Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1998-1999 4 maart 1999
ONTWERP VAN DECREET tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning
AMENDEMENTEN voorgesteld door mevrouw Vera Dua
Zie : 1317 (1998-1999) – Nr. 1 : Ontwerp van decreet – Nr. 2 : Amendementen
3076
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
2
Artikel 2 A. Vóór 1°, dat 1°bis wordt, een nieuw 1° invoegen, dat luidt als volgt : "1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "Dit decreet heeft tot doel het leefmilieu te beschermen tegen de verontreiniging als gevolg van de productie en het gebruik van meststoffen. In het bijzonder wordt beoogd dat : 1° de nitraatconcentratie in zoet oppervlaktewater en grondwater ten hoogste 50 mg per liter bedraagt, waarbij onder gemiddelde omstandigheden een verontreiniging van ten hoogste 25 mg per liter mag voorkomen ;
triënteninhoud, maar voor de volledigheid is het aangewezen dat dit ook opgenomen wordt in de definitie van meststof.
C. 12° schrappen. VERANTWOORDING In het nieuwe ontwerp wordt een zeer nietszeggende definitie van "nutriëntenbalans" gegeven. De oorspronkelijke definitie was nochtans zeer duidelijk vandaar dat geopteerd wordt om deze te behouden : "nutriëntenbalans is een balans van de in een bepaald kalenderjaar in een bedrijf geïmporteerde nutriënten en de in datzelfde jaar door dat bedrijf via producten of mest buiten het bedrijf geëxporteerde nutriënten, inzonderheid voor wat stikstof en difosforpentoxide betreft".
Artikel 4 2° eutrofiëring wordt voorkomen ; 3° vervangen door wat volgt : 3° de fosfaatverzadiging van de bodem wordt tegengegaan ; 4° de ammoniakemissies zodanig gereduceerd worden dat geen onherstelbare schade optreedt aan de ecosystemen.".". VERANTWOORDING Het is belangrijk in de doelstellingen van dit decreet de diverse milieudoelstellingen expliciet op te nemen vermits de verschillende aspecten even belangrijk zijn. Het huidige voorstel is te eenzijdig gericht op het behalen van de nitraatnorm van 50 mg/l, terwijl de andere aspecten, met name het streven naar de richtwaarde voor nitraatvervuiling, het tegengaan van eutrofiëring en van fosfaatdoorslag, alsook de reductie van de ammoniakemissie in het kader van de verzuringsproblematiek even belangrijk zijn.
B. In de bij 8° voorgestelde tekst van 13°, op de vijfde en zesde regel, na het woord "zuiveringsslib", de woorden "alsook GFT-compost" invoegen. VERANTWOORDING Naast zuiveringsslib is ook GFT-compost een nieuwe vorm van nutriëntenaanvoer waarvoor in de landbouw naar afzetmogelijkheden gezocht wordt. Momenteel is dit aanbod nog beperkt maar alles laat uitschijnen dat de GFT-compost in de toekomst een belangrijke "andere meststof" zal worden. Het gaat hier weliswaar in de eerste plaats om een bodemverbeteraar met een relatief lage en traag vrijkomende nu-
"3° Aan § 1, 2°, c) wordt volgende zin toegevoegd : "Tevens dienen deze gegevens opgesplitst te worden voor elk van de afzetwijzen, met name : afzet op cultuurgrond, afzet via mestverwerking, afzet via export en mest aangeboden aan de Mestbank waarbij dit voor elk van deze afzetwijzen op de gepaste wijze dient bewezen te worden ;". VERANTWOORDING Het is niet duidelijk waarom de gegevens van § 1, 2°, c) zouden worden geschrapt. Het is immers de bedoeling na te gaan of de mest in overeenstemming met het decreet werd afgezet. Het lijkt logisch dat de nodige bewijsstukken ook worden gevoegd bij de aangifte zodat dan toch minstens een (papieren) controle achteraf mogelijk is.
Artikel 7 In de voorgestelde tekst van artikel 5, § 2 vervangen door wat volgt : "§ 2. In afwijking van § 1 kan door de producent of gebruiker, die veevoeders afneemt of gebruik maakt van veevoedertechnieken die onderwerp uitmaken van een milieubeleidsovereenkomst met organisaties uit de veevoedersector, afgesloten overeenkomstig het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten en in uitvoering van artikel 10bis van dit decreet, voor de berekening van de
3 productie van dierlijke mest de difosforpentoxydeen/of stikstofuitscheiding per dier en per jaar gehanteerd worden die in deze overeenkomst door de fabrikanten wordt gewaarborgd. Deze afwijking geldt enkel voor de producent of gebruiker die uitsluitend voormelde voeders of uitsluitend voormelde voedertechieken gebruikt. Voor de toepassing van de in de milieubeleidsovereenkomst vastgelegde uitscheidingshoeveelheden moet de producent jaarlijks aan de Mestbank het bewijs leveren dat bedoelde dieren uitsluitend met het voeder, bedoeld in het eerste lid, of uitsluitend met de voedertechieken, bedoeld in het eerste lid, werden gevoederd. Als bewijs geldt een attest afgeleverd door de voederleverancier waarop ten minste is vermeld : – de naam van de producent ; – de inrichtingsgegevens ; – het Mestbanknummer ; – de voedersamenstelling en/of de voedermethode geattesteerd door de fabrikant ; – de in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van aangifte geleverde hoeveelheid voeder van het type bedoeld in het eerste lid ; – een verklaring op eer van de juistheid van de vermelde gegevens. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het bewijs van de in de milieubeleidsovereenkomst vastgelegde uitscheidingsnormen.".
VERANTWOORDING Wanneer lagere uitscheidingsnormen kunnen worden bereikt tengevolge van het gebruik van aangepaste veevoeders of van aangepaste voedertechnieken kan dit enkel in rekening gebracht worden wanneer dit kadert in een milieubeleidsovereenkomst, afgesloten met de fabrikanten van veevoeders zoals bedoeld in artikel 10bis van dit decreet
Artikel 8 A. In de bij 2° voorgestelde definitie van MPn, op de derde laatste regel, de woorden "85 percent" vervangen door de woorden "90 percent".
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3 VERANTWOORDING
Men gaat in dit decreet uit van een forfaitair N-verlies van 15% door ammoniakvervluchtiging in de stal, bij opslag en bij vervoer. In het kader van de milieudoelstellingen geformuleerd in artikel 2 is dit een veel te hoog aandeel. Met deze optie zal men er nooit in slagen de tussentijdse verzuringsdoelstelling, met name een reductie met 40% van de ammoniakuitstoot tegen 2002, te realiseren. Een 15%-ammoniakverlies betekent immers dat bij gelijkblijvende mestproductie er ca. 28.500 ton N onder de vorm van ammoniak zou verloren gaan nog voor de opbrenging op het land. Er moet minstens gestreefd worden naar de beperking van het ammoniakverlies tot 10%. De forfaitaire netto-inhoudsnorm stikstof bedraagt aldus 90% van het bruto-gehalte stikstof in dierlijk mest.
