rechtstreeks
2008 - nr 1
Beginselen van digitalisering van rechtspraak: een aanzet tot bewustwording
rechtstreeks
2008 - nr 1
Beginselen van digitalisering van rechtspraak: een aanzet tot bewustwording
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 1
25-06-2008 10:43:37
Rechtstreeks is een periodiek van de Raad voor de rechtspraak en richt zich op de praktijk en de ontwikkeling van de rechtspraak in Nederland. Het blad stelt zich ten doel wetenschappelijke inzichten en bijdragen aan het publieke debat over de rechtspraak ter kennis te brengen van allen die beroepshalve bij de rechtspraak betrokken zijn. Opname in Rechtstreeks betekent niet dat de inhoud het standpunt van de Raad voor de rechtspraak weergeeft. Redactieraad Mr. Th. Groeneveld (voorzitter) Lid Raad voor de rechtspraak Drs. M.J.G. Brackel Hoofd Kabinet & Communicatie Raad voor de rechtspraak Mr. W. Duitemeijer Raadsheer-plaatsvervanger Gerechtshof Arnhem Prof. mr. dr. A.M.P. Gaakeer Bijzonder hoogleraar Rechtstheorie Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Erasmus Universiteit Rotterdam Rechter Rechtbank Middelburg
Redactie Dr. A. Klijn (eindredacteur) Adviseur wetenschappelijk onderzoek Raad voor de rechtspraak Mr. drs. E.C.M. Bouman Beleidsadviseur Raad voor de rechtspraak M.I. Scholtz (secretaris) Programmamanager wetenschappelijk onderzoek Raad voor de rechtspraak
Prof. mr. J.L.M. Gribnau Bijzonder hoogleraar Kwaliteit van fiscale regelgeving, Universiteit Leiden en hoofddocent fiscale methodologie, Universiteit van Tilburg Mr. J.J.M. de Laat Vice-president inhoudelijk adviseur, sector kanton Rechtbank Utrecht Mr. Th.C.M. Willemse Rechter Rechtbank Zutphen
2
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 2
25-06-2008 10:43:37
rechtstreeks 1/2008 Redactioneel
Redactioneel Begin jaren ’80 kwamen de eerste tekstverwer-
mogelijk werd doordat we via de zaaksadmi-
kers de rechtspraak binnen. Die waren voor de
nistratie veel meer en veel beter wisten hoe
griffie, niet voor de rechters. Nu is het 25 jaar
lang we over zaken doen.
later: de typisten zijn weg. Daarvoor in de
Maar er valt nog veel meer te doen. De grote
plaats kwam de ICTRO. De invoering van email
sprong naar digitale dossiers is nog niet
was het grootste succes. Er zijn nu zelfs meer
gemaakt en ook het genereren van nieuwe
computers dan werkplekken.
kennis is nog nauwelijks aan de orde.
Techno-optimisten zagen aankomen hoe IT
Digitale toegang is volgens de Agenda van de
alle dingen nieuw maakt, sceptici zagen
rechtspraak een prioriteit voor de komende
waarden verloren gaan. Hoe heeft de IT de
jaren. Dat wordt dringend omdat we inmiddels
rechtspraak veranderd?
gewend zijn geraakt aan digitale dienstverlening, ook door de overheid.
Richard Susskind somde in 1996 voor de rechtspraktijk 15 nieuwe toepassingen op, van
Ronald van den Hoogen schreef in 1999 in
wijd verspreid institutioneel geheugen via
opdracht van de toenmalige Adviesraad
automatische samenstelling van documenten
Informatievoorziening Zittende Magistratuur
tot eenvormige werkprocessen. 1 De Neder-
de brochure “Informatie Met Beleid” en in het
landse rechtspraktijk heeft er daarvan tot nu
vervolg daarop zijn proefschrift. Deze Recht-
toe een stuk of zes verwezenlijkt. Via kantoor-
streeks borduurt op dat laatste werk voort.
automatisering en digitale zaaksadministratie
Centraal thema: artikel 6 van het Europees
is de samenstelling van documenten geauto-
Verdrag tot bescherming van de rechten van
matiseerd. We zijn een institutioneel geheugen
de mens vormt ook voor de digitalisering een
aan het opbouwen met het e-archief, we
toetsingskader. Daarin liggen de kwaliteits-
hebben Porta Iuris en de uitspraken op
normen voor goede rechtspraak verankerd:
Rechtspraak.nl. Dat alles heeft voordelen
toegang, openbaarheid, redelijke termijn,
gebracht. Om er een te noemen: tussen 1996
onafhankelijkheid en eerlijke behandeling. IT
en 2007 zijn de doorlooptijden van civiele
kan betere verwezenlijking van die kwaliteits-
zaken op tegenspraak teruggelopen van 700
normen dichterbij brengen, bijvoorbeeld door
naar minder dan 300 dagen.2 Dat komt vooral
verbeterde toegang en meer transparantie.
omdat het beleid dat gevoerd is ter versnelling 1 Richard Susskind, The Future of Law, Facing the Challenges of Information Technology, Oxford 1996. 2 R. Eshuis, Het recht in betere tijden, Over de werking van interventies ter versnelling van civiele procedures. WODC, 2007, Onderzoek en beleid nr. 254. 3
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 3
25-06-2008 10:43:37
rechtstreeks 1/2008 Redactioneel
Beginselen zijn in het recht iets heel bijzon-
automatisch in 25 talen is gegenereerd. Ik ben
ders. Hun toepassing kan immers worden
ooit een tijdje vertaler geweest bij een
getoetst door de hogere rechter, zoals equality
Europese instelling, en het werk dat ik daar
of arms en de lijdelijkheid van de rechter. De
toen deed gebeurt nu door een machine. Er
allerergste zijn zelfs in het Latijn: ne bis in idem,
zijn nu zelfs programma’s voor online geschil-
presumptio innocentiae. Je bent als rechter als
lenbeslechting.6 Dan dringt de vraag zich op of
de dood dat je een beginsel niet goed toepast
het werk dat ik nu als rechter doe straks ook
en dan vernietigd wordt door de volgende
door een computer wordt overgenomen.
instantie. Daarop doordenkend in dit kader,
Kunnen computers recht spreken?
moet mij het volgende van het hart. In 2003 heb ik gewezen op de risico’s die informatise-
Jaap van den Herik zei in zijn oratie dat dat
ring en automatisering meebrengen: te veel
best kon.7 Het lijkt voor een justitiabele heel
vereenvoudiging en te dwingende systemen
aantrekkelijk: je hebt een juridisch probleem,
tasten de kern van rechtspraak aan. 3 Van den
je tikt de relevante gegevens in en de uitslag
Hoogen heeft het over hele specifieke risico’s
wordt gegenereerd. Of je begaat een strafbaar
die de kern van rechtspraak raken. Sommige
feit en kunt er zeker van zijn dat je dezelfde
van zijn beginselen zijn meer aanwijzingen
straf krijgt als anderen in vergelijkbare
voor best practices dan beginselen.
gevallen. In de medische praktijk is aange-
De webrichtlijnen van de overheid zijn een
toond dat de bejegening van de patiënt signifi-
voorbeeld van zo’n aanwijzing. Intrigerend is
cant bijdraagt aan diens genezingskans. In de
de bijbehorende automatische test. Recht-
rechtspraak geldt iets dergelijks. De sociale
spraak.nl scoort 12 fouten op 47 testpunten.
vaardigheiden van nieuwe rechters worden
Bij nader onderzoek blijkt dat die 12 fouten in
niet voor niets goed getraind in de opleiding.
heel veel sites voorkomen. 2 worden veroor-
Maar daar gaat het mij nu even niet om. Heel
zaakt door het feit dat Rechtspraak.nl alleen
veel rechterlijke beslissingen zijn grotendeels
Nederlands is en dus geen taalkeuze kent. Er
routine, zoals civiele verstekken en artikel 8
zijn meer van die testprogramma’s Je kunt
WVW-zaken. We zien dat die beslissingen
automatisch de begrijpelijkheid van je tekst
steeds meer bij de rechter weg worden
controleren – dat zou iets voor je vonnis zijn,
gehaald, zoals al is gebeurd in het kader van
ware het niet dat het alleen nog maar voor het
de administratiefrechtelijke handhaving van
Engels bestaat. 4 Er zijn ook automatische
verkeersvoorschriften. De rechter komt er
vertaalprogramma’s.5 Spullen uit China zijn
alleen nog aan te pas bij een echt geschil. Dat
vaak voorzien van zo’n gebruiksaanwijzing die
is nu precies wat ik bedoel: de rechter is er
3 D ory Reiling, Rechtspraak in de digitale delta, Nederlands Juristenblad jrg. 78 nr. 44, 2003 en “Doing justice with information technology.” Information & Communications Technology Law 15 (2006). 4 http://www.ilovejackdaniels.co m/tools/readability-score 5 http://www.google.com/language_tools?hl=en 6 Het vaste voorbeeld is SquareTrade, een onderdeel van eBay. Sinds kort neemt ST geen nieuwe geschillen meer aan omdat er problemen waren met het feedbacksysteem van eBay. 7 H.J. van den Herik, Kunnen computers rechtspreken? (oratie Leiden), Gouda Quint bv., Arnhem 1991. 4
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 4
25-06-2008 10:43:37
rechtstreeks 1/2008 Redactioneel
voor die gevallen waarin niet duidelijk is wat de
jurisprudentie. Dan moeten er veel meer zaken
uitkomst moet zijn. Jaap van den Herik is van
in de databanken en deze databanken moeten
zijn stelling teruggekomen toen hij zich –
veel beter ontsloten worden. Als we dat willen,
nieuwsgierig als hij is – meer had verdiept in de
hebben we meer expertise nodig die recht-
rechtspraak. Het ziet er niet naar uit dat
spraak en informatica met elkaar kan laten
computers het werk van de rechter gaan
samenwerken. Het blijkt goed mogelijk om
overnemen.
een databank voor consistente straftoemeting
Van den Hoogen vroeg zich aan het eind van
te bouwen die op basis van grote aantallen
zijn proefschrift af of rechters wel recht kunnen
uitspraken in elke strafzaak een oriëntatiepunt
spreken. Daarmee stelt hij de vraag of
kan leveren. Een mooi onderzoek door
menselijke rechters wel kunnen voldoen aan
medewerkers van de Raad heeft dat onlangs
de eisen die we stellen aan informatiesystemen
laten zien. 8 Daarmee zou rechtspraak eerlijker,
en computers.
transparanter en zelfs sneller kunnen worden. IT kan ons dus helpen om beter recht te
Een belangrijk deel van de beginselen gaat
spreken. Het betekent niet dat er voor de
eigenlijk over standaarden. Het lijkt mij vanzelf-
rechter niets meer te beslissen zou zijn, maar
sprekend dat de digitale rechtspraak zich
wel dat het in die gevallen waarin er iets te
houdt aan algemeen geldende conventies
beslissen valt de taak van de rechter is om te
voor communicatie en inrichting van de interne
beslissen.
processen. Maar in het verlengde van standaarden ligt standaardisatie: dingen hetzelfde
Dory Reiling
gaan doen omdat ze voldoende op elkaar lijken. Een jaar of tien geleden was standaardisatie in de rechtspraak een taboe. Wij leverden maatwerk; elke zaak vereiste een eigen benadering. Inmiddels worden de werkprocessen geüniformeerd en er wordt beleid ontwikkeld voor veel voorkomende kwesties. We zijn door het gebruik van kantoorautomatisering anders naar ons werk gaan kijken. Aan het andere eind van het spectrum zijn de zaken complexer geworden. De informatie in onze dossiers kan in digitale vorm beter worden gehanteerd. Wat ook zou helpen is genereren van kennis vanuit onze eigen
8 F rank van Tulder en Bart Diephuis, Afgewogen Straffen, analyse en verbetering van de Databank Consistente Straftoemeting, Research Memoranda nr. 4, jaargang 3, 2007 5
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 5
25-06-2008 10:43:38
Ronald van den Hoogen
Ronald van den Hoogen studeerde rechten in Leiden en promoveerde in 2007 aan de Universiteit Utrecht op een onderzoek, getiteld: ‘E-Justice,beginselen van behoorlijke elektronische rechtspraak’. Ronald werkt thans als programmamanager bij de directie Rechtsbestel van het ministerie van Justitie. In deze functie werkt hij aan het bevorderen van het gebruik van moderne technologie in de justitiële keten. Hij schrijft op persoonlijke titel.
