie
Naast de MEP-subsidie is er de positieve lijst mestvergisting in het leven geroepen. Op deze lijst staan producten die gebruikt mogen worden als co-product in een vergistingsinstallatie. Deze producten zijn niet aangemerkt als zijnde een afvalstof. Hierdoor kan het digestaat wat overblijft na de vergisting zonder problemen worden afgezet. De coproducten in een vergistingsinstallatie werken rendementverhogend zoals in figuur 5.9 is weergegeven [24].
m3 biogasproductie per m3 co-product 700 600
m3
500 400 300 200 100
ru nd v a er rk me en s sm t es aa t r aa da r d pp we ap e l i v o pe v er ed ls c s e h s u rw ille gr ik ort n as er e , k b ie len la ve ten rm k u e il v e ng s rs el gr gr as as bi k ui o l bi afv er a gr b or l oe s t ne el m m ai ma ais sk u i sk v o il (k uil ed or se r el la ) f m v al el ou ass d e br oo re st ou ou d pr od d f r d v e u c i tu t te ur v n b a et kk er ij
0
figuur 5.9: rendement verhogende co-producten
Hierdoor zal de installatie meer biogas produceren waardoor er meer elektriciteit kan worden opgewekt. De haalbaarheid van een vergistingsinstallatie wordt dus door de komst van de positieve lijst mestvergisting vergroot. Een probleem met de huidige lijst is dat er weinig energierijke producten op staan [23]. Er zal een aanvulling moeten komen met producten die een grotere energie-inhoud hebben om mestvergisting nog aantrekkelijker te maken. Er zou een aanvulling plaatsvinden aan het eind van 2004. Van de vijftig aangemelde coproducten zijn er momenteel een viertal goedgekeurd volgens dhr. M. Smolders van de afdeling Animal Science Group van de universiteit Wageningen. Verder staan in figuur 5.9 interessante co-producten. Echter komen niet alle producten die in de figuur staan voor op de positieve lijst mestvergisting. Een nieuw knelpunt sinds het uitbrengen van de positieve lijst heeft te maken met Ruimtelijke Ordening (R.O.). Bij de hernieuwde interesse naar mestvergisting is de vraag gesteld of een mestvergistingsinstallatie kan worden aangemerkt als agrarische activiteit. Momenteel wordt deze activiteit gezien als een industriële activiteit en kan de agrariër geen mestvergistingsinstallatie op zijn erf bedrijven.
“Omgevings Benuttings Plan”
48
Duurzame Regio Energie
SenterNovem [5] heeft een notitie uitgebracht waarin zij deze knelpunten aan het licht brengt. In deze notitie worden een aantal aanbevelingen gedaan die belangrijk zijn ter bevordering van mestvergisting. Om een goed inzicht te krijgen in de problematiek worden deze aanbevelingen hieronder opgesomd: de Rijksoverheid zal, verwijzend naar relevant beleid, een uitspraak moeten doen over de vormen van (co)vergisting van dierlijke mest die toelaatbaar wordt geacht als activiteit binnen het agrarische gebied; de Rijksoverheid zal in deze uitspraak moeten vermelden of het wenselijk is dat agrariërs elektriciteit aan het net leveren en daarmee ook inkomsten verwerven uit de verkoop van elektriciteit; deze uitspraak zal als aanbeveling naar de provincies en gemeenten moeten worden gecommuniceerd. Dit kan gedaan worden in de komende update van de richtlijn mestvergisting; de uitspraak zal gebaseerd moeten worden op een eenduidige grondslag zodat de interpretatie van de uitspraak voor alle betrokkenen volledig helder is en dus onafhankelijk van nadere toetsing aan Ruimtelijk of ander beleid; indien toch toetsing aan het R.O. beleid noodzakelijk blijft, dan wordt aanbeveelt de uitspraak van de Rijksoverheid uit te splitsen in een uitspraak over installaties waar mogelijk problemen met het R.O. beleid kunnen ontstaan, en een uitspraak over installaties waarvoor geen problemen worden voorzien. Concreet betekent dit: o grote installaties gelijk doorverwijzen naar een industrieterrein; o kleine installaties met eigen mest of met een aanzienlijk deel eigen mest toestaan, en voor de tussenklasse toetsen aan R.O. beleid. De aanbevelingen hebben vooral betrekking op de Rijksoverheid. De Rijksoverheid zal een eenduidig en duidelijk beleid moeten opstellen voor mest(co)vergisting. Wanneer hier een duidelijk beleid wordt uitgezet kunnen provincies en gemeenten daar beter mee omgaan. Dit wil alleen niet zeggen de gemeenten een passieve houding kunnen aannemen. Als het gaat om mestvergisting zal de gemeente een actief beleid moeten voeren. Zeker wanneer het gaat om duurzaamheid. Elektriciteit die is opgewekt met een vergistingsinstallatie is duurzaam en zal dus een bijdrage leveren aan het percentage duurzaam opgewekte energie. 5.5.2
Provinciaal en gemeentelijk beleid Momenteel staat het beleid qua mestvergisting nog in de kinderschoenen. Al het beleid wat er momenteel is wordt landelijk geregeld. De milieuvergunning die moet worden aangevraagd bij de provincie staat goed beschreven. Het nadeel van deze aanvraag is dat het een tijdrovend proces is en dat er veel kosten mee gemoeid zijn. Een aantal onderzoeken [14 en 15] die uitgevoerd moeten worden voor de vergunningverlening zijn: geuronderzoek; geluidshinderonderzoek; bodem nul situatie onderzoek;
“Omgevings Benuttings Plan”
49
Duurzame Regio Energie
toetsing afvalstoffen bij het Rikilt. Dit heeft tot gevolg dat enkele initiatiefnemers op het gebied van mestvergisting het niet interessant genoeg vinden. Dit heeft te maken met uiteenlopende redenen. In hoofdzaak gaat het om wet- en regelgeving. De initiatiefnemers lopen tegen procedures aan welke geld en tijd kosten. Daarnaast wordt de aangevraagde vergistingsinstallatie vaak doorverwezen naar een industrieterrein in het kader van R.O. De initiatiefnemers nabij de grens zoeken dan een oplossing in het buitenland. Voorbeeld is dhr. Aerts uit de provincie Limburg (zie tabel 5.19). Het gemeentelijke beleid in het doelgebied is erop gericht om een duurzame uitstraling te hebben. Het feit is alleen dat het beleid ten opzichte van mestvergisting verder ontwikkeld dient te worden. Vooral de procedure op het gebied van Ruimtelijk Ordening met de vraag of een vergistingsinstallatie gezien kan worden als agrarische activiteit (§5.4.1). Ook wordt geacht dat gemeenten duurzame energie stimuleren. Een actieve houding ten opzichte van mestvergistingsinitiatieven is dan belangrijk. De huidige richtlijnen over de vraag wie bevoegd gezag is voor de vergunningverlening staat weergegeven in tabel 5.10.
Milieuvergunning
Bouwvergunning
GEMEENTE Altijd bij vergisting van: mest van het eigen bedrijf; minder dan 25.000 m3 mest van buiten het eigen bedrijf; co-producten van het eigen bedrijf (positieve lijst mestvergisting en andere co-produkten waar ontheffing voor is; aangevoerde co-producten van buiten het eigen bedrijf- niet zijnde afvalstoffen. bouwaanvragen binnen het bestaande bouwblok.
PROVINCIE Alleen bij vergisting van: meer dan 25.000 m3 mest; van buiten het eigen bedrijf afvalstoffen afkomstig van buiten het eigen bedrijf; buiten het eigen bedrijf aangevoerde co-producten – ook die van de positieve lijst mestvergisting – en zijnde afvalstoffen. wijziging bestemmingsplan: nieuw bouwblok; wijziging/ vergroten van het bestaande bouwblok.
tabel 5.10: bevoegd gezag vergunningverlening mestvergisting
5.6
Regionale mogelijkheden Om de mogelijkheden voor het opwekken van bio-energie voor Noord-Limburg te kunnen bepalen is het belangrijk inzicht te krijgen in: hoeveelheid biomassa; theoretisch potentieel DE; beschikbaarheid van biomassa; initiatieven in de regio. Met behulp van de Marktverkenning Duurzame Energie [6] zijn enquêtes uitgevoerd bij de betrokken gemeenten in de regio. De gegevens van de gemeenten kunnen worden teruggevonden in tabel 5.11.
“Omgevings Benuttings Plan”
50
Duurzame Regio Energie
Verder is gekeken naar een vergelijkend marktverkenningsonderzoek in de buurtgemeente Maasbree [16]. EENHEID huishoudelijk afval GFT
ton ton
HORST AAN DE MAAS 5.300 6.300
oud en bewerkt hout (náást huishoudelijke afval) snoeiafval (hout) bermgras RWZI-slib (nat)
ton
200
181
1.150
2.985
4.516
ton ton ton
1.500 500 n.b.
1.500 n.b. n.b.
384 570 6.240
1.000 300 12.649
4.384 1.370 18.889
bos recreatie- en natuurterrein fruitteelt glastuinbouw
hectare hectare hectare hectare
320 15 157 89
145 10 n.b. n.b.
1.250 50 400 94
1.252 159 1 240
2.967 234 558 423
11.622 65.457 12.340 74.167 n.b.
4.719 15.510 4.224 1.373.277 n.b.
13.996 401.703 34.750 3.471.210 2.146
1.340 12.185 968 246.623 43
31.677 494.855 52.282 5.165.277 2.189
rundvee en vleeskalveren stuks vleesvarkens stuks fokvarkens stuks pluimvee stuks akkerbouwgrond hectare braakgelegd tabel 5.11: gegevens gemeenten
MEERLOWANSSUM
VENRAY
VENLO
TOTAAL
1.341 765
4.500 1.900
21.284 9.398
32.425 18.363
n.b. = niet bekend 5.6.1
Hoeveelheid biomassa in de regio Op basis van de gegevens die staan weergegeven in tabel 5.11 kan bepaald worden wat de hoeveelheden aan biomassastromen in tonnen zijn. De berekeningen worden gedaan aan de hand van een rekenmodel welke door Projectbureau Duurzame Energie [6] ontwikkeld is. Wat opvalt, is de verhouding beschikbare biomassa (figuur 5.12). Uit de gegevens blijkt dat de hoeveelheid mest van varkens/runderen en pluimvee circa 91% uitmaken van de totale hoeveelheid biomassa in tonnen. Dit betekent dat mestvergisting een goede mogelijkheid is voor duurzame energie opwekking in de regio. Zeker als bedacht wordt dat wanneer er covergist gaat worden, er een bepaalde verhouding (80% mest/ 20% co-product) moet zijn om de vergisting optimaal te laten verlopen [10 en 24].
“Omgevings Benuttings Plan”
51
Duurzame Regio Energie
organische fractie huish.afval
Verhouding biomassastromen
GFT-afval oud en bew erkt hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouw bijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest mest, varkens en runderen energieteelt
figuur 5.12: verhoudingen biomassastromen
In figuur 5.13 is gekozen om de gegevens van de mest weg te laten. Dit is gedaan om een beter overzicht te krijgen van de overige biomassastromen. Uiteraard worden de meststromen wel meegenomen in de uitleg die volgt aan de hand van figuur 5.13.
energieteelt
productieafval glastuinbouw
knip- en snoeiafval fruitteelt
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
knip- en snoeiafval gemeente
oud en bewerkt hout
GFT-afval
50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 organische fractie huish.afval
ton
Hoeveelheid biomassa
figuur 5.13: opsplitsing bio-energiepotentieel in tonnen biomassastromen
In hoeveelheden is mest het meest voorhanden, dit blijkt wel uit figuur 5.12. Daarnaast zijn er ook een aantal ander biomassastromen geïnventariseerd welke mogelijk interessant zijn voor mestvergisting. Deze zijn weergegeven in figuur 5.13. Hierin is te zien dat de regio inspeelt op energieteelt. Deze energieteelt kan bestaan uit allerlei teelten, voorbeelden zijn koolzaad en snijmais. Wanneer het aantal mestvergistingsinstallaties toeneemt in de regio is het van belang om in te spelen op de behoefte aan co-producten voor deze installaties.
“Omgevings Benuttings Plan”
52
Duurzame Regio Energie
Hiermee kan het rendement van dergelijk installatie omhoog gaan wat een betere bedrijfsvoering betekent. Verder komen er een aantal andere stromen vrij binnen de gemeenten. Alleen niet alle stromen komen voor op de positieve lijst mestvergisting (zie bijlage 4). In tabel 5.14 staat weergegeven welke biomassastromen er in aanmerking komen voor mestvergisting. Voor biomassastromen die niet geschikt zijn voor mestvergisting kan gekeken worden naar andere technieken zoals verbranding en/of vergassing. Stromen die voor vergassing in aanmerking komen zijn ondermeer oud en bewerkt hout en knip- en snoeiafval van de gemeente. 5.6.2
Theoretisch potentieel aan duurzame energie Het theoretisch potentieel aan duurzame energie (DE) wordt berekend met het rekenmodel van het projectbureau duurzame energie (PDE). Iedere biomassastroom heeft een andere intrinsieke energie, vandaar dat hiervoor een rekenmodel is ontwikkeld. In tabel 5.14 staat de energiepotentie van elke biomassastroom welke door PDE [6] gebruikt wordt in het rekenmodel. Daarnaast staat in de tabel ook de verwachte potentie voor mestvergisting. BIOMASSASTROOM organische fractie huishoudelijk afval GFT-afval oud en bewerkt hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouwbijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest rundvee
POTENTIEEL (GJ/TON) 5,5 0,54 15,4 10,2 5,3 1,5 10,2 10,2 0,54 6,59 0,18
HOEVEELHEID IN REGIO (TON) 4500 1900 1150 384 570 6240 8125 1200 3290 48986 522214
POTENTIE -++ -+++ ++ +
vleesvarkens fokvarkens energieteelt
0,18 0,18 10,2
180700 1527333 43772
+ + ++
tabel 5.14: energiepotentie van de biomassastromen met de hoeveelheden - - zeer ongeschikt - ongeschikt + - redelijk geschikt + geschikt + + zeer geschikt
Aan de hand van de grootte van de biomassastromen wordt er berekend hoeveel potentiële energie er in de regio opgewekt kan worden. In figuur 5.15 wordt weergegeven wat de verhoudingen zijn in DE potentieel.
