J003ii~
RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE BRUSSEL Vordering
tot staken - zaal E
A.R. 2011/7582
In de zaak van: De N.V. Renault België luxemburg, hierna: RBl, met maatschappelijke zetel te 1050 Elsene,Pleinlaan 187, met K.B.O.-nummer 0403.463.679 Eisendepartij Die wordt vertegenwoordigd door meester Dujardin Advocaat te 1170 Brussel,Terhulpsesteenweg 187 En: De B.V.B.A. KONINGS met maatschappelijke zetel te 2910 Essen, Moerkantsebaan88, met KBQ-nummer0432.633.757 Verwerende partij Die wordt vertegenwoordigd door meester Heinen loco Herman Advocaat te 2930 Brasschaat,Augustijnslei 68 Spreekt de rechtbank het navolgend vonnis uit:
1
1
DE PROCEDURE
1. De vordering werd ingeleid bij dagvaarding die op 25 maart 2011 werd betekend. Bij vonnis van 15 september 2011 van de rechtbank van koophandel te Antwerpen werd de zaak naar de rechtbank van koophandel te Brussel verzonden. 2. De partijen hebben hun middelen en conclusiesvoorgedragen in de openbare terechtzitting van 6 november 2013. De rechtbank nam vervolgens de zaak in beraad op 13 november 2013 waarna de debatten werden gesloten. 3.
De bepalingenvan de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen
in gerechtszakenzijn nageleefd. 4.
2 5.
Het vonnis wordt gewezen na tegenspraak. DE FElTEN De feiten, relevant voor de beoordeling van dit dossier kunnen ais
voigt worden samengevat. 6.
Renault België Luxemburg NV (RBL) stelt zich voor ais de invoerder
van de wagens en wisselstukken RENAULTen DAGA in België. 7. Zij voert aan dat zij optreedt in hoedanigheid van filiaalhouder en commissionair van de fabrikant, de vennootschap naar Frans Recht RENAULTS.A.S. (met uitbatingszetel te 92100 Boulogne Billancourt) voor wlens rekening zij handelt, onder andere voor de verdediging van de rechten op de naam, de logo's, de uithangborden, de kleuren en aile andere onderscheidendetekens van de merken "RENAULT"en "DACIA". 8.
RBl verkoopt de wagens en wisselstukken via een selectief
distributienetwerk van erkende verkopers en herstellers. 9.
Dit netwerk is georganiseerdop twee niveau's : een primair netwerk van concessiehouders die een concessieovereenkomstsluiten met RBl een secundair netwerk van dealers en agenten die een concessieovereenkomstof een overeenkomst agent sluiten met een concessiehoudervan het primaire netwerk.
2
io. Noch eisende partij noch verwerende partij specificeren van wanneer tot wanneer BVBA Konings een "Lokale dealer" van RENAULT voertuigen te Essenwas. 11. Bij de ontbinding van het contract heeft Garage Konings volgens RBL niet het nodige gedaan om de RENAULTsignalisatie te verwijderen. Dit vormt het voorwerp van huidig geschil. Sinds het einde van haar samenwerking maakt Garage Konings geen deel meer uit van het selectieve distributiesysteem van RBL. Ais gevolg daarvan heeft zij geen toelating meer om de "RENAULT"merken, logo's, etc... te gebruiken. RBLvoert aan dat werd vastgesteld dat garage Konings zich ten aanzien van het publiek presenteert ais een bedrijf verbonden met het officiële Renault-netwerk en dat zij daarbij op onrechtmatige wijze gebruik maakt van de Renault-merken. 12.
13. Bij brief van 17 juli 2009 laat RBLaan Konings weten dat de gevel nog altijd naar het merkteken van RENAULTverwijst. RBL vraagt dan onmiddellijk om deze handelingente stoppen ten laatste voor 31 juli 2009.1 Per brief van 31 jull 2009 antwoordt de raadsman van Konings dat de dominus litis met vakantie was en dat hij het dossier ging bespreken met cliënte,z Vervolgens vraagt de raadsman van Konings in een brief van 14 augustus 2009 wat nu net het probleem is aangezien aile logo's van RENAULTverwijderd zouden zijn zoals overeengekomen bij de beëindiging 14.
van de handelsagentuur_3 15.