6
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 6
25-06-2008 10:43:38
rechtstreeks 1/2008 Over digitalisering en kwaliteit van rechtspraak
Beginselen van digitalisering van rechtspraak: een aanzet tot bewustwording Ronald van den Hoogen 1
Over digitalisering en kwaliteit van rechtspraak
Het kan u niet zijn ontgaan: rechtspraak wordt digitaal toegankelijk. De procedure bij de rechter, die nu nog wordt gedomineerd door papieren dossiers, schriftelijke documentenuitwisseling, faxverkeer en het horen van personen ter zitting, zal de komende jaren veranderen in een geheel of gedeeltelijk gedigitaliseerde procedure. In toenemende mate zullen toepassingen van informatie- en communicatietechnologie (ICT) worden ingezet bij het aanbrengen van zaken, bij de voorbereiding van de zitting, de behandeling in de rechtszaal en bij het maken en publiceren van het rechterlijk vonnis. Steeds vaker ook zullen rechters te maken krijgen met elektronisch berichtenverkeer, de elektronische handtekening, digitale dossiers, de elektronische rol en videoconferentie. Deze ontwikkeling beperkt zich uiteraard niet tot Nederland. Het streven naar digitale toegankelijkheid is een van de speerpunten voor het justitiële beleid van de Europese Unie voor de komende jaren. In 2007 hebben de ministers van Justitie van de lidstaten van de Europese Unie besloten prioriteit te geven aan E-Justice. E-Justice heeft tot doel het grensoverschrijdende justitiële verkeer te verbeteren door gebruik te maken van de mogelijkheden die moderne technologie biedt. Hoewel het grensoverschrijdend digitaal verkeer nog in de kinderschoenen staat, wijzen ook deze ontwikkelingen in de richting van digitaal toegankelijke rechtspraak. Hoewel de lichten dus ogenschijnlijk op groen staan voor het gebruik van ICT bij rechtspraak, maak ik even een pas op de plaats. Een aantal principiële vragen is namelijk nog nauwelijks aan de orde geweest. Welke veranderingen brengt digitale toegankelijkheid van rechtspraak met zich mee voor de rechter en de rechterlijke procedure? Wat betekent het voor de (juridische) kwaliteit van rechtspraak? Het zijn grote vraagstukken, waarop niet zo snel een kant-en-klaar antwoord mogelijk is. De komende jaren is ongetwijfeld nog veel wetenschappelijk onderzoek nodig voordat we beter inzicht krijgen in de betekenis van digitalise-
7
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 7
25-06-2008 10:43:38
rechtstreeks 1/2008 Over digitalisering en kwaliteit van rechtspraak
ring voor de rechtspraak. In deze publicatie doe ik een poging om alvast enige helderheid te creëren door te wijzen op trends en juridische ontwikkelingen en richtlijnen die mijns inziens relevant zijn voor de beantwoording van de vragen. Dat geeft wellicht enig houvast voor de toekomst en kan als denkrichting dienen voor nader onderzoek. Digitale toegankelijkheid van rechtspraak wordt vaak beschouwd als een middel om de rechtspraak effectiever en efficiënter te maken. In de Agenda van de Rechtspraak 2008-2011 wordt digitale toegankelijkheid opgevoerd als doel onder de hogere doelstelling van effectieve rechtspraak. Hierdoor zou men kunnen veronderstellen dat de overgang naar digitaal toegankelijke rechtspraak vergelijkbaar is met de overgang van de vulpen naar de schrijfmachine: het wordt allemaal wat sneller en gemakkelijker, meer niet. Vanuit deze vooronderstelling doorredenerend, zijn de vragen die ik hierboven heb gesteld relatief eenvoudig te beantwoorden. Digitale toegankelijkheid brengt dan voor de rechter nauwelijks veranderingen met zich mee en de rechterlijke procedure en de kwaliteit van rechtspraak wordt op slechts twee aspecten door digitalisering geraakt. Ten eerste: het wordt voor procesdeelnemers eenvoudiger om zich toegang tot de rechter te verschaffen, omdat zij er een (digitaal) kanaal bij krijgen. Ten tweede: zaken kunnen wellicht sneller en efficiënter worden afgehandeld, wat ook bijdraagt aan de kwaliteit van rechtspraak. Zowel de veronderstelling dat digitalisering slechts in beperkte mate betekenis heeft voor de rechterlijke procedure als de – impliciet geuite – veronderstelling dat digitalisering van rechtspraak slechts twee kwaliteitsaspecten raakt (toegankelijkheid en snelheid) deel ik niet. Dit vormt de kern van mijn promotieonderzoek en van het onderstaande betoog. Digitalisering is meer dan een instrument dat de rechtspraak verrijkt. Het is een ingrijpende verandering die alle aspecten van de rechterlijke procedure raakt en niet alleen betrekking heeft op de toegankelijkheid en de snelheid. In deze publicatie vraag ik aandacht voor de onvoorziene (nog niet goed doordachte en daarom in zijn consequenties) en mogelijk onwenselijke gevolgen van digitalisering van rechtspraak en voor de voorwaarden waaronder de beoogde effecten wel en de niet wenselijk geachte gevolgen niet gerealiseerd worden. Deze voorwaarden duid ik aan als beginselen van digitalisering van rechtspraak. Er is nog een derde element in mijn betoog waarvoor ik aandacht vraag. Digitalisering, noch het nadenken over de normatieve gevolgen die digitalisering van rechtspraak heeft, zijn vrijblijvende activiteiten. De Hoge Raad heeft al halverwege de jaren 90 vastgesteld dat de mogelijkheden die ICT biedt, onder bepaalde omstandigheden, voor de overheid de verplichting met zich mee brengt om deze mogelijkheden ook te gebruiken: technologie verplicht.
8
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 8
25-06-2008 10:43:38
rechtstreeks 1/2008 Over digitalisering en kwaliteit van rechtspraak
Een verdachte, aldus het arrest, mag niet ‘zonder vaste woon- of verblijfplaats’ worden gedagvaard als hij gedetineerd is en dit feit bij het Openbaar Ministerie bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn. Om te bepalen of de detentie bekend is of kan zijn, heeft de Hoge Raad in deze arresten laten meewegen dat het OM de beschikking kan over het Verwijsindex Personen systeem (VIP)waarin gegevens staan over alle personen die in een penitentiaire inrichting verblijven. Met behulp van dit systeem is op eenvoudige wijze te achterhalen of (en zo ja, waar) een verdachte gedetineerd is. Het Openbaar Ministerie had dat in deze gevallen niet gedaan en de Hoge Raad verbond daar rechtsgevolgen aan: de dagvaarding werd nietig verklaard (HR 7 februari 1995, NJ 1995, 618; HR 14 februari 1995, NJ 1995, 536.). Deze uitspraken zullen naar mijn mening in de toekomst bredere betekenis krijgen. Het OM zal op den duur ook de verplichting krijgen om andere systemen te gebruiken om een verdachte te vinden. Als een verdachte bijvoorbeeld met behulp van de zoekmachine Google eenvoudig is te achterhalen en het OM heeft dit verzuimd te controleren, valt dit het OM mogelijk evenzeer te verwijten. Er is ook geen enkele reden om te veronderstellen dat de rechter zelf niet door de algemene norm, dat technologie verplicht, wordt gebonden. Alle leden van de rechterlijke macht zullen, zo is mijn inschatting, op termijn verplicht worden om systemen te raadplegen en te gebruiken als de kwaliteit van hun werk hierdoor aantoonbaar verbetert. Om een beeld te krijgen van potentiële beginselen van digitalisering van rechtspraak, koppel ik het de digitalisering van rechtspraak aan vijf algemene, internationaal erkende beginselen van behoorlijke rechtspraak. Daarbij maak ik gebruik van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over dit artikel. Hierin worden vijf beginselen van behoorlijke rechtspraak geformuleerd: • Het recht op toegang tot de rechter; • Het recht op openbaarheid van rechtspraak; • Het recht op een uitspraak binnen redelijke termijn; • Het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter; • Het recht op een eerlijke behandeling. Voorafgaand aan de analyse van deze beginselen in het licht van het digitaliseringsproces, geeft het tweede hoofdstuk een beknopt beeld van wat digitalisering van rechtspraak (het primaire) op dit moment inhoudt. Het gaat slechts zijdelings in op de betekenis voor de Rechtspraak (met een hoofdletter R, de rechterlijke organisatie). Dat betekent overigens niet dat de betekenis voor de rechterlijke organisatie beperkt of minder relevant is. Integendeel: de komende jaren zullen belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden in de wijze waarop de
9
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 9
25-06-2008 10:43:39
rechtstreeks 1/2008 Over digitalisering en kwaliteit van rechtspraak
rechterlijke organisatie functioneert. Die hebben bijvoorbeeld betrekking op de rechterlijke indeling, de samenwerking tussen gerechten, de rechtseenheid, de gegevensuitwisseling met het buitenland, de archivering van documenten, de wijze waarop de rechterlijke organisatie met de burger communiceert en de transparantie van het functioneren van de Rechtspraak. Al deze ontwikkelingen worden in belangrijke mate beïnvloed door het voortgaande proces van digitalisering binnen onze samenleving en door de toenemende mogelijkheden van ICT.
