Juni 2008
Vakblad voor de stedelijke praktijk
RED DE MANTELZORGER! Veel onduidelijkheid rond de Wmo, pagina 8
Gouda maakt werk van werk, pagina 13 De mooiste plek om te integreren, pagina 16
Master of Strategic Urban Studies 2008-2010 (vanaf september 2008) Voorlichtingsdag woensdag april, 16 verstedelijkte tot 17.30 uur Nederland is het 9meest gebied
in Europa. Een succesvolle aanpak van actuele stedelijke uitdagingen stelt hoge eisen aan het kennis- en competentieniveau van stedelijke professionals.
bent u zo’n professional?
• Wilt u uitdagende en complexe stedelijke vraagstukken het hoofd bieden? • Wilt u vooruit lopen en dominante stedelijke trends adequaat vertalen naar praktisch beleid? • Wilt u uw visie aanscherpen, over up-to-date kennis beschikken en ‘spelen’ met verschillende internationale stedelijke scenario’s en praktijken?
• Tweejarige deeltijdopleiding Master of Strategic urban Studies i.s.m. nSOB (start september 2008) • Masterclass Ondernemerschap in de wijk (september 2008) • Leertraject Wijkontwikkeling op maat: aanpak van wijkproblemen via snelkookpansessies (september en november 2008) • Masterclass Stratego: het spel tussen de verschil-
lende bestuurslagen ( juni en oktober 2008)
Kijk op www.nicis.nl voor het actuele aanbod van de nicis Academy of bel Miriam Voets: 070 3494395
Inhoud
8
8 Red de mantelzorger! Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn gemeenten verplicht mantelzorgers waar mogelijk ondersteunen. Dat is nog niet gemakkelijk. Een medewerker van een zorgloket: “Ik zou als mantelzorger zelf niet eens weten bij welk deurtje ik me moet melden.” Wat kunnen gemeenten doen voor een beter verloop?
14 Nederland moet af van de groeigedachte Veel Nederlandse gemeenten krimpen. Maar weinig gemeenten gaan daar op de juiste manier mee om. We moeten af van de groeigedachte.
16 Een mooie plek om te integreren
14
Guido Walraven is mede-oprichter van het Kenniscentrum Gemengde Scholen. “We zijn er nog niet met de gemengde school. Terwijl die gemengde school dé plek is waar succesvolle integratie kan ontstaan.”
En verder 4 City News binnenland 6 City News internationaal 12 Victors verbazing 20 Observaties van een globalist 21 Stadsloket 22 Agenda 23 Schrijer
Nummertjes trekken Mantelzorger kun je zomaar ineens zijn. Zonder dat je het eigenlijk in de gaten had. Omdat het vaak sluipenderwijs gaat: eerst wordt je schoonmoeder wat vergeetachtig, dan ineens heet het Alzheimer en telkens wordt ze iets meer afhankelijk – zo ging het in elk geval bij ons in de familie. We doen wat we kunnen: coachten haar eerst telefonisch met medicijnen, vroegen toen thuiszorg aan en helpen haar nu met de verhuizing naar een verzorgingshuis. Maar mantelzorger? We zijn toch haar kinderen?
I
k geloof ook niet dat wij ooit bij een loket van de gemeente hebben gestaan met vragen over mijn schoonmoeder, en hoe wij haar met middelen kunnen bijstaan. Hebben we ook weinig behoefte aan. We hebben het al druk genoeg met Tafeltje Dekje, dagbehandeling, thuiszorg, weekendthuiszorg, geriater, maatschappelijk werker, spv'er, huisarts en administratie. En toch is de gemeente uitdrukkelijk medeverantwoordelijk. Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning namen gemeenten de taak op zich om mantelzorgers te begeleiden in hun vragen omtrent voorzieningen en middelen. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig. In dit City Journal lezen we hoeveel moeite het gemeenten kost om mantelzorgers te bereiken. Andersom lopen mantelzorgers tegen grote problemen aan bij het aanvragen van voorzieningen – als ze al weten dat ze daar recht op hebben. Wat nodig is zijn ingrepen om de Wmo voor iedereen, gemeenten én mantelzorgers, doorzichtiger te maken. In dit City Journal een aantal aanbevelingen daartoe. Wie weet wordt het voor ons en mijn schoonmoeder dan ooit nog nummertjes trekken op het stadhuis.
Nienke Ledegang, hoofdredacteur
Colofon City Journal, vaktijdschrift voor de stedelijke praktijk, is een uitgave van Nicis Institute. City Journal richt zich op beslissers, beleidsmakers en uitvoerders op het gebied van grootstedelijke problematiek. Citeren uit City Journal is uitsluitend toegestaan met bronvermelding. Hoofdredactie Nienke Ledegang Eindredactie Josine Boven Redactieadres Postbus 90750 2509 LT Den Haag
[email protected] 070 3440 966 Vormgeving Kruit Communicatie en Vormgeving in gebruik, www.kruit.nl. OPMAAK Tim Lips. Aan dit nummer werkten mee Raffaël Argiolu, Josine Boven, Coen Geerdes, Mario Jacobs, Benjamin Kikkert, Peter Klomp, Nienke Ledegang, Bart Nijhof, Chris Pennarts, Judith Prins, Dominic Schrijer Druk Senz grafische media bv Omslagfoto Chris Pennarts Oplage 6.000 Abonneren Een abonnement is aan te vragen via de website www.cityjournal.nl. Geïnteresseerden die niet werkzaam zijn in de stedelijke praktijk betalen 130 euro per jaar.
City Journal juni 2008
3
CITY NEWS BINNENLAND Onder redactie van Raffael Argiolu
P rostitutiebeleid vraagt om een vernieuwde en vernieuwende kijk Nederland moet openstaan voor culturele of religieuze uitingen van expats Ombudsman: De relatie tussen overheid en burger verhardt Preventieve maatregelen helpen misdaadcijfers omlaag
Prostitutiebeleid vraagt om innovatieve oplossingen Het formuleren van prostitutiebeleid is voor veel gemeenten geen eenvoudige opgave. Dat het onderwerp veelal bepaald wordt door morele en gevoelsmatige standpunten, maakt het tot een beleidsterrein dat voor veel discussie zorgt. Innovatie is nodig, stelt Hendrik Wagenaar, associate professor aan de faculteit bestuurskunde van de Universiteit Leiden.
W
einig stadsbewoners zitten te wachten op prostitutie en de criminele activiteiten die daar vaak mee gepaard gaan. Maar zit men dan wel te wachten op gereguleerde bordelen waar frisgewassen en vrolijke vrouwen (en ook steeds vaker mannen…) hun klanten opwachten? Kunnen prostituees überhaupt gelukkig zijn met hun beroep? Of zijn het altijd mensen die het slachtoffer zijn geworden van brute uitbuiters?
De Amsterdamse Wallen worden vandaag de dag geleidelijk omgevormd tot een hippe modewijk, terwijl het Antwerpse Schipperskwartier steeds meer bekendstaat om zijn ‘upscale’ prostitutie in de vorm van het megabordeel ‘Villa Tinto’. In beide steden is het de bedoeling dat prostitutie zo beter gereguleerd wordt. Maar is dit ook het effect? Steeds meer prostitutieactiviteiten lijken zich naar het internet te verplaatsen. Voor veel prostituees is het (financieel) namelijk veel interessanter om hun diensten via de elektronische weg aan te bieden. En mochten de klanten op de vele websites die gewijd zijn aan escortservices nog niet aan hun trekken komen, dan is de weg naar Polen, Roemenië of Bulgarije snel afgelegd. Prostitutiebeleid vereist dus meer dan ooit een vernieuwde én vernieuwende kijk. Wat voor beleid heeft nu echt effect? En wat voor effect moet beleid eigenlijk bereiken? "Prostitutie is een eeuwenoud fenomeen, maar vraagt in onze huidige samenleving om innovatieve oplossingen", aldus Hendrik Wagenaar. Meer weten? Lees het interview met Hendrik Wagenaar op www.eukn.org
Prostitutiebeleid is achterhaald
4 City Journal juni 2008
“ Neem cultuurverschillen serieus bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven” Een aantal hoofdkantoren van grote bedrijven dreigt de komende jaren de Randstad te verlaten. Dit voorspelt de Boston Consultancy Group. Wat kunnen beleidsmakers in de steden doen om nieuwe bedrijven, uit bijvoorbeeld China en India, aan te trekken? Kai van Hasselt, directeur van Shinsekai Analysis, adviespraktijk voor stedelijke strategie, geeft hier zijn visie op.
“Neem vooral cultuur serieus” is zijn centrale boodschap. “
A
ls je graag een Chinees hoofdkantoor naar Amsterdam wilt halen, dan red je het niet met alleen een A-locatie. Je moet bereid zijn een breed voorzieningenpakket aan te bieden dat past bij de Chinese cultuur. Voor een grote groep Chinezen is het bijvoorbeeld erg belangrijk dat het kantoor, hun huis of omgeving volgens Feng Shui-principes is ingericht. Daar moet in Nederland dan ook de ruimte voor zijn.” Het locatiekeuzeproces van bedrijven hangt af van vele factoren. Ook factoren waar beleidsmakers helemaal geen invloed op hebben. “De Amsterdamse Zuidas heeft problemen met het aantrekken van bedrijven. Dat schijnt te komen doordat buitenlandse bedrijven het niet veilig vinden om in de Randstad te gaan zitten omdat het beneden de zeespiegel ligt. En dat is een direct gevolg van de film van Al Gore.” Volgens Kai van Hasselt focussen beleidsmakers te weinig op dit soort aspecten. Hij geeft drie voorbeelden van culturele zaken waarop beleidsmakers kunnen inzetten om buitenlandse bedrijven aan te trekken. In de eerste plaats moeten zij zich meer verdiepen in de vraag waarom buitenlandse bedrijven kiezen voor bepaalde kantoorlocaties. “Japanners zijn op een gegeven moment in Europa komen kijken naar plekken waar ze zich konden vestigen. Een van de locaties die ze uitkozen was Amstelveen. Als beleidsmaker moet je uitzoeken waarom Amstelveen nou zo aantrekkelijk is. Je zult zien dat de verklaring ligt in een aantal cultuuraspecten.” Verder zou een positieve boodschap naar de opkomende BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) bedrijven uit die
CITY NEWS BINNENLAND
relatie met de burger. Dit moet zij op drie aspecten doen. In de eerste plaats op het persoonlijke vlak. De overheid moet ruimte maken voor persoonlijk contact tussen de overheid en de burger. Dit kan bijvoorbeeld door bij overheidsinstanties burgers snel en persoonlijk te woord te staan wanneer ze bellen met vragen. Een behulpzame instelling is hierbij cruciaal. Investeer in voorzieningen voor Chinezen landen aan kunnen trekken. “Rotterdam zou bijvoorbeeld in de Middellandstraat het eerste BRIC-district kunnen oprichten waar producten en diensten uit Brazilië, Rusland, India en China te krijgen zijn. Met een officieel BRIC-disctrict in het centrum van de stad toon je respect voor deze opkomende landen.” Tot slot benadrukt hij dat Nederland moet openstaan voor culturele of religieuze uitingen van expats die in Nederland komen wonen. “Als Nederland bedrijven uit andere landen zoals India en China wil aantrekken moet er ook ruimte gemaakt worden voor de voorzieningen waar alleen zij prijs op stellen. Zoals een Chinese school, een boeddhistische of hindoeïstische tempel of een Feng Shui Hotel.”
Ten tweede zou de overheid moeten investeren in behoorlijkheid. Burgers willen dat de overheid hen serieus neemt, ze willen begrijpen wat de overheid besluit en ze verwachten dat de overheid hen fatsoenlijk behandelt. Een behoorlijke behandeling draagt ook bij aan een betere aanvaarding van de besluiten die de overheid neemt. Tot slot loont het de overheid te investeren in participatie. De overheid zou burgers meer moeten betrekken bij de besluitvorming om zo beter gebruik te maken van hun kennis en praktijkervaringen bij het vormgeven van beleid. Het gevoel van burgers dat er buiten hen om beslissingen worden genomen ervaren ze als zeer frustrerend.
