RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN DERDENMONDE 31 MAART 2010 Beschikking zoals in kortgeding d.d. 31 maart 2010 A.R. 07/2279/A In de zaak van : D. Alain, arbeider, wonende te 9400 Ninove, (…), doch met woonstkeuze op het 2e kantooradres van zijn raadsman Mtr. L. Deceuninck Eiser, vertegenwoordigd door Mtr. L. Deceuninck, advocaat met 2e kantooradres te 9120 Beveren, Kloosterstraat 87 bus 2 tegen: 1°C. Manuel, geboren te Vega Gijon (Spanje) op (…) 1958, permanent secretaris, wonende te 4300 Borgworm, (…) 2°C. Manuel, voornoemd, wonende te 4300 Borgworm, (…), evenwel niet in eigen naam, maar qq. in zijn hoedanigheid van voorzitter van de vereniging en vertegenwoordiger van de leden van deze vereniging, genaamd Syndicale F. van Brabant, met zetel te 1000 Brussel, (…) die hij in die hoedanigheid vertegenwoordigt 3°D. Rudy, geboren te Denderleeuw op (…) 1953, economist, wonende te 9470 Denderleeuw, (…) 4°D. Rudy, voornoemd, wonende te 9470 Denderleeuw, (…), evenwel niet in eigen naam, maar qq. in zijn hoedanigheid van voorzitter van de vereniging en vertegenwoordiger van de leden van deze vereniging, genaamd het A., ook aangeduid als "het federaal A.", met zetel te 1000 Brussel, (…), die hij in die hoedanigheid vertegenwoordigt Eerste tot vierde verweerder, vertegenwoordigd door Mtr. F. Erdman, advocaat te 2000 Antwerpen, Amerikalei 25-27 bus 16 5°C. Luc, geboren te Willebroek op (…) 1950, maatschappelijk assistent, wonende te 2830 Willebroek, (…) 6°C. Luc, voornoemd, wonende te 2830 Willebroek, (…), evenwel niet in eigen naam maar qq. in zijn hoedanigheid van voorzitter van de vereniging en vertegenwoordiger van de leden van deze vereniging, genaamd het ACV, ook aangeduid als "het federaal ACV", met zetel te 1030 Brussel, (…), die hij in die hoedanigheid vertegenwoordigt Vijfde en zesde verweerder, vertegenwoordigd door Mtr. Arts R. loco Mtr. J. Vermassen, advocaat te 9340 Lede, Kasteeldreef 48 en in de zaak D. Alain, arbeider, wonende te 9400 Ninove, (…), doch m woonstkeuze op het tweede kantooradres van zijn raadsman Mtr. L.Deceuninck te 9120 Beveren, (…)
1
Eiser in gedwongen tussenkomst, vertegenwoordigd door Mtr. L. Deceuninck, advocaat te 9000 Gent, Rooigemlaan 422 en met 2e kantooradres te 9120 Beveren, Kloosterstraat 87 bus 2. Tegen DE BELGISCHE STAAT, vertegenwoordig door de Minister van Justitie, in de persoon van de heer Stefaan De Clerck, waarvan het kabinet gevestigd is te 1000 Brussel, Waterloolaan 115. Verweerster in gedwongen tussenkomst, vertegenwoordigd door Mtr. Callebaut K., advocaat te 9300 Aalst, Leo de Béthunelaan 119-1ste verdieping. werden de partijen op de openbare terechtzitting van 24 november 2009 gehoord in hun middelen, werden de debatten geslote, werd de zaak in beraad genomen, werden de stukken en de besluiten ingezien en WORDT VOLGENDE BESCHIKKING VERLEEND : I. AR 07/344/b Gezien het op 1 februari 2007 door meester Luc Deceuninck, advocaat te Gent, Rooigemlaan 422 namens de heer Alain D. ter griffie neergelegde verzoekschrift, strekkende tot de toepassing van artikel 14 § 1 e.a van de Wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (wet 08 december 1992), verder privacywet geheten, jegens verweerders (behoudens vooralsnog de Belgische Staat). Gezien de neergelegde besluiten en stukken. Geresumeerd beklaagt de heer Alain D. er zich over dat hij, als lid van de "Syndicale F. er Metaalbewerkers van Brabant" waarvan de heer C. voorzitter is en onderdeel van de vereniging A., waarvan de heer D. voorzitter is, bij op 24 oktober 2006 ontvangen schrijven, door de heer C. ondertekend, ervan in kennis gesteld werd dat zijn lidmaatschap onverenigbaar was met het militeren voor of het toetreden tot "extreemrechtse partijen of bewegingen", zodat hij met onmiddellijke ingang en zonder enig verweer uit de Federatie werd uitgesloten. Tevens werd medegedeeld dat een kopij van dit schrijven zou worden gestuurd aan alle regionalen, centrales, federaties en secties van het A., de A.