Aan de leden van de vaste commissie voor VWS van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Datum : 20 mei 2015 Ref. : JM/mh/1505057 Betreft : Reactie P3NL op Kamerbrief minister n.a.v. rapport commissie Meurs ‘Hoofdbehandelaarschap GGZ als noodgreep’ Contactpersoon: Arjen Konijnenberg Tel.nr. : 06 34 38 58 75
Geachte Tweede Kamercommissie VWS, Donderdag 21 mei komt uw commissie bijeen voor het Algemeen Overleg GGZ naar aanleiding van het verschijnen van het rapport van de commissie Meurs ‘Hoofdbehandelaarschap GGZ als noodgreep’ en de reactie van de minister op dit rapport in haar Kamerbrief1 van 18 mei jl. Als federatie van Psychologen, Psychotherapeuten en Pedagogen (P3NL)2 delen we graag onze reactie op het advies en de reactie van de minister erop. Daarnaast vragen we uw aandacht voor een aantal punten, te weten: Uitwerking van het kwaliteitsstatuut moet snel en zorgvuldig en bij voorkeur in samenspraak met zorgverzekeraars; Implementatieadvies is ambitieus; Onderschrijven van BIG-registratie3 als minimum deskundigheidsniveau voor regiebehandelaar: de herregistratie krijgt meer inhoud; Borgen gelijk speelveld voor alle aanbieders inclusief vrijgevestigden; Overgangsperiode hoofdbehandelaarschap tot aan daadwerkelijke invoering regiebehandelaarschap in samenspraak met zorgverzekeraars; Meenemen van visie commissie Meurs in doorontwikkeling van beheers- en kwaliteitsinstrumenten; Bewaken van samenhang andere stelsels. Onze reactie op advies commissie Meurs en de reactie van de minister: Regiebehandelaar: cliënt centraal, aandacht terug naar inhoud en kwaliteit van zorg P3NL is de commissie Meurs zeer erkentelijk voor haar werk in de afgelopen periode en voor
1
Brief met kenmerk 760615-136086-CZ P3NL is een federatie van beroepsverenigingen van psychologen, pedagogen en psychotherapeuten te weten: NIP, NVGzP, NVO, NVRG, NVVS, VCgP, VEN, VGCt en VKJP 3 Of een opleiding op gelijkwaardig niveau 2
1
het advies dat er nu ligt. P3NL is enthousiast over de inhoud van het advies, dat het begrip regiebehandelaar introduceert. Het begrip regiebehandelaar stelt terecht de cliënt centraal en gaat uit van het belang van een integrale behandeling van de cliënt. Dat brengt de discussie over het hoofdbehandelaarschap terug naar waar die hoort: inhoud en kwaliteit van zorg in plaats van bekostiging. Regiebehandelaarschap vraagt om zorgverleners die stevig verankerd zijn in een professioneel en multidisciplinair netwerk en die de grenzen van hun eigen deskundigheid en bekwaamheid kennen. De minister neemt dit begrip over en daar is P3NL blij mee. De commissie Meurs adviseert ook om voor de curatieve GGZ het kwaliteitsstatuut in te voeren. Een modelstatuut waarin de taken, verantwoordelijkheden en deskundigheidsvereisten zijn vastgelegd. Dat geldt zowel voor GGZ-instellingen als voor vrijgevestigde zorgaanbieders. De minister stelt in haar Kamerbrief dat de ontwikkeling van een modelstatuut de verantwoordelijkheid van veldpartijen is. Om aan deze kwalitatieve ontwikkelingen een bijdrage te leveren, vraagt P3NL aandacht voor de volgende punten, waarbij zij ook heldere acties voor zichzelf voor ogen heeft. Toelichting bij onze aandachtspunten voor bij de implementatie van het advies: Uitwerking van kwaliteitsstatuut: snel en zorgvuldig Zoals gezegd vindt de minister dat de veldpartijen aan zet zijn voor de ontwikkeling van een model kwaliteitsstatuut. P3NL is het eens met die zienswijze en pakt de handschoen graag op. Zij is graag bereid hierin een leidende rol te spelen. Graag zou P3NL de uitwerking onderbrengen bij het huidige Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ. Het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ is een samenwerkingsverband dat is opgericht door de Nederlandse Vereniging van Psychiatrie (NVvP), de federatie P3NL en het Landelijk Platform GGz (LPGGz). In de organisatie participeren daarnaast GGZ Nederland (GGZ NL), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en een groot aantal andere beroepsorganisaties en stakeholders. Het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ heeft als doel te werken aan goed implementeerbare kwaliteitsstandaarden en aan een planmatige, continue verbetering en innovatie van de beroepsuitoefening van professionals. De ontwikkeling en uitwerking van een model kwaliteitsstatuut sluit hierbij dan ook naadloos aan, vooral ook omdat in het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling al vele stakeholders vertegenwoordigd zijn, die betrokken moeten worden bij de uitwerking van het kwaliteitsstatuut. Onderbrenging in het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling creëert dus commitment en draagvlak. Voor de implementatie van het advies is het immers ook noodzakelijk dat zorgverzekeraars op korte termijn hun inkoopvoorwaarden harmoniseren en conformeren aan de door de commissie Meurs voorgestelde invulling van het regiebehandelaarschap, zo mogelijk al in 2016. Samenwerking en afstemming in een instituut dat al deze partijen verbindt is dus noodzakelijk. Implementatie advies is ambitieus Ook de overige actiepunten die de commissie Meurs noemt, zullen uitgewerkt moeten worden met de veldpartijen in de GGZ. Gezien de ambities willen we erop aandringen dat de middelen worden vrijgemaakt om deze voor de gestelde deadline van april 2016 te realiseren. Dit vergt snelle besluitvorming in de Kamer, maar ook actie en bereidheid van patiënten- en cliëntenorganisaties, beroepsverenigingen, zorgverleners en de zorgverzekeraars.
2
Onderschrijven van BIG-registratie4 als minimum deskundigheidsniveau voor regiebehandelaar: de herregistratie krijgt meer inhoud De commissie Meurs stelt een aantal criteria waaraan een regiebehandelaar moet voldoen, waaronder BIG-registratie. Zij stelt daarbij voor dat deskundigheidsomschrijvingen voor de basisberoepen geharmoniseerd moeten worden en bij AMvB’s moeten worden aangepast. Sleutel voor alle beschrijvingen is de competentie: ‘het erkennen en herkennen van de grenzen van het eigen deskundigheidsniveau’. Daarnaast stelt de commissie voor om naast werkervaring ook bij- en nascholing en intercollegiale toetsing toe te voegen. In de uitvoeringsagenda naar aanleiding van de Tweede evaluatie Wet BIG zijn we als P3NL actief om die aanvullende eisen voor herregistratie vorm te geven voor de GZ-psycholoog en de psychotherapeut. De commissie Meurs adviseert de minister de aanvraag van de orthopedagogen-generalist om als basisberoep in het BIG-register op te nemen, serieus te overwegen. P3NL dringt er op aan dit zo snel mogelijk te realiseren zodat de orthopedagoog-generalist vanaf 2017 als regiebehandelaar werkzaam kan zijn binnen het tuchtrechtelijk kader van de Wet BIG. In aansluiting hierop zouden dan ook Kinder- en Jeugdpsychologen als regiebehandelaar moeten kunnen functioneren. Dat vereist ook voor hen opname in de BIG. Het NIP zal hiertoe nog een aanvraag indienen bij de minister. P3NL benadrukt dat dit besluitvorming over de aanvraag van de NVO niet verder mag vertragen. Borgen van gelijk speelveld voor alle aanbieders inclusief vrijgevestigden De commissie Meurs beschrijft in haar rapport de veranderende zorg, waarbij zorgverlening een collectieve aangelegenheid is geworden en waarbij alle betrokken zorgaanbieders hun eigen inhoudelijke zorgverantwoordelijkheid hebben. Deze hangt samen met hun deskundigheidsgebied. Hierbij is het van belang dat één van de zorgaanbieders de verantwoordelijkheid heeft over de regie of coördinatie. Dit geldt straks zowel voor instellingen als vrijgevestigden. Dat betekent dat het