Reactienota Zienswijzen Ontwerp-Bestemmingsplan Exloo De volgende systematiek is gevolgd. a. Vermelding van naam en adres van de indiener en een korte samenvatting van de zienswijze. b. Het bestemmingsplan en overwegingen met betrekking tot de zienswijze. c. De voorgestelde reactie op de zienswijze. Indiener 1 a. De heer P. Schipper, Hoofdstraat 45 is eigenaar van een schuur op het perceel Oude dijk 1 en ziet graag dat daarbij een bedrijfswoning kan worden gebouwd. b. Uitgangspunt in het bestemmingsplan is dat het aantal bestaande woningen niet wordt uitgebreid. Dat is vastgelegd in de planregels. Omdat het een actualiseringsplan betreft met nagenoeg geen nieuwe ontwikkelingen is ter legalisering van bestaande situaties wel opgenomen dat per bedrijf een bedrijfswoning mag worden gebouwd. Nieuwbouw zoals verzoeker wil is niet zonder meer mogelijk. Onderzocht is of er aanleiding is om het plan overeenkomstig het verzoek aan te passen. Daarbij is gekeken naar de plaatselijke situatie en naar de noodzaak. Tevens is overleg geweest met de indiener van de zienswijze. Het volgende is vastgesteld. Ten aanzien van de noodzaak. Tot voor kort was de schuur tijdelijk in gebruik als ruimte voor APK – keuringen. Deze activiteit vindt nu plaats op de bedrijfslocatie aan de Hoofdstraat. Getracht is om de schuur te verkopen, maar daarvoor is geen belangstelling. De zoon van de fam. Schipper, die nu in Valthe woont, is onlangs gestart met een bedrijf in de bosbouwsector en ten behoeve van de daarbij benodigde machines en werktuigen is daar geen stallingruimte beschikbaar. Daarvoor wil deze de betreffende schuur gebruiken en daar dan ook wonen. Dat laatste is nodig vanwege toezicht op de kostbare materialen en vanwege het praktische motief van de combinatie wonen/werken op dezelfde locatie. De schuur is geschikt voor de voorgenomen stalling- en bergingsruimte. Ten aanzien van de plaatselijke situatie. Het gaat om een vrij smal perceel met een breedte van ruim 11 m. Dit is ongeschikt voor de bouw van een vrijstaande woning waarbij het hoofdgebouw minimaal 3 meter uit de kadastrale perceelsgrens moet worden gebouwd. Een perceelsbreedte van 20 m in het landelijke gebied is een minimum vereiste. Daarnaast is de ruimte tussen de schuur en de weg te beperkt om achter de voorgevelrooilijn van de naastgelegen boerderij de woning te kunnen situeren. Na het vermelde overleg is gebleken dat ook een inpandige woning acceptabel is. Het voorste deel van de schuur kan daartoe worden verbouwd zodat het achterliggende deel voor de opslag beschikbaar is. Dat is voldoende groot en de toegang kan dan aan de achterzijde worden gemaakt. De bouw van een inpandige bedrijfswoning stuit niet op problemen en kan binnen de geldende planregels worden geraliseerd. c. De bouw van een inpandige bedrijfswoning stuit niet op belemmeringen; de bouwregels behoeven niet te worden aangepast.