“Omgevings Benuttings Plan”
53
Duurzame Regio Energie
organische fractie huish.afval
Verhouding potentieel DE
GFT-afval oud en bew erkt hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouw bijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest mest, varkens en runderen energieteelt
figuur 5.15: verhouding potentieel DE
Het aandeel mest (totaal) komt neer op ongeveer 69% van de totale theoretisch potentieel aan duurzame energie. Doordat de hoeveelheid mest groot is (zoals in figuur 5.15 staat weergegeven), zal het aandeel van mest worden weggelaten in figuur 5.16. Dit is gedaan om zo een beter beeld te krijgen van de diverse andere biomassastromen.
energieteelt
productieafval glastuinbouw
knip- en snoeiafval fruitteelt
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
knip- en snoeiafval gemeente
oud en bewerkt hout
GFT-afval
500000 450000 400000 350000 300000 250000 200000 150000 100000 50000 0 organische fractie huish.afval
GJ
Potentieel DE
figuur 5.16: bio-energiepotentieel in GJ energie per biomassastroom
“Omgevings Benuttings Plan”
54
Duurzame Regio Energie
Belangrijk te vermelden is het feit dat lang niet alle van deze reststromen op de positieve lijst mestvergisting staan. Producten die als co-vergistingsproducten toegepast (mits minder dan 1% vervuild) kunnen worden zijn: diverse soorten mest; bermgras; bosbouwbijproducten; energieteelt. Het meest rendabele co-product van dit moment is pluimveemest. Alleen pluimveemest is niet interessant te vergisten in verband met het hoge droge stofgehalte. Als dit echter wordt gemengd met drijfmest van varkens is het een goed mengsel om te vergisten. Nadeel is echter wel het hogere ammoniak- en zwavelgehalte van het mengsel ten opzichte van andere co-vergistingsproducten. Dit betekent dat er meer onderhoud zal moeten plaatsvinden aan de installatie. In de onderzochte regio zijn ook een aantal grote voedselproducerende bedrijven welke eventueel biomassa kunnen leveren geschikt voor mestvergisting. In tabel 5.17 staan deze opgesomd met de locatie, het soort afval en of deze in eerste instantie op de positieve lijst mestvergisting staat. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de biomassastromen zuiver genoeg zijn om in te zetten bij mestvergisting. BEDRIJF Aarts conserven B.V. Frankort & Koning b.v. Fritesspecialist HEVECO (groep) Houbensteyn (groep) Interbrew arcense bierbrouwerij Laarakker groenteverwerking Lutéce B.V. Nestlé Nederland B.V. Nijssen Granico B.V. Oerlemans Foods B.V. Peka Kroef B.V. Steenks Rozen van Gorp greenfood B.V. van Rijsingen beheer B.V. Veiling Flora Veiling ZON
PLAATS Lottum Venlo Lomm Horst Ijsselsteyn Arcen Well Horst Oostrum Veulen Venlo Odiliapeel Baarlo Belfeld Helmond Venlo Venlo
SOORT AFVAL groente/fruit groente/fruit aardappelresten champost/chamrest diverse productieresten bier groenterest champost/chamrest aardappelresten mengvoeder fruit-groente-aardappelrest aardappelresten snijbloemafval e.d. snijafval groente groenteteelt+verwerker bloemenafval restafval groente/fruit
WITTE LIJST* ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja
tabel 5.17: voedselproducerende bedrijven * In eerste instantie, nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het afval zuiver genoeg is.
“Omgevings Benuttings Plan”
55
Duurzame Regio Energie
5.6.3
Beschikbaarheid geïnventariseerde biomassastromen
Als een ondernemer wil gaan vergisten is het belangrijk te weten welke biomassastromen binnenkort beschikbaar komen en welke gebruikt kunnen worden in de mestvergistingsinstallatie. De gemeentelijke instantie kan een grote leverancier worden van biomassastromen, omdat hier jaarlijks veel van wordt opgehaald. Momenteel wordt nog een groot gedeelte van de biomassa afgevoerd tegen betaling naar composterings- en verbrandingsinstallaties of andere verwerkingsbedrijven. In tabel 5.18 staan: biomassastromen van de gemeente; afzet biomassastromen; looptijd contracten; verwerkingskosten. HORST AAN DE MAAS Essent 31-12-2008 139,63
MEERLOWANSSUM Essent 31-12-2008 139,63
VENLO
VENRAY
Essent 31-12-2008 139,63
Essent 31-12-2008 139,63
Essent
Essent
Essent
Contractduur Vergoeding
Pilot afvalverwerking n.v.t. n.v.t.
31-12-2008 82,26
31-12-2008 82,62
31-12-2008 82,26
Oud en bewerkt hout
Afnemer
Maessen
Essent
Essent
Contractduur Vergoeding
31-12-2005 120,00
31-12-2008 39,00
Bowie recycling Maessen recycling n.b. 39,00
31-12-2008 39,00
Snoeiafval
Afnemer Contractduur Vergoeding
Essent 31-12-2008 37,50
Essent 31-12-2008 37,50
Essent 31-12-2008 n.b.
Essent 31-12-2008 37,50
Bermgras
Afnemer
NLW groep jaarlijks 34,00
Den Ouden Recycling 31-12-2005 n.b.
NLW groep
Contractduur Vergoeding
Den Ouden Recycling 31-12-2005 36,00
Afnemer
Essent
ENCI
ENCI
ENCI
Contractduur
geen contract
31-12-2011
31-12-2011
31-12-2011
Vergoeding
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
Huishoudelijk
Afnemer Contractduur Vergoeding
GFT
Afnemer
RWZI-Slib
**
jaarlijks 34,00
tabel 5.18: contractduur en afnemers van de gemeentelijke biomassastromen * Alleen tuinafval ** Rioolslib en kolkenvuil, geen echt RWZI slib
Uit de tabel blijkt dat de gemeente verplichtingen hebben tot minimaal 31 december 2004 en uitlopend tot eind 2008. Uit interviews gehouden met de gemeenten blijkt dat deze
“Omgevings Benuttings Plan”
56
Duurzame Regio Energie
interesse hebben in het stimuleren van de regio door biomassa beschikbaar te stellen voor de agrariërs welke het kunnen gaan vergisten. 5.7
Initiatieven
Zoals in tabel 5.19 is weergegeven zijn er al een aantal initiatieven die zich bezig willen gaan houden met vergisting. De meeste initiatieven zijn echter nog prematuur. Veel initiatiefnemers bevinden zich in de vergunningsfase, zowel milieu- als bouwvergunning. Het is de bedoeling dat een aantal vergistingsinstallaties ook daadwerkelijk opgestart gaan worden in het jaar 2005. Twee installaties worden hieronder besproken, omdat deze bedrijven grotere marktspelers zijn en de ideeën concreter zijn uitgewerkt. Deze initiatieven zijn een samenwerkingsverband aangegaan voor de realisering van een vergistingsinstallatie. De initiatieven zijn: Oerlemans Foods Nederland B.V. en Laarakker groenteverwerking B.V.; Maatschap Dobbe en Frese biogas B.V. GEMEENTE
INITIATIEFNEMER
INSTALLATIE
Venray
Maatschap Dobbe
36.000 m3
Houbensteyn
36.000 m3
Frank Aerts
12.000 m3
Rozendaal Agri
24.000 m3
Van Gennip Horst aan de Maas
Venlo
Willems Ger Hermans Koen Verhaegh Essent
Bergen Helden
gemeente Laarakker Van Gennip
n.b. 10.000 m3 36.000 m3 WKK op PPO* 85.000 m3
STATUS Bouwaanvraag (eind 2004) Milieuvergunning Milieuvergunning (rond zomer 2005) Milieuvergunning ( half januari 2005) Milieuvergunning (indienen half december 2004) n.b. Milieuvergunning Milieuvergunning (ter inzage) Bouwvergunning Wacht op subsidie Milieuvergunning (indienen half december 2004)
HOEVEELHEID (MWE) 1,6 1,6 0,5** 1,0** 0,5 n.b. 0,4** Duitsland 1,6 1,0 3,8* 0,5
tabel 5.19: initiatieven in de regio * Puur Plantaardige Olie 3 ** op basis van een installatie met een capaciteit van 36.000 m
Zoals in tabel 5.19 is te zien zijn er verscheidende vergunningsaanvragen al gedaan of wordt dat binnen korte tijd gedaan. De vergistingsinstallaties van de diverse initiatieven zijn van verschillende grootte. Er kan vanuit worden gegaan dat een installatie met een geïnstalleerd vermogen van 1,6 MW volgens dhr. S. Roelofs van Frese Biogas B.V. ongeveer 3000 huishoudens per jaar van elektriciteit kunnen worden voorzien.
“Omgevings Benuttings Plan”
57
Duurzame Regio Energie
5.7.1
Oerlemans Foods Nederland B.V./Laarakker groenteverwerking B.V.
Op basis van gesprekken met dhr. J. Hulsen van Oerlemans Foods Nederland B.V. en dhr. M. Coolen van Laarakker groenteverwerking B.V. is duidelijk geworden dat er een plan is om een vergistingsinstallatie te gaan bouwen met een capaciteit van circa 85.000 m3 biomassa. Met dit project wordt samengewerkt met Oerlemans Foods Nederland B.V., hierna te noemen Oerlemans. Dit bedrijf heeft in het verleden ook gekeken naar de mogelijkheden van vergisting. Oerlemans heeft een studie laten doen en daar is als voorlopige conclusie uitgekomen dat de oplossing ligt in het vergisten van haar bijstromen en de bijprodukten niet af te zetten naar de veevoerindustrie. Redenen hiervoor zijn: Certificering van diervoederstromen is duur; Risico is groot (geen continue afzet); Onvoldoende afnemers. Vergisting lijkt om dit moment de meest interessante optie om kostenreductie te realiseren op restafval. Oerlemans heeft alleen besloten om niet zelf te gaan vergisten, maar om een partner hierin te vinden. De voornaamste reden hiervoor is dat Oerlemans zich wil toespitsen op haar primaire bedrijfsvoering, het verwerken van groente. Oerlemans heeft een partner gevonden voor vergisting. Dit bedrijf is Laarakker en is van plan om een installatie te bouwen om haar terrein. Laarakker gaat haar eigen bijstromen vergisten. Het is ook de bedoeling om bijstromen van derden te gaan verwerken. Oerlemans wil alle bijstromen verkopen aan Laarakker. Laarakker wenst nog meer leveranciers van bijstromen, omdat het hier gaat om een grote installatie. De leveranciers van bijstromen zullen voornamelijk gezocht worden in de voedselproducerende-sector. Wanneer de vergistingsinstallatie eenmaal in bedrijf is zal: de elektriciteit worden verkocht; de warmte worden verkocht aan tuinders in de directe omgeving; het digestaat worden afgezet als meststof; het water worden verregend over de landerijen van Laarakker. 5.7.2
Maatschap Dobbe/Frese biogas B.V.
Op basis van gesprekken met dhr. J. Dobbe van Maatschap Dobbe en dhr. S. Roelofs van Frese Biogas B.V. is duidelijk geworden dat Frese Biogas B.V. een mestvergistingsinstallatie wil gaan bouwen die de varkenshouder J. Dobbe gaat beheren. Dit bedrijf heeft een aantal jaren geleden besloten om haar mest te gaan verwerken. De milieuvergunning is opgesteld en goedgekeurd. De bouwvergunning is ook aangevraagd en zal naar verwachting eind januari 2005 worden verstrekt. De ondernemer wil de vergistingsinstallatie medio 2005 in werking hebben in verband met subsidiegelden. Het 3 gaat hierbij om een installatie van circa 36.000 m . Dit zal neerkomen op een geïnstalleerd vermogen van ongeveer 1,6 MW [7]. De investering van een dergelijke installatie is hoog, volgens de ondernemer zal dit neerkomen op ongeveer zes miljoen euro. Voor een bedrijf als Maatschap Dobbe is dit niet
“Omgevings Benuttings Plan”
58
Duurzame Regio Energie
op te brengen. Het bedrijf heeft hierin een partner gevonden in Frese Biogas B.V. Dit bedrijf zal een aantal zaken op zich gaan nemen: zorg dragen voor de benodigde investering; bouw van de installatie; administratieve handelingen; MEP-subsidie; elektriciteit verkoop; minas-boekhouding. Maatschap Dobbe heeft een stuk land ter beschikking gesteld en neemt de bedrijfsvoering van de vergistingsinstallatie op zich. De warmte die vrij komt bij mestvergisting wordt gebruikt bij het vergistingsproces zelf en bij het verwarmen van het woonhuis en de stallen. Desondanks blijft er restwarmte over. Wat er met deze restwarmte gebeurt is nog niet duidelijk. De elektriciteit wordt verkocht aan een energieleverancier. Daarnaast zal het water gebruikt worden om het land te beregenen. Wat er met het digestaat gaat gebeuren is nog niet duidelijk. Dit hangt mede af van de prijsontwikkeling voor meststoffen. 5.7.3
Houbensteyn
Dhr M. Houben is bezig met het aanvragen van een bouwvergunning voor een mestvergistingsinstallatie. Deze installatie zal medio 2005 worden gebouwd. Het is de bedoeling dat er een installatie komt met een capaciteit van 36.000 m3. Dit zal overeen komen met een geïnstalleerd vermogen van 1,6 MW [28]. 5.7.4
Concrete initiatieven: Klavertje-4
In Klavertje-4 verband werken Provincie, gemeenten en Veiling Zon gezamenlijk aan de duurzame ontwikkeling van de concentratiegebieden glastuinbouw Californië en Siberië, het industrieterrein Trade Port Noord en het Veiling ZON gebied. Het verminderen van het gebruik van energie en het inzetten van duurzame energie is daarvan onderdeel [25]. De ontwikkelingen zoals die geschetst zijn door de Rijksoverheid (structurele verandering naar een duurzame energiehuishouding), hebben geleid tot een voorstel om een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar een vergistingexperiment binnen het Klavertje-4 gebied. De haalbaarheidsstudie moet aantonen of en zo ja welke partijen willen participeren in een vergistingsinstallatie. Een mogelijke locatie voor de installatie is het terrein van de Veiling Zon. Dit terrein kent gunstige voorwaarden daarvoor, zoals aanwezige infrastructuur, grote vrijkomende organische stromen en een hoge energiebehoefte. De mogelijkheden voor de afzet van het vergiste organisch materiaal vormt een belangrijk onderdeel van de haalbaarheidsstudie. Sluiting van kringlopen en voedselveiligheid zijn onderwerpen die van belang binnen de studie. Het Klavertje-4 project is een project wat aansluit bij DRE. Het is goed om in een later stadium te kijken wat de twee projecten voor elkaar kunnen betekenen.
