JFf 2012 – 42
redactionele bijdrage
redactionele bijdrage 42
Wettelijke haken en ogen aan exotenonderzoek en -beheer
Martijn Schiphouwer1, Rob Leuven2, Jeroen van Delft3 en Frank Spikmans4 Bij de opzet en uitvoering van onderzoek naar risico’s van exoten en bij de eliminatie en het beheer van enkele invasieve soorten is een aantal knelpunten gesignaleerd. Wettelijke regels belemmeren in een aantal gevallen een snelle en effectieve aanpak van exoten. Dit artikel beschrijft de wettelijke regels voor onderzoek en bestrijding van exotische vissen en amfibieën, analyseert vervolgens de knelpunten bij de toepassing daarvan en schetst mogelijke oplossingen. Introductie Door globalisering van handel en toerisme kent Nederland een snelle opmars van exotische planten en dieren. Van alle geïntroduceerde exoten is ongeveer 10% in staat zich permanent te vestigen en daarvan is vervolgens circa 10% invasief. Belangrijke kenmerken van invasieve exoten zijn hun snelle verspreiding en hoge voortplantingscapaciteit, waardoor deze soorten hoge dichtheden bereiken en schadelijke gevolgen (kunnen) hebben voor inheemse soorten, ecosystemen, volksgezondheid, diergezondheid, economie en/of
veiligheid (Steenbergen et al., 2011; Lammers, 2011). Deze effecten zijn soms onomkeerbaar en het beheer van exoten kost de samenleving veel geld. De schade door invasieve exoten, inclusief de noodzakelijke beheerkosten worden op Europese schaal geschat op tenminste 12 miljard euro per jaar (Europese Commissie, 2008). Om de negatieve effecten van invasieve exoten zoveel mogelijk te voorkomen is een adequate aanpak nodig gericht op: – preventie van introductie, – vroegtijdige ontdekking en eliminatie van invasieve exoten, en – beheer van niet elimineerbare populaties invasieve exoten om verdere verspreiding en schadelijke gevolgen te beperken (Gren, 2008; Á Campo & Runhaar, 2010). Een dergelijke aanpak vereist veel kennis over de verspreiding en effecten van exoten en de eliminatie of beheer van invasieve soorten. Bij de kennisontwikkeling en bestrijding van exoten is een aantal wettelijke belemmeringen gesignaleerd. Dit artikel besteedt daarom aandacht aan het beleidskader en de wettelijke regels voor exotenonderzoek en bestrijding van invasieve vissen en amfibieën en schetst oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten. Exotenbeleid Het beleid van de Nederlandse rijksoverheid richt zich primair op preventie van de intro-
1
2
3
4
Verbonden aan: Stichting RAVON Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland (Natuurplaza) en de Afdeling Milieukunde en het Nederlands Expertise Centrum Exoten, Natuurplaza – Radboud Universiteit Nijmegen. Verbonden aan Afdeling Milieukunde en Nederlands Expertise Centrum Exoten, Natuurplaza – Radboud Universiteit Nijmegen. Verbonden aan: Stichting RAVON Reptielen, Amfibiëen en Vissen Onderzoek Nederland (Natuurplaza) en het Nederlands Expertise Centrum Exoten, Natuurplaza – Radboud Universiteit Nijmegen. Id.
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Sdu Uitgevers
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 95
95
27-04-2012 10:14:05 Proceskleur Zwart
42 – JFf 2012
redactionele bijdrage
ductie van exoten (ministerie van LNV, 2007ab). Wanneer de vestiging van een nieuwe exoot is gesignaleerd of de kans op introductie uit omringende landen groot is moet een adequate risicobeoordeling uitwijzen of de soort een bedreiging vormt voor biodiversiteit, volks- of diergezondheid, economie en/of veiligheid. Hoewel nadelige gevolgen elders een redelijk goede voorspeller zijn van de risico’s in ons land blijven landelijke en regionale beoordelingen van de potentiële effecten van nieuwe exoten nodig vanwege specifieke milieuomstandigheden en andere beschermingsdoelen (Verbrugge et al., 2012). Indien uit een risicobeoordeling blijkt dat een geïntroduceerde exoot een (potentiële) bedreiging vormt voor biodiversiteit, volks- of diergezondheid, economie en/of veiligheid in ons land is het zaak om vestiging en uitbreiding tegen te gaan in het stadium dat een populatie nog