De raadsman van RBL reageert hierop per brief van 28 september
2009: " A/s bij/age zend ik u een kopie van enke/e foto's waaruit b/ijkt dat uw c/iënte, nag steeds merk- en /ettertekens "RENAULTHgebruikt. Zqa/s reeds geste/ci, onder meer in het schrijven dd. 17ju/i 2007 aan uw c/iënte, zijn derge/ijke hande/ingen ontoelaatbaar voor
2 3
Cf. stuk 2 bundel RBL. Cf. stuk 3 bundel RBL Cf. stuk 4 bundel RBL.
3
RENAULT en vormen zij een inbreuk op het woord 'RENAULT' en het beeldmerk 'RENAULT. Dit betreft in het bijzonder de geel met grijze bal(, houdende de letters ''RENAULT" die absoluut van de voorgevel dient te worden verwijderd. ~ 16. Per brief van 30 november 2009 laat de raadsman van Konings weten dat het woord RENAULTverwijderd is van de grijze gevelbak. Daarenboven laat hij weten dat het afbreken van de gevelbak niet noodzakelijk is en zou ook veel schade berokkenen aan de woning.s 17.
De raadsman van Renault antwoordt: "Tot op heden heeft uw
c/iënte nagelaten de geel met grijze gevelbak te verwijderen. Ais bijlage zend ik u voor aile duidelijkheid een kopie van een foto van 4 november 2009 waarop de te verwijderen gevelbak werd omcirkeld. RBLbevestigt mij dat de totem, met opschrift "Walter Konings" niet dient te worden verwijderd." 18.
Om verder misverstand te vermijden had de heer Konings de
benaming uKonings"aangebracht in de gevelbak. 19.
De gevelbak is nog steeds niet verwijderd door Konings. Op 27
januari 2011 werd overgegaan tot dagvaarding.
3 3.1
DE VORDERINGEN
VAN PARTIJEN
Eisendeparti; verzoekt de stakinqsrechter:
"De vordering van (eisende partij) ontvankelijk en gegrond te horen verklaren, Dienvolgens,
4 5
Cf. stuk 5 bundel RBL. Cf. stuk 8 bundel RBL.
4
Konings te veroardelen tot staking van elk gebruik van of verwijzing naar "RENAULTH in welke hoedanigheid dan oak - merk, naam, symboo~ logo, kleuren en aile onderscheidende tekens, en dit binnen de 10 kalenderdagen na het tussen te komen vonnis, Konings te veroordelen tot de verwijdering, op diens kosten, van de uithangborden, gevelbak, letters, kleuren en, meer in het algemeen, aile materialen die de verwarring met de normalisatie van een erkend lid van het selectieve distributiesysteem van RENAULT moge/ijk maken, De staking van de schendingen te horen bevelen, op straffe van verval van een dwangsom van 500 € per dag vertraging vanaf de 1 kalenderdag vo/gend op de betekening van het tussen te komen vonnis,
cr
Het vonnis uitvoerbaar bij voarraad verklaren, niettegenstaande aile verhaa~ Konings te horen veroardelen tot al de kosten van huidige procedure, m.î. v. de rechtsplegingsvergoeding aan het basisbedrag. H 3.2
Verwerende parti; verzoekt de stakinqsrechter:
"De vordering van eiseres onontvankelijk, minstens ongegrond te verklaren, Haar dienvo/gens ervan af te wijzen. Daamaast eiseres te veroordelen tot de kosten van het geding, inbegrepen de rechtsplegingvergoeding, voorlopig begroot op € 1.320. H 4
DEONTVANKEWKHEID
20. Verwerende partij voert aan dat de vordering niet-ontvankeJijk is aangezien RBLgeen bewijs levert dat zij mag optreden in het kader van de merkenrechten van Renault. Uit de overeenkomst (stuk 18 bundel RBL) bJijkt dat Renault de Jicenties van de Renaultmerken en de daaruit voorvloeiende rechten uitdrukkelijk heeft overgedragen aan eisende partij. 21. Verder voert verwerende partij aan dat RBL·de foute persoon zou gedagvaard hebben en dat B.V.BA. Konings niet actief is. Dit verweer is niet ernstig. Uit de stukken bJijkt dat de B.V.B.A. Konings met ais ondernemingsnummer 0432.633.757 nog steeds actief is.