“Omgevings Benuttings Plan”
59
Duurzame Regio Energie
5.7.5
Andere marktspelers
Essent Essent zou een vergistingsinstallatie met een capaciteit van 36.000 m3 biomassa willen gaan bouwen in de gemeente Venlo volgens dhr. Roelofs van Frese Biogas B.V. Tot op heden is daar verder nog geen informatie over vernomen. Utrechtse bedrijf Resources Management Holding In Nederweert wil het Utrechtse bedrijf Resources Management Holding (RMH) een biomassacentrale bouwen. Deze zou gesitueerd moeten worden op een bedrijventerrein langs de Zuid-Willemsvaart. Het bedrijf wil voedselafval en varkens- en kippenmest uit de regio gaan verwerken tot kunstmest, cokes en elektriciteit. Op jaarbasis wil het bedrijf 60.000 ton mest en 75.000 ton voedselafval gaan verwerken. Dit komt neer op een hoeveelheid van 135.000 ton. De bouw van de centrale is geraamd op 16 miljoen euro. De centrale zal 10 directe en 23 indirecte arbeidsplaatsen op gaan leveren. Het Utrechtse bedrijf heeft bij de provincie Limburg een milieuvergunning aangevraagd. Ook is er een procedure opgestart om een ontheffing te krijgen van de verplichting voor het opstellen van een milieueffectrapportage. Het college van Nederweert verwacht dat RMH in de loop van december 2004 een officieel verzoek zal indienen voor de wijziging van het bestemmingsplan. Het college van B&W willen in januari 2005 een inspraakbijeenkomst houden hierover (http://www.agriholland.nl).
“Omgevings Benuttings Plan”
60
Duurzame Regio Energie
6
Coöperatieve afzet vs. marktwerking
6.1
Inleiding
Vereniging Innovatief Platteland Venray en omstreken (VIP) komt op voor de belangen van de agrariërs. VIP wil het voor deze groep ondernemers aantrekkelijker maken om te starten met de productie van duurzame energie. In figuur 6.1 staat in essentie waar VIP een rol in kan spelen.
figuur 6.1: 1+2 = DRE
Zoals blijkt uit figuur 6.1 kan VIP op twee manieren de agrariërs ondersteunen: kosten voor de ondernemer verlagen, de kosten zouden kunnen worden verlaagd als DRE een deel van de administratie op zich zou kunnen nemen; opbrengsten voor de ondernemer verhogen, DRE verzamelt alle duurzame energie en wanneer dat in bulk afgezet wordt, zal de leveringsgarantie omhoog gaan waardoor er meer opbrengsten zijn per kWh. Vanuit dit oogpunt zijn een drietal opties bedacht. Deze opties worden in de volgende paragrafen besproken. De opties zijn: optie 1: energieleverancier; optie 2: energie-inzamelingscoöperatie; optie 3: administratie coöperatie.
“Omgevings Benuttings Plan”
61
Duurzame Regio Energie
De opties worden op de punten organisatorisch, economisch, technisch op haalbaarheid getoetst. In hoofdstuk 7 wordt een aanbeveling gedaan voor de meest kansrijke optie. 6.2
Bedrijfsvorm coöperatie
De coöperatie is een bijzondere variant op de vereniging [8]. De coöperatie is een vereniging die opkomt voor de materiële belangen van de leden. Dit kan gebeuren door middel van overeenkomsten te sluiten met de leden. Bij de coöperatie mag winst worden uitgekeerd aan de leden. In het geval van DRE zou de eventuele winst die wordt behaald deels uitgekeerd worden aan de leden. Een ander klein deel is voor DRE om zo te kunnen bestaan, want de coöperatie zoals die voor ogen is heeft geen winstoogmerk. Er zijn drie typen coöperaties: bedrijfscoöperaties, waarbij de leden het bedrijf uitoefenen en de coöperatie de inkoop, verkoop en/of bepaalde diensten voor de leden verzorgt; consumentencoöperaties, waarbij de leden goederen kopen van de coöperatie, die deze voor de leden gezamenlijk heeft ingekocht; producten- of dienstencoöperaties, waarbij de leden tegelijkertijd werknemer zijn van de coöperatie. Oprichtingsvereisten Een coöperatie moet worden opgericht door minimaal twee personen. Hiervoor moet een akte opgemaakt worden door de notaris. De coöperatie moet worden ingeschreven in het handelsregister. Iedere coöperatie is verplicht jaarstukken op te stellen én dit openbaar te maken bij de kamer van koophandel. Aansprakelijkheid De coöperatie is een rechtspersoon en dus zelf aansprakelijk voor haar handelingen. De leden van de coöperatie zijn bij ontbinding ervan, ieder voor een gelijk deel aansprakelijk voor de tekorten van de coöperatie. Er kan van deze wettelijke aansprakelijkheid (WA) worden afgeweken door in de statuten de aansprakelijkheid van de leden te beperken of uit te sluiten. De coöperatie met beperkte aansprakelijkheid (BA), beperkt de aansprakelijkheid tot een bepaald maximum. Bij de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid (UA) is er geen verhaalsrecht op de leden. Ook kunnen de statuten de verdeling van de aansprakelijkheid over de leden anders regelen. Verder zijn op de bestuurders van coöperaties ook de regels van de anti-misbruikwetgeving van toepassing Belastingen Over de winst van de coöperatie, wordt vennootschapsbelasting geheven. Leden die tegelijkertijd werknemer van de coöperatie zijn, vallen onder de loonheffing.
“Omgevings Benuttings Plan”
62
Duurzame Regio Energie
Sociale zekerheid Een lid/bestuurder van een coöperatie kan zich niet verzekeren via de sociale verzekeringswetgeving. Dit geldt ook voor een lid/werknemer van een kleine werknemerscoöperatie met maximaal vijf leden. De arbeidsverhouding van deze leden wordt namelijk niet gezien als een dienstbetrekking in de zin van de sociale verzekeringswetgeving. Leden van een werknemerscoöperatie met een grotere omvang dan vijf leden vallen doorgaans wel onder de werknemersverzekeringen. Continuïteit De continuïteit van de coöperatie is gewaarborgd door haar rechtspersoonlijkheid. Het inen uittreden van leden is geregeld in de statuten. Indien een coöperatie niet haalbaar wordt geacht kan er gekozen worden uit een aantal andere rechtsvormen. Deze staan in tabel 6.2 weergegeven. B.V.
N.V.
V.O.F.
C.V.
Oprichting Inschrijving
notariële akte handelsregister
notariële akte handelsregister
vormvrij handelsregister
vormvrij handelsregister
Kapitaalvereisten
18.000
45.000
geen
geen
Bestuur
directie
directie
vennoten
beherend vennoten
Andere organen
aandeelhouders, evt. Raad van Commissarissen
aandeelhouders, evt. Raad van Commissarissen
geen
commanditaire vennoten
Aansprakelijkheid
bestuur bij onbehoorlijk bestuur
bestuur bij onbehoorlijk bestuur
privé voor 100% als V.O.F. niet nakomt
beherend vennoten privé 100% commanditaire vennoten beperkt aansprakelijk
Belastingen
vennootschapsbelasting inkomstenbelasting over salaris directie en over dividend
vennootschapsbelasting inkomstenbelasting over salaris directie en over dividend
inkomstenbelasting en ondernemers aftrekposten
inkomstenbelasting en ondernemers aftrekposten
Sociale zekerheid
geen werknemersverzekeringen
directie aandeelhouder valt niet onder werknemersverzekering
geen werknemersverzekeringen
geen werknemersverzekeringen
tabel 6.2: mogelijk overige rechtvormen waaruit DRE kan bestaan
“Omgevings Benuttings Plan”
63
Duurzame Regio Energie
6.3
Optie 1: energieleverancier
In deze optie wordt de energie die in de regio duurzaam wordt geproduceerd opgekocht door DRE. Deze zal de energie vervolgens verkopen aan derden, de directe afnemers. In de volgende drie paragrafen wordt getoetst of dit haalbaar wordt geacht. 6.3.1
Organisatorische haalbaarheid
Een mogelijkheid voor DRE is om de energie te kopen van producenten en deze te verkopen aan de consumenten en bedrijven (zie figuur 6.3).
figuur 6.3: DRE als duurzaam energieleverancier
Wanneer er gekozen wordt voor het in- en verkopen van energie is het belangrijk om te weten dat dit specifieke kennis met zich mee brengt. De energiemarkt is een onstabiele markt met vele fluctuaties waar op ingespeeld moet worden. De duurzame energie die geleverd wordt aan de consument moet gegarandeerd worden. Wordt er niet voldoende duurzame energie geproduceerd binnen de eigen productieketen moet er worden aangekocht. De prijzen van duurzame energie variëren sterk na gelang het tijdstip van de dag en de hoeveelheid duurzame energie op de markt. Verder zijn er administratieve handelingen nodig: contracten met leveranciers; facturen naar de consument; betalingen aan leveranciers. Om dit te kunnen realiseren is de expertise van een ervaren energieleverancier noodzakelijk. Om duurzame energie af te kunnen zetten zijn consumenten nodig. Dit is een stuk marketing die al aanwezig is bij de andere energieleveranciers. Tevens hebben zij al een systeem waarin de uitbetalingen naar producent, de facturen naar consument en
“Omgevings Benuttings Plan”
64
Duurzame Regio Energie
dergelijke geregeld is. Wanneer dit van de grond af aan moet worden opgebouwd kost dit veel geld en tijd. 6.3.2
Economische haalbaarheid
Wanneer DRE zich als energieleverancier wil gaan profileren dan heeft zij te maken met grofweg twee marktpartijen. Aan de ene kant van de markt de producenten, aan de andere kant van de markt de consumenten. Dit kunnen particulieren zijn, maar ook bedrijven en gemeentelijke instanties. De consument van duurzame energie wil niet veel meer betalen. Hierin ontstaat dus een spanningsveld tussen de producenten en de consumenten: de producent wil een zo hoog mogelijke prijs voor de energie; de consument wil een zo laag mogelijk prijs voor de energie. Een probleem is de mogelijk de bereidwilligheid van de consument om meer geld te betalen voor de energie. Mogelijk kan dit probleem in het begin worden ondervangen door contracten af te sluiten met de gemeenten en bedrijfsleven. Deze hebben behoefte aan een goede economie in de regio. Dit kan bereikt worden door: promotie duurzame energie; gemeente stimuleert de agrarische sector; goed voorbeeld voor de burgers. Een andere mogelijkheid is het gebruiken van expertise van een ander energiebedrijf. Hierdoor zou het spanningsveld verminderd kunnen worden. Dit bedrijf kan de duurzame energie verkopen aan de consument. DRE kan zich dan richten op de producenten. Immers de producenten zijn de leden van DRE.
“Omgevings Benuttings Plan”
65
Duurzame Regio Energie
Zoals in figuur 6.4 is te zien zit er een marge tussen het tarief die de consument moet betalen voor de duurzame energie en de terugleververgoeding die de producent ontvangt.
Energieprijzen vs. vergoeding 8,00 7,00
Tarieven consument normaal Terugleververgoeding normaal
cent/kWh
6,00
Tarieven consument dal
5,00
Terugleververgoeding dal 4,00 3,00 2,00 1,00
n Nu o
co En e
RE N
W es tl a nd
Es se n
t
0,00
leverancier
figuur 6.4: energieprijzen vs. terugleververgoeding
Wanneer de duurzame energie in de regio wordt gebundeld zal de leveringsgarantie omhoog gaan. Hierdoor wordt de terugleververgoeding voor de producent hoger. Dit betekent dat de marge, zoals die staat weergegeven in figuur 6.5, kleiner wordt.
figuur 6.5: marge nader toegelicht
“Omgevings Benuttings Plan”
66
Duurzame Regio Energie
6.3.3
Technische haalbaarheid
Er zijn al gesprekken gevoerd met diverse energieleveranciers. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat er een geautomatiseerd systeem nodig is voor de verkoop van energie. De energieleveranciers met wie gesproken is beschikken over een dergelijk systeem. Wanneer er wordt besloten om in zee te gaan met een andere energieleverancier zijn er geen mensen nodig voor de verkoop van duurzame energie. Er is wel iemand nodig die ervoor zorgt dat de coöperatie meer leden krijgt zodat meer energie kan worden verkocht aan de consument. Naarmate de positieve lijst mestvergisting wordt aangevuld met producten, ligt het in de lijn der verwachting dat mestvergisting op boerderijniveau interessant gaat worden. Belangrijk is dat een eventueel energiebedrijf hierop voorbereid is, omdat het belangrijk is dat vooral de kleine initiatiefnemer er beter van wordt. 6.3.4
Voor- en nadelen
De voor en nadelen van deze optie zijn voor de duidelijkheid hieronder opgesomd. Voordelen: energie blijft in de regio; betere prijs voor een kWh; mogelijk betere terugleververgoeding naar de producenten; contracten met overheid lopen 10 jaar; meer energie te bieden; een hogere leveringsgarantie. Nadelen: moeilijk op te starten; externe expertise noodzakelijk; investeringen; risico met verkopen.