B. In de bij 3° voorgestelde tekst van § 2, eerste lid, op de negende en tiende regel, de woorden "reële uitscheidingshoeveelheden" vervangen door de woorden "de in de milieubeleidsovereenkomst met de veevoederfabrikanten vastgelegde uitscheidingshoeveelheden". VERANTWOORDING Dit volgt logischerwijze uit het amendement bij artikel 7.
Artikel 10 A. Aan de bij 5° voorgestelde tekst van § 4, 1° de woorden "en de teelt van het vee geen voorwerp uitmaakte van een prijsgarantiecontract" toevoegen. B. Aan de bij 5° voorgestelde tekst van § 4, 2° de zinsnede "en de teelt van het vee geen voorwerp uitmaakt van een contract van veepacht als bedoeld in hoofdstuk IV van titel VIII van het Burgerlijk Wetboek, een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, 4°, van de pachtwet of een integratiecontract in de zin van de wet van 1 april 1976 betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke productie" toevoegen. VERANTWOORDING Het vervoeren van mest naar cultuurgronden of een verzamelpunt gelegen in dezelfde of aangrenzende gemeenten (de zogenaamde burenregeling) was in het decreet van 23 januari 1991 enkel toegestaan voor gezinsveeteeltbedrijven. Deze notie vervangt men nu door "bedrijven met een familiale dimensie" waarbij voor de definiëring m.b.t. de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2002 wordt teruggegrepen naar de oorspronkelijke definitie van gezinsveeteeltbedrijf zoals bepaald in het artikel 2bis van het huidige decreet.
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
4
Zoals bekend was deze definitie allesbehalve waterdicht vermits de bedrijven met prijsgarantiecontracten eveneens werden beschouwd als zelfstandige bedrijven. Vandaar dat voor de definitie van een bedrijf met familiaal karakter voor deze periode de bedrijven met prijsgarantiecontracten moeten uitgesloten worden.
van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds overeenkomstig artikel 34bis van dit decreet.".
Voor wat de latere periode betreft wordt niet meer gerefereerd aan de notificatie als gezinsveeteeltbedrijf en moet dus een ruimere definitie van zelfstandig bedrijf ingevoerd worden, zoals ook omschreven in het huidige decreet.
Dit artikel van het ontwerpdecreet voorziet in een verplichte mestverwerking. Momenteel is nog geen enkele mestverwerkingsinstallatie operationeel en ingeval dit zou lukken binnen de voorziene periode is het nu reeds duidelijk dat dit zal leiden tot enorme bijkomende verwerkingskosten. Gezien de huidige marktsituatie is het duidelijk dat zeker voor wat de varkenssector betreft, dit zal leiden tot een koude sanering in de sector en tot een verdere concentratie van de productie, onder meer door samenvoeging van bedrijven of door het ontstaan van "satellietbedrijven" via verdergaande integratie.
Artikel 11 A. 2° vervangen door wat volgt : "2° in het eerste lid van § 2 wordt 1° vervangen door : 1° producenten die niet vallen onder de definitie van bedrijf met familiale dimensie zoals bedoeld in artikel 8, § 4.".". VERANTWOORDING Dit is reeds voorzien in het huidige mestdecreet, maar deze beperking kon niet worden opgelegd aan gezinsveeteeltbedrijven teneinde de burenregeling niet te verhinderen. Naar analogie hiermee wordt deze uitzondering ook voorzien voor bedrijven met familiale dimensie, waarbij dit uiteraard maar van toepassing kan zijn indien het amendement bij artikel 10 wordt aanvaard.
B. Aan de bij 4° voorgestelde tekst van § 3, de volgende leden toevoegen : "De Vlaamse regering kan aan producenten van dierlijke mest de verplichting opleggen hun nutriëntenhalte, zoals bedoeld in artikel 33bis, te verminderen met maximum 25% in geval het bedrijfsmatig mestoverschot of de bedrijfsmatige mestproductie groter is dan een grenswaarde die door de Vlaamse regering wordt bepaald op basis van het mestoverschot op niveau van het Vlaamse Gewest. Deze verplichting kan niet worden opgelegd aan bedrijven met een familiale dimensie zoals bedoeld in artikel 10 van dit decreet. De Vlaamse regering kan hiertoe nadere regels vaststellen. Voor de bedrijven die verplicht worden tot afbouw van hun nutriëntenhalte wordt door de Vlaamse regering een vergoedingsregeling uitgewerkt die wordt gefinancierd door de middelen
VERANTWOORDING
De globale mestproductie zal dus niet verminderen, maar er zullen wel een groot aantal bedrijven verdwijnen of opgeslokt worden waarbij in de eerste plaats de kleine, zelfstandige bedrijven de dupe zullen zijn. Dit is het soort landbouwbeleid dat de agro-industrie wil, maar dat door de landbouwers zelf resoluut afgewezen wordt. Dit amendement probeert een sociaal verantwoorde sanering door te voeren door het inkrimpen van de productie bij grote bedrijven mogelijk te maken en dit gekoppeld aan een vergoedingsregeling. Het ontwerpdecreet wil de huidige productie van varkensvlees kost wat kost in stand houden tegen elke marktlogica in, terwijl iedereen weet dat men in de intensieve veeteelt onherroepelijk moet gaan naar een vermindering van de productie. Daarnaast moet nog opgemerkt worden dat door de regeling voorzien in het voorliggend ontwerpdecreet het globaal te verwerken volume slechts 11 miljoen kg fosfaat zal bedragen. Samen met de geraamde 6,5 miljoen kg fosfaat, waarvan verwacht wordt dat dit zal weggewerkt worden door optimalisatie van de voedertechnieken en voederreconversie, betekent dit dat nog steeds voor minstens 30% van de totale mestoverschotten een oplossing zal moeten gevonden worden. Voor de stikstofoverschotten is dit overschot trouwens nog groter. Aanvullende maatregelen, zoals sociaal begeleide afbouw, zullen zich hoe dan ook opdringen.
C. Aan de bij 4° voorgestelde tekst van § 3, het volgende lid toevoegen : "De Vlaamse regering kan een begeleidingsplan opstellen voor producenten die overgaan tot een volledige of gedeeltelijke afbouw van hun productie op vrijwillige basis, op voorwaarde dat het geheel of het gedeelte van de nutriëntenhalte, zoals bedoeld in artikel 33bis, waarop deze afbouw betrekking heeft, effectief ook uit productie wordt genomen. Het opmaken van een begeleidingsplan kan gekoppeld worden aan voorwaarden inzake bedrijfsgrootte, inkomen, ouderdom, diercategorieën.".
5
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
VERANTWOORDING
VERANTWOORDING
Naast de eventuele verplichte afbouw, die wordt geregeld voor de grote niet-familiale bedrijven in amendement B, is het ook nodig een begeleidingsplan op te stellen voor landbouwers, die op vrijwillige basis hun productie willen afbouwen of beëindigen, bijvoorbeeld tengevolge van het bereiken van een hoge leeftijd. Voor dergelijke gevallen dient een begeleidingsplan te worden opgemaakt, waarbij aan de betrokken landbouwers een soort uittredingsvergoeding wordt uitbetaald. Dit kan uiteraard maar gebeuren indien dit effectief leidt tot een overeenkomstige productievermindering. M.a.w. bij het overlaten van het bedrijf kan deze tegemoetkoming niet uitgekeerd worden.