10
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 10
25-06-2008 10:43:39
rechtstreeks 1/2008 De stand van zaken in de rechtspraak
2 De stand van zaken in de rechtspraak Zoals gezegd: ik beperk me tot het gebruik van ICT bij het aanbrengen van zaken, bij de voorbereiding van de zitting, bij de behandeling in de rechtszaal en bij het maken en publiceren van het rechterlijk vonnis. Hieronder wordt een beperkt aantal voorbeelden gegeven van concrete toepassingen die hiervoor (kunnen) worden gebruikt. Die voorbeelden zijn niet veel meer dan illustraties, voor degenen die zich nog geen beeld kunnen vormen van wat digitalisering van rechtspraak inhoudt. Tegelijkertijd zullen ze zonder twijfel over een jaar of 10 achterhaald zijn, zullen wellicht andere termen worden gebruikt voor vergelijkbare toepassingen of zal de lezer meewarig het hoofd schudden om (kennelijk) zoveel onwetendheid bij de lezer dat het nodig was om de toepassingen van ICT nog eens te beschrijven. Een prominente toepassing van ICT is een (relatief) oude bekende: de website Rechtspraak. nl. Deze website is nu nog vooral een jurisprudentiedatabank. In de toekomst zal naast de openbare jurisprudentiedatabank ook sprake zijn van een digitaal uitsprakenregister. “Partijen of derden zouden op basis van een aantal unieke kenmerken (bijv. naam van gedaagden en dossiernummer) hun eigen rechterlijke uitspraak in dit register moeten kunnen opvragen.(…) Het digitale uitsprakenregister is in beginsel niet openbaar en kan niet worden gebruikt voor de publicatie van uitspraken op rechtspraak.nl. Zodra digitale authentieke rechterlijke uitspraken wettelijk mogelijk worden gemaakt, (…) kan het digitale uitsprakenregister ook dienen als een centraal archief voor alle uitspraken” (Kader Digitale toegankelijkheid, p.13).
De website zal in de toekomst het middel zijn voor nationale en internationale procesdeelnemers om kennis te nemen van de procedure en om zaken aan te brengen bij de rechter. Binnen het eerder genoemde E-Justice-project wordt gewerkt aan EU portalen waarmee buitenlandse procesdeelnemers zich eenvoudig toegang kunnen verschaffen tot de Nederlandse rechter. In het Kader Digitale Toegankelijkheid wordt een beeld geschetst van de wijze waarop in de toekomst zaken bij de rechter kunnen worden aangebracht. Dit noemen we elektronisch berichtenverkeer. “De komende jaren zal veilig elektronisch berichtenverkeer met professionele partijen worden ingevoerd. Waar dit op een voor de burger op eenvoudig te hanteren wijze kan, wordt ook het digitaal aanbrengen van zaken voor burgers mogelijk gemaakt. Via de elektronische rol die thans wordt ingevoerd kunnen procesvertegenwoordigers de voortgang van hun zaak volgen. Deze faciliteit zal opengesteld worden voor partijen zelf. Het schriftelijk dossier wordt geleidelijk vervangen door een digitaal dossier, dat ook toegankelijk wordt voor procespartijen. Partijen kunnen dan in meer detail de voortgang van hun zaak volgen en op termijn kennis nemen van relevante documenten.”(Kader Digitale toegankelijkheid)
Op dit moment wordt al ervaring opgedaan met de nieuwe rol die de website moet gaan vervullen, bijvoorbeeld bij het Roljournaal. Het Roljournaal is een service van Rechtspraak.
11
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 11
25-06-2008 10:43:39
rechtstreeks 1/2008 De stand van zaken in de rechtspraak
nl voor advocaten die voorkomen op het tableau van een rechtbank. Advocatenkantoren die zich voor deze service hebben aangemeld, kunnen de actuele handelsrol van de rechtbank via het internet raadplegen. Het biedt een overzicht van alle lopende zaken van een bepaald kantoor bij een rechtbank op een bepaalde datum. De elektronische toegankelijkheid van de rol moet op termijn afschaffing van het procuraat en elektronisch berichtenverkeer in het civiele recht mogelijk maken. Is een zaak eenmaal digitaal aangebracht, dan ligt het in de rede dat de documenten ook bij de rechter in een digitaal dossier belanden. Het digitaal dossier biedt procespartijen de mogelijkheid processtukken digitaal in een procedure in te brengen en in te zien. Na ontvangst van een beroepschrift maakt een rechtbankmedewerker een digitaal dossier aan. De procespartijen zijn geautoriseerd om hierop in te loggen. Vanaf dat moment verloopt de communicatie tussen de rechtbank en de procespartijen digitaal, via een beveiligde verbinding. De rechtbank plaatst vervolgens alle documenten in het digitale dossier. Dit dossiers is digitaal te raadplegen voor iedereen die gemachtigd is om dit dossier in te zien. De zitting vindt plaats in een speciale digitale zittingszaal die voorzien is van netwerkverbindingen. Zo kunnen de procespartijen en de rechtbank ook tijdens de zitting het digitale dossier raadplegen. In telecom- en mededingingszaken wordt op dit moment bij de Sector Bestuursrecht Afdeling Bijzondere Competenties van de rechtbank Rotterdam al geëxperimenteerd met een digitaal dossier. Op termijn zullen aan het digitale dossier niet alleen tekstdocumenten, maar ook geluids- en beeldfragmenten kunnen worden toegevoegd. Ook voor het publiek dat interesse heeft in het volgen van een bepaalde zitting, biedt het gebruik van het internet de mogelijkheid om rechtszaken beter openbaar te maken dan door het openstellen van een publieke tribune voor het publiek. Op beperkte schaal wordt hier bij de rechtbank Utrecht – ten behoeve van rechtenstudenten – mee begonnen. Dit zou men kunnen omschrijven als Court TV. De term Court TV verwijst naar Court Television Network LLC, een Amerikaans kabeltelevisienetwerk dat zich geheel bezighoudt met rechtszaken en opsporing van strafbare feiten. Het staat voor het streven naar meer openheid voor media en publiek om kennis te nemen van hetgeen zich ter zitting afspeelt. Court TV betekent dat rechtszaken – in individuele gevallen en met toestemming van het gerecht – mogen worden gefilmd en uitgezonden op televisie of op het internet. Het Joegoslavië Tribunaal doet dit – onder eigen redactie – al sinds 1995. Sinds 2005 zendt het Tribunaal (bijna) alle rechtszalen rechtstreeks op de website uit. Dit gebeurt met een vertraging van 45 minuten, waardoor het mogelijk is om te voorkomen dat gevoelige informatie naar buiten komt.
12
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 12
25-06-2008 10:43:39
rechtstreeks 1/2008 De stand van zaken in de rechtspraak
Een interessante vernieuwing bij de behandeling van een rechtszaak wordt de komende jaren bij alle rechtbanken ingevoerd: het gebruik van videoconferentie of telehoren voor het horen van personen ter zitting. De term ‘videoconferentie’ doelt op elke directe beeld- en geluidsverbinding die contact op afstand mogelijk maakt. Een rechter kan via deze verbinding personen horen die zich op een andere locatie bevinden. Het kan daarbij gaan om het horen van verdachten, vreemdelingen, deskundigen en getuigen. De rechter beslist per geval over de inzet van videoconferentie. Camera’s, beeldschermen en betrokkenen zijn op beide locaties zodanig opgesteld dat alle betrokkenen een natuurgetrouw beeld krijgen van wat zich op de andere locatie afspeelt. De griffier bedient de apparatuur. Advocaten mogen zelf beslissen op welke plek zij aanwezig zijn tijdens het verhoren. Op dit moment wordt videoconferentie al op een aantal locaties gebruikt. De rechtbank Maastricht behandelt vreemdelingenbewaringszaken in samenwerking met de detentieboot in Dordrecht en bij de rechtbank Den Haag worden getuigen en deskundigen gehoord die zich in het buitenland bevinden. Ook is een verbinding gemaakt tussen de rechtbank Haarlem en het Hof van Justitie in Curaçao. Als de processtukken elektronisch zijn aangeleverd, in een digitaal dossier zijn terechtgekomen, de zaak vervolgens – al dan niet met camera’s gevolgd en met gebruikmaking van videoconferentie voor het horen van personen – ter zitting is behandeld, dient de rechter tot een vonnis te komen. Vanzelfsprekend is dit de verantwoordelijkheid van de rechter zelf. Van computerrechtspraak is nog geen sprake. Toch zijn toepassingen van ICT beschikbaar die de rechter kunnen ondersteunen bij zijn oordeelsvorming. We spreken over beslissingsondersteunende of kennissystemen. Beslissingsondersteunende systemen zijn systemen die de rechter ondersteunen bij zijn oordeelsvorming en het beslissen in een individuele zaak. Dat kan gebeuren door de rechter door een beslisboom te geleiden of – en dat gebeurt in de praktijk al – door de rechter in staat te stellen een grote hoeveelheid juridische databanken te raadplegen. In dat laatste geval is de term beslissingsondersteunend adviessysteem meer op zijn plaats. Zowel Intro, het landelijke intranet van de Rechtspraak, als Porta Iuris, het informatieportaal van de Rechtspraak dat juridische informatiebronnen voor de Rechtspraak ontsluit, bevatten onderdelen die kunnen worden beschouwd als een beslissingsondersteunend adviessysteem. Een bijzonder onderdeel van Porta Iuris is de Databank Consistente Straftoemeting (CST). Dit systeem heeft tot doel een vergelijking van straftoemeting in zaken met overeenkomstige delicten eenvoudiger te maken. Aan het eind van de gedigitaliseerde procedure vindt publicatie (en anonimisering) van het vonnis Rechtspraak.nl plaats en wordt het dossier digitaal gearchiveerd.
