Regelgeving per 1 januari 2016 inzake IAU, MAU en VU 2015-2016 Hieronder vindt u wat er over de IAU, MAU en VU 2015-2016 is vastgelegd in wet- en regelgeving. Deze pagina bevat de volgende elementen: Participatiewet Besluit Participatiewet Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ
PARTICIPATIEWET Bepalingen met betrekking tot IAU, MAU en VU 2015-2016
Artikel 73. Toetsingscommissie vangnet Participatiewet 1.
Er is een toetsingscommissie vangnet Participatiewet, die tot taak heeft Onze Minister te adviseren over een te nemen besluit naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in artikel 74, eerste lid.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de samenstelling, de taakuitoefening en oordeelsvorming door de toetsingscommissie vangnet Participatiewet.
Artikel 74. Vangnetuitkering 1.
Indien de verstrekte uitkering op grond van artikel 69 onvoldoende dekking biedt voor de netto lasten van het toekennen van algemene bijstand, loonkostensubsidies of uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, kan door Onze Minister op verzoek van het college een vangnetuitkering worden verleend.
2.
Jaarlijks wordt bij wet het bedrag dat besteed kan worden aan vangnetuitkeringen als bedoeld in het eerste lid vastgesteld, dat geen deel uitmaakt van het bedrag, bedoeld in artikel 69, tweede lid.
3.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door het college ingediend bij de toetsingscommissie vangnet Participatiewet.
4.
Onze Minister kan voorwaarden verbinden aan het besluit tot verlening van een vangnetuitkering.
5.
Onze Minister kan een vangnetuitkering verminderen, intrekken of weigeren indien: a.
hij het college een aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 76, eerste lid; of
b.
het college in strijd handelt met een wettelijk voorschrift dat betrekking heeft op de vangnetuitkering of met een voorwaarde die aan het besluit tot verlening van een vangnetuitkering is verbonden.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor: a.
de gronden voor verlening van de vangnetuitkering;
b.
de berekening van de hoogte van de uitkering;
c.
de voorwaarden, die aan het verzoek worden gesteld;
d.
de wijze van beoordeling van het verzoek door de toetsingscommissie vangnet Participatiewet;
e. 7.
de toepassing van het vijfde lid.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de termijn waarbinnen een verzoek kan worden ingediend.
Artikel 75. Betaling uitkeringen, aanpassing uitkering en aanvullende uitkering Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de betaling van: a.
de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid;
b.
het bedrag waarmee de uitkering op grond van artikel 71 wordt aangepast;
c.
de vangnetuitkering, bedoeld in artikel 74.
BESLUIT PARTICIPATIEWET Bepalingen met betrekking tot IAU, MAU en VU 2015-2016
Artikel 9. Toetsingscommissie De toetsingscommissie bestaat uit een voorzitter en vier leden. Onze Minister benoemt de voorzitter en de leden, die tevens door hem kunnen worden geschorst en ontslagen.
Artikel 10. Vangnetuitkering over de jaren 2015 en 2016 1.
2.
3.
De vangnetuitkering over de jaren 2015 en 2016 wordt slechts toegekend voor zover: a.
het college een hiertoe strekkend verzoek heeft ingediend;
b.
voldaan is aan bij ministeriële regeling te stellen vormvoorschriften en de vereisten, genoemd in artikel 10a, tweede lid;
c.
de netto lasten de verstrekte uitkering met meer dan vijf procent overstijgen.
De hoogte van de vangnetuitkering over de jaren 2015 en 2016 is: a.
vijftig procent van het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het uitkeringsjaar en 105% van de verstrekte uitkering, voor zover de netto lasten de verstrekte uitkering met meer dan vijf maar niet meer dan tien procent overstijgen;
b.
honderd procent van het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het uitkeringsjaar en 110% van de verstrekte uitkering, voor zover de netto lasten de verstrekte uitkering met meer dan tien procent overstijgen.
Indien dit voor een gemeente tot een gunstiger resultaat leidt, wordt de vangnetuitkering over het jaar 2016 in afwijking van het tweede en het vierde lid berekend aan de hand van de volgende formule: V = NL – U – ER waarbij: a. V staat voor de vangnetuitkering voor de gemeente in 2016; b. NL staat voor de netto-lasten van de gemeente in het jaar waarop de vangnetuitkering ziet; c. U staat voor de aan de gemeente toegekende uitkering in dat jaar; en d. ER staat voor het gedeelte van het tekort dat voor rekening van de gemeente blijft, dat wordt berekend aan de hand van de volgende formule:
ER = m x VB waarbij: ER staat voor het eigen risico is dat voor de verzoekende gemeente is berekend; m staat voor het aantal inwoners van de gemeente, gemeten per 1 januari 2016 op basis van de gegevens van het CBS -; en VB staat voor een vast bedrag van € 30. 4.
Indien het college over het jaar 2015 of over de jaren 2015 en 2016 op grond van de artikelen 10a tot en met 10d van het Besluit WWB 2007, zoals die artikelen luidden op 31 december 2014, een meerjarige aanvullende uitkering zou ontvangen waarbij op grond van artikel 10c, derde lid, van dat Besluit percentages van 102,5% of 105% gelden, is het tweede lid niet van toepassing en wordt de hoogte van de uitkering vastgesteld op het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het jaar 2015 of, indien van toepassing, over het jaar 2016 en het percentage van de verstrekte uitkering dat op grond van artikel 10c, derde lid, van dat Besluit, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014, van toepassing was voor de hoogte van de meerjarige aanvullende uitkering die ziet op het jaar 2015 of 2016.