“Omgevings Benuttings Plan”
67
Duurzame Regio Energie
6.4
Optie 2: energie-inzamelcoöperatie
In deze optie wordt er alleen gekeken naar inzameling van energie. DRE verzamelt alle duurzame energie in de regio en verkoopt/verhandeld deze dan aan een energieleverancier/beurs. Naast deze activiteit kan DRE er zorg voor dragen dat biomassa naar de verschillende installaties zo efficiënt mogelijk geleverd wordt. Hierdoor is het mogelijk grotere reststromen af te nemen waardoor de kostprijs wordt verlaagd . 6.4.1
Organisatorische haalbaarheid
Coöperatieve organisaties kunnen alleen functioneren als er gelijkwaardige partijen lid zijn. Grotere producenten van duurzame energie hebben weinig interesse om met kleinere producenten van duurzame energie in debat te gaan over contracten en vergoedingen. Om de coöperatieve gedachte in stand te houden wordt daarom gedacht aan een tweetal afzonderlijke coöperaties, namelijk: DRE inzameling/kleine initiatieven; DRE verkoop. Kleine initiatieven (tot +/- 500 kWe) nemen deel aan de coöperatie DRE-inzameling (zie figuur 6.6). Kleine initiatieven hebben belang bij een vergroting van het aantal geproduceerde kWh en een hogere leveringsgarantie, omdat dit de terugleververgoeding van de energieleverancier verhoogt. Hoeveel deze verhoging bedraagt is moeilijk in te schatten. Hiervoor dienen offertes te worden aangevraagd bij diverse energieleveranciers.
figuur 6.6: optie 2: DRE inzameling
“Omgevings Benuttings Plan”
68
Duurzame Regio Energie
Voor de grotere producenten is DRE verkoop een volwaardige partner. Deze groep is betrekkelijk klein en zou de zeggenschap maar beperkt houden tot een aantal leden. Hierdoor is het eenvoudig om overeenstemming te krijgen over de contracten en dergelijke. De geïnterviewde initiatieven staan welwillend tegenover een coöperatie. Zeker wanneer alle geproduceerde duurzame energie gebundeld wordt en deze tegen betere tarieven kan worden weggezet. Om de initiatieven in de coöperatie zitting te laten nemen is het van belang om te komen met een goed businessplan. In figuur 6.7 staan de beide coöperaties grafisch weergegeven.
figuur 6.7: beide energie-inzameling coöperaties
6.4.2
Economische haalbaarheid
De coöperatie DRE verkoop zet de energie in bulk af aan een energieleverancier. De onkosten welke de coöperatie maakt worden vergoed door de verschillende deelnemers. Mogelijk kan het ook interessant zijn om de verzamelde energie te verhandelen op de Amsterdamse Power eXchange (APX) of een andere energiemarkt. 6.4.3
Technische haalbaarheid
Het realiseren van deze optie is niet erg ingewikkeld. Er dienen goede overlegstructuren te worden opgesteld tussen de partijen. Deze zouden kunnen worden vastgelegd in de te ontwikkelen statuten.
“Omgevings Benuttings Plan”
69
Duurzame Regio Energie
6.4.4
Voor- en nadelen
De voor en nadelen van deze optie zijn voor de duidelijkheid hieronder opgesomd. Voordelen: coöperatieve gedachte; goede prijs voor de energie; langdurige contracten; weinig onderhoud aan DRE; gelijkwaardige partners; overzichtelijk; uitbreiding eenvoudig te realiseren. Nadelen: tweetal coöperaties; moeilijk op te starten bij gebrek aan initiatieven. 6.5
Optie 3: administratie coöperatie
In deze vorm is DRE een coöperatie welke administratieve handelingen uitvoert voor de kleinere initiatieven. Verder kan een dergelijke coöperatie het vervoer en aanschaf van biomassastromen organiseren. Hierdoor komen de kleine vergistingsinitiatieven gemakkelijker en goedkoper aan de biomassa kunnen komen. 6.5.1
Organisatorische haalbaarheid
In figuur 6.8 staat de administratieve coöperatie weergegeven. De coöperatie houdt zich niet bezig met de in- en verkoop van energie. De coöperatie zal zich alleen richten op de administratieve kant. Hierbij kan gedacht worden aan: het regelen van biomassastromen; het geven van informatie over mestvergisting; het vervullen van aggregatorfunctie. Het doel van deze coöperatie is dat de kosten welke de initiatieven maken voor de administratie omlaag gebracht worden. Wanneer de kosten per kWh omlaag kunnen, zou de initiatiefnemer meer overhouden aan zijn geproduceerde duurzame energie. Immers de vergoeding voor de teruggeleverde energie blijft hetzelfde (dat wordt geregeld door de energieleverancier), maar de kosten gaan naar beneden.
“Omgevings Benuttings Plan”
70
Duurzame Regio Energie
figuur 6.8: administratieve coöperatie
De deelnemers in de coöperatie zijn kleinere initiatieven. Verwacht wordt dat het aantal kleine initiatieven in de komende jaren zal groeien. Deze leveren ieder voor zich de energie terug op het net. 6.5.2
Economische haalbaarheid
In deze optie is er in principe geen markt. De coöperatie zal administratieve handelingen voor de individuele producenten op zich nemen tegen een kleine vergoeding. Kleine initiatieven hebben hierdoor lagere onkosten. 6.5.3
Technische haalbaarheid
Deze optie is technisch goed uitvoerbaar. De coöperatie kan zoveel werk naar zich toetrekken als deze wenst. Neem bijvoorbeeld het regelen van de biomassastromen. DRE zou deze zelf gunstig in bulk aan kunnen kopen en met eigen vervoer deze verspreiden naar de leden van de coöperatie. Zelf facturering verzorgen en andere administratieve handelingen als biomassaverklaring en dergelijke kunnen ook tot het takenpakket behoren. 6.5.4
Voor- en nadelen
De voor en nadelen van deze optie zijn voor de duidelijkheid hieronder opgesomd. Voordelen: coöperatie van gelijkwaardige partners; weinig risico. Nadelen: producenten moeten vergoeding betalen voor administratieve handelingen; moeilijk op te starten bij gebrek aan kleine initiatieven.
“Omgevings Benuttings Plan”
71
Duurzame Regio Energie
7
Knelpuntenanalyse Tijdens dit project zijn er knelpunten geconstateerd voor ondernemers die duurzame energie willen opwekken. Deze komen voort uit de literatuurstudie, maar ook uit interviews met personen die in de praktijk bezig zijn met het “product” duurzame energie. De knelpunten lopen nogal uiteen van problemen met ruimtelijke ordening tot het verkrijgen van certificaten voor de opgewekte energie. In dit hoofdstuk wordt getracht hier een overzichtelijk geheel van te maken. Dit wordt gedaan door middel van de knelpunten onder te verdelen in een aantal hoofdonderwerpen. Daarnaast worden er denkbare oplossingen aangegeven hoe deze knelpunten verholpen kunnen worden. De hoofdonderwerpen die worden besproken zijn: coöperatie; initiatieven; gemeente; markt.
7.1
Coöperatie
Tijdens gesprekken is gebleken dat bedrijven toch wat terughoudend reageren op een coöperatie voor duurzame energie. Dit zijn dan voornamelijk de grotere ondernemingen. Argumenten die aangedragen worden zijn bijvoorbeeld, risico, het in eigen hand houden, continuïteit en zeggenschap. De argumenten zijn hieronder uitgewerkt. Risico Een risico wordt vooral gezien op financieel gebied. Bij grote bedrijven draait het om winst maken. Als deze bedrijven in een coöperatie plaats nemen zijn zij mede verantwoordelijk voor de gang van zaken bij de coöperatie. Wanneer het niet goed uitpakt met de coöperatie zijn zij ook mede aansprakelijk en kan dat geld gaan kosten. En wanneer het geld gaat kosten willen zij het liever in eigen hand houden. Oplossing Er kan geprobeerd worden om de grote initiatiefnemers te scheiden van de kleine initiatiefnemers. Zo wordt er een situatie gecreëerd waarin alle bedrijven gelijk zijn. Daarnaast kan de coöperatie worden opgericht met een zogeheten BA (beperkte aansprakelijkheid) of UA (uitgesloten aansprakelijkheid). Voor een verdere uiwerking van de oplossing wordt verwezen naar het businessplan, omdat dit specialistische kennis met zich meebrengt. Een voorbeeld Een bedrijf houdt zich bezig met het verwerken van aardappelen. Wanneer zij beslissen om duurzame energie te gaan maken, uit vergisting, zullen zij naar mogelijkheden gaan zoeken. Vaak wordt dan verder gekeken dan het bedrijf zelf. Dit wordt gedaan omdat de aardappelverwerker geen verstand heeft van de productie van duurzame energie. De
“Omgevings Benuttings Plan”
72
Duurzame Regio Energie
aardappelverwerker wil dat ook niet omdat zij als prioriteit heeft het verwerken van aardappelen. Het bedrijf zal zoeken naar een ander bedrijf dat wel verstand heeft van vergisting. Met dit bedrijf zal de aardappelverwerker een samenwerkingsverband op het gebied van duurzame energie willen aangaan. Dit heeft een aantal voordelen: de aardappelverwerker is zijn afval kwijt, dit gaat naar de vergistingsinstallatie van het andere bedrijf; de aardappelverwerker kan blijven doen waar hij goed in is, het verwerken van aardappelen; het ander bedrijf kan warmte gebruiken of verkopen aan derden in de directe omgeving; de geproduceerde elektriciteit kan worden verdeeld onder de twee bedrijven of verkocht worden aan het regionale net. De kringloop blijft klein, omdat er maar twee bedrijven bij betrokken zijn. Zo kunnen er ook makkelijker afspraken gemaakt worden. Dit wordt bedoeld met het in eigen hand hebben van een installatie, al dan niet direct. Wanneer het fout gaat heeft de aardappelverwerkers verder geen problemen, omdat deze leveranciers is van biomassa. Oplossing Ook hier geldt dat geprobeerd kan worden om de grote initiatiefnemers te scheiden van de kleine initiatiefnemers. Zo wordt er een situatie gecreëerd waarin alle bedrijven gelijk zijn. Verdere uitwerking in het businessplan. De continuïteit De continuïteit van het bedrijf moet gewaarborgd blijven. Dit komt terug in bovenstaand voorbeeld. Het bedrijf wil doen waar het goed in is en waar het geen verstand van heeft willen ze liever niet. Er wordt dan gezocht naar andere bedrijven. Oplossing DRE zou een aanspreekpunt kunnen worden voor initiatiefnemers. Dus wanneer een bedrijf besluit om aan mestvergisting te gaan doen zou deze contact op kunnen nemen met DRE om zo te achterhalen welke bedrijven deze ideeën ook hebben. Wanneer mestvergisting met meerdere initiatiefnemers wordt gedaan bevorderd dat ook de haalbaarheid van een dergelijke installatie. Zeggenschap Wanneer een bedrijf plaats neemt in een coöperatie krijgt deze zeggenschap. Dit geldt voor alle bedrijven die toetreden in de coöperatie. Dit brengt problemen met zich mee, omdat er dan een heleboel personen zijn die iets te zeggen hebben. Bedrijven weten uit ervaring dat dit niet werkt, omdat bij een grote groep mensen het moeilijk is om tot overeenstemming te komen. De vraag die uit bovenstaand stuk komt is dan: Is de coöperatie dan wel de juiste rechtsvorm?
“Omgevings Benuttings Plan”
73
Duurzame Regio Energie
Oplossing Voor de oplossing wordt verwezen naar het businessplan, omdat dit specialistische kennis met zich meebrengt. 7.2
Initiatieven
De initiatieven die nu spelen in de regio zijn prematuur. Veel initiatieven staan vaak op papier en verder komt er nog weinig van. Er zijn wel een aantal gevorderde plannen, maar deze zijn ook nog niet aan het bouwen. De eerste installatie in de regio zal waarschijnlijk begin 2005 gebouwd gaan worden. Alle initiatieven die tot nu toe benaderd zijn, maken gebruik van een leverancier van vergistingsinstallaties. Er zijn dus bedrijven die het gehele pakket van idee tot het in bedrijf nemen van een installatie begeleiden. Hier zitten contracten aan vast: investeringen; administratie; subsidies; elektriciteit verkoop. De warmte is voor de agrariër die zijn land ter beschikking stelt en de elektriciteit wordt door verkocht. De elektriciteit wordt door het bedrijf aan de hoogst biedende partij verkocht. Deze contracten hebben een looptijd van tien jaar. Oplossing Voor de oplossing wordt verwezen naar het businessplan, omdat dit specialistische kennis met zich meebrengt. Een ander punt is de wetgeving. De wetgeving is in Nederland niet duidelijk. Voornamelijk op het gebied van covergisting is dit een heikel punt. De positieve lijst mestvergisting brengt wel ruimte met zich mee, maar is niet afdoende. Er zullen meer co-producten moeten komen en voornamelijk meer co-producten met energie-inhoud. Een tweede punt is dar er een probleem om het gebied van Ruimtelijke Ordening is [5]. In de gemeenten wordt mestvergisting vaak gezien als niet-landbouw activiteit, waardoor een installatie niet op agrarisch terrein mag staan, maar gebouwd moet worden op een industrieterrein. Deze terreinen liggen vaak tientallen kilometers verderop, waardoor de agrariër afhaakt, omdat dat niet haalbaar is en er veel kosten aan verbonden zijn. Er zal een eenduidig beleid moeten komen op dit punt. Een derde punt is dat de vergunningaanvraag veel tijd rooft. Een procedure is nog niet afgerond of de volgende procedure wordt gestart. Er is een lange weg te gaan voordat er gebouwd kan worden. Initiatieven die nu bezig zijn, zijn vaak al jaren bezig. Een vierde punt is dat het verkrijgen van MEP-subsidie moeizaam verloopt. Wanneer de installatie groot is gaat het verkrijgen van subsidie makkelijker dan bij een kleine installatie. Tevens bestaat een afhankelijkheid van de afgifte van Certificaten van Oorsprong. Dit hangt samen met de onduidelijkheid over de kwalificatie van de verschillende biomassa varianten [12].
