10e jaargang, oplage 1200 ex. Redactie Harry Jan Keizer Redactie-adres Molenstraat 271 9402 JR Assen Tel.: 0592-34 62 63 Fax: 0592-37 54 04 e-mail:
[email protected] De gratis vraag- en aanbod advertenties van de leden zijn welkom bij het redactie-adres met v.v. lidmaatschapnr. . Inzenden van kopij: uiterlijk 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober
Dit is een zeer gevuld nummer, echter met een dubbel gevoel. Het is het voorjaars- en zomernummer. Door persoonlijke omstandigheden en zeer weinig kopij is maart niet haalbaar gebleken om een nummer uit te brengen. Dit nummer is voor een deel gewijd aan het voorjaarscongres. Peter Klijn heeft zijn lezing voor publicatie aangeboden en de richtlijn "kinderen met astma" komt nog eens aan bod. Verder een interessant stuk van de hand van collega Paul Helders. Als bijlagen zijn toegevoegd een enquête omtrent de richtlijn en de voorbeeldset verslaglegging voor kinderfysiotherapeuten. Kortom, veel leesplezier en vergeet niet de enquête terug te sturen.
Het overnemen van artikelen is toegestaan, mits dit gebeurt in overleg met de redactie. Opgave commerciële advertenties via redactie-adres.
Ledensecretariaat NVFK Bureau KNGF afd. ledenservice Tel. 033-467 29 29 e-mail:
[email protected] De NVFK stelt zich niet verantwoordelijk voor de tekst en inhoud van de artikelen en de advertenties in dit blad. Grafische realisatie Zodiak, Groningen
In dit nummer
prijs los abonnement: ƒ 100,- p.j. € 45,45
Waar gaat het om / 2 'Kinderen met astma' / 4 Samenvatting concept notulen 33e Algemene Ledenvergadering NVFK / 7 Inspanningsfysiologie en kinderen met pulmonale problemen / 8 Samengaan RCP's en RSP's in nieuw Regionetwerk NVFK / 11 Consulttarief / 13 Krukken geen bezwaar / 15 Prijzen van de folders van de NVFK / 16 Kinderagenda / 18
Aangesloten bij het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
Boekbespreking / 18
1
juli 2001, nr. 31/32
Kinderfysiotherapie 4 maal per jaar verschijnend tijdschrift van de NVFK (maart-juni-september-december)
Redactioneel
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
2
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Waar gaat het om juli 2001, nr. 31/32
wat, met welke intensiteit en gericht op wie?
Prof. Dr. Paul J. M. Helders Universitair Medisch Centrum / Het Wilhelmina Kinderziekenhuis Afdeling Kinderfysiotherapie Huispost # KB 02.056.0 Postbus 85090 3508 AB UTRECHT tel 030 - 2504030 fax 030- 2505333 e mail
[email protected]
V
an oudsher zijn en worden (kinder)fysiotherapeuten opgeleid om mensen met bewegingsproblemen te behandelen. De therapeutische inspanningen waren voornamelijk gericht op stoornisparameters zoals bijvoorbeeld spiertonus, spier- en peeslengte, en bewegingsmogelijkheid in de gewrichten met als doel de functionaliteit te verbeteren. Met de introductie van een meer systematische probleembenadering in de (kinder)fysiotherapie, van probleemoplossend gedrag en outcome-oriëntatie, classificatieen procesbeschrijvingssystemen, gekoppeld aan de kennisvermeerdering op diverse terreinen van de biomedische wetenschap, ontstonden er vragen ten aanzien van de effectiviteit en doelmatigheid van het (kinder)fysiotherapeutisch handelen. Vele publicaties hebben aangetoond dat het behandelen van stoornissen alleen niet automatisch leidt tot de gewenste functionele winst (1). Sommige auteurs veronderstellen zelfs dat de veranderde motoriek bij een patiënt met een neurologische aandoening niet als pathologisch, maar als adaptatief aan de gegeven situatie dient te worden beschouwd; als een optimale situatie
bij een gegeven staat van het neuromotorisch systeem (2). Uit de huidige literatuurgegevens en literatuuropvattingen zou men kunnen concluderen dat therapeutische interventies niet gericht dienen te zijn op herstel of nagenoeg herstel van het normale bewegen, maar meer gericht op herstel van het functionele probleem. Compensatie en adaptatie zijn daarin belangrijker dan normalisatie. De vraag ‘wat’ is eveneens van belang als we kijken zowel naar de invloed van de omgeving op het bewegingsgedrag, als naar de activiteit en relevante context. De invloed van de omgeving op het ontstaan van beweging is fraai getoond in een aantal experimenten (3). De kennis hieruit opgedaan dient zondermeer in ons handelen te worden geïntegreerd. Ook het feit dat doelgerichte/zinvolle bewegingen bij verschillende diagnosegroepen een meer gecoördineerd bewegen uitlokt dan bewegingen sec betekent dat we de richting onze interventies moeten bijstellen van persoon sec naar persoon, activiteit en zinvolle context (4). Concluderend : een behandeling dient gericht te zijn op adaptatie en compensatie in plaats van uitsluitend normalisatie; dient doelgerichte activiteiten te omvatten in een zinvolle en relevante omgeving in plaats van mechanistische bewegingen in een betekenisloze omgeving. (In hoeverre is een ‘oefenzaal’ c.q. behandelruimte te beschouwen als een zinvolle bewegingsomgeving waar het gaat om alledaagse vaardigheden van het kind?) De vraag ‘met welke intensiteit’ is nog steeds niet beantwoord. Er le-
ven echter sterke opvattingen/ overtuigingen in de (kinder)fysiotherapie: “ hoe vroeger je begint hoe beter ”, “ intensiever is altijd beter ” ,” meer en langduriger is beter ”, “ als je maar wilt en goed je best doet dan…”. Voor al deze opvattingen is nauwelijks wetenschappelijk bewijs. In de praktijk levert het echter wel frustraties op bij kinderen en ouders die een weinig succesvolle therapie vertalen naar een eigen falen. De laatste jaren is de kennis met betrekking tot de relatie tussen spierkracht en uit te oefenen functie enigszins gegroeid. Deze relatie wordt gekarakteriseerd als curvelineair (5). Het bestaan van een drempelwaarde in de associatie tussen spierkracht en uit te oefenen functie is zeer belangrijk omdat het grote klinische implicaties heeft. Het betekent dat we in staat zijn de minimale spierkracht te bepalen die ons in staat stelt een bepaalde functie uit te voeren. Anders gezegd: er is een voorzichtig bewijs voor het bestaan van een drempelwaarde aan spierkracht, waarbij verhoging van de spierkracht niet leidt tot klinisch relevante veranderingen in de uit te oefenen functie (6). Of te wel: meer oefenen leidt niet tot meer/een betere vaardigheid. Verder onderzoek is nodig om de intensiteitsvraag te beantwoorden; het begin is gemaakt. Resteert de vraag ‘ gericht op wie’. In de literatuur verscheen recent een publicatie waarin werd aangegeven dat “medische factoren” zoals ernst van het hoofdletsel of ernst van de epilepsie in die studie geen significante voorspellers waren van de neurologische ‘outcome’ of slechts een klein gedeelte verklaarden van de variatie in ‘outcome’. Gezinsomstandigheden/omgeving was meer voorspellend voor adaptief functioneren dan cognitie. De gezinsdynamiek beïnvloedde het meest het effect van een traumatisch hersenletsel op het kind, hetzij in verminderende dan wel in verergerende zin (7). Een andere publicatie toonde aan
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Literatuur 1. Helders PJM, Engelbert RHH, Gulmans VAM, van der Net J, Pediatric Physiotherapy: where do we stand? Physiotherapy Singapore, 2000, 3: 47-51 2. Latash ML, Anson JG, What are “ normal movements” in atypical populations? Behavioral and Brain Sciences, 1999, 19 : 55-106 3. Mathiowetz V, Wade MG, Task constraints and functional motor performance of individuals with and without multiple sclerosis, Ecological Psychology, 1995, 7: 99-123 4. Trombly CA, Wu CY, Effect of rehabilitation tasks on organization of movement after stroke, American Journal of Occupational Therapy, 1999, 53: 333-344 5. Buchner DM, Larson EB, Wagner EH,
6.
