Ref. SVB-GP.2011.12 Vl.WD
Aanbevelingen van de vredesbeweging voor wijzigingen aan het Vlaams decreet wapenhandel.
In 2009 nam het Europese Parlement de richtlijn 2009/43/EG aan. Deze richtlijn regelde de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Europese Gemeenschap: een geliberaliseerde Europese binnenmarkt en een harmonisering van de criteria voor in-, uit- en doorvoer van de defensiegerelateerde producten zijn de pijlers van deze richtlijn.
1
Deze richtlijn verplichtte de Europese staten hun wetgeving aan te passen. Het Vlaamse gewest implementeert de Europese richtlijnen in het Decreet betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie. Dit decreet is eind november ingediend in het Vlaams parlement. De verschillende organisaties die in Vlaanderen de vredesbeweging vormen, hebben dit dossier van bij het begin aandachtig gevolgd. Nu de behandeling van dit decreet door het parlement dichterbij komt, had de Vredesbeweging graag nog enkele bezorgdheden geuit over belangrijke bepalingen in het ontwerp van decreet en enkele aanbevelingen meegegeven aan het parlement. De belangrijkste bekommernis voor de vredesbeweging: de liberalisering van de intraEuropese markt in defensiegerelateerde producten mag niet betekenen dat de uitvoer van deze producten buiten Europa aan de controle onttrokken wordt. Controle op eindgebruik bij de algemene vergunningen.
In het nieuwe ontwerpdecreet gaat de wetgever uit van drie soorten vergunningen voor de overbrenging van defensiegerelateerde producten naar een andere lidstaat van de Europese Unie : de algemene vergunning, de globale vergunning en de individuele vergunning.
Italiëlei 98a, 2000 Antwerpen - tel: 03/225.10.00 - fax: 03/225.07.99 - BTW: 413-005-214
[email protected] - http://www.paxchristi.be - BE21 6451 1173 1103
Het exportpatroon van de voorbije jaren vanuit Vlaanderen geeft aan dat de overgrote meerderheid van de export van defensiegerelateerde goederen uit Vlaanderen naar andere lidstaten van de Europese Unie zeer waarschijnlijk zal gebeuren via de algemene vergunning. In het huidige ontwerp van het decreet, wordt er aan de algemene vergunning die de uitvoer naar een andere lidstaat binnen de Europese Unie reglementeert, geen controle op eindgebruik gekoppeld. Bij controle van de door de uitvoerder bijgehouden registers kan enkel het land van bestemming binnen de EU nagegaan worden. Waar het uitgevoerde materiaal uiteindelijk terecht komt, is niet meer traceerbaar.
Dit heeft verregaande implicaties voor de controle op de Vlaamse export van defensiegerelateerd materiaal. De Vlaamse defensie-industrie maakt hoogtechnologische onderdelen voor wapensystemen. Deze onderdelen worden daarna geassembleerd en aan de eindgebruiker geleverd. EU-lidstaten kunnen eisend dat hun toestemming wordt gevraagd wanneer het geassembleerde product de EU verlaat, maar Vlaanderen laat dit dus na. Dit betekent dat we het zicht verliezen op het verdere traject van het in Vlaanderen geproduceerd en uitgevoerd defensiegerelateerd materiaal. Het argument dat Vlaanderen geen controle op eindgebruik hoeft te eisen omdat de defensie-industrie onderdelen produceert en geen wapens, gaat voor de Vredesbeweging niet op. Waar het niet checken van de eindgebruiker van producten toe kan leiden, hebben we in het voorjaar van 2011 beleefd:
2 De voorbije jaren leverde de Vlaamse defensie-industrie massaal militair materiaal aan het Midden-Oosten en de Golfstaten. België was volgens Europese rapporten de 3de of 4de grootste leverancier, een prestatie die niet alleen te danken was aan export uit Wallonië. De rapportage van de Vlaamse controlediensten van de voorbije jaren tonen regelmatig vergunningen voor onderdelen van pantservoertuigen aan Bahrein, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. In 2010 werd voor meer dan 14 miljoen aan vergunningen afgeleverd. De laatste vergunning dateerde zelfs nog uit december, luttele weken voor de start van de Arabische revoluties.