“Omgevings Benuttings Plan”
74
Duurzame Regio Energie
Oplossing punt 1 Hierin ligt een taak voor de overheid. Zij zou meer moeten doen om producten toe te kennen aan de positieve lijst mestvergisting. Oplossing punt 2 Betrek de vergunningverlener bij het project. Probeer zijn interesse te wekken voor het initiatief. Voor de vergunningverlener is mestvergisting ook nieuw en door deze te betrekken bij het project krijt hij een beter inzicht in het geheel. Oplossing punt 3 Maak gebruik van een adviseur die de procedures afhandelt. 7.3
Gemeente
De hoeveelheden biomassastromen zijn in beeld gebracht met behulp van de marktverkenning Duurzame Energie. Daarmee is ook de potentie aan duurzame energie in beeld gebracht. Dit wil alleen niet zeggen dat deze stromen ook daadwerkelijk beschikbaar zijn voor de opwekking van duurzame energie. Afvalstromen worden naar verwerkers afgezet. Dit is afgesproken in contracten. Het probleem van deze contracten is dat ze langdurig zijn. De contacten lopen vaak tot 2008. Oplossing Overleggen met de gemeenten wat de mogelijkheden zijn om de contracten open te breken. Als dit niet kan dan zal er gekeken moeten worden naar het jaar waarin de contracten aflopen. Zou de gemeente in dat jaar bereidt zijn om hun biomassastromen dan aan DRE te leveren. Als dit het geval is zal de potentie aan duurzame energie in de regio alleen maar verstevigd worden. 7.4
Markt
De markt van duurzame energie is complex. Zeker wanneer het gaat om het in- en verkopen van deze energie. Vooral de verkoop van energie is een aparte business wat nogal wat expertise nodig heeft. Het is namelijk zo dat de consument van duurzame energie niet veel meer wil betalen. Hierin ontstaat dus een spanningsveld tussen de producenten en de consumenten: de producent wil een zo hoog mogelijke prijs voor de energie; de consument wil een zo laag mogelijk prijs voor de energie.
“Omgevings Benuttings Plan”
75
Duurzame Regio Energie
Oplossing Het is van belang om deze twee markten uit elkaar te houden. Probeer het spanningveld weg te nemen. Dit is alleen te realiseren als de twee markten worden gescheiden. De producent is de klant en die moet bij de verkoop van duurzame energie erop vooruitgaan. Probeer de energie die opgewekt is voor een zo hoog mogelijke prijs weg te zetten. Dit kan gerealiseerd worden door de energie te verhandelen op de energiebeurs (APX). Voor een verdere uiwerking van de oplossing wordt verwezen naar het businessplan, omdat dit specialistische kennis met zich meebrengt.
“Omgevings Benuttings Plan”
76
Duurzame Regio Energie
8
Advies Het wordt mogelijk geacht om een coöperatie op te richten die zich bezig houdt met de exploitatie van duurzame energie. De huidige ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie, zoals die beschreven staan in dit rapport, brengen mogelijkheden met zich mee. De eerste initiatiefnemers bevinden zich momenteel in de bouwvergunningsfase en de eerste installaties zouden naar verwachting medio 2005 in bedrijf moeten zijn. Met behulp van dit rapport is de volgende stap het schrijven van een businessplan. In welke hoedanigheid de coöperatie Duurzame Regio Energie kan worden opgericht zal hiein worden verwoord.
“Omgevings Benuttings Plan”
77
Duurzame Regio Energie
9
Literatuurlijst [1] Leppers V. e.a., Business in Agribusiness, HAS KennisTransfer, ‘s-Hertogenbosch: September 2003 [2] Energie Inversterings Aftrek (EIA) Energie & Bedrijven. SenterNovem, Zwolle: 2005 [3] MIA_VAMIL_2004. Belastingsdienst/directie ondernemingen zuid. Breda: 2004 [4] Wagenberg van A.V. e.a., Realisatie mestvergistingsinstallatie Praktijkcentrum Sterksel. Lelystad: augustus 2003 [5] Neeft J. Knelpunten en aanbevelingen inzake R.O. beleid mest(co)vergisting. SenterNovem: 6 augustus 2004 [6] Marktverkenning duurzame energie. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem: oktober 2002 [7] Duurzame Regio Energie -fase 1: Markscan-. HAS KennisTransfer, ’s-Hertogenbosch: augustus 2004 [8] ] Kiezen voor de juiste rechtsvorm. Vereniging Kamers van Koophandel, Woerden: november 2003 [9] Verbranding en vergassing van biomassa. TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie, Apeldoorn: april 2001 [10] Leeden van der R.H.C., e.a. Mestvergisting op boerderijniveau. HAS KennisTransfer ’s Hertogenbosch: januari 2003 [11] Biewenga G., e.a. Mestvergisting op het veehouderijbedrijf. Animal Sciences Group, Lelystad: december 2004 [12] Lopend Vuur. Stichting Platform Bio-Energie, Utrecht: april 2004 [13] Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproduktie 2005. Economische Zaken Staatscourant, nummer 249: december 2003 [14] LA01 Richtlijn mestverwerkingsinstallaties. Infomil, Den Haag: februari 2001 [15] Rapportage “Signalen uit de markt 2”. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem: januari 2004
“Omgevings Benuttings Plan”
78
Duurzame Regio Energie
[16] Tieleman A.C., Duurzame Energie in Maasbree. CEA, bureau voor communicatie en advies over energie en milieu B.V., Rotterdam: december 2001 [17] Financiële stimuleringsregelingen 2004. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem: februari 2004 [18] Algemene informatie windenergie. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem: februari 2004 [19] Windenergie geschikt in het landschap. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem: november 2003 [20] Windenergie op maat voor argrariërs. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem [21] Kreuger F.H. Waar staan we met windenergie. TU Delft, Delft: 2004 [22] Wagenbers van A.V. Realisatie mestvergistingsinstallatie Praktijkcentrum Sterksel, Animal Science Group Wageningen UR. Lelystad: augustis 2003 [23] Lamers J. Geen lijsten, maar flexibel systeem nodig voor succes. Varkens: october 2004 blz 54 t/m 56 [24] Bio-energie Co-vergisting. Projectbureau Duurzame Energie, Arnhem: juni 2004 [25] Schetsen voor een duurzame energievoorziening in Venlo e.o. VEK adviesgroep B.V. , ’s-Gravenzande: augustus 2003 [26] Kooijman H.J.T. Kosten elektriciteit windenergie op land. ECN, Petten: augustus 2003 [27] Kenmerk: 01/43071 Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Gedeputeerde Staten van Limburg, Maastricht: december 2002 [28] Kenmerk: 02/37469 Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Gedeputeerde Staten van Limburg, Maastricht: augustus 2003 Internetsites: http://www.dte.nl http://www.certiq.nl http://www.enerq.nl http://www.energiewereld.nl http://www.ecn.nl/phyllis/ntaselector.asp http://www.agriholland.nl
“Omgevings Benuttings Plan”
79
Duurzame Regio Energie
Bijlage 1: interviews
Dhr. J. Dobbe Dhr. S. Roelofs. Dhr. J. Hulsen Dhr. H. van Gennip Dhr. M. Lemmens Dhr. E. Coolen
“Omgevings Benuttings Plan”
I
Duurzame Regio Energie
Interview J. Dobbe van Maatschap Dobbe
Maatschap Dobbe is een varkenshouderij. Dit bedrijf heeft een aantal jaar geleden besloten om haar mest te gaan verwerken. De milieuvergunning is opgemaakt en goedgekeurd. De bouwvergunning is ook aangevraagd en zal naar verwachting eind januari 2005 worden verstrekt. De ondernemer wil dat de vergistinginstallatie medio 2005 in werking hebben in verband met subsidiegelden. Het gaat hierbij om een installatie van circa 36.000 m3. Dit zal neerkomen op een geïnstalleerd vermogen van ongeveer 1,6 MW. Hiermee kunnen ongeveer 3000 huishoudens op jaarbasis worden voorzien van elektriciteit. De investering van dergelijke installatie is hoog, volgens de ondernemer zal dit neerkomen op ongeveer zes miljoen euro. Voor een bedrijf als Maatschap Dobbe is dit niet op te brengen. Maatschap Dobbe heeft hierin een partner gevonden, Frese Biogas B.V. Dit bedrijf zal een aantal zaken op zich gaan nemen: zorg dragen voor de benodigde investering; Bouw van de installatie; administratieve handelingen; MEP-subsidie; Elektriciteit verkoop; minas-boekhouding. Maatschap Dobbe heeft een stuk land ter beschikking en zal de bedrijfsvoering van de vergistinginstallatie onderhouden. De warmte die vrij komt bij mestvergisting wordt gebruikt bij het vergistingsproces zelf en bij het verwarmen van de stallen. Deze toepassingen vragen alleen niet zoveel warmte. Er komt meer warmte vrij bij de vergisting dan wordt gebruikt, er zal dus restwarmte overblijven. Wat het uiteindelijke doel van deze restwarmte is nog niet duidelijk. De elektriciteit wordt verkocht aan een energieleverancier. Daarnaast zal het water gebruikt worden om het land te beregenen. Wat er met de mest gaat gebeuren is ook nog niet duidelijk. Dit hangt mede af van de prijsontwikkeling.
“Omgevings Benuttings Plan”
II
Duurzame Regio Energie
Frese biogas Een gesprek met Seine Roelofs. Frese biogas
Frese biogas valt onder de BioOne groep NV. Fibroned is een verwerker van kippenmest. Het gaat hier om 350.000 ton kippen mest die verbrandt wordt. Dit levert aan elektriciteit (groen) zo’n 33 MWe en aan warmte 22 MWth. Bouw gaat bijna beginnen. BioOne is een handelaar in biomassa en mestdrooginstallaties. Frese biogas doet in de handel van biogas-installaties. Frese biogas is op dit moment bezig op meerdere plaatsen. Te weten: Oirschot Someren Ysselsteyn
Essent
Essent is bezig met het opzetten van een vergister. De vergunning voor deze vergister komt binnen nu en enkele weken ter inzage te liggen. Het wordt een installatie van zo’n 36.000 ton. Dit ligt precies op de m.e.r.-grens. Een installatie van deze grote heeft een vermogen van 1.5 MWe wanneer deze een uur draait levert dat 1500 kWh op. Op jaarbasis kunnen hiermee 3000 tot 4000 huishoudens mee worden voorzien van groene stroom. Vergisten
Vergisten van mest is een goede optie. Het is interessant en er zijn goede energieprijzen voor de elektriciteit te verkrijgen. Met co-producten erbij is dit niet helemaal het geval. De prijzen die dan verkregen kunnen worden zijn ca. 12.5 Eurocent/kWh. Deze prijs staat vast voor tien jaar. Bij deze prijs is het
“Omgevings Benuttings Plan”
III
Duurzame Regio Energie
risico van een mestvergister eigenlijk te groot. Maar wanneer er zoals in Duitsland 18.5 Eurocent/kWh wordt gegeven is de installatie al veel beter haalbaar. Als in Nederland de prijs van 12.5 wordt verhoogd naar 15 á 16 Eurocent/kWh wordt gegeven komen we al een heel eind in de richting van een betere haalbaarheid. Maïs + mest is niet rendabel, er moeten andere stoffen bij
meer energie-inhoud.
Een ander punt is de positieve lijst mestvergisting. Dit is een goede stap ter bevordering van mestvergisting. Maar wil je daadwerkelijk rendabele installaties neer zetten zal er een aanvulling moeten komen op de positieve lijst mestvergisting. Veel stoffen worden gezien als afvalstof. Als je deze gaat vergisten heb je een afvalstoffenvergunning nodig. Ten eerste kost dat veel tijd en ten tweede heb je in je digestaat een afvalstof zitten. Dit mag dus niet meer afgezet worden naar de landbouw, omdat het om een afvalstof gaat. Je kunt hiervoor ontheffing aanvragen bij Rikilt, maar dit duurt heel lang en nog niet zeker dat je de ontheffing ook daadwerkelijk krijgt. Dus veel stoffen zijn afvalstoffen. Hiervoor heb je dus een afvalstoffenvergunning nodig. Wanneer het op afvalstoffen gaat komt ook het RO beleid kijken. Deze zegt namelijk, wanneer er afvalstoffen worden gebruikt mag een boer geen mestvergistinginstallatie op zijn terrein hebben. Het gaat hier namelijk om industriële verwerking van afvalstoffen en behoort niet tot landbouw activiteit. De boer wordt dan verwezen naar een industrieterrein die vaak kilometers verder op ligt. De boer zal dan zeggen, dat kost mij te veel. Ik hou ermee op. En weg initiatief voor mestvergisting en weg kans voor de boer op extra inkomsten die hij toch wel hard nodig heeft, want we weten allemaal de boeren hebben het niet makkelijk!!! Brijvoer producten moeten worden behandeld als afvalstof op het boerenbedrijf. Dat betekent dus vergunningspichtig. Op dit moment is het zo dat de overheid dit weer aan het terug draaien is, omdat dit eigen te gek voor worden is. De concentratie C/N is ook heel belangrijk, wanneer de N-concentratie te hoog is werkt dat als een rem op de methaanproductie. De N-concentratie mag niet hoger zijn dan 5 g/l. Het beheer van installatie Dobbe.