klein en controleerbaar is (ministerie van LNV, 2007a). Het Team Invasieve Exoten (TIE) van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) ondersteunt het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) bij de uitvoering van het beleid voor invasieve exoten (Lammers, 2011). Belangrijke taak van TIE hierbij is het adviseren van het ministerie van EL&I over de risico’s van invasieve exoten en de mogelijke managementopties ter voorkoming of vermindering van die risico’s. In uitvoering van de Beleidsnota Invasieve Exoten, werkt het TIE verder aan: – risicoanalyses van invasieve exoten, inclusief verbetering van de risicoanalysemethodiek; – een goedwerkend signaleringssysteem, inclusief middelen om exoten beter en sneller te kunnen herkennen en melden; – identificatie van effectieve, wettelijk toegestane eliminatie- en beheermethoden; – coördinatie of opstarten van eliminatieacties;
96
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 96
– vergroting van het bewustzijn bij betrokken actoren van de problemen die een rol spelen bij exoten. Na invoering van de nieuwe Wet Natuur zullen de verantwoordelijkheden van de rijksoverheid en de provincies waarschijnlijk veranderen (Ontwerp Wetsvoorstel Natuur 0.2, 2011). In de conceptversie staat dat de minister van EL&I invasieve exoten aanwijst op basis van een risicobeoordeling van het TIE, maar dat eliminatie of beheer van deze aangewezen invasieve exoten een taak wordt van de Gedeputeerde Staten van de provincies. Voor de provincies betekent dit, vooral voor exoteneliminatie, een nieuwe taak. In het algemeen kan gesteld worden dat het Nederlandse exotenbeleid nog in ontwikkeling is en daardoor nog niet optimaal. Á Campo & Runhaar (2010) stellen zelfs dat de effectiviteit van het Nederlandse exotenbeleid nog onder de maat is. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieubeheer (RIVM) beveelt aan om de regie van signalering en zo nodig bestrijding van exoten te verbeteren (Steenbergen et al., 2011). Ook op Europees niveau is geconcludeerd dat de afzonderlijke lidstaten momenteel onvoldoende in staat zijn de problematiek van invasieve exoten effectief aan te pakken. De Europese Commissie (EC) werkt daarom aan een integrale EU-strategie voor invasieve exoten (European Commission, 2008). Een belangrijke onderdeel hiervan is de ontwikkeling van Europese exotenregelgeving die, mits aangenomen door lidstaten en Europees Parlement, waarschijnlijk in 2013 of 2014 van kracht zal zijn. Een doel van de EC is dat tegen 2020 prioritaire invasieve exoten zijn uitgeroeid of zodanig worden beheerd dat geen onacceptabele schade optreedt en dat vestiging elders voorkomen wordt. Gesignaleerde knelpunten Nu het exotenbeleid meer vorm krijgt, wordt ook steeds meer onderzoek verricht naar de Sdu Uitgevers
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
JFf 2012 – 42
redactionele bijdrage
risico’s van exoten en praktijkervaring opgedaan met het elimineren en beheren van invasieve exoten. Hierbij komt een aantal belangrijke knelpunten naar voren. Dit artikel illustreert deze knelpunten aan de hand van praktijkervaringen met invasieve vissen en amfibieën (zie onderstaande tabel). Belangrijke knelpunten ontstaan onder andere doordat de regelgeving niet altijd eenduidig is en soms zelfs belemmeringen opwerpt voor een snelle en effectieve aanpak. Preventie van introductie van exoten is nooit geheel afdoende. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat ook de komende jaren nieuwe exotische vissen en
amfibieën ons land binnenkomen. Voor een effectieve en efficiënte eliminatie en beheer van invasieve exoten is het daarom van belang de onderstaande knelpunten weg te nemen. Juridisch kader Onderzoek en beheermaatregelen ten aanzien van exotische vissen en amfibieën gaan gepaard met verschillende handelingen. In verspreidingsonderzoek worden vissen of amfibieën gevangen en teruggezet. Voor onderzoek naar bijvoorbeeld fysiologie en gedrag worden vissen of amfibieën eerst gevangen, daarna in een proefopstelling gehouden en soms ook gedood.