‘Overheid moet investeren in relatie met burger’ Burgers vinden dat de overheid hen serieuzer moet nemen. Dat blijkt uit de duizenden klachten die in 2007 bij de Nationale Ombudsman binnenkwamen. Het loont voor de overheid de moeite om in de relatie met de burger te investeren, stelt de ombudsman.
Cijfers gewone misdaad in westerse landen nemen af De misdaadcijfers voor ‘gewone’ misdaden als diefstal, inbraak, beroving en geweldsdelicten zijn de afgelopen tien jaar in bijna alle geïndustrialiseerde landen afgenomen. Dat blijkt uit het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) en onderzoeksinstituut INTERVICT.
D
O
e verhouding tussen de burger en de overheid staat centraal in het verslag 'Burgerschap verzilverd' dat ombudsman Alex Brenninkmeijer schreef. Hierin waarschuwt hij voor een verharding van de relatie tussen deze twee. Volgens de ombudsman is het gedrag van de overheid de voornaamste oorzaak van deze verharding. Lange wachttijden bij telefonische diensten, een onpersoonlijke benadering van overheidsinstellingen en onbegrijpelijke teksten over overheidsbesluiten en diensten frustreren de burgers. In het verslag stelt de ombudsman dat het de overheid loont om te investeren in de
ok vermindert de angst voor misdaad en zijn burgers meer tevreden over de lokale aanpak van de politie. Dit is deels te danken aan het gebruik van preventieve maatregelen tegen inbraak zoals elektronische alarmsystemen en hoogwaardige sloten en deels aan het integrale veiligheidsbeleid dat landen als Nederland voeren. Helaas is er wel sprake van de ontwikkeling van andere vormen van misdaad, waarvoor nog nauwelijks een passende aanpak is gevonden. Misdaadcijfers van dertig verschillende landen en drieëndertig steden laten zien dat nieuwe soorten criminaliteit steeds vaker
voorkomen. De onderzoekers voorspellen dat internetcriminaliteit, cybercrime en fraude met creditcards tot de meest voorkomende typen delicten gaan behoren. Een ander type geweldsmisdrijf dat in Europa vaker voorkomt zijn haatmisdrijven tegen immigranten. Overheden, bedrijven en organisaties hebben helaas onvoldoende aanknopingspunten voor mogelijke beleidslijnen om met dit etnische geweld om te gaan. Ook is het formuleren van een effectieve aanpak voor internetcriminaliteit gecompliceerd omdat wetenschappelijk onderzoek naar deze criminaliteitsvorm zich in een vroeg stadium bevindt. Het WODC heeft wel onlangs een beschrijvende studie uitgebracht over de eigenschappen van hightech crime. Het is een grote uitdaging voor de westerse landen om voor deze nieuwe vormen van criminaliteit net zo’n passende aanpak te vinden als voor de ‘gewone’ misdaden. Het rapport ‘Criminal Victimisation in International Perspective’ is te downloaden op www.wodc.nl
Slachtofferschap van tien misdaden in 28 landen en steden 2003/2004 (in percentages) Gemiddeld Ierland (Dublin)* Engeland & Wales (London)* IJsland (Reykjavik) Noord Ierland (Belfast) Estonia (Tallinn) Nederland (Amsterdam)* Denemarken (Kopenhagen)* Zwitserland (Zurich) Verenigde Staten (New York) België (Brussel)* Australië (Sydney) Canada Zweden (Stockholm)* Noorwegen (Oslo) Polen (Warschau) Schotland (Edinburgh) Duitsland (Berlijn)* Frankrijk (Parijs)* Italië (Rome)* Griekenland (Athene)* France (Paris)* Turkije (Istanboel) Oostenrijk (Wenen)* Portugal (Lissabon)* Hongarije (Boedapest)* Japan Spanje (Madrid)* SAR China (Hong Kong)
Belangrijkste Stad Land
Gemiddeld Cambodja (Phnom Penh) Mozambique (Maputo) Argentinië (Buenos Aires) Zuid Afrika (Johannesburg) Brazilië (Sao Paulo) Brazilië (Rio de Janeiro) 0
10
20
30
40
50
Bron: ICVS en EU ICS*
City Journal juni 2008
5
CITY NEWS INTERNATIONAAL Onder redactie van Bart Nijhof
Berlijn loopt het risico op buurtniveau uiteen te vallen Nederlandse steden en provincies stellen Europese prioriteiten vast Is het immigratiebeleid in de VS echt zo effectief?
Thomas Knorr-Siedow
Berlijn vaart een op de wijk gerichte koers Quartiersmanagement is de nieuwste trend in Berlijn: beleid dat specifiek op de wijk en buurt is gericht. Beleidsmaker Thomas Knorr-Siedow: “Quartiersmanagement is er in veel wijken wel in geslaagd om de negatieve spiraal te doorbreken.”
B
erlijn is een stad met twee gezichten. Het is een mondaine stad, regeringscentrum, hip, jong en in opkomst. Maar Berlijn is ook een arme stad, met hoge werkloosheid en grote concentraties sociaaleconomische achterstand, geïsoleerd in oude wijken. Per wijk, soms per straat zelfs, laat de stad een ander gezicht zien. Met specifiek op deze wijken en buurten gericht beleid – Quartiersmanagement – gaan de inwoners van Berlijn de tweedeling te lijf. Het Berlijn van na de eenwording heeft zich sterk in twee tegengestelde richtingen ontwikkeld. Thomas Knorr-Siedow van het 6 City Journal juni 2008
bij Berlijn gevestigde Institut für Regionalentwicklung und Strukturplanung (IRS) legt uit: “Aan de ene kant heeft de stad haar nieuwe rol als hoofdstad met een moderne, op kennis gebaseerde economie omarmd. Dit heeft geleid tot een flinke toename van de welvaart voor grote groepen Berlijners die werkzaam zijn in de dienstensector. Tegelijkertijd zijn er in de industrie honderdduizenden banen voor lageropgeleiden verdwenen. Terwijl sommige wijken zich ontwikkelen tot yuppenparadijzen, verzamelen andere wijken de achterblijvers. Berlijn loopt het risico op buurtniveau uiteen te vallen. Daar waar werkloosheid, lage opleiding, migratie en vergrijzing samenkomen, wordt de stad onleefbaar.” Berlijn is ‘arm, maar sexy’, aldus burgemeester Klaus Wowereit. Voor fysieke investeringen ontbreekt het Berlijn aan de benodigde middelen. Uiteindelijk heeft de stadsoverheid in 33 gebieden buurtmanagement geïntroduceerd, vaak als alternatief voor grootschalige fysieke ingrepen in het woningbestand. Met name de publieke infrastructuur wordt aangepakt. Denk hierbij aan scholen, wijkcentra, parken en pleinen. Quartiersmanagement kenmerkt zich door bewonersparticipatie, samenwerking tussen bestuurslagen en verschillende jurisdicties en publiek-private partnerschappen. Het verbeteren van de communicatie tussen betrokken organisaties neemt een centrale plaats in. Daarnaast wordt er werk gemaakt van het poolen van middelen van verschillende betrokken departementen voor het bestrijden van problemen in achterstandswijken. De belangrijkste instrumenten zijn het organiseren van samenwerking, het verbinden van verschillende sociale groepen en het trainen van mensen om te leren met beperkte middelen toch de gestelde doelen te bereiken.
Burgers worden steeds actiever betrokken bij ingrepen in de wijk. Knorr-Siedow: “Het uitnodigen van burgers voor informatieavonden is nu standaardpraktijk. Maar nog belangrijker zijn de initiatieven waarbij burgers zélf mogen beslissen over investeringen. In elk buurtmanagementgebied zijn extra fondsen beschikbaar voor lokale projecten. Het gaat hier om kleine budgetten van gemiddeld 20.000 euro voor additionele fysieke ingrepen, en extra onderwijs en cultuur. De beslissingen worden genomen door zogenoemde buurtjury’s waarin de bewoners de meerderheid vormen.” Op deze wijze worden de bewoners concreet betrokken bij beslissingen over de buurt. “In het begin waren de verwachtingen van wat Quartiersmanagement teweeg kan brengen te hoog. Hoge werkloosheid kun je niet oplossen met uitsluitend lokaal beleid. Quartiersmanagement is er in veel wijken wel in geslaagd om de negatieve spiraal te doorbreken en een positieve wijkontwikkeling in gang te zetten. Het ‘ontwikkelingsklimaat’ is verbeterd. Op het niveau van het individu is Quartiersmanagement voor velen een succesverhaal. Denk aan de moslimvrouw die na een taaltraining nu maatschappelijk actief is, of de lageropgeleide jongere die na een beroepstraining werk heeft gevonden in het onderhoud van publieke gebouwen of de alleenstaande moeder die door buurtkinderopvang weer aan het werk is. Quartiersmanagement werkt. Maar niet zonder het voortdurende commitment van politiek en bestuur. Zij moeten zeggenschap durven en willen loslaten en toevertrouwen aan lagere bestuursniveaus en burgers.” Meer weten? Meer informatie over Quartiersmanagement vindt u op: www.quartiersmanagement-berlin.de
CITY NEWS INTERNATIONAAL
Steden: Europa moet inzetten op klimaat en energie Op verzoek van de Europese Commissie zetten de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hun ideeën over wat Europa voor hen kan betekenen op papier. Klimaat en energie staan op nummer één.
W
at kan ‘Europa’ betekenen voor lokale overheden? In 2013 loopt de huidige zesjarige budgetperiode van de EU af. De Europese Commissie is nu begonnen met het schrijven van de plannen voor de opvolgende periode. Om het nodige draagvlak te creëren heeft de Commissie alle betrokkenen uitgenodigd hun ideeën op papier te zetten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben aan de uitnodiging gehoor gegeven en in een position paper opgeschreven wat in hun ogen Europese prioriteiten zijn. De paper ‘De Europese Unie ná 2013’ noemt zeven thema’s waarop de EU een actieve rol moet spelen. Klimaat en energie staan op nummer één. Andere belangrijke thema’s volgens de VNG en IPO zijn onder andere de kenniseconomie, cohesie, demografische ontwikkelingen en veiligheid. De
huidige meerjarige budgetperiode loopt van 2006 tot 2013. De volgende meerjarige budgetperiode van de EU zal zoals gewoonlijk ook vijf tot zeven jaar beslaan. Meer weten? Meer informatie over de position paper is te vinden op de VNG website: www.vng.nl
Een kijkje in de integratie-keuken van Los Angeles Een nieuw rapport van het Amerikaanse instituut voor immigratiebeleid geeft een goed kijkje in de keuken van het fameuze Amerikaanse beleid voor immigratie en integratie.