Door deze regeling wordt zoals in Nederland de mogelijkheid voorzien dat de Vlaamse regering, bij overname van een bedrijf of bij samenvoeging, de verplichting oplegt om de veestapel met 25% af te bouwen. Het doorvoeren van deze regeling wordt afhankelijk gesteld van de globale bemestingsdruk in Vlaanderen en deze regeling kan worden beperkt tot bepaalde diersoorten (b.v. enkel voor de varkenssector) en/of vanaf een bepaalde bedrijfsgrootte. Deze regeling kan niet worden opgelegd bij overdracht van een bedrijf naar rechtstreekse familieleden. Daarnaast kan de Vlaamse regering afwijkingen toestaan ingeval het bedrijf wordt overgenomen door een familiaal bedrijf dat na overname ook als familiaal bedrijf verderwerkt.
D. Aan de bij 4° voorgestelde tekst van § 3, de volgende leden toevoegen : "De Vlaamse regering kan, ingeval van overdracht of samenvoeging van vergunningen voor veeteeltinrichtingen, de verplichting opleggen de over te dragen nutriëntenhalte te verminderen met maximum 25% in geval het bedrijfsmatig mestoverschot of de bedrijfsmatige mestproductie van het overgenomen bedrijf groter is dan een grenswaarde die door de Vlaamse regering wordt bepaald op basis van het mestoverschot op niveau van het Vlaamse Gewest. De Vlaamse regering kan deze verplichting beperken tot bepaalde diercategorieën. Deze verplichting kan niet worden opgelegd bij overdracht of samenvoeging van vergunningen voor het bedrijf aan de echtgenoot van de producent, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of de echtgenoten van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen. De Vlaamse regering kan een afwijking op deze regeling toestaan ingeval het bedrijf wordt overgenomen door een bedrijf met familiale dimensie zoals gedefinieerd in artikel 10 en na samenvoeging de familiale dimensie behouden blijft. De Vlaamse regering kan hiertoe nadere regels vaststellen. Voor de bedrijven die verplicht worden tot afbouw van hun nutriëntenhalte wordt door de Vlaamse regering een vergoedingsregeling uitgewerkt die wordt gefinancierd door de middelen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds overeenkomstig artikel 34bis van dit decreet.".
Zoals bij de verplichte afbouw wordt de betrokken producent vergoed via een opkoopregeling, gefinancierd door het VLIF. Ook deze maatregel kan toegepast worden om de bemestingsdruk in Vlaanderen tot aanvaardbare proporties te herleiden.
Artikel 12 A. In de voorgestelde tekst van artikel 10bis, § 1, op de zesde regel, de woorden "15 percent" vervangen door de woorden "10 percent". VERANTWOORDING Men gaat in dit decreet uit van een forfaitair N-verlies van 15% door ammoniakvervluchtiging in de stal, bij opslag en vervoer. In het kader van de milieudoelstellingen geformuleerd in artikel 2 is dit een veel te hoog aandeel. Met deze optie zal men er nooit in slagen de tussentijdse verzuringsdoelstelling, met name een reductie met 40% van de ammoniakuitstoot tegen 2002 te realiseren. Een 15% ammoniakverlies betekent immers dat bij gelijkblijvende mestproductie er ca. 28.500 ton N onder de vorm van ammoniak zou verloren gaan nog voor de opbrenging op het land. Er moet minstens gestreefd worden naar de beperking van het ammoniakverlies tot 10%. De forfaitaire netto-inhoudsnorm stikstof bedraagt aldus 90% van het bruto-gehalte stikstof in dierlijk mest.
B. In de voorgestelde tekst van artikel 10bis, § 2 vervangen door wat volgt : "§ 2. Van de forfaitaire verliesnorm van 10 %, bedoeld in § 1, kan voor de berekening van de netto-inhoudsnorm voor stikstof worden afgeweken door producenten en gebruikers wiens dierlijke mest afkomstig is van een inrichting die is uitgerust met een staltype en/of mestopslagtype die het onderwerp uitmaakt van een milieubeleidsovereenkomst afgesloten overeenkomstig het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieube-
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
6
leidsovereenkomsten met organisaties uit de sector van de stal- en mestopslagconstructie.
deligd t.o.v. andere landbouwers of landbouworganisaties, die individueel aan dezelfde wettelijke verplichtingen voldoen.
Voor de berekening van netto-inhoudsnorm voor stikstof mogen deze producenten en gebruikers dan gebruik maken van de kengetallen die in het kader van de milieubeleidsovereenkomst voor de specifieke staltypes en/of opslagtypes zijn overeengekomen. Deze kengetallen mogen in geen geval corresponderen met een stikstofverlies dat hoger ligt dan de forfaitaire verliesnorm.".
4. De vergoedingen zijn bovendien tegenstrijdig met het principe "de vervuiler betaalt" voorzover de MBO zich niet richt naar een milieudoelstelling die verder reikt dan het behalen van de basismilieukwaliteit (nitraatgehalte van 50 mg/l) zoals trouwens wettelijk wordt opgelegd volgens de nitraatrichtlijn. Vandaar dat voorgesteld wordt om bij de taken van de Mestbank het storten van de toelage in het kader van deze MBO te schrappen.
VERANTWOORDING Het is aangewezen een aparte MBO af te sluiten met de sector van de stal- en mestopslagconstructies vermits daardoor een overeenkomst kan gemaakt worden om maatregelen te nemen teneinde het N-verlies in de stallen en bij mestopslag te beperken. De reële netto-verliezen voor stikstof moeten dan wel gegarandeerd worden door de engagementen, genomen in het kader van deze MBO en mogen uiteraard nooit hoger ligger dan 10%.
Artikel 14 In de voorgestelde tekst van artikel 13, 1°, op de eerste regel, het woord "basisheffing" vervangen door het woord "overschotheffing". VERANTWOORDING Dit amendement correspondeert met het amendement bij artikel 26 betreffende de heffingen.
Artikel 13 In de bij 1° voorgestelde tekst van 4°, het zinsdeel "alsook de toelage die in een milieubeleidsovereenkomst als bedoeld in artikel 20bis, § 1, wordt voorzien" schrappen. VERANTWOORDING In de milieubeleidsovereenkomst die wordt afgesloten met de organisaties Boerenbond, Algemeen Boerensyndicaat en BEMEFA wordt voorzien dat de Mestbank een toelage van 50 miljoen frank geeft aan deze drie organisaties. Dit principe is op diverse punten uitermate discutabel : 1. Deze toelage zal gefinancierd worden door heffingen, die moeten betaald worden zowel door intensieve bedrijven met een mestoverschot als door bedrijven zonder mestoverschot bijvoorbeeld rundveehouders of familiale grondgebonden bedrijven (zie verder). Het is op zich reeds zeer onlogisch dat landbouwers zonder mestoverschotten moeten meebetalen voor mestverwerkingsinitiatieven.