-afvaardiging van het bedrijf, alsmede aan het ACV, ACLVB. De heer Alain D. had op 8 oktober 2006 deelgenomen aan de gemeenteraadsverkiezingen als kandidaat op een lijst van de partijen Vlaams Belang en VLOTT. Hieruit leidt de heer Alain D. af dat verweerders (behoudens de Belgische Staat) ten onrechte zijn persoonsgegevens : - in de zin van de artikelen 1 en 6 van de privacywet verzamelden in combinatie met zijn politieke opvattingen - in de zin van het artikel 6 van de privacywet verwekten, bezwaarden en gebruikten - verder verwerkten door deze door te zenden, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stelden. De heer Alain D. verwijst naar een beslissing van 19 december 2002 van de Commissie voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer waarbij werd
2
gezegd dat het doorgeven van deze gegevens aan andere vakbonden een inbreuk vormde tegen de privacywet. In hierover gevoerde briefwisseling antwoordde de heer C. bij schrijven van 12 december 2006 dat de privacywet niet van toepassing zou zijn en dat de gegevens op geen enkel ogenblik bewerkt of bewaard werden. Onmiddellijk weze gezegd dat de wet op de privacy wél van toepassing is, de vraag is of ze geschonden werd. De heer Alain D. stelt dat deze brief in strijd is met de waarheid verwijzende naar een schrijven van 19 december 2006 van de heer B., waarin aan een derde persoon, alhier niet inzake, wordt medegedeeld dat het ACV, zoals afgesproken met het A., leden zullen weren die opgekomen zijn bij het Vlaams Belang en uitwisselen wie er als vakbondslid werd ontslagen om te vermijden dat zij zich niet bij de andere vakbond kunnen aanbieden als lid. De heer Alain D. leidt hieruit af, in hoofde van verweerders (behoudens de Belgische Staat) en als verantwoordelijken voor de verwerking: - schending van de artikelen 2 en 4 van de privacywet, met verwijzing naar de in de grondwet en in het EVRM gewaarborgde vrijheid van meningsuiting - schending van artikel 5 van de privacywet - schending van artikel 6 van de privacywet - schending van artikel 6 van de privacywet in samenhang met het Koninklijk Besluit van 13 02 2001 - schending van het artikel 9 van de privacywet - schending van het artikel 12bis van de privacywet - schending van het artikel 16 van de privacywet - schending van het artikel 17 van de privacywet. De heer Alain D. vraagt daarnaast bijkomende onderzoeksmaatregelen, met name het overleggen van stukken, in het verzoekschrift nader omschreven, waaruit het voorgaande mag blijken onder verbeurte van een dwangsom en het horen van de heer Luc B., secretaris van ACV-Bouw en Industrie Limburg, hoger vernoemd. Ten gronde vraagt de heer Alain D., geresumeerd: - te bevelen om alle inbreuken op de privacywet te staken. - verweerders verbod op te leggen nog gegevens over de politieke mening van verzoeker te registreren, te bewaren, mede te delen en te verwerken in welke zin ook. - bevel te geven alle persoonsgegevens, inzonderheid over diens politieke mening te verwijderen, alle rechtsgevolgen van het onwettig verzamelen van gegevens ongedaan te maken en een getekend afschrift van het te vellen vonnis per aangetekende brief mede te delen aan alle personen en verenigingen vermeld in de brief van 24 oktober 2006. - Een dwangsom op te leggen van 100.000,00 € aan elk der verweerders bij elke vaststelling door een gerechtsdeurwaarder van een inbreuk tegen de privacywet van de persoonsgegevens van verzoeker; - De uitvoerbaarheid bij voorraad. I.2
Bij beschikking d.d. 14 februari 2007 werden conclusietermijnen bepaald.