Dobbe heeft het in eigen beheer, maar met ondersteuning van frese biogas. De warmte gebruikt Dobbe voor zijn bedrijf. De rest van de warmte die vrij komt is nog geen duidelijkheid over. Dat heeft ook te maken met de prijs voor de afzet van mest. Deze is op dit moment 8,/ton. Dat is te weinig voor verkoop. De prijzen gaan alleen stijgen. Wanneer deze prijzen zo’n 12 á 15/ton is het aantrekkelijk om de mest af te zetten.
“Omgevings Benuttings Plan”
IV
Duurzame Regio Energie
Wanneer de prijzen zo blijven is het misschien beter om te gaan drogen/indampen. De mest bestaat namelijk uit een dikke en dunne fractie. Dit kan gedaan worden met een zogenaamde mestdroger. Waarbij de warmte die vrij komt bij de vergisting gebruikt wordt om de mest te drogen. De mest komt dan met een drogestof van ongeveer 70 % eruit. De warmte die is gebruikt gaat als lucht met een relatieve vochtigheid van bijna 100% naar buiten. Er moet alleen nog gekeken worden naar de uitstoot van NH3, maar daar verwachten ze geen grote problemen. Wat ook nog tot de mogelijkheden bestaat is het bouwen van een waterzuivering met denitrificatie en nitrificatie. De boer kan het effluent dan gebruiken om zijn landerijen te besproeien. Deze opties zijn ook weer afhankelijk van de wetgeving o.a. ammoniak-uitstoot. Deze stelt namelijk andere eisen bij niet-bewerkte mest en bewerkte mest. Er mag namelijk bij bewerking minder ammoniak worden uitgestoten dan bij niet-bewerkte mest. Dit heeft te maken met het feit dat de mest verwerkt is en daar hangen strengere eisen aan vast. De installatie van Dobbe zou in bedrijf moeten gaan tegen de bouwvak 2005. Knelpunten
De vergunningaanvraag, te veel procedures ongeveer 4 jaar. Financiering
te lange wegen. Vergunningstraject
Elektriciteit
De afnemer van elektriciteit kan iedereen zijn. Met de afnemers worden stroomcontracten afgesloten. Deze contracten duren tien jaar. Alle contracten duren tien jaar, omdat de bank anders geen financiering geeft voor een mestvergistingsinstallatie. De TVT is tien jaar. Het betreft namelijk een bedrijfsinstallatie en daar staat in de regel tien jaar voor. De levensduur van een WKK-installatie is ca. 80.000 uur inclusief 1 revisie. De mestvergisting draait per jaar ongeveer 8000 uur. Dit is dan 80.000/8000 = 10 jaar kan de mestvergistinginstallatie mee.
Coöperatie
Inkoop/verkoop van energie is een aparte business. Vooral de inkoop, omdat je zit met aggregator en handelaren en dergelijke. Hier zitten redelijk wat risico’s aan vast. En je hebt iemand continu nodig.
“Omgevings Benuttings Plan”
V
Duurzame Regio Energie
De strekking zou beter zijn:
Gezamenlijk produceren
veel energie
dan verkopen
Hoe zou dat gerealiseerd kunnen worden? Daar zal over gebrainstormd moeten worden. Wat willen we? Onze Regio
Seine Roelofs zei dat er inderdaad veel potentieel is de regio is. Veel mogelijkheden. Grote installatie, maar ook kleine. Mestvergisting op boerderijniveau Frese biogas heeft een installatie die daarvoor geschikt is. Deze installatie past op ca. 400 m2. 3 De installatie wordt eerst neergezet me twee tanken van elk 100 m . Dit komt over een met 100 kWh. Wanneer dit goed gaat kan de installatie modulair worden uitgebreid met nog eens twee tanken van elk 100 m3. De hoeveelheid elektriciteit wordt daarmee verdubbeld naar 200 kWh. Vaak komt er ook een verwarmingsstap bij kijken, omdat dan het digestaat geëxporteerd kan worden.
“Omgevings Benuttings Plan”
VI
Duurzame Regio Energie
Interview J. Hulsen van Oerlemans Foods Nederland B.V.
Jan Hulsen is directeur van Oerlemans Foods Nederland B.V., hierna te noemen Oerlemans Foods, en kan dus veel over het bedrijf vertellen. Oerlemans Foods verwerkt dagelijks groente, fruit en aardappelen. Het verwerken van groente en fruit gebeurt voornamelijk in Broekhuizervorst. Hierbij ontstaan een aantal bijstromen, te weten: aardappelrestproducten; zand; gemengd groente afval; wortelafval. Voor het verwerken van deze afvalstromen is jaarlijks ongeveer 800.000 euro gemoeid. Oerlemans Foods wil dit bedrag graag met circa 50% reduceren. Na vele studies heeft Oerlemans Foods een voorlopige conclusie getrokken. De voorlopige conclusie: Oplossing ligt in het vergisten, niet in afzetten aan veevoer industrie. Redenen hiervoor zijn: Certificering van diervoederstromen zeer duur; Risico zeer groot (geen continue afzet); Onvoldoende afnemers. Oerlemans Foods heeft hierin een partner gevonden. Dit is Laarakker Groenteverwerking B.V. Dit bedrijf wil een vergistinginstallatie gaan bouwen. Het is de bedoeling dat Oerlemans Foods al hun bijstromen gaan verkopen aan Laarakker Groenteverwerking B.V. Hierover zullen nog nadere afspraken worden gemaakt ( deze zijn nog niet bekend). Daarnaast wenst Laarakker Groenteverwerking B.V. meerder leveranciers. Het gaat hier namelijk om een installatie van 85.000 ton. De leveranciers zullen voornamelijk gezocht worden in de foodsector. Wanneer de vergistinginstallatie eenmaal in bedrijf is komen daarbij diverse stromen vrij. Deze stromen zullen worden verkocht of intern worden gebruikt. De energie wordt verkocht; De warmte wordt verkocht aan tuinders in de directe omgeving; De droge reststoffen worden verkocht als meststoffen; Het schone water zal worden verregend op de landerijen van Laarakker. Oerlemans Foods ziet niet veel in een coöperatie. Een coöperatie brengt te veel zeggenschap met zich mee. Daarnaast is het zo dat als het fout gaat alle leden van de coöperatie aansprakelijk zijn. Beter zou zijn om een B.V. op te richten. Als het namelijk fout gaat kan de stekker eruit worden getrokken en zijn de bedrijven wel hun geld kwijt, maar zijn niet aansprakelijk voor het faillissement. Ze zijn wel geld kwijt, maar niet zoveel als bij het faillissement van een coöperatie.
“Omgevings Benuttings Plan”
VII
Duurzame Regio Energie
Interview met H. van Gennip
Henry van Gennip Broekstraat 94 5706KB Helmond 0492-663266 0653310141 Momenteel heeft de heer van Gennip een vergister draaien van 500 kWe te Duitsland. Deze installatie draait momenteel al twee jaar zonder problemen. Binnenkort wordt deze uitgebreid naar 2500 kWe. Het verkrijgen van de subsidie in Duitsland is erg eenvoudig geregeld. Men vult een aanvraag in en tweetal weken later valt een bevestiging in de brievenbus dat de subsidie is toegekend. De subsidie in Duitsland bedraagt: Installatie kleiner of gelijk aan 500 kWe: 0,16 per geproduceerde kWh, wordt de warmte daarnaast ook nog goed benut levert dit een toeslag op van 0,02; Installatie groter dan 500 kWe: 0,12 per kWh + 0,02 toeslag indien warmte nuttig wordt toegepast. Afgelopen tijd heeft de heer van Gennip gesprekken gevoerd met de provincie (Math Lemmens) en de ZLTO. Deze zijn erg positief verlopen en hij voorziet geen problemen bij het verkrijgen van de milieuvergunning. Wel ziet hij problemen met het verkrijgen van de MEP subsidie. Momenteel wordt dit verzorgt door het RIKILT welke hier niet voor is en gebrek aan personeel heeft. Dit had hij begrepen van de mensen bij praktijkboerderij Sterksel. Hij wil graag een tweetal vergisters plaatsen van elk 500 kWe te Vredepeel (bij Venray) en Egchel (bij Helden). Als co-vergist product wil hij alleen producten gebruiken die op de witte lijst staan. Volgens hem zijn de producten die momenteel op de witte lijst staan afdoende om te gaan vergisten indien de vergoeding nog wat verder stijgt naar 0,12 á 0,13 . Ook dit ziet de heer van Gennip nog wel gebeuren omdat het de enigste manier is om aan het Kyoto verdrag te gaan voldoen. Provincie moet volgens de heer van Gennip op basis de positieve lijst milieuvergunningen afgeven. Dit gebeurt op dezelfde manier in Duitsland (daar heet het de groene lijst). Komt er een nieuwe stof op de positieve lijst dan kan deze meteen door de ondernemers gebruikt worden in de vergisters. De planning is om binnen twee tot drie weken de aanvraag voor de milieuvergunning te gaan doen.
“Omgevings Benuttings Plan”
VIII
Duurzame Regio Energie
Gesprek vrijdag 17 september 2004 met Math Lemmens
Math Lemmens heeft een half jaar geleden gesproken met Joep Hermans. In dat desbetreffende gesprek is DRE ter sprake gekomen. Het energiebeleid van de provincie Limburg is in handen van Ab Brokkink. Math Lemmens geeft aan dat er sinds het produceren van de witte lijst veel beweging is. Een ondernemer uit Brabant (van Gennip uit Helmond) heeft een viertal mestvergistingsinstallaties gekocht. Twee hiervan komen te staan in Venray en Halle. Deze ondernemer wil alleen snijmais als co-vergist product vanwege onreinheden in voedingsmiddelen. Verder draait de installatie op kippenmest. Voordelen volgens de ondernemer: Geen stookkosten; mest verhitten; mestresidu afzetten over de grens. Verder wordt in 2005 in Nederweert een mestvergistingsinstallatie gebouwd voor 135.000 ton dierlijk mest met als coproduct voedingsmiddelen (over datum e.d.). Het restproduct wordt gescheiden. De dikke fractie wordt afgezet in Duitsland. De dunne fractie wordt ontwaterd en afgezet in Duitsland. Alle mineralen worden over de grens afgezet. Omgeving Horst aan de Maas en Venray Joep Hermans en Jan Thielen zijn bezig met een haalbaarheidsstudie voor mestvergisting. Martien Houben van Houbenstein wil volgend jaar gaan bouwen Willems is bezig met Californië en IJsselsteyn Math Lemmens stelt voor om voor om een bijeenkomst te organiseren om alle initiatiefnemers bij elkaar te krijgen. Dit om ervaringen uit te leggen en om eventuele samenwerkingsverbanden te creëren. Volgens Math Lermmens liggen er mogelijkheden voor het creëren van geschiktere compost met behulp van groenafval. Momenteel moet dit verplicht naar een groenafvalverwerker. Volgens Martien Houben is het zeer lucratief om energie terug te leveren op piek tijden. Deze informatie had hij van een energiebedrijf in Maastricht. Een ander probleem waar locale initiatieven tegen aanlopen is het verkrijgen van subsidie (MEP van EZ) voor de groen opgewekte stroom. Verder drukt het jaarlijkse accountantsrapport wat +/- 5000 kost voor het krijgen van de subsidie zwaar op de begroting.
“Omgevings Benuttings Plan”
IX
Duurzame Regio Energie
Voorbeeld is praktijk centrum Sterksel. Deze leveren al een jaar groen opgewekte stroom terug aan het net maar hebben tot op heden geen subsidie ontvangen. De persoon die hier meer informatie over heeft is Mat Smolders. Vragen die rijzen zijn: Hoe haal je subsidie binnen; hoe groot moet je zijn om zonder problemen subsidie te krijgen; Wat zijn momenteel de praktische problemen; Kan een coöperatie waar energie op verschillende locaties wordt gewonnen het af doen met één accountantsrapport? Wat zijn de eisen aan de biomassa om voor aanmerking te komen voor MEP (garantie van oorsprong). Verwacht wordt dat de subsidieregeling dezelfde vormen gaat aannemen als in Duitsland. Hier word de kleine kringloop gestimuleerd, energie van eigen land levert meer geld op. Ook wordt vaak gewerkt met langdurige contracten. ML had van het ministerie van landbouw vernomen dat de witte lijst aangepast wordt en de nieuwe versie in oktober beschikbaar komt. In het blad “Agrotechnology & food innovations “ stond een artikel over de bio-energie. In dit artikel stond dat het veel te rooskleurig was voorgesteld. Er is een vergunning afgegeven voor maatschap Dobbe aan de Kempkersberg in IJsselsteyn voor een mestvergistingsinitiatief. Op de mestvergistingsdag in 2003 te Ede zijn 300 geïnteresseerde boeren teleurgesteld naar huis gegaan. Er was info verzameld uit Duitsland en Denemarken waar het beleid van word opgesteld.
