14
REACTIE VAN JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN
24 oktober 2012
Reactie van minister Jo Vandeurzen op een studie en een rapport over de residentiële ouderenzorg: 1.
Vlaamse woonzorgcentra: een stand van zaken na 3 jaar inspectiewerk
2.
Een vergelijkende studie naar bouwkost en dagprijs in door VIPA gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde woonzorgcentra
INLEIDING
We investeren heel wat middelen in ouderenzorg. Op alle beleidsniveaus. Het moet een antwoord geven op objectieve vaststellingen en evoluties zoals de vergrijzing en de toename van het aantal personen met dementie. Die investeringen renderen. Is bouwen van een woonzorgcentrum met een investeringssubsidie van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) duurder dan bouwen met eigen middelen? En wat is de relatie met de dagprijs voor de bewoner? Het zijn vragen die een antwoord krijgen in ‘een vergelijkende studie naar bouwkost en dagprijs in door VIPA gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde woonzorgcentra’. Het onderzoek was een opdracht van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en werd uitgevoerd door Jozef Pacolet, Frank De Troyer, Stefan Boeykens, Annelies De Coninck, Frank Vastmans en Erik Buyst.
14
Op hetzelfde moment werkte ook Zorginspectie aan een rapport over de stand van zaken na 3 jaar inspectiewerk in de Vlaamse woonzorgcentra. Uit een volgehouden inspectie worden nu ook analyses gemaakt die sectorbreed zijn en die de sector en het beleid in staat moeten stellen om globale conclusies en acties te formuleren. De algemene conclusie is dat er een behoorlijke kwaliteit geleverd wordt. Er wordt erg hard gewerkt aan kwaliteitsbeleid en kwalitatieve zorg. We zien ook dat de sector op eigen initiatief fors investeert in personeel, infrastructuur en werk maakt van informatisering. In 80 % van de voorzieningen is geen opvolgingsinspectie nodig omdat de zorg en huisvesting van behoorlijke tot excellente kwaliteit zijn. Bij 13 % van de voorzieningen is een bijkomende opvolgingsinspectie nodig om na te gaan of ze effectief werk maken van remediëring en bij 7 % tenslotte is een frequente (meermaals per jaar) opvolging nodig omdat ze onvoldoende of onvoldoende snel werk maken van remediëring en er risico bestaat op onverantwoorde zorg voor de bewoner. We hebben nu een reëel zicht met deze nulmeting, ook op de werkpunten waarop ingezet kan worden. Het beleid maar ook de sector hebben echter niet gewacht op dit rapport om al een aantal antwoorden te formuleren op de uitdagingen. Sedert 2010 is door de overheid, samen met de sector, gewerkt aan een referentiekader voor integrale kwaliteit van wonen en zorg in woonzorgcentra. De vaststelling dat 71 % van de bewoners zwaar zorgbehoevend is en dat 45% dementie heeft, vraagt terecht speciale aandacht. Ook deze bewoners, met extra nood aan zorg, veiligheidsmaatregelen en begeleiding, verdienen een kwaliteitsvol leven.
Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
14
NOOT VOORAF
Het is belangrijk te beklemtonen dat het Vlaamse ouderenbeleid gebaseerd is op het woonzorgdecreet. De zorgbehoevende persoon (en zijn mantelzorger) staan daarin centraal en we willen dus in de uitbouw van ons zorgaanbod ingaan op de wens om de autonomie maximaal te bewaren en zo lang mogelijk thuis te blijven. Daarom zetten we in op thuiszorg/gezinszorg en op thuiszorgondersteunende diensten (dagverzorging, kortverblijf). Naast de ontplooiing van een meer divers aanbod (zorg op maat, assistentiewoningen, Abbeyfield, ook innovatieve ruimtelijke en architecturale initiatieven...) is er inderdaad nood aan capaciteitsuitbreiding van de residentiële ouderenzorg (demografische evolutie, dementie...).
