PROGRAMMA : INSCHRIJVING BINNEN BOVENLOKALE NETWERKEN BUSNETWERK / FIETSROUTENETWERK / RECREATIEF NETWERK De stedelijke strip en de parkway vormen samen met de bestaande wegen en de verbindingspaden doorheen het centraal park de belangrijkste linken tussen de verschillende gehuchten van Groot Sledderlo (Ter Boekt, Oud Sledderlo, Nieuw Sledderlo, nieuwe woonwijken). Ook op een grotere schaal schrijven zij zich in binnen belangrijke bovenlokale netwerken. In de toekomst kunnen de parkway en de verbindingspaden een belangrijke link worden binnen het bestaande fietsroutenetwerk in en rond Genk. Ook voor de inwoners van Groot Sledderlo kunnen deze verbindingspaden een kwalitatieve fietsroute naar Genk vormen. De nieuwe wegenconfiguratie biedt ook perspectieven voor een uitbreiding van het busaanbod. De bestaande buslijn, die aan een lage frequentie tot aan Nieuw Sledderlo rijdt, kan worden doorgetrokken langs de stedelijke strip zodat een lus Oud Sledderlo – Nieuw Sledderlo – Nieuwe Wijken – Terboekt ontstaat. Daarmee verbindt deze buslijn zowel deze kernen onderling als met het stadscentrum. Een ontdubbeling van deze buslijn biedt de mogelijkheid om de lus rondom het centrale park in twee richtingen af te leggen, wat de performantie sterk ten goede komt. Alle voorzieningen zijn gelegen langs de centrale strip en in Oud Sledderlo, zodat zij optimaal door deze buslijnen bediend worden. Meer algemeen zorgen de stedelijke strip en de parkway voor een desenclavering van Groot Sledderlo. Het wordt mogelijk om een route doorheen de wijk te kiezen. Daarmee komt de wijk letterlijk en figuurlijk op de “mental map” van de inwoners van de ruime regio te liggen.
Aansluiting Nieuw Sledderlo tussen stedelijke strip en parkway
PROGRAMMA: HERONTWIKKELING NIEUW SLEDDERLO Het isolement van Nieuw Sledderlo wordt doorbroken door de aansluiting op de stedelijke strip en de parkway Nieuw Sledderlo situeert zich momenteel op het uiteinde van het stedelijk weefsel van Groot Sledderlo. Zowel de ontsluiting langs de Oostenring als de grens met de industriezone rond het Albertkanaal zijn er de oorzaak van dat de wijk geen passage van doorgaand verkeer (zowel gemotoriseerd als zacht verkeer) heeft. Enkel voor de inwoners zelf is Nieuw Sledderlo een bestemming, hun woonbestemming. Een rechtstreeks gevolg hiervan is de beperkte aanwezigheid van commerciële buurtondersteunende functies. Zowel de koopkracht van de inwoners, als de kritische massa van Groot Sledderlo is in de huidige situatie onvoldoende voor een spontane ontwikkeling van een buurtondersteunende handelskern. Om Nieuw Sledderlo uit haar isolement te halen wordt de wijk binnen het masterplan ingeschreven in een grootschaliger netwerk met de stedelijke strip en de parkway als belangrijkste infrastructurele dragers. Vooral de randen van de wijk zullen een transformatie ondergaan om rechtstreeks en op een kwalitatieve manier aan te sluiten op beide nieuwe lineaire infrastructuren. Ten noorden van de nieuwe wijken biedt de stedelijke strip een aantal nieuwe strategische locaties voor de integratie van centrumfuncties op schaal van Groot Sledderlo. Zowel de bestaande voorzieningen zoals de Moskee en de buurtondersteunende functies, alsook de centrale groene ruimte van NieuwSledderlo sluiten aan op deze stedelijke strip. Samen kunnen zij in de toekomst een belangrijke centrale ontmoetingsruimte worden, zowel voor de inwoners van Nieuw Sledderlo als voor Groot Sledderlo. Het toegankelijker maken van de centrale groene ruimte is een belangrijk uitgangspunt. Aan de zuidkant van Nieuw Sledderlo vormen de galerijappartementen, samen met het ondoorwaadbare naaldbos de harde rand van de wijk. Om aan te sluiten op de parkway zal deze rand structureel moeten veranderen.
Randen van Nieuw Sledderlo
Problematiek gallerijwoningen type A
Problematiek gallerijwoningen type B
PROGRAMMA: HERONTWIKKELING NIEUW SLEDDERLO De randen van Nieuw Sledderlo aanpakken om het isolement te doorbreken Nieuw Sledderlo is ingebed in een beboste uitloper van het Kempisch Plateau. Voor deze begroeiing zijn zowel het grillige padennet alsook de beperkte beloopbaarheid kenmerkend. Het gevolg is dat het grootschalige groen weinig tot geen kwaliteit biedt aan Nieuw Sledderlo, maar veeleer een groene muur vormt aan de randen van de wijk. Zowel visueel als naar gebruik toe vormt het bos een ondoordringbare rand. De galerij-appartementen aan de oost- en zuidkant van de wijk vormen een deel van deze rand en hebben in de huidige situatie geen kwalitatieve relatie met het omringende groen. Door hun huidige oriëntatie en organisatie is de leefbaarheid van de wooneenheden momenteel problematisch. Bij Type A bevinden de galerijen zich aan de straatkant en de kleine terrassen van de wooneenheden aan de boskant. De garages vormen een doodse wand aan de boskant waardoor de ruimte tussen de woonblok en het groen niet meer dan een kale asfaltruimte is, die onttrokken wordt aan elke sociale controle. Type B situeert zich enkel aan de oostkant en heeft haar toegangen via galerijen aan de boskant. Dit zorgt voor een verwarrend statuut van de private en publieke toegangen: wasdraden in de galerijen aan de voordeur, een muur van garageboxen op het gelijkvloers aan de straatzijde, ... Bij deze typologie is de ruimte tussen de gemeenschappelijke toegang en het bos een onbestemde ruimte die ingepalmd wordt door parkings. Bij de bewoners van Nieuw Sledderlo worden de galerij-appartementen het minst gewaardeerd. De wisselwerking tussen de groene rand en de aanpalende woongelegenheden is zo goed als onbestaande. Binnen de nieuwe structuur wordt zowel de zuidelijke als de oostelijke rand met galerijappartementen herontwikkeld. Er werd onderzoek verricht naar de mogelijkheden om met nieuwe bebouwing beter op de context in te spelen.