13
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 13
25-06-2008 10:43:39
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
3
Digitalisering en de toegang tot de rechter
3.1 Voorwaarden voor digitale toegankelijkheid Digitalisering van rechtspraak suggereert uitbreiding van de de toegang tot de rechter. Iedereen kan op den duur op eenvoudige wijze – zeg maar met een druk op de knop – via het Internet zaken digitaal bij de rechter aanbrengen, 24 uur per dag, 7 dagen per week. De vraag is of in de praktijk per saldo wel sprake kan zijn van een toename van de toegankelijkheid van rechtspraak, als men zich realiseert welke voorwaarden verbonden dienen te zijn aan het bieden van digitale toegang tot de rechter. Over die voorwaarden gaat deze paragraaf. Volgens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft iedereen het recht zijn zaak aan een rechter voor te leggen. Beperkingen op dit recht zijn toegelaten, mits het niet gaat om een aantasting van de essentie van het recht op toegang, de beperking een legitiem doel beoogt te dienen en er sprake is van evenredigheid tussen het legitieme doel en de ingestelde beperking (EHRM, 28 mei 1985, zaak 8225/78, Series A, 93 (Ashingdane/ Verenigd Koninkrijk); NJ 1991, 623). 3.2 Nevenschikking Digitalisering kan zonder twijfel een beperking vormen op de toegankelijkheid van rechtspraak als burgers en advocaten (en andere procesdeelnemers) in de toekomst de verplichting krijgen om hun documenten digitaal in te dienen. De vraag is echter of het realistisch is te veronderstellen dat deze verplichting in de toekomst zal ontstaan. Lange tijd werd dit ondenkbaar geacht. Sinds de nota Wetgeving voor de elektronische snelweg (1998) geldt de voorwaarde van nevenschikking. Dit betekent dat naast de elektronische weg ook altijd de ‘conventionele’ weg open moet blijven. Of, zoals de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren het uitdrukt: ‘elektronisering’ van de samenleving mag niet ten koste gaan van hen die (nog) geen toegang hebben tot het elektronisch verkeer (Kamerstukken II 2004/2005, 29937, nr.3, p.16). Er komen echter wat roestplekjes op deze voorwaarde voor digitalisering. Voor ondernemers geldt sinds 2005 de verplichting om hun aangifte inkomstenbelasting en sinds 2006 om de aanslag loonheffing op elektronische wijze te verrichten. Dit duidt op een zekere trend in de richting van een verplichting voor professionals om digitaal te werken. Dat deze trend ook van toepassing is op juridische professionals blijkt uit art. 33, lid 2 van het wetsvoorstel Afschaffing verplicht procuraat. Daar leest men dat bij algemene maatregel van bestuur bepaald kan worden in welke gevallen het doen van verzoeken en mededelingen en het indienen en verzenden van processtukken langs elektronische weg kan plaatsvinden. Ook
14
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 14
25-06-2008 10:43:39
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
voor burgers is het beginsel van nevenschikking niet meer heilig. Sinds kort vindt publicatie van de Staatscourant alleen nog via het Internet plaats. Burgers die geen gebruik willen of kunnen maken van het Internet en toch de Staatscourant willen lezen, hebben pech gehad. Maar is digitalisering niet gewoon iets waar iedereen maar in mee moet gaan? Net als het gebruik van de telefoon? Met andere woorden: als procesdeelnemers worden verplicht om digitaal te werken, wordt dan wel de essentie van het recht op toegang aangetast? Om deze vraag te beantwoorden, moet men zich realiseren dat het om meer gaat dan om de vraag of de burger zijn verzoek op formulier A of B indient of om de vraag of dit formulier rood of blauw is. Van de burger zal niet alleen worden gevraagd om digitaal te werken, in dat geval zou de vergelijking met de telefoon wellicht nog opgaan, maar hem of haar zal waarschijnlijk ook worden gevraagd zich digitaal te identificeren, elektronisch te ondertekenen en documenten alleen in versleutelde (beveiligde) vorm naar de rechtbank te sturen. Voor degenen die niet of minder vaardig met de computer zijn, zal dat ertoe leiden dat zij zich geen praktische toegang tot de rechter meer zullen weten te verschaffen. Het recht op toegang tot de rechter wordt dan wel degelijk aangetast. Dient digitalisering eigenlijk wel een legitiem doel? Ik volsta er in het kader van deze publicatie mee het begrip ‘legitiem doel’ te interpreteren als ‘een door de overheid beoogd, maatschappelijk doel’. In algemene zin geldt, dat digitalisering van de rechtspraak tot doel heeft de dienstverlening uit te breiden en de effectiviteit van de rechtspraak te vergroten. Dit kan worden beschouwd als een legitiem doel. Als de Nederlandse rechtspraak besluit tot de invoering van een verplichting om digitaal te procederen, loopt Nederland dan het risico door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op de vingers te worden getikt? De uiteindelijke afweging wordt – in een individueel geval – gemaakt in de beantwoording van de vraag of sprake is van evenredigheid tussen het legitieme doel (effectiviteit) en de ingestelde beperking (digitalisering). Eerder constateerde ik dat de mogelijke onevenredigheid zich beperkt tot de groep burgers die niet of minder goed in staat is om digitaal te werken. Voor hen kan de verplichting om digitaal te werken ertoe leiden dat het hen in praktische zin onmogelijk wordt gemaakt zich toegang tot de rechter te verschaffen. Voor hen geldt daarom vooralsnog de voorwaarde van nevenschikking: zij moeten hun documenten ook via de niet-elektronische weg kunnen indienen. Als de rechtspraak toch volledig digitaal wil werken en niet twee ‘kanalen’ open wil houden, zullen oplossingsrichtingen vooral moeten worden gezocht in het bieden van ondersteuning aan de minder ‘computerdeskundige’ burger. Dat zou de rechtbank kunnen doen, maar ook de
15
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 15
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
Juridische Loketten of rechtsbijstandverleners. Zij kunnen zich tot doel stellen om, nadat zij de burger hebben geïdentificeerd, processtukken op de juiste wijze te digitaliseren en in te dienen. Aan (juridische) professionals kan de verplichting om digitaal te werken naar mijn mening zonder probleem worden opgelegd. Van hen mag worden verwacht dat zij in staat zijn digitaal te werken en (dus) te voldoen aan redelijke eisen ten aanzien van de wijze waarop zij zich digitaal toegang dienen te verschaffen. Op de vraag wat die redelijke eisen kunnen zijn, kom ik hieronder terug. Ook kom ik terug op de andere kant van de medaille: indachtig de eis dat het gebruik van ICT verplichtingen met zich mee brengt, zal ook het feit dat de rechtspraak digitaal toegankelijk is, een aantal nieuwe rechten voor procesdeelnemers met zich mee brengen. Digitale toegankelijkheid is, als het eenmaal tot stand is gebracht, een recht dat – op zijn beurt – niet onevenredig mag worden beperkt. Hier hebben we een eerste beginsel: dat van nevenschikking. Ik noem dit het beginsel van nevenschikking. Het beginsel van nevenschikking: voor niet-professionele procespartijen dient de niet-elektronische weg behouden te blijven. Professionele procesdeelnemers mogen worden verplicht om digitaal te werken.
3.3 Continuïteit De groep juridische professionals en burgers voor wie digitalisering de toegang tot de rechter aanzienlijk verbetert, groeit. Het op digitale wijze aanbrengen van zaken, is in de meeste gevallen goedkoper, sneller en gemakkelijker dan via de traditionele weg. De rechtbank is vanaf elke locatie 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar. Wat betekent dit – in juridische zin – voor de rechtspraak? Welke op dit moment nog onvoorziene gevolgen kan dit hebben? Een eerste gevolg is dat de rechtbank die digitaal toegankelijk is, dit ook moet blijven. Digitale toegankelijkheid schept niet alleen verwachtingen, maar ook verplichtingen. Procesdeelnemers mogen er niet alleen op rekenen dat de digitale toegankelijkheid in stand wordt gehouden, zij mogen er ook aanspraak op maken. In het bijzonder is dat het geval als zij hun eigen systemen hebben moeten aanpassen en kosten hebben moeten maken ten behoeve van het digitaal procederen met de rechtbanken. Tenzij procesdeelnemers deelnemen aan een pilot en over de duur ervan afspraken hebben gemaakt met de betreffende rechtbank.
16
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 16
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
De opvatting dat digitalisering in principe blijvend is, komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de Wet Elektronisch Bestuurlijk Verkeer (WEBV). In de Memorie van Toelichting (p.9) staat dat de burger van een bestuursorgaan mag verlangen dat voor bepaalde handelingen van een digitaal toegangskanaal gebruik kan worden gemaakt, indien het bestuursorgaan de elektronische weg voor deze handelingen heeft opengesteld. Thans is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de WEBV van toepassing wordt verklaard op het elektronisch verkeer met de bestuursrechter. In het wetsvoorstel Afschaffing verplicht procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer staat dit ook met zoveel woorden in artikel 33. Verzoeken en mededelingen kunnen ook elektronisch worden gedaan, ‘indien van deze mogelijkheid voor het desbetreffende gerecht blijkt uit een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement’. Het openstellen van een digitaal kanaal brengt in dat geval de verplichting met zich mee, elektronische verzoeken en mededelingen te verwerken. Met andere woorden: voorafgaand aan een proces van digitalisering zal men zich moeten realiseren dat deze dienst voortaan moet worden aangeboden. Ik noem deze voorwaarde het beginsel van continuïteit. Het beginsel van continuïteit: digitale informatiekanalen die zijn opengesteld, dienen open te worden gehouden, tenzij op voorhand is aangegeven dat het om een tijdelijk of experimenteel kanaal gaat.
3.4 Vindbaarheid De toegankelijkheid van rechtspraak verbetert ook door het publiceren van informatie over de (digitale) rechterlijke procedure op het Internet. Voor degenen die een zaak bij de rechter willen aanbrengen, kan dit de toegankelijkheid behoorlijk verbeteren. Die informatie kan de vorm hebben van een folder met een beknopte uitleg van een specifieke rechterlijke procedure, maar ook de vorm van een formulier dat kan worden geprint en opgestuurd of direct elektronisch kan worden verzonden. Net als bij het verbeteren van de digitale toegankelijkheid in algemene zin het geval is, geldt voor het publiceren van informatie over de procedure op het Internet, dat deze handeling niet zonder juridische gevolgen is. De informatie moet bijvoorbeeld voor iedereen vindbaar zijn. Barrières als inlogcodes of de noozaak om extra software te downloaden, zijn in principe onwenselijk. De informatie moet ook te vinden zijn, bijvoorbeeld met de zoekmachine van Rechtspraak.nl, maar ook met bekende zoekmachines zoals Google. Informatie dient ook te zijn afgestemd op de doelgroep waarvoor hij is bedoeld en moet dus begrijpelijk te zijn. Dat de informatie niet verouderd mag zijn, spreekt voor zich. Aldus het per 1 september 2006 in werking getreden Besluit Kwaliteit Rijksoverheidswebsites. Dit Besluit bepaalt dat uiterlijk op 31 december 2010 alle websites
17
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 17
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
van de rijksoverheid voldoen aan de zogenaamde webrichtlijnen. De webrichtlijnen zijn een set van 125 richtlijnen om ‘een toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige website te realiseren’ (Webrichtlijnen 2008). De Webrichtlijnen zijn opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het behoort niet tot de doelstelling van deze publicatie om concrete projecten of websites te beoordelen, maar een online quickscan (verricht op 8 mei 2008) van de mate waarin aan de Webrichtlijnen wordt voldaan, geeft voor de website Rechtspraak.nl ten aanzien van de 47 automatisch te controleren meetpunten 12 ‘fouten’. U kunt deze test zelf herhalen op de website van de webrichtlijnen (http://www.webrichtlijnen.nl/toetsen/). Het is gelukkig nog geen 2010. De vindbaarheid is een voorwaarde voor het publiceren van informatie over de rechterlijke procedure op het Internet. Het is daarmee een beginsel van digitalisering van rechtspraak. Het beginsel van vindbaarheid: gegevens op de website van de Rechtspraak die bijdragen aan het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter dienen toegankelijk, vindbaar, begrijpelijk en actueel te zijn.