Indiener 2 a. Mevrouw H. Jeuring, Polweg 10 maakt bezwaar tegen de mogelijkheid dat een nieuw scoutinghuis gebouwd kan worden op een locatie tegenover haar woning. De bouw zal het landelijk zicht belemmeren, zo is de verwachting en er is vrees dat er meer bouwwerken
zullen worden gebouwd die een permanent karakter hebben. Tenslotte wordt verkeershinder voorzien in verband met de situering van de toegang precies tegenover de Meerweg. b. In verband met een reconstructie van het openbare gebied in het centrumgebied van Exloo moet het bestaande gebouwtje van Scouting op een terrein achter het gemeentehuis verdwijnen. In overleg met de gemeente zijn randvoorwaarden vastgesteld en is op basis daarvan gezocht naar een geschikte locatie. Er is vastgesteld dat er een maatschappelijk belang is bij herhuisvesting van scouting , maar ook dat in het dorp en omgeving bijna geen geschikte locaties voorhanden zijn en dat daarom de gekozen plaats de “minst slechte keus” is. In het ontwerpbestemmingsplan ligt de locatie binnen de bestemming gemengd, waarbinnen de activiteit past en is op de kaart een bouwblokje opgenomen waarin een gebouwtje van maximaal 90 m2 kan worden opgericht. De bezwaren richten zich enerzijds op de locatie en anderszins op de verkeerssituatie. Ten aanzien van de gekozen locatie precies tegenover de woning van de indiener is met vertegenwoordigers van scouting en een vertegenwoordiger van mw. Jeuring overleg geweest. Het blijkt dat het gebouwtje iets dichter bij de perceelsgrens in noordelijke richting kan worden geplaatst. De bouwmogelijkheid op de verbeelding kan daarom iets worden aangepast, waardoor plaatsing recht tegenover woning kan worden vermeden. Aan het bezwaar kan deels worden tegemoetgekomen. Vrees voor meer bebouwing hoeft niet te bestaan omdat dit in de planregels is uitgesloten. Ten aanzien van de verkeersveiligheid wordt het volgende opgemerkt. Door de herinrichting van de Hoofdstraat is tijdelijke sprake van extra drukte op de Polweg. Deze zal na afloop van de werkzaamheden tot normale proporties zijn teruggebracht. Het verkeersaantrekkend karakter van scouting is te verwaarlozen omdat de deelnemers altijd lopend of per fiets zullen komen en omdat de begeleiders ook in de buurt wonen is in parkeermogelijkheden voor auto’s niet voorzien. Gezien de tijdelijke drukte op de Polweg is de vrees voor verkeersonveilige situaties op termijn niet terecht. c. Het bouwblokje kan op de verbeelding worden gehandhaafd, maar iets worden opgeschoven in noordelijke richting.
Indiener 3 a. Groothuis projecten heeft bezwaar tegen het genoemde maximum aantal woningen dat gebouwd kan worden binnen het uitwerkingsgebied “Trambaan”. In het plan zijn 27 woningen toegestaan en de indiener wil graag zien dat dit wordt verhoogd naar 30 of meer. Tevens wordt gevraagd om vergroting van het wijzigingsgebied met het perceel De Gloep 4 (Loon- en aannemingsbedrijf Hooge). b. Het betreft hier een verwijzing naar het plangebied “Trambaan”, dat ligt ten oosten van de Fabrieksstraat achter de bestaande bebouwing. Hier zullen de gebouwen die bij het busbedrijf Weinans in gebruik waren en de voormalige slachterij Jager worden afgebroken en met toevoeging van aangrenzende gronden tot de woonwagenlocatie ontstaat er ruimte voor woningbouw. De gronden zijn in handen van De Brandsgroep en Groothuis Projecten. De realisering van het plan doet ieder voor zich, maar uiteraard is er sprake van één stedenbouwkundig geheel. Een aantal jaren geleden is hiervoor een inrichtingsschets gemaakt. die voorziet in de bouw van 27 woningen. Inmiddels is de woningmarkt behoorlijk veranderd en ook het behoefte-element is niet meer hetzelfde. In het nieuwe woonplan zal daarop nader worden ingaan. Op dit moment staat bij ons een goede stedenbouwkundige invulling van het gebied voorop en in dat verband willen wij ons niet op voorhand vastleggen om het aantal woningen. Of dat aantal nu uitkomt op 27 of 30 is niet het belangrijkst. De aanvaardbaarheid van het aantal moet blijken uit de invulling van het plangebied. Omdat
daaromtrent op dit moment nog geen voldoende duidelijkheid over is, is gekozen voor een uitwerkingsbevoegdheid van het plangebiedje. Voor wat betreft de grootte van dat plangebied is van belang dat grenzend aan het plangebiedje een bedrijfsbestemming is opgenomen op het adres De Gloep 4. Daar is nu het loon- en aannemingsbedrijf Hooge gevestigd. Deze bedrijfsvestiging heeft invloed op de invulling van het plangebied omdat binnen zogenoemde hindercircels geen woningen kunnen worden gebouwd. De betreffende gebouwen en gronden worden te koop aangeboden. Groothuis is hierover in contact met de eigenaren. En vraagt in dat verband om uitbreiding van het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid is vastgesteld. Ten aanzien hiervan wordt opgemerkt dat het bedrijf in de toekomstige situatie is opgesloten in een bebouwd gebied. In de huidige vorm kan het bedrijf daarin nog wel vooruit, maar toekomstperspectief in de vorm van uitbreiding van gebouwen en activiteiten is er niet en hoewel het te zwaar is om te spreken van een milieuhinderlijke situatie is de bedrijfsfunctie in het gebied niet meer de meest wenselijke. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid hoe dit zich verder zal ontwikkelen. Wij hebben daarop nagenoeg ook geen invloed. Om echter toekomstige ontwikkelingen niet onnodig te belemmeren is het wenselijk het perceel De Gloep 4 op te nemen in het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt. De huidige bedrijfssituatie kan daarbij worden voortgezet en daarnaast kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. c. Het aantal woningen dat in de planregels is genoemd (regel 5.4) moet worden gewijzigd van 27 in 35. en het wijzigingsgebied als aangegeven op de verbeelding moet worden uitgebreid met het perceel De Gloep 4.