14
1. AANDACHT VOOR HET PERSONEELSBELEID
Hoewel er vandaag globaal genomen voldoende personeel is (in verhouding tot de normen), blijkt er uit het rapport een ongelijkheid tussen de voorzieningen. Daarnaast is er de vaststelling van een toenemende werkdruk bij het personeel. De voorbije jaren voorzag de federale overheid, bevoegd voor het verzorgend personeel in woonzorgcentra, in meer personeel, maar een blijvende investering is nodig opdat alle zwaar zorgbehoevenden op die ruimere RVT-omkadering zouden kunnen rekenen. Het ontbreken van de verpleegkundige permanentie is het belangrijkste aandachtspunt.
1.1 Meer personeel in de zorgsector: actieplan is succesvol Om het onevenwicht tussen vraag en aanbod zoveel mogelijk te ondervangen, is het actieplan “Werken aan Werk in de Zorgsector” opgestart, met als gezicht op het terrein de Ambassadeur Zorgberoepen. In het kader van de campagne die zorgberoepen promoot, werd o.a. de website www.ikgaervoor.be ontwikkeld. Vaststelling qua instroom: onze acties leveren resultaat op en zetten we verder
•
Dit jaar opnieuw recordhoogte want nog eens extra 6% stijging dit jaar, na 2 jaren waarbij de opleiding ook reeds een opmerkelijke stijging kende. In de tabel staan de procenten t.o.v. het voorgaande jaar.
4/10/2010 4/10/2011 4/11/2012 14%
7%
6%
14
•
•
Evolutie in ander zorgberoep (bachelorniveau): •
•
Evolutie instroom (inclusief Nederlandstalige opleidingen in Brussel):
Ergotherapie: 1984 studenten, een stijging met 6.61%.
Academische bachelor en master: •
Revalidatiewetenschappen en de kinesitherapie: 2233 studenten, een stijging met 12 %.
1.2 Belangrijke federale uitdagingen Het is duidelijk dat een versterking van de personeelseffectieven (tot aan de uitvoering van de zesde staatshervorming) een belangrijke federale aangelegenheid is (via het RIZIV, het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) en voorwerp uitmaakt van de sociale onderhandelingen in de sector. De voorbije jaren zijn daarvoor door de federale overheid reeds heel wat inspanningen geleverd. De stijgende zorggraad van de bewoners vraagt echter verdere extra inspanningen. Om economisch leefbaar te blijven, is het verwerven van een RVT-erkenning daarbij een
14
doorslaggevende factor. Een voorziening met een RVT-erkenning moet aan extra voorwaarden voldoen (vb. meer personeel), maar krijgt hiervoor ook extra RIZIV-middelen. Bij de laatste Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van juni 2012 is beslist dat Vlaanderen 1.324 extra plaatsen met een RVT-erkenning kan toewijzen. 938 RVT-statuten zijn reeds verdeeld. De overige worden in de eerst komende dagen toegewezen. De huidige RVT- verdeling verloopt in 2 rondes. In eerste instantie werden RVTvergunningen verdeeld over voorzieningen die dit jaar een sterke stijging van de zorgzwaarte konden aantonen. De planningsvergunningen worden deze week verzonden. Aansluitend hierop zal het agentschap het saldo verdelen over alle Vlaamse woonzorgcentra, over de woonzorgcentra met de laagste RVT-dekkingsgraad. Het ziet ernaar uit dat de dekking op deze wijze tot boven de 85 % kan opgetrokken worden. Ook in de toekomst blijven we vanuit Vlaanderen aandringen op een uitbreiding van de RVT-erkenningen.
1.3 Een goed human resource management (HRM) is een kritische succesfactor Openstaande vacatures spelen een rol in werkdruk: dus verder werken op imago en instroom is noodzakelijk maar niet de enige oplossing. Vanuit de Vlaamse bevoegdheid zetten we wel in op de bevordering van een professioneel HRM-beleid. •
Het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschappen zal in februari 2013 een seminarie ‘HRM-beleid’ organiseren in samenwerking met Zorgnet Vlaanderen, ICURO, VERSO en VIVO, waarbij een actieplan wordt opgesteld om het HRM-beleid naar zorgverleners toe te verbeteren, zowel in grote als in kleine zorgorganisaties.