7.
8.
9.
Koepsell TD, deLateur BJ, Evidence for a non-linear relationship between leg strength and gait speed, Age and Ageing, 1996, 25 : 386-391 Jette AM, Assmann FS, Rooks D, Harris BA, Crawford S, Interrelationships among disablement concepts, Journal of Gerontology, 1998, 53(5) : M395-M404 Stanton BR, Does family functioning affect outcome in children with neurological disorders? Pediatric Rehabilitation, 1999, 3(4) : 193-199 Kirpalani MH, Parkin PC, Willan RA et al, Quality of life in spina bifida : importance of parental hope, Archives of Diseases in Childhood 2000, 83 : 293-297 Wright JG, Evaluating the outcome of treatment : shouldn’t we be asking patients if they are better? Journal of Clinical Epidemiology, 2000, 53 : 549-553
Gevraagd In praktijk voor kinderfysiotherapie en logopedie in de buurt van Meppel een (bijna) geregistreerde kinderfysiotherapeut voor zwangerschapswaarneming in de maanden augustus, september, oktober, november 2001. Aansluitend de mogelijkheid van een vast dienstverband. Ervaring met S.I.-therapie gewenst. Telefonische informatie: 0522 - 482692.
Workshop op ZATERDAG van 10.00 - 15.30 Deel 1 en 2 en introductie van deel 3 15 september: Hotel Akersloot , Alkmaar 29 september: Nieuwe Buitensociëteit, Zwolle 6 oktober:
Wiro Zalencentrum, Eindhoven
10 november: Hotel Bijhorst, Wassenaar 24 november: Prijs: Doelgroep:
Motel Hardegarijp (Fr.)
ƒ165,-- incl. reader, koffie, thee en lunch leerkrachten primair onderwijs, rem. teachers, fysio-, cesar-, oefentherapeuten Aanmelden bij bovenstaand adres.
juli 2001, nr. 31/32
dat hoop van de ouders sterker was geassocieerd met de kwaliteit van leven van kinderen met een spina bifida dan de neonatale of intercurrente gebeurtenissen (8). Beide meldingen zouden kunnen betekenen dat het behandelen van alleen het kind op zich niet voldoende is voor een positieve uitkomst. Gezinsvariabelen als interacties, coping style die waarschijnlijk de adaptatiemogelijkheden van het gezin mede beïnvloeden, zouden wel eens even belangrijk kunnen zijn voor een positief resultaat van alle inspanningen. Tegelijkertijd wordt er in de epidemiologie een discussie gevoerd om de patiënt zélf meer en beter te includeren bij de evaluatie van therapieën. Patiënt-specifieke items, welke de voor de individuele patiënt belangrijke veranderingen zichtbaar maken krijgen steeds meer aandacht (9). Het betekent dat niet alleen de patiënt/het kind centraal dient te staan, maar dit kind, onder deze omstandigheden, met deze ouders en gezinsleden in deze omgeving. De antwoorden op de vraag “ waar gaat het om” zou wel eens tot fundamentele veranderingen kunnen leiden in ons vakgebied: inhoud zowel als uitvoering. Het vraagt echter eerst en vooral een discussie wat te doen met genoemde en andere gegevens uit de literatuur.
3
4
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
‘Kinderen met astma’ juli 2001, nr. 31/32
de eerste centrale ontwerprichtlijn van de NVFK/KNGF is geïntroduceerd op de voorjaarscongresdag van de NVFK. En nu ........ ????
Dr Vincent Gulmans, kinderfysiotherapeut, Universitair Medisch Centrum / WKZ, Utrecht Mede namens: Lianne van der Giessen, kinderfysiotherapeute, Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Sophia Truus Lucas, kinderfysiotherapeute, Streekziekenhuis Midden Twenthe, Hengelo Maria van der Lugt, kinderfysiotherapeute, eerstelijns praktijk kinderfysiotherapie, Rijswijk
Introductie
T
ijdens de voorjaarscongres dag van de NVFK op 20 april in de Doelen in Rotterdam is de eerste centrale ontwerprichtlijn van de NVFK, te weten ‘Kinderen met astma’ geïntroduceerd. Deze ontwerprichtlijn is op initiatief van de NVFK tot stand gekomen, in samenwerking met Dr. Erik Hendriks namens het Nederlands Paramedisch Instituut en in overleg met het KNGF en omvat het kinderfysiotherapeutisch diagnostisch en therapeutisch zorgproces bij kinderen met astma. De kinderfysiotherapeutische behandeling van kinderen met astma vindt plaats in specifieke centra, ziekenhuizen en eerstelijns praktijken en toont een zeer divers karakter wat betreft inhoud en intensiteit. Ook verschilt de zorg sterk per regio. Dit was voor de NVFK aanleiding om een projectgroep te formeren, bestaande uit ter zake deskundige kinderfysiotherapeuten uit verschillende werkvelden, met de op-
dracht een ontwerprichtlijn op te stellen met betrekking tot de kinderfysiotherapeutische diagnostiek en behandeling van kinderen waarbij de diagnose astma is gesteld. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wijze waarop door het KNGF (ontwerp)richtlijnen worden ontwikkeld. Indien onvoldoende gegevens uit de literatuur beschikbaar zijn om een richtlijn op te baseren, worden ontwerprichtlijnen opgesteld. Hierbij wordt, naast eventueel beschikbare gegevens uit de literatuur, op basis van consensus door ervaringsdeskundigen een stroomdiagram opgesteld voor het diagnostisch en behandelproces van een bepaalde patiëntengroep. In een latere fase kan bij het beschikbaar komen van meer evidentie vanuit de literatuur een ontwerprichtlijn worden uitgebreid tot richtlijn. Gelet op de beperkt beschikbare onderzoeksgegevens in de literatuur over fysiotherapie bij kinderen met astma, is in deze specifieke situatie besloten tot het opstellen van een ontwerprichtlijn, welke door alle kinderfysiotherapeuten in Nederland toegepast moet kunnen worden.
Ontwikkelingsproces De projectgroep is in december 1999 van start gegaan met het ontwikkelen van de ontwerprichtlijn “kinderen met astma” op basis van best-evidence en consensus. Na inventarisatie van bestaande documentatie en literatuur zijn de
diverse onderdelen van het methodisch fysiotherapeutisch handelen beschreven. De ontwerprichtlijn is opgebouwd uit een diagnostisch stroomdiagram en 3 stroomdiagrammen met betrekking tot te onderscheiden behandeldoelen. Voorzien van een beknopte inleiding zijn deze stroomdiagrammen op zichzelf te gebruiken in de praktijk. In een aansluitende verantwoording en toelichting wordt verdere achtergrondinformatie gegeven en de gemaakte keuzes, mede op basis van de beschikbare literatuur, verantwoord. Het eerste concept is in de zomer van 2000 door 15 door de NVFK geselecteerde kinderfysiotherapeuten beoordeeld. Deze commentaren zijn verwerkt en in een tweede evaluatieronde in februari 2001 gaven alle collegae aan dat zij de ontwerprichtlijn goed bruikbaar vonden in de praktijk. Ook werd gemeld dat zij het prettig vonden dat hun eerdere opmerkingen verwerkt waren in de tweede versie. Tevens werden een aantal beroepsverenigingen geconsulteerd, zoals de sectie Kinderlongziekten van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Vereniging voor Longverpleegkundigen. De opmerkingen van deze groepen werden ook meegenomen in de voorlopige versie. Naar aanleiding van de oproep tot suggesties ter verbetering, gedaan op de voorjaarscongresdag van de NVFK, zijn ook nog enkele reacties binnengekomen, zodat eind mei 2001 de ‘definitieve versie’ kon worden afgerond. Deze ‘definitieve versie’ wordt op dit moment gedrukt en zal worden meegezonden met het volgende nummer van het tijdschrift van de NVFK.