PROGRAMMA: HERONTWIKKELING NIEUW SLEDDERLO Gallerijappartementen: afweging tussen renovatie en vervangende nieuwbouw Het overlopen van de knelpunten en mogelijkheden voor hergebruik toont aan dat het waarschijnlijk rendabeler is om nieuwbouw te verkiezen boven renovatie (zie de uitgebreide toelichtingsnota als bijlage). - renovatie vereist grondige renovatie (buiten- en binnenschrijnwerk, technieken, afwerkingen wanden, muren, plafonds) - oppervlakten appartementen en kamers voldoen niet aan VMSW-normen (slechts type 0/2, 1/2, en 2/3) - plafondhoogte onder VMSW normen - volgens VMSW is een lift wenselijk vanaf 3 bouwlagen - nieuwe technieken voor verticale geluidsisolatie niet toepasbaar - vervangen van gevelparement aangewezen Bovendien biedt nieuwbouw meer mogelijkheden tot een betere organisatie en aansluiting op de omgeving. Het masterplan illustreert een scenario met vervangende nieuwbouw, maar andere scenario’s (met b.v. integratie van de bestaande gebouwen in een nieuw bouwblok - zie schema) blijven mogelijk. Aan de zuidelijke rand vormen de galerijappartementen telkens een duo van dwars- en langs- georiënteerde appartementsblokken. De appartementsblokken die het perspectief blokkeren vanuit de woonstraten naar de parkway toe moeten afgebroken worden om de woonstraten die de stedelijke strip met de parkway verbinden door te trekken. De woonblokken die parallel met deze woonstraten ingeplant staan kunnen geïntegreerd worden binnen de nieuwe ontwikkelijkingen en pas in een later stadium vervangen worden door nieuwbouw.
PROGRAMMA: HERONTWIKKELING NIEUW SLEDDERLO Gebrek aan statuut en structuur Een ruimteboekhouding (bebouwd-onbebouwd) van de wijk Nieuw-Sledderlo toont aan dat het aandeel publieke buitenruimte zeer groot is ten opzichte van het aandeel private buitenruimte. Bovendien is het statuut van deze publieke ruimte niet altijd even duidelijk. Dit leidt tot een groot aantal ‘restruimtes’ die slechts een beperkte kwaliteit bieden aan de wijk en die aanleiding geven tot problemen zoals sluikstorten en vandalisme. Op andere plaatsen worden deze ruimtes dan weer toegeëigend en ingericht voor privaat gebruik (voortuinen – uitbreiding achtertuinen,…). Bovendien is er naast de beperkte diversificatie van de woontypologieën (bungalow-rijwoning-appartementsblok), ook in de publieke ruimte weinig variatie aanwezig. Ondanks de interessante omgevingselementen zoals reliëf en naaldbos, hebben de bewoners van Nieuw Sledderlo weinig aanknopingspunten om zich te identificeren met hun omgeving. De Wintergroenstraat vormt de toegang van de wijk en de Brandweg doet dienst als ‘achterpoort’ naar de aanpalende industriezone. Verder heeft elke straat eenzelfde statuut en materialisatie, zodat de wijk een monotoon karakter heeft en de identiteit van de plek redelijk beperkt is.
Structureren van de publieke ruimte
PROGRAMMA: HERONTWIKKELING NIEUW SLEDDERLO Herinrichting van het publiek domein Binnen het masterplan worden de vier noord-zuid georiënteerde woonstraten doorgetrokken vanaf de stedelijke strip tot aan de parkway. Zij vormen de rechtstreekse link tussen deze 2 landschappelijke dragers. Door deze verbindingswegen vormt Nieuw Sledderlo niet meer een geïsoleerd, op zich zelf staand eiland, ommuurd door bos, maar wordt de wijk ingeschreven binnen een stedelijk weefsel op schaal van Groot Sledderlo. Elke bewoner van Nieuw Sledderlo woont in eerste of ten hoogste tweede orde ten opzichte van de stedelijke strip en de parkway. Door de verbinding tussen de stedelijke strip en de parkway, ontstaat er een duidelijke hiërarchie in de woonstraten: de hoofdstraten verbinden de stedelijke strip en de parkway, en zijstraten zorgen voor de lokale bediening van de woningen. Deze differentiatie wordt ook doorgetrokken in de aanleg van de publieke ruimte. De hoofdstraten krijgen een meer stedelijk karakter en worden formeler ten opzichte van de huidige aanleg. De bedienende straten krijgen een veel informeler karakter en worden als woonerf ingericht. Ook de centrale groene ruimte wordt doorgetrokken tot aan de parkway. Door een juiste groenstructuur wordt deze toegankelijk als ontmoetingsruimte voor verschillende activiteiten (sport en spel, buurtfeesten, picknick,…). Dit “binnen”park biedt aan Nieuw Sledderlo een boeiende omgeving voor zowel de bestaande centrumfuncties (school, buurthuis,…) als nieuwe (crèche, kinderboerderij,…). Geprivatiseerde buitenruimte wordt in de mate van het mogelijke publiek toegankelijk gemaakt. Centraal wordt een fietsroute geïntegreerd.