5
22. Partijen werpen verder geen specifieke gronden van nietontvankelijkheid van de vordering op. De rechtbank ziet evenmin redenen om ambtshalve te besluiten tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering. Deze is ontvankelijk.
5
DE GRONDEN VAN DE BESUSSING
23. Artikel 2.20.1. a) BVIEen artikel 9,1. a) EMVObetreffen hetgebruik van een teken dat gelijk is aan het merk en dat gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten ais waarvoor het merk is ingeschreven. Artikel 2.20.1. b) BVIE en artikel 9.1. b) EMVO betreffen het gebruik dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk en dat gebruikt wordt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan onstaan. Artikel 2.20.1. c) BVIE en artikel 9, 1. c) EMVObetreffen het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk voor waren of diensten die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk ingeschreven is, wanneer dit bekend is in de lidstaat. Artikel 2.20.1. d) BVIE betreft het gebruik van een teken anders dan ter onderscheidingvan waren of diensten. Voor de toepassing van c) BVIE en EMVOen d) BVIE moet overigens zijn voldaan aan de aanvullende voorwaarde dat door het gebruik, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. 24. In casu stelt de stakingsrechter vast dat de lichtbank door verwerende partij zowel wordt gebruikt in het kader van de wederverkoop van tweedehandswagens ais voor het aanbieden en het verrichten van onderhouds- en herstellingsdiensten voor deze voertuigen. Het betreft 'gebruik in het economisch verkeer'. Deze goederen en diensten zijn dezelfde ais deze waarvoor de beeld- en woordmerken werden ingeschreven. Het gaat derhalve om identieke goederen en diensten. Ook de door eisende partij gebruikte kleuren (op haar bedrijfsgebouw, op haar bestelformulieren en verkoopsovereenkomst, ....) zijn in concreto identiek aan de beeldmerken van eisende partij. 25. Verwerende partij betwist niet dat zij geen toelating heeft om de Renault-merkente gebruiken in het economischverkeer.
6
26. Oak al heeft de wetgever van de Unie de bescherming die wordt verleend tegen het gebruik zonder toestemming van tekens die gelijk zijn aan een merk en die worden gebruikt voor dezelfde waren of diensten ais die waarvoor dit merk is ingeschreven, ais ,,absoluut" gekwalificeerd, heeft het Hof van Justitie deze kwalificatie in het juiste perspectief gezet door erop te wijzen dat de door artikel 5, lid 1, sub a, van richtlijn 89/104 verleende bescherming - hoe aanzienlijk oak - er enkel toe strekt, de merkhouder in staat te stellen om zijn specifieke belangen ais bouder van dit merk te beschermen, dat wil zeggen am ervoor te zorgen dat dit merk zijn wezenlijke functies kan vervullen. Het Hof heeft hieruit afgeleid dat de uitoefening van het door het merk verleende uitsluitende recht beperkt moet blijven tot gevallen waarin het gebruik van het merk door een derde de functies van het merk en met name de essentiële functie ervan, namelijk de consumenten de herkomst van de waar te garanderen, aantast of kan aentasten",
Deze uitlegging van artikel 5, lid 1, sub a, van richtlijn 89/104 is herhaaldelijk bevestigd en is overgenomen in artikel 9, lid 1, sub a, van verordening nr. 40/947• Die uitlegging is bovendien in die zin verduidelijkt dat de merkhouder krachtens deze bepalingen een beroep op zijn uitsluitend recht kan doen ingeval afbreuk wordt gedaan of kan worden gedaan aan een van de functies van het merk, ongeacht of het am de wezenlijke functie van aanduiding van de herkomst van de door dit merk gedekte waren of diensten, dan wei am een andere functie van dit merk gaat, zoals de functie die erin bestaat de kwaliteit van deze waar of deze dienst te garanderen of de communicatie-, de investerings- en de redamefunctie", 27.