D
e Verenigde Staten is het archetypische immigratieland. In de VS is Los Angeles, sterker nog dan New York, dé immigrantenstad. Niet gek, als je bedenkt dat één op de drie van de Angelenos niet in de VS geboren is. De stad wordt dan ook gezien als een laboratorium voor Amerikaans integratiebeleid. Het Migration Policy Institute heeft een uitgebreid rapport gepubliceerd over integratie in Los Angeles. Het geeft een goede doorkijk in het Amerikaanse immigratie- en integratiedebat. Is het beleid in de VS echt zo effectief?
als vanzelf integreren. Participatie op de arbeidsmarkt is een van de sterkste motoren achter integratie. Door het ontbreken van een genereus sociaal stelsel worden immigranten in de VS sterk gestimuleerd om te werken. Maatschappelijke opvang vindt met name plaats in de eigen gemeenschap. Dit systeem heeft tot op heden naar behoren gefunctioneerd. Toch gaan er nu ook in de VS stemmen op voor een actiever integratiebeleid. De meeste immigranten – ongeacht het opleidingsniveau – komen terecht in banen voor lageropgeleiden. 46 procent van de beroepsbevolking van Los Angeles is niet in de VS geboren, en verwacht wordt dat dit zal toenemen. Met de aankomende vergrijzing is dit een groot probleem. Integratieprojecten in de stad richten zich dan ook met name op het verbeteren van de kwalificaties van immigranten. Of dit succesvol is? Lees het rapport en oordeel zelf. Meer weten? Het rapport ‘Los Angeles on the Leading Edge’ kan worden gedownload op: www.eukn.org
Anders dan in Nederland, wordt er in de VS vaak van uitgegaan dat immigranten
Europa moet inzetten op klimaat en energie
City Journal juni 2008
7
Wet maatschappelijke ondersteuning
Onderzoek
Red de mantelzorger! Gemeenten moeten mantelzorger ondersteunen Regels omtrent de Wmo zijn onduidelijk, voor mantelzorgers én gemeenten Mantelzorgers hebben baat bij erkenning, ook van de gemeente
Voor mantelzorg kies je niet, dat overkomt je. Een partner die plotseling ziek wordt, een hulpbehoevende buurvrouw die thuis wil blijven wonen, een gehandicapt kind. Met de invoering van de Wmo op 1 januari 2007 staan mantelzorgers meer en meer in de belangstelling. Gemeenten hebben de taak om mantelzorg te ondersteunen, vrijwilligerswerk te bevorderen en een deel van de thuiszorg, namelijk de huishoudelijke hulp te regelen. Uit onderzoek blijkt dat er nog veel onduidelijkheid is over de Wmo.
M
antelzorgers lopen tegen een muur van regelgeving aan en binnen gemeenten zelf weet men ook niet altijd wat de regels nu precies zijn. Twee recent gepubliceerde onderzoeksrapporten geven inzicht in de drijfveren van mantelzorgers en in de samenwerkingsverbanden tussen mantelzorgers, vrijwilligers, professionals en cliënten. Conclusie: er is veel wantrouwen van de mantelzorger jegens de overheid. Wat moet er beter en hoe? Wat bezielt de mantelzorger?, vragen onderzoekers Ger Palmboom en Jeannette Pols zich af. Het antwoord is eigenlijk simpel. Er is geen keus, mantelzorg doe je gewoon. Het hoort bij het leven en bijna iedereen krijgt er vroeg of laat mee te maken. De cijfers over het aantal mantelzorgers in Nederland lopen uiteen van tussen de 1 en 2,4 miljoen, afhankelijk van de definitie. Het Sociaal en Cultureel Planbureau gaat uit van 2,4 miljoen mantelzorgers. Landelijk combineren ongeveer 1 miljoen mensen werk met een jarenlange intensieve zorg voor een partner, ouder of kind met een chronische ziekte of handicap. Het SCP 8 City Journal juni 2008
concludeert bovendien dat 80 procent van de mantelzorgers het geven van zorg zo vanzelfsprekend vindt, dat ze zich niet realiseren dat ze mantelzorger zijn. Het onderzoek van Palmboom en Pols bevestigt dat: “Mijn broer zei op een gegeven moment: we kunnen ook mantelzorg inschakelen. En toen zaten we op internet te kijken en toen dachten we: Nee, dat zijn we al”, zo vertelt een mantelzorger.
Wmo werkt voor hogeropgeleiden Palmboom en Pols zeggen: “Ondersteuning van mantelzorgers door anderen betekent dat je het mantelzorgers mogelijk en/of lichter maakt om te blijven zorgen voor de naaste. Dit speelt op beleidsniveau, bij professionals in de zorg, in het eigen sociale netwerk en in de relatie met de individuele hulpbehoevende die door de mantelzorger verzorgd wordt.” Mensen die de weg in het woud der regelgeving wel goed kunnen vinden, hebben daar dan ook direct veel voordeel bij. Evelien Tonkens, hoogleraar Actief Burgerschap bij de UvA, concludeert in haar onderzoek over de samenwerking tussen mantelzorgers, vrijwilligers, professionals en cliënten dat de Wmo vooral werkt voor mensen die goed ingevoerd zijn, over het algemeen hoger opgeleide autochtonen. Tonkens ontdekte samen met onderzoekers Jennifer van den Broeke en Marc Hoijtink vijf soorten netwerken waarin mantelzorgers zich bevinden: Gemengde netwerken, waar de zorg redelijk verdeeld is tussen mantelzorgers, professionals en eventueel aanwezige vrijwilligers. Er is een centrale persoon – hetzij een mantelzorger, hetzij de cliënt – die de regie heeft.
Familienetwerken, hier heerst het motto: ‘Wij zorgen voor elkaar.’ Alleen als het niet meer gaat worden professionals ingeschakeld. Professionele netwerken, er is een duidelijke taakverdeling tussen mantelzorgers enerzijds en professionals anderzijds. Professionals verrichten andere taken dan mantelzorgers. Geïsoleerde spilzorgnetwerken; deze netwerken waren in een eerdere fase vaak familienetwerken; maar deze is erg sterk op een enkel familielid gaan rusten waardoor de spilzorger samen met de cliënt in een steeds groter isolement is geraakt. De geïsoleerde spilzorger “Het gaat nu goed, maar als het straks weer mis gaat… dan weet ik niet waar ik het moet zoeken.” Anda Korver (70) zorgt sinds 1999 voor haar man, die van ziekte in ziekte terechtkwam. Zijn nieren functioneren niet meer en hij leed aan drie verschillende soorten kanker. In de zorg staat zij alleen. “Dat is tot nu toe steeds goed gegaan.” Steun vanuit de overheid heeft zij niet ervaren. “Ik ben teleurgesteld. Ik heb één keer een Persoons Gebonden Budget aangevraagd en ook toegewezen gekregen, toen veranderde er iets, nota bene in mijn situatie en werd het zomaar gestopt. Je zegt alleen maar: ik wil u even vertellen dat er iets veranderd is en de hele toezegging wordt van tafel geveegd. En er was geen speld meer tussen te krijgen. Alles gaat telefonisch, dat is ook heel lastig. Maar ze komen er niet even voor langs. Hoe kan je nou op basis van een telefoontje iets beoordelen?”
Teleurgestelde spilzorgnetwerken; Hierin is er sprake van één spilzorger die veel zorg op zich neemt. Zonder uitzondering ervaart deze de zorg als zwaar. Er is professionele zorg, maar de spilzorger is teleurgesteld in de samenwerking met de professionals en instellingen. De laatste twee netwerken zijn problematisch, omdat de spilzorgers of overbelast zijn, of een groot risico hebben overbelast te raken. Voor beleidsmakers op zowel nationaal, lokaal als instellingsniveau geldt volgens de onderzoekers de opdracht om deze spilzorgnetwerken te signaleren en om te buigen tot één van de drie andere netwerken. Erkenning van de taken van de mantelzorger is in dit geval het belangrijkste uitgangspunt. De overheid moet ook zorgzamer worden voor de kwetsbare groepen. In geïsoleerde spilzorgnetwerken vinden de onderzoekers vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, en autochtone mannen die zorgen voor hun partner. Het blijkt dat mannen achterblijven in de zorg voor anderen. Emancipatiebeleid zoals dat dertig jaar geleden door de overheid is begonnen rond de zorg voor kinderen en het huishouden, kan een oplossing bieden. Wanneer de zorg meer gedeeld wordt tussen mannen en vrouwen zou dat verlichting kunnen brengen. Mannelijke geïsoleerde spilzorgers kunnen vaker hun (kop)-zorgen uitspreken wanneer mannelijke mantelzorgers meer geaccepteerd zijn. Bij de lokale overheden zouden er campagnes en discussies georganiseerd kunnen worden. Daarnaast moet het een aandachtspunt zijn bij het Wmo-loket en bij het ondersteuningsaanbod van de steunpunten mantelzorg. Een van de andere voorstellen die de onderzoekers doen is om de teleurgestelde spilzorgers uit te nodigen
“Erkenning is voor de mantelzorger heel belangrijk”
om hun scherpe maar niet onredelijke kritiek te uiten en er iets mee te doen. Dit kan zowel het beleid als de tevredenheid van de spilzorgers positief beïnvloeden.
Weerkaatst plezier De onderzoekers introduceren de term ‘weerkaatst plezier’. Hiermee bedoelen zij het plezier en de voldoening die gehaald worden uit het feit dat je een ander plezier en voldoening schenkt. Want ondanks de grote kans op overbelasting, bepleiten de onderzoekers: Mantelzorg is niet alleen een last. Ook in vrijwilligerswerk en professionele zorg kan het onder de juiste voorwaarden een bron van voldoening, zingeving en plezier zijn. Een belangrijke voorwaarde is: goede afstemming en samenwerking tussen vrijwilligers, mantelzorgers, professionele zorgverleners en cliënten.
Erkenning van het werk dat de mantelzorger doet is belangrijk voor hem of haar. “Ik vind het soms wel moeilijk dat mijn ouders mijn hulp zo vanzelfsprekend vinden”, zegt een 38-jarige mantelzorgster. “Mijn moeder heeft altijd voor haar ouders gezorgd. Nu vindt ze het niet meer dan normaal dat ik help met het verzorgen van mijn vader, die door zijn ziekte niets meer zelf kan. Ik wil dat ook wel, ik doe het zelfs graag, maar ik heb ook mijn eigen gezin en ik werk fulltime om mijn kinderen én mijn ouders te onderhouden. Soms wou ik dat mijn moeder inzag hoeveel ik eigenlijk voor haar doe.” Mantelzorgers hebben vaak het gevoel dat ze in de steek worden gelaten. Ze stuiten op onbegrip in hun vriendenkring. “Moet je nu alweer naar je vader toe? Je kan toch wel een keertje overslaan. Denk toch eens aan City Journal juni 2008
9
De kans op overbelasting bij mantelzorgers is groot
jezelf”, zijn opmerkingen die veel mantelzorgers te horen krijgen. Ook werkgevers werken vaak niet mee, waardoor de mantelzorger zich in het nauw gedreven voelt. Ten opzichte van zorgprofessionals ervaren zij een machtsongelijkheid. Belangrijk voor de mantelzorger is het gevoel serieus te worden genomen, als partner in of regisseur van de zorg. Mantelzorgers vinden het erg lastig om de juiste weg te vinden in het woud van wetten en regelgeving. Zaken die allemaal afleiden van waar het eigenlijk om gaat: zorg voor een naaste. Erkenning hoeft niet alleen van de directe omgeving te komen. Ook gemeenten kunnen een rol spelen. Zoals in het geval van Theo die zorgt voor zijn partner. Hij kreeg een keer een diner aangeboden van de gemeente: “Ik was er helemaal uit. Dat was echt leuk van de gemeente. Weet je, nou zit ik er nog over na te denken. Dat blijft lang nawerken.” De kans op overbelasting bij mantelzorgers is groot. En niet iedereen neemt zichzelf zo goed in acht als mevrouw Goes. “Volgende week gaat hij een weekje logeren en dan ga ik een weekje schilderen in Zuid Limburg. Ik ben vorige maand vier dagen in mijn eentje naar Barcelona geweest. Ik moet ook opladen, want je kunt zo weinig meer delen. Je bent je partner kwijt. Je moet gewoon zelf zien dat je het ook volhoudt.”