“Omgevings Benuttings Plan”
X
Duurzame Regio Energie
Interview E. Coolen van Westland Energie Services
Westland Energie Services is een energiebedrijf die, zoals de naam als zegt, uit het Westland afkomstig is. Dit bedrijf focust zich voornamelijk op de glastuinbouw, deze sector is in het Westland het grootst. Het tweede glastuinbouwgebied van Nederland ligt in Limburg. De glastuinbouw is een sector waar duurzaamheid belangrijk is. Er is dan ook een convenant glastuinbouw en milieu (GLAMI) gesloten tussen overheid en sector. In GLAMI staan de doelen welke in 2010 moeten zijn gehaald. De doelen welke zijn afgesproken met de sector zijn: het verminderen van de uitstoot van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en CO2; het efficiënter maken van het energiegebruik en de toepassing van duurzame energie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Deze regels zijn ook in de wet vastgelegd, meer precies in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Glastuinbouw, die in 2001 van kracht werd. Een van de doelen die in GLAMI is het bereiken van 4% duurzame energie toepassing. In glastuinbouwgebieden wordt al veelvuldig gebruik gemaakt van WKK-installaties. Deze installaties zijn alleen niet voor honderd procent duurzaam, immers de installaties worden op aardgas gestookt. Wanneer een WKK-installatie wordt gevoed met plantaardige olie kan de energie voor honderd procent duurzame energie verkocht worden. Westland Energie Services heeft interesse getoond in DRE, omdat zij graag meer naamsbekendheid willen in de regio. DRE wil alle duurzame energie bundelen in de regio en dan verkopen aan derden. Westland Energie Services is van mening dat zij van toegevoegde waarde kunnen zijn bij het verkopen van deze energie. Westland Energie Services heeft jarenlang ervaring met het verkopen van energie en dus de benodigde expertise in huis. Daarnaast zijn zij van mening dat een aantal activiteiten die nu ook gedaan worden door Westland Energie Services van toegevoegde waarde kunnen zijn voor DRE, o.a.: Flexibele contracten; Administratieve werkzaamheden; Klein bedrijf, korte lijnen; Taal van de boer, praktisch. De toegevoegde waarde voor Westland Energie Services is dat deze meer naamsbekendheid en bredere doelgroep krijgt in de regio, al dan niet onder een andere naam.
“Omgevings Benuttings Plan”
XI
Duurzame Regio Energie
Bijlage 2: Gemeenten
Gegevens verkregen van gemeenten: Horst aan de Maas Meerlo-Wanssum Venlo Venray
“Omgevings Benuttings Plan”
XII
Duurzame Regio Energie
Horst aan de Maas Gemeentelijk beheer Afvalinzameling
0 Hoeveel ton huishoudelijk afval wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
5.300 tonnen
1 Hoeveel ton GFT wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
6.300 tonnen
2 Hoeveel ton oud en bewerkt hout wordt er in uw gemeente jaarlijks gescheiden ingezameld ? (dus náást het gewone huishoudelijke afval)
200 tonnen
Beheer openbare ruimte 3 Hoeveel ton snoeiafval (hout) komt er jaarlijks vrij bij het onderhoud van plantsoenen en parken ? 4 Hoeveel ton bermgras komt er jaarlijks vrij bij het maaien van bermen en lanen ?
1.500 tonnen
500 tonnen
Rioolwaterzuiveringsinstallatie 6 Heeft uw gemeente een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) binnen de grenzen ?
nee
7 Hoeveel ton RWZI-slib (nat) komt daar jaarlijks vrij ?
0 tonnen
Buiten gebied Bos 5 Hoeveel hectare bos is er binnen uw gemeente aanwezig ?
320 hectares
Recreatie en natuurlijk terrein 6 Hoeveel hectare recreatie- en natuurterrein is er binnen uw gemeente aanwezig?
15 hectares
Bedrijven: kwantitatief potentieel Tuinbouw: fruitteelt 7 Hoeveel hectare fruitteelt is aanwezig binnen uw gemeente ?
157 hectares
Tuinbouw: glastuinbouw 8 Hoeveel hectare glastuinbouw is er aanwezig binnen uw gemeente ? (uitsluitend paprika, tomaten, komkommer, géén bloemen / planten)
89 hectares
Landbouw: veeteelt 9 Hoeveel stuks rundvee en vleeskalveren worden er binnen uw gemeente gehouden ?
11.622 stuks
10 Hoeveel stuks vleesvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ?
65.457 stuks
11 Hoeveel stuks fokvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ?
12.340 stuks
12 Hoeveel stuks pluimvee worden er binnen uw gemeente gehouden ?
74.167 stuks
Landbouw: akkerbouw 13 Hoeveel hectare akkerbouwgrond is er binnen uw gemeente braakgelegd ?
“Omgevings Benuttings Plan”
0 hectares
XIII
Duurzame Regio Energie
Resultaat Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in tonnen in tonnen 5300 organische fractie huish.afval 6300 GFT-afval 200 B-hout 1500 knip- en snoeiafval gemeente 500 bermgras 0 RWZI-slib 2123,5 bosbouwbijproducten 471 knip- en snoeiafval fruitteelt 3101 productieafval glastuinbouw 3263,348 pluimveemest 189939,1 mest, varkens en runderen 0 energieteelt
Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in GJ bio-energie in GJ 13355,28 3402 3084,332 15321,52 2650 0 8543,565 1894,994 1674,54 21568,39 34189,04 0
organische fractie huish.afval GFT-afval B-hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouwbijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest mest, varkens en runderen energieteelt
200000 180000 Potentieel in tonnen
160000 140000 120000 100000 80000 60000 40000
energieteelt
runderen
mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
fruitteelt
productieafval
knip- en snoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
knip- en snoeiafval
B-hout
huish.afval
organische fractie
0
GFT-afval
20000
40000
30000 25000 20000 15000 10000
“Omgevings Benuttings Plan”
energieteelt
runderen
mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
productieafval
fruitteelt
knip- en snoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
knip- en snoeiafval
huish.afval
organische fractie
0
B-hout
5000 GFT-afval
Potentieel in GJ bio-energie
35000
XIV
Duurzame Regio Energie
Meerlo-Wanssum Gemeentelijk beheer Afvalinzameling
0 Hoeveel ton huishoudelijk afval wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
1.341 tonnen
1 Hoeveel ton GFT wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
765 tonnen
2 Hoeveel ton oud en bewerkt hout wordt er in uw gemeente jaarlijks gescheiden ingezameld ? (dus náást het gewone huishoudelijke afval)
181 tonnen
Beheer openbare ruimte 3 Hoeveel ton snoeiafval (hout) komt er jaarlijks vrij bij het onderhoud van plantsoenen en parken ? 4 Hoeveel ton bermgras komt er jaarlijks vrij bij het maaien van bermen en lanen ?
1.500 tonnen
n.b. tonnen
Rioolwaterzuiveringsinstallatie 6 Heeft uw gemeente een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) binnen de grenzen ?
naar Venray 0 tonnen
7 Hoeveel ton RWZI-slib (nat) komt daar jaarlijks vrij ?
Buiten gebied Bos 5 Hoeveel hectare bos is er binnen uw gemeente aanwezig ?
145 hectares
Recreatie en natuurlijk terrein 6 Hoeveel hectare recreatie- en natuurterrein is er binnen uw gemeente aanwezig?
10 hectares
Bedrijven: kwantitatief potentieel Tuinbouw: fruitteelt 7 Hoeveel hectare fruitteelt is aanwezig binnen uw gemeente ?
n.b. hectares
Tuinbouw: glastuinbouw 8 Hoeveel hectare glastuinbouw is er aanwezig binnen uw gemeente ? (uitsluitend paprika, tomaten, komkommer, géén bloemen / planten)
n.b. hectares
Landbouw: veeteelt 9 Hoeveel stuks rundvee en vleeskalveren worden er binnen uw gemeente gehouden ? 10 Hoeveel stuks vleesvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ? 11 Hoeveel stuks fokvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ? 12 Hoeveel stuks pluimvee worden er binnen uw gemeente gehouden ?
4.719 stuks 15.510 stuks 4.224 stuks 1.373.277 stuks
Landbouw: akkerbouw 13 Hoeveel hectare akkerbouwgrond is er binnen uw gemeente braakgelegd ?
“Omgevings Benuttings Plan”
n.b. hectares
XV
Duurzame Regio Energie
Resultaat Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in tonnen in tonnen 1341 organische fractie huish.afval 765 GFT-afval 181 B-hout 1500 knip- en snoeiafval gemeente 0 bermgras 0 RWZI-slib 971,5 bosbouwbijproducten n.b. knip- en snoeiafval fruitteelt n.b. productieafval glastuinbouw 60424,19 pluimveemest 58644,3 mest, varkens en runderen n.b. energieteelt Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in GJ bio-energie in GJ 3379,137 413,1 2791,32 15321,52 0 0 3908,676 n.b. n.b. 399360,5 10555,97 n.b.
organische fractie huish.afval GFT-afval B-hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouwbijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest mest, varkens en runderen energieteelt
70000
Potentieel in tonnen
60000 50000 40000 30000 20000
energieteelt
runderen
mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
fruitteelt
productieafval
knip- en snoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
B-hout
GFT-afval
huish.afval
organische fractie
0
knip- en snoeiafval
10000
450000
350000 300000 250000 200000 150000 100000
“Omgevings Benuttings Plan”
energieteelt
runderen
mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
productieafval
fruitteelt
knip- en snoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
knip- en snoeiafval
huish.afval
organische fractie
0
B-hout
50000 GFT-afval
Potentieel in GJ bio-energie
400000
XVI
Duurzame Regio Energie
Venlo Gemeentelijk beheer Afvalinzameling
0 Hoeveel ton huishoudelijk afval wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
21.284 tonnen
1 Hoeveel ton GFT wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
9.398 tonnen
2 Hoeveel ton oud en bewerkt hout wordt er in uw gemeente jaarlijks gescheiden ingezameld ? (dus náást het gewone huishoudelijke afval)
2.985 tonnen
Beheer openbare ruimte 3 Hoeveel ton snoeiafval (hout) komt er jaarlijks vrij bij het onderhoud van plantsoenen en parken ? 4 Hoeveel ton bermgras komt er jaarlijks vrij bij het maaien van bermen en lanen ?
1.000 tonnen
765 tonnen
Rioolwaterzuiveringsinstallatie 6 Heeft uw gemeente een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) binnen de grenzen ? 7 Hoeveel ton RWZI-slib (nat) komt daar jaarlijks vrij ?
1 10.000 tonnen
Buiten gebied Bos 5 Hoeveel hectare bos is er binnen uw gemeente aanwezig ?
Recreatie en natuurlijk terrein 6 Hoeveel hectare recreatie- en natuurterrein is er binnen uw gemeente aanwezig?
1.252 hectares
159 hectares
Bedrijven: kwantitatief potentieel Tuinbouw: fruitteelt 7 Hoeveel hectare fruitteelt is aanwezig binnen uw gemeente ?
1 hectares
Tuinbouw: glastuinbouw 8 Hoeveel hectare glastuinbouw is er aanwezig binnen uw gemeente ? (uitsluitend paprika, tomaten, komkommer, géén bloemen / planten)
240 hectares
Landbouw: veeteelt 9 Hoeveel stuks rundvee en vleeskalveren worden er binnen uw gemeente gehouden ? 10 Hoeveel stuks vleesvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ? 11 Hoeveel stuks fokvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ? 12 Hoeveel stuks pluimvee worden er binnen uw gemeente gehouden ?
1.340 stuks 12.185 stuks 968 stuks 246.623 stuks
Landbouw: akkerbouw 13 Hoeveel hectare akkerbouwgrond is er binnen uw gemeente braakgelegd ?
“Omgevings Benuttings Plan”
43 hectares
XVII
Duurzame Regio Energie
Resultaat Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in tonnen in tonnen 21284 organische fractie huish.afval 9398 GFT-afval 2985 B-hout 1000 knip- en snoeiafval gemeente 765 bermgras 10000 RWZI-slib 8599,1 bosbouwbijproducten 4,2 knip- en snoeiafval fruitteelt 8400 productieafval glastuinbouw 10851,41 pluimveemest 25564,1 mest, varkens en runderen 852,4 energieteelt
Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in GJ bio-energie in GJ 53.632,77 5.074,92 46.033,65 10.214,35 4.054,50 15.000,00 34.597,11 16,90 4.536,00 71.720,05 4.601,54 8.706,71
organische fractie huish.afval GFT-afval B-hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouwbijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest mest, varkens en runderen energieteelt
30000
Potentieel intonnen
25000 20000 15000 10000
runderen runderen
energieteelt
mest, varkens en mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
productieafval
fruitteelt
knip- ensnoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
knip- ensnoeiafval
B-hout
GFT-afval
organischefractie
0
huish.afval
5000
70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000
“Omgevings Benuttings Plan”
glastuinbouw
productieafval
bosbouwbijproducten
bermgras
B-hout
0
huish.afval
10.000 organischefractie
Potentieel inGJbio-energie
80.000
XVIII
Duurzame Regio Energie
Venray Gemeentelijk beheer Afvalinzameling
0 Hoeveel ton huishoudelijk afval wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
4.500 tonnen
1 Hoeveel ton GFT wordt er in uw gemeente jaarlijks ingezameld ?
1.900 tonnen
2 Hoeveel ton oud en bewerkt hout wordt er in uw gemeente jaarlijks gescheiden ingezameld ? (dus náást het gewone huishoudelijke afval)
1.150 tonnen
Beheer openbare ruimte 3 Hoeveel ton snoeiafval (hout) komt er jaarlijks vrij bij het onderhoud van plantsoenen en parken ?
384 tonnen
4 Hoeveel ton bermgras komt er jaarlijks vrij bij het maaien van bermen en lanen ?
570 tonnen
Rioolwaterzuiveringsinstallatie 6 Heeft uw gemeente een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) binnen de grenzen ? 7 Hoeveel ton RWZI-slib (nat) komt daar jaarlijks vrij ?
Ja 6.240 tonnen
Buiten gebied Bos 5 Hoeveel hectare bos is er binnen uw gemeente aanwezig ?
Recreatie en natuurlijk terrein 6 Hoeveel hectare recreatie- en natuurterrein is er binnen uw gemeente aanwezig?
1.250 hectares
50 hectares
Bedrijven: kwantitatief potentieel Tuinbouw: fruitteelt 7 Hoeveel hectare fruitteelt is aanwezig binnen uw gemeente ?