Artikel 15 A. Aan de voorgestelde tekst van artikel 13bis, § 1, eerste lid, de volgende zinsnede toevoegen : ",waarbij gestreefd wordt om overal in Vlaanderen de richtnorm van 25 mg nitraat per liter te bereiken". VERANTWOORDING Dit ontwerpdecreet gaat te exclusief uit van de doelstelling dat de grenswaarde van 50mg nitraat/l niet mag overschreden worden. Daarbij wordt totaal genegeerd dat in de Europese nitraatrichtlijn de richtnorm van 25 mg nitraat/l als streefdoel wordt vooropgesteld. Door dit expliciet op te nemen in deze alinea wordt daaraan verholpen.
2. Ook bedrijven die geen lid zijn van één van de drie verenigingen en zelfs bezwaren hebben tegen het door deze verenigingen gevoerde beleid, betalen mee aan deze toelage.
B. In de voorgestelde tekst van artikel 13bis, § 1, het tweede lid vervangen door wat volgt :
3. Overeenkomstig het decreet van 15 juli 1994 op de milieubeleidsovereenkomsten mag een MBO voor de betrokken leden geen gunstiger juridisch regime creëren dan dat waaraan niet-contracterende organisaties of ondernemingen onderworpen zijn. Dat betekent dat geen vergoedingen kunnen toegestaan worden voor de financiering van taken opgenomen in het kader van de MBO. Leden van contracterende organisaties alsook de organisaties zelf zouden immers op die manier worden bevoor-
"Voor 1 januari 2001 (2002) stelt de Vlaamse regering voor het nitraatresidu, uitgedrukt in kg N/ha in de cultuurgrond tot op een diepte van 0,90 m, de grenswaarde vast waaraan de cultuurgronden moeten voldoen ter bepaling van de technische vertaling van de EU-grenswaarde van 50 mg nitraat per liter in grond- en oppervlakte-
7 water, op basis van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek, dat in opdracht van de Mestbank wordt doorgevoerd. Op dezelfde wijze stelt de Vlaamse regering voor het nitraatresidu, uitgedrukt in kg N/ha in de cultuurgrond tot op een diepte van 0,90 m, de richtwaarde vast waaraan de cultuurgronden moeten voldoen ter bepaling van de technische vertaling van de EU-richtwaarde van 25 mg nitraat per liter in grond- en oppervlaktewater.". VERANTWOORDING Het is zeker relevant om een technische vertaling te geven van de grens- en richtwaarde voor nitraatvervuiling aan de hand van het gemeten nitraatresidu in de bodem. Deze technische vertaling staat momenteel echter nog niet op punt en er is daarover geen enkele duidelijkheid. Het feit dat in een oorspronkelijke versie van dit MAP een nitraatresidu-waarde van 45 kg N/ha werd opgenomen als vertaling van de grenswaarde en dit naderhand werd omgezet in 90 kg N/ha maakt reeds duidelijk dat het hier natte-vinger-werk betreft. Het is trouwens volgens wetenschappers niet evident om op ondubbelzinnige en veralgemeende wijze conclusies te trekken over het bemestingsregime op basis van bodemanalyses, vermits het effect van de weersomstandigheden en van bodemsoort zeer ingrijpend kan zijn. De termijn waarbinnen de bedoelde onderzoeksresultaten kunnen afgeleverd worden moet in overleg met de wetenschappelijke wereld vastgesteld worden.
Artikel 17 A. In de voorgestelde tekst van artikel 14, § 1 vervangen door wat volgt : "§ 1. De hoeveelheid meststoffen die per jaar op cultuurgronden mag opgebracht worden, met inbegrip van de uitscheiding bij beweiding, is beperkt.". VERANTWOORDING Door deze wijziging wordt teruggegrepen naar de tekst van het huidige mestdecreet, waardoor het invoeren van de keuze tussen een forfaitair stelsel en een "vrij" stelsel in het kader van een MBO afgevoerd wordt. Dit zal immers leiden tot het omzeilen van de vastgelegde normen waarbij de controle niet effectief kan worden uitgevoerd. Zoals in het huidige MAP wordt dus geopteerd voor duidelijke normen. Niets belet dat op basis van het wetenschappelijk onderzoek naar de technische vertaling van de grens- en richtwaarde voor nitraatvervuiling aan de hand van het gemeten nitraatresidu in de bodem in een latere fase kan besloten worden het forfaitair stelsel te vervangen door een "vrijer" stelsel. Momenteel is dat echter te voorbarig.
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
B. 1. In hoofdorde : In de voorgestelde tekst van artikel 14, § 4 vervangen door wat volgt : "§ 4. Vanaf 1 januari 1999 zijn de volgende hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg difosforpentoxyde, kg totale stikstof, kg stikstof uit dierlijk mest en andere meststoffen, kg stikstof uit chemische meststoffen per ha en per jaar toegelaten :
8
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
gewasgroep
difosforpentoxyde
totale stikstof
grasland
125
450
250
250
maïs
100
275
225
130
gewassen met lage stikstofbehoefte
100
125
125
70
andere gewassen
100
275
200
150".
VERANTWOORDING Door dit amendement wordt teruggegrepen naar de indicatieve eindnormen van het huidig mestdecreet die normalerwijze, na evaluatie, vanaf 1 januari 1999 moesten vastgelegd worden als verstrenging van de huidige normen. Het is daarbij essentieel te wijzen op het feit dat in het verleden binnen wetenschappelijke kringen over deze normen algemene consensus werd bereikt, met dien verstande dat het hier gaat om economisch georiënteerde bemestingswaarden, afgestemd op hoge productie. Met andere woorden het gaat hier om bemestingsnormen die zeer ruim zijn genomen en die op doorsneegronden zullen leiden tot uitspoelingen die groter zijn dan de ecologisch aanvaardbare verlieswaarden. Dat zelfs deze normen in het huidige MAP werden versoepeld bewijst ten volle dat het niet de ambitie is om de doelstellingen van de nitraatrichtlijn te halen. Het is trouwens vrij absurd om nog eens een trapsgewijze verstrenging in te voeren met vier (!) verschillende bemestingsnormen (1.1.1999 tot 31.12.1999 / 1.1.2000 tot 31.12.2000 / 1.1.2001 tot 31.12.2002 / vanaf 1.1.2003), waarbij de eindnorm voor totale stikstof hoger ligt dan alle vorige, nl. 500 kg N/ha en ook de norm voor stikstof uit dierlijk mest en stikstof uit chemisch mest in 2003 hoger ligt dan de vroegere indicatieve eindnormen. Het zijn nog steeds normen die afgestemd zijn op het "dumpen" van overschotten en geen normen die de ecologische schade binnen aanvaardbare perken willen brengen.
2. In bijkomende orde : In de voorgestelde tekst van artikel 14, § 4, 4°, in de tabel de difosforpentoxyde voor grasland "130" vervangen door "125" en de totale stikstof voor grasland "500" vervangen door "450".