28. Wat de andere functies van het merk dan herkomstaanduiding betreft, moet erop worden gewezen dat zowel de wetgever van de Unie,
H.V.J. 12 november 2002, Arsenal Football Club, C 206/01, Jurispr. biz. 110273, ~unt 51 Zie onder meer, wat richtlijn 89/104 betreft, arresten van 11 september 2007, Céline, C 17/06, Jurispr. biz. 17041, punt 16, en 12 juni 2008,02 Holdings en 02 (UK), C 533/06, Jurispr. biz. I 4231, punt 57. alsook, wat verordening nr. 40/94 betreft, beschikking van 19 februari 2009, UDV North America, C 62/08. Jurlspr, biz. I 1279. punt 42, en arrest Google France en Google, 23 maart 2010, C-236/08 tot C-238108. 8 . Zie arresten Google France en Google, punten 77 en 79.
6
7
door in de tiende overweging van de consideransvan richtlijn 89/104 en in de zevende overweging van de considerans van verordening nr. 40/94 de woorden "met name" te gebruiken, ais het Hof, door sinds het voornoemde arrest Arsenal Football Club de woorden "functies van het merk" te gebruiken, hebben aangegevendat de herkomstaanduidingsfunctievan het merk niet de enige functie is die voor bescherming tegen inbreuken op het merk door derden in aanmerking komt. Aldus hebben zij er rekening mee gehouden dat een merk vaak, naast de aanduiding van herkomst van de waren of diensten, een commercieel strategisch instrument vormt dat inzonderheid kan worden gebruikt voor reclamedoeleinden of voor het opbouwen van een reputatie, teneinde de consument aan het merk te binden. Het is juist dat een merk steeds wordt geacht zijn herkomstaanduidingsfunctie te vervullen, terwijl het de andere functies slechts verzekert voor zover de houder het merk in die zin gebruikt, met name voor reclame- of investeringsdoeleinden. 29. De artikelen 6 en 7 EMRL(artikelen 12 en 13 EMVO),beperken het in de voornoemde artikels aan de merkhouder verleende recht om een derde het gebruik van zijn merk te verbieden. Artikel 6 EMRL (artikel 12 EMVO), daarin gevolgd door de artikelen 2.23.1 en 2.23.2 BVIE, bepaalt onder meer dat de merkhouder een derde het gebruik van een merk niet kan verbieden, wanneer dit nodig is om de bestemming van een product aan te geven, voor zover er sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Artikel 7 EMRL(artikel 13 EMVO),daarin gevolgd door artikel 2.23.3 BVIE, bepaalt dat de merkhouder het gebruik van het merk niet kan verbieden voor waren die onder dit merk of met toestemming van de houder in de Gemeenschapin de handel zijn gebracht, tenzij er voor de merkhouder gegronde redenen zijn om zich te verzetten tegen verdere verhandeling van de waren. 30. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat artikel 6.1. EMRRL artikel 2.23.1 BVIE- verder gaat dan aileen maar preciseren wat al buiten de door artikel 5 EMRL aan het merk verbonden rechten valt. Artikel 6 EMRL moet worden geïnterpreteerd ais een echte beperking met betrekking tot handelingen die normaal wei onder het merkrecht zouden vallen. Daarom stelt het Hof dat, in de omstandigheden bedoeld in artikel 3.1. EMRL, zelfs een gebruik ais merk, dit wil zeggen om producten of
8