Tabel 1: Wettelijke knelpunten bij onderzoek en bestrijding van (potentieel) invasieve exoten Soort
Locatie
Bedreiging
Wettelijk knelpunt
Referentie
Zonnebaars
Rauwven, Erp
Predatie op inheemse Eliminatie van soorten, waaronder populatie rode lijst soorten
Activiteit
Methoden om vissen op humane wijze ter plaatse te doden zijn nog niet toegelaten
Bosman (2004)
Dikkopelrits
Neede
Uitbreiding Eliminatie van populatie, overdracht populatie pathogenen op inheemse vissen
Beoogd middel om vissen op humane wijze te doden was wettelijk niet toegelaten
Spikmans et al. (2011)
Amerikaanse Brulkikker
Baarlo
Uitbreiding en verspreiding populatie, predatie op inheemse fauna, overdracht van pathogenen op inheemse amfibieën, concurrentie met inheemse soorten
Voorkomen verdere verspreiding door aanleg schermen en vervolgens eliminatie van populatie
Ter plaatse doden met beoogde methode is niet toegestaan, dieren moesten op transport met als gevolg onnodige stress en risico’s van ziekte- en exotenverspreiding
Crombaghs (2011)
Zwartbekgrondel, Marmergrondel, Kesslers grondel en Pontische stroomgrondel
Grote rivieren en verbonden wateren
Mogelijke bedreiging van (beschermde) inheemse soorten door competitie of predatie
Opzetten onderzoek om risico’s te analyseren
Door zorgvuldige procedures omtrent de Wet op dierproeven wordt een snelle aanpak belemmerd
Dit artikel
Witvingrondel en Marmergrondel
Grote rivieren en verbonden wateren
Mogelijke bedreiging van (beschermde) inheemse soorten door competitie of predatie
Opzetten onderzoek om risico’s te analyseren
Ontheffing vereist voor handelingen met deze soorten vanwege opname in de Flora- en faunawet
Dit artikel
Alle exoten
Nederland
Verdere verspreiding
Vangen tijdens monitoring of andere activiteiten
Onduidelijkheid of gevangen exoot wel of niet mag worden teruggezet
Vissennetwerk, (2010)
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Sdu Uitgevers
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 97
97
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
42 – JFf 2012
redactionele bijdrage
‘Elimineren van een kleine uitroeibare populatie’ houdt het vangen en doorgaans doden van vissen of amfibieën in. Omdat in alle gevallen het vangen de eerste handeling is, zetten we allereerst de regelgeving omtrent deze handeling uiteen. Daarna gaan we achtereenvolgens in op onderzoek aan levende en dode exemplaren, bestrijding en het doden van exotische vissen en amfibieën. De regelgeving is tevens gebundeld in een beslisboom die aangeeft welke wettelijke eisen gelden bij een opeenvolging van handelingen (Zie de bijlage bij dit artikel). Vangen en terugzetten De meeste exotische vissen en amfibieën zijn niet in de Visserijwet (Vw) of in de Flora- en faunawet (Ffw) opgenomen en genieten daarom geen bescherming; ze mogen zonder toestemming worden gevangen mits hiervoor toegelaten vangtuigen worden gebruikt. Er worden echter veel meer vissoorten – namelijk meer dan 100 – door de Ffw beschermd dan vaak wordt gedacht (Van der Valk et al., 2011). Onder het Ffw-beschermingsregime (art. 3 en 4) vallen ook enkele exotische vissoorten: de marmergrondel en de witvingrondel (ministerie van EL&I, 2011). De beschermde status van deze soorten is gelijk aan die van de inheemse kleine modderkruiper (Van der Valk et al., 2011). Voor het vangen van beschermde soorten is een vrijstelling uit artikel 75 Ffw vereist op artikel 9-12 Ffw (o.a. opsporen, vangen, verwonden, doden, verstoren, verontrusten). Bij het handelen ten aanzien van alle in het wild levende dieren, dus ook het vangen van exoten, is de zorgplicht uit de Ffw (art. 2, lid 1) altijd van toepassing. Deze plicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora of fauna, veroorzaakt door het handelen, achterwege worden gelaten, beperkt of ongedaan gemaakt (art. 2, lid 2). Bij het vangen van alle soorten geldt dat voor vangtuigen, anders dan een hengel in combinatie met geldige visakte (art. 10, lid 1 Vw), zoals schepnetten, electrovisapparaten, fuiken 98
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 98
en zegens, een ontheffing vereist is van de minister van EL&I (art. 11 en 12 Reglement voor de Binnenvisserij 1985). Daarnaast is toestemming van eigenaren vereist om particuliere terreinen te betreden en van de visrechthebbende ter plaatse om te mogen vissen. In het geval van monitoring en verspreidingsonderzoek worden vissen en amfibieën na de vangst altijd teruggezet. Vanwege onduidelijkheid over de regelgeving voor het terugzetten van exoten is de vraag gerezen of het terugzetten van een exoot is toegestaan (Vissennetwerk, 2010). In de Ffw is namelijk vastgelegd dat het uitzetten van dieren in het wild verboden is (art. 14, lid 1). Voor soorten die zijn opgenomen in de Vw (art. 1, lid 2) geldt dat het toegestaan is om deze soorten – met een vergunning van de minister van EL&I – in het wild uit te zetten. In enkele gevallen wordt hiervoor ook een vergunning verleend als deze soorten uit het buitenland afkomstig zijn (Raad van State, 2012). Voor het terugzetten geldt dat dit verplicht is tijdens een eventuele gesloten tijd of bij een vis onder de minimummaat (art. 2a Vw). Ook soorten die onder de Ffw vallen, moeten worden teruggezet; bezit hiervan is immers verboden (art. 13, lid 1). Terugzetten is optioneel als een vis in navolging van de Vw mag worden behouden of niet in de Vw of Ffw is opgenomen. Indien een exoot is opgenomen in de Vw kan terugzetten zelfs verplicht zijn, bijvoorbeeld voor exotische rivierkreeften wanneer men geen schaalvisrecht heeft (Ostendorf & Vos, 2010). Bij de uitvoering van monitoring en verspreidingsonderzoek is het terugzetten van exotische vissen en amfibieën wettelijk dus niet verboden en in enkele gevallen zelfs verplicht. Echter, met het oog op eliminatie of beheer van invasieve exoten bevelen wij aan om het terugzetten van (door de minister aangewezen) schadelijke soorten te verbieden. Onderzoek aan levende en dode dieren Amfibieën en vissen behoren tot de gewervelde dieren en het is aannemelijk dat deze Sdu Uitgevers