Artikel 10a. Beoordeling verzoek vangnetuitkering 1.
De toetsingscommissie beoordeelt of een verzoek tot een vangnetuitkering voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, genoemde voorwaarden en vergezeld gaat van de documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan het tweede lid, en adviseert Onze Minister.
2.
De toetsingscommissie vastgesteld:
beoordeelt
het
verzoek
indien
kan
worden
a.
wat de globale analyse is van de mogelijke oorzaak en omvang van het tekort, mede in het kader van de inwerkingtreding van de Participatiewet en de eerdere financiële resultaten van de uitvoering van de Wet werk en bijstand, en van de verwachte ontwikkelingen van dat tekort in de komende jaren;
b.
dat het college de gemeenteraad in het jaar waarin het tekort bestond heeft geïnformeerd over zijn analyse, bedoeld in onderdeel a, en maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om tot tekortreductie te komen;
c.
wat de opvattingen van de gemeenteraad zijn over de informatie van het college;
d.
welke maatregelen zijn getroffen in het jaar waarin het tekort bestond om het tekort te verminderen en hoe het college het effect van deze maatregelen kwalificeert;
e.
wat de omvang van de netto-lasten is aan de hand van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
3.
De toetsingscommissie beoordeelt de omvang van de netto lasten, die in aanmerking worden genomen, waarbij bedragen die blijkens het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet bij de informatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiëleverhoudingswet als fout of onzeker worden aangemerkt in mindering worden gebracht op de netto lasten.
4.
Indien bij de vaststelling van de uitkering voor 2015 artikel 7 is toegepast, wordt voor de beoordeling van het tekort de verstrekte uitkering voor 2015 vastgesteld op het bedrag dat is gebaseerd op de gemeentelijke lasten waarbij artikel 7 niet zou zijn toegepast.
5.
Een verzoek tot een aanvullende uitkering wordt in ieder geval afgewezen, indien Onze Minister een aanwijzing als bedoeld in artikel 76 van de wet heeft gegeven en het verzoek betrekking heeft op het kalenderjaar waarin de aanwijzing is gegeven of op het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 10b. Overgangsrecht incidentele en meerjarige aanvullende uitkeringen 1.
Op incidentele aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10 van het Besluit WWB 2007, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014, die betrekking hebben op het kalenderjaar 2014, blijft dat artikel 10 van toepassing.
2.
De besluiten tot toekenning van een meerjarige aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 10a van het Besluit WWB 2007, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande, dat indien op basis van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet over het jaar 2014 met inachtneming van het tweede en vierde lid van dat artikel blijkt, dat betaling van de meerjarige aanvullende uitkering over 2014 aangewezen is, de colleges de uitvoering van de verplichtingen in 2014, die voortvloeien uit de besluiten tot toekenning van de meerjarige aanvullende uitkering, slechts verantwoorden nadat een beschikking tot toekenning van de meerjarige uitkering over 2014 is ontvangen, uiterlijk voor 1 oktober 2015.
REGELING PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ Bepalingen met betrekking tot IAU, MAU en VU 2015-2016
Artikel 5. Betaling 1.
Met uitzondering van de maand mei, wordt iedere maand op of omstreeks de vijftiende dag van die maand 8% van de voor het betreffende jaar vastgestelde uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet betaalbaar gesteld. In de maand mei wordt op of omstreeks de vijftiende dag 12% van de uitkeringen betaalbaar gesteld.
2.
Het bedrag waarmee de uitkering op grond van artikel 71 van de wet wordt aangepast, wordt in gelijke delen verrekend met de voor het betreffende kalenderjaar resterende maandelijks te betalen delen van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet.
3.
Elk van de drie delen waaruit de meerjarige aanvullende uitkering bestaat, bedoeld in artikel 10c, tweede lid, van het Besluit WWB 2007, wordt betaalbaar gesteld voor 1 april van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waar het desbetreffende deel op ziet.
4.
De incidentele aanvullende uitkering 2014 en de vangnetuitkering worden betaalbaar gesteld voor 1 april in het kalenderjaar dat ligt twee jaar na het jaar waarop de uitkering betrekking heeft.
Artikel 15 Procedurele bepalingen verzoek vangnetuitkering 1.
Een verzoek tot een vangnetuitkering wordt door de toetsingscommissie ontvangen in de periode van 1 januari tot en met 15 augustus van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.
2.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan artikel 10a, tweede lid, van het Besluit Participatiewet.
3.
Een verzoek tot een vangnetuitkering wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld.
4.
Een verzoek dat door de toetsingscommissie wordt ontvangen voor of na afloop van de periode, genoemd in het eerste lid, wordt niet in behandeling genomen.
5.
De toetsingscommissie adviseert de minister uiterlijk op 31 oktober van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid, over de te nemen beslissing.
6.
De toetsingscommissie kan de minister voor 15 oktober verzoeken om een aantal adviezen later dan 31 oktober vast te stellen.
7.
Indien de minister aan een verzoek als bedoeld in het zesde lid voldoet, bepaalt hij daarbij het aantal adviezen dat later kan worden vastgesteld en de datum waarop deze adviezen uiterlijk door de minister worden ontvangen.
Overgangsrecht Artikel 15 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ, zoals dat artikel luidde op 31 december 2015, blijft van toepassing op aanvragen voor incidentele aanvullende uitkeringen die voor 1 september 2015 door de toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet zijn ontvangen.