In het laatste geval gaat het om een vergunning voor de uitvoer van rupsbanden, onderdelen van M113- pantservoertuigen, die geleverd worden aan het Turkse FNSS. Dit Turkse bedrijf heeft M113-moderniseringscontracten met verschillende Golfstaten . Deze M113pantserwagens waren prominent zichtbaar bij de onderdrukking van de protesten in Bahrein. De Vlaamse minister-president Peeters stelde in een reactie dat vanuit Vlaanderen sinds 2007 geen wapens uitgevoerd zijn naar het Midden-Oosten. Zonder deze rupsbanden voor pantserwagens, zonder controleschermen of richtsystemen in gevechtsvliegtuigen of schepen zouden de wapens echter weinig effectief zijn. Deze essentiële onderdelen worden wel allemaal in Vlaanderen gemaakt en uitgevoerd.
Bovenstaand voorbeeld handelt over uitvoer van defensiegerelateerd materiaal dat via een Turks bedrijf in weinig democratische staten terechtkwam. Echter, ook via intra-Europese transfers gebeurt het dat (onderdelen van) wapensystemen uiteindelijk op problematische bestemmingen belanden.
Het regime van president Idris Débry in Tsjaad staat geboekstaafd als autoritair en corrupt. De president, afkomstig uit de Zaghawa clan die sinds 1990 de macht militair monopoliseert, wordt beschuldigd van wanbeleid en mensenrechtenschendingen. Sinds 2003 zijn regeringstroepen verwikkeld in een reeks van korte maar intense, steeds terugkerende opstanden. De gewapende conflicten in Tsjaad zijn sterk gelieerd aan het geweld in het aanpalende Darfur in Sudan.
3
Bij verscheidene soortgelijke conflictsituaties in Afrika werd geopteerd voor een wapenembargo. Wapenleveringen in conflictsituaties zoals aan het Tsjadische regime werken immers een escalatie en voortduren van gewapende confrontaties in de hand. Het VN-panel dat het naleven van het wapenembargo voor Darfur verzekert, verklaarde bovendien dat wapens vanuit Tsjaad in Sudan terechtkomen en zo het wapenembargo voor Darfur omzeilen. Dit panel vroeg daarom een uitbreiding van het wapenembargo naar Tsjaad, maar deze aanbeveling vond geen gevolg in de Veiligheidsraad. Hoewel enkele EUlidstaten als Roemenië, Duitsland of Tsjechië in 2006-2007 vergunningen weigerden voor export van militaire goederen naar Tsjaad, tonen SIPRI-gegevens aan dat de import van wapens door de Tsjadische regering in de periode 2003-2008 vijf maal hoger ligt dan de periode 1999-2003. Er zijn voldoende aanwijzingen om er van uit te gaan dat deze import van wapens en militaire goederen het geweld in de regio in stand hebben gehouden.
In 2007-2008 ontving de regering in Tsjaad 82 uitgebouwde gewapende voertuigen ( type AML-90/ElandMK 7)met 90 mm kanonnen. Deze militaire goederen werden via Frankrijk aan Tsjaad geleverd, maar waren afkomstig uit ons land. Het Waalse bedrijf Sabiex kocht deze voertuigen in 1999 van het Zuid-Afrikaanse leger, bouwde deze uit en verkocht deze vervolgens door. De import van deze voertuigen werd wel door ons land geregistreerd in het VN-register voor Conventionele Wapens, de export richting Frankrijk of Tsjaad werd daarentegen niet geregistreerd. De directie van Sabiex verklaarde dat de Waalse regering de verkoop van de voertuigen aan Frankrijk goedkeurde. De Waalse bevoegde instanties verklaarden echter dat het geen vergunning voor de export van wapens aan Tsjaad had geleverd en dat ze niet ingelicht waren dat Tsjaad de eindbestemming zou zijn van de voertuigen.
Het gaat hier dan wel om een Waals bedrijf, het gehanteerde systeem is representabel voor een systeem dat door het geïnstitutionaliseerde gebrek aan controle op eindgebruik dreigt regel te worden. Omdat de Waalse regering, zoals verschillende Europese landen,
waarschijnlijk geen vergunning zou hebben uitgereikt voor de export van dit defensiemateriaal naar Tsjaad, werden deze gewapende wagens eerst naar Frankrijk gevoerd, waar een permissiever klimaat bestond tegenover de ex-kolonie. Elke Europese lidstaat is binnen het Europese kader van de EU-gedragscode immers vrij om zijn exportcriteria te verstrengen. Zonder controle op eindgebruik kan een strenge toepassing van de criteria omzeild worden door het defensiemateriaal uit te voeren naar een lidstaat die permissief is in zijn interpretatie van de Europese gedragscode. Vanuit die lidstaat gebeurt dan de export buiten Europa. Het is niet denkbeeldig dat de defensie-industrie binnen de EU zich zal richten op de lidstaat met de zwakste controle.