Indiener 4 a. Loon- en aannemingsbedrijf Hooge B.V. maakt met verwijzing naar de planologische mogelijkheden in de periode vanaf 1984, bezwaar tegen de opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het plan De Trambaan. Op dit plan is onder “Indiener 3” ingegaan. Het bedrijf is van mening dat er geen sprake is van een zorgvuldige ruimtelijke afweging en dat alleen gekeken is naar het belang van de projectontwikkelaar. b. In de zienswijze wordt verwezen naar 1984 zijnde het jaar dat het bedrijf ter plaatse is gevestigd. Op dat moment zou deze omgeving “het bedrijventerrein” van het dorp zijn geweest. Bedrijfsactiviteiten zouden niet op belemmeringen stuiten zo wordt verondersteld. In 2000 is nog eens mondeling verzekerd dat er aan De Gloep geen woningbouw zou plaatsvinden. Hierbij wordt dezerzijds aangetekend dat weliswaar sprake was van een concentratie van enige bedrijven, maar dat niet gesproken werd van een bedrijventerrein. Inmiddels is de situatie niet meer dezelfde en zijn twee bedrijven vertrokken en die ruimte is niet opgevuld door andere bedrijven. Er moet dan ook gekeken worden naar andere mogelijkheden. Het provinciaal beleid is de afgelopen 25 jaar ook veranderd en op basis daarvan zijn uitbreidingsplannen voor een dorp als Exloo uitgesloten en moet eventuele nieuwbouw plaatsvinden op locaties binnen de komgrenzen. Dergelijke locaties zijn in Exloo zeldzaam en woningbouw is als invulling van een vrijkomende bedrijfslocatie al snel een alternatief. Dit is kortom dan ook de ruimtelijke afweging geweest. Daarbij komt dat met de invulling van het plangebied rekening zal worden gehouden met het bedrijf door de vastlegging van een zogenoemde hinderzone, waarbinnen geen woningen kunnen worden gebouwd. Daarnaast is van belang dat de indiener genoemd onder 3 onderhandelingen is gestart om te komen tot koop van het perceel De Gloep 4. De afloop daarvan is op dit moment ongewis. Met verwijzing naar de reactie onder 3 wordt het perceel van het bedrijf opgenomen in het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Mochten de genoemde onderhandelingen niet tot resultaat leiden dan kan het bedrijf in de huidige vorm worden
voortgezet. Van extra belemmeringen als gevolg van de voorgenomen woningbouw is geen sprake omdat verdere ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf ook door al door bestaande woningen worden belemmerd. c. Er is sprake van een zorgvuldige ruimtelijke afweging en de wijzigingsbevoegdheid leidt niet tot verdere beperkingen in de bedrijfsvoering. Er is dan ook geen reden tot aanpassing van het plan.
Indiener 5 a. Mevrouw Dashorst-Oltmans te Ter Apel is eigenaresse van” Kabouterland” op de percelen Zuiderhoofdstraat 3,5 en 11. In het thans geldende bestemmingsplan behoren deze percelen tot het gebied met de bestemming “gemengd” en met het voorliggende bestemmingsplan wordt deze bestemming veranderd van gemengd in “recreatie” en daarmee zou de mogelijkheid van bewoning vervallen. Daartegen bestaat bezwaar. b. In verband met de harmonisering van planregels conform het handboek is voor dit bedrijf de bestemming aangepast. De geldende bestemming betreft een algemene en in de nieuwe wordt gekozen voor een specifieke bestemming. Ook in de nieuwe bestemming is echter bewoning toegestaan. In de bouwregels is onder 10.2 onder 3 een bedrijfswoning toegestaan. Dat komt overeen met de huidige planologische regeling. c. Conclusie is dat weliswaar sprake is van een andere (meer specifieke) bestemming, maar dat de consequenties daardoor niet veranderen. De zienswijze heeft geen aanpassing tot het plan tot gevolg.