Implementatie Een (ontwerp) richtlijn is pas zinvol als hij ook gebruikt, getoetst en geëvalueerd wordt in de praktijk. Het mag dan ook nooit een statisch document zijn, maar dient
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Besluit bediscussieerd te worden en van tijd tot tijd aangepast aan nieuwe inzichten, literatuurgegevens, ervaringen, etc. Samen met het NPI wordt nu het implementatietraject opgesteld door een projectgroep bestaande uit Erik Hendriks, Lianne van der Giessen en Vincent Gulmans. Na de introductie op het voorjaarscongres, via dit schrijven en een publicatie in Fysiopraxis zal de ontwerprichtlijn mee worden verzonden met het volgende nummer van het Tijdschrift van de NVFK. Tevens zal verzending plaats vinden naar voor de kinderfysiotherapie relevante verenigingen of instituten binnen de gezondheidszorg. Bovendien zal de ontwerprichtlijn bij het KNGF verkrijgbaar zijn voor overige leden en belangstellenden. Analoog aan andere (ontwerp)richtlijnen worden gespreks-, en toetsings-formulieren opgesteld en een deskundigheidsbevorderingspakket samengesteld. In diverse bijeenkomsten (regionaal of via IOF’s) kunnen deze gebruikt worden. Daarnaast is het de intentie om ook verwante beroepsgroepen in de gezondheidszorg te informeren, bv. door posterpresentaties op door hen georganiseerde congressen.
Onderzoek Om de implementatie van de ontwerprichtlijn te evalueren is een samenwerkingsverband tot stand gekomen met het Centrum voor Zorgonderzoek (CZO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Deze projectgroep, bestaande uit Caroline Baan, Monique van der Bruggen, Lianne van der Giessen, Erik Hendriks, en Vincent Gulmans heeft plannen uitgewerkt om de fysiotherapeutische zorg bij kinderen met astma in Nederland in kaart te brengen. Dit heeft geleid tot de opzet van een 0-meting onder kinderfysiotherapeuten om op een snelle manier inzicht te krijgen in de verleende fysiotherapeutische zorg aan kinderen met astma in Nederland. Daarna zal in een prospectief onderzoek, te starten na de zomervakantie, de inhoud van de verleende zorg aan kinderen met astma uitvoeriger worden onderzocht. Tevens zal de zorg ook vanuit het perspectief van de kinderen / ouders worden geëvalueerd. In 2003/2004 zullen de metingen worden herhaald om eventuele effecten van de invoering van de richtlijn te kunnen evalueren. In het bij dit tijdschrift gevoegde schrijven wordt hierover meer in-
Als afsluiting werd op het voorjaarscongres een doel gesteld: over 2 jaar werkt 80% van de kinderfysiotherapeuten in Nederland volgens de ontwerprichtlijn bij de diagnostiek en behandeling van kinderen met astma. Wij realiseren ons dat dit een ambitieuze doelstelling is, maar denken dat dit met gezamenlijke inspanning een doelstelling is welke gerealiseerd kan worden: een uitdaging voor onze beroepsgroep!
Kinderfysiotherapeut Gevraagd: (bijna) geregistreerd kinderfysiotherapeut voor 25 – 30 uur per week in de kinderfysiotherapiepraktijk te Enschede. Gezocht wordt een enthousiaste, ondernemende collega die het praktijkdeel wil overnemen. Inlichtingen/reacties: A. van Eerden, Tegelerweg 7a, 7535 CJ Enschede, tel. (na 19.00 uur) 0543-565664, e-mail:
[email protected]
juli 2001, nr. 31/32
formatie gegeven en wordt uw medewerking gevraagd om de bijgevoegde vragenlijst zo precies mogelijk in te vullen. Voor deelname aan het prospectieve onderzoek vragen wij u eveneens het bijgevoegde “deelname formulier onderzoek” in te vullen. De vragenlijst en het deelnameformulier kunt u, liefst binnen twee weken, retourneren. Hiervoor kunt U gebruikmaken van de bijgevoegde antwoordenveloppe van het NPI. Ook als u geen of slechts enkele kinderen met astma behandelt, stellen wij het op prijs als u de formulieren zou willen invullen en retourneren. Dit om een zo compleet mogelijk overzicht te krijgen.
5
6
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
juli 2001, nr. 31/32
Najaarscongres NVFK 3 november 2001 Den Haag Op 2 en 3 november wordt in het congrescentrum te Den Haag het KNGF-congres 2001 gehouden met als thema “De kracht van Fysiotherapie”. Op zaterdag 3 november is er plaats voor de beroepsinhoudelijke verenigingen, waaronder de NVFK. De Congrescommissie van de NVFK heeft een congresdag georganiseerd waarin het ochtendprogramma wordt ingevuld door algemene en actuele onderwerpen middels korte lezingen, geselecteerd uit een call for abstracts. De sprekers, meest collega-kinderfysiotherapeuten zullen hun onderzoeksresultaten met u delen en tevens aangeven wat hiervan de gevolgen zijn voor de dagelijkse praktijk. Het middagprogramma is gewijd aan het thema “Pijn bij kinderen”. Pijn is bij kinderen zelden een behandelindicatie, maar wij hebben wel regelmatig te maken met ziektebeelden waarbij pijn een rol speelt. Om tijdens de begeleiding van kinderen hier goed mee om te gaan is basiskennis over pijn essentieel. Voor een kinderfysiotherapeut is tevens van belang hoe te reageren op pijngedrag, wanneer is pijn reëel, hoe meet en evalueer ik dit zo objectief mogelijk. Voor deze middag zijn drie gerenommeerde sprekers uitgenodigd, die onderzoek hebben gedaan naar pijn en pijngedrag bij kinderen. Achtereenvolgens komen de fysiologische aspecten, pijnschalen en psychologische aspecten aan de orde. Accreditatie is aangevraagd voor het centraal kwaliteitsregister kinderfysiotherapie. Eind juli zal aan alle leden van de NVFK en geregistreerde kinderfysiotherapeuten weer een mailing verstuurd worden over het definitieve programma en de kosten voor leden van de NVFK. De inschrijving gaat geheel via het KNGF. Vanaf 1 augustus kunt u inschrijven voor het congres. Inschrijfformulieren kunt u vanaf deze datum downloaden via de speciale congressite op FysioNet. Daarnaast treft u een programmaoverzicht en een inschrijfformulier aan bij het augustusnummer van de FysioPraxis. De congrescommissie NVFK.
Voorbeeldset verslaglegging en rapportage naar verwijzer Bijlage bij het Tijdschrift Kinderfysiotherapie Het Bestuur van de NVFK is verheugd U als bijlage bij het Tijdschrift Kinderfysiotherapie juli 2001 de geprinte versie en de diskette van de NVFK Voorbeeldset verslaglegging en rapportage naar verwijzer aan te kunnen bieden met dank aan de projectgroep “Verslag”, bestaande uit Michiel Bloemen, Annet van Eerden, Christa Grunder, Jeanette Schipper en Anneloes Zeillemaker, die zich heeft ingezet voor de uitwerkingvan deze Voorbeeldset. Ten behoeve van dit project werden twee klankbordrondes gehouden. Aan de Stichting Nascholing Kinderfysiotherapie werd op verzoek toestemming verleend het voorbeeld Statusformulier Kinderfysiotherapie te gebruiken bij de door de Stichting aangeboden verplichte KNGF module “Verslaglegging”, uitgewerkt voor kinderfysiotherapeuten. Indien leden van de NVFK vragen en/of opmerkingen hebben ten aanzien van de door de NVFK gepubliceerde Voorbeeldset Verslaglegging kan men deze schriftelijk sturen aan: de werkgroep Verslag p.a. Erve Jenneboer 16 7623 JE BORNE of per email aan:
[email protected] Dit kan tot 6 weken na verschijnen van de te verwachten Richtlijnen Verslaglegging KNGF waarna de groep tot evaluatie overgaat om, op verzoek van de het bestuur van de NVFK over te gaan tot vaststelling van een Voorbeeldset Verslaglegging nr.2.