3 4 1 2
Structuur en snedes publieke ruimte
1
Snede verbindende hoofdstraat
2
Snede verbindende hoofdstraat
3
Snede bedienend woonerf
4
Snede toegang tot centrale parkzone
Verbindende hoofdstraat
Bedienend woonerf
Toegang tot centrale parkzone
Benadering van de opdracht Voor de opdracht “de opmaak en de uitvoering van een masterplan voor Groot Sledderlo” is een geïntegreerde aanpak vereist. Volgens het ontwerpteam bestaat deze opdracht idealiter uit zes componenten: 1. de opmaak van het masterplan 2. overleg en communicatie (procesregie) 3. de opmaak van een RUP en een beeldkwaliteitsplan 4. ontwerp en realisatie van landschap, publieke ruimte en infrastructuur 5. ruimtelijk projectmanagement 6. supervisie over de architecturale uitwerking Het ontwerpteam beschikt over alle know-how die vereist is om deze geïntegreerde opdracht op een kwalitatieve manier uit te voeren. Opmerking: architectuurontwerpen voor concrete bouwprojecten behoren volgens het ontwerpteam niet tot de opdracht van de stedenbouwkundigen en landschapsontwerpers. Voor architectuurontwerpen worden bij voorkeur afzonderlijke opdrachten uitgeschreven.
Opmaak van een masterplan Het stadsontwerp is de stedenbouwkundige vertaling van een ruimtelijke visie. De visie, vaak verbeeld via ruimtelijke concepten, leidt tot het vastleggen van een aantal essentiële ontwerpkeuzes, de ruimtelijke krijtlijnen. Die krijtlijnen krijgen in het stadsontwerp een verdere invulling en verfijning in functie van een concreet ruimtelijk beeld. Het stadsontwerp slaat zowel op het proces als op het resultaat. Als proces is het stadsontwerp een vorm van ontwerpend onderzoek naar de betekenis, de potenties en de draagkracht van de ruimte. Via het ontwerpend
onderzoek worden programma’s gedefinieerd, visies uitgekristalliseerd en alternatieven geformuleerd. Als resultaat geeft het stadsontwerp een wervend beeld voor een vooropgestelde ontwikkeling. Het ontwerp expliciteert de achterliggende visies en krijtlijnen. Het is geen blauwdruk voor een gedetermineerde eindtoestand, maar een preferentiële en plausibele uitwerking op basis van onderbouwde uitgangspunten en veronderstellingen. Gezien de lange uitvoeringstermijn en de onzekerheid over het concrete bouwprogramma, heeft het geen zin om in dit masterplan alles te willen vastleggen. Wél is het aangewezen om een sterke landschappelijke structuur vast te leggen, inclusief publieke ruimte en infrastructuren. Op basis van deze structuren wordt bepaald op welke locaties ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en aan welke stedenbouwkundige randvoorwaarden die moeten beantwoorden. Het masterplan schetst voor deze locaties zoals gezegd een “referentie-ontwerp” dat de richting aangeeft voor toekomstige projecten. Het masterplan bepaalt met andere woorden het ambitieniveau. Het masterplan voor Groot-Sledderlo zal drie belangrijke “lagen” bevatten: een landschappelijke laag, een stedenbouwkundige laag en een functionele laag (infrastructuur en voorzieningen). Methodologisch kunnen vijf verschillende stappen worden onderscheiden, die evenwel niet lineair na elkaar kunnen worden gezet. In de praktijk is de opmaak van een masterplan een cyclisch proces. Daarom worden een twaalftal modules gedefinieerd waarbinnen telkens een aspect van het masterplan wordt onderzocht (hetzij thematisch voor het hele gebied, hetzij gebiedsgericht voor een onderdeel). Vanzelfsprekend wordt voortdurend de koppeling tussen de verschillende modules gemaakt, zodat een geïntegreerd masterplan ontstaat. Deze aanpak heeft voor de opdrachtgever enkele grote voordelen: de opdracht is van bij aanvang concreet, en beperkte hoeveelheden nieuw materiaal worden aan een haalbaar ritme verwerkt. Bovendien kunnen bij verschillende modules verschillende ambtenaren worden betrokken, in functie van het specifieke beleidsdomein waarin zij specialist zijn. De definitie van de modules en de volgorde waarin ze behandeld worden, gebeurt in overleg met de opdrachtgever.
1
algemeen kader
2
landschaps structuur
3
nederzettings structuur
analyse en onderzoek planningscontext / quick scan analyse landschap en geomorfologie stedelijke structuur /
multimodaal netwerk
best. verkeersnetw. /
4 5 6 7 8 9
visie en uitgangspunten gewenste ruimtelijke structuur
stads/landschaps ontwerp
haalbaarheids toets
visualisatie/ rapportering
concordantie met structuurschets beleidskader en visienota
gewenste
ontwerpend onderzoek
deelmasterplan en visienota
gewenste
ontwerpend onderzoek
deelmasterplan en visienota
beoogde modal ontwerpend concordantie met shift onderzoek beleidskader en routekeuze ruimt. / Oud-Sledderlo bestaande ontwerp gerichte kosten/baten maatschapp. visie Terboekt structuur interventies analyse en op ontwikkeling ruimt. / onderzoek Nieuw bestaande kosten/baten maatschapp. visie vernieuwing Sledderlo structuur analyse en op ontwikkeling patrimonium ruimt. / onderzoek nieuwe woningbehoeften kosten/baten maatschapp. visie mogelijke woonwijken / dichtheden analyse en op ontwikkeling scenario’s kosten/baten stedelijke programma locatiebeleid en conceptstudie analyse en voorzieningen behoeften synergieën programma toetsing bij actoren ruimt. / publieke best. toestand / conceptstudie maatschapp. visie technische ruimte referenties inrichting op ontwikkeling ecologische / park en best. toestand / conceptstudie (milieu) maatsch. visie op vallei referenties inrichting technische ontwikkeling richtinggevend bestaand flexibiliteit en zoneringsplan juridische kader kader rechtszekerheid en sted. afdwingbaarheid kosten/baten integratie van referenties / doelstellingen en analyse en duurzaamheids maatregelen in aspecten technologie ambitieniveau toetsing bij masterplan actoren
deelmasterplan en visienota plan, collages en toelichtingsnota plan, collages en toelichtingsnota plan, collages en toelichtingsnota schema’s, collages en toelichtingsnota plan, collages en toelichtingsnota plan, collages en toelichtingsnota aanbevelingen voor opmaak RUP toelichting bij weerhouden aspecten
Overleg en communicatie (procesregie)
Het ontwerpteam ziet zijn rol hierin drieledig.