•
Ook van de nieuwe sectorconvenant, die eind deze maand wordt onderhandeld tussen werkgevers en werknemers, wordt veel verwacht inzake HRM. Zonder vooruit te lopen op de gesprekken die starten eind oktober, zijn er in de ontwerpconvenant social-profit door VIVO heel wat accenten gelegd inzake uitbouw en ondersteuning van HRM.
14
•
En niet alleen het recruteringsbeleid van een voorziening is belangrijk. Ook het behoud van goed personeel. Dit zal daarom ook gemeten worden in het referentiekader kwaliteit (zie verder).
•
Uit het rapport blijkt dat een aantal voorzieningen een tekort aan deskundigen in de animatie en activatie hebben. Indien uit de inspectieverslagen of uit de bewijsvoering die de voorzieningen moeten insturen, blijkt dat er een tekort is op de animatievoorwaarde, kan dit tot een gedeeltelijke of volledige terugvordering van de subsidies leiden. (opm: alleen de social profit kan een dergelijke subsidie krijgen.) Er zal onderzocht worden hoe de regelgeving duidelijker kan maken dat animatie een integrale behoeftedetectie behelst die de basis vormt voor gepersonaliseerde zorg en psychosociale begeleiding, waarbij het accent niet enkel op het collectieve, maar ook op het individuele gebeuren wordt gelegd.
1.4 Evaluatie taakinhoud van de zorgberoepen Ook wordt, in het kader van Flanders’ care, onderzocht hoe de taakinhoud van verplegend en verzorgend personeel in de ouderensector anders kan ingevuld worden, zodat eenieder zich op zijn kerntaak kan richten wat enkel tot efficiëntiewinst kan leiden en overkwalificatie tegengaat. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat dit vaak een federale materie is.
2. MEER AANDACHT VOOR KWALITEITSBELEID
2.1 Kwaliteit meten én zichtbaar maken Overheid en sector werken vandaag aan een referentiekader over de kwaliteit van wonen en zorg in de Vlaamse woonzorgcentra. Voorzieningen gaan vanaf 2013 de kwaliteit van de door hen geleverde zorg meten. Deze oefening is verplicht in het kader van de verplichte zelfevaluatie opgelegd door het kwaliteitsdecreet. Ze starten daarbij met een beperkt aantal objectieve criteria. Later
14
worden extra criteria toegevoegd en komen er ook subjectieve criteria. Hierbij geven bewoners (of hun vertegenwoordigers) hun mening. Voorzieningen zullen de resultaten van deze metingen gebruiken om hun eigen kwaliteit te evalueren en bij te sturen waar nodig. Voorzieningen zullen ook gestimuleerd worden om de informatie over hun kwaliteit beschikbaar te stellen aan het publiek. In november zijn er communicatiedagen voor de sector waar het project, de stand van zaken en de verdere planning worden toegelicht.
2.2 Preventiebeleid ondersteunen In 2009 zijn we gestart met de campagne “U bent in goede handen”, een campagne over handhygiëne. We zijn intussen aan de derde editie toe. Alle informatie en acties die verband houden met zorginfecties staan op de website www.zorginfecties.be. Het is uiteraard aan de voorziening zelf om op haar maat een beleid te implementeren en op te volgen.
2.3 Zorgdossiers zijn cruciaal Slechts 1/4de van de voorzieningen werkt met een volledig elektronisch dossier. Wij vermoeden dat dit intussen wat meer is (eerste gegevens dateren van 2009), maar hier zien wij toch een grote uitdaging. Aan het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid en de koepels is gevraagd om een ICT-visie te ontwikkelen voor de woonzorgsector. Daarnaast is overleg gestart met de leveranciers van ICT voor de woonzorgcentra om de dossiersystemen zodanig aan te passen dat de gegevens voor de kwaliteitsindicatoren kunnen opgeslagen en verwerkt worden (zie verder) . Wij mogen aannemen dat dit initiatief een extra impuls zal geven aan de verdere informatisering van de sector.