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
redactionele bijdrage
soortgroepen pijn en negatieve emoties ervaren als gevolg van menselijk handelen. Als met gewervelde dieren een handeling voor onderzoek wordt verricht, kan dit onder de Wet op de dierproeven (Wod) vallen. Een dierproef is in artikel 1 van die wet omschreven als “het geheel van handelingen, dat ten aanzien van een levend gewerveld dier wordt uitgevoerd met het doel;… biologische ijkingen uit te voeren,..., een antwoord te verkrijgen op een wetenschappelijke vraag; voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat daardoor het dier ongerief kan worden berokkend”. Naast laboratoriumonderzoek aan gewervelde exoten vallen ook veldexperimenten vaak onder de definitie van dierproeven, al is de Wod-systematiek hier niet op toegesneden (Freriks et al., 2005). Het vangen en onmiddellijk weer terugzetten van vissen en amfibieën voor verspreidingsonderzoek wordt overigens niet als dierproef aangemerkt, omdat het ongerief hierbij waarschijnlijk verwaarloosbaar klein is (Freriks et al., 2005). Dierproeven zijn soms noodzakelijk om het risico van een exoot in te kunnen schatten. Voorbeelden hiervan zijn maagonderzoek naar voedselpreferentie, gedragsstudies in aquaria om competitie met inheemse soorten vast te stellen, genetisch onderzoek naar hybridisatie met inheemse soorten, vaststellen of de exoot drager is van schadelijke ziektes en onderzoek naar vruchtbaarheid. Ook een toegestane ingreep uit artikel 40, lid 2c van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en het onderliggende Ingrepenbesluit, is bij onderzoek op niet-gehouden dieren een dierproef. Het trekken van schubben, nemen van vinknippen en uitwendig zenderen bij wilde (exotische) vissen voor onderzoek is daarmee een dierproef. Dierproeven kunnen ook noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van beheermaatregelen. Hierbij valt te denken aan onderzoek naar de werkzaamheid van een biocide of het onvrucht-
JFf 2012 – 42
baar maken van exoten. Een recent voorbeeld is een Vlaams onderzoek naar het steriliseren van mannelijke brulkikkers om het voortplantingssucces van de soort te reduceren (Invexo, 2011). Ook het vangen en doden van een gewervelde exoot voor onderzoek valt als dierproef onder de Wod (persoonlijke mededeling Stichting Informatie Dierproeven). Het vangen en doden van exotische vissen en amfibieën voor onderzoek mag dus niet zonder meer worden uitgevoerd, en moet ook met inachtneming van de Vw en de Ffw plaatsvinden. Onderzoek op dode dieren is geen dierproef als de dieren niet voor dat specifieke doel zijn gedood (persoonlijk mededeling Stichting Informatie Dierproeven). Een organisatie mag een dierproef uitvoeren als het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VW&S) deze organisatie een vergunning daartoe heeft verleend (art. 2, lid 1 Wod). Verder mag een dierproef alleen door, of onder begeleiding van, gecertificeerd personeel worden uitgevoerd (art. 9 en 14 Wod). Daarnaast is het verplicht voorafgaand aan een dierproef een gedegen onderzoeksplan te schrijven en te laten beoordelen door een erkende Dierexperimentencommissie (DEC). Na beoordeling op basis van de drie V’s: Vervanging, Vermindering en Verfijning, brengt de DEC een advies uit (Schurgers, 2005). Deze procedure kan enkele weken duren. Bij een positief DEC-advies mag de dierproef worden uitgevoerd, waarbij de aanvrager de inhoud van het advies in acht dient te nemen. In andere gevallen kan om herbeoordeling door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) worden gevraagd. Niet iedereen mag dus een dierproef doen en een onderzoeksplan en de uitvoering daarvan worden aan bepaalde eisen getoetst. Hoewel zorgvuldigheid voorop moet staan, kan de duur van de procedure op gespannen voet staan met de spoed die soms is vereist om kennishiaten in te vullen voor een snelle en betrouwbare risicobeoordeling van nieuwe Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Sdu Uitgevers
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 99
99
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
42 – JFf 2012
redactionele bijdrage
exoten. Eliminatie is immers alleen kosteneffectief als exoten nog niet wijdverspreid aanwezig zijn, terwijl in die fase vaak nog kennis ontbreekt over de schadelijke effecten. Om te zorgen dat een breder aantal organisaties in de toekomst snel dierproeven voor analyses van risico’s en beheersmaatregelen van exoten kan uitvoeren, zijn enkele oplossingen mogelijk zoals de instelling van spoedprocedures en het werken met standaardprotocollen voor de opzet en uitvoering van die dierproeven op door het ministerie van EL&I aangewezen exoten. Deze standaardprotocollen moeten bij voorkeur worden opgesteld in samenwerking met de CCD. Elimineren van exoten Eliminatie van de populatie is een geschikte maatregel tegen verdere verspreiding wanneer de populatie van een potentieel invasieve exoot nog klein is en de kans op nieuwe introducties gering. Bij eliminatie van in het wild levende exoten moet men in ieder geval rekening houden met de eerder genoemde zorgplicht (art. 2 Ffw). Daarnaast mag men slechts middelen gebruiken die voldoen aan de voorschriften van artikel 72 Ffw. Tevens kunnen Gedeputeerde Staten personen of organisaties op basis van de Ffw (art. 67, lid 1) aanwijzen om de populatie van een voor inheemse flora en fauna schadelijke soort te elimineren, waarbij ook toegang tot betreffende gronden wordt verleend (art. 67, lid 5). Deze aanwijzing kan ook plaatsvinden voor andere (uitheemse) soorten die door de minister zijn aangewezen in de Regeling Beheer en Schadebestrijding Dieren (art. 2, Bijlage 1). In deze bijlage zijn al invasieve exoten opgenomen uit andere soortgroepen, zoals de Canadese gans en de muskusrat. Het verdient de aanbeveling om ook invasieve exotische vissen en amfibieën, zoals de Amerikaanse brulkikker, hierin op te nemen zodat duidelijk is dat deze soorten ernstige schade kunnen aanrichten en in dergelijke gevallen bestrijding wenselijk is.