3
I.3 Bij tussenbeschikking d.d. 12 juni 2007 werd deze zaak naar de arrondissementsrechtbank verwezen daar verweerders bij besluiten de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank zetelend zoals in kortgeding betwistten. Na te hebben vastgesteld dat uit het onderzoek van de inleidende akte verweerders aangeduid worden als "verantwoordelijken voor de verwerking" en aldus gedagvaard werden op grond van het artikel 14 § 1 van de privacywet, zodat de voorzitter van de rechtbank zetelend zoals in kortgeding, bevoegd is. Tevens werd vastgesteld dat conform het artikel 14 § 2 van de privacywet de woonplaats van eiser binnen het rechtsgebied te Dendermonde gelegen is, zodat er eveneens territoriale bevoegdheid is. Bij vonnis d.d. 3 oktober 2007 werd de zaak terug verwezen naar de voorzitter van de rechtbank zetelend zoals in kortgeding. I.4. Op vraag van eiser werd deze zaak opnieuw opgeroepen op grond van het artikel 662 van het gerechtelijk wetboek en is zodoende thans gekend onder het AR 07 / 2279 / A. Bij beschikking d.d. 4 juni 2008 werden conclusietermijnen bepaald. II.1. Bij op 20 februari 2009 betekend exploot dagvaardde de heer Alain D. de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de minister van Justitie, in de persoon van de heer Stefaan De Clerck in deze zaak 07 /2279 / A - 07 / 344 / B in tussenkomst, stellende dat nu verweerders een rechtsplegingsvergoeding vorderden van twee maal 10.000,00 €, voorhoudende dat de griffier de taalwet overtrad doordat de heer C. in het Nederlands werd opgeroepen zonder toevoeging van een vertaling en, net zoals de heer D., op een verkeerd adres. Hierdoor zou de hele procedure nietig zijn, met alle kosten lastens verzoeker. Deze dagvaarding strekt aldus tot het desgevallend veroordelen van de Belgische Staat van alle proceskosten en rechtsplegingsvergoeding, wegens inbreuk tegen de artikelen 1382 - 1383 van het Burgerlijk Wetboek en het artikel 1384 ervan. Bij beschikking d.d. 3 maart 2009 werden conclusietermijnen bepaald. Zodoende werden eisers op 18 augustus 2008 neergelegde syntheseconclusies vervangen door deze van 29 mei 2009 en legden alle partijen syntheseconclusies neer. II.2. Met betrekking tot de inbreuk op de taalwetgeving stelt de heer Alain D. dat partij C. terecht de nietigheid opwerpt van de inbreuk tegen het artikel 38 van de taalwet door geen Franse vertaling aan de gerechtsbrief toe te voegen en door verwisseling van de persoonlijke adressen ten overstaan van professionele adressen met een hiermede gelijklopende inbreuk tegen de taalwet.
4
Vandaar dat eiser, ten einde dit te regulariseren, (opnieuw) een (afzonderlijke) procedure inzette gekend onder het nummer AR 07 / 924 / A, afzonderlijk behandeld en berecht, nu er geen redenen tot samenvoeging zijn wegens de hierna gezegde redenen: deze procedure is overbodig. Partij C. argumenteert niet met betrekking tot de taalwetgeving. De Belgische Staat stelt vooreerst dat nu de hoofdprocedure ingeleid werd op 14 februari 2007, de gedwongen tussenkomst van 20 februari 2009 dateert, de rechten van de verdediging miskend zijn, dat ze niet geschiedde voor elk verweer ten gronde en laattijdig waardoor de Belgische staat besluit dat de tegen haar gestelde vordering ontoelaatbaar en onontvankelijk is. Nopens de feiten stelt de Belgische staat dat zij geen uitstaans heeft met het hoofdgeschil, wat de heer Alain D. niet betwist en juist is. Met betrekking tot de aan de griffie aangewreven fouten stelt de Belgische staat terecht dat alle verweerders bereikt werden en dat zij allen vertegenwoordigd waren door een raadsman, waardoor de akten, ook al kleefde er een inbreuk tegen de taalwet aan, hun beoogd doel bereikten. Er blijft geen belangenschade te weerhouden. Zodoende is de door de griffie alhier niet conform de taalwet verrichte handeling zonder nader gevolg gebleven, zodat de tegenover de Belgische staat gestelde vordering niet gegrond is. Nopens de adressen dient hetzelfde te worden gezegd: de bedoelde partijen werden bereikt, verschenen en verdedigden zich. III.1. Nopens de feiten en het lidmaatschap van een vakbond, staat het elke organisatie vrij om eigen statuten te formuleren die de leden tot wet strekken, voor zover niet strijdig met de openbare orde en de goede zeden. Het staat een organisatie ook vrij om, binnen dezelfde perken, hieraan een ideologie te verbinden en te bepalen dat zo er redenen zijn om aan te nemen dat leden hiermede