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
d.d. 15 mei 2001 in Congrescentrum De Eenhoorn te Amersfoort
O
p de ledenvergadering waren, inclusief het bestuur, 24 stemgerechtigde leden aanwezig. Nadat de notulen van de vorige ALV bij acclamatie goedgekeurd en vastgesteld zijn, wordt het Functieprofiel Kinderfysiotherapeut (dat als aparte uitgave bij het programmaboekje van de ALV verzonden is) besproken. Dit Functieprofiel zal de basis gaan vormen van het Functieopleidingsprofiel Kinderfysiotherapie en is ook van belang voor behoud van erkende verbijzondering door het KNGF. Er ontstaat een discussie over de vermeende veronderstelling dat de kinderfysiotherapeut het verbeteren van participatieproblematiek als doelstelling zou hebben. Mw. Ria Nijhuis, mede-auteur van het Functieprofiel Kinderfysiotherapeut, zegt dat in de tekst bedoeld is dat de kinderfysiotherapeut door zijn interventie invloed uitoefent op bv. de sociale participatie. Naar aanleiding van het kopje Kwaliteitsbeleid (hoofdstuk A8) wordt door het bestuur NVFK opgemerkt dat het traject voor de Richtlijn Verslaglegging en Verslaggeving, uitgewerkt voor kinderfysiotherapeuten, al afgerond is. Met toezending aan de leden wordt gewacht op de aanpassing van de KNGF Richtlijn Verslaglegging. Deze wordt rond de zomervakantie of in het najaar verwacht. Het bestuur NVFK zal zich beraden of men met toezenden van de NVFK Richtlijn wil blijven wachten op de aanpassing van de KNGF Richtlijn. Daarnaast zijn er nog een aantal
vragen gesteld die door mw. Ria Nijhuis en mw. Betty van Goor beantwoord zijn. Dhr. Philip van der Wees, beleidsmedewerker KNGF en hoofd afd. kwaliteit, meldt dat de KNGF klankbordgroep functieprofielen een positief advies uit zal brengen aan het bestuur KNGF t.a.v. het ingaan van het vervolgtraject door de NVFK, zonder dat gewacht hoeft te worden op de vaststelling van het Functieprofiel door de AV KNGF. Tenslotte wordt het Functieprofiel Kinderfysiotherapeut bij acclamatie vastgesteld. Vervolgens wordt het secretarieel jaarverslag 2000 besproken. Op de vraag hoe het gesteld is met de verwachte logistieke problemen rond de verplichte nascholing, merkt het bestuur op dat zij haar zorgen hierover duidelijk gemaakt heeft aan het BOCK, maar dat het BOCK af wil wachten of deze problemen zich werkelijk voor zullen doen. Tot nu toe is bij het NVFK bestuur nog geen melding gemaakt van capaciteitsproblemen. Het blijkt nog niet mogelijk dat men via het KNGF de hoeveelheid behaalde accreditatiepunten op kan vragen. Dhr. Philip van der Wees, KNGF, zegt dat het de bedoeling is dat men tezijndertijd op Fysionet na kan zoeken hoeveel punten men behaald heeft. Daarnaast beoogt men ieder jaarlijks een eigen overzicht toe te zenden. Het bestuur NVFK adviseert de leden dringend de certificaten te bewaren. Organisatoren van nascholingsactiviteiten geven aan dat de beoordeling van een accreditatieaanvraag vaak lang op zich laat wachten. Mw. Elma Moons, lid KNGF
accreditatiecommissie namens de NVFK, zegt dat dat meestal samenhangt met slecht ingevulde aanvraagformulieren en met ontbrekende gegevens. Het secretarieel jaarverslag 2000 wordt bij acclamatie goedgekeurd en vastgesteld. Uit het financieel jaarverslag 2000 blijkt dat de kosten voor m.n. het najaarscongres (in het KNGF congres) moeilijk te begroten zijn i.v.m. het ontbreken van tijdig inzicht in de kosten. Het bestuur NVFK zal binnenkort bekijken of de bijdrage die gevraagd moet worden voor het najaarscongres verhoogd zal moeten worden i.v.m. de hoge kosten. De kascommissie heeft de stukken steekproefsgewijs gecontroleerd en alles in orde bevonden. Het financieel jaarverslag 2000 wordt bij acclamatie goedgekeurd en vastgesteld. De voorzitter geeft een kort overzicht over de Ontwikkeling Lange Termijn Visie NVFK. Inmiddels zijn 2 brainstormdagen (Visiedagen) gehouden met een brede denktank, bestaande uit afgevaardigden uit de vaste commissies, diverse regio’s, bestuur NVFK en CBO (kwaliteitsinstituut van de gezondheidszorg, als begeleider van het proces). Het 1e concept Visiedocument zal met zoveel mogelijk leden in de regio besproken worden via bijeenkomsten. Indien nodig zal vervolgens een 3eVisiedag gehouden worden. De 2e conceptnota zal, na overleg met de opleidingen KFT, de overige NI’s en het KNGF, waarschijnlijk in de najaarsALV 2001 aan de leden ter goedkeuring voorgelegd worden. Daarna wordt verteld over het Inventarisatieonderzoek kinderfysiotherapie in de 1e lijn, uitgevoerd door het NPi (Nederlands Paramedisch Instituut) in samenwerking met de NVFK. Er wordt opgeroepen om vooral deel te nemen aan dit onderzoek. De resultaten zullen volgens planning voorjaar 2002 bekend zijn. Bij de bestuursverkiezingen legt dhr. Ad Molenaar zijn functie als penningmeester neer, na 4 jaar inzet voor de NVFK. Er zijn geen
juli 2001, nr. 31/32
Samenvatting concept notulen 33e Algemene Ledenvergadering NVFK
7
8
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
juli 2001, nr. 31/32
nieuwe kandidaten. Ook de functie van PR-lid staat nog open. Ook al zijn er inmiddels 2 oriënterend bestuursleden, toch roept het bestuur de leden zeer dringend op om zich kandidaat te stellen. In het komend jaar zullen ook de functies van voorzitter en bestuurssecretaris vacant komen. Als er te weinig menskracht komt, loopt de NVFK het gevaar dat alleen nog lopende zaken afgewikkeld kunnen worden. Om 22.10 uur sluit de voorzitter de vergadering.
Inspanningsfysiologie en kinderen met pulmonale problemen Drs. Peter H.C. Klijn, Astmacentrum Heideland, Hilversum Inleiding
I
n vervolg op het voorjaarscongres Pulmonologie en kinderfysiotherapie op de kinderleeftijd, gaat dit artikel verder in op toepassing van trainingsrichtlijnen bij kinderen met astma en cystic fibrosis (cf). Voor meer specifieke informatie over de onderliggende pathfysiologische mechanismen bij kinderen met astma en cf wordt verwezen naar de reader van het voorjaarscongres. Om de effecten van training te beschrijven en te evalueren is het belangrijk om de trainingen nauwkeurig te documenteren. Trainingsgeïnduceerde adaptaties bij volwassenen zijn uitvoerig beschreven in de literatuur. Het American College of Sports Medicine (ACSM) heeft trainingsrichtlijnen geformuleerd op basis waarvan de diverse aspecten van
de lichamelijke fitheid (physical fitness) kunnen worden verbeterd. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op studies met gezonde volwassenen. Het ontbreekt echter aan voldoende dose-respons data op basis waarvan trainingsrichtlijnen voor kinderen eenduidig kunnen worden geformuleerd. Dit maakt het moeilijk om in de praktijk een onderbouwd trainingsprogramma voor kinderen op te zetten. Dit artikel beoogt dan ook niet volledig te zijn, maar de geformuleerde richtlijnen kunnen als uitgangspunt dienen voor het opzetten en evalueren van trainingsprogramma’s voor kinderen.
Kader voor een trainingsprogramma Trainingsrichtlijnen (tabel 1) geven richting aan het trainingspro-
Tabel 1: Trainingsrichtlijnen
Intensiteit
de sterkte van de trainingsbelasting, bijvoorbeeld loopsnelheid
frequentie
aantal trainingseenheden per week
duur
duur van een trainingseenheid
Tabel 2: Inhoudelijke kenmerken
aantal series aantal herhalingen duur van de herhalingen arbeid: rust verhouding actieve of passieve rust modaliteit van bewegen (lopen, fietsen, zwemmen)
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Tabel 3: Trainingsprincipes
Specificiteit: de functionele aanpassingen zijn afhankelijk van de gebruikte trainingsvorm. Zwemmen als trainingsvorm verbetert met name de zwemprestatie. Door krachttraining verbetert de spierkracht en niet het uithoudingsvermogen. Verminderde meeropbrengst: naarmate de belastbaarheid hoger is, zal er meer trainingsarbeid moeten worden verricht om nog vooruitgang te boeken. Reversibiliteit: als een trainingsprikkel achterwege blijft zal de belastbaarheid geleidelijk afnemen.