bestuurlijke procesregie De haalbaarheid van dit ambitieuze, stedenbouwkundige project is afhankelijk van de goodwill en de inbreng van een groot aantal partners: diverse stedelijke diensten, de sociale huisvestingsmaatschappij, de provinciale overheid, diverse Vlaamse diensten en overheidsbedrijven, organisaties uit het middenveld, particuliere grondeigenaars, …. Meestal zijn deze overheden niet gewend om met een groot aantal partners tegelijk samen te werken aan één project. Respect voor de autonomie, de organisatiecultuur, de besluitvorming, … bepalen vaak het succes van de samenwerking. Via een gedegen procesregie worden op het juiste ogenblik de relevante actoren betrokken in het planproces, zodat een gedragen project ontstaat. Het technisch en beleidsniveau vragen daarbij een specifieke aanpak. Deze procesregie moet tegelijk omvattend zijn (iedereen meekrijgen) en selectief (het moet vooruitgaan). Het ontwerpteam kan indien nodig een aantal organisatorische taken van de opdrachtgever overnemen (contacten leggen, vergaderingen beleggen, verslagen maken, acties opvolgen, …), maar heeft vooral een taak bij het zoeken naar inhoudelijke consensus tussen de betrokkenen. Dit gebeurt door via “ontwerpend onderzoek” tot een gepaste inhoudelijke en methodologische oplossing te komen die een meerwaarde biedt voor het project en tegelijk de individuele belangen van elke actor dient.
bewonersparticipatie Het ontwerpteam vervult daarnaast een belangrijke rol in de bewonersparticipatie. Het team zal in samenspraak met de stadsdiensten en met de huisvestingsmaatschappij een methodiek uitwerken die zowel voor de bewoners, het stadsbestuur als de ontwerpers een toegevoegde waarde biedt. Elders in deze presentatie wordt daarvoor een voorstel uitgewerkt. Een ontwerper die zijn plan toelicht en verdedigt, kan niet tegelijkertijd de bespreking van het plan modereren. Indien het stadsbestuur niet zelf over moderatoren beschikt, kan het ontwerpteam een competente, onafhankelijke moderator aanbrengen.
wervende communicatie Tenslotte omvat een derde communicatief luik de “wervende” communicatie. Die is enerzijds gericht op de creatie van een draagvlak bij de onrechtstreeks betrokken omwonenden: andere wijken van Genk, Zutendaal, … Anderzijds moet de wervende communicatie ook kandidaat-bewoners, kandidaatgebruikers van de voorzieningen en andere kandidaat-gebruikers weten te bereiken. Daarom is het belangrijk de te communiceren boodschap goed uit te balanceren (wat wil mijn doelgroep weten ?) en de gepaste “toon” te vinden. Het ontwerpteam zal in samenspraak met de stad Genk een communicatiestrategie ontwikkelen en de inhoud voor de communicatiemiddelen voorbereiden (brochure, website, panelen, persmap, …).
Opmaak van een RUP en een beeldkwaliteitsplan
De vooropgestelde ontwikkeling concordeert niet helemaal met het vigerende juridisch en beleidskader (structuurplan, voorstel afbakening stedelijk gebied, gewestplan). De opmaak van een RUP is dus aangewezen om het project te faciliteren (en andere ongewenste ontwikkelingen onmogelijk te maken). Het opmaken van een RUP is géén louter juridisch-technische aangelegenheid. Aan de basis van een goed RUP ligt de afweging van welke elementen uit het masterplan juridisch verankerd moeten/kunnen worden, en op welke vlakken de nodige vrijheidsgraden moeten worden ingebouwd. De eerste afweging garandeert een basiskwaliteit. De tweede moet toelaten om op maatschappelijke evoluties en wijzigende behoeften in te spelen. Het RUP is dus een moeilijke evenwichtsoefening tussen flexibiliteit en rechtszekerheid (afdwingbare en éénduidig interpreteerbare voorschriften) Een beeldkwaliteitsplan werkt richtlijnen uit die de architecturale en landschappelijke kwaliteit moeten genereren. Dit beeldkwaliteitsplan worden opgevat als een intermediair document tussen het stadsontwerp en het RUP. Het bevat bepalingen die bij de architecturale en landschappelijke uitwerking van het stadsontwerp bij voorkeur worden opgevolgd, zonder dat deze juridisch in een RUP worden vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan is juridisch niet afdwingbaar, maar kan bij de begeleiding van ontwerpprocessen toch een grote rol spelen. Het beeldkwaliteitsplan is met andere woorden een richtinggevende
aanvulling / verdieping van het RUP. De stad kan de toepassing van het beeldkwaliteitsplan eventueel verankeren in samenwerkingsovereenkomsten. Onderdelen van een beeldkwaliteitsplan kunnen zijn:
beeldkwaliteitsplan architectuur: Positionering van gebouwen: in het stedenbouwkundig geheel, onderling, in de publieke ruimte Gebouwvolumes: dimensies, vloeroppervlakten, bouwlagen, verdiepingshoogten, dakvormen Gelijkvloerse functies, plinten, dimensies, verweving met woonfunctie Materiaalgebruik, -concept, kleurensuggestie Gevelopeningen, terrassen, uitsprongen, beeldvereisten Inpandige ruimten, niet bebouwde oppervlakten, relatie met de bebouwing en de straat Parkeren Referentiebeelden
beeldkwaliteitsplan publieke ruimte: Categorisering openbaar domein: indeling in categorieën naar gebruik en naar verkeersfunctie Beschrijving diverse gebruiksvormen van de publieke ruimte, activiteiten/rust Verkeer- en vervoerplan: openbaar vervoer, autoverkeer, parkeerstructuur: bovengronds en ondergronds, m.i.v. inpassing in de omgeving, zacht verkeer (fietsers, voetgangers) Groenaanleg: groenstructuur, beplanting, intensiteit van aanleg en beheer, verhouding cultuur/natuur Verlichting: concept verlichtingsstructuur, te gebruiken verlichtingssystemen
Straatmeubilair Principeprofielen Visie op kunstintegratie Referentiebeelden