Zonder controle op eindgebruik kan de Vlaamse regering zijn beleid niet bijsturen indien blijkt dat Vlaams defensiegerelateerd materiaal via een andere Europese staat uiteindelijk op problematische bestemmingen belandt. De vredesbeweging pleit voor een systeem van exportcontrole om te voorkomen dat Vlaams defensiemateriaal terecht komt op problematische bestemmingen. Een alternatieve, minimale ingreep om dit te voorkomen is het opleggen van een meldingsplicht bij wederuitvoer uit de EU. Deze informatieplicht is administratief een minimale last en houdt geen uitvoerbeperking in voor de industrie. Deze informatieverplichting bij wederuitvoer uit de EU zou wel voor alle vergunningen moeten gelden.
4 Controle op goederen in transit.
Momenteel ontsnappen goederen die doorheen België getransporteerd, maar niet van transportmiddel veranderen aan elke controle. Deze goederen vallen immers niet onder de Europese douanewetgeving vallen. Nu is douanewetgeving in de eerste plaats fiscale wetgeving. De controle op handel in defensiegerelateerde goederen heeft echter ook een andere doelstelling, met name conflictpreventie en bescherming van mensenrechten. Vanuit die motivering is een controle op goederen in transit een belangrijk instrument.
In het eerste voorontwerp van dit decreet was de controle op transit opgenomen. In het bij het Vlaams parlement ingediende ontwerp is de controle op de transit verdwenen. De Vredesbeweging vraagt de Vlaamse regering om de controle op transit in het decreet op te nemen, door middel van een zelfstandige meldingsplicht onafhankelijk van de federale overheid. Het excuus om geen extra administratieve verplichtingen op te leggen, weegt niet op tegen het belang van de controle. Tenslotte is het een loutere informatieplicht, die deels reeds in andere wetgevingen aanwezig is. Zo is luchttransport door België van munitie en bepaalde
wapens reeds verplicht om de aard van zijn transport te melden. Wij stellen daarom voor deze regel uit te breiden naar alle goederen, waarop dit decreet betrekking heeft, in transit.
Rapportering.
De rapportering in het huidige decreet is vaak bekritiseerd wegens te summier en weinig transparant. Ook in het nieuwe decreet is de rapportage, ondanks herhaaldelijke aanbevelingen, oa van het Vlaams Vredesinstituut, mager uitgewerkt. Wij vragen dat de rapportageregeling beter uitgewerkt wordt in het decreet zelf en dat meer gedetailleerde informatie voorzien wordt.
Opvallend is dat bij de per vergunning gegeven informatie elke vermelding van landen afwezig is, terwijl die zelfs in de beperkte rapportering door de EU (de COARM-rapporten) vermeld staan.
5
Tevens mag in vraag gesteld worden hoe noodzakelijk het is, wat de industrie betreft, om te werken met categorieën van goederen en identiteiten te verbergen. Een waarnemer uit het industriële veld weet immers onmiddellijk om welke bedrijven en producten het gaat, gezien het aantal producenten van defensiegerelateerde producten en aanverwanten in Vlaanderen klein is. Commerciële geheimen worden hiermee niet verborgen. Wel wordt de handelsactiviteit zo aan de aandacht van parlementairen en publiek onttrokken. Een wapenhandelbeleid met democratische legitimiteit is er pas bij voldoende transparantie.
Catch-all clausule
De ‘catch-all’ clausule maakt dat elk exportproduct een vergunning nodig heeft indien het bestemd is voor het ondersteunen van militaire acties. Enkele opmerkingen vanuit de bevoegde diensten naar aanleiding van de adviezen over het voorontwerp van decreet doen twijfels rijzen bij de invulling die bij de uitvoering van het decreet aan de catch-all clausule gegeven zal worden.1 De Vlaamse regering stelt dat het onzinnig is om specifieke, niet op de
De adviezen aangaande het voorontwerp van decreet werden geformuleerd door de SAiV, SERV, Vlaams Vredesinstituut en de Raad van State. 1
militaire lijst voorkomende, goederen systematisch onder de catch-all te plaatsen, zoals dit tot op heden wel gebeurt. De regering stelt dat de inventaris van goederen die nu onder de catch-all vallen op geen enkele manier indicatief is voor de toepassing onder het nieuwe decreet.