400 hectares
Tuinbouw: glastuinbouw 8 Hoeveel hectare glastuinbouw is er aanwezig binnen uw gemeente ? (uitsluitend paprika, tomaten, komkommer, géén bloemen / planten)
94 hectares
Landbouw: veeteelt 9 Hoeveel stuks rundvee en vleeskalveren worden er binnen uw gemeente gehouden ? 10 Hoeveel stuks vleesvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ? 11 Hoeveel stuks fokvarkens worden er binnen uw gemeente gehouden ? 12 Hoeveel stuks pluimvee worden er binnen uw gemeente gehouden ?
13.996 stuks 401.703 stuks 34.750 stuks 3.471.210 stuks
Landbouw: akkerbouw 13 Hoeveel hectare akkerbouwgrond is er binnen uw gemeente braakgelegd ?
“Omgevings Benuttings Plan”
2.146 hectares
XIX
Duurzame Regio Energie
Resultaat Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in tonnen in tonnen 4500 organische fractie huish.afval 1900 GFT-afval 1150 B-hout 384 knip- en snoeiafval gemeente 570 bermgras 6240 RWZI-slib 8270 bosbouwbijproducten 1200 knip- en snoeiafval fruitteelt 3290 productieafval glastuinbouw 152733,2 pluimveemest 751899,9 mest, varkens en runderen 42920 energieteelt
Overzicht hoeveelheid per soort biomassastroom in GJ bio-energie in GJ 11339,38 1026 17734,91 3922,309 3021 9360 33273,03 4828,01 1776,6 1009457 135342 438399,7
organische fractie huish.afval GFT-afval B-hout knip- en snoeiafval gemeente bermgras RWZI-slib bosbouwbijproducten knip- en snoeiafval fruitteelt productieafval glastuinbouw pluimveemest mest, varkens en runderen energieteelt
800000
Potentieel in tonnen
700000 600000 500000 400000 300000 200000
energieteelt
runderen
mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
productieafval
fruitteelt
knip- ensnoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
knip- ensnoeiafval
B-hout
huish.afval
GFT-afval
organischefractie
huish.afval
0
organischefractie
100000
1000000 800000 600000 400000
“Omgevings Benuttings Plan”
energieteelt
runderen
mest, varkens en
pluimveemest
glastuinbouw
productieafval
fruitteelt
knip- ensnoeiafval
bosbouwbijproducten
RWZI-slib
bermgras
gemeente
knip- ensnoeiafval
0
B-hout
200000
GFT-afval
Potentieel in GJbio-energie
1200000
XX
Duurzame Regio Energie
Bijlage 3: Kosten en Baten
Kosten- en batenanalyse mestvergistingsinstallatie Kosten- en batenanalyse windturbine
“Omgevings Benuttings Plan”
XXI
Duurzame Regio Energie
Balans kosten en baten voor een decentrale mestvergistingsinstallatie
geinstalleerd vermogen productiefactor opgewekte elektriciteit Kosten aardgas Afschrijving installatie Hoeveelheid co-product Loon Biomassaverklaring Groenlening
59 90% 465156 0,37 10 850 20 2 4,50%
Baten Vergoeding opgewekte elektriciteit Aardgasbesparing MEP
0,0393 /kWh 74000 m3/jaar 0,097 /kWh
Kosten Investering Biomassa Onderhoud Arbeid Biomassaverklaring
3400 /kWe 30 /ton 3,50% van de investering 600 uur 5000 /verklaring
Baten Vergoeding opgewekte elektriciteit Aardgasbesparing MEP
/kWh 0,039 0,059 0,097
Totaal
0,195
Winst Winst op jaarbasis
“Omgevings Benuttings Plan”
kWe
jaarAfschrijving 1 200600 2 180540 3 160480 4 140420 5 120360 6 100300 7 80240 8 60180 9 40120 10 20060 Gem. Rente
kWh m3 jaar ton /uur aantal
Kosten Afschrijving installatie Rente Biomassa Onderhoud Arbeid Biomassaverklaring
/kWh 0,043 0,011 0,055 0,015 0,026 0,021 0,171
0,024 11.234,91
XXII
Rente 9027 8124,3 7221,6 6318,9 5416,2 4513,5 3610,8 2708,1 1805,4 902,7 4964,85
/jaar
Duurzame Regio Energie
Balans kosten en baten voor een windturbine
geinstalleerd vermogen productiefactor bij 1800 vollasturen opgewekte elektriciteit Afschrijving installatie Groenlening
2500 kWe 20,55% 4500000 kWh 15 jaar 4,50%
Baten Vergoeding opgewekte elektriciteit MEP Kosten Totale investering onderhoud arbeid
1,17% 0,95%
Baten Vergoeding opgewekte elektriciteit MEP
/kWh 0,025 0,077
Totaal
0,102
Winst Winst op jaarbasis
“Omgevings Benuttings Plan”
0,025 0,077
/kWh /kWh
1140 13,338 10,83
/kWe /kWe /kWe
Kosten Afschrijving installatie Rente Onderhoud Arbeid
jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 /kWh 0,042 0,015 0,007 0,006 0,071
0,031 140.180,00
XXIII
Afschrijving 2850000 2660000 2470000 2280000 2090000 1900000 1710000 1520000 1330000 1140000 950000 760000 570000 380000 190000 Gem. Rente
Rente 128250 119700 111150 102600 94050 85500 76950 68400 59850 51300 42750 34200 25650 17100 8550 68400
/jaar
Duurzame Regio Energie
Bijlage 4: Positieve lijst mestvergisting uitgangspunten positieve lijst mestvergisting Uitgangspunt bij de witte lijst indeling is de beoordeling of de betreffende biomassa voldoet aan de definitie van biomassa, zoals die is opgenomen in richtlijn 2001/80/EG. Aan deze indeling ligt dus geen chemische analyse ten grondslag. De witte lijst bevat zowel afvalstoffen (deel 2 t/m 5, gedeeltelijk deel 1) als niet afvalstoffen (gedeeltelijk deel 1). Het plaatsen van afvalstoffen op de witte lijst veranderd niets aan de status "afvalstof" en daarmee blijft bij de inzet van witte lijst afvalstoffen GS bevoegd gezag. Voor afvalstoffen die zijn opgenomen in de witte lijst, geldt dat bij verbranding hiervan het B.V.A niet van toepassing is. Verbranding kan plaats vinden met emissie-eisen conform Bees-A. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan het bevoegde gezag voor de niet in het Bees-A geregelde componenten in de vergunningen aanvullende emissie-eisen opnemen. Mengsels van witte en gele lijst stromen moeten worden beschouwd als gele lijst stromen. Mengsels van uitsluitend witte lijst stromen blijven uiteraard wit. Daarnaast kunnen witte lijst biomassa-stromen door de locatie/wijze van vrijkomen soms geringe hoeveelheden andere verontreinigingen bevatten. In de Regeling groencertificaten Elektriciteitswet wordt een maximaal aandeel van 3% kunststoffen acceptabel geacht om toch nog over zuivere biomassa te spreken. Dit percentage zal ook in de gewijzigde NTA 8003 worden opgenomen. Daarom wordt voorgesteld om ook in dit kader een maximaal percentage niet vermijdbare verontreinigingen van 3% te hanteren. Noten behorend bij witte lijst (Excel) noot 1: In zowel de Waste Incineration Directive als in het B.V.A is aan de categorie ‘Plantaardige afvalstoffen van de voedingsindustrie’, toegevoegd: ‘indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen’. Indien er geen sprake is van het terugwinnen van warmte zijn deze stromen dus niet uitgezonderd van de werkingssfeer van het B.V.A en komen ze op de gele lijst. Noot 2: Naast de onder Noot 1 gemelde toevoeging, is er in zowel de Waste Incineration Directive als in het B.V.A voor de ‘Plantaardige afvalstoffen uit de ruwe pulpproductie en de papierproductie uit pulp’, de volgende passage toegevoegd: ‘als het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen’. Deze passage betekent dat als er niet aan deze randvoorwaarden wordt voldaan, de verbranding conform het B.V.A moet plaats vinden. Gele lijst Hier worden (biomassa bevattende) afvalstromen genoemd (niet limitatief!) die niet onder de uitzondering van de werkingssfeer van het B.V.a op grond van art. 2 van het B.V.a vallen. Dit betekent dat bij de verbranding van deze biomassa-stromen het B.V.a van toepassing is. Afvalstoffen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit dierlijk produkten
“Omgevings Benuttings Plan”
XXIV
Duurzame Regio Energie
Geverfd of geïmpregneerd hout (en hieruit verkregen houtskool) Houtmengsels waarin geverfd of geïmpregneerd hout aanwezig kan zijn (en hieruit verkregen houtskool) Champost Zuiveringsslib Bleekaarde GFT-afval Residuen uit GFT-compostering Organische natte fractie (ONF) Swill Kunststofbevattende afvalstromen Oud papier en karton Kunststof bevattende afvalstromen Dierlijke mest Gemengde huishoudelijke en bedrijfsafvalstromen Gas afkomstig uit een vergassingproces van gele lijst stoffen (Pyrolyse) olie afkomstig uit gele lijststoffen
“Omgevings Benuttings Plan”
XXV
Duurzame Regio Energie
Omschrijving Bosbouw (en vergelijkbare stromen) Hout afkomstig uit energieteelt Hout afkomstig van bosexploitatie (Snoei-)hout afkomstig uit parken, plantsoenen, begraafplaatsen, particuliere tuinen etc. Schors Hout afkomstig uit fruitteelt (snoeimateriaal, geruimde bomen/struiken) Boomstobben Zeefoverloop van groencompostering Houtskool voor zover verkregen uit één van bovengenoemde houtstromen Landbouw (en vergelijkbare stromen) Gras, hooi en stro afkomstig van landbouwbedrijven Olifantsgras (miscanthus) en evt. andere specifiek t.b.v. energie-opwekking geteelde gewassen Bermgras Gewasresten bij oogsten en na eerste verwerking (voederbietenblad en –koppen, maïskolvenschroot (incl. spil), aardappelen(loof), koolstronken en –bladeren ) Bloembollen en bloembollenpelsel Tuinbouwafval (composteerbaar) zoals planten- en oogstresten (b.v. tomaat, paprika, komkommer, potplanten, etc.) Veilingafval (composteerbaar) Hennep, jute, vlas, katoen, sisal (Agave), ramee en andere plantaardige (textiel)vezels en het afval daarvan (indien ongeverfd en niet chemisch behandeld) Oliën en vetten plantaardige olieën, vetzuren en wassen
Plantaardige olie-, vet-, en wasemulsies Plantaardige olie- en vetafval Schillen-vliezen-pitten Aardappelschillen en –persvezel, (stoom)schillen van andere gewassen (wortel, knolselderij, ui, sojabonen, olijven (alperujo) Vliezen en kaf van granen (o.a. rijst, tarwe, gerst) Olijvenpitten Doppen van cacaobonen, pinda’s, (wal)noten, amandelen, etc.
“Omgevings Benuttings Plan”
Opmerking
Sectorplan Categorie LAP NTA 8003
Geen afvalstof dus LAP n.v.t. Geen afvalstof dus LAP n.v.t.
Nvt
110
Nvt
110
9
105
9 9
102 110
9 9 nvt
110 192 709
Geen afvalstof dus LAP n.v.t. Geen afvalstof dus LAP n.v.t.
Nvt
200
Nvt
(o.a.) 212
Afvalstof die vrijkomt bij beheer en onderhoud wegbermen etc.
9
213
9
?
9 9
606 603
9 20
602 ?
Geen afvalstof dus LAP n.v.t.
Indien rechtstreeks Nvt afkomstig uit productieproces, geen afval en LAP n.v.t. 2 2
546 (?)
546 (?) 546
2
500
2
529
2 2
524 510
XXVI
Duurzame Regio Energie
Slib Reststoffen bij sojabonenverwerking (velasse, solasse, sojapasta, sojafilterkoek) slib uit oliebereiding (plantaardige olie) Resten, afgekeurde producten, pulp Schroot van oliehoudende zaden (lijnzaad, koolzaad, etc.) afval van bakkerijen en de banketbakkersindustrie w.o. deegresten, meelresten, gist en gistverwante resten) Plantaardige reststromen die vrijkomen bij de voedings- en genotmiddelenindustrie (waaronder afgekeurde groenten en fruit (incl. diepvries, gedroogd, conserven), specerijenresten, snijresten, pulp (o.a. bieten, chicorei, graan, uien, wortels), resten vrijkomend bij koffie- en theeproductie, reststromen vrijkomend bij de productie van (alcoholische) dranken,….) Plantaardige voedings- en genotmiddelen, ongeschikt voor consumptie Oud papier papier en karton afval dat vrijkomt bij de Zie noot 2 productie uit ruwe pulp Vezel- en papierslib slib uit papierbereiding bij toepassing ruwe pulp Kurk Wijnkurken vloeren en vloerafval (onbehandeld) overig kurk (onbehandeld) Onbehandeld gebruikt hout niet geverfd of geïmpregneerd (zw.met/halog.org.) hout uit bouw- en sloopafval ("A-hout") Zaagsel, schaafsel, houtkrullen, spaanders en restanten hout die vrijkomen bij de verwerking van onbehandeld hout Houtemballage (kratten, pallets, ….) Verlijmd hout, niet geverfd verlijmd hout en plaatmateriaal (vezel- en spaanplaat, multiplex, ….), mits niet geverfd of voorzien van laminaat-laag ("B-hout") slib uit spaanderplaatproductie Overig houtafval uit compostering/vergisting hout dat langdurig in het water heeft gelegen plato-hout (hout dat ' gekookt'en samengeperst is)
“Omgevings Benuttings Plan”
2
500
2
500
2
500
2
500
2
500
2
500
18
?
2
440
9 (?) 3/13 (?) 9 (?)
162 162 162
13
161
13
?
14
161 (?)
13
172
2 (?)
400
9 9
190 194
13 (?)
190
XXVII