14
In november 2012 zullen 4 pilootprojecten als eersten aan de slag gaan met Vitalink. Dat project is het eerste platform dat multidisciplinaire samenwerking mogelijk maakt tussen alle betrokken zorg- én welzijnsactoren. Voor het eerst kunnen patiënten hun zorg- en welzijnsgegevens ter beschikking stellen van alle actoren die hem of haar verzorgen, en dat over alle disciplines (van huisarts tot thuisverpleger en verpleegkundige in het woonzorgcentrum en van huisarts naar apotheker etc.) heen. Een ander aspect van Vitalink is het medicatieschema dat een overzicht geeft van alle medicatie die een patiënt op een bepaald moment neemt.
2.4 Extra aandacht voor personen met dementie In het Dementieplan Vlaanderen 2010-2014 zijn de basisprincipes voor een dementievriendelijke samenleving en zorg uiteengezet. Personen met dementie moeten deel uitmaken van de lokale gemeenschap, waartoe ook het woonzorgcentrum behoort. Een meer genuanceerde beeldvorming en de destigmatisering van dementie zijn hiervoor een noodzakelijke voorwaarde en daarom hebben we de campagne “Vergeet dementie, onthou mens” opgezet. De uitgangspunten van het dementieplan zijn ook geconcretiseerd in het boek “Architectonica. Een thuis voor mensen met dementie”. Dit boek bevat goede praktijken om bewoners met dementie in hun materiële en sociale omgeving optimaal te ondersteunen. Het is een inspirerende leidraad voor initiatiefnemers en architecten van bestaande en toekomstige projecten. Ook de inspiratiebundel “Toegankelijkheid van woonzorgcentra” van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) houdt rekening met deze doelgroep. Initiatiefnemers moeten vooraleer ze starten met een woonzorgcentrum een vergunning krijgen. We zullen in de nieuwe regelgeving die we hierover voorbereiden extra aandacht besteden aan deze doelgroep.
14
3. DE VLAAMSE OVERHEID ZET IN OP EEN CONSEQUENT HANDHAVINGSBELEID
3.1 Consequent opvolgen Woonzorgcentra moeten een aantal voorwaarden (normen) vervullen om erkend te worden en te blijven. Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid gebruikt de inspectieverslagen om dit te evalueren. Als een woonzorgcentrum niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, bepaalt het agentschap aan de hand van de aard en de ernst van de tekortkomingen wat er moet gebeuren. Meestal wordt in samenspraak met de voorziening een verbetertraject opgezet. De voorziening maakt een remediëringsplan en het agentschap volgt de uitvoering ervan op. Dit leidt in de meeste gevallen tot een goed resultaat. Als er echter ernstige tekortkomingen blijven en de zorg voor de bewoners onvoldoende gegarandeerd is, zal het agentschap een negatieve procedure opstarten. Eerst komt er een aanmaning om zich in regel te stellen met de normen en als dat nog niets oplost wordt een procedure opgestart tot schorsing, intrekking of weigering van de erkenning als woonzorgcentrum of als RVT, met de mogelijke sluiting van de voorziening tot gevolg. Sinds 1 januari 2009 werden 41 negatieve procedures opgestart voor woonzorgcentra en serviceflats. In het merendeel van deze procedures volstond een aanmaning. Bij 5 voorzieningen eindigde het in een sluiting. In dergelijke procedures werken Zorginspectie en het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid nauw samen. Bij een sluiting wordt het lokale bestuur betrokken zodat de zorg voor de bewoners verder gegarandeerd kan blijven.
3.2 Promoten van een goodgovernancebeleid We zijn ervan overtuigd dat een goodgovernancebeleid bijdraagt tot de kwaliteit van onze voorzieningen. Op een transparante en professionele manier besturen is ook een onderdeel van de aandacht voor kwaliteit zoals opgelegd door het kwaliteitsdecreet. We nodigen de
14
sector uit om daaromtrent aangepaste codes te ontwikkelen. Inzetten op het recruteren van competente bestuurders, transparantie, betrokkenheid van diverse belanghebbenden zoals uiteraard de bewoners, rapportering op een geconsolideerd niveau ed. zijn onderwerpen die daarbij best aan bod moeten komen. De vanzelfsprekendheid van het onderscheid tussen de openbare sector, de privésector en de vzw-sector op basis van rechtsvorm alleen neemt af. Ook daarom is het belangrijk dat organisaties transparant zijn, investeren in corporate governance en zo duidelijk maken hoe de realisatie van de eigen missie wordt bewaakt en bevorderd.