Ontwerp en realisatie landschap / publieke ruimte / infrastructuur Het masterplan voorziet de uitwerking van een sterk “frame” van publieke ruimte, waarbinnen toekomstige ontwikkelingen met de nodige flexibiliteit kunnen worden ingepast. De uiteindelijke kwaliteit die op het terrein wordt gerealiseerd, zal dus in belangrijke mate afhangen van de kwaliteit van de landschapsaanleg, de publieke ruimte en de infrastructuur. Het ontwerpteam stelt daarom voor om zelf het ontwerp van de structurerende publieke ruimtes, infrastructuren en landschappen op zich te nemen. Het heeft alle competenties in huis om het volledige ontwerptraject, tot en met de werfopvolging, op een gedegen manier aan te pakken. Het gaat om volgende componenten: Voornaamste infrastructuur en publieke ruimte: stedelijke strip, parkway en verbindingswegen Landschapsaanleg van het park en de vallei, m.i.v. de groene ruimte tussen de ontwikkelingsvelden Bosbeheer in het park en de vallei
Ruimtelijk projectmanagement Projectmanagement is het aansturen van een proces in al zijn facetten, met het oog op de implementatie van een project op basis van het masterplan. Ruimtelijk projectmanagement impliceert de cyclische bijsturing en verfijning van een masterplan, ter voorbereiding van realisaties. Tijdens deze voorbereiding duiken immers voortdurend nieuwe randvoorwaarden of programmawensen op, die getoetst of in het plan verwerkt moeten worden. Volgende aspecten maken deel uit van het ruimtelijk projectmanagement:
Opmaak van projectdefinities Ter ondersteuning van de verschillende bouwheren (sociale bouwmaatschappij, stad Genk, andere) kan het ontwerpteam een bijdrage leveren aan de opstelling van de projectdefinitie en aan het onderzoekswerk dat daaraan voorafgaat. programmatorisch onderzoek (woningtypologie, gemeenschapsvoorzieningen, …) bouwkundig onderzoek (o.a. verbouwingsmogelijkheden bestaande bebouwing) budgetraming
Uitwerking van een actieprogramma De verschillende acties die op korte, middellange en lange termijn moeten/ kunnen worden genomen in functie van de realisatie van het masterplan, worden geïnventariseerd. Daarbij wordt onderzocht wie uitvoerder van de actie is, welke samenwerkingen nodig zijn, welke randvoorwaarden zich aandienen en welke budgettaire impact deze actie heeft.
Uitwerking van een fasering In de planvorming zal aandacht uitgaan naar de fasering. De fasering is van een groot aantal factoren afhankelijk. Door de evaluatie van verschillende scenario’s wordt duidelijk waar zich de onderlinge afhankelijkheden situeren en welke fasering preferentieel is.
Daarbij moeten de mogelijkheden op korte en op lange termijn zorgvuldig worden afgewogen. De behoefte om snel tot realisatie te kunnen overgaan, kan een rol spelen in de planvorming.
Voorbereiding van een samenwerkingsovereenkomst Indien verschillende publieke actoren bereid zijn om samen (delen van) het project te realiseren, dan kan worden overgegaan tot de opmaak van een samenwerkingsovereenkomst. Daarin wordt nauwkeurig omschreven wat wordt gerealiseerd, welke de taak van de verschillende actoren is, hoe de lasten worden verdeeld, hoe het overleg en de besluitvorming wordt georganiseerd, …
Uitwerking van publiek-private samenwerkingen Voor specifieke onderdelen van het project kan/moet de betrokken overheid samenwerken met een private partner. Dit vereist een specifieke aanpak. Een PPS constructie behoort tot de mogelijkheden, gezien de sterke betrokkenheid van het stadsbestuur.
Onderzoek naar subsidiemogelijkheden Tot slot is de zoektocht naar subsidiemogelijkheden (provinciaal, Vlaams, Europees) een tijdrovende maar lonende taak. Naast Vlaamse subsidies (Stadsvernieuwingsfonds, sociaal beleid, milieubeleid) zijn er nog tal van Europese programma’s die bijkomende middelen kunnen genereren. Dit zal de haalbaarheid van het project sterk ten goede komen.
Supervisie architecturale uitwerking
De uitvoering van architectuurontwerpen is volgens het ontwerpteam zeker geen taak van de stedenbouwkundigen en landschapsontwerpers. Aangezien de verschillende bouwprojecten een facetmatige invulling zijn van het samenhangende frame van publieke ruimte, is het zelfs een verrijking als hiervoor nieuwe ontwerpers met een eigen inbreng worden aangetrokken. Procesmatig kan hetzelfde ontwerpteam redelijkerwijze niet een concreet gebouw ontwerpen en tegelijk geacht worden om de supervisie over de diverse architectuurontwerpen waar te nemen. De supervisie over de uitvoeringsstudies is in essentie een kwaliteitsbewaking. De supervisor heeft de taak om erop toe te zien dat de principes uit het masterplan overeind blijven tijdens de verdere uitwerking. Deze supervisietaak kan bestaan uit volgende deeltaken (afhankelijk van een concreet project): het in overleg met de bouwheer opmaken van de opdrachtformulering van de te gunnen uitvoeringsstudies de ondersteuning van de bouwheer bij de presentatie van het masterplan en de opdrachtformulering de ondersteuning van en adviesverlening aan de bouwheer betreffende het selectieproces van ontwerper(s) het in overleg met de bouwheer evalueren en selecteren van ontwerpers voor de gunning van een opdracht de adviesverlening bij het opstellen van het realisatieproces het toezicht op het te realiseren project, op basis van het masterplan, tijdens het realisatieproces de onderlinge afstemming van diverse projecten waarvan de uitvoeringsstudie lopend is de actualisering van het masterplan op basis van de uitvoeringsstudies de ondersteuning van de opdrachtgever bij de externe communicatie met de betrokken actoren en met de bevolking.