100
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 100
Doden van exoten Beëindiging van een experiment met levende dieren, het onderzoeken van dode dieren en het elimineren van een populatie geven redenen om een dier te doden. De Nederlandse regelgeving omtrent het doden van niet experimentele dieren is neergelegd in het Besluit doden van dieren onder de Gwwd. Amfibieën vallen onder dit besluit, vissen niet (art. 2, lid 1). In naleving van dit besluit is het verplicht om amfibieën op humane wijze (besparen van vermijdbaar lijden) te doden (art. 3). Verder is de eerder genoemde zorgplicht uit de Ffw op alle in het wild levende exoten van toepassing en moet het doden zorgvuldig geschieden. Daarnaast geldt dat bij bestrijding middelen geen onnodig lijden van dieren mogen veroorzaken (art. 67, lid 2b en 72, lid 1 Ffw). Tevens geldt artikel 36 van de Gwwd op alle in het wild levende dieren, het is daarmee “ ... verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.”. De Gwwd geldt – met een paar uitzonderingen – niet voor dieren in dierproeven indien en voor zover door de Wod geregeld (art. 113 Gwwd). Dieren die in een dierproef worden gehouden en indien nodig (art. 13 Wod) moeten worden gedood, vallen onder artikel 2a van het Dierproevenbesluit. In dit besluit staat dat dieren, met een vooraf aan te geven methode, op verantwoorde wijze worden gedood en dat ook de bestemming van het dier na de proef op voorhand bekend moet zijn (Freriks et al., 2005). Verordening (EG) nr. 1099/2009 schrijft in artikel 3, lid 1 voor dat dieren bij het doden en daarmee verband houdende activiteiten elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard (Europese Commissie, 2009). Deze verordening is echter niet van toepassing op amfibieën (art. 2c) en op dieren in dierproeven (art. 1, lid 3ai). Vissen die worden gedood
Sdu Uitgevers
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
redactionele bijdrage
in het kader van beheer vallen wel onder deze verordening. Gekoppeld aan de Nederlandse wetgeving worden geen aanbevelingen gedaan over hoe dieren op humane wijze (dus zonder onnodig lijden) kunnen worden gedood. In artikel 72, lid 2 Ffw wordt wel genoemd dat middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) zijn toegestaan worden toegelaten. Gekoppeld aan de Europese wetgeving is wel regelgeving (Richtlijn 2007/526/EG en Richtlijn 86/609/EEG) opgesteld om dieren op humane wijze te doden. Deze richtlijnen zijn opgesteld ter bescherming van dieren die voor dierproeven en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (Europese Commissie, 1986; Europese Commissie, 2007). In deze richtlijnen en bijbehorende documenten worden humane methoden aangedragen om dieren op humane wijze te doden (Close et al., 1996; Close et al., 1997). Dergelijke richtlijnen en methoden zijn ook opgesteld in de Verenigde Staten (AVMA, 2007). De toepasbare methoden op vissen en amfibieën uit de richtlijnen en andere literatuur worden hier nader toegelicht. Wellicht de meest eenvoudige humane methode om vissen en amfibieën te doden, is het geven van een harde klap op de schedel met als gevolg verlies van bewustzijn, waarna met een scherp voorwerp de hersenen worden doorboord en fysiek verwoest. In zowel de richtlijnen als in diverse wetenschappelijke publicaties wordt deze methode als humaan beschouwd (Poli et al., 2005; Van de Vis et al., 2003; AVMA, 2007). Een nadeel van deze methode is de hoge arbeidsintensiviteit bij een groot aantal individuen en de lastige uitvoerbaarheid bij kleine vissen of amfibieën (Poli et al., 2005). Een methode uit de richtlijnen die geschikt is voor grotere aantallen dieren, is het bedwelmen van vissen en amfibieën door ze onder te dompelen in water met een overdosis van een verdovend middel (Europese Commissie, 2007; Close et al., 1996 & 1997). Middelen die
JFf 2012 – 42