diensten te onderscheiden en hun herkomst te duiden, somt getolereerd zal moeten worden. Een dergelijk gebruik zal evenwel enkel geoorloofd zijn in de mate dat de gebruiker een "Ioyaliteitsverplichting tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder" in acht neernt", Dat is wat artikel 2..2.3.1 bedoelt met de voorwaarde dat er sprake is van een eerlijk gebruik in nijverheid en handel. Het Hof van Justitie heeft daarbij geoordeeld dat, in het algemeen, bij de beoordeling van de inachtneming van dit vereiste van eerlijk gebruik de nationale rechter moet overgaan tot een algemene beoordeling van aile relevante omstandigheden en rekening zal moeten houden met de mate waarin het gebruik van de handelsnaamvan de derde door het betrokken publiek of althans een aanzienlijk deel daarvan zou worden begrepen ais aanwijzing voor het bestaan van een verband tussen de. waren van de derde en de houder van het merk of een persoon die toestemming heeft voor het gebruik van het merk, alsook met de mate waarin de derde zich daarvan bewust had moeten zijn. Voorts moet bij deze beoordeling rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het een merk kan betreffend dat in de lidstaat waar het is ingeschreven en waar bescherming wordt gevraagd, een zekere bekendheid geniet, waaruit de derde voordeel zou kunnen halen om zijn waren in de handel te brenqen'", Wat met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel wordt bedoeld, blijkt onder meer uit de volgende beslissingen van het Hof van Justitie. Het betekent dat, rekening houdend met de globale presentatie van het product of de dienst, het merk niet zo zou worden gebruikt: dat de onterechte indruk zou worden gewekt dat er een dealers- of andere commerciële band tussen de derde onderneming en de merkhouder zou bestaan":
H.v.J., 7 januari 2004, Gerolsteiner/putsch, C-100/02 punten 13-16 en 24. H.v.J. 11 september 2007, Céline/Céline, C-17/06, punt 33. 10Gotzen, F en Janssens, MC, Handboek Merkenrecht, Bruylant 2010, 253. 11 H.v.J., 23 februari 199, BMWlDeenik, C963/97, punt 51; H.v.J., 11 september 2007, Céline/Céline, C-17/06, punt 34.
9
9
dat er ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk12; dit veronderstelt een zekere bekendheid van het oudere merk zodat de derde er voordeel uit zou kunnen trekken13; dat de goede naam van het merk zou worden geschaad of k1einerendeuitlatingen over dit merk zouden worden gedaan14; _
dat de derde zijn product voorstelt ais een imitatie of namaak van andermans merk".
31. Luidens artikel 2.23.1. b bestaat een beperking van het merkenrecht voor informatieve aanduidingen die niet te zeer in het oog springen, maar soms wei naar een bestaand merk verwijzen of erop kunnen lijken. Het uitsluitend recht omvat inderdaad niet het recht om zich te verzetten "tegen het gebruik in het economisch verkeer door een derde van aanduidingen inzake soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, geografische herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichtingen van de dlenst of andere kenmerken van de waren of diensten..." (artikelen 6.1.b EMRLen 12.b EMVO). Naar luid van artikel 2.23.1. c omvat het uitsluitend recht ook niet het recht om zlch te verzetten tegen het gebruik in het economischverkeer door een derde van het merk "wanneer dit nodig is om de bestemming van de waar of dienst, met name ais accessoire of onderdeel aan te geven..." Ook deze uitzondering is gekoppeld aan de voorwaarde dat "er sprake is
32.
van een eerlijk gebruik in de nijverheid en handel". 33. In casu betekent dit dat artikel 7 EMRLzich ertegen verzet dat de houder van het Renault-merk een derde verbiedt, zijn merk te gebruiken om bij het publiek aan te kondigen dat hij gespecialiseerdis of specialist is in de verkoop van tweedehands Renault-voertuigen mits deze reclame geen gegronde reden in de zin van artikel 7, lid 2 oplevert om zich daartegen te verzetten.