Indiener 6 a. H.H. Hoekman Grootakkersweg 2 vraagt om een vergroting van het agrarisch bouwblok een en ander zoals op de bij de zienswijze gevoegde tekening is aangegeven. b. In het geldende bestemmingsplan is geen sprake van bouwblokken maar van aanduidingen. De bouwmogelijkheden worden daarin begrensd in de planvoorschriften. Bij de inspraakbijeenkomst is een soortgelijke zienswijze kenbaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan zijn in het ontwerpplan de maximale bouwmogelijkheden op het perceel opgenomen. Thans wordt nog gevraagd om te kunnen bouwen tot op de perceelsgrens, daar waar de bouwgrens op 3 meter daarvan is getekend en om te mogen bouwen voor de voorgevelrooilijn van de woning op het naastgelegen perceel. Aan dat laatste kan geen medewerking worden verleend. De bouwregels staan een goothoogte toe van 4.50 m en een bouwhoogte van 9.00 m. Bouwen op basis van deze regels tot aan de perceelsgrens betekenen, naast schaduwwerking, een ernstige inbreuk op de gebruiksmogelijkheden van dat naastgelegen perceel. Om die reden is vergroting van het bouwblok aan de noord en oostzijde niet mogelijk. Vergroting van het bouwblok aan de zuidzijde zou betekenen dat voor de voorgevelrooilijn van huisnummer 32 zou kunnen worden gebouwd. Dat is niet wenselijk. Met het voorgestelde bouwblok op de verbeelding zijnde voor het perceel maximale bouwmogelijkheden aangegeven. c. Er is geen aanleiding om het bouwblok op de verbeelding aan te passen.
Indieners 7 a. De families Van Dijk en De Jong, Zuideinde 13 zijn van mening dat er sprake is van een aantal beperkingen op hun perceel door het nieuwe plan. Voorts wordt gevraagd om een bouwmogelijkheid op een perceel achter de boerderij en om de mogelijkheid voor de teelt van kerstdennen op een perceel gelegen op de Westeres.
b. De beperkingen zijn vervolgens nader aangeduid. Ze hebben betrekking op het bouwvlak rond de boerderij Zuideinde 13; op een “verdwenen” bouwkavel en een bouwmogelijkheid naast het perceel en op percelen richting Odoorn. De opzet van het geldende bestemmingsplan heeft een globaal karakter. Er is geen sprake van bouwblokken maar van gebiedsbestemmingen waarbij de bouwmogelijkheden in regels zijn vastgelegd. Voor het betreffende perceel betekent het dat 50 % van het erf zou mogen worden bebouwd. In het nieuwe plan is een bouwblok opgenomen waarbij tot diezelfde oppervlakte bebouwing mogelijk is. Het bouwblok is zodanig gesitueerd dat sprake is van een logische invulling, maar zou bij nader inzien nog iets kunnen worden vergroot. In die zin is er dan geen sprake van een beperking van mogelijkheden. Ingevolge het geldende bestemmingsplan is evenmin sprake van een bouwkavel naast huisnummer 13 of daarnaast. In de planregels is in onder de beschrijving in hoofdlijnen vastgelegd dat het aantal woningen binnen het plan (uitgezonderd enkele met name aangeduide locaties) niet mag toenemen. Van nieuwe bouwkavels is in de bestaande plansituaties geen sprake zodat er ook geen bouwkavels kunnen vervallen door een nieuw plan. Gevraagd wordt naar mogelijke medewerking aan de bouw van een loods op het achter de boerderij gelegen perceel. Dat perceel maakt geen deel uit van het plangebied van het komplan Exloo maar van het bestemmingsplan buitengebied Odoorn en is daarin bestemd tot agrarisch gebied met landschappelijke waarden. Gelet op het feit dat het perceel behoort tot de es is bebouwing daarop niet wenselijk. Bovendien is de noodzaak daartoe niet aangetoond en overigens biedt het nieuwe bestemmingsplan binnen het bouwblok voldoende mogelijkheden voor de bouw van een loods. Ten aanzien van de laatst gemaakte opmerking over de teelt van kerstbomen kan worden opgemerkt dat deze activiteit ook binnen het huidige plan kan worden voortgezet, met de aantekening dat hiervoor, wanneer nieuwe aanplant nodig is, een aanlegvergunning (thans omgevingsvergunning) is vereist. c. De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van het plan in die zin dat het bouwblok iets wordt verruimd richting Hegeveldweg en Oude Valtherweg.