Tabel 4: Aërobe richtlijnen voor gezonde kinderen
Duur
20-30 minuten
Intensiteit
70-80% van de maximale hartslag
Frequentie
3-5 maal per week
ces, maar zijn geen ‘gouden standaard’. Voor de verdere invulling van een trainingsprogramma zijn de inhoudelijke kenmerken van belang (tabel 2). Aan de basis van ieder trainingsprogramma staan de trainingsprincipes. De effectiviteit van een programma wordt in eerste instantie bepaald door het juist toepassen van deze trainingsprincipes (tabel 3).
Aërobe training Aërobe inspanning is afhankelijk van pulmonale, cardiovasculaire en hematologische componenten van het zuurstoftransportsysteem en van het oxidatieve metabolisme van de spieren. Bij gezonde mensen wordt de maximale inspanning gelimiteerd door de maximale zuurstofopname (VO2max). De VO2max wordt gezien als de ‘gouden standaard’ van de aërobe fitheid. Training richt zich over het algemeen op de verbetering van de VO2max. Echter,
ook submaximaal kan er een verbetering van de aërobe fitheid worden vastgesteld, zoals een lagere hartfrequentie of ventilatie bij een gegeven belasting. De richtlijnen voor aërobe training van gezonde kinderen staan vermeld in tabel 4. Bovenstaande richtlijnen zijn van toepassing op de meeste kinderen met astma of met een licht CF. In geval van een ernstig astma of een matig tot ernstig CF kan er sprake zijn van een ventilatoire beperking. Bovendien kan tijdens inspanning de zuurstofsaturatie van CF-kinderen dalen. Desaturatie komt met name voor bij kinderen met een geforceerd expiratoir volume na één seconde (FEV1) die kleiner is dan 50% van voorspeld. Langdurige desaturatie onder de 88-90% dient te worden voorkomen, omdat deze toestand bijdraagt aan het ontwikkelen van een cor pulmonale en pulmonale arteriële hypertensie. In geval van een ernstig CF is de rusthartslag
juli 2001, nr. 31/32
Overload: de trainingsprikkel is hoger dan de belasting in het dagelijks leven. De functionele aanpassingen zorgen voor een verhoogde belastbaarheid, waardoor de trainingsbelasting geleidelijk dient te worden opgevoerd.
verhoogd en is de maximale hartfrequentie (Hfmax) lager dan verwacht mag worden op basis van leeftijd. De richtlijnen in tabel 4 zijn dan ook niet zondermeer geldig. De inspanningslimitatie is niet cardiovasculair, maar pulmonaal van aard. Een trainingsintensiteit van 7080% van de Hfmax en een inspanningsduur van 20-30 minuten is vaak niet haalbaar voor kinderen met matig-ernstig pulmonale problematiek. De trainingsintensiteit dient naar beneden te worden bijgesteld. Een aanvangsintensiteit van 50% van de Hfmax kan hierbij worden gehanteerd. De Hfmax moet dan wel bekend zijn uit gegevens van een inspanningstest. Aangezien er sprake kan zijn van een ventilatoire beperking, is een schatting van de trainingshartslag op basis van leeftijd weinig betrouwbaar. De trainingsintensiteit kan te hoog worden ingesteld, waardoor de ventilatoire beperking een vroegtijdige beëindiging van de inspanning veroorzaakt. Er kan ook getraind worden op geleide van de benauwdheidsklachten of aan de hand van een score op de Borg-schaal. In dit laatste geval wordt een getal gegeven aan de intensiteit van een bepaalde belasting. In een volgende trainingssessie wordt het kind gevraagd om een specifieke Borgscore te reproduceren. Deze methode vraagt enige ervaring van zowel kind als begeleider. Daarnaast kan er getraind worden op basis van een percentage van de piekbelasting. Bijvoorbeeld een percentage van de maximale weerstand (Watt) op een fietstest. Percentages van 50-90% kunnen hierbij worden gebruikt. Intervaltraining is een goede methode om langdurige desaturatie te voorkomen. Korte inspanningsperioden worden hierbij afgewisseld met rust. Door de lage aërobe fitheid van deze kinderen wordt er bovendien eerder een beroep gedaan op de anaërobe energieleverantie. Tijdens de rustperioden kan het belangrijkste restproduct van het anaërobe metabolisme, lactaat, worden verwijderd. In geval van
9
10
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
juli 2001, nr. 31/32
een zeer lage aërobe fitheid kan worden aangevangen met inspanningsperioden van 2-3 minuten welke opgebouwd kunnen worden naar 6-10 minuten. Het accent ligt in dit geval op het verlengen van de inspanninsduur en minder op het verhogen van de trainingsintensiteit. Een ‘overload’ kan immers ook worden verkregen door een geleidelijke toename van de duur van een trainingsactiviteit. Het is meestal niet mogelijk om
driemaal per week onder begeleiding te trainen. De lichamelijke fitheid van kinderen met pulmonale problematiek is vaak laag, waardoor in de beginfase ook twee trainingen per week een goed resultaat opleveren. Indien de fysieke toestand het toelaat, is het natuurlijk altijd mogelijk om een kind één of meerdere malen zelfstandig te laten trainen. Een flink portie motivatie is hierbij essentieel!
Tabel 5: Richtlijnen voor krachttraining bij kinderen
Duur
30-60 minuten
Intensiteit Frequentie
65-70% van het herhalingsmaximum 2-3 maal per week
Series/sets
3 sets per spiergroep
Herhalingen
12-15 herhalingen per set voor het bovenlichaam 15-20 herhalingen per set voor het onderlichaam
Tabel 6: Richtlijnen voor training van het fosfaatsysteem bij kinderen
Duur
30-45 minuten
Intensiteit
maximaal
Frequentie
3 maal per week
Series
3 series
Herhalingen
5 herhalingen van 5-10 seconden
Arbeid:rust tussen de herhalingen
1:5; actieve rust
Rust tussen de series
5 minuten actieve rust
Tabel 7: Richtlijnen voor training van het glycolytisch systeem bij kinderen
Duur
30-45 minuten
Intensiteit
³ 90% van het maximum
Frequentie
niet meer dan 3 maal per week
Series
2 series
Herhalingen
5 herhalingen van 20-30 seconden
Arbeid:rust tussen de herhalingen
(1:4) 1:3 – 1:2; actieve rust
Rust tussen de series
5-10 minuten actieve rust
Krachttraining Inzicht in de structuur en functie van skeletspieren van kinderen is nog beperkt. In diverse trainingsstudies is vastgesteld dat de spierkracht van kinderen kan worden vergroot door krachttraining. Echter, krachttraining dient zo veel mogelijk in een functioneel kader te worden toegepast en dient altijd onder supervisie plaats te vinden. Aangezien bij kinderen met cf de spiermassa en de spierkracht lager is dan van gezonde leeftijdgenoten, kan krachttraining een onderdeel zijn in de beginfase van een revalidatieperiode. In tabel 5 staan de trainingsrichtlijnen die bruikbaar zijn voor kinderen (met pulmonale problematiek). De intensiteit wordt bepaald door het 1-herhalingsmaximum. Dit is het gewicht dat éénmaal kan worden verplaatst. Na vier tot zes weken training kan een nieuwe trainingsweerstand worden vastgesteld door opnieuw het 1-herhalingsmaximum te bepalen. De rusttijd tussen de sets bedraagt 3-5 maal de tijd die nodig is om een set uit te voeren. Tussen opeenvolgende trainingsdagen dient minimaal één dag rust te zitten. De minimale duur van het trainingsprogramma wordt over het algemeen gesteld op 8-12 weken. Belangrijker in dit geval is welk resultaat als voldoende wordt beschouwd binnen het gestelde functionele kader. Het is aan te bevelen om andere vormen van training in te voeren als het gewenste resultaat bereikt is.
Anaërobe training Over anaërobe training bij kinderen is nog weinig bekend. Het kleine aantal studies dat is verricht geeft aan dat het anaëroob vermogen van kinderen kan worden vergroot door een gestructureerd trainingsprogramma. Het anaërobe energiesysteem kan worden opgesplitst in het fosfaat en het glycolytische systeem. De richtlijnen voor training staan respectievelijk vermeld in tabel 6 en tabel 7.