4. HET STIMULEREN VAN DE REALISATIE VAN DE NODIGE CAPACITEIT
Er moet benadrukt worden dat een groei van het aanbod in eerste instantie bepaald wordt door de groei van de beschikbare budgetten voor woonzorgcentra in het federale RIZIV. De vaststellingen uit de rapporten bevestigen wat we in feite al wisten: de noden zijn groot. 4.1 Conclusies uit de VIPA-studie zijn basis voor groenboek Uit de VIPA-studie kan geconcludeerd worden dat een infrastructuur die gebouwd is zonder een investeringssubsidie 24 % goedkoper is dan een infrastructuur die met deze subsidie is gebouwd, maar dat deze meerkost voor een deel verklaard wordt door een grotere investering in de niet kamer gebonden m2 en in het bijzonder in de technieken. Dit resulteert in een grotere duurzaamheid, lagere gebruikskosten en een optimalere personeelsinzet door de ondersteuning van zorgtaken. Gezien het bouwkostverhogend effect gecompenseerd wordt door de subsidie en door het mogelijk terugverdieneffect via lagere uitbatingskosten, betaalt de bewoner in een gesubsidieerde voorziening niet voor dit beleefde kwaliteitsverschil. Het geringe prijsverschil kan mogelijk verklaard worden door de hogere personeelsinzet bij een gelijkaardig zorgprofiel door de gesubsidieerde voorzieningen, zoals in de studie werd vastgesteld. De bevindingen uit de studie zullen mee opgenomen worden in het groenboek dat de Vlaamse regering opmaakt ter voorbereiding van de inkanteling van de nieuwe bevoegdheden inzake ouderenbeleid. Op het ogenblik immers dat de financiering van de
14
woonzorgcentra een gemeenschapsbevoegdheid is, zal, onder meer op basis van deze studie, moeten bepaald worden hoe de investeringsondersteuning geïntegreerd wordt in de totale financiering van de werking van de woonzorgcentra (die zich dan in principe op 1 beleidsniveau bevindt). Meteen zal moeten beslist worden op welke wijze de duurzaamheid van de investeringen zal gestimuleerd worden.
4.2 Bijna 600 miljoen euro voor 107 akkoorden Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg raamde de nood aan bijkomende woongelegenheden tot 2025 voor heel België jaarlijks tussen 1.600 en 3.500 plaatsen, afhankelijk van het scenario. Voor Vlaanderen betekent dit dus iets meer dan de helft. Gelet op de absolute noodzaak om aan een hoog ritme nieuw aanbod in gebruik te kunnen nemen, kunnen we ons geen periode van instabiliteit, rechtsonzekerheid of onderbreking van het investeringsritme permitteren. Integendeel. Sinds 2009 werden door het VIPA aan de ouderensector 107 akkoorden verleend voor een (vervangings)nieuwbouw, voor een bedrag van bijna 600 miljoen euro. Ter vergelijking: in 2008 werden 4 akkoorden gegeven voor 50 miljoen euro. Vanaf 2009 is er dus een serieuze inhaalbeweging ingezet. Het is de ambitie om alle aanvragen van principiële akkoorden die ontvankelijk zijn en ingediend werden in 2011, in 2012 te honoreren. In 2011 werden in Vlaanderen 1.544 bijkomende woongelegenheden (woonzorgcentra + kortverblijf) in gebruik genomen, waarvan 711 met VIPA-subsidiëring en 833 met eigen middelen van de initiatiefnemer. In 2012 zullen er in Vlaanderen ongeveer 1600 woongelegenheden (woonzorgcentra + kortverblijf) bijkomen. Het grootste deel van de VIPA-subsidies gaat naar herconditionering van verouderde infrastructuur en naar vervangingsnieuwbouw, wat uiteraard ook de levenskwaliteit van de huidige en toekomstige bewoners en de werkomstandigheden van het personeel ten goede komt. We zetten al de hele Vlaamse legislatuur in op investeringen in infrastructuur voor woonzorgcentra en we zullen dat ook blijven doen. Belangrijk is hierbij te vermelden dat ook de privésector ondertussen vanwege de overheid een ondersteuning bij investeringen kan bekomen, nl.