strijdige opvattingen vertonen deze te weren, voor zover het betrokken lid hierover werd gehoord en zich heeft kunnen verdedigen, dit een algemeen rechtsbeginsel, onafhankelijk of hierover een procedure voorzien is of niet. In casu werd er tussen het A. en verzoeker briefwisseling gevoerd, zodat verzoeker in zijn rechten van verdediging niet te kort is gedaan. Deze briefwisseling wordt voorgelegd. Of de inhoud ervan voor de heer Alain D. bevredigend is, is een andere zaak. Volledigheidshalve weze gezegd, dat het hic et nunc deze zetel niet toekomt, noch wordt zulks gevraagd, enig oordeel te vellen nopens de vraag of de strekking waar verzoeker toe behoort binnen de in de statuten van het A. beoogde strijdige opvattingen valt. Er is evenmin schending van het recht op vrije meningsuiting nu verzoeker zijn mening kan uiten, noch op vrijheid van vereniging waarbij in casu het recht zich
5
te verenigen niet mag worden gelijkgesteld of verward met het recht van een vereniging leden te weigeren. III.2. De vraag of de loutere kennis zelf in hoofde van de A. dat de heer Alain D. een voor haar niet aanvaardbare ideologie was toegedaan een inbreuk vormt tegen de privacy ten overstaan van de heer Alain D. dient in casu negatief te worden beantwoord nu de heer Alain D. zulks publiekelijk afficheerde door zich kandidaat te stellen voor plaatselijke verkiezingen, waarbij zijn ideologie niet wordt betwist. Het aldus zelf kenbaar maken van de eigen ideologie is inherent aan het karakter van (dergelijke) verkiezingen. Het artikel 6§ 2 e) van de privacywet vermeldt dit overigens uitdrukkelijk. Er is zodoende geen schending van de artikelen 2 en 4 van de privacywet nu verzoeker zijn politieke mening zelf verkondigde. Het kan derhalve een organisatie die hiervan een breekpunt maakt zoals hoger gezegd, niet kwalijk genomen worden dat zij aldus haar statuten toepast, die op elk lid van toepassing blijven door de loutere toetreding tot deze organisatie. III.3. Met betrekking tot "verwerking van persoonsgegevens" dient er in casu een onderscheid te worden gemaakt tussen het verzamelen van gegevens voor eigen en intern gebruik en het verspreiden ervan. Indien de bedoelde organisatie, met name het A., de toepassing van haar statuten wenst te handhaven dient zij in kennis te zijn van de feiten dienaangaande, wat overigens door verzoeker niet betwist wordt nu hij zelf verwijst naar het artikel 6§2 d) waar verwerking uitdrukkelijk aan vakbonden wordt toegestaan. Het artikel 5 van de privacywet is derhalve niet geschonden. Het artikel 6 § 2 d) stelt evenwel uitdrukkelijk dat deze gegevens niet zonder de toestemming van de betrokkene aan derden mogen worden doorgegeven. De vra a g di e z i ch hi erbi j s t el t i s wi e “de rden” z i j n? Als vakbond is het haar gerechtigd te willen vermijden dat een uitgesloten lid zich bij een ander onderdeel van haar organisatie aansluit en als zodanig dient zij te worden beschouwd als één geheel en blijft de verwerking, conform het artikel 6§2 d) intern. De ingeroepen statuten gelden immers veer de gehele organisatie. Het is haar evenwel verboden deze gegevens aan derden door te geven zonder toestemming van de betrokkene. Het argument dat verzoeker zijn ideologische strekking zelf kenbaar maakte is hiermede niet strijdig, nu "derden" een andere mening kunnen toegedaan zijn. Zo legt verzoeker een brief voor van 19 december 2006 aan een ACV-lid waaruit mag blijken dat het niet onwaarschijnlijk is dat het ACV en meer genuanceerde houding aanneemt of zou (kunnen) aannemen. In dezelfde brief wordt evenwel ook gewag gemaakt van een afspraak met het A. om
6
informatie over leden uit te wisselen zodat bij ontslagen “deze mensen zich niet kunnen aanbieden bij de andere vakbond om daar lid te worden”. Dit is een inbreuk tegen het artikel 6§2 d) zo zulks gebeurt zonder de toestemming van de betrokkene. De brief van de heer Manuel C. van 24 oktober 2006 vermeldt in voetnoot dat deze brief opgestuurd wordt naar : - het Federaal A. met doorsturen naar alle genoemde regionalen, centrales, federaties en secties, en het A. afvaardiging van het bedrijf, wat zoals hoger gezegd geen inbreuk uitmaakt tegen het artikel 6§2 d); - het federaal ACV, het ACV Brussel, het federaal ACLVB, het ACLVB Brussel, wat een inbreuk uitmaakt tegen het artikel 6§2 d) nu niet blijkt dat zulks gebeurde met de toestemming van de betrokkene. Nopens de toepassing van het artikel 9 van de privacywet mag