VERANTWOORDING Ingeval het amendement B.1, waardoor de indicatieve eindnormen van het huidig decreet onmiddellijk worden ingevoerd, niet wordt goedgekeurd is dit een subamendement dat probeert de ergste schade te beperken.
stikstof uit dierlijk mest en andere meststoffen
stikstof uit chemische meststoffen
De eindnorm voor totale stikstof op grasland werd immers verhoogd tot 500 kgN/ha/jaar : een absoluut record dat totnogtoe nergens voorkwam. Dit laat vanaf 2003 een verhoogde stikstofbemesting toe op grasland, wat eerder kan bestempeld worden als mestdumping. De uitspoeling bij een dergelijk hoge norm is op ecologisch vlak onaanvaardbaar en zal zeker leiden tot verhoogde nitraatconcentraties in oppervlakte- en grondwater. Hetzelfde geldt voor de P2O5-norm die zonder enige wetenschappelijke basis werd verhoogd tot 130.
C. In de voorgestelde tekst van artikel 14, § 5, het eerste lid vervangen door wat volgt : "Indien op hetzelfde perceel gedurende hetzelfde jaar twee of meer teelten worden geoogst, kunnen voor de gewasgroepen "gewassen met lage stikstofbehoefte" en "andere gewassen" de in § 4 vermelde toegelaten hoeveelheden nutriënten totale stikstof en difosforpentoxyde worden verhoogd met ten hoogste 25 % van de voor het hoofdgewas maximaal toegelaten hoeveelheden nutriënten.". VERANTWOORDING In de tekst van het voorliggend ontwerp wordt een 25%verhoging van de toegelaten bemestingsnormen toegestaan bij twee of meer teelten voor alle gewascategorieën. Nochtans is het vanuit wetenschappelijk en ecologisch oogpunt evident dat deze 25%-verhoging enkel kan toegepast worden voor gewassen met laag stikstofgehalte en andere gewassen, vermits voor maïs en grasland de toegelaten bemestingsnormen reeds zeer ruim zijn ingeschat.
D. Aan de voorgestelde tekst van artikel 14, een § 7 toevoegen, die luidt als volgt : "§ 7. Tijdens het jaar waarin het scheuren van grasland wordt uitgevoerd, moet de maximaal
9 toegelaten stikstofbemesting , voorzien in § 4, worden verminderd met 100 kg N/ha.". VERANTWOORDING Bij het scheuren van grasland komt extra gemineraliseerde stikstof vrij die in mindering moet worden gebracht bij de bemestingsnormen voor de daaropvolgende teelt.
E. Aan de voorgestelde tekst van artikel 14, een § 8 toevoegen, die luidt als volgt : "§ 8. Binnen het kader van vrijwillige beheersovereenkomsten, bedoeld in artikel 15sexies, kunnen voor cultuurgronden, ter stimulering van verdergaande stappen ter verbetering van het milieu, verscherpte bemestingsnormen worden overeengekomen, overeenkomstig de regels van artikel 45 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, waarbij een vergoeding van de inkomstenverliezen wordt voorzien.". VERANTWOORDING Door dit amendement krijgt elke landbouwer voor elk van zijn percelen cultuurgrond de mogelijkheid verder te gaan inzake milieudoelstellingen dan decretaal wordt opgelegd. Dit kan gebeuren in het kader van beheersovereenkomsten en gaat gepaard met een vergoeding voor inkomensverliezen zoals bepaald in dit ontwerp. Het is absurd dat degenen die bereid zijn een strenger bemestingsregime te volgen daarvoor niet kunnen vergoed worden. Dit amendement sluit ook aan bij de Europese regelgeving terzake.
Artikel 19 In de voorgestelde tekst van artikel 15, § 6, 2° en 3° vervangen door wat volgt : "2° de door de Vlaamse regering aangeduide subhydrografische bekkens van oppervlaktewater bestemd voor de productie van drinkwater, zoals afgebakend in toepassing van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging ; 3° de gebieden met nitraatgevoelige gronden zoals afgebakend in toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer.".
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3 VERANTWOORDING
De zones die gevoelig zijn omwille van de productie van drinkwater of omwille van het grondwaterbeheer zijn afgebakend door respectievelijk de wet van 26 maart 1971 en het decreet van 24 januari 1984. In het voorliggend ontwerp wordt voorzien dat binnen deze afgebakende zones door de Vlaamse regering een keuze wordt gemaakt waar juist strengere bemestingsnormen moeten toegepast worden. Dit is tegen de geest van beide wetgevingen vermits de totaliteit van de afgebakende zones kwetsbaar is. Vandaar dat de formulering wordt gewijzigd en deze regeling geldt voor volledig afgebakende zones.
Artikel 20 A. In de voorgestelde tekst van artikel 15bis, § 1, eerste lid, op de voorlaatste en laatste regel, de woorden "gelden de algemene bemestingsnormen zoals bedoeld in artikel 14 en/of artikel 20bis, § 4" vervangen door wat volgt : "zijn, in afwijking van de in artikel 14 toegelaten hoeveelheden nutriënten, de volgende hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg difosforpentoxyde, kg totale stikstof, kg stikstof uit dierlijk mest en andere meststoffen, kg stikstof uit chemische meststoffen per ha en per jaar toegelaten :
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3 gewasgroep
10
difosforpentoxyde
totale stikstof
grasland
120
400
200
250
maïs
100
275
170
150
gewassen met lage stikstofbehoefte
80
125
125
70
andere gewassen
100
275
170
150
Voor de cultuurgronden gelegen in de gebieden en zones opgesomd in deze paragraaf worden de inkomstenverliezen vergoed die ontstaan ten gevolge van deze bepalingen.".
stikstof uit dierlijk mest en andere meststoffen
stikstof uit chemische meststoffen
teelt van het vee geen voorwerp uitmaakte van een prijsgarantiecontract" toevoegen. VERANTWOORDING
VERANTWOORDING Dit zijn de bemestingsnormen zoals voorzien in het huidige decreet voor deze kwetsbare zones, met dien verstande dat hier nu ook het tussenschot wordt ingevoerd. Conform het huidige decreet wordt een vergoeding voor de inkomensverliezen voorzien. Dit is logisch vermits de landbouwers waarvan cultuurgronden gelegen zijn in de bedoelde zones anders een competitief nadeel zouden ondervinden ten aanzien van landbouwers waarvan de cultuurgronden niet in dergelijke zones liggen. Het toepassen van de strengere normen afhankelijk stellen van vrijwillige beheersovereenkomsten zal leiden tot milieuschade en het niet halen van de verplichtingen van de nitraatrichtlijn. Het is aan de Vlaamse regering om deze zaak te bepleiten bij de Europese Commissie. Het zijn vrij soepele normen die nog kunnen verstrengd worden in het kader van beheersovereenkomsten, waarvoor een extra-vergoeding kan bekomen worden. Het zou onaanvaardbaar zijn dat de algemene bemestingsnormen van toepassing zouden zijn in de valleigebieden, de agrarische gebieden met bijzondere waarde, de ecologisch waardevolle agrarische gebieden en de beschermingszones voor de vogelstand, vermits het hier gaat om gebieden met een bijzondere ecologische waarde.