Indiener 8 a. De heer Homan, Hoofdstraat 84 wil op zijn perceel aan de Grootakkersweg 7 de bestemming AB (agrarisch bedrijf) zien vastgelegd en daarnaast zou de grens het bouwblok aan de noordkant , op drie meter van de perceelsgrens moeten liggen. b. Het gaat om een agrarisch bedrijf en voor de andere, soortgelijke bestemming is ook de bestemming AB opgenomen. Hier is dat per abuis weggelaten en moet worden hersteld. Daarnaast is bebouwing tot op 3 m van de perceelsgrens mogelijk en in dat verband kan het bouwblok aan de noordkant nog iets worden vergroot. c. Deze zienswijze leidt tot aanpassing van het plan in die zin dat het perceel Grootakkersweg 7 op de verbeelding de aanduiding AB (agrarisch bedrijf) krijgt en dat de grens van het bouwblok aan de noordkant op 3 meter van de perceelsgrens komt te liggen.
Indiener 9 a. De heer J.M. Willems vraagt namens Maatschap Zikken aan de Valtherweg 11 om vergroting van het agrarisch bouwblok aan de oostzijde met 20 m. b. Naar aanleiding van het voorontwerp is het agrarisch bouwblok eveneens aangepast. Hier aan ligt een door DLV overgelegd bedrijfsplan ten grondslag. Bij nader inzien is het bouwblok te krap en daarnaast is het gebruikelijk dat agrarische bedrijven daar waar enigszins mogelijk de beschikking krijgen over een bouwblok van 1 HA. Dat uitgangspunt kan ook voor deze locatie worden gehanteerd.
c. De zienswijze leidt tot aanpassing van het plan in die zin dat het bouwblok aan de oostzijde met 20 m wordt vergroot.
Indiener 10 a. De heer J. van der Laan Zuideinde 32 maakt in zijn zienswijze opmerkingen over de lange duur van de procedure, over de wijze waarop voorschriften worden gehandhaafd en herhaalt de punten uit de zienswijze die bij het voorontwerpplan is ingediend. Daarbij gaat het om zijns inziens te strakke bouwblokken en de te beperkte oppervlakte die voor bijgebouwen is toegestaan. b. Er zit inderdaad veel tijd tussen de ter inzage legging van het voorontwerpplan en het ontwerpplan. Dat heeft ook tot gevolg gehad dat reacties op zienswijzen lange tijd zijn uitgebleven. Enerzijds heeft dat te maken met een zorgvuldige behandeling van alle zienswijzen en anderzijds met drukke werkzaamheden en een beperkte capaciteit. De lange tijdsduur heeft echter geen nadelige planologische consequenties en evenmin zijn rechten van derden geschaad. De andere opmerking gaat over de handhaving van voorschriften in een specifieke situatie. Ook daar moet sprake zijn van een zorgvuldige behandeling van alle belangen en is eveneens sprake van een langdurig proces. De inhoudelijke opmerkingen betreffen het bouwblok en de oppervlakte aan bijgebouwen. Ten aanzien van de eerste kan worden opgemerkt dat geen sprake is van een strak bouwblok om de bestaande bebouwing. Het tegendeel is zelfs het geval. Het bouwblok dat aansluit op de plangrens is in bouwdiepte vergelijkbaar met de andere bouwblokken en betekent in deze situatie dat het hoofdgebouw aanmerkelijk kan worden vergroot. In die zin is geen sprake van rechtsongelijkheid en zeker niet van beperkte mogelijkheden. Evenals naar aanleiding van de reactie op de zienswijze met betrekking tot het voorontwerpplan geven wij hier aan dat de oppervlakte aan bijgebouwen van 60 m2 conform het facetbestemmingsplan bijgebouwen is geregeld. Er is geen reden hiervan af te wijken. c. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan.