als acceptabel worden beschouwd voor zowel vissen als amfibieën zijn MS-222 (tricaïne methaan sulfonaat) en benzocaïne (ethyl 4-aminobenzoaat) (Close et al., 1997). Van deze middelen lijkt benzocaïne (of beter benzocaïne hydrochloride vanwege de hogere oplosbaarheid in water) het meest toepasbaar vanwege de relatief snelle afbreekbaarheid in water (ca. 4 uur) (Close et al., 1997; AVMA, 2007). Deze afbreekbaarheid heeft als gevolg dat de stof bij toepassing in de praktijk niet persistent is en gedode (gezonde) dieren een herbestemming kunnen krijgen (zoals diervoeding). Rotenon is een stof werkzaam voor vissen met vergelijkbare eigenschappen als benzocaïne die tevens afbreekbaar is, maar ook goedkoop, terwijl benzocaïne relatief duur is (Ling, 2003; AVMA, 2007). Geen van de genoemde stoffen levert bij correct gebruik direct gevaar op voor de menselijke gezondheid. Echter elke chemische stof die wordt gebruikt voor het doden of overmatig verdoven van een dier is ingevolge de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) een biocide (artikel 1). Specifiek heten middelen om vis te doden ‘pisciciden’. Volgens het Beleidsprogramma Biociden is de toelating van pisciciden ongewenst en het gebruik ervan (ook in een laboratorium) is daardoor bij wet verboden (Balk et al., 2007; ministerie van VROM, 2009). Dit staat in contrast met de methoden die worden aangehaald in de richtlijnen (2007/526/EG en 86/609/EEG) om dieren te doden. In het Verenigd Koninkrijk heeft men Rotenon geregistreerd als piscicide, waardoor toepassing hier wel mogelijk is (Europese Commissie, 2011). Ook gebruik van de eerder genoemde stoffen om amfibieën te doden is verboden, aangezien gebruik van de middelen voor dit doeleinde niet is toegestaan (Lijst toegelaten biociden Ctgb, 2011). Om het gebruik van pisciciden en biociden tegen amfibieën in Nederland te legaliseren moet een middel goedgekeurd worden door het College voor de Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Sdu Uitgevers
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 101
101
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
42 – JFf 2012
redactionele bijdrage
Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb) (Ministerie van VROM, 2006). Op dit moment is het voor organisaties of personen wel mogelijk een tijdelijke vrijstelling voor het gebruik van een niet toegelaten biocide aan te vragen bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu op grond van de Wgb (art. 65), in het geval van een ‘niet op andere wijze te bestrijden gevaar’ (Ministerie van I&M, 2011). Er wordt dan ook vrijstelling verleend voor het op voorraad hebben, in bezit hebben en gebruiken van de betreffende stof. Voor de eliminatie van de populatie Amerikaanse brulkikkers in Baarlo is binnen het genoemde kader voor een duur van 120 dagen vrijstelling verleend voor het gebruik van het middel benzocaïne. Voorwaarde aan het gebruik was dat het middel alleen onder laboratoriumomstandigheden mocht worden toegepast (Ministerie van I&M, 2011). Hiertoe moesten de dieren levend vervoerd worden naar een laboratorium. Deze vrijstelling is dus mogelijk onder bepaalde voorwaarden, maar de intentie is om dergelijke vrijstellingen niet structureel en op grote schaal te verlenen (persoonlijke mededeling TIE). Indien er vaker behoefte is aan een dergelijke vrijstelling zal vanuit het ministerie de vraag komen om te trachten het betreffende middel geregistreerd te krijgen. Een humane methode waarbij meerdere dieren tegelijk gedood kunnen worden, is de toepassing van elektrocutie (Poli et al., 2005; Van de Vis et al., 2003). Deze methode vraagt echter sterke stroom en kan daardoor gevaar opleveren voor het bedienende personeel. Toepassing in het veld is daarom niet aan te bevelen (AVMA, 2007; Van de Vis, 2009). Voor het doden van grote aantallen exotische vissen of amfibieën is vooralsnog geen legale, diervriendelijke en voor de mens veilige methode beschikbaar met een directe beschikbaarheid op locatie. Dit probleem is onder andere naar voren gekomen bij de eliminatie van een grote geïsoleerde populatie dikkopelritsen in Neede (Spikmans et al., 2011). Voor 102
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 102
het behoud van maatschappelijk draagvlak voor dergelijke maatregelen en een nuttige bestemming van de exotische vissen zijn ze levend gevangen en overgebracht naar Ouwehands Dierenpark als voer voor visetende dieren. Een oplossing voor het humaan doden van amfibieën en vissen op locatie kan de ontwikkeling van een methode zijn om dieren mechanisch te doden. AVMA (2007) beschrijft dat eendagskuikens via maceration humaan om het leven gebracht kunnen worden. De kuikens worden hierbij binnen een minimaal tijdsbestek vermalen. Ook voor vissen en amfibieën kan snel malen of pletten, eventueel na verdoving, met een krachtig apparaat een oplossing bieden. Dit voorkomt onnodig ongerief tijdens transport