3.5 Duurzaamheid Digitale toegankelijkheid van rechtspraak betekent dat het voor degenen die digitaal (wensen te) procederen, duidelijk moet zijn hoe de rechtspraak digitaal te benaderen is. Op dit moment bepaalt vooral de rechtbank op welke wijze zij digitaal toegankelijk is. Dat lijkt in technisch opzicht ook wel zo praktisch te zijn, waar dit niet wettelijk is bepaald, omdat de rechtspraak anders genoodzaakt is om alle bestaande bestandsformaten en toegangsmethoden te kunnen ontvangen. In juridische zin zou dit wel eens anders kunnen liggen. Er bestaat namelijk een aantal internationale en nationale standaarden die gelden voor elektronische berichtenuitwisseling en identificatiemethoden. Deze standaarden zijn bedoeld om ervoor te zorgen, dat gegevens of beelden kunnen worden uitgewisseld met degenen die met dezelfde standaarden werken. Procesdeelnemers die gebruik maken van deze algemene standaarden, moeten ervan op aan kunnen dat zij niet alleen met elkaar, maar ook met de rechtspraak kunnen communiceren. In het bijzonder geldt dat voor buitenlandse procesdeelnemers. Van hen kan moeilijk worden verlangd dat zij zich schikken naar een Nederlands systeem dat niet volgens standaarden is ingericht. Op het terrein van E-Justice wordt op diverse fronten gewerkt aan het definiëren en op goede wijze gebruiken van standaarden. Het gaat dan niet alleen om standaarden in
18
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 18
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
technische zin, maar ook om een zekere mate van standaardisatie in de werkprocessen. Waar mogelijk, zal de rechtspraak open standaarden en open source software moeten kunnen verwerken. Degenen die zaken willen aanbrengen bij de rechter, moeten niet afhankelijk zijn van het inschakelen van een bepaald ICT-bedrijf. In het kader van het streven naar betere dienstverlening en een efficiëntere overheid worden, in het kader van de e-overheid, steeds meer van deze standaarden en afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn te vinden in de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). Om het gebruik van open standaarden en open source software bij de (semi-)overheid te stimuleren, heeft de Minister van Economische Zaken op 17 september 2007 een actieplan gepresenteerd. Rijksdiensten moeten vanaf april 2008 bij de aanschaf of modernisering van software uitgaan van open standaarden. Alleen in uitzonderingsgevallen mogen zij daarvan afwijken, bijvoorbeeld wanneer de bedrijfsvoering in gevaar komt. Vanaf 1 januari 2009 moeten alle departementen een strategie hebben voor de aanbesteding, inkoop en het gebruik van open source software. Om ervoor te zorgen dat er geen belemmeringen zijn bij de toegang tot de rechter bij het gebruik van (internationale) standaarden en open source software, dient de Rechtspraak – waar mogelijk – gebruik te maken van deze (open) standaarden. Hoewel het dus voor de rechtbank in praktische zin wenselijk kan zijn om procesdeelnemers bepaalde middelen, methoden of formaten te laten gebruiken, kan het in juridische zin verwijtbaar zijn als procesdeelnemers die algemeen geaccepteerde standaarden gebruiken, hun zaak desondanks niet aanhangig kunnen maken. Het beginsel van standaardisatie. Het beginsel van standaardisatie: zoveel mogelijk dient gebruik te worden gemaakt van (internationale) standaarden en open standaarden.
3.6 Betrouwbaarheid Digitale toegankelijkheid van rechtspraak komt pas tot stand als zowel de procesdeelnemers als de rechters voldoende vertrouwen hebben in de kwaliteit van de digitale gegevensuitwisseling. Is dat niet het geval, dan is digitalisering slechts een belemmering van de toegankelijkheid. Zowel procesdeelnemers als rechter zullen dan geneigd zijn het digitaliseringsproces te wantrouwen en bij twijfel over de betrouwbaarheid de voorkeur geven aan de rechterlijke procedure waarmee zij vertrouwd zijn. Dat wil zeggen: zonder of met beperkte digitale ondersteuning.
19
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 19
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
De betrouwbaarheid en de beveiliging van documenten is dan ook van essentiueel belang. Rechtspraak heeft betrekking op persoonsgegevens en vertrouwelijke zaaksinformatie die goed wordt (en ook moet worden) beschermd. Als basis voor het implementeren van beveiligingsmaatregelen geldt dan ook de kwalitatieve risicoanalyse die op elk informatiesysteem wordt uitgevoerd zoals voorgeschreven door het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie. Een in mijn ogen serieus knelpunt in het digitaliseringsproces van de rechtspraak is echter de breed gedeelde opvatting dat digitaal verkeer en digitale middelen 100% betrouwbaar moeten zijn. Terwijl niemand zich ooit heeft afgevraagd hoe betrouwbaar en veilig de schriftelijke documenten en de fax is, breken deskundigen zich het hoofd over het beveiligen van elektronische documenten en netwerken. Op zichzelf is dat ook noodzakelijk, maar het zou het proces van digitalisering van de rechtspraak ten goede komen, als niet langer gestreefd zou worden naar 100% betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid dient in algemene zin wel op een hoger niveau te liggen dan bij rechtspraak die niet digitaal toegankelijk is. Ten eerste omdat de risico’s op manipulatie, onrechtmatige inzage en verspreiding en misbruik van digitale gegevens nu eenmaal groter zijn, en ten tweede omdat ICT het ons nu eenmaal mogelijk maakt om hogere eisen te stellen aan de betrouwbaarheid en de veiligheid (technologie verplicht). Deze dient echter voldoende te zijn, gelet op de aard van de gegevens, de risico’s die aan misbruik verbonden zijn en de mogelijkheden en middelen die bestaan om betrouwbaarheid en beveiliging te garanderen. Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor digitale toegankelijkheid. Voorafgaand aan het gebruik van digitale middelen, moet de betrouwbaarheid in voldoende mate kunnen worden gewaarborgd. Betrouwbaarheid bestaat uit de volgende elementen: de identificatie van procesdeelnemers (inclusief de rechters), de authenticiteit/ integriteit en beveiliging van gegevens en de bevoegdheid van degenen die digitaal procederen. Identificatie betekent dat de identiteit van een gebruiker gecontroleerd wordt. Dat is bijvoorbeeld mogelijk met DigiD, een initiatief van de overheid om burgers en bedrijven van een unieke digitale identiteit te voorzien. Afhankelijk van de diensten die een burger of bedrijf wil afnemen, kunnen drie beveiligingsniveaus worden onderscheiden: het eerste op basis van een naam en een wachtwoord, het tweede op basis van een SMS-verificatie en het derde op basis van een koppeling aan Public Key Infrastructure (PKI), met behulp van een elektronische handtekening. In deze publicatie beperk ik me tot het formuleren van de eis dat sprake moet zijn van voldoende mate van identificeerbaarheid.
20
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 20
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de toegang tot de rechter
Authenticiteit en integriteit betekent dat versleuteling van documenten plaatsvindt. Informatie wordt dan gecodeerd met behulp van een algoritme. Versleutelde informatie kan later weer worden gedecodeerd, zodat men de oorspronkelijke informatie weer terug krijgt. Op die manier is het voor onbevoegden onmogelijk om digitale informatie die van en naar de rechtbank gaat, te manipuleren. Authenticiteit betekent dat het gaat om een authentiek document, niet om een vervalsing. Integriteit betekent dat aantoonbaar is, dat het document ongeschonden is. Een voldoende mate van beveiliging van gegevens en netwerken voorkomt inzage door onbevoegden. De voorwaarde van bevoegdheid betekent dat alleen personen die, gelet op hun functie en rol in de rechterlijke procedure, bevoegd zijn om gegevens uit te wisselen en zich toegang te verschaffen tot bepaalde systemen en gegevens. In technische zin kunnen de bovenstaande voorwaarden in elkaar overvloeien. Een elektronische handtekening kan bijvoorbeeld zowel zorgen voor identificatie van degene die het document aanbrengt als voor de authenticiteit en integriteit van de documenten. Ook zou ermee kunnen worden vastgesteld, dat degene die de handtekening heeft gezet, daartoe uit hoofde van zijn functie bevoegd was. Het beginsel van betrouwbaarheid: procesdeelnemers en vertegenwoordigers van de Rechtspraak moeten voldoende identificeerbaar zijn, gegevens moeten voldoende authentiek en integer zijn, behandeld worden door bevoegde personen en voldoende beveiligd zijn.
21
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 21
25-06-2008 10:43:40
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de openbaarheid van rechtspraak
4 Digitalisering en de openbaarheid van rechtspraak 4.1 Voorwaarden voor digitale openbaarheid Net als bij de toegankelijkheid van rechtspraak het geval is, doet digitalisering vermoeden dat een verbetering van de openbaarheid van rechtspraak mogelijk wordt. Zittingen kunnen worden uitgezonden via het Internet, alle vonnissen kunnen online worden gepubliceerd en vanuit elke locatie kunnen personen via videoconferentie aanwezig zijn in de rechtszaal. Het zijn de drie elementen van openbaarheid van rechtspraak die naar voren komen in de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens: het recht op een openbare zitting, het recht om bij de zitting aanwezig te zijn en het recht op een uitspraak in het openbaar. De vraag is of in de praktijk per saldo wel sprake kan zijn van een verbetering van de openbaarheid van rechtspraak, als men zich realiseert welke voorwaarden verbonden zijn aan het bieden van digitale openbaarheid. Over die voorwaarden gaat deze paragraaf. 4.2 Persvrijheid Het lijkt zo eenvoudig: zet een camera in de rechtszaal en de zitting is voortaan echt openbaar en voor iedereen te volgen. Hierboven heb ik dat Court TV genoemd. Aan het vergroten van de openbaarheid op deze wijze zijn echter wel risico’s verbonden. Het risico op een schending van de privacy van procesdeelnemers is oneindig veel groter bij uitzending van zaken via het Internet, zelfs als dat met een vertraging gebeurt, zoals bij het Joegoslavië Tribunaal. Er zal een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen het belang van de openbaarheid van de zitting en het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Met andere woorden: het waarborgen van de privacy is een voorwaarde voor het met behulp van digitale kanalen uitzenden van rechtszaken. Daarmee is nog niet het hele verhaal verteld. Naast het belang van de procesdeelnemers op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het belang van het publiek op openbare rechtspraak, is er nog het belang van journalisten die openbare rechtszaken willen filmen en uitzenden op televisie of op het Internet. Bovendien kan openbaarheid van rechtspraak worden beschouwd als een recht van de procesdeelnemers. Zij hebben er recht op dat in het openbaar recht wordt gesproken. In de huidige praktijk en volgens artikel 3.3.5 en 3.3.6 van de meest recente Persrichtlijn (2008) kan de rechter beperkingen opleggen aan de pers waar het de door hen te maken beeld- en geluidsopnamen betreft. Deze bevoegdheid berust niet op een wettelijke grondslag. De enige bevoegdheid die de rechter heeft, is de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren behandelen of – vanuit zijn of haar verantwoordelijkheid voor de orde ter zitting – aan de pers beperkingen opleggen, zoals in de artikelen 3.3.3 en 3.3.4 van de Persrichtlijn staat. Het is de
22
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 22
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de openbaarheid van rechtspraak
eigen verantwoordelijkheid van de pers om te zorgen voor privacybescherming. Anders gesteld: indien procesdeelnemers aangeven dat zij er prijs op stellen dat zij tijdens hun rechtszaak worden gefilmd, dat zij graag willen dat dit op het Internet wordt gepubliceerd en als er journalisten zijn die aan dit verzoek willen voldoen, kan de rechter niet bepalen (hoewel art. 3.3.6 van de Persrichtlijn anders doet vermoeden) dat de journalist deze mogelijkheid wordt onthouden. Hetzelfde geldt voor de journalist die aannemelijk kan maken dat hij de persoonlijke levenssfeer van procesdeelnemers niet zal schenden. Hij of zij moet zijn werk op de openbare zitting kunnen doen en hiervan op de wijze die hij zelf kiest, verslag kunnen doen. Het beschermen van de persoonlijke levenssfeer en het waarborgen van de persvrijheid zijn voorwaarden voor het met behulp van digitale middelen openbaar maken of laten zijn van de zitting. Het kan worden beschouwd als een beginsel van persvrijheid. Het beginsel van persvrijheid: journalisten dienen niet te worden belemmerd bij het filmen in de rechtszaak, als aannemelijk is dat de privacy van procesdeelnemers niet in het geding is.