Indiener 11 a. De heer K. Hospers, Zuideinde 16 maakt bezwaar tegen de mogelijkheid van de bouw van een woning tussen de huisnummers 7 en 9 om de volgende redenen. In 2004 is op basis van de toen geldende agrarische bestemming en vanwege het daarmee verbonden vrije uitzicht de tegenover het perceel liggende woning gekocht. Door de bouw van een woning wordt het doorzicht belemmerd naar het achterliggend bosperceel. De privacy wordt aangetast door inkijk in de woning. Er is sprake van een waardevermindering van de woning Zuideinde 16. De bouwmogelijkheid is strijdig met het geldende bestemmingsplan omdat daarin alleen vervangende nieuwbouw is voorzien. b. De zienswijze heeft het karakter van een bezwaarschrift en heeft betrekking op de mogelijkheid van de bouw van een woning tussen de huisnummers 7 en 9 aan het Zuideinde. Op de motieven waarom deze mogelijkheid in het plan is opgenomen is in het bestemmingsplan voldoende ingegaan (Hoofdstuk 8 onder inspreker 21). In deze reactienota wordt daarom alleen ingegaan op de punten die in de zienswijze worden vermeld. De ambtelijke toezegging uit 2004 dat ter plaatste ook in de toekomst niet mag worden gebouwd kan niet zo worden uitgelegd dat de bestemming nooit kan worden gewijzigd. Er kan na verloop van tijd sprake zijn van gewijzigde inzichten. Zo zijn voor de zanddorpen uitbreidingsplannen inmiddels niet meer mogelijk en moeten bouwmogelijkheden worden gezocht binnen bestaande komgrenzen. Dat betekent in het algemeen dat moet worden
nagegaan welke open plekken binnen de kom voor bebouwing in aanmerking komen. In de structuurvisie is inmiddels de mogelijkheid voor onderzoek naar bouwmogelijkheden langs de belangrijkste invalswegen van de zanddorpen opgenomen. Dat betekent een beleidswijziging ten opzichte van die van 2004. In dit verband moet daarom nogmaals worden aangetekend dat ambtelijke informatie altijd is gebaseerd op de situatie van dat moment, maar dat een beleidswijziging altijd mogelijk blijft. Overigens heeft het perceel in het geldende bestemmingsplan geen agrarische bestemming maar behoort het tot de bestemming “Dorpsgebied”, waarin verschillende functies zijn toegestaan. Voor wat betreft het belemmerde doorzicht naar een bosperceel wordt vastgesteld dat door de bouw van een woning het zichtveld verandert. Het betreffende bosperceel is weinig waardevol en heeft geen bijzonder bescherming. Het kan te allen tijde worden gekapt. Een ander bezwaar is de aantasting van privacy door inkijk in de woning. De voorgevel van de nieuw te bouwen woning ligt ongeveer 20 m van de weggrens en aantasting van privacy is dan ook niet te verwachten. Voor wat betreft de verwachte waardevermindering kan een beroep worden gedaan op de planschaderegeling. In dat kader wordt nagegaan of inderdaad sprake is van een waardevermindering en of deze voor vergoeding in aanmerking komt. c. De zienswijze leidt niet tot wijziging van het plan.
Indiener 12 a. Mevrouw A. Beets-Raedt Zuiderhoofdstraat 29 maakt eveneens bezwaar tegen de mogelijkheid van de bouw van een woning tussen de huisnummers 7 en 9 aan het Zuideinde. Daarvoor wordt een vergelijking gemaakt met haar perceel aan de Meerweg waarvoor naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan eveneens een bouwbestemming is gevraagd. Zij is van mening dat sprake is van rechtsongelijkheid. b. De situatie voor de beide genoemde percelen is niet vergelijkbaar. Het perceel aan de Meerweg betreft een open ruimte binnen de dorpskom en deze heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming groen is daarnaast aangeduid als waardevol. De locatie aan het Zuideinde is een “gat” in een bestaande rij woningen en heeft in het huidige plan geen bijzondere aanduiding. Omdat de locaties niet vergelijkbaar zijn is geen sprake van rechtsongelijkheid. c. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan.