van levende dieren en de mogelijkheid dat het transport zelf (eventueel na ontsmetting op locatie) bijdraagt aan de verdere verspreiding van exoten en ziekteverwekkers. Conclusies De regelgeving in Nederland kent nog enkele obstakels die de snelheid van handelen verlagen in geval een nieuwe exoot is gesignaleerd. De snelheid wordt verlaagd door het ontbreken van pasklare draaiboeken bij onderzoek en bestrijding van (potentieel) invasieve exotische amfibieën en vissen en doordat op overheidsniveau verschillende ministeries en de provincies een verantwoordelijkheid hebben. Als dierproeven nodig zijn voor snelle kennisontwikkeling over (potentieel) invasieve exoten kan de uitvoering van het onderzoek aanzienlijk vertragen door zorgvuldige afhandeling van de benodigde ontheffingen en vereiste Wod-procedures. Een ander knelpunt manifesteert zich bij de eliminatie of bestrijding van invasieve soorten. Vissen en amfibieën moeten humaan worden gedood. Er zijn nog geen methoden toegelaten om op locatie vissen of amfibieën humaan te doden. Zolang dergelijke struikelblokken in de weg staan, is het niet mogelijk om ten aanzien van Sdu Uitgevers
27-04-2012 10:14:06 Proceskleur Zwart
redactionele bijdrage
invasieve exotische vissen en amfibieën ‘snel en netjes’ op te treden. Het is daarom belangrijk dat de Rijksoverheid en betrokken organisaties gezamenlijk gaan werken aan de totstandkoming van standaardprocedures voor onderzoek en bestrijding van (potentieel) invasieve exoten. Hierbij moeten de verschillende handelingen sneller en met minder administratieve last wettelijk mogelijk zijn. Dankwoord De auteurs bedanken Ir. J.W. Lammers (Coördinator Team Invasieve Exoten, Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering, Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit) voor zeer waardevolle opmerkingen over een eerdere versie van dit artikel en M. Rombouts (Stichting Informatie Dierproeven) voor het verschaffen van informatie. Referenties Á Campo, J. & H. Runhaar, 2010. Effectiviteit invasieve exotenbeleid onder de maat. VMM Milieu Dossier, 8: 21-24. AVMA (American Veterinary Medicine Association), 2007. AVMA Guidelines on Euthanasia. American Veterinary Medicine Association, Schaumburg IL. Balk, F., E. Arends, P. Schoep, J. Croes, & T. Slootweg, 2007. Inventarisatie gebruik biociden zonder toelating. Definitief Rapport 9S4280.01. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieubeheer, Den Haag. Bosman, W., 2004. De zonnebaars overwonnen! RAVON, 6(2): 26-27. Close, B., K. Banister, V. Baumans, E.M. Bernoth, N.Bromage, J. Bunyan, W. Erhardt, P. Flecknell, N. Gregory, H. Hackbarth, D. Morton & C. Warwick, 1996. Recommendations for euthanasia of experimental animals: Part 1. Laboratory animals, 30 (4): 293-316. Close, B., K. Banister, V. Baumans, E.M. Bernoth, N.Bromage, J. Bunyan, W. Erhardt, P. Flecknell, N. Gregory, H. Hackbarth, D. Morton & C. Warwick, 1997. Recommendations
JFf 2012 – 42
for euthanasia of experimental animals: Part 2. Laboratory animals, 31 (1): 1-32. Crombaghs, B., 2011. Invasieve exoten, in het oog uit het hart. Presentatie Exotendag, 08-122011 Davie, P.S. & Kopf, R.K., 2006. Physiology, behaviour and welfare of fish during recreational fishing and after release. New Zealand Veterinary Journal, 54 (4): 161-172. European Commision., 1986. Council Directive of 24 November 1986 on the approximation of laws, regulations and administrative provisions of the Member States regarding the protection of animals used for experimental and other scientific purposes (86/609/EEC). Official Journal European Union, 358: 1-28. Europese Commissie, 2007. European Commission Recommendation of 18 June 2007 on guidelines for the accommodation and care of animals used for experimental and other scientific purposes (2007/526/EC). Official Journal of the European Union, 50: L 197/1-89. Europese Commissie, 2008. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Towards an EU Strategy on Invasive Species [SEC(2008) 2887-SEC(2008) 2886]. COM(2008) 789 final. Brussels 3 december 2008. Europese Commissie, 2009. Council Regulation (EC) No 1099/2009 of 24 September 2009 on the protection of animals at the time of killing. Official Journal of the European Union: L303/1-30 Europese Commissie, 2011. List of participants and of applicants having submitted a dossier in accordance with Article 5(3) of Regulation (EC) No 2032/2003 (by product-types). Freriks, A.A., B.M.J. van der Meulen, H. van den Belt, H. ten Holt, J. Verstappen 2005. Noodzakelijk kwaad: Evaluatie Wet op de dierproeven. Eindrapport 21 maart 2005. Gren, I.-M., 2008. Economics of invasive species management – choices of targets and policies. Boreal Environment Research, 13: 17-32. Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Sdu Uitgevers