4.3 Publieke inzichtelijkheid Voor het in de rechtszaal aanwezige publiek verandert er de komende jaren het nodige. Door het tonen of afspelen van digitale dossiers, beeldopnamen en bewijsmiddelen ter zitting en, verhoren die met behulp van camera’s plaatsvinden, is het mogelijk – als ter zitting tenminste schermen voor het publiek worden opgehangen – een veel beter beeld van de zaak te krijgen dan zonder digitale hulpmiddelen. Dit komt de openbaarheid van rechtspraak uiteraard ten goede. Het is de vraag of overal waar sprake is van een zekere mate van digitalisering van rechtspraak, schermen voor het publiek aanwezig moeten zijn. Meestal is er bij rechtszaken geen publiek aanwezig. Dit maakt het tot een relatief kostbare investering. Het plaatsen van schermen lijkt echter wel noodzakelijk als, door gebruik te maken van ICT, de zitting voor het aanwezige publiek niet meer goed te volgen is. Dat is niet ondenkbaar. Zodra alle procesdeelnemers op een eigen scherm naar beeldopnamen kijken die voor het publiek onzichtbaar blijven, is de openbaarheid geschonden. Het publiek dient op vergelijkbare wijze inzicht te hebben in hetgeen zich ter zitting afspeelt als de procesdeelnemers. Ik beschouw het als een beginsel van digitalisering van rechtspraak. Het beginsel van publieke inzichtelijkheid: pers en publiek moeten zittingen kunnen volgen op vergelijkbare wijze als procesdeelnemers doen.
23
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 23
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de openbaarheid van rechtspraak
4.4 Online publicatie Een betere openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak dan door publicatie ervan op het Internet is nauwelijks denkbaar. Iedereen, over ter wereld, kan kennis nemen van de uitspraak. Martens, toenmalig president van de Hoge Raad, voorspelde in 1999, bij de opening van de website Rechtspraak.nl al dat aan de eis tot het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak in de toekomst waarschijnlijk slechts behoorlijk kan worden voldaan door die uitspraak op het internet te zetten. De Commissie De Meij is in 2006 uitvoerig ingegaan op het publiceren van uitspraken via het internet. Zij kwam tot de conclusie dat vanuit het oogpunt van openbaarheid van rechtspraak het uitgangspunt dient te zijn dat alle vonnissen – ongeanonimiseerd – via het internet voor iedereen toegankelijk zijn. De conclusies ten aanzien van de anonimisering zijn als volgt. “De anonimisering van de persoonsgegevens van alle natuurlijke personen die in een uitspraak worden genoemd, zoals die op basis van de anonimiseringsrichtlijnen bij www.rechtspraak. nl wordt toegepast, is een uit het oogpunt van privacybescherming te vergaande en bovendien kostbare en tijdrovende operatie, die bij volledige openbaarheid ook niet uitvoerbaar is. Deze anonimiseringspraktijk maakt bovendien een inbreuk op de openbaarheidsplicht ten aanzien van rechterlijke uitspraken zoals die ongeclausuleerd in artikel 121 Grondwet is vastgelegd. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer is voldoende verzekerd als de rechter bij vonniswijzing, conform de regeling die geldt bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, tot anonimisering kan beslissen, ambtshalve of op een met redenen omkleed verzoek van een belanghebbende partij. Dit is slechts mogelijk in uitzonderlijke en gerechtvaardigde gevallen.” (Bron: De Meij, p.20).
Op dit moment is er door de Rechtspraak nog niet voor gekozen om alle vonnissen via het Internet beschikbaar te stellen. Integendeel: slechts een klein percentage van het totaal aantal vonnissen is beschikbaar. Vanuit praktisch oogpunt is dat begrijpelijk. Men kan zich afvragen wie interesse heeft in, bijvoorbeeld, verstekvonnissen en extracten van mondelinge politierechtervonnissen. Ook is er nog niet voor gekozen om minder vonnissen te anonimiseren. Vanuit juridisch oogpunt betekent openbaarheid van een vonnis naar mijn mening dat het vonnis via het Internet beschikbaar is en dat de rechter kan bepalen dat aninimisering van het vonnis dient plaats te vinden. Het eerder genoemde digitale uitsprakenregister biedt, ten opzichte van een publicatie op Rechtspraak.nl, wellicht de mogelijkheid om genuanceerd met anonimisering om te gaan. Online publicatie – vanzelfsprekend binnen redelijke termijn – kan worden beschouwd als een beginsel van digitalisering van rechtspraak. Het beginsel van online publicatie: alle rechterlijke uitspraken dienen binnen redelijke termijn via het Internet voor iedereen beschikbaar te worden gesteld. De rechter kan – hieraan voorafgaand – besluiten tot anonimisering van het vonnis.
24
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 24
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de openbaarheid van rechtspraak
4.5 Aanwezigheid op afstand Openbaarheid van rechtspraak omvat het recht om aanwezig te zijn bij de zitting. Men kan daarbij denken aan de verdachte in een strafzaak, maar ook aan een advocaat, officier van justitie, getuige of deskundige of aan het slachtoffer van een misdrijf. Het gebruik van videoconferentie betekent voor hen dat zij niet alleen fysiek, maar op afstand bij de zitting aanwezig kunnen zijn. De discussie over videoconferentie in relatie tot de openbaarheid van rechtspraak betrof tot nu toe de vraag of het recht op aanwezigheid van de verdachte op een zitting ook kan worden ingevuld door hem of haar gelegenheid te bieden op afstand – via een directe beeld- en geluidsverbinding – aanwezig te zijn. In de Wet videoconferentie in het strafrecht (2007) is deze vraag bevestigend beantwoord. De voorwaarden die voor het horen op afstand gelden, staan in artikel 2, lid 1 van het Besluit Videoconferentie (2007). “Het systeem door middel waarvan videoconferentie wordt toegepast, is zodanig ingericht dat: a. de betrokken personen een natuurgetrouwe weergave krijgen van hetgeen zich in de andere ruimte afspeelt; b. overleg kan worden gevoerd zonder dat dit voor derden hoorbaar is; c. stukken kunnen worden uitgewisseld, en d. het systeem is beveiligd tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. e. het systeem aan de internationale standaarden voldoet indien de videoconferentie plaatsvindt met een persoon die zich buiten Nederland bevindt.”
Het betekent dat in principe alle personen op afstand kunnen worden verhoord, al kent het Besluit videoconferentie voor het strafrecht (2007) een aantal uitzonderingen. De rechter bepaalt of van dit middel gebruik wordt gemaakt. Vanzelfsprekend dient hij of zij de te horen persoon hierover tijdig te informeren. Zodra een opstelling voor videoconferentie voldoet aan de (wettelijke) kwaliteitseisen, wordt fysieke aanwezigheid gelijkgesteld aan aanwezigheid via een directe beeld- en geluidsverbinding. Vanuit de gedachte dat ‘technologie verplicht’ kan deze gelijkstelling in de toekomst wellicht tot gevolg hebben dat degenen die er recht op hebben om in de rechtszaal aanwezig te zijn, de gelegenheid krijgen om op afstand te worden gehoord. Bijvoorbeeld omdat zij in het ziekenhuis liggen of in het buitenland verblijven. Beide aspecten mogen worden beschouwd als voorwaarde voor digitalisering van rechtspraak. Ik noem dit het beginsel van aanwezigheid op afstand. Het beginsel van aanwezigheid op afstand: fysieke aanwezigheid ter zitting kan worden gelijkgesteld aan aanwezigheid via een directe beeld- en geluidsverbinding.
25
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 25
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en rechtspraak binnen redelijke termijn
5 Digitalisering en rechtspraak binnen redelijke termijn 5.1 Voorwaarden voor de redelijke termijn in een digitale omgeving Digitalisering van de rechtspraak suggereert een verbetering van de effectiviteit en efficiëntie en dus een versnelling van procedures. Het zou moeten leiden tot een verkorting van de termijn van afhandeling van rechtszaak. De vraag is of deze suggestie wordt waargemaakt als we zien aan welke voorwaarden digitalisering moet voldoen om de verkorting van de termijn tot stand te brengen. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft vier criteria ontwikkeld om te kunnen beoordelen of sprake is van een onredelijke termijn. Het betreft: (a) de ingewikkeldheid van een zaak, (b) het gedrag van de partijen, (c) het belang van de partijen en (d) de bestuurlijke en rechterlijke activiteit (EHRM, 28 juni 1978, Series A, 27 (König/ Duitsland)). Het recht op een uitspraak binnen redelijke termijn is, in relatie tot het proces van digitalisering van rechtspraak, vooral van belang met betrekking tot de bestuurlijke en rechterlijke activiteit. 5.2 Voorzienbaarheid Een gebrek aan bestuurlijke en rechterlijke activiteit kan leiden tot een schending van het recht op een uitspraak binnen redelijke termijn. Wat nu als procedures vertraging ondervinden als gevolg van omstandigheden die gerelateerd zijn aan het proces van digitalisering? Wanneer valt dit de rechter te verwijten en ontstaat dientengevolge een potentiële schending van het recht op een uitspraak binnen redelijke termijn? Bij een storing gerelateerd aan digitalisering kan men denken aan een stroomstoring of een netwerkstoring, maar ook aan een virus of gewoon aan onhandigheid en onwennigheid bij degenen die van ICT gebruik maken. Het is belangrijk om op te merken dat het hier gaat om een mogelijk verwijt aan de rechter, maar ook aan de rechtbank, de Raad voor de rechtspraak of het Ministerie van Justitie. Zij hebben allen hun eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het proces van digitalisering in goede banen verloopt en dat mogelijke vertragingen in de rechterlijke procedure worden voorkomen. De verantwoordelijkheid van de rechter betreft de voortgang van de procedure. Hij moet bepalen of hij voldoende is voorbereid, of hij weet hoe om te gaan met storingen en wie de storing eventueel kan verhelpen. Weet hij of er een alternatief scenario bestaat, hoe groot de kans is op een storing, enz. Als de rechter niet of onvoldoende is voorbereid op storingen en de rechterlijke procedure als gevolg hiervan vertraging oploopt, valt dit de rechter te verwijten en wordt het recht op een uitspraak binnen redelijke termijn geschonden. Aan digitalisering van rechtspraak is dus, vanuit het
26
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 26
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en rechtspraak binnen redelijke termijn
oogpunt van de redelijke termijn, de voorwaarde verbonden dat goed wordt nagedacht over alternatieven en hoe te reageren op (technisch e) storingen. Ik noem dit het beginsel van voorzienbaarheid. Het beginsel van voorzienbaarheid: op vertragingen die (mede) het gevolg zijn van digitalisering, moet adequaat worden gereageerd.