H.v.J., 23 februari 199, BMW/Deenik, C-63197, punt 52. H.v.J, 11 september 2007, Céline/Céline, punt 34. :: H.v.J. 17 maar! 2005, The Gilette Com./LA-laboratories, C-228/03, punt 44. H.v.J. 17 maar! 2005, The Gilette Com.lLA-Laboratories, C-228103, punt 45
12
13
10
34. Een gegronde reden in de zin van artikel 7, lid 2 EMRLkan zijn dat het teken derwijze wordt gebruikt, dat de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de wederverkopers en de merkhouder bestaat, en met name dat de ondememing van de wederverkoper tot het distributienet van de merkhouder behoort of dat een bijzondere band tussen de twee ondernemingen bestaat. Een dergelijke reclame is immers niet nodig om de verdere verhandeling van de waren die door of met toestemming van de merkhouder onder het merk op de gemeenschapsmarktzijn gebracht, en dus het doel van de uitputtingsregel van artikel 7 van de EMRLte verzekeren. Zij druist bovendien in tegen de verplichting, loyaal te handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder, en tast de waarde van het merk aan, doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan. Aldus komt zij in strijd met het specifieke voorwerp van het merkenrecht, dat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie er met name in bestaat, de merkhouder te beschermen tegen concurrenten die de positie en de reputatie van het merk zouden willen misbruikenl6• 35. De stakingsrechter stelt vast dat RLB in casu toelating heeft gegeven om een totem in de kleuren van Renault met opschrift 'Walter Konings'te behouden. Uit de stukken blijkt bovendien dat RLBaanvankelijk enkel verzocht om de merknaam Renault uit de lichtbak die zich tegen de gevel bevindt te verwijderen. Eenmaal verwerende partij dit had gedaan volstond dit niet en elste RLB de verwijdering van de volledige grijs/geel/witte Iichtbak. 36. Naar het oordeel van de stakingsrechter wekt de Iichtbak met daarin de vermelding 'Konings' geen indruk van een commerciële band tussen de verwerende partij en de merkhouder. Meer concreet:
16
H.V.J.17 oktober 1990, HAGGII, C-10/89, punt 17.
11
wordt in casu geen onterechte indruk gewekt dat er een dealers- of andere commerciële band tussen verwerende partij en de merkhouder zou
bestaan": wordt er in casu geen ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit het onderscheidendvermogen of de reputatie van het merk18; wordt in casu de goede naam van het merk niet geschaad of worden geen kleinerende uitlatingen over dit merk gedaan19; stelt verwerende partij in casu zijn product niet voorstelt een imitatie of namaak van het merk20 van eisende partij. 37.
Bovendien heeft RBLwei de toelating gegeven om de totem te laten
staan die dezelfde k1eurenbevat. 38.
Uit hetgeen voorafgaat voigt dan oak de ongegrondheid van de
vordering van eisende partij.
6
DEKOSTEN
39. Met toepassing van het Koninklijk Besluit van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 1.320 euro.
7
HET BESCHIKKEND GEDEELTE
Op grond van de bovenstaande overwegingen neemt de stakingsrechter volgende beslissing. De stakingsrechter verklaart de vordering van eisende partij ontvankelijk maar niet gegrond.
H.v.J.• 23 februari 199. BMW/Deenik, C963197,punt 51; H.v.J., 11 september 2007, Céline/Céline, C-17/06, punt 34. 18 H.v.J., 23 februari 199, BMW/Deenik, G-63/97, punt 52. :: H.v.J. 17 maar! 2005, The Gilette Com./LA-Laboratories, C-228103,punt 44. H.v.J. 17 maar! 2005, The Gilette Com.lLA-Laboratories, C-228103,punt 45 17
12
De stakingsrechter veroordeelt eisende partij tot de kosten van het geding in hoofde van verwerende partij begroot op 1.320 euro. Dit vonnis werd gewezen door mevrouw Natalie Swalens, ondervoorzitter in de rechtbank van koophandel te Brussel, in vervanging van de Voorzitter, wettelijk belet, zetelend zoals in kort geding, bijgestaan door mevrouw Martine Vanden Eycken op de openbare en buitengewone terechtzitting van de kamer van de vorderingen tot staking, zaal E van de rechtbank van koophandel te Brussel, Waterloolaan 70 te 1000 Brussel, op
J 4 JAN ZOV:,
~~~
Mevr. Martine Vanden Eycken
-_______ Mevr. Natalie Swalens
13