Tot op heden zijn veel voorkomende producten die onder de catch-all clausule vallen beeldschermen (Barco, een substantieel onderdeel van de Vlaamse uitvoer), telecommunicatieapparatuur (meerdere mogelijkheden), luchthavenverlichting (Siemens).
6
Het bedrijf Barco is in Vlaanderen de grote pleitbezorger van de afschaffing van deze clausule, zodat haar producten niet langer een licentie nodig hebben. De Barcobeeldschermen zijn immers bijna allemaal gerangschikt als ‘vrije goederen’, alhoewel ze ingebouwd worden in militaire helikopters, schepen, vliegtuigen en werkstations die Tomahawk-raketten besturen. De beeldschermen zijn een typevoorbeeld van goederen die worden uitgevoerd met als eindbestemming de defensie-industrie en worden ingebouwd in wapentuig dat vervolgens verder geëxporteerd wordt. De militaire export van Barco was in 2009 goed voor de helft van de totale vergunde wapenuitvoer. Indien de Catch-all clausule zou worden verwijderd, wordt dus de helft van de wapenuitvoer in deze regio onzichtbaar en oncontroleerbaar.
Gezien de stijgende vermenging van civiele en militaire technologie is de 'catch-all' clausule van cruciaal belang om een zicht te blijven behouden op de handelsstromen vanuit onze regio's richting militaire eindgebruikers. De vredesbeweging vraagt duidelijkheid van de Vlaamse regering: blijven die producten ook bij de uitvoering van het nieuwe decreet onder de catch-all? Het behoud van de catch-all betekent geen uitzondering in het Europese landschap. Ook elders in de EU wordt de militaire lijst als minimale lijst gebruikt. Regeringen zijn vrij aanvullingen op deze lijst te maken indien zij dit geraadzaam achten.
Tussenhandel.
Tussenhandelaars spelen een belangrijke rol in de schending van wapenembargo's. Verschillende internationale initiatieven ter bestrijding van illegale tussenhandel binden ook
de overheden in ons land. Sinds de regionalisering is de bevoegdheid over tussenhandel verspreid over federale, regionale en provinciale overheden. Zowel de wetgeving op in-, uiten doorvoer (die nu door de gewesten herzien wordt) als de wapenwet bevatten bepalingen die relevant zijn voor de controle op tussenhandel.
Een cruciaal element in de effectieve controle op tussenhandel is dat er daadwerkelijke controle is op de activiteiten van tussenhandelaars. Op dit moment is het Belgische controleregime niet adequaat uitgerust om dit waar te maken: het richt zich – in strijd met de internationale afspraken - enkel op de controle en de vergunning van de tussenhandelaars zelf. De overheid heeft op dit moment geen zicht op de werkelijke situatie op het terrein in België. Het is nodig om symbolische wetgeving om te zetten in een effectief controlebeleid. Nu de wetgeving op in-, uit- en doorvoer door de regio's wordt herzien, dreigt het probleem van tussenhandel van de radar te verdwijnen omdat dit geacht wordt een federale materie te zijn. Aanpassing van de wetgeving op tussenhandel wordt dan op de lange baan geschoven. Het is van het grootste belang dat alle relevante regelgevers samen zitten om hun wetgeving af te stemmen en alle lacunes op te vangen.
Handel in intellectuele eigendomsrechten.
7 Het nieuwe decreet is onduidelijk over handel in intellectuele eigendomsrechten. De vredesbeweging vraagt dat de Vlaamse regering duidelijkheid brengt rond dit punt.
Een nieuwe vliegsimulator, ontwikkeld in een samenwerkingsverband van het Vlaamse Barco en het Israelische Elbit, bestemd voor de opleiding van Israelische gevechtspiloten toont aan dat een duidelijke regeling van de handel in intellectuele eigendomsrechten noodzakelijk is. De ontwikkeling van de simulator gebeurde in Vlaanderen, maar de overeenkomst voor de levering van acht simulatoren werd gesloten tussen dochteronderneming Barco USA en het Israelische Elbit.
De Vlaamse regering stelde in het verleden meermaals dat ze geen vergunning zou toestaan voor export die bestemd is voor het Israelische leger. Door de ontwikkeling in Vlaanderen te laten plaatsvinden, maar de productie en de levering te laten gebeuren via de Amerikaanse dochteronderneming, omzeilt Barco de facto de Vlaamse wapenwetgeving. De vredesbeweging vraagt daarom dat de Vlaamse regering de handel in intellectuele eigendomsrechten expliciet opneemt in het nieuwe wapendecreet.