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Tenslotte..
Een geleidelijke opbouw in overload moet worden gezocht in de arbeid: rust verhouding, in de rust tussen de series en in de herhalingsduur. Allerlei bewegingsvormen en -activiteiten kunnen als anaërobe training worden gebruikt (hardlopen, fietsen, hometrainer, zwemmen, circuits, omgangsbanen etcetera). Het is niet aan te bevelen om anaërobe training te gebruiken voor cf-kinderen, waarbij sprake is van ernstige pulmonale problematiek (FEV1 <40%).
Literatuurlijst American College of Sports Medicine. Position stand. The recommended quantity and quality of exercise for developing and maintaining cardiorespiratory and muscular fitness, and flexibility in healthy adults. Medicine and Science in Sports and Exercise 30 (6):975991, 1998. Armstrong, N. and J. Welsman. Training for young athletes. In M. Lee (Ed.), Coaching children in sports. London: Spon 1993.
Jopy Deenen, coördinator regionetwerk NVFK
O
Kraemer, W., A. Fry, P. Frykman, B. Conroy, and J. Hoffman. Resistance training and youth. Pediatric Exercise Science 1:336-350, 1988. Nixon, P.A. 1996. Role of exercise in the evaluation and management of pulmonary disease in children and youth. Medicine and Science in Sports and Exercise 28 (4):414-420. Pulmonologie en fysiotherapie op de kinderleeftijd. Reader NVFK voorjaarscongres. Rotterdam, 2001. Wilmore, J.H. & D.L. Costill. Physiology of sport and exercise. Champaign: Human Kinetics 1994. Young people and physical activity. N. Armstrong and J. Welsman. Oxford: Oxford University Press 1997.
Astrand P.O. & K. Rodahl. Textbook of work physiology. New York: Mcgraw-hill 1986.
Samengaan RCP's en RSP's in nieuw Regionetwerk NVFK
p 7 februari j.l. zijn we, in goed overleg met de NVFK regiocontactpersonen en regiosteunpunten, gekomen tot het formeren van een nieuw goedsluitend regionetwerk om met al onze leden snel te kunnen communiceren. Een van de redenen is, dat het koppelen van regiocontactpersonen aan regionale zorgverzekeraars moeilijker is geworden, aangezien zorgverzekeraars steeds meer landelijk hun cliënten hebben. Een andere reden
Faigenbaum, A.D., W.L. Westcott, R. LaRosa Loud and C. Long. The effects of different resistance training protocols on muscular strength and endurance development in children. Pediatrics, 104(1):e5, 1999.
is de nieuwe verenigingsstructuur van het KNGF. Hierdoor hebben de beroepsinhoudelijke verenigingen nog slechts spreekrecht en geen stemrecht meer. De enige manier om onze invloed uit te oefenen via stemrecht is via de ALV van het RGF. Daarom is het erg belangrijk om onze stem daar te laten horen en tegelijkertijd te zorgen dat er een goed, liefst structureel, contact is tussen vertegenwoordiging van de beroepsinhoudelijke verenigingen en het RGF
bestuur. Dat laatste is ook de reden dat we er voor gekozen hebben onze regioindeling congruent te laten lopen met de RGF indeling. Er zijn nu 24 regio’s die, op één na, een regiovertegenwoordiger hebben als eerste aanspreekpunt. Daarnaast heeft iedere regiovertegenwoordiger een ‘achterwacht’, met wie zij hun taken kunnen verdelen. De nieuwe indeling en lijst van regiovertegenwoordigers wordt hierbij gepubliceerd. Het bestuur van de NVFK wil hierbij nogmaals de ‘regiomensen’ ( voorheen RSP en RCP ) danken voor hun inzet en betrokkenheid bij de vereniging.
juli 2001, nr. 31/32
Trainingsprogramma’s dienen gevarieerd, leuk en uitdagend te zijn. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat de effectiviteit van een trainingsprogramma niet alleen gelegen is in het verbeteren van de lichamelijke fitheid, maar ook in het motiveren van kinderen om een actieve leefstijl na te streven.
Bar-Or, O. Trainability of the prepubescent child. The Physician and Sportsmedicine, 5:65-82, 1989.
11
12
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
juli 2001, nr. 31/32
RGF
1e RV
bereikbaar via
Coördinator regionetwerk
Jopy Deenen-v. Zon
Hyacinthstraat 1 5102 ZT Dongen, tel. 0162-313320
[email protected]
1. Groningen
Meta v.d.Briel
[email protected]
2. Friesland
Yvonne Hanewinkel
[email protected]
3. Drenthe
Annelies Weinans
tel. 0522-482692
4. Groot IJsselland
Jessica Geltink
[email protected]
5. Steden-driehoek
Patricia van Iersel
[email protected]
6. Twente
Michiel Bloemen
[email protected]
7. Oost Gelderland
Tineke Stok
[email protected]
8. Groot Gelre
Regina Ram
[email protected]
9. Nijmegen / Noord Limburg
Gera Peters
[email protected]
10. Utrecht
Anne Heleen van Leeuwen
[email protected]
11. Randmeren
Elma Moons
tel: 033-4659025
12. Noord Holland noord
Hilda Bloem
[email protected]
13. Noord Holland midden
Frederique van Dijk
[email protected]
14. Amsterdam
Alice Wiesman
[email protected]
15. Kuststreek Leiden
Aline Bos
Essenlaan 44 2172 BX Sassenheim tel: 0252-214512
16. Amstel-, Meer- en Rijnlanden
Heleen Hendriks
[email protected]
17. Holland Zuid
Olga v.d. Most
[email protected]
18. Rotterdam e.o.
Hanneke van Holst
[email protected]
19. Hollands Midden
Carien Schmidt-Pinkster
tel. 0345-619661
20. Zeeland
Henne Swenne
[email protected]
21. West Brabant
Ruud Touw
[email protected]
22. Hart van Brabant
Anja Wieringa
[email protected]
23. Zuid Oost Brabant
Paulien v.d. Woude
[email protected]
24. Midden en Zuid Limburg
Harry Crombag
[email protected]
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Consulttarief
Uw bestuur heeft u hard nodig!
Voorlopig alleen voor de algemeen practicus
S
inds 1 januari heeft de verwijzer de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een fysiotherapeutisch consult aan te vragen. Het tarief voor het fysiotherapeutisch consult is fl. 84,00. Het CTG stelt twee voorwaarden om het tarief in rekening te mogen brengen: 1. er moet een gerichte schriftelijke consultaanvraag van de verwijzer zijn. 2. de fysiotherapeut rapporteert schriftelijk aan de verwijzer, die op grond van het advies van de fysiotherapeut een beslissing neemt over het verdere beleid. Kinderfysiotherapeuten krijgen al regelmatig gerichte beoordelingsaanvragen (”kijk eens mee”) en doen na een gedegen kinderfysiotherapeutisch onderzoek hiervan schriftelijk verslag aan de verwijzer. De NVFK heeft er daarom ook, vanaf het moment dat er sprake was van onderhandelingen over een consulttarief, bij het KNGF op aangedrongen om, zodra dit mogelijk was, het consult kinderfysiotherapie bespreekbaar te maken bij het CTG. Op initiatief van de NVFK werd de werkgroep ‘consulttarief kinderfysiotherapie’ opgericht, die in maart 2000 de NOTA TIJDSONDERBOUWING CONSULT KINDERFYSIOTHERAPIE presenteerde, die vervolgens werd vastgesteld door het NVFK bestuur. Deze nota is in het voorjaar 2000 ingebracht in het structureel overleg tussen de NVFK en de VVF en hier positief ontvangen. Om tactische redenen werd afge-
sproken eerst de invoering van het algemeen fysiotherapeutisch consult af te wachten en daarna invoering van een consult kinderfysiotherapie mee te nemen in de onderhandelingen met Zorgverzekeraars Nederland De NVFK nota geeft een goede onderbouwing voor de conclusie en het advies van de werkgroep dat de gemiddelde tijdsinbreng voor kinderfysiotherapeutisch onderzoek en verslaglegging 165 minuten bedraagt. Het NVFK bestuur ziet dit advies als een reëel uitgangspunt voor onderhandelingen om te komen tot een tarief consult kinderfysiotherapie en vertrouwt op een goed resultaat van de KNGF onderhandelaars in dezen. Tot die tijd adviseert de NVFK om zoals we dat tot nu toe deden, in goed overleg met de verwijzer, aan te geven dat we een aantal zittingen kinderfysiotherapie nodig hebben voor een goede beoordeling (test en onderzoek), in afwachting van een formele regeling voor een consult kinderfysiotherapie.