14
een waarborg. De privésector heeft ondertussen ook stevig ingezet op de realisatie van nieuwe woonzorgcentra. Tussen 1 januari 2009 en 1 oktober 2012 zijn er in totaal 4.337 woongelegenheden bijgekomen in Vlaanderen. Van die bijkomende woongelegenheden behoren er 184 (4 %) tot de openbaar sector, 2.847 (66 %) tot de vzw- sector en 1.306 (30 %) tot de privésector.
4.3 Een analyse van de behoefte aan financiering en de mogelijke financieringstechnieken Om het mogelijk te maken versneld vervangende en bijkomende infrastructuur te kunnen realiseren zonder een beroep te moeten doen op VIPA-middelen, zal een analyse gemaakt worden van de behoefte aan financiering in de woonzorgcentra (in het ruimere kader van zorg en welzijn). Er zal in kaart gebracht worden welke financieringskanalen daarvoor reeds gebruikt worden, zoals obligaties, of zouden kunnen worden aangewend, waarbij de gebruiker zeker moet kunnen zijn van kwaliteitsvolle woonzorg. De VIPA-administratie overlegt ondertussen, samen met de experten van de administratie Financiën en Begroting, met de banken om na te gaan hoe onze regelgeving moet aangepast worden om de voorzieningen in staat te stellen ook in de toekomst de nodige investeringskapitalen te kunnen ontlenen. Deze acties vormen een onderdeel van het bankenplan van minister-president Kris Peeters.
4.4 Blijven inzetten op vernieuwing en innovatie We zetten ook in op vernieuwing en innovatie. We hebben daarom in juli 2012, via een oproep samen met de Vlaamse Bouwmeester, initiatiefnemers uitgenodigd om een project in te dienen dat getuigt van een vernieuwende visie op zorgconcepten, concepten die eveneens een hedendaagse architecturale en ruimtelijke vertaling krijgen. We hebben hiervoor 200.000 euro vrijgemaakt.
14
4.5 Nieuw systeem voor verlenen van voorafgaande vergunningen Er wordt momenteel ook gewerkt aan een nieuw systeem voor het verlenen van voorafgaande vergunningen in de ouderensector dat in 2013 in voege zal treden. Het nieuwe systeem heeft tot doel dat verleende vergunningen effectief gerealiseerd worden. Tevens wordt ook het principe van de chronologie verlaten. Bij het toekennen van nieuwe woongelegenheden zal meer aandacht gaan naar de samenwerking van het woonzorgcentrum met andere zorgactoren en naar het aanbieden van een gedifferentieerd aanbod, met het oog op het realiseren van het woonzorgdecreet dat zorg op maat en continuïteit van zorg tot doel heeft.
5. Staatshervorming als belangrijk scharniermoment
De staatshervorming en de overdracht van de financiering van de uitbating van de woonzorgcentra (naast de eigen financiering) naar de gemeenschappen biedt een belangrijke opportuniteit. Zowel de wijze van financieren (ook van de infrastructuur) als de thema’s vergunningsvoorwaarden, zorgcontinuïteit ed. zullen een antwoord moeten krijgen vanuit de nieuwe bevoegdheidsverdeling. Het is de bedoeling om hier uitdrukkelijk op in te gaan via het groenboek dat de Vlaamse regering voorbereidt.
14
Contact:
[email protected] 02 552 64 49
Aanbevolen links: www.vipa.be www.zorginspectie.be www.zorg-en-gezondheid.be www.jovandeurzen.be/nl/tags/ouderen www.dementie.be www.flanderscare.be www.ikgaervoor.be www.vitalink.be