B. In de voorgestelde tekst van artikel 15ter, § 2, 1°, op de eerste regel, na de woorden "hadden verworven" de woorden "en waarvan de teelt van het vee geen voorwerp uitmaakte van een prijsgarantiecontract" toevoegen. C. In de voorgestelde tekst van artikel 15ter, § 2, derde lid, op de derde en voorlaatste regel, na de woorden "de status gezinsveeteeltbedrijf hadden verworven" de woorden "en waarvan de
Zoals bekend is de definitie van gezinsveeteeltbedrijf in het huidig decreet allesbehalve waterdicht, vermits de bedrijven met prijsgarantiecontracten eveneens werden beschouwd als zelfstandige bedrijven wat uiteraard compleet absurd is. Vandaar dat bij de referentie naar gezinsveeteeltbedrijf de bedrijven met prijsgarantiecontracten moeten uitgesloten worden.
D. In de voorgestelde tekst van artikel 15quater, § 2, eerste lid, 1° tot 4° vervangen door wat volgt : "1° de kritische grenswaarde voor fosfaatdoorslag is voor zure zandgrond 30% profielgemiddelde fosfaatverzadigingsgraad ; 2° een gebied wordt als fosfaatverzadigd gebied afgebakend als uit een inventaris van een bemonstering blijkt dat met een probabiliteit van 95% de fosfaatverzadigingsgraad er boven de kritische grenswaarde, bedoeld in 1°, ligt.". E. In de voorgestelde tekst van artikel 15quater, § 2, tweede lid, 4° vervangen door wat volgt : "4° zure zandgrond : een bodem met een textuurklasse P,S of Z en een PHKCL van maximum 6,5.". VERANTWOORDING Reeds bij de besprekingen van het huidige MAP waren alle wetenschappers het er over eens dat de toegepaste definiëring van fosfaatverzadigde gronden ontoereikend was om fosfaatdoorslag te vermijden. Door de wetenschappers werd toen aangedrongen om 40% fosfaatverzadigingsgraad
11 te vervangen door 30%, vermits bij deze de fosfaatverliezen aanvaardbaar zijn. Bij hogere waarden geeft elke fosfaatbemesting geen enkel effect en gaat alles verloren in het milieu, met eutrofiëring als gevolg. Deze visie is ook terug te vinden in diverse stuurgroepdocumenten. Tevens dient de definiëring van zure zandgronden gewijzigd te worden waarbij de pH van 6 vervangen wordt door 6,5. Het gaat hier om een technische fout waarop reeds diverse keren werd gewezen door wetenschappers (cfr. stuurgroepdocumenten). Door deze fout te handhaven wordt wel een belangrijke oppervlakte zandgronden uitgesloten uit deze regeling, wat vanuit ecologisch perspectief een enorme vergissing is.
Artikel 23 A. In de voorgestelde tekst van artikel 17, § 4, 3°, a), de derde streep schrappen. B. In de voorgestelde tekst van artikel 17, § 4, 3°, b), de tweede streep vervangen door wat volgt :
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
tuurgrond, uitgevoerd in een bepaald kalenderjaar, blijkt dat het minerale nitraatresidu van het bemonsterd perceel cultuurgrond behorende tot het bedrijf, de grenswaarde, bedoeld in artikel 13bis, § 1, tweede lid, overschrijdt, vanaf het daaropvolgend kalenderjaar, de toegelaten bemesting beperkt tot hetgeen toegelaten is in de kwetsbare zone water volgens artikel 15, § 7. § 3. De regeling, bedoeld in § 2, geldt zowel voor bemonsteringen gedaan in het kader van de zelfcontrole, bedoeld in artikel 20bis, § 4, 3°, b), als voor bemonsteringen gedaan in uitvoering van de toezichtsopdracht van de Mestbank. Deze regeling wordt toegepast tot en met het jaar waarin wordt vastgesteld dat het minerale nitraatresidu van het bemonsterde perceel de grenswaarde niet meer overschrijdt.".
VERANTWOORDING
"– ofwel het in dezelfde werkgang uitspreiden en inwerken van de mest ; inwerken van de mest betekent dat de mest na het uitspreiden door grond wordt bedekt ofwel intensief met de grond wordt gemengd, zodat de mest niet langer als dusdanig op de grondoppervlakte ligt.".
Dit amendement sluit aan bij het amendement op artikel 13bis waarin wordt gesteld dat voor 1 januari 2001 duidelijkheid moet worden gebracht in de relatie tussen het nitraatresidu in de bodem en het nitraatgehalte in grond- en oppervlaktewater.
C. In de voorgestelde tekst van artikel 17, § 4, 3°, c), de derde streep schrappen.
Wanneer overschrijding van dit nitraatresidu wordt vastgesteld moet voor de betrokken percelen een verstrengd bemestingsregime, met name de normen die gelden voor kwetsbare zones water, worden toegepast tot de situatie hersteld is.
VERANTWOORDING Door deze amendementen wordt het gelijktijdig toedienen en inregenen van mest geschrapt als vorm van emissie-arme opbrenging van mest omdat dit volgens wetenschappers een weinig efficiënte methode van mesttoediening is : dit geeft geen aanleiding tot het terugdringen van de ammoniakvervluchtiging maar geeft daarentegen wel aanleiding tot een verhoogd risico op afspoeling van meststoffen naar het oppervlaktewater. Ook het uitspreiden en inwerken van mest in twee opeenvolgende werkgangen in plaats van in dezelfde werkgang voor niet beteelde cultuurgrond kan niet beschouwd worden als een emissie-arme vorm van opbrenging van mest.
Eenmaal dit verband is vastgelegd, kan perceelsgewijze nagegaan worden waar, met toepassing van de huidige normen, de gestelde milieudoelstellingen niet gehaald worden.
Artikel 25 Dit artikel vervangen door wat volgt :
"Artikel 25
Artikel 24
In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993 en 20 december 1995, wordt tussen de artikelen 20 en 21 een hoofdstuk VIbis, bestaande uit de artikelen 20bis en 20ter ingevoegd, dat luidt als volgt :
In de voorgestelde tekst van artikel 18, §§ 2 en 3 vervangen door wat volgt :
"HOOFDSTUK VIbis
"§ 2. Vanaf 1 januari 2001 wordt, wanneer uit de resultaten van de bemonstering van een perceel cul-
Milieubeleidsovereenkomsten en nutriëntenbalansstelsels
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
12
Artikel 20bis
Artikel 20ter
De Vlaamse regering kan om de in artikel 2 bedoelde doelstellingen te realiseren milieubeleidsovereenkomsten afsluiten overeenkomstig het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten.
§ 1. Elke producent of gebruiker past het nutriëntenbalansstelsel toe.