5.3 Voortvarendheid Het gebruik van ICT heeft, zoals ook naar voren komt in de bovenstaande paragraaf, niet altijd tot gevolg dat rechterlijke procedures sneller verlopen. Sommige handelingen van de rechter, zoals het lezen van het dossier, gaan niet sneller als het dossier digitaal is. In veel gevallen levert het gebruik van ICT echter wel degelijk een versnelling van de procedure op. Elektronisch berichtenverkeer verloopt sneller dan het opsturen van schriftelijke documenten, het doorzoeken van grote dossiers gaat sneller bij digitale dossiers, het verhoren van personen op afstand versnelt de procedure aanzienlijk, vergeleken met het afreizen van rogatoire commissies naar het buitenland. Zo zijn er tal van voorbeelden te bedenken waarbij digitalisering de termijn waarbinnen de rechterlijke procedure wordt afgehandeld, verkort. De vraag is wat dat betekent voor de termijn die als ‘redelijk’ moet worden beschouwd. De meeste wettelijke termijnen en termijn uit jurisprudentie zijn gebaseerd op rechterlijke procedures waarin geen sprake is van digitalisering. Naar mijn mening zullen voor digitalisering van rechtspraak andere, namelijk: kortere, termijnen moeten worden gehanteerd dan bij niet-digitale rechtspraak. Technologie verplicht, ook in dit opzicht. Als een rechterlijke procedure waarin gebruik wordt gemaakt van elektronisch berichtenverkeer, digitale dossiers en videoconferentie even lang duurt als een procedure waarin dit niet het geval is, is dit een indicatie van het feit dat de procedure onnodig lang heeft geduurd. Dat levert niet automatisch een schending van het recht op een uitspraak binnen redelijke termijn op. Een rechter die ervoor kiest om met een rogatoire commissie af te reizen naar, bijvoorbeeld, Curaçao, terwijl hij het verhoor ook per videoconferentie kan afnemen, dient zich ervan bewust te zijn dat hij de procedure vertraagt. Daar kunnen goede redenen voor zijn. Een rechter kan ervoor kiezen de tijdswinst, te benutten voor het nauwkeuriger bestuderen van het dossier of het langduriger horen van een getuige, bijvoorbeeld. Die redenen moet hij of zij dan ook kunnen aangeven. Van deze bijkomende voorwaarde van digitalisering, verbonden aan het recht op rechtspraak binnen redelijke termijn, dient men zich bewust te zijn. Ik noem dit het beginsel van voortvarendheid.
27
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 27
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en rechtspraak binnen redelijke termijn
Het beginsel van voortvarendheid: zaken dienen voortvarend te worden behandeld, rekening houdend met de mogelijkheden tot versnelling die digitalisering biedt.
28
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 28
25-06-2008 10:43:41
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
6 Digitalisering en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid 6.1 Voorwaarden voor digitale onafhankelijkheid1 Op dit moment zijn volgens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens vier elementen van belang voor het bepalen van het antwoord op de vraag of de rechter onafhankelijk is: de wijze waarop rechters worden benoemd, de aanstellingstermijn, de positionering ten opzichte van de politiek of de Minister van Justitie en de vraag of zij de indruk wekken afhankelijk te zijn ((EHRM, 28 juni 1984, zaak 7819/77, 7878/77, Series A, 80 (Campbell & Fell/ Verenigd Koninkrijk). Deze opsomming is niet uitputtend, want een rechter kan door verschillende oorzaken toch afhankelijk worden. Is digitalisering, in het bijzonder het gebruik van beslissingsondersteunende systemen, een factor die de onafhankelijkheid kan beïnvloeden? Als dat het geval is, welke voorwaarden dienen we dan te stellen aan het gebruik van beslissingsondersteunende systemen? Over deze vragen gaat deze paragraaf. 6.2 Transparantie Het gebruik van een beslissingsondersteunend (advies)systeem kan tot gevolg hebben dat de rechter tot een ander oordeel komt, dan waartoe hij zou zijn gekomen als hij geen systeem had gebruikt. Door bepaalde bestuursorganen wordt al geruime tijd van dergelijke systemen gebruik gemaakt, onder andere bij het nemen van beschikkingen die betrekking hebben op het verlenen van huursubsidie, studiefinanciering en bijstand. De rechter baseert zijn oordeel op informatie uit het dossier, kennis van de wet, van jurisprudentie en zijn ervaring in de rechtspraak. Hij kan een beslissingsondersteunend (advies) systeem gebruiken om zaaksinformatie tot zich te nemen, om relevante wetgeving en jurisprudentie te zoeken, maar ook om de ervaringen van zijn collega’s te gebruiken bij zijn oordeelsvorming. Hoewel deze systemen op dit moment nog niet in gebruik zijn bij rechters, is het interessant om na te gaan wat het voor de onafhankelijkheid van de rechter zou kunnen betekenen. Dit doe ik aan de hand van een casus. Een advocaat van een verdachte twijfelt aan de onafhankelijkheid van de rechter, omdat hij vermoedt dat hij zijn beslissing mede heeft gebaseerd op ervaringsregels die zijn opgenomen in een beslissingsondersteunend systeem dat de rechter heeft gebruikt. De advocaat acht dit een inbreuk op de onafhankelijkheid van de rechter. De vraag is of de advocaat gelijk heeft. Is het een inbreuk op de onafhankelijkheid van de rechter als hij een beslissingsondersteunend systeem gebruikt? Moeten procesdeelnemers worden geïnformeerd over systemen die de rechter raadpleegt? In juridische zin hoeft de rechter zich niet te verantwoorden over de systemen die hij raad-
1 O mdat het recht op onafhankelijkheid en het recht op onpartijdigheid in elkaars verlengde liggen, behandel ik hier alleen de onafhankelijkheid. 29
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 29
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
pleegt. Net als hij zich ook niet hoeft te verantwoorden over de politieke bijeenkomsten die hij bezoekt, de collega’s die hij om advies vraagt, de literatuur die hij bestudeert en de websites die hij bezoekt. Toch is er naar mijn mening een verschil. De ‘andere’ manieren waarop de rechter kan worden beïnvloed, zijn doorgaans weinig gestructureerd en beïnvloeden de rechter waarschijnlijk niet of nauwelijks. Dit zou anders zijn als de rechter zich bij het lezen van literatuur zou beperken tot artikelen van één bepaalde auteur, geschreven vanuit één bepaalde denkrichting of alleen rechterlijke uitspraken van een bepaalde collega zou bestuderen. In dat geval zou wellicht toch twijfel kunnen ontstaan over zijn onafhankelijkheid. Beslissingsondersteunende (advies)systemen zijn evenzeer sterk gestructureerd en kunnen de rechter – in theorie – op zeer dwingende wijze door een beslisboom leiden. Ook worden handelingen van rechters over het algemeen gelogd. Dat betekent dat precies is na te gaan welke vragen aan het systeem zijn gesteld, op welke wijze het systeem is doorlopen. Er kan, met andere woorden, een mate van transparantie worden geboden die in andere situaties ondenkbaar zou zijn. Dat feit heeft wel degelijk betekenis voor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Waar op een eenvoudige wijze kan worden voorkomen dat de schijn van partijdigheid of afhankelijkheid wordt gewekt, dient dit ook te geschieden. Het is een uitvloeisel van het vereiste dat technologie verplicht. Terug naar de casus. In mijn ogen betekent het feit dat de rechter een beslissingsondersteunend (advies)systeem raadpleegt, op zichzelf niet dat hij minder onafhankelijk is dan hij zou zijn geweest zonder het systeem te raadplegen. De vraag van de advocaat dient echter wel te worden beantwoord. Welke systemen heeft hij geraadpleegd, wie heeft deze systemen gemaakt, wie beheert de systemen, waartoe dienen de systemen, is het gebruik ervan verplicht? Waar mogelijk, en waar het daadwerkelijk gaat om systemen met een beslisprogramma, zou de advocaat inzage moeten hebben in het systeem. Wat voor de advocaat geldt, geldt voor procesdeelnemers in het algemeen, ook in bestuursrechtelijke en civiele rechtszaken. Bekend moet zijn welke systemen de rechter gebruikt om tot zijn oordeel te komen. Op dit moment is deze ondersteuning, die vooral via Porta Iuris verloopt, een black box. Gelet op de feitelijke ondersteuning die rechters krijgen, is dat wellicht te begrijpen. Erg interessant is de ondersteuning voor procesdeelnemers wellicht niet. Tegelijkertijd neemt de ondersteuning van rechters toe en is deze aan verandering onderhevig. Het is daarom aanbevelenswaardig procesdeelnemers nu al meer inzage te bieden in de aard en inhoud van de door rechter gebruikte systemen. In de literatuur over het gebruik van beslisprogramma’s bij bestuursorganen wordt de transparantie ervan noodzakelijk geacht, bijvoorbeeld door publicatie ervan op het Internet of door het ter beschikking te stellen aan procesdeelnemers. Ik beschouw het dan ook als een beginsel van digitalisering van rechts
30
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 30
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
Het beginsel van transparantie: procesdeelnemers dienen op verzoek inzage te kunnen krijgen in de aard en inhoud van beslissingsondersteunende (advies)programma’s die de rechter gebruikt. Bij het gebruik van beslisprogramma’s dienen zij inzage te hebben in het systeem zelf.
6.3 Verantwoordelijkheid Een beschouwing over digitalisering van rechtspraak kan niet zonder een paragraaf over computerrechtspraak. Dat wil zeggen: rechtspraak waaraan geen menselijke rechter te pas komt. Computerrechtspraak suggereert dat eenvoudige zaken niet langer door mensen worden behandeld, maar automatisch worden afgehandeld. Dit is mogelijk bij zaken waarbij sprake is van een ‘enkele titelverschaffing’. Zoals Reiling het uitdrukt: “Het proces in deze groep kent weinig onzekerheid en veel objectiviteit. De afloop staat bij voorbaat vast, de relatie tussen partijen is niet van invloed. Dit proces laat zich vermoedelijk het best automatiseren. Automatiseren wil zeggen: zonder menselijke tussenkomst laten afhandelen door de machine. (…..) In deze groep vallen in ieder geval de zaken waarin geen verweer is gevoerd.” (A.D. Reiling, ‘Rechtspraak in de digitale delta’, in: NJB 2003-44, p. 2286-2291.)