10 City Journal juni 2008
Negen procent van de mantelzorgers wordt ziek of overspannen door de zorg. 150.000 tot 200.000 mantelzorgers zijn overbelast. Een half miljoen werkt minder of niet door mantelzorg. Dit staat haaks op ander beleid dat iedereen langer moet door-
werken. Dat er (verlof-)regelingen zijn voor mantelzorgers is niet algemeen bekend. Omdat gemeenten vrij zijn in het invullen van de Wmo, verschillen per gemeente ook weer regels en voorzieningen, wat het er ook niet gemakkelijker op maakt. Zo zegt
De mantelzorgmakelaar “Wij doen alles waar de mantelzorger de telefoon voor moet pakken om zaken te regelen. En ja, ook wij staan een half uur in de wacht.” Aan het woord is Truus Oud, zij is de initiatiefnemer van de mantelzorgmakelaar. De mantelzorgmakelaar ontstond uit het Alkmaarse pilotproject 'Tijd voor arbeid, Tijd voor zorg'. Samen met enkele grote bedrijven en instanties in Alkmaar en omgeving voorzag het project in een aanpak om werkende mantelzorgers in staat te stellen arbeid te combineren met mantelzorgtaken. Binnen het project werden mantelzorgers opgespoord, problemen geïnventariseerd, regeltaken overgenomen en waar nodig afspraken voor reïntegratie gemaakt. Inmiddels zijn er zo’n 50 mantelzorgmakelaars opgeleid en in meerdere regio’s in Nederland actief. “Het voorziet in een behoefte. Wij regelen van alles, en geven direct advies en informatie op acht beleidsterreinen. Zoals een aanvraag voor zorg, zoeken naar logeer- of kinderopvang, bekijken waar de mantelzorger recht op heeft, bemiddelen met werkgevers.” Vanuit haar eigen ervaring als mantelzorgmakelaar heeft Truus Oud het gevoel dat gemeenten het beleidsmatig vaak ook niet weten. “Sommige ambtenaren erkennen dat het voor de gemeente lastig is. Inhoudelijke kennis ontbreekt. Dat komt ook doordat de groep mantelzorgers zo divers is. Het is een dwarsdoorsnede van de samenleving. De ene mantelzorger is de andere niet.” De ja-cultuur waar Palmboom en Pols in hun onderzoek voor pleiten is een oplossing waar Oud zich ook goed in kan vinden. “Dat vergt wel een behoorlijke cultuuromslag.” Meer informatie over de mantelzorgmakelaar is te vinden op: www.mantelzorgmakelaar.nl
een mantelzorger die zelf bij een gemeentelijk Wmo-loket werkt: “Ik bén mantelzorger, maar ik zou bij God niet weten waar mijn deurtje is om hulp te vragen.”
Papierwinkel Een andere mantelzorger geeft aan: “Onze huisarts weet dat we mantelzorg doen. Hij zei: “Je moet een Persoons Gebonden Budget aanvragen.” Hij heeft die papieren opgevraagd. We hebben ze meteen weer weggedaan, want daar moet je dus een papierwinkel voor invullen! We zijn nog eens een keer een dag in de maand kwijt om alleen al de administratie bij te houden. Daar beginnen we niet eens aan.” Angst is er ook om als klaploper gezien te worden. Zo zegt een mantelzorger: “Al die lokettentoestanden, dat lijkt me zo’n moeilijk gedoe, dat schrikt je al af. Dan denk je: “Nou, voordat ik aan zo’n loket ga staan bedelen…” En dan sturen ze je weer weg met: “En hoe zit het dan? En dat kunt u toch zelf wel…?” Zo stel ik me dat voor.” Palmboom en Pols pleiten dan ook voor een zogenoemde ja-cultuur, naar het voorbeeld van enkele zorginstellingen in Rotterdam. “Voorop staat de eigen regie van cliënten.
Binnen een ja-cultuur heerst er een taboe op nee-zeggen op verzoeken van cliënten. In een ja-cultuur wordt ieder nieuw idee positief en open tegemoet getreden, waarna gezamenlijk naar oplossingen gezocht wordt.” Het gaat volgens de onderzoekers dan ook niet om een ‘u vraagt, wij draaien’, maar om een dialoog en (eventueel) onderhandelingsproces om tot een bevredigend antwoord te komen op de vraag van de cliënt. Zij stellen: “Uiteindelijk bestaat ‘Ja’ kunnen zeggen ook slechts bij de gratie van dat je ‘Nee’ kunt zeggen.”
Josine Boven
Meer weten? De onderzoeken ‘Wat bezielt de mantelzorger’ en ‘Op zoek naar weerkaatst plezier’ zijn te bestellen in de webwinkel van Nicis Institute op www.nicis.nl
Om bij stil te staan
• Erkenning is belangrijk, geef de mantelzorger het gevoel dat hij gewaardeerd wordt, zoals in het geval van Theo, die van de gemeente een diner kreeg aangeboden. De mantelzorger voelde zich erg gesteund door dit kleine gebaar
• ‘Ouderwets’ emancipatiebeleid kan
helpen om meer mannen bij mantelzorg te betrekken
• Organiseer als gemeente discussies
en bijeenkomsten rondom het thema mantelzorg
• Geef teleurgestelde mantelzorgers de ruimte om hun (opbouwende) kritiek te uiten
• Voer een ja-cultuur in: iedere vraag moet serieus bekeken worden en nooit zonder meer met nee beantwoord worden
Hier had uw advertentie kunnen staan Informeer naar de mogelijkheden Bel Susanne Schippers 070-344 09 61 of kijk op www.cityjournal.nl City Journal juni 2008
11
Feuilleton
Illustratie Judith Prins
Victors verbazing Door Peter Klomp
Victor is gepensioneerd en woont in een middelgrote stad. Dagelijks wandelt hij met zijn hond Basje door de straten. Zijn verbazing over wat hij daar meemaakt, steekt hij niet onder stoelen of banken. Groene vingers en gierende banden
V
ictor hoorde het burgemeester Opdenkort gisteren nog op Regiotv met grote trots verkondigen: “Leijdam is de groenste stad van Nederland!” Nu staat hij vol verbazing te kijken hoe stratenmakers met stoeptegels het laatste restje groenplantsoen bedekken. Basje draait zenuwachtige rondjes bij het aanschouwen van de ontheiliging van zijn favoriete uitlaatplek. “Ja mijnheer”, zegt de getatoeëerde stratenmaker met een zwaar accent, “Dat leg aan die rijke stinkers op het gemeentehuis, die motte zo nodig een race door de stad organisere.” Hij wijst naar een poster aan de muur. Victor ziet de afbeelding van een snelle Italiaanse bolide met daaronder in dikke letters: ‘Formula L, Leijdam heeft het!’ Hij leest op het affiche dat er zaterdagmorgen een autorace van start gaat in het stadscentrum en dat de route ook door zijn wijk loopt. “Het plantsoen leg net in de laatste chicane”, zegt de stratenmaker verontschuldigend, “Daarom moet ie dichtgeleg worre.” Leijdam heeft het?, denkt Victor verbaasd. Was het niet de groenste stad van Nederland? Dat stond tenminste onder de paginavullende advertenties die de gemeente de laatste maanden in de krant heeft laten plaatsen. Citymarketing noemen de hoge heren dat. Holle frasen en commerciële fratsen, mompelt Victor. Veel groen kan hij in de stad niet ontdekken. Af en toe een plantenbak en een summier grasstrookje, meer niet. Zelfs het mos tussen de tegels wordt jaarlijks met heuse vlammenwerpers verwijderd. Het getuigt van een sterk milieubeleid om een race te organiseren door de toch al zo vervuilde stad, denkt hij cynisch. En nu moet zelfs het laatste stukje 12 City Journal juni 2008
natuur voor die autofanaten sneuvelen. Basje kijkt op naar zijn baas en reageert met een zacht gepiep. Ondanks zijn voornemen om zich niet meer zo vaak op te winden, borrelt de verontwaardiging toch weer in hem op. Zijn buurt wordt dichtgeplamuurd en de laatste plant moet wijken voor een stinkend en lawaaierig evenement. Dit kan niet waar zijn! Lang heeft hij niet nodig om zijn plan te bedenken en al snel vliegen zijn vingers over de toetsen van zijn telefoon. Vlug wat vrienden mobiliseren en dan op naar het tuincentrum, fluistert hij zacht. Heb jullie hulp nodig, 00.00 uur vannacht verzamelen bij slagerij Yücel. Gr. V. Zaterdag 11.30 uur Victor rekt zich uit en geeuwt ongegeneerd. Vandaag is de dag van de race. Hij steekt zijn hoofd uit het raam om iets op te vangen van de snerpende motorgeluiden tijdens de kwalificatie. Niets... Ingespannen speurt hij naar de stem van de commentator die door de speakers zou moeten schallen. Weer niets... Geen joelende kinderen, geen zware geuren van vette hamburgers en patat. Hij zwaait naar een jongen in de straat en vraagt hem wanneer de race begint. “Die is afgelast mijnheer”, komt het uit het pokdalige gezicht. “Het parcours is te glad.” Victor voelt zijn hart bonzen als hij de wijk inkijkt. Met kinderlijk plezier ziet hij dat de straten en trottoirs overwoekerd zijn met frisgroene tuinkers. Dat regenbuitje van gisterenavond heeft zijn werk gedaan, stelt hij tevreden vast terwijl zijn vingers een berichtje typen: Wie zaait zal oogsten vrienden. Leijdam is weer de groenste stad van Nederland. Bedankt! V. Reacties:
[email protected]
Jeugdwerkloosheid
Gouda maakt werk van werk In 2010 moeten alle Goudse jongeren van 16 tot 27 jaar een opleiding volgen, stage lopen of een baan hebben. Dat is de doelstelling van het convenant ‘Sluitende aanpak jeugdwerkloosheid’, dat in april 2007 werd ondertekend door de gemeente en ongeveer zestig bedrijven, onderwijsinstellingen en toeleidende organisaties. Een jaar later blijkt de aanpak effectief. Zo effectief dat Gouda een stap verder gaat en de regio erbij betrekt. Want, zoals wethouder Marion Suijker van Welzijn en Zorg, Sociale zaken, Werkgelegenheid en Educatie zegt: “Vraag en aanbod van werk houden zich niet aan de gemeentegrenzen.”
D
e sluitende aanpak van de Goudse jeugdwerkloosheid werkt, zo stelt de wethouder. Samenwerking tussen de drie O’s, overheid, onderwijs en ondernemers, is hierbij essentieel. Haar recept: “Zorg dat je als overheid de regie neemt en breng partijen bij elkaar. Maar doe niet meer dan dat en laat verder iedereen doen waar hij goed in is. Maak afspraken met jongeren op individueel niveau. Praat niet óver de jongeren, maar mét de jongeren. Verdiep je in wat hen beweegt en geef ze aandacht, blijvende aandacht.” De afspraken tussen de drie O’s werden een jaar geleden vastgelegd in een convenant. Enkele resultaten: het aantal jongeren met een uitkering is in een jaar tijd bijna gehalveerd: van 92 naar 54. 363 jongeren vonden betaald werk bij een van de convenantpartijen. Van deze groep jongeren zijn er 188 vanuit toeleidende organisaties (zoals CWI, UWV en lokale instellingen) doorgestroomd naar betaald werk. In totaal stelden de werkgevers die zich bij het convenant hadden aangesloten 567 banen (stageplekken/leer/werk plekken
en regulier werk) beschikbaar. En, zo vertelt een trotse Suijker, momenteel is er een overschot aan stageplekken. De aanpak van de jeugdwerkloosheid wordt uitgebreid naar de regio. De gemeenten in de regio Midden Holland, het bedrijfsleven en het onderwijs ondertekenden onlangs een intentieverklaring voor deze samenwerking. Een samenwerking die overigens breder is dan alleen de aanpak van jeugdwerkloosheid. De regionale plannen vloeien deels voort uit landelijke initiatieven van de VNG en het ministerie van Sociale Zaken, maar vooral uit wat de regio zelf wil. De stap tot samenwerken is nu gezet. In de komende weken gaan de partijen weer met elkaar om de tafel zitten om duidelijke doelen te creëren. ”Samenwerking dient een doel”, zegt Tamara Venrooy, wethouder Sociale Zaken in Nieuwerkerk aan den IJssel, één van de gemeenten die de intentieverklaring ondertekenden. “Ons doel is een gezonde economie, voldoende werkgelegenheid en onderwijs voor alle inwoners dat aansluit bij de eisen op de arbeidsmarkt. De gemeenten in deze regio hebben allemaal met dezelfde problemen te maken. We lossen het allemaal op een andere manier op. Maar we hebben tegen elkaar gezegd: laten we samenwerken op de gebieden waar dat kan.” Aanpak van regionaal arbeidsmarktbeleid zorgt ook voor een sterkere regio, zo vult Marion Suijker aan. “Als het goed gaat met de regio, creëer je ook meer banen. En daar gaat het om.” Voor meer informatie over de sluitende aanpak: www.gouda.nl
Josine Boven
De Goudse aanpak: praat niet óver jongeren, maar mét jongeren City Journal juni 2008
13
Opinie
Weg met de groeigedachte Steden moeten inspelen op komende krimp Gemeenten zien de realiteit van een krimpende bevolkingsomvang niet onder ogen Krimp is niet erg, maar we moeten er wel rekening mee houden ‘ Ze gaon loupe’, schreef de Limburgse columnist Paul Prikken onlangs. ‘Ze gaan lopen.’ Daarmee doelde hij op de leegloop van de Westelijke Mijnstreek waar inmiddels een bevolkingsdaling is ingezet. Daarmee zet het gebied een trend in die binnen enkele decennia in heel Nederland gaat spelen: krimp. En hoewel we er van alle kanten voor worden gewaarschuwd, handelen we er nog bepaald niet naar. Mario Jacobs, programmaleider Stedelijke Economie bij Nicis Institute, zegt: “Gemeenten moeten krimp gaan herkennen, erkennen en er uiteindelijk naar gaan handelen. De meeste gemeenten hebben die eerste fase nog maar nauwelijks bereikt.”
O
nze bevolking verandert. En nee, niet alleen hebben we te maken met steeds meer ouderen en minder jongeren, zelfs krijgen we te maken met krimp: minder mensen, een dálend aantal inwoners. Nu al speelt deze ontwikkeling in de periferie van ons land: Limburg, Groningen, Zeeland. Maar de prognose is dat in 2025 56 procent van alle Nederlandse gemeenten krimpt en dat vanaf 2034 haast heel Nederland met krimp te maken krijgt. En dat is een gegeven waar in de steden doorgaans bepaald roekeloos aan voorbij wordt gegaan. Dat is tot op zekere hoogte ook wel begrijpelijk. Ons hele denken is doordrongen van het toverwoord groei. Groei is goed, bouwen moet en concurreren met andere steden is essentieel! Stel je eens de wethouder voor die aankondigt minder te willen gaan bouwen, of zelfs bedrijventerreinen of woonwijken te willen slopen. Zo iemand
14 City Journal juni 2008
wordt met pek en veren uit de raadszaal afgevoerd. De mens denkt nu eenmaal in groei, we willen altijd méér. Maar we kunnen niet in groei blijven denken als de realiteit ons iets heel anders laat zien. Je kunt wel meer willen bouwen, maar als er geen mensen zijn om die gebouwen te vullen, bouw je voor leegstand. En als je de concurrentie met een buurgemeente aangaat die zelf óók worstelt met een inwonerstekort, vul je het ene gat met het andere en is kapitaalvernietiging het gevolg. Het werkelijke probleem waar we in een krimpende situatie tegenaan lopen, is niet de krimp zélf, maar dat wat voortkomt uit de onjuiste veronderstelling dat we altijd moeten gaan voor groei.
Maatwerk Nu stimuleert het Rijk ons niet bepaald om op een intelligente manier om te gaan met de krimptrend. Ook op landelijk niveau wordt de groeigedachte nog altijd omarmd. Daarbij komt dat de wijze van krimp per regio verschilt: in de ene regio is een beetje meer vergrijzing, in de andere een beetje meer migratie, elders vindt er vooral ontgroening plaats. Dat heeft als gevolg dat het Rijk ertoe neigt om achterover te leunen en de bal bij de lokale spelers te leggen. Hier is immers ‘maatwerk’ nodig, maatwerk dat geleverd moet worden op lokaal of regionaal niveau. Maar zo gemakkelijk is het niet. Het Rijk zal moeten kijken naar de wijze waarop het gemeenten financieel bijstaat. Geld wordt doorgaans nog altijd verstrekt op basis van het aantal inwoners of leerlingen – kwantitatieve impulsen – en niet op basis van kwalitatieve investeringen. Daarmee wordt helemaal voorbijgegaan aan het feit dat gemeenten die met krimp
te maken krijgen óók voor flinke kosten komen te staan. Herstructurering en innovatie kosten geld. Gemeenten kunnen het niet ‘in hun eentje’. En dan nog iets: het Rijk moet voorgaan in de paradigmawisseling. Het heeft wel degelijk een functie als het erom gaat de krimp als een voldongen feit te accepteren. Het heeft een voorbeeldfunctie. Weg met de groeigedachte! Dat neemt niet weg dat steden zelf ook van alles kunnen doen. Bij de pakken neerzitten heeft geen zin en is ook niet nodig, want alleen als je uit blijft gaan van groei, is krimp een doemscenario. In alle andere gevallen is er aan de nieuwe realiteit een prima mouw te passen, óók door de steden. Dan moet er wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden.
Reageren? Mail naar:
[email protected]
Top 10 50.000+ gemeenten met de grootste relatieve bevolkingsdaling in de periode 2006-2025 Aantal inwoners 2007 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 -5 -10
Velsen
Den Helder
Gouda
Schiedam
Capelle aan den IJssel
-20 % Daling
Bergen op Zoom
-15
Roosendaal
Wie zijn achterban eenmaal met succes heeft weten te overtuigen, zal spijkers met koppen moeten gaan slaan. Dan komt het, tot slot, aan op handelen. Voor veel steden is dat nog een ver-van-hun-bedverhaal. Maar er zijn steden en regio’s die dit stadium, gedwongen door de realiteit, al wel bereikt hebben. Parkstad Limburg is in dit opzicht de absolute koploper. Hier worden bouwplannen geschrapt of aangepast en wordt heel bewust slim gesloopt. Bovendien hebben verschillende gemeenten uit de regio de handen ineen geslagen. Op zeker moment is men hier over de aloude gedachte van onderlinge concurrentie heen gestapt en heeft men regionale samenwerking gezocht om zo tot meer slagkracht te komen. Niet alleen op bestuurlijk niveau, maar ook door bijvoorbeeld woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijs er bij te betrekken. Samenwerking is in deze derde fase van groot belang. Het komt feitelijk op het volgende neer: Kwantiteit is niet meer het adagium, kwaliteit is dat wél.
Drs. Mario Jacobs programmaleider Stedelijke Economie bij Nicis Institute
Sittard-Geleen
Maar er is meer nodig. Een tweede voorwaarde is: erkenning. We zien de problemen, maar willen we er ook mee aan de slag? Dat vergt lef, ruggengraat en visie van de bestuurders. Zij moeten duidelijk (durven) maken dat bijtekenen voor meer sporthallen, bedrijventerreinen, scholen en winkels geen optie is. Dat doet pijn, want dit soort plannen zijn veelal de graadmeter van het succes van bestuurders. Maar uiteindelijk vereist het net zoveel, zo niet méér visie om slim te slopen en op een intelligente, innovatieve manier te herstructureren dan klakkeloos bij te bouwen.
eenvoudig, maar nu al wijst de praktijk uit dat we daar de komende jaren nog wel even zoet mee zijn. Dat we van nature geneigd zijn tot conservatisme zit ons daarbij lelijk in de weg. Laten we het liever van de zonnige kant bekijken: we moeten beseffen dat krimp niet het einde is, maar het begin kan zijn van iets anders. Een nieuw elan.
Terneuzen
Ruggengraat
Slim slopen kost ook geld
Heerlen
De eerste is herkenning: steden moeten inzien dat zij aan de vooravond van een grote verandering staan. Die herkenning is er pas bij weinig gemeenten. Dat is ook wel begrijpelijk. De cijfers die een en ander onderbouwen zijn er wel, maar voor de meeste betrokkenen geldt toch: cijfers zijn slechts cijfers, échte verhalen doen ons veel meer. Wat we moeten doen, is op de fiets stappen in die regios’s waarvan de bevolking nu al daalt en de effecten van krimp met eigen ogen waarnemen. We moeten constateren dat huizen leegstaan en we moeten met de directeur van een school praten en horen hoe klassen steeds kleiner worden en daarmee de problemen voor de school steeds groter. Herkennen we de problemen, dan zijn we al een klein beetje op de goede weg.
Los Angeles
Herkennen, erkennen en er naar handelen dus. Het klinkt zo City Journal juni 2008
15
Gemengde scholen
Guido Walraven: Samen naar school om segregatie tegen te gaan
‘De mooiste plek om te integreren is op school’ Steden weten vaak niet hoe ze kunnen helpen bij integratie op school Kenniscentrum brengt handreiking voor gemeenten uit Guido Walraven moet half lachen en is half serieus als hij zegt: “Witte ouders in Amsterdam stemmen met de bakfiets. Dat wil zeggen: ze fietsen die hippe dingen met hun kind erin het hele Vondelpark door, van west naar zuid, voor de school van hun keuze. Als ik dat zie, denk ik: we zijn er nog niet met de gemengde school.” Walraven is lector ‘Dynamiek van de stad’ aan de hogeschool InHolland in Rotterdam en is mede-oprichter van het Kenniscentrum Gemengde Scholen. Recent bracht het Kenniscentrum een handreiking uit voor gemeenten voor het tegengaan van segregatie in het onderwijs. Hoe komt iemand op het idee om een Kenniscentrum Gemengde Scholen op te richten?
“Rotterdam loopt voorop met de gemengde school”
“Ongeveer vier jaar geleden ben ik voor mezelf begonnen, nadat ik jaren bij adviesbureaus op het gebied van onderwijs en grotestedebeleid had gewerkt. In die tijd kwam ik Mickelle Haest tegen, een moeder uit de Baarsjes die haar kinderen heel bewust naar een ‘zwarte school’ bracht. Al brainstormend kwamen we tot de slotsom dat het mooi zou zijn om al dit soort ouderinitiatieven in Nederland in kaart te brengen. Daarnaast had ik een onderzoek lopen naar de onderwijssituatie in de G31. Precies op dat moment kwam er een aanbesteding van het ministerie van onderwijs voor een Kenniscentrum Gemengde Scholen. Een centrum dat niet alleen ouders en scholen zou aanspreken, maar méér doelgroepen, waaronder gemeenten. En een centrum dat bovendien een aanjagende functie zou hebben, bijvoorbeeld door in debatten van zich te laten horen.”
En dat wilde u wel... 16 City Journal juni 2008
”Het sloot precies aan bij wat wij toch al deden. We hebben wat bondgenoten gezocht, ons ingeschreven en we zijn het geworden. Zo is het begonnen.”
Zijn gemengde scholen zo belangrijk dat er een speciaal kenniscentrum voor nodig is? “Er is volgens mij een vrij grote consensus over het belang van gemengde scholen. Als je accepteert dat we in een multiculturele samenleving leven – en dat doen we, een enkeling daargelaten – dan betekent dat, dat alle burgers met elkaar moeten leren leven en werken. De mooiste plek om daar mee te beginnen is het onderwijs. Je kunt het ook omdraaien: Waar zou die integratie moeten plaatsvinden als het in het onderwijs al niet gebeurt?”
Een mooie taak voor de scholen lijkt me. Maar welke rol kunnen gemeenten hierin spelen? “Ik zie een grote samenhang tussen de verschillende problemen die er in de steden zijn. De onderwerpen waar ik mij in het kenniscentrum mee bezighoud hangen heel nauw samen met bijvoorbeeld sociaal-eco-
Walraven: “Al die bakfietsen staan symbool voor een falend gemengde-schoolbeleid” anderhalf jaar witte en zwarte scholen zijn ontstaan. Simpelweg omdat verschillende typen huizen op verschillende momenten werden opgeleverd. De eerste groep, die van de huurwoningen, ging naar de ene school, en de volgende groep, de kopers, naar de andere. Daar denk je als stadsplanner niet over na. Maar dat zou dus eigenlijk wel moeten. Ik adviseer het bijvoorbeeld in
“Waar zou de multiculturele samenleving gestalte moeten krijgen als het in het onderwijs al niet gebeurt?” nomische verschillen en woonsegregatie. Je moet je bedenken: we hebben het nu wel over witte en zwarte scholen, maar voordat de gastarbeiders naar Nederland kwamen, waren er ook al grote verschillen tussen rijke en arme scholen, waar de kinderen uit achterstandsbuurten naartoe gingen. Feitelijk speelden toen al soortgelijke problemen.”
Als dat al zo lang speelt, kun je daar dan wel iets tegen doen? “Dat is niet gemakkelijk, maar je moet het wel proberen. Bijvoorbeeld bij het inrichten van je wijk: voor hoeveel huurwoningen kies je en welk gedeelte wordt koop? Dát bepaalt welke mensen er komen wonen. En dan nog is het ingewikkeld. Ik hoorde dat in wijken als IJburg en Leidsche Rijn binnen
Almere, waar nu nieuwe wijken gebouwd worden. Er wordt al prima nagedacht over een goede mix van koop en huur, nu nog bedenken wanneer je welke huizen oplevert en hoe je scholen gemengd kunt krijgen.”
Maar zo kun je dus nooit met alle factoren rekening houden, dan is er altijd wel wat... “Klopt. Ik las een keer een interview met een Parijse schooldirecteur. In Parijs werd op zeker moment een strikt postcodebeleid gevoerd: je moest naar school in de wijk waar je woont. Die man vertelde dat ouders kamers huurden in de goede districten of hun kind tijdelijk bij een neef onderbrachten. Alles om maar op die ene school te komen. Overigens is het in Frankrijk wel van groter belang dan hier om je kind op de ‘juiste’ school te doen. Het kan de rest van
je carrière bepalen.”
Postcodebeleid is dus geen goed idee. Wat kunnen gemeenten wél doen om segregatie tegen te gaan en integratie te bevorderen? “Het begint ermee dat je erkent dat er een probleem is. In Amsterdam gaat dat nu bijvoorbeeld goed. Hier hebben de schoolbesturen de handen ineengeslagen en één aanmeldmoment vastgesteld. Dat voorkomt dat ouders met de echo-foto’s in de hand hun kind komen aanmelden – dat gebéurde! Iedere ouder evenveel kans. Het is natuurlijk stomvervelend als je pech hebt en wordt uitgeloot, maar ik vind het wel veel eerlijker.”
En dat loopt goed? “Voor zover ik kan inschatten wel. Voorwaarde is natuurlijk wel dat iedereen blijft meedoen. In Utrecht was er een convenant van de stad en omliggende gemeenten. Om de witte vlucht uit Utrecht tegen te gaan, namen scholen in een plaats als Zeist een maximaal aantal Utrechtse leerlingen op. Maar toen een van de scholen een teruglopend leerlingenaantal zag ontstaan, haakte deze af. Dan is het convenant opengebroken. Je ziet daar de spanning tussen de theorie en de praktijk: de goede wil is er, maar soms is het ook niet werkbaar.”
Ook landelijk lijkt de goede wil er te zijn: in 2010 wordt de voorschool verplicht voor kinderen met een taalachterstand. Wat vindt u daarvan? “Enerzijds ben ik daar natuurlijk blij mee. Wij hebben al veel ervaring met de nietverplichte voorschool en ik zie hoe goed het City Journal juni 2008
17
Gemengde scholen
is dat daar de taalachterstand van met name allochtone kinderen wordt aangepakt. Een kind dat de Nederlandse taal nog niet beheerst als het in groep 3 komt, neemt dat zijn hele schoolloopbaan mee. Vroegtijdig interveniëren is dus van belang. Er zit echter een onbedoeld bijeffect aan. Door al die (taal)zwakke kindertjes bij elkaar te zetten werk je toch weer segregatie in de hand. Ik waardeer de goede bedoelingen, maar weet niet precies hoe het Rijk daar straks op wil inspringen.”
Noem eens een voorbeeld van methodes die wérken. “In Rotterdam is er sinds een aantal jaren de oudercarrousel. Als hun kind drieënhalf jaar is krijgen ouders een uitnodiging om met een groepje andere ouders alle scholen in de buurt te bezoeken. Samen in een busje en hup de wijk in. Het is een relatief kleine inspanning die veel effect sorteert. Het geheim zit hem erin dat ouders onderling gaan kletsen: ‘Heb je dat gezien? Wat ziet die school er mooi uit, of: wat een leuke activiteiten’. Ze leren andere ouders kennen en kijken in veel meer scholen dan ze uit zichzelf zouden doen. Veelal is er bij die bezoeken een consulent van de gemeente aanwezig. Zodra die een signaal oppikt dat ouders bereid zijn voor een gemengde school te kiezen, kunnen ze kijken of er meer ouders zijn die om die reden over de streep te trekken zijn. Het is een relatief kleine inspanning, maar wél een die effect heeft.”
Het lijkt wel of al die mooie initiatieven vooral in de vier grote steden spelen. “Dat is gelukkig niet zo. We krijgen ook veel vragen uit andere steden: Deventer of Enschede bijvoorbeeld. Er is een vierjarige pilot van het ministerie gaande, waarin integratie op school centraal staat, en daar doen behalve de vier grote steden, ook Eindhoven, Nijmegen en Deventer aan mee. Daar ben ik blij mee. Wel moet ik erkennen dat ze in een stad als Rotterdam al veel verder zijn met de gemengde school. Rotterdam is absoluut een voorloper.”
Kunt u verklaren waarom dat zo is? “Het is prioriteit in de stad. Rotterdam heeft maatregelen getroffen die heel serieus genomen worden. De oudercarrousel maakt daar deel van uit, maar ook het stimuleren van ouderinitiatief, herstructu18 City Journal april 2008
rering, het experimenteren met wachtlijsten en het ontwikkelen van vriendschapsscholen. Rotterdam heeft daar heel goed over nagedacht. Je ziet het terug in de cijfers: de helft van alle ouderinitiatieven in Nederland komt uit Rotterdam.”
En andere steden pakken dat minder goed op? “Het begint te komen. Den Haag bijvoorbeeld zei lange tijd: wij hebben geen problemen, wij hebben de indruk dat onze scholen een afspiegeling van de wijk vormen. Een half jaar geleden is er onderzoek geweest waarin dat beeld voor een deel bevestigd wordt. Maar aan de andere kant zag je dat op een deel van de scholen toch wel iets aan de hand was. Den Haag gaat nu een aantal experimenten starten om die problemen aan te pakken. Een aantal scholen stimuleren om te mengen, bij andere scholen ontmoetingen helpen organiseren.”
Soms vangen we iets op, en gaan we zelf het gesprek met steden aan. Veel gemeenten wíllen wel aan de slag met integratie op school, maar weten niet direct wat de beste aanpak is. Dankzij het Kenniscentrum Gemengde Scholen hoeven ze niet telkens opnieuw het wiel uit te vinden. Wij leggen de link tussen wat werkt, wat zich in de praktijk bewezen heeft en wat de vragen zijn. Dat vind ik het mooie: het kenniscentrum is ontstaan op verzoek van de praktijk.”
Nienke Ledegang
Wat doen jullie als kenniscentrum met deze verhalen? “Soms worden we actief benaderd door de steden – dat gebeurt in toenemende mate.
De handreiking voor gemeenten ‘Bouwen aan kleurrijk onderwijs’ van het Kenniscentrum Gemengde Scholen is bedoeld voor alle gemeenten die hun activiteiten ten aanzien van integratie en segregatie willen uitwerken en aanscherpen. Het document is in zijn geheel te downloaden op de website van het kenniscentrum www.gemengdescholen.nl. De stappen in het proces van tegengaan van onderwijssegregatie binnen een gemeente vormen de ruggengraat van de handreiking. Stap 1: Diagnose van de lokale staat van het onderwijs (ofwel de stand van zaken met betrekking tot segregatie binnen de gemeente). Stap 2: Visie en ambities van de gemeente. Stap 3: Plan van aanpak plus de keuze van de in te zetten beleidsinstrumenten. Stap 4: Uitvoeren van het plan. Stap 5: Evaluatie van de inspanningen en opbrengsten; terugkoppeling naar een nieuwe beleidscyclus. Aan iedere stap is een hoofdstuk of paragraaf gewijd. De hoofdstukken worden afgewisseld met voorbeelden van gemeenten die op bepaalde onderdelen al goede ervaringen hebben opgedaan met het bestrijden van segregatie en het bevorderen van integratie. Op 20 november houdt het Kenniscentrum Gemengde Scholen in samenwerking met Nicis Institute een kennisatelier met als thema ‘interculturele dialoog in basis- en voortgezet onderwijs’. De vraag hoe die effectief kan worden vormgegeven staat daarin centraal. Iedereen uit onderzoek, beleid en schoolpraktijk is welkom bij deze discussie. Meer informatie is binnenkort te vinden op de website van Nicis Institute, www.nicis.nl
Ingezonden
De Nederlandse metropool in 2040: de vergissing van Hemel “De Randstad is een achterhaald principe”, stelde de Amsterdamse adjunctdirecteur ruimtelijke ordening Zef Hemel in City Journal nummer 1. Dat leverde nogal wat reacties op. Hieronder staan er twee afgedrukt. “Een Randstadvisie is hard nodig.” Staar je niet blind op de regio
E
urodelta, wijk, Randstad, stad of stadsregio. Elke opgave vraagt een eigen aanpak. Er is niet één schaalniveau dat alles dekt en ook de Randstadschaal is relevant. De meeste interacties vinden plaats op de schaal van stedelijke regio’s. Het is belangrijk een impuls te geven aan het woon-, werk- en leefklimaat op die schaal, op basis van eigen kracht en mogelijkheden. De door Zef Hemel voor de metropoolregio Amsterdam bepleite aanpak past daar goed bij. Het succes van steden als Barcelona, Madrid, Kopenhagen en München illustreert dat deze schaal perspectief biedt. De stad met haar regio is terug van weggeweest. Tegelijkertijd vragen bijvoorbeeld de verstedelijkingsdruk op Flevoland, Gelderland en Noord-Brabant, de klimaatproblematiek en de veiligheid tegen overstromingen, de (internationale) bereikbaarheid en het Groene Hart een visie op een hogere schaal. Voor de internationale concurrentiekracht moeten de aanwezige krachten optimaal worden benut en kan met gerichte innovaties de toegevoegde waarde worden vergroot. De verhuizing van de hoofdkantoren van Ahold, Akzo, Philips en TNT onderstreept de kracht van Amsterdam, maar ook de relatie met andere steden (resp. Zaanstad, Arnhem, Eindhoven en Den Haag). Het lijkt erop dat (de regio) Amsterdam zich als ‘vlaggenschip’ ontwikkelt tot internationale kern à la Brussel en San Francisco waarvan anderen kunnen profiteren. Het nabije verleden was met krakersrellen heel anders
en niemand kent de toekomst. Het is dan ook goed dat we ons niet blind staren op Amsterdam en tevens inzetten op internationaal krachtige specialisaties zoals de Rotterdamse haven, greenports, Schiphol, brainport Eindhoven, legal capital Den Haag en ‘draaischijf’ Utrecht. Versterking van deze functies vergt een gerichte aanpak. Een Randstadvisie is daarvoor hard nodig, net als een goede regionale visie.
zien. Ik haal Bart Lambregts (AIMID, UvA) aan in het Randstad-nummer van Nova Terra met het voorbeeld van de financiële dienstverlening. Iedereen weet dat deze sterk geconcentreerd is in de regio Amsterdam. Onderzoek laat zien dat de doelgroep van deze sector helemaal niet alleen in Amsterdam en omgeving zit (een kleine 10%), maar voor een groot deel juist in de rest van de Randstad (46,5%).
Bart Lennaert Vink, projectleider van Randstad 2040 bij VROM
Bovendien moeten we zorgen dat we nog meer schaalvoordelen veroorzaken in de Randstad. Een external audit van de OECD (vreemde ogen dwingen) leerde ons dat deze er in potentie zijn. Sterker nog, zij geeft een dwingend advies aan Nederland om deze te gebruiken. Door de congestie te verminderen en het openbaar vervoer in de Randstad te verbeteren. En door het Groene Hart beter te gebruiken, en de coördinatie van economische specialisaties in de Randstad. Een Nederlandse metropool zonder wereldhaven, zonder internationale hoofdkantoren en regeringszetel, zonder Noordzeekust en greenport is als puntje bij paaltje komt een beetje een armetierig geheel.
Een schaalsprong van de Randstad naar 2040 In het april-nummer van City Journal van Nicis Institute hebben we kennis kunnen nemen van de visie van Zef Hemel op de wereld. Het is een mooi verhaal, dat wel. Hij spreekt wel vaker over de Randstad op wereldniveau: New York, Tokio, Moskou, Londen en … Amsterdam.
M
et Zef Hemel werk ik samen met het rijk aan een langetermijnstrategie voor de Randstad in 2040. Deze strategie gaat over welke ruimtelijke ingrepen we moeten doen om van de Randstad een duurzaam concurrerende Europese topregio te maken. De Structuurvisie Randstad 2040 is dus primair een ruimtelijke strategie. Bij het bepalen ervan is het van belang hoe het stedelijk netwerk Randstad wordt beschouwd en functioneert. Is de manier waarop het tot nu functioneert daarbij leidend, of juist hoe het in 2040 zou moeten functioneren? Om in 2040 te concurreren met Europese en andere topregio’s, moeten we dan inzetten op de stad Amsterdam, Groot-Amsterdam of de Randstad?
Zef Hemel verwijt Rotterdam en Den Haag te blijven hangen in 1960(!); zelf blijft hij hangen in 2008. We moeten niet blijven hangen in de observatie van hoe het nu zit, maar ambitieus zijn en zorgen dat de Randstad in 2040 als één metropool functioneert die mee kan doen in het Europa en de wereld van de grootstedelijke regio’s. Dat lijkt me ook van Nederlands belang.
Leonard Kok, algemeen directeur van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Den Haag
Zef Hemel betoogt dat we dan naar GrootAmsterdam moeten kijken. In mijn ogen zou dit een enorme vergissing zijn. Bestaande schaalvoordelen van de Randstad worden namelijk over het hoofd geCity Journal juni 2008
19
Stedelijke trends
Vijf observaties van een globalist Peter Knip is directeur van VNG International, de internationale dochter van de VNG. VNG International ondersteunt met verschillende initiatieven democratisch lokaal bestuur in het buitenland, met name in Afrika, MiddenAmerika en op de Balkan. Voor Knip is denken in termen van lokaal en globaal de praktijk van alledag. Hij signaleert vijf globale trends op lokaal niveau. 1 Profilering biedt kansen “Gemeenten doen er momenteel veel aan om zichzelf op de internationale kaart te zetten, bijvoorbeeld door city branding. Daarmee hoop je dat het bedrijfsleven zich in jouw gemeente vestigt en je internationale opportunities schept voor je inwoners. Als je je als stad profileert, ik noem bijvoorbeeld Den Haag als internationale stad van recht en vrede, dan geeft dat werkgelegenheid: Instellingen vestigen zich in de stad, er worden congressen gehouden en de hotels lopen vol. Je moet wel een duidelijke keuze durven maken. En je moet ook uitkijken dat het profiel andere sterke zaken in je stad niet onderbelicht laat. Het zou zonde zijn als andersoortige bedrijvigheid in de stad zich niet gesteund voelt.”
kan gemeenten op dit punt bovendien veel steun bieden.”
3 Investeren in contacten met het land van herkomst “Een trend die de afgelopen jaren is ingezet, en nog steeds voortduurt, is dat gemeenten banden aangaan met landen waar de migranten in de stad vandaan komen. Er zijn in Nederland veel contacten met Turkije, Marokko of Suriname. Aan de ene kant zijn er gemeenten die contacten leggen om culturele elementen en vernieuwingen naar Nederland te halen. Utrecht doet dat bijvoorbeeld vrij uitgesproken met Marokko. En aan de andere kant zijn er de migranten die met steun van de gemeente projecten starten als een soort ontwikkelingshulp aan hun thuisland. Daar kun je trouwens wel een kanttekening bij plaatsen. Ik hoorde een Tilburgse wethouder zeggen dat contacten met het thuisland juist bevestigen dat migranten er niet bij horen. Hij zegt dat je toch liever wilt dat bijvoorbeeld de Marokkaanse migranten meedoen aan de stedenband met Nicaragua of Tanzania. Daar moet je als gemeente dus goed over nadenken.”
4 VN Millenniumdoelstellingen 2 Europa, Europa “Aandacht voor Europa zit in gemeenten in de lift. Enerzijds willen gemeenten Europa-proof zijn, zorgen dat ze de regels uit Brussel kennen en uitvoeren. Anderzijds hebben veel gemeenten het gevoel dat ze de mogelijkheden van Europa onvoldoende benutten. Gemakkelijk is het ook niet om in het enorme aanbod van netwerkjes en werkgroepen de nuttigste te vinden. Maar ik vind het positief, het gevoel dat we van andere landen iets kunnen leren. Het nieuwe Service Bureau Europa van de VNG 20 City Journal juni 2008
“De VN Millenniumdoelstellingen zijn goed geland in de Nederlandse gemeenten. Veel gemeenteraden namen het initiatief om aan te sluiten bij de campagne. Veel gemeenten zetten niet alleen een bordje aan de rand van de stad met ‘wij zijn een millenniumgemeente’, maar verbinden er daadwerkelijk instrumenten aan. Ze maken geld vrij voor armoedebestrijding, richten werkgroepen in voor een duurzamer inkoopbeleid of investeren in bewustwordingsvraagstukken. Een leuk resultaat van die beweging is voortgekomen uit een
initiatief van een groep jonge raadsleden uit Nederland die tijdens de VN Habitat Dag de millenniumkeuzes van hun stad symbolisch overhandigden. Dat vond de plaatsvervangend Secretaris Generaal van de VN Anna Tibaijuka zó geweldig, dat zij hen uitnodigde om naar het Urban Forum in Nanjing te komen om hun plannen te presenteren. Andere landen hebben al interesse getoond voor een vergelijkbare campagne. Voor deze jonge raadsleden, die zich in de eigen raad soms wat geïsoleerd voelen, is dat enorm stimulerend.”
5 Samenwerking en professionalisering “Al jarenlang ondersteunen Nederlandse gemeenten partners in bijvoorbeeld OostEuropa, Afrika en Latijns-Amerika. Je ziet een trend dat lokale bestuurders dit werk beter en met andere gemeenten samen willen doen. Ze zeggen: als we hierin investeren, moeten we het wel serieus nemen en professioneel aanpakken. Kijk bijvoorbeeld naar nog jonge initiatieven als het platform Suriname en het platform Marokko. Het geeft aan dat gemeenten een stap willen zetten vanuit de gedachte dat je samen méér kunt doen. Het gaat immers om de impact van je werk; steeds meer willen we meten welke resultaten we boeken. Overigens moeten gemeenten daarin wat mij betreft niet doorslaan. Soms worden zaken, zeker in het ontwikkelingswerk, stuk geëvalueerd, worden alle doelen te schematisch en abstract in kaart gebracht. Uiteindelijk gaat het wat mij betreft ook simpelweg om het steunen van mensen van goede wil in het lokaal bestuur elders.”
Nienke Ledegang
Stadsloket Aan het City Journal stadsloket kunt u al uw vragen uit de stedelijke praktijk kwijt. Van openbaar groen tot wijkeconomie, van veiligheid tot city marketing: City Journal weet raad.
Gespreid wonen en integratie, werkt het nu wel of niet? En wat is het bewijs? Ik kan door de bomen het bos niet meer zien. Mengen, spreiden, slopen, bouwen, fysiek, sociaal, interetnisch contact; het zijn allemaal termen die ik regelmatig hoor als er gesproken wordt over de invloed van etnische concentratie op de integratie van allochtonen. Ik vraag mij echter af: Gespreid wonen en integratie, werkt het nu wel of werkt het niet? En wat is het wetenschappelijk bewijs? In de eerste plaats kunnen we u geruststellen: u bent niet de enige die door de bomen het bos niet meer kan zien. Dit heeft te maken met de vele mogelijke definities van ‘integratie’ en ‘gespreid wonen’. We kunnen ons namelijk afvragen wanneer iemand ‘geïntegreerd’ is. Is dit bij voldoende taalbeheersing, een behaald diploma of een eigen inkomen? Of heeft het te maken met culturele oriëntatie? En daarnaast, wanneer spreken we van spreiding? En hebben we het dan eigenlijk over westerse of niet-westerse allochtonen? Over welk schaalniveau hebben we het dan? Spreiding over de stad, de wijk, de buurt, de straat? En dit is nog niet alles; een ander probleem is de causaliteit. Gaan allochtonen eerder gespreid wonen omdat ze beter geïntegreerd zijn, of integreren ze juist beter omdát ze in een meer ‘gemengde’ omgeving wonen? Dit zijn lastige kwesties. Het zal u dan ook niet verbazen dat wetenschappers hier mee worstelen en daarom maar moeilijk overeenstemming bereiken over wat nu de invloed van gespreid wonen op integratie is.
verdwijnen vanzelf. Of misschien is onze beeldvorming te veel bepaald door de omvangrijke problemen die zich in Amerikaanse getto’s afspelen. Empirisch onderzoek leert ons dat de gevonden verbanden tussen ruimtelijke concentratie en integratie zeer zwak zijn. Daarnaast weten we inmiddels dat het wel of niet gemengde karakter van de buurt slechts één van vele factoren is die van invloed zijn op de integratie en, meer algemeen, op het welbevinden van mensen die er wonen. Ook is de focus op de woonomgeving als integratiekader soms te sterk. De leefwereld van mensen gaat verder dan de omgeving waarin zij wonen. Van invloed op integratie zijn bijvoorbeeld ook de contacten die allochtonen buíten hun woonomgeving onderhouden en eventuele politieke participatie op een hoger niveau dan de woonomgeving. Een gemengde woonomgeving is
door deze verderstrekkende leefomgeving dan ook slechts gedeeltelijk van belang. Waar wel bewijs voor is, is dat een meer gespreide woonomgeving leidt tot meer contacten tussen allochtone en autochtone bewoners. Dit betekent dat de woonomgeving een belangrijke rol speelt in de netwerkvorming van bewoners. Dus als een doelstelling van een gemengd-wonenbeleid is dat er meer interetnisch contact plaatsvindt, dan lijkt spreiding wel te werken. Hiermee is overigens niet gezegd of dit ook invloed heeft op andere aspecten van integratie zoals arbeidsparticipatie, taalbeheersing en culturele oriëntatie. Ook een vraag? Mail het de redactie:
[email protected] of surf naar de 48-uursvraagbaak op de website van Nicis.
Er is in ieder geval geen sprake van een één-op-één relatie tussen de ruimtelijke concentratie van allochtonen en integratie. Verschillende onderzoekers hebben aangetoond dat te snel wordt aangenomen dat de hoge concentratie van bepaalde bevolkingsgroepen in Nederland automatisch tot allerlei sociale problemen leidt. De vraag is natuurlijk waarom dit zo snel aangenomen wordt. Misschien omdat de beleidsmaatregelen zo aantrekkelijk en eenvoudig zijn: simpelweg mengen en sociale problemen City Journal juni 2008
21
AGENDA
28 mei, Den Haag
Jan Peter Balkenende, minister van Bin-
Meer informatie?
Meer informatie?
De sociale liftfunctie van de mid-
nenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
www.nicis.nl
www.citydiplomacy.org
denklasse
Guusje ter Horst en VNG-voorzitter
U
it het recent gepubliceerde on-
Annemarie Jorritsma.
6 juni, Amersfoort
12 juni, Den Haag
derzoek ‘Helpt de middenklasse’
Meer informatie?
Ambtenarentoertocht Amersfoort
‘Bouwstenen voor een nieuw Steden-
V
beleid’
blijkt dat groepen zoals onderwijzers en
www.vngjaarcongres.nl
creatieve mensen een positieve invloed kunnen hebben op de sociaaleconomi-
5 juni, Nieuwegein
sche stijging van ‘achterblijvers’ in hun
KansRijk 2008
oor de zevende keer organiseert de gemeente Amersfoort de Ambtena-
ren Toertocht. Alle gemeenteambtenaren
H
et congres ‘Bouwstenen voor een nieuw Stedenbeleid’ besteedt
uit het land zijn welkom. De afstanden
aandacht aan duiding van het nieuwe
oor de vierde keer organiseert Sen-
zijn 60, 110 en 160 kilometer en de route
grotestedenbeleid, dat na 2010 vorm
ternovem KansRijk hét evenement
gaat dit keer naar het zuidoosten van
moet krijgen. Wat zijn de belangrijkste
voor duurzaamheid en innovatie. Het
Amersfoort, het gebied van onder andere
vraagstukken, op welke wijze kunnen
stijging in de wijk te regisseren? Hoe
programma omvat onder meer plenaire
de beroemde Grebbelinie.
deze vraagstukken het meest effectief
werkt dat dan? In dit Kennisatelier slaan
sessies over het Maatschappelijke In-
Meer informatie?
worden aangepakt en hoe om te gaan
STIP en KIEM samen de brug tussen
novatieprogramma, het cradle to cradle-
www.ambtenarentoertochtamersfoort.nl
met de weerbarstige praktijk. Sprekers
wetenschap en praktijk.
concept en Energie in prachtwijken. Ook
Meer informatie?
is er een uitgebreide informatiemarkt.
Diverse data en diverse locaties
gelaar van Wonen Wijken en Integratie
www.nicis.nl
Meer informatie?
Excursies stedelijke vernieuwing
en Peter Nijkamp, voorzitter Nederland-
wijk. Hoe werkt dit precies? Hoe kunnen middenklassers zorgen voor sociale stijging van hun wijkgenoten? Is sociale
V
www.senternovem.nl/kansrijk
29 mei, Utrecht Studiedag Betere Buurten
T
ijdens deze studiedag maakt u kennis met andere, inspirerende
zullen onder meer zijn: minister Ella Vo-
H
et verbeteren van de fysieke én de
se organisatie voor Wetenschappelijk
sociale kwaliteit van wijken vraagt
Onderzoek
5 juni, Amersfoort
keer op keer om nieuwe oplossingen en
Meer informatie?
Variaties in kleinschalig wonen
maatwerk. Tijdens diverse excursies naar
www.nicis.nl
T
ijdens deze studiedag komt de vor-
stedelijke vernieuwingsprojecten laat het
ming van een visie op kleinschalig
Nirov verschillende praktijkvoorbeelden
19 en 20 juni Den Haag
Hierdoor kunt u beter analyseren wat
wonen en de mogelijke varianten in
van innovatieve stedelijke vernieuwing
Masterclass 'De economische kracht
er in de openbare ruimte van uw wijk
de praktijk aan bod. Speciale aandacht
zien. Wat heeft wel gewerkt, wat niet?
van netwerkvorming voor steden'
speelt, en inschatten wat dat betekent.
gaat uit naar de keuze intra- versus
Data en locatie van de excursies: Dich-
U bent in staat kansen en oplossingen te
extramuraal en de integrale samen-
tersbuurt Oss (12 juni), Wijk Heuvel te
signaleren en deze te verwerken in een
werking tussen de zorginstelling en
Breda (26 juni), Utrecht Overvecht (11
toekomstvisie op uw wijk. Daarnaast
woningcorporatie als het gaat om het
september), Goes Noord (25 september)
steden'. De deelnemers leren, aan de
krijgt u handvatten om deze visie te
opstarten en uitvoeren van kleinschalige
en Woensel West te Eindhoven (9
hand van inzichtelijke theorie, concrete
vertalen naar een praktisch beheerplan,
woonprojecten.
oktober).
trends en voorbeelden uit de praktijk,
waarin sociale en fysieke aspecten
Meer informatie?
Meer informatie?
met strategisch en praktisch beleid in te
samenkomen.
www.studiearena.nl
www.nirov.nl
spelen op interlokale en internationale
5, 12 en 26 juni, Den Haag
10-12 juni, Amsterdam
Pieter Tordoir.
Masterclass Stratego
Provada
R
J
Meer informatie?
manieren van kijken naar de buurt.
Meer informatie? www.nirov.nl
31 mei, Amersfoort Burgerparticipatie - De rol en functie
N
icis Institute organiseert de tweedaagse masterclass 'De economi-
sche kracht van netwerkvorming voor
netwerkvorming. Kerndocent is prof. dr.
ijk en gemeenten hebben een gedeelde opdracht in het aanpakken
aarlijks vindt de PROVADA, hét Ne-
www.nicis.nl
derlandse vastgoedplatform, plaats.
Drie dagen lang is de Amsterdam RAI
20 juni, Den Haag
eze bijeenkomst geeft infor-
problemen in ons land. Bovendien
het ontmoetingspunt voor institutionele
Bewoners en gebiedsontwikkeling
matie over de achtergrond,
zijn ook provincies, de EU en allerlei
beleggingsfondsen, banken, aannemers,
doelen, instrumenten en methoden van
“tussenbestuurslagen” vaak partij in het
woningcorporaties, gemeenten, project-
burgerparticipatie. Aan de hand van
besluitvormingsproces. Samenwerking
ontwikkelaars, architecten, makelaars,
praktijkvoorbeelden wordt ingegaan op
is van groot belang. In de praktijk is van
de overheid en huurders/gebruikers.
is het van essentieel belang bewoners zo
de rol van raadsleden.
echte samenwerking als gelijkwaardige
Meer informatie?
vroeg mogelijk bij het proces te betrek-
Meer informatie?
partners nog te weinig sprake. In de
www.provada.nl
ken. Op deze studiedag leert u hoe u
www.publiek-politiek.nl
masterclass ´Stratego: het spel tussen
van raadsleden
D
en oplossen van de maatschappelijke
D
e kennis en ervaring van lokale bewoners is van grote waarde voor
een goede gebiedsontwikkeling. Daarom
samen met de bewoners gebiedsontwik-
de verschillende bestuurslagen´ leert
11-13 juni, Den Haag
keling tot een succes kunt maken.
4 en 5 juni, Den Bosch
u hoe u effectieve samenwerking tot
World Conference on City Diplomacy
Meer informatie?
VNG-jaarcongres
www.nirov.nl
G
stand kunt brengen. Andere vragen die
Vaak werken lokale besturen in con-
lobaal en lokaal, leven met globa-
beantwoord worden zijn: Hoe vindt u
flictgebieden samen aan vredesopbouw.
lisering’ dat is het thema van het
de weg naar “Den Haag” die leidt tot het
Partnergemeenten in het buitenland on-
20 juni, Den Haag
tweedaagse VNG-jaarcongres. Gaststad
beste resultaat? Welke ‘tools’ zijn hierin
dersteunen daarbij. Tijdens de eerste
Nationale Milieudag 2008
is ’s-Hertogenbosch. Sprekers zijn on-
succesvol en welke niet? Welke vorm
World Conference on City Diplomacy
deranderen: oud-premier Ruud Lubbers,
van samenwerking leidt tot het beste
staat de rol van steden bij het voorkomen
Paul Schnabel (SCP), minister-president
resultaat?
en oplossen van conflicten centraal.
22 City Journal juni 2008
B
iobrandstoffen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een
duurzame energievoorziening. Eenderde
van het totale aandeel duurzame energie moet in 2020 afkomstig zijn uit deze
Schrijer
‘schone’ bron. Maar is bio-energie wel zo duurzaam? Die vraag staat centraal tijdens de Nationale Milieudag 2008.
Meer informatie? www.vvm.info
Kruitvaten in de polder
25 juni, Rotterdam Conferentie Wijkeconomie: De slag naar de praktijk
W
ijkeconomie is weer ´hot ´. Wijkmanagers, wethouders,
onderzoekers en adviseurs richten zich in toenemende mate op deze tot nu toe ‘vergeten’ pijler van de stedelijke herstructurering. In veel wijken zijn projecten gestart of inmiddels al toe aan een evaluatie. Tijd voor de vraag hoe de slag naar de praktijk gemaakt wordt. Het Centrum voor Ondernemen In Delfshaven (COID) organiseert samen met de gemeente Schiedam, de Regional Science Association (RSA) en het programma Stedelijke Economie van Nicis Institute de conferentie wijkeconomie:
In de 10e Atlas voor Nederlandse gemeenten staat ‘explosief materiaal’. In de kruitvatindicator is een ranking opgenomen van steden waar zowel veel kansen (vacatures en baanopeningen) zijn als tegelijk een bovengemiddeld hoge werkloosheid. Onderaan de lijst staat een aantal grote steden en mijn eigen stad scoort het slechtst op een aantal punten, vooral op werkloosheidcijfers De oproep die de onderzoekers doen is: ‘Stadsbestuurders, activeer die onderkant van de samenleving. Zorg dat je ze als de sodemieter in beweging krijgt. Dat er uitzicht is op betaald werk, want anders is deze groep werklozen de grootste bedreiging voor de leefbaarheid van je stad.’
De slag naar de praktijk.
Meer informatie? www.nicis.nl
Het rapport is voor mij de bevestiging van een aloud ideaal om de mensen aan de onderkant van de samenleving te ‘verheffen’. In Rotterdam hebben we om dat te bereiken een stevig Sociaal Programma opgetuigd. Concreet betekent dat: kinderen gaan langer naar school, ouders spreken de taal, jongeren leren een vak en halen hun diploma en iedereen werkt. In Rotterdam ben ik zelf verantwoordelijk voor de doelstelling om 20.000 extra mensen aan het werk te krijgen, betaald of onbetaald. Dat is ruim tweederde van de bijstandsgerechtigden. We zetten daar alle en extra mensen en middelen op in. De aanpak start door te roepen dat mensen iets terug moeten doen voor hun uitkering. Alleen maar thuiszitten met een uitkering is er niet meer bij. Daarbij: iedereen moet iets, maar iedereen kán ook iets. Afhankelijk van de competenties van mensen zoeken we naar betaald of onbetaald werk en begeleiden mensen vervolgens op de werkplek.
tures vertegenwoordigden. Op de bijeenkomst werden direct de eerste 1000 vacatures ingevuld en zijn er afspraken om de overige 1750 voor de zomer te vervullen. Dat gebeurde door creatief denkwerk en directe actie. Ter plekke werden nieuwe banen gecreëerd aan de onderkant en scholing georganiseerd waarmee doorstroom mogelijk wordt. Een typische polderaanpak: werkgevers, werknemersorganisaties, overheid, uitkeringsinstanties die samen afspraken maken die prima werken. Explosiegevaar voor Rotterdam afgewend… Overigens, in het onderzoek wordt min of meer beweerd dat het zinloos is om te investeren in de rest: woningen en buitenruimte bijvoorbeeld. Maar als je de mensen weer aan het werk krijgt en in een betere financiële positie, dan wil je ook dat ze de keus maken om in jouw stad te blijven wonen. En dat doen ze alleen als er leuke eengezinswoningen zijn, goede scholen, voldoende speeltuinen, trapveldjes en een goede middelbare school voor hun kinderen die zich, naar goed voorbeeld van hun werkende ouders, opwerken naar een succesvolle toekomst. Reageren?
[email protected]
Uiteraard koppelen we onze trajecten aan de vraag van de arbeidsmarkt. Scholing en re-integratie voor ‘de leuk’ is er niet meer bij. En het Rotterdamse bedrijfsleven is enthousiast over deze aanpak. Tijdens een recente top, de Rotterdamse Werktop, waren meer dan 200 deelnemers aanwezig die met elkaar 2750 vacaCity Journal juni 2008
23
Hoe houd je klantspecifieke productie betaalbaar?
Het antwoord van Siemens: de digitale fabriek. Onze innovaties combineren computersimulaties van de productplanning met geavanceerde fabrieksautomatisering voor een flexibelere productie. Hierdoor zijn individuele wensen van de klant betaalbaar te realiseren. www.siemens.com/answers
Answers for industry.