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 103
103
27-04-2012 10:14:07 Proceskleur Zwart
42 – JFf 2012
redactionele bijdrage
Invexo, 2011. Stierkikker – Resultaten en bevindingen 2011. http://www.invexo.be/nl- / Probleemsoorten/Stierkikker/SKResultaten 2011.aspx, geraadpleegd op 13 maart 2012. Lammers, W. 2011. Werkplan 2011. Team Invasieve Exoten, nieuwe Voedsel & Waren Autoriteit, Wageningen. Ling, N. 2003. Rotenone: a review of its toxicity and use for fisheries management. SCIENCE FOR CONSERVATION 211. ISBN 0-47822345-5. Department of Conservation, Wellington, New Zealand. Ministerie van EL&I, 2011. Soortendatabase. http://mineleni.nederlandsesoorten.nl/lnv. db/lnv.db/i000252.html, geraadpleegd op 23 maart 2012 Ministerie van I&M, 2011. Vrijstelling op grond van artikel 65 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden inzake benzocaine. DP2011054840, Ministerie van Infrastructuur & Milieu, Den Haag. Ministerie van LNV, 2007a. Beleid inzake de bescherming van de inheemse biodiversiteit tegen invasieve exoten (Omgevingsrecht). Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 26. 407, nr. 27. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij, Den Haag. Ministerie van LNV., 2007b. Beleidsnota Invasieve Exoten. Kamerstukken II vergaderjaar 2007/2899. Ministerie van Landbouw Natuurbeheer & Visserij, Den Haag. Ministerie van VROM, 2006. Beleidsprogramma Biociden, Kamerstukken 27 858 nr. 59, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieubeheer, Den Haag. Ministerie van VROM, 2009. Nieuw beleid voor biociden: middelen die schadelijke organismen bestrijden. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Staatscourant 2009, 60. Ostendorf, J. & J. Vos, 2010. Rivierkreeften vallen per 1 juli onder de Visserijwet, uitzetten is dan verboden. H2O, 9: 5. Poli, B.M., G. Parisi, F. Scappini, & G. Zampacavallo, 2005. Fish welfare and quality as affected by preslaughter and slaughter manage104
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 104
ment. Aquaculture International, 13 (1): 29-49. Raad van State 8 februari 2012, LJN: BV3209. Schurgers, R.G., 2005. Ethiek in dierexperimentencommissies: Het belang van een dierproef gewogen tegen het ongerief voor de proefdieren. Rapportnummer P-UB-2005-02, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, Utrecht. Spikmans, F., M. de Vos & J. Vos, 2011. De dikkopelrits bestreden in Neede. H2O, 4: 22-23. Steenbergen E., Schouten A.J., van der Grinten E. & Verweij W., 2011. Exoten in oppervlaktewater: Effecten op zoetwater ecosystemen en een beleidsanalyse. RIVM Rapport 607401001/ 2011, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport, Den Haag. Van de Vis, H., S. Kestin, D. Robb, J. Oehlenschläger, B. Lambooij,W. Münkner, H. Kuhlmann, K. Kloosterboer, M. Tejada, A. Huidobro, H. Otterå, B. Roth, N.K. Sørensen, L. Akse, H. Byrne & P. Nesvadba, 2003. Is humane slaughter of fish possible for industry? Aquaculture Research, 34 (3): 211-220. Van de Vis, H. & B. Lambooij, 2009. Acceptabele methode voor doden vissen. V-focus+, 10: 30-33. Van der Valk, M., W. Lengkeek en D.M. Soes, 2011. Betere bescherming voor honderd vergeten vissoorten. Journaal flora en fauna, 2: 39-45. Verbrugge, L.H.N, G. van der Velde, A.J. Hendriks, H. Verreycken & R.S.E.W. Leuven, 2012, Risk classifications of aquatic non-native species: Application of contemporary European assessment protocols in different biogeographical settings. Aquatic Invasions, 7(1): 49-58 Vissennetwerk, 2010. Exotische vissen; verspreiding, oorzaken, effecten en mogelijke maatregelen. Bijeenkomst 3 juni 2010 i.s.m. met Werkgroep Exoten en RAVON.
Sdu Uitgevers
27-04-2012 10:14:07 Proceskleur Zwart
redactionele bijdrage
JFf 2012 – 42
Bijlage Beslisboom regelgeving ten aanzien van (exotische) vissen en amfibieën voor onderzoek en bestrijding
Journaal Flora en fauna mei 2012, nr. 3
Sdu Uitgevers
Journaal F&Fauna 2012-3.indd 105
105
27-04-2012 10:14:07 Proceskleur Zwart