Dit is een herhaalde oproep voor nieuwe bestuursleden. Binnenkort zal er een tweede bestuursvacature ontstaan binnen uw bestuur. Herkent u zichzelf in het volgende profiel: - betrokkenheid bij het vak en de vereniging - analyserend en relativerend denken - enige bestuurlijke ervaring en heeft u interesse, neem dan contact met ons op !! Informatie bij: Alexandra Hotke, bestuurssecretaris e-mail:
[email protected] Betty van Goor, voorzitter e-mail:
[email protected] Vergoeding conform KNGFregeling.
Gezocht:
Kinderfysiotherapeut Wij zoeken een enthousiaste (bijna) geregistreerde kinderfysiotherapeut voor 2 à 3 dagen per week, die ons team van 4 kinderfysiotherapeuten wil komen versterken. Wij behandelen uitsluitend kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar in onze praktijk te Alpen aan den Rijn. Voor reacties en inlichtingen: 0172 - 422695.
juli 2001, nr. 31/32
Noodkreet
13
14
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
juli 2001, nr. 31/32
De Zoute Koning Stel er is een land, een koninkrijk. De koning en de koningin krijgen een kind. Een Kroonprins? Of een kroonprinses? Het blijkt een kroonprins! Alleen, de kroonprins blijkt een ziekte te hebben. Een ziekte die nooit over zal gaan. Kan dat wel ? Een Kroonprins met een ziekte ? Het volk moppert. Het volk is bang dat het land naar de bliksem gaat. Zal de kroonprins koning worden of zal hij zich weg laten pesten? Ja hoor. Hij wordt koning. En een hele goeie, die niet heel oud wordt maar moeilijk op te volgen! De Zoute Koning is een swingend toneelstuk. Pieter Tiddens en Tido Visser spelen heel veel mensen. Koningen en koninginnen. Prinsessen. Veel dokters en gewone mopperende mensen. Maar vooral spelen ze de koning en zijn ziekte. Alsof de ziekte zelf benen heeft. Alsof de ziekte steeds om de zieke heen loopt. Kortom: toneel. Raar. Verdrietig maar ook erg leuk ! Spel: Regie: Techniek: Tekst: Tekstmontage: Composities: Muziekband:
Pieter Tiddens en Tido Visser Aike Dirkzwager Bert Vermijs Peter Tiddens Aike Dirkzwager Selma Mutal Dennis Mulder/Aorta
Kostuumontwerp: Kostuumuitvoering: Dekorontwerp: Dekoruitvoering:
Reneé Zonnevylle Ingrid Tonnaer Brian Meijers Global Set Building/Wilbert van Dorp
Educatief materiaal: Zakelijke leiding: Boekingen:
Wouter Muller Hans Klaasman Theaterburo Prima Rima (020-6204827)
Deze voorstelling kwam mede tot stand dankzij een subsidie van Het Fonds voor de Podiumkunsten en het LIRA Fonds en sponsorbijdragen van Solvay Pharma en Roche Nederland BV. Opgedragen aan CF
Een produktie van:
Veemarkt 202 1019 DG Amsterdam T:020-4652147/ F:020-4682465 Email:
[email protected]
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Krukken geen bezwaar
Auteurs: Michiel Krop en Robin Groeneveld Illustraties: Aad Bijloo Uitgeverij: Luk Tut Producties v.o.f. ISBN 90-805316-1-8 Prijs: f.120,00 (voor scholen f. 93,30) Informatie: 010-4164954 of e-mail
[email protected] ”
K
rukken geen bezwaar ” is een praktische bijdrage aan het reguliere onderwijs op het gebied van het bewegingsonderwijs. Zoals de auteurs aangeven is het belangrijk dat kinderen met motorische beperkingen volwaardig onderwijs krijgen aangeboden. Dit is immers het
doel van het project “Weer samen naar school”. De auteurs komen vanuit hun werk als ambulant begeleider vanuit een Mytylschool in aanraking met kinderen met motorische beperkingen in het reguliere onderwijs. Ook omtrent vragen op het gebied van het bewegingsonderwijs. Om een praktische handreiking te geven aan de leerkrachten hebben zij het boek samengesteld. Het heeft een zeer praktische indeling door onderscheid in manieren van voortbewegen (rolstoelrijders, kruipers en schuivers en lopers met beperkingen) en de daar-
Naar mijn idee is dit boek een goede aanvulling voor de scholen, maar ook voor de kinderfysiotherapeuten. Er wordt nog wel eens de vraag gesteld om advies te geven voor de gymles. Omdat niet alle kinderen met beperking ambulante begeleiding hebben geeft dit boek mooie handreikingen. Ook geeft het weer een bredere kijk op bewegen en welke variaties daarbij gegeven kunnen worden om het steeds weer aantrekkelijk te houden.
juli 2001, nr. 31/32
Leerlingen met motorische beperkingen in het onderwijs; een praktijkboek Harry Jan Keizer
bij voorkomende probleemgebieden (balans, coördinatie, kracht en uithoudingsvermogen). Door de manieren van voortbewegen als hoofdstukindeling te hanteren geven zij overzichtelijk informatie voor een gymles. Door de illustraties wordt de informatie nog duidelijker. Bij de auteurs is het uitgangspunt dat alle kinderen op hun eigen niveau moeten kunnen mee doen. Alle lesvoorbeelden zijn geschikt voor een normaal ingericht gymlokaal.