Wanneer de milieubeleidsovereenkomst afgesloten wordt : a) met de sector van de stal- en mestopslagconstructie, dan dient deze ten minste verbintenissen te omvatten inzake de technische regels voor het verminderen van het stikstofverlies in de stal, bij opslag en bij transport van mest alsook inzake de overeengekomen berekeningswijze voor het reële stikstofverlies. b) met de veevoedersector, dan dient deze ten minste verbintenissen te omvatten inzake de technische regels over de samenstelling van het gebruikte veevoeder en/of de voederwijze alsook inzake de overeengekomen berekeningswijze voor de reële mestuitscheidingsnormen. c) met de landbouworganisaties, dan dient deze ten minste volgende verbintenissen te omvatten :
§ 2. Het nutriëntenbalansstelsel omvat in ieder geval de bodembalans. Het kan ook volgende soorten balansen omvatten : 1. de bedrijfsbalans ; 2. de mestuitscheidingsbalans. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast voor de bepaling van de aan- en afvoerposten van elk van de voormelde balansen. § 3. De producent of gebruiker die de bedrijfsbalans of de mestuitscheidingsbalans toepast, moet dit voor 21 januari van elk jaar waarin hij dit zal toepassen, melden aan de Mestbank met opgave of hij dit doet op individuele basis of in het kader van een milieubeleidsovereenkomst. § 4. Bij toepassing van het nutriëntenbalansstelsel gelden dezelfde bemestingsnormen en regels, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling II, met uitzondering van wat volgt : 1° bij toepassing van de bedrijfsbalans :
1° het ondernemen van de nodige acties om de doelstellingen bedoeld in artikel 2 te helpen realiseren ; 2° het informeren en stimuleren van hun leden opdat de leden-producenten en leden-gebruikers – bij hun bedrijfsvoering een code van goede landbouwpraktijk hanteren ; – de nutriënten aan de bron maximaal beperken door inzonderheid de aanwending van nutriëntenarme veevoeders en afstemming van de veevoeders op de behoeften van het vee ; – de nutriëntenverliezen in de stallen, bij de mestopslag, bij de nutriëntenaanwending op de cultuurgrond en bij de nutriëntenafzet via transport, verwerking en export maximaal te beperken ; – de diverse balansen van het nutriëntenbalanssysteem toe te passen.
In dit geval mag de producent of gebruiker de reële stikstofverliezen op bedrijfsniveau in rekening brengen volgens de voorwaarden opgelegd in artikel 10bis, § 2 ; 2° bij toepassing van de mestuitscheidingsbalans : In dit geval mag de producent of gebruiker de reële uitscheidingshoeveelheden in rekening brengen volgens de voorwaarden opgelegd in artikel 5, § 2 ; 3° voor wat de toepassing van de bodembalans betreft : a) laat de producent of gebruiker, in het kader van de zelfcontrole, vanaf 2001 in zijn opdracht en op zijn kosten door een daarvoor erkend laboratorium in de periode van 1 oktober tot 15 november van het beschouwde kalenderjaar een bemonstering uitvoeren naar het minerale nitraatresidu op elk van zijn percelen cultuurgrond waarop hij in datzelfde kalenderjaar een hoeveelheid dierlijk mest of andere meststoffen heeft opgebracht. De pro-
13 ducent of gebruiker stuurt de resultaten van deze bemonstering naar de Mestbank ; b) wanneer uit de resultaten van de bemonstering, bedoeld in a), blijkt dat het minerale nitraatresidu van een bemonsterd perceel cultuurgrond behorende tot het bedrijf de grenswaarde, bedoeld in artikel 13bis § 1, tweede lid, 1° overschrijdt, wordt in het kalenderjaar, volgend op het kalenderjaar waarin de bemonstering gebeurde, de toegelaten bemesting beperkt tot hetgeen is toegelaten in de kwetsbare zones water. § 5. De producent of gebruiker moet de jaarlijks opgemaakte balansen, alsook de geëigende bescheiden, ter staving van de aan- en afvoerposten, gedurende 5 jaar ter inzage houden van de toezichthoudende ambtenaren. De bewijslast van de aan- en afvoerposten van de balans(en) ligt bij de producent of gebruiker. § 6. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de balansen bedoeld in § 2, de melding bedoeld in § 3 en de zelfcontrole bedoeld in § 4.".".
VERANTWOORDING
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
dert in een MBO afgesloten met de sector van stal- en mestopslagconstructies. Bij toepassing van de mestuitscheidingsbalans kan afgeweken worden van de forfaitaire uitscheidingsnormen bepaald in artikel 5, op voorwaarde dat dit kadert in een MBO afgesloten met de veevoederindustrie waarin garanties worden gegeven dat de uitstoot minder groot is tengevolge van het toedienen van bijzondere veevoeders of het toepassen van bijzondere voedertechnieken. De toelating tot het afwijken van de forfaitaire bemestingsnormen bij toepassing van het nutriëntenbalanssysteem wordt echter weggelaten vermits dit alleen de bedoeling heeft de forfaitaire normen te omzeilen. Het feit trouwens dat de zelfcontrole alleen moet worden uitgevoerd op de percelen die zwaarder bemest worden dan toegelaten, maakt de controle zeer fraudegevoelig.
Artikel 26 A. De bij 1° voorgestelde tekst van § 1 vervangen door wat volgt : "§ 1. Er is een overschotheffing OH1 op de productie van dierlijk mest, waarvan de opbrengst integraal wordt toegekend aan de Mestbank, lastens elke producent op wiens bedrijf de dierlijke mestproductie, gedurende het voorbije kalenderjaar, meer bedroeg dan 300 kg difosforpentoxyde.
Het afsluiten van milieubeleidsovereenkomsten is een nuttig instrument om de sector te responsabiliseren en om te komen tot een snelle realisatie van de doelstellingen van het decreet zoals vermeld in artikel 2.
Het bedrag van deze overschotheffing OH1 wordt door middel van volgende formule berekend :
Het is daarbij aangewezen dat aparte MBO’s worden afgesloten met de sector van de stal- en mestopslagconstructie, met de veevoedersector, alsook met de diverse landbouworganisaties.
OH1 = (MOp x Xop) + (MOntot x Xontot)
Voor wat de eerste twee sectoren betreft is de MBO gericht op een concreet resultaat inzake voorkoming van overbemesting.
Mop = het mestoverschot, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en berekend overeenkomsig artikel 6;
Het onderschrijven van deze MBO's door gebruikers en producenten heeft als concreet gevolg dat een andere berekeningswijze in het kader van nutriëntenbalansen kan worden toegepast.
Montot = het mestoverschot, uitgedrukt in kg stikstof en berekend overeenkomstig artikel 6 ;
Een MBO afgesloten met een landbouworganisatie heeft als doel via voorlichting en informatieverstrekking van de aangesloten leden de doelstellingen van artikel 2 sneller te helpen realiseren. Nutriëntenbalansen zijn zeer nuttig om een duidelijk beeld te krijgen van input en output van nutriënten op een bedrijf. Wanneer dergelijke balansen worden gebruikt kunnen bijzondere waarden worden ingevoerd op voorwaarde dat deze waarden kaderen in een milieubeleidsovereenkomst afgesloten met de betrokken sector. Zo geldt ingeval van het gebruik van een bedrijfsbalans dat kan afgeweken worden van de 10% N-verliesnorm voor ammoniakvervluchtiging in de stal, bij opslag en door vervoer wanneer dit ka-
waarin :
Xop = de heffingsvoet voor het mestoverschot in BF/kg P2O5 ; Xontot = de heffingsvoet voor het mestoverschot in BF/kg N ; Voormelde heffingsvoeten worden als volgt vastgesteld : Xop = 10 BF/kg P2O5 Xontot = 10 BF/kg N.".