Indieners 13 a. De heer en mevrouw Schut-Nieborg maken evenals indiener 11 bezwaar tegen de bouwmogelijkheid van de woning tegenover hun perceel. Ook deze zienswijze heeft het karakter van een bezwaarschrift. De punten waarom het gaat betreffen vooral het motief van de bestemmingswijziging te weten: onjuiste informatie en het beleid op basis waarvan open ruimten aan het Zuideinde behouden zouden moeten worden. b. Zoals in de reactie van “inspreker 21” in het Hoofdstuk 8 onder inspraak is vastgesteld zijn er geen planologische argumenten die de bouw van een woning tegengaan. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel geen bijzondere te beschermen status maar behoort tot het gebied met de bestemming “dorpsgebied”. Alleen op basis van de beschrijving in Hoofdlijnen bij dit plan is vastgelegd dat het aantal woningen binnen het plangebied, uitgezonderd een enkele locatie, niet mag toenemen. Dat betekent geen extra bescherming voor alle andere percelen, in die zin dat daar niet zou kunnen worden gebouwd. Zulks met uitzondering van de aangeduide waardevolle open ruimten. Zoals eveneens bij de reactie op inspreker 11 is aangegeven biedt de structuurvisie ruimte voor onderzoek naar bouwmogelijkheden langs belangrijke invalswegen van zanddorpen, waartoe ook het Zuideinde moet worden gerekend.
c. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan.
Indiener 14 a. De heer H.J. Hulskers Zuideinde 7 maakt eveneens bezwaar tegen de opgenomen bouwmogelijkheid. Het betreffende perceel ligt naast zijn woning. Hij is van mening dat opname van een bouwmogelijkheid op dat perceel strijdig is met de ruimtelijke structuur die is vastgelegd in het bestemmingsplan daar waar de zogenoemde “doorkijkjes naar het buitengebied” als waardevol zijn aangemerkt. Ook wordt aangegeven dat, uitgezonderd twee locaties, uitbreiding van het aantal woningen (op basis van het woonplan) niet mogelijk is. Daarnaast is het motief voor de planwijziging ondeugdelijk omdat, gelet op de specifieke kennis bij de beoogde bouwer, vooraf voldoende duidelijk moest zijn dat geen sprake is van een bouwmogelijkheid. Tenslotte wordt gewezen op het belang van flora- en faunadoor de aanwezigheid van een steenuil in de nabijheid van de locatie. b. De huidige ruimtelijk structuur is vastgelegd in het geldend plan en dat dateert van 1995. Die structuur wordt gehandhaafd in het nieuwe plan. Zulks nagenoeg geheel voor wat betreft de handhaving van doorkijkjes vanuit het dorp naar het buitengebied. Het Zuideinde betreft een toegangsweg met alleen bebouwing langs de straat en die situatie is niet vergelijkbaar met de dorpskom, omdat vanuit woningen aan het Zuideinde zicht op het buitengebied blijft gehandhaafd. Daarnaast wordt in de door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie de mogelijkheid geopend voor “opvulling van gaten” in bebouwing langs de belangrijkste invalswegen van zanddorpen. Terecht merkt reclamant op dat in het bestemmingsplan het bestaande aantal woningen het uitgangspunt is en dat alleen op twee genoemde locaties uitbreiding van dat aantal is toegestaan. Dit laat echter onverlet dat, daar waar geen sprake is van planologische beletselen uitzonderingen mogelijk zijn. Het woonplan voorziet in een regeling voor dergelijke situaties. De genoemde specifieke kennis van de aspirant bouwer speelt hierin geen rol. Voor wat betreft de aanwezigheid van een steenuil in de nabijheid van het perceel is onderzoek verricht. De rapportage maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. Vastgesteld is dat het gaat om een kerkuil en niet om een steenuil. Omdat het handhaven van een open ruimte voor de leefomstandigheden van een kerkuil belangrijk zijn is dit punt afzonderlijk beoordeeld. In de schuur van loonbedrijf Ten Berge op het Zuideinde 11 is een nestkast voor een kerkuil aanwezig, waarin de afgelopen 5 jaar met succes is gebroed. Kerkuilen hebben over het algemeen hun jachtgebied in een straal van 500 tot 1500 meter rond de broedplaats. De toekomstige bouwlocatie vormt dan ook slechts een klein onderdeel van het jachtgebied. Daarnaast is het perceel door de omliggende bebouwing en het wegverkeer relatief gezien al verstoord. Door de realisatie van een woning op het perceel zullen er geen negatieve effecten op het paartje kerkuilen optreden. In de omgeving resteert meer dan voldoende jachtgebied. Overigens is uit onderzoek gebleken dat ook geen andere beschermde soorten in het gebied voorkomen. c. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan
Indieners 15 a. De heren D.J.H. Berndt te Exloo en B.L. Eigenraam, namens Eigenraam Vastgoed B.V. te Emmen hebben bouwplannen ingediend die betrekking hebben op het perceel Hoofdstraat 70. Dat ligt in de hoek Hoofdstraat/Boslaan. Het plan voorziet in een renovatie van het
bestaande hoofdgebouw en de bouw van 1 of 2 woningen in de “achtertuin”. Bij het bouwplan is een planbeschrijving gevoegd. Het plan voor de bouw van woningen past niet binnen het geldende bestemmingsplan en is met een schriftelijk verklaring van 3 augustus 2010 omgezet als een zienswijze op het voorontwerp bestemmingsplan. Bedoeling is om na de renovatie het pand te verkopen en de kosten voor de renovatie in ieder geval gedeeltelijk te dekken door afsplitsing van een deel van het (kadastrale) perceel en verkoop van dit gedeelte als bouwkavel(s). b. In het geldende bestemmingsplan behoort het perceelsgedeelte waarop de woningbouw is gepland tot de gebiedsbestemming “dorpsgebied”, met daarbij de aantekening dat het voor een deel is aangemerkt als waardevolle open ruimte. In het ontwerpplan is gekozen voor de vergelijkbare bestemming “gemengd”. Beide staan geen nieuwe woningbouw toe. Zoals aangegeven betreft het de “achtertuin” van de woning Hoofdstraat 70. Dat perceelsgedeelte behoort samen met de sportvelden en de overige achtertuinen van de woningen aan de Hoofdstraat tot een “open gebied”. Het ligt aan een onverharde weg waarin geen bebouwing staat. Woningbouw op deze locatie is niet wenselijk. In de eerste plaats gaat het om een waardevolle open ruimte die planologisch gezien vergelijkbaar is met de locatie van indienster nummer 12. Vervolgens is, zoals aangegeven, sprake van een onverharde weg. Weliswaar hebben de reclamanten aangegeven een verharding te willen betalen, maar gezien de ligging is dit niet wenselijk. De weg is niet aan te merken als een doorgaande weg waarlangs conform de structuurnotitie woningbouw tot de mogelijkheden behoort. Tenslotte is de renovatie van het hoofdgebouw bijna voltooid en staat het pand te koop. De uitvoering van deze werkzaamheden is kennelijk geen voorwaarde geweest voor verkoop van bouwkavels. c. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan.
Resumerend heeft deze nota de volgende aanpassingen tot gevolg; Indiener 2: verschuiving van het bouwblok t.b.v. scouting in noordelijke richting Indiener 3: het aantal woningen in regel 5.4 wordt verhoogd van 27 naar 35 en het wijzigingsgebied I wordt uitgebreid pet het perceel De Gloep 4; Indiener 7: het bouwblok op het perceel Zuideinde 13 wordt vergroot in noordelijke en oostelijke richting; Indiener 8: het perceel Grootakkerweg krijgt op de verbeelding de aanduiding AB en de grens van het bouwblok aan de noordkant wordt gelegd op 3 m van de perceelsgrens; Indiener 9: het bouwblok op het perceel Valtherweg 11 wordt aan de oostzijde met 20 m vergroot;
Nota Ambtshalve Wijzigingen 1. De planregels zijn afgestemd op het handboek. Dat is onlangs gewijzigd in die zin dat binnen de bestemming “maatschappelijk” ook speeltoestellen worden toegestaan. Deze mogelijkheid moet ook in dit plan worden opgenomen. Dat kan door aan artikel 9.1 toe te voegen “e. speelvoorzieningen”. 2. Op de plankaart is voor het perceel Zuideinde 11 de aanduiding “bedrijven” niet conform de werkelijkheid en de perceelsgrens. Dit dient te worden hersteld. Dat kan door het perceel met de kadastrale aanduiding 291 op te nemen binnen de aanduiding “bedrijven”. 3. In verband met de Wabo is de terminologie van de regels aangepast.