15
16
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Prijzen van de folders van de NVFK juli 2001, nr. 31/32
Leden
Niet-leden
• Folder Kinderfysiotherapie 20
folders
f 12,-
€ 5,25
20
folders
f 17,-
€ 7,23
40
folders
f 23,-
€ 10,45
40
folders
f 33,-
€ 15,00
60
folders
f 31,-
€ 14,09
60
folders
f 44,-
€ 20,00
80
folders
f 38,-
€ 17,27
80
folders
f 54,-
€ 24,55
100
folders
f 42,-
€ 19,09
100
folders
f 59,-
€ 26,82
• Folder ”Consultatie Bureau Arts” 4
folders
f
6,-
€ 2,73
4
folders
f 11,-
€ 5,00
10
folders
f
9,-
€ 4,09
10
folders
f 14,-
€ 6,36
20
folders
f 12,-
€ 5,25
20
folders
f 17,-
€ 7,23
30
folders
f 18,-
€ 8,18
30
folders
f 24,-
€ 10,91
40
folders
f 23,-
€ 10,45
40
folders
f 33,-
€ 15,00
• Folder ”Verwijzer” 4
folders
f
6,-
€ 2,73
4
folders
f 11,-
€ 5,00
10
folders
f
9,-
€ 4,09
10
folders
f 14,-
€ 6,36
20
folders
f 12,-
€ 5,25
20
folders
f 17,-
€ 7,23
30
folders
f 18,-
€ 8,18
30
folders
f 24,-
€ 10,91
40
folders
f 23,-
€ 10,45
40
folders
f 33,-
€ 15,00
• Folder ”Leerkracht” 4
folders
f
6,-
€ 2,73
4
folders
f 11,-
€ 5,00
10
folders
f
9,-
€ 4,09
10
folders
f 14,-
€ 6,36
20
folders
f 12,-
€ 5,25
20
folders
f 17,-
€ 7,23
30
folders
f 18,-
€ 8,18
30
folders
f 24,-
€ 10,91
40
folders
f 23,-
€ 10,45
40
folders
f 33,-
€ 15,00
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
08.30 - 9.30
Inschrijving en ontvangst. Ochtendprogramma ACTUELE ONTWIKKELINGEN EN ONDERZOEKSRESULTATEN in de KINDERFYSIOTHERAPIE
09.30 - 09.40 09.40 - 09.45
Opening mw. Betty van Goor-Dijkstra (voorzitter NVFK) Opening door de ochtendvoorzitter dhr. drs. Ron van Empelen
10.35 - 10.50
1ste serie abstracts Mw. Anjo Janssen, kinderfysiotherapeut Radboud / UMCN. Vergelijking van de motorische schalen van de BOS 2-30 en de BSID2 bij kinderen van 2 jaar. Mw. Drs.Marike Boonzaaijer, fysiotherapeut, bewegingspedagoog. Kwaliteit van leven voor en na epilepsiechirurgie bij kinderen. mw. Marlou Essink, kinderfysiotherapeut Radboud / UMCN. De multidisciplinaire behandeling van kinderen met defaecatieproblemen. Dhr. Jan Custers, kinderfysiotherapeut WKZ / UMCU. Validiteit van de Nederlandse versie van de PEDI. Dhr. Andre van Herel, fysiotherapeut, psychomotorisch therapeut. Eigen behandelprogramma psychosomatiek bij kinderen. 1ste vragenronde, discussie o.l.v. Ron van Empelen
10.50 - 11.30
KOFFIEPAUZE
09.45 – 09.55 09.55 - 10.05 10.05 - 10.15 10.15 - 10.25 10.25 - 10.35
12.20 – 12.40
2de serie abstracts mw Marja Schoenmakers, kinderfysiotherapeut WKZ / UMCU Sacrale spina bifida, meer dan lopen met een schoonheidsfoutje Dhr. Drs.Tim Takken, Inspanningsfysioloog WKZ / UMCU. Effecten van trainingsprogramma in water voor kinderen met jeugdreuma. Mw. Ria Nijhuis- van de Sande, hoofd kinderfysiotherapie Radboud / UMCN. Analyse van een doelgerichte schrijftaak. Dhr. Dr. Raoul Engelbert senior kinderfysiotherapeut, onderzoeker WKZ / UMCU. Het idiopathisch hypomobiliteitssyndroom. Mw. Lianne v.d. Giessen, kinderfysiotherapeut Sophia / AZR. Validering van de Beightonscore bij 773 Nederlandse kinderen. 2de vragenronde, discussie o.l.v. Frans Sleijpen
12.40 – 14.00
LUNCH
11.30 - 11.40 11.40 – 11.50 11.50 – 12.00 12.00 – 12.10 12.10 – 12.20
Middagprogramma PIJN BIJ KINDEREN 14.00 – 14.05
Opening middagprogramma door middagvoorzitter Mw. Marlou Essink Introductie casus.
14.05 – 14.45
Dhr. Prof. dr. Dick Tibboel, Kinderarts afd. kinderheelkunde Sophia / AZR Fysiologie en moderne inzichten rondom pijn
14.45 – 15.15
Mw. Dr. Monique van Dijk, Psycholoog / onderzoeker afd. kinderheelkunde Sophia / AZR. Het beoordelen van pijn bij kinderen. THEEPAUZE
15.15 – 15.45 15.45 – 16.30
16.30 – 16.45 16.45 – 17.00
Dhr. Prof. dr. Boudewijn van Houdenhove, Neuropsycholoog, Hoogleraar medische en gezondheidspsychologie. Kliniekhoofd Psychosomatische Revalidatie AZ / KU-Leuven. Pijn een complex verschijnsel, ook bij kinderen Paneldiscussie Sluiting van congres door mw. Betty van Goor-Dijkstra.
juli 2001, nr. 31/32
Voorlopig programma NVFK Najaarsvergadering 3 november 2001
17
18
Kinderfysiotherapie | Tijdschrift van de NVFK
Kinderagenda
Boekbespreking
juli 2001, nr. 31/32
Kinderfysiotherapie Sonja Meessen-Lenzen, kinderfysiotherapeut, Groningen
• Van 27-30 september 2001 organiseert de Pedriatic Rheumatolgy European Society (PRES) het 8e congres. Plaats: Conferentiecetrum “Woudschoten”, Zeist Inlichtingen: Congress Care, fax 073-6901417, e-mail:
[email protected] of www.pres-2001.com • Op 10 oktober 2001 wordt het symposium “Dyspraxie bij kinderen” georganiseerd. Plaats: Congresgebouw de Reehorst, Ede Kosten: ƒ 265,00 Inlichtingen: Nico Oskam, tel/fax 020-6122158, email:
[email protected] • Van 11-13 oktober 2001 wordt de 13e jaarlijkse bijeenkomst van de European Academy of Childhood Disabilty (EACD) gehouden. Plaats: Göteborg, Zweden Inlichtingen: Leila de Groot, fax 020-4448509, email:
[email protected] • Op vrijdag 2 en zaterdag 3 november 2001 wordt het Najaarscongres van KNGF gehouden. Binnen het congres heeft de NVFK haar eigen congres met als titel “Pijn bij kinderen”. Plaats: Congresgebouw in Den Haag. Inlichtingen: bureau KNGF en via de mailingen aan alle leden en geregistreerden.
Redactie: Ron van Empelen, Ria Nijhuis-van der Sanden, Annelies Hartman. Uitgever: Elsevier gezondheidszorg, Maarsen 2000, ISBN 90 352 22717, Aantal pagina's: 592, prijs ƒ 175,00.
D
e redactie heeft een boek willen samenstellen dat een leidraad is bij de opleiding van kinderfysiotherapeuten; als studieboek maar ook als naslagwerk met zowel theoretische als praktische informatie. Naast theoretische fundamenten wordt ingegaan op wetenschappelijke theorieën die het handelen onderbouwen en richting geven aan het methodisch onderzoeken en behandelen van het kind. Het boek beschrijft de huidige visie en werkwijze die kinderfysiotherapeuten hanteren. De problemen in het bewegend functioneren van het kind zijn vaak het gevolg van een medische aandoening, maar kunnen ook samenhangen met ontwikkelingsproblemen op het gebied van cognitie, taal, sociale interactie of met omgevingsgebonden factoren. In de inhoudsopgave komen de vele aspecten die het vak kinderfysiotherapie raken terug. Zoals: werkwijze binnen de kinderfysiotherapie, theorieën over motorische ontwikkeling, motorisch handelen vanuit het perspectief van een actiemodel, groei en ontwikkeling, pedagogisch didactisch perspectief in de kinderfysiotherapie, kinesiologische aspecten van groei en ontwikkeling, meetinstrumenten voor motorische groei en ontwikkeling van kinderen, aandoeningsgebonden motorische ontwikkelingsprofielen, oefenmethoden in de kinderfysiotherapie, neonatologie, kinderfysiotherapie bij cardiopul-
monale problemen, kinderreumatologie, (auto-) immuunstoornissen op kinderleeftijd, kinderorthopedie, traumatologie, centraal neurologische aandoeningen, perifeer neurologische aandoeningen, neuromusculaiere aandoeningen en metabole myopathieën, visuele stoornissen en visuele beperkingen, gedrags- en ontwikkelingsproblemen, somatoforme aandoeningen bij kinderen, motorische schrijfproblemen, continentietraining, kinderoncologie. De titels van de 23 hoofdstukken zijn goede omschrijvingen van de inhoud. De opbouw van de hoofdstukken is overzichtelijk. Zowel therorie als praktijk wordt geïllustreerd met een groot aantal schema's, foto's en tabellen. De tabellen zijn goed te interpreteren. Casuïstiek wordt meestal herkenbaar weergegeven egen een grijze achtergrond. De inleiding, de historische overzichten en de vergelijkende stappen tussen theoretische modellen, dragen bij aan de verheldering. Een aantal medische disciplines komen in aparte capita aan bod. In de paramedische disciplines wordt kennis en leerstof uit andere vakgebieden geïntegreerd en vaak uitgebreid gerefereerd. De informatie over methoden en classificaties zijn in de praktijk goed te implementeren. Aan het eind van ieder hoofdstuk is een literatuurlijst in citatievolgorde. Waar nodig zijn adressenlijsten toegevoegd. Het register bevat vele trefwoorden. Het boek geeft een ruim overzicht van visies en standpunten. Het is een prettig studieboek en naslagwerk. Er is hiermee een kader geschapen waarin specialisten in de toekomst uiting kunnen geven aan verdere professionalisering van het vak.