De vraag is of computerrechtspraak, vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid van rechtspraak bezien, acceptabel is en zo ja, onder welke voorwaarden. In mijn ogen is computerrechtspraak vergelijkbaar met het gebruik van een beslissingsondersteunend programma, voorzien van een beslisprogramma door een rechter. Ook als het systeem in staat is zelfstandig en automatisch een beslissing te genereren, dient het beginsel van transparantie gewaarborgd te zijn. Toch is er één belangrijk verschil. Bij een beslissing door een menselijke rechter is direct duidelijk dat het vonnis door of onder verantwoordelijkheid van een bepaalde rechter is opgemaakt. Bij een beslissing door een computer is die verantwoordelijkheid minder duidelijk. Het automatisch gegenereerde vonnis valt zonder twijfel onder de verantwoordelijkheid van de gevoegde rechtbank. Die verantwoordelijkheid mag niet worden onderschat. Rechters nemen vaker verantwoordelijkheid voor een vonnis waar zij niet of slechts indirect bij betrokken zijn. Secretarissen of griffiemedewerkers handelen veel verstekvonnissen af op basis van een instructie van de rechter. De rechter die verantwoordelijk is voor een vonnis verklaart dat het vonnis op een zorgvuldige (en ook onafhankelijke) wijze tot stand is gekomen. Dat zal niet anders zijn bij een automatisch gegenereerd vonnis. Deze verantwoordelijkheid dient in mijn ogen nadrukkelijker te worden uitgedrukt als een rechter verantwoordelijk is voor een automatisch gegenereerd vonnis. Hij verklaart daarmee – en dat zal voorafgaand aan de definitieve versie van het systeem moeten gebeuren – dat het beslisprogramma op goede wijze tot stand is gekomen, voorzien van de noodzakelijke
31
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 31
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
deskundige inbreng en in overeenstemming met de geldende regels. Als het systeem dan ook transparant is en inzichtelijk voor procesdeelnemers, staat in mijn ogen niets computerrechtspraak in de weg. De voorwaarde dat een rechter op duidelijke wijze de verantwoordelijkheid draagt voor een automatisch tot stand gekomen vonnis, is een beginsel van digitalisering van rechtspraak. Beginsel van verantwoordelijkheid: een menselijke rechter draagt altijd de verantwoordelijkheid voor een automatisch tot stand gebracht vonnis.
32
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 32
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de eerlijke behandeling
7 Digitalisering en de eerlijke behandeling 7.1 Voorwaarden voor een eerlijke behandeling in een digitale omgeving Digitalisering van rechtspraak veronderstelt dat – waar ondersteuning van processen met behulp van ICT plaatsvindt – wellicht sprake zal kunnen zijn van een grotere mate van eenheid en gelijkheid in de behandeling van procesdeelnemers. De vraag is of deze vooronderstelling correct is en welke voorwaarden gelden om digitalisering te laten bijdragen aan de eerlijke behandeling. Volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens omvat het recht op een eerlijke behandeling het recht op tegenspraak, het recht op gelijkheid der wapenen en het recht op een deugdelijke motivering. Ook omvat het recht om aanwezig te zijn ter zitting (zie hiervoor par. 4). 7.2 Gelijkwaardigheid Het gebruik van ICT ter zitting heeft het risico dat de ene partij veel beter met deze middelen kan omgaan dan de andere. Dit heeft gevolgen voor het recht op tegenspraak en het recht op gelijkheid der wapenen. Waar in traditionele rechtszaken de ‘strijd’ plaatsvindt met behulp van argumenten, zou dat kunnen verschuiven naar een strijd met behulp van beelden. Degene die de mooiste beelden kan presenteren, heeft een stapje voor. Wat in elk geval gewaarborgd moet zijn, is dat partijen op gelijke wijze toegang moeten hebben tot en gebruik moeten kunnen maken van de toepassingen van ICT in de rechtszaal en van systemen die meer inzicht verschaffen in het functioneren van de rechtspraak. Om die reden is de Databank CST ter beschikking gesteld aan de advocatuur, nadat het tot dan toe alleen voor rechters en het OM beschikbaar was. Geen van de partijen mag er ten opzichte van de andere partij op achteruit gaan. Meer nog dan het geval is bij een rechtszaak zonder ondersteunend beeldmateriaal en digitale bewijsmiddelen, zou dit kunnen knellen in zaken die al een zekere ongelijkheid kennen: OM tegen verdachte, overheid tegen burger, groot bedrijf tegen klein bedrijf. Als de ene partij een flitsend en overtuigende film presenteert, is het voor de andere partij lastig daar argumenten tegenover te stellen. De zorg voor gelijkheid, ook bij de toegang tot en het gebruik van ICT, kan worden beschouwd als een beginsel van digitalisering van rechtspraak. De rechter heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Ik noem het het beginsel van gelijkwaardigheid. Het beginsel van gelijkwaardigheid: procesdeelnemers dienen op gelijke wijze toegang te hebben tot en gebruik te kunnen maken van toepassingen van ICT in de rechtszaal en van systemen die meer inzicht kunnen verschaffen in het functioneren van de rechtspraak.
33
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 33
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de eerlijke behandeling
7.2 Kenbaarheid Digitalisering kan zorgen voor betere motivering van rechterlijke beslissingen. Google opent binnen een seconde een wereld aan gegevens en informatie. De rechter heeft daarnaast ook specifieke juridische informatie tot zijn beschikking via Porta Iuris, het intranetportaal van de Rechtspraak waarmee tal van rechtsbronnen worden ontsloten. Een voorbeeld van een dergelijke rechtsbron is de Databank CST. Met behulp van dit systeem kan een rechterlijk vonnis worden voorzien van uitspraken in andere zaken die de beslissing – al dan niet – ondersteunen. Dit maakt een betere motivering mogelijk. Het rapport Afgewogen straffen trekt – indirect – dezelfde conclusie waar het afwijkingen van resultaten uit straftoemetingsbeslissingen uit vergelijkbare beslissingen betreft: “Door anderen is al opgemerkt dat een open houding en bereidheid om de uitgangspunten bij de motivering van de hoogte van de straf te expliciteren en ter discussie te stellen van wezenlijk belang is (Schmidt 2005). De overtuiging dat een vergelijking van ‘gevallen’ in rechtszaken – ook bij strafzaken – mogelijk is, vormt daarbij een uitgangspunt. De (…) gepresenteerde analyse geeft, naar onze mening, steun aan deze overtuiging. Daar waar criteria expliciet zijn, kan ook worden bekeken in hoeverre zaken op deze criteria ‘gelijk’ scoren dan wel verschillen. Als vervolgens ook de betekenis van eventuele verschillen voor de straftoemeting wordt geëxpliciteerd, heeft het proces van straftoemeting aan transparantie gewonnen.” (F. van Tulder, B. Diephuis, Afgewogen straffen 2007, p.57).
Rechterlijke vonnissen zijn niet in alle gevallen gebaat bij een uitvoeriger motivering in de vorm van meer jurisprudentie of meer gegevens die de uitspraak ondersteunen. Toch beschouw ik het Internet als een van de belangrijkste digitale krachten die rechtspraak de komende jaren zullen beïnvloeden. De zoekmogelijkheden zijn tegenwoordig zo groot, dat er – bij wijze van spreken – geen andere gegevens meer bestaan dan gegevens van algemene bekendheid. Alles is binnen een seconde op te zoeken. Communities zoals die thans worden gevormd rondom belangrijke rechtszaken (zoals Lucia de B. en de Deventer Moordzaak) lijken in staat zaken grondiger uit te zoeken dan politie, OM en rechters met hun beperkte capaciteit kunnen. Fouten in het opsporingsonderzoek en de rechterlijke motivering worden feilloos aangetoond. Het lijkt de rechtspraak nog nauwelijks te raken. Ten onrechte, naar mijn mening, want waar de (actieve) rechter op eenvoudige wijze essentiële, aan hem voorgelegde zaken kan controleren door een kwartiertje handig surfen op het Internet of door de hem ter beschikking gestelde informatiesystemen te raadplegen, moet hij dat ook doen (technologie verplicht). Doet hij dat niet, dan moet hij de reden hiervoor in de motivering vermelden. Doet hij het wel, dan verwijst hij naar de informatiesystemen die hij heeft geraadpleegd bij de totstandkoming van zijn vonnis. Ik noem dit het beginsel van kenbaarheid.
34
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 34
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Digitalisering en de eerlijke behandeling
Het beginsel van kenbaarheid: vonnissen dienen – waar dat relevant is – te vermelden op welke wijze gebruik is gemaakt van informatiesystemen.
35
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 35
25-06-2008 10:43:42
rechtstreeks 1/2008 Conclusie
8 Conclusie Rechtspraak zal veranderen als gevolg van het digitaliseringsproces, dat langs verschillende wegen de rechtspraak binnenkomt. Vanuit de Rechtspraak zelf, waar ICT wordt gezien als een middel om meer effectiviteit te bewerkstelligen. Vanuit de Europese Unie, waar E-Justice wordt gezien als mogelijkheid om rechtsoverstijgende procedures en gegevensuitwisseling met behulp van ICT beter te laten verlopen.Vanuit de procesdeelnemers, waar men verwacht dat de rechtspraak digitale dienstverlening biedt, die ook elders in de maatschappij wordt geboden. Vanuit alle richtingen worden soms gouden bergen beloofd en wordt digitalisering voorgesteld als niet veel meer dan een instrumentele verandering. In deze publicatie heb ik aandacht gevraagd voor het feit dat digitalisering van rechtspraak veel meer is dan dat. Het gaat om ingrijpende veranderingen die de rechtspraak – en de kwaliteit daarvan – in al zijn onderdelen raakt. Ik heb aandacht gevraagd voor de onvoorziene gevolgen van digitalisering en voor de voorwaarden waaronder de beoogde effecten wel en de niet wenselijk geachte gevolgen niet gerealiseerd worden. Ook heb ik aandacht gevraagd voor de normatieve gevolgen van digitalisering van rechtspraak. De voorwaarden heb ik aangeduid als beginselen van digitalisering van rechtspraak. Ondanks mijn waarschuwende toon, hecht ik eraan te benadrukken dat ik geloof in de mogelijkheden die ICT biedt voor de (kwaliteit van) rechtspraak. De beginselen van digitalisering van rechtspraak zijn wat mij betreft bedoeld als een aanmoediging om de introductie van ICT binnen de rechtspraak verder vorm te geven en in goede banen te leiden.
36
Rechtstreeks_1-2008_bw.indd 36
25-06-2008 10:43:43
Colofon Redactieadres Redactie Rechtstreeks Raad voor de rechtspraak Afd. Ontwikkeling Postbus 90613 2509 LP Den Haag E-mail:
[email protected] Ontwerp Inpladi BV. Cuijk Druk OBT, Den Haag Oplage 4.250 exemplaren Toezending Rechtstreeks wordt gratis toegezonden aan hen die tot de doelgroep behoren. Zij die menen voor toezending in aanmerking te komen worden verzocht hun naam, postadres en hun functie kenbaar te maken aan de redactie (zie redactieadres).
ISSN 1573-5322
© Staat der Nederlanden (Raad voor de rechtspraak) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, in een voor anderen toegankelijk gegevensbestand worden opgeslagen of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Raad voor de rechtspraak. De toestemming wordt hierbij verleend voor het verveelvoudigen, in een gegevensbestand toegankelijk maken of openbaar maken waarvoor geen geldelijke of andere tegenprestatie wordt gevraagd en ontvangen en waarbij deze uitgave als bron wordt vermeld.
Rechtstreeks is een periodiek van de Raad voor de rechtspraak en richt zich op de praktijk en de ontwikkeling van de rechtspraak in Nederland. Digitalisering klinkt menigeen als (digital recording) toekomstmuziek in de oren. Snelheid verhoogd, toegang vergroot en efficiëntie verbeterd. Maar welke voorwaarden moet daartoe vervuld zijn?
Recent verschenen 2007 – nr 4 2007 - nr 3 2007 - nr 2
Peer review bij professionals: je laten bekijken door gelijken Strafrechter en strafketen: de gang van zaken, 1995-2006 De strafrechter en de burger: Zij konden bijeen niet komen…