worden aangenomen dat het om het artikel 9 § 2 gaat, nu de gegevens niet door de heer Alain D. zelf werden verstrekt... De organisaties aan wie de brief van 24 oktober 2006 wordt doorgestuurd werden er nominatim vermeld. Het artikel 9§2 legt deze verplichting op bij de registratie van de gegevens of bij de overweging deze gegevens door te sturen, waarna betrokkene de mogelijkheid heeft te reageren. Uit de brief van 24 oktober 2006 blijkt dat er voldaan is aan de voorwaarden van het artikel 9§2 wat het A. betreft: - door het ondertekenen van de bedoelde brief maakte de verantwoordelijke voor de verwerking zich aldus bekend -de doel ei nden van de verwerki ng werden verm el d, met nam e de onverenigbaarheid met het militeren voor of het toetreden tot extreemrechtse partijen of bewegingen. Uit zijn er op volgend aangetekend schrijven "postdatum" blijkt dat de heer Alain D. in kennis was van zijn mogelijkheid hiertegen te verzetten. Het bewijs van het "aangetekend" versturen wordt niet voorgelegd, doch evenwel niet betwist. Het doorsturen naar derden zoals hierboven gezegd werd evenwel niet nader gemotiveerd en zou, zoals gezegd, derhalve niet in overeenstemming kunnen zijn met enige zienswijze van minstens deze derde, doch uit de besluiten van partij C. -nergens tegengesproken- blijkt dat het gezegde doorsturen niet geschiedde, zodat verzoeker hier moeilijk enig doorslaggevend element uit kan putten. Wanneer verzoeker stelt thans te zijn verstoken van gewenste syndicale hulp en bijstand, en daardoor schending van het artikel 12bis dient er te worden herinnerd aan het reeds gezegde dat een vakbond niet verplicht kan worden een lid op te nemen, hetzij te behouden zoals hoger gezegd. Wanneer verzoeker stelt dat hij geen verweer kon doen gelden, wordt dit tegengesproken door zijn voormelde aangetekende brief “postdatum” en de er op gevolgde briefwisseling. IV.1. Uit dit alles kan, geresumeerd, enkel worden afgeleid dat verzoeker op grond van de door hem als lid gekende en als dusdanig aanvaarde statuten werd
7
uitgesloten, met enkel interne mededelingen hierover, met tot verweer van zijnentwege en zonder enige schending van de wet op de privacy. Er zijn derhalve geen reden om, noch in hoofdeis noch ondergeschikt, in te gaan op enig vordering van verzoeker. IV.2. Onder " verantwoordelijke voor de verwerking " wordt, in het artikel 1§4 van de privacywet, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan die alleen of samen met anderen het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt. (…) Onder "verwerker" wordt, in het artikel 1§5 de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan die ten behoeve van de voor de verwerking verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, met uitsluiting van de personen die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke voor de verwerking gemachtigd zijn om de gegevens te verwerken. Verweerders verstrekken geen nadere gegevens met betrekking tot de "verantwoordelijke voor de verwerking" binnen hun organisatie, die weliswaar een feitelijke vereniging is, doch als "vakbond" in de privacywet wordt erkend. Nu de heer C. de brief van 24 oktober 2006 ondertekende dient hij als zodanig te worden beschouwd als minstens de verantwoordelijke voor de verwerking. In dezelfde hoedanigheid zou de heer Rudy D. kunnen worden aangesproken met betrekking tot de verdere verwerking, in hoofde van beiden, de vordering enige grond hebben. In hun hoedanigheid van "privé-persoon" niet. V. Er zijn geen redenen om de rechtsplegingsvergoeding anders te begroten dan op het basisgedrag. OM DEZE REDENEN, Wij, J. Serrus, Ondervoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, bij wettig belet van de voorzitter, bijgestaan door K. D’Hooge, afg. Griffier, rechtsprekende zoals in kort geding, in openbare terechtzitting, vaststellende dat er geen verzoening mogelijk was. Uitspraak doende op tegenspraak, het meer en anders gevorderde verwerpende : Verklaren de vordering ontvankelijk doch ongegrond.
8
Verwijst eiser in de gedingkosten aan de zijde van verweerders, tot heden begroot op : = aan de zijde van verweerders 1 t/m 4 : de rechtsplegingsvergoeding van 1.200,00 Euro. = aan de zijde van verweerders 5 t/m 6 : de rechtsplegingsvergoeding van 1.200,00 Euro. Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van EENENDERTIG MAART TWEEDUIZEND EN TIEN. Aanwezig : de heer J. Serrus, Ondervoorzitter Mevrouw K. D’Hooge, afg. Griffier.
9