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
14 den. Garanties in die zin moeten decretaal worden vastgelegd.
B. 2° schrappen. C. In de bij 3° voorgestelde tekst § 3 de woorden "BH3" telkens vervangen door de woorden "BH1". VERANTWOORDING Het is zeer onlogisch om een basisheffing voor iedereen in te voeren vermits er bedrijven zijn die geen mestoverschotten produceren en dus niet mede-verantwoordelijk zijn voor de problemen veroorzaakt door de mestoverschotten. Het zou uitermate onrechtvaardig zijn deze producenten te bestraffen terwijl zij een verantwoorde bedrijfsvoering toepassen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de rundveehouders die over voldoende eigen grond beschikken om hun mest te verwerken. Vandaar dat voorgesteld wordt om de basisheffing te vervangen door een overschotheffing te betalen op de mestoverschotten zoals berekend in artikel 6. Deze heffing is regulerend omdat het aanzet tot vermindering van de overschotten. Ook de basisheffing op andere meststoffen wordt geschrapt, vermits dit een manier is om reststoffen terug in het nutriëntencircuit te brengen. Voor het gebruik van chemische meststoffen is het wel verantwoord om een basisheffing in te stellen omdat daardoor supplementaire nutriënten in het ecosysteem worden binnengebracht wat een extra-belasting met zich meebrengt.
Artikel 29 A. Aan de voorgestelde tekst van artikel 33ter, § 1, 1° een d) toevoegen, dat luidt als volgt : "d) kan met betrekking tot de diersoorten bedoeld in artikel 5, geen milieuvergunning als bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning worden verleend voor nieuwe veeteeltinrichtingen, noch voor veranderingen van bestaande veeteeltinrichtingen die een verhoging van de vergunde mestproductie van de bestaande veeteeltinrichting tot gevolg hebben, behoudens wanneer het gaat om de opname van vrijgekomen vergunde productie, zoals bedoeld in artikel 33, § 5, door een biologisch landbouwbedrijf, als dusdanig gecertificeerd en onderworpen aan een controle door een door het Ministerie van Landbouw erkend controle- en certificeringsorganisme op basis van wettelijke normen voor biologische producties.".
Het is trouwens een streefdoel om dit soort meststoffen tot het minimum te beperken. Ook de superheffing blijft behouden omdat het hier in feite gaat om een overtreding van de voorziene regeling en een financiële sanctionering een sterk ontradend effect heeft.
Artikel 28 Aan de voorgestelde tekst van artikel 33, § 2, een tweede lid toevoegen, dat luidt als volgt : "Deze opheffing van de stand-still kan maar gebeuren indien uit het voortgangsrapport blijkt dat de stikstofdepositie verminderd is met 40% en de nitraatconcentratie in het oppervlakte- en bodemwater tot een aanvaardbaar niveau werd gereduceerd.". VERANTWOORDING Het is duidelijk dat de opheffing van de stand-still niet automatisch kan gebeuren in 2003. Enkel wanneer de milieukwaliteit substantieel verbeterd is, kan dit overwogen wor-
VERANTWOORDING Dit amendement laat het uitbreiden van biologische bedrijven toe. Dit zal zeker niet leiden tot een verhoging van de bemestingsdruk en de mestoverschotten vermits biologische bedrijven volgens hun lastenboek in een gesloten systeem moeten werken : productie van biologische mest kan niet hoger zijn dat hetgeen kan afgezet worden op geregistreerde biologisch beteelde percelen. Een mestoverschot op niveau van de sector wordt dus uitgesloten. De regeling zou ook een uitkomst bieden voor melkveebedrijven die willen omschakelen naar een biologische productiewijze en daartoe dienen te extensiveren wat een lagere veebezetting inhoudt, maar waar met het oog op het volmelken van de quota behoefte is aan meer dieren en dus doorgaans ook aan meer land.
B. In de voorgestelde tekst van artikel 33ter, § 1, 2°, op de eerste regel, na de woorden "vanaf 1 januari 2005" de woorden "en overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 33, § 2" invoegen.
15
Stuk 1317 (1998-1999) – Nr. 3
Artikel 33bis (nieuw)
Artikel 35bis
Een nieuw artikel 33bis invoegen, dat luidt als volgt :
In artikel 12, § 3, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, worden na het eerste lid de volgende leden ingevoegd :
"Artikel 33bis Artikel 20, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 22 december 1993, wordt aangevuld met de volgende zin :
"Het Fonds stelt financiële middelen ter beschikking aan landbouwers die in het kader van artikel 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen :
"Inzonderheid stelt zij milieuvoorwaarden vast voor inrichtingen voor het bewerken en verwerken van dierlijk mest en andere meststoffen op basis van de beste beschikbare technieken. Daarbij moeten de emissiewaarden :
– een beroep kunnen doen op de opkoopregeling ingesteld bij de verplichte afbouw van de nutriëntenhalte ;
1° voor de afvalwaters, tenminste voldoen aan de lozingsnormen voor afvalwaterzuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater ;
– een beroep kunnen doen op de vergoedingen voorzien in het kader van een begeleidingsplan bij vrijwillige afbouw van de nutriëntenhalte ;
2° in de omgevingslucht, analoog zijn aan vergelijkbare afvalverwerkingsinstallaties.".".
– een beroep kunnen doen op de opkoopregeling voorzien in het kader van de verplichte afbouw van de nutriëntenhalte bij bedrijfsoverdracht.
VERANTWOORDING
De Vlaamse regering stelt nadere regels vast in uitvoering van deze bepaling.".".
Dit is de tekst van het voorontwerp waarin een aantal principiële voorwaarden werden opgelegd aan toekomstige been verwerkingsinstallaties voor mest. Deze paragraaf werd verwijderd onder druk van de initiatiefnemers van Biopower die in Oostende een mestverwerkingsinstallatie willen bouwen waarbij de lozing van zwaar vervuild effluent wordt ingecalculeerd. Het is onaanvaardbaar dat de gangbare normen niet zouden gelden voor dergelijke installaties.
VERANTWOORDING In uitvoering van amendementen bij artikel 11 waarin voorzien wordt dat een vergoeding wordt verleend aan producenten die verplicht worden hun nutriëntenhalte af te bouwen of die vrijwillig overgaan tot vermindering van hun nutriëntenhalte, wordt de regelgeving met betrekking tot het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds aangepast.
HOOFDSTUK IIIbis Wijzigingen aan het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, voor wat het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds betreft (nieuw) Een nieuw hoofdstuk IIIbis met een nieuw artikel 35bis invoegen, dat luidt als volgt : "HOOFDSTUK IIIbis Wijzigingen aan het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, voor wat het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds betreft
Vera DUA