Timing de opmaak van het masterplan Voor de opmaak van het masterplan stelt het ontwerpteam twaalf modules voor (zie hoger). De definitie van de modules en de volgorde waarin ze behandeld worden, gebeurt in overleg met de opdrachtgever. In principe worden de modules opeenvolgend behandeld. Indien nodig kan de uitwerking van verschillende modules elkaar enigszins overlappen. 1. algemeen kader 2. landschapsstructuur 3. nederzettingsstructuur 4. multimodaal netwerk 5. Oud-Sledderlo / Terboekt 6. Nieuw-Sledderlo 7. nieuwe woonwijken 8. stedelijke voorzieningen 9. publieke ruimte 10. park en vallei 11. richtinggevend kader 12. duurzaamheidsaspecten De uitwerking van een module vraagt drie tot vier weken, afhankelijk van de omvang en de complexiteit. Als een module klaar is, wordt ze voorgesteld aan en besproken met de opdrachtgever en eventueel met andere betrokken actoren. Vervolgens valideert de opdrachtgever de module (na eventuele aanpassingen). De bespreking en validatie neemt twee tot vier weken in beslag, afhankelijk van de interne organisatie bij de opdrachtgever. De totale uitvoeringstermijn van het masterplan bedraagt zodoende ongeveer vijftien maanden.
overleg en communicatie (procesregie) Dit deel van de opdracht start van bij de aanvang van de opmaak. Voor het bestuurlijk overleg wordt een vierledige overlegstructuur voorgesteld: de projectleiding, die bestaat uit de leidend ambtenaar en het ontwerpteam: hier wordt de voortgang van de studie opgevolgd en gecoördineerd. De projectleiding komt tweewekelijks samen. de technische werkgroep, die bestaat uit een vertegenwoordiging op ambtelijk niveau van de betrokken diensten en besturen. Hier worden de voorstellen van het ontwerpteam een eerste keer besproken en getoetst aan de inzichten en de kennis van de betrokken diensten. De technische werkgroep komt één tot twee keer samen tijdens de uitwerking van een module. de stuurgroep, die bestaat uit een vertegenwoordiging op beleidsniveau. Hier worden de voorstellen van het ontwerpteam finaal geëvalueerd en goedgekeurd. De stuurgroep komt aan het eind van de uitwerking van elke module samen. in een klankbordgroep worden alle zijdelings te betrekken actoren samengebracht (middenveld, georganiseerde bewoners, adviesraden, …) en van de voortgang van de studie op de hoogte gehouden. De klankbordgroep komt een viertal keer samen tijdens de opmaak van het masterplan, en kan ook daarna actief blijven tijdens het uitvoeringstraject. Voor de bewonersparticipatie worden drie tot vier workshops voorzien (zie verder): één aan het begin van het masterplanproces, één tot twee tijdens de uitwerking en één op het einde. De wervende communicatie start in principe pas na de afwerking van het masterplan, al kan tijdens de opmaak al gecommuniceerd worden over een stand van zaken (eventueel naar aanleiding van een participatieworkshop).
de opmaak van een RUP en een beeldkwaliteitsplan De opmaak van een RUP start na de afwerking en de goedkeuring van het masterplan. Tijdens de opmaak van het masterplan werd de basis van het RUP, het richtinggevend kader, reeds gelegd. Daardoor kunnen tijdens de opmaak van het RUP snel de methodologische knopen worden doorgehakt. De opmaak van het voorontwerp-RUP neemt ongeveer zes maanden in beslag,
afhankelijk van de omvang van het plangebied. De termijn van voorontwerp-RUP tot voorlopige vaststelling is sterk afhankelijk van de te volgen adviesprocedure. Wellicht is de opmaak van een plan-MER noodzakelijk en zal dit de timing determineren. De opmaak van een beeldkwaliteitsplan is niet aan procedures onderworpen. De opmaak van een eerste “draft” gebeurt gelijktijdig met de opmaak van het voorontwerp-RUP. De verfijning van het beeldkwaliteitsplan gebeurt tijdens de adviesprocedure van het RUP, zodanig dat het plan kan goedgekeurd worden gelijktijdig met de voorlopige vaststelling van het RUP.
ontwerp en realisatie van landschap, publieke ruimte en infrastructuur Ontwerpopdrachten voor de realisatie van landschap, publieke ruimte en infrastructuur starten in principe na de opmaak van het masterplan. Indien zich dringende noden of opportuniteiten voordoen, kunnen sommige opdrachten reeds tijdens de opmaak van het masterplan aanvangen.
ruimtelijk projectmanagement / supervisie over de architecturale uitwerking Het ruimtelijk projectmanagement en de supervisie over de architecturale uitwerking start na de opmaak van het masterplan. Voor dringende projecten (bv nieuw schoolgebouw, gebouwen met acute bouwkundige problemen) kan sneller een projectdefinitie worden opgesteld.
Bewonersparticipatie Problematiek Bewonersparticipatie is bij masterplanning een heikel thema wegens een ingebakken spanningsveld, inherent aan de discipline. Enerzijds bestaat bij het bestuur de angst om door een te vroege communicatie projecten gekelderd te zien, nog voor ze konden goedgekeurd worden. Anderzijds leeft bij bewoners vaak de frustratie dat een project pas getoond wordt als alles al beslist is, en inspraak dus geen zin meer heeft. De lange doorlooptijd van planprocessen zet bijkomend druk op de ketel. De methode die het ontwerpteam voorstelt biedt hierop een antwoord.
Theoretisch model Uitgangspunt is het gegeven dat de interesse van een gemiddelde inwoner in de toekomst van zijn leefomgeving sterk afneemt naarmate de afstand tot zijn eigen woning groter wordt. De participatievorm wordt hierop afgestemd.
De grote opties van het masterplan worden via conventionele infovergaderingen toegelicht aan de bewoners. Tijdens en na de toelichting krijgen de bewoners uitgebreid de kans om te reageren, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk. Dit kan de avond zelf of nadien, via de wijkwerkers of het middenveld. De inrichting van de directe omgeving (buurt en straat) wordt besproken in
workshops met een beperkt aantal bewoners tegelijk. Er wordt gediscussieerd over de mogelijkheden tot herinrichting en gebruik van het openbaar domein. Uit de discussie zal blijken dat de bewoners uiteenlopende voorkeuren en meningen hebben, waartussen consensus moet worden gezocht. Hieruit ondervindt ieder aan den lijve dat om te kunnen plannen, keuzes moeten gemaakt worden. Dit vergroot het begrip voor het “algemene” plan. De toekomst van de eigen woning (of appartement) wordt individueel of in zeer beperkt gezelschap besproken. Dit biedt de mensen de gelegenheid om emotioneel te reageren. Als het gaat om renovaties aan sociale huurwoningen, krijgen de mensen in de mate van het mogelijke de kans om mee te beslissen over nietstructurele aspecten.
Praktische aanpak De hierboven beschreven aanpak heeft als nadeel dat de directe participatie pas laat in het planproces van start gaat. Dit kan leiden tot frustratie of desinteresse. Het ontwerpteam wil hier als volgt aan tegemoet komen.
- Bij aanvang van het planproces worden enkele workshops gehouden, waarin telkens kleinere groepen bewoners actief mee een afweging kunnen maken van de kwaliteiten en de tekortkomingen in hun wijk. Dit gebeurt ge deeltelijk op een non-verbale manier: een beschreven vlaggetje in een luchtfoto prikken, een muurkrant, met beschreven post-its verzamelin gen aanleggen, … In kleine groep wordt spontaan gereageerd op de in dividuele meningen, zodat een gedachtenwisseling ontstaat. Na de verga dering worden alle opmerkingen verzameld en in een eenvoudig verslag neergeschreven. Dit wordt later verspreid onder de aanwezigen. Daarmee beseffen die dat met hun mening rekening zal worden gehouden.
- Halverwege het ontwerpproces wordt een eerste “draft” getoond, waar bewust nog heel wat werk aan is. De aanwezigen krijgen een toelichting en kunnen reageren. Deze reacties worden opnieuw zorgvuldig genoteerd. Enige tijd later volgt een nieuwe vergadering waarin het verder uitgewe rkte plan wordt toegelicht. De opmerkingen van vorige keer worden over lopen: welke zijn verwerkt, welke niet ? waarom ? Zelfs al hebben niet alle opmerkingen een aanpassing tot gevolg gehad, zien de aanwezigen toch in dat hun mening ernstig overwogen is en dat naar hen geluisterd werd.
Het ontwerpteam heeft deze eenvoudige maar efficiënte methodieken reeds met succes in andere projecten toegepast.
Visie op kunstintegratie Het is gevaarlijk om kunst te willen inzetten voor het bereiken van maatschappelijke of beleidsmatige doelstellingen. Door overdreven recuperatie verliest kunst zijn authenticiteit en geloofwaardigheid. Als kunst zijn nut moet bewijzen, verliest de kunstenaar zijn noodzakelijke vrijheid. Anderzijds dreigt de “kunst om de kunst” in de huidige context in Sledderlo op onbegrip te stoten, als een (ongewilde) uiting van betutteling en van wereldvreemdheid. Een overheid die investeert in kunst (in de publieke ruimte) in een omgeving waar veel maatschappelijke en individuele noden moeilijk gelenigd geraken, kan het verwijt krijgen foute prioriteiten te stellen. Daarom stelt het ontwerpteam voor om de middelen die beschikbaar zijn voor kunstintegratie, niet aan te wenden voor de aankoop van kunstwerken, maar ter beschikking te stellen van basiswerkingen die via kunstprojecten de sociale cohesie en de maatschappelijke emancipatie versterken. De financiële ondersteuning gebeurt hetzij via werkingsmiddelen, hetzij via infrastructuursubsidies (of een combinatie van beide). Twee voorbeelden:
Straattheater als emancipatorisch project “In de wijk Nieuw-Sledderlo vinden de jongeren weinig stimulansen om vooruit te komen. Daarvoor kunnen ze wel terecht bij Yawar. De straattheaterprojecten geven de jongeren de mogelijkheid te ontwikkelen en hun eigenwaarde terug te vinden. Via creatieve vaardigheden zoals bricolage, steltlopen, jongleren, dans, maskers en kostuums vervaardigen en musiceren, kunnen zij zichzelf uiten. Hierdoor leren zij zichzelf beter kennen en vergroten zij hun zelfvertrouwen. Los van hun taalkennis, mondigheid, studie-ijver kunnen jongeren door het aanleren van vaardigheden zich op een andere manier uiten, zonder te mislukken zoals al te dikwijls op school. Altijd geraken ze gefascineerd door één vaardigheid die hen ligt. Ze kunnen iets laten zien wat niet iedereen kan, hoe miniem het resultaat ook is. Willen ze vaardigheden bezitten, moeten ze vaak oefenen. Deze training en deze discipline beïnvloeden ook hun overige doen en laten in de maatschappij
op een positieve manier. Het maakt hen weerbaarder tegenover allerlei verslavingen en verleidingen. We hopen dat het hen strijdbaarder zal maken en hun maatschappelijke positie zal verbeteren. Een straattheaterproject werkt immers zeer intensief aan de persoonlijkheidsvorming. Het is een pure, harde en veelzijdige vorm van kunst. Samen iets creëren leidt tot verbondenheid. In een groep zoals Yawar leren jongeren rekening houden met elkaar, conflicten oplossen en afspraken maken en naleven.” (uit de doelstellingen van Yawar) Er kan worden nagegaan in hoeverre Yawar behoefte heeft aan een volwaardige infrastructuur: indoor oefenruimte, amfitheater, openlucht podium, …
Interculturele uitwisseling Een andere maatschappelijk gegeven in Sledderlo is blijkbaar het gebrek aan kennis over (en empathie met) de andere culturen in de buurt. Verschillende culturen en gemeenschappen leven letterlijk naast elkaar, zonder veel kennis over elkaars leefwereld. Interculturele uitwisseling zou hieraan tegemoet kunnen komen, mits ze “van onderuit” komt en niet wordt opgelegd. Opnieuw zou hier een basiswerking soelaas kunnen bieden. Het is voor het ontwerpteam niet duidelijk in hoeverre dergelijke basiswerking vandaag reeds bestaat in Groot-Sledderlo, en welke infrastructurele behoeften zich desgevallend aandienen.
Vervangende nieuwbouw versus renovatie Onderzoek bestaande toestand Nieuw-Sledderlo
beschrijving 257 appartementen in 13 gebouwen. bouwjaar 1972 à 1976: > 30 jaar oud boekhoudkundig wellicht niet afgeschreven: in die tijd werden sociale woningen dikwijls afgeschreven over 66 jaar bij afbraak moet saldo boekhoudkundig in één keer worden afgeschreven; welke invloed heeft dat op de financiering? Over welk bedrag gaat het nu? Van 8 gebouwen met 3 verschillende types onderzoeken we mogelijkheden voor hergebruik, de knelpunten en kansen.
Gebouwen nr.
# bouwlagen
# app./ bouwlaag
# app./gebouw
Totaal # app.
3-4-5-6
4
5
20
80
3
5
15
45
4
6
24
24
1-2-8 7
Vergelijking bestaande oppervlakte met oppervlaktenormen VMS -
gebouw nr. 1-2-8 nr. 3-4-5-6 nr. 7
woningtypes type 2/3 type 2/3 type 0/2 type 2/3 type 2/3 type 0/2 type 2/3 type 2/3 type 1/2
WO/won vmsw-WO min WO max WO 71,36 62 76 59,11 62 76 30,86 44 52 71,36 62 76 59,11 62 76 30,86 44 52 73,53 62 76 60,87 62 76 50,26 52 62
WO-opp. Voldoet te klein te klein Voldoet te klein te klein Voldoet te klein te klein
1ste slk slk 2 p 12,24 12,57 12,57 12,57 12,57 12,57 12,57 9,65
2de slk slk 1 p 8,16 11 11 11 11 11 11
Liften Volgens de ontwerprichtlijnen van de VMSW is een lift wenselijk vanaf 3 bouwlagen. Gebouwen nrs 1-2-8 hebben 4 bouwlagen en de overige hebben 5 lagen: telkens is de begane grond ingenomen door parkeren en bergingen. Gebouwen nrs 3-4-5-6 hebben geen gelijkvloerse toegang tot de inkomhal.
Verdiepingshoogte De verdiepingshoogten vloer-vloer is slechts 270 cm. De VMSW-norm bedraagt min. 250 cm voor woonruimte! Om een minimum aan verticale geluidsisolatie te kunnen verwezenlijken, om nieuwe technische voorzieningen te kunnen verwerken (afvoerleidingen, cvleidingen, elektriciteitsleidingen) en om eventueel de draagvloeren te
verstevigen (bij te dunne vloerplaten) is al vlug ±30 cm totale hoogte nodig. Dan blijft er nog slechts 240 cm vrije hoogte over.
Renovatie van de buitenmuren. De gevelstenen zijn op meerdere plaatsen aangetast en de muren zijn niet geïsoleerd. Vervanging van de gevelstenen is aangewezen, ook om bijkomende belasting op de funderingen te vermijden.
Trappen De afmetingen van de trappen (op- en aantrede) voldoen wel maar bij renovatie zullen de vloerpassen verhoogd moeten worden waardoor ook de passen van de trappen zullen moeten aangepast worden. Leuningen zijn meestal te laag.
Stellingname bij grondige renovatie Een renovatie moet een dergelijk gebouw minstens voor de volgende 30 jaar terug goed bruikbaar maken en dus moeten naar alle waarschijnlijkheid schrijnwerken (buiten- en binnen), alle technieken en de meeste afwerkingen van de oppervlakten worden vernieuwd. Maximaal één lift zou aangewezen zijn om de kosten in de hand te houden. Dit betekent dat de typologie met de gaanderij behouden moet blijven. De gebouwen hebben geen toegevoegde architecturale of stedenbouwkundige kwaliteit. De oppervlakten van kamers en appartementen voeldoen niet aan de oppervlaktenormen van de VMSW en er zijn slechts appartementen type 0/2, 1/2 en 2/3. Deze elementen zullen leiden tot grondige herindeling van bouwlagen en zeer waarschijnlijk tot grotere appartementen, en dus kleinere aantallen per bouwlaag. Daarbij zal de verticale geluidsisolatie – die nu verkregen wordt door de dubbele muren tussen de appartementen – doorbroken worden en zullen extra bouwkundige maatregelen nodig zijn om de geluidisolatie tussen de appartementen minstens op hetzelfde peil te houden als vandaag.
Vandaag vraagt de VMSW hogere plafonds en dit is niet realiseerbaar.
De kostprijs van verbouwingen versus de kostprijs van nieuwbouw Recente renovaties (gerealiseerd, in uitvoering en na aanbesteding) van sociale appartementsgebouwen tonen aan dat nieuwbouw steeds meer (financieel) wint van verbouwing. Kansen bij vervangende nieuwbouw. betere ruimtelijke inplanting mogelijk optimale architectuur: - bij keuze voor appartementsbouw kan misschien op een kleinere opper vlakte maar hoger en efficiënter (meer appartementen per lift) gebouwd worden - betere akoestische isolatie – verticaal en horizontaal - betere inplanting van parkeerplaatsen betere spreiding van woningtypes
Conclusie Het ontwerpteam durft te opteren voor vervangende nieuwbouw: niet duurder, veel betere architectuur (nu zien de appartementen er uit als de andere volumes, maar wel hoger), ruimte, woningprogramma… - mogelijkheden tot opwaardering hele site en vooral aansluiting op de omgeving - herkenningspunten - beter gebruik van het maaiveld: toegangen, sociale contacten en controle (‘doodse’ garages) - juiste voorkant/achterkant situatie: correcte overgangsgradiënt publiek -> privaat Vervangende nieuwbouw van alle verouderde gebouwen is echter een langdurig proces, zowel financieel, praktisch als maatschappelijk. Van “tabula rasa” kan geen sprake zijn. Dit betekent dat de vervangende nieuwbouw zich, zeker in de beginfase, moet kunnen integreren in (en conformeren met) de bestaande structuur van Nieuw-Sledderlo. De keuze tussen vervangende nieuwbouw versus renovatie heeft dus geen dwingende impact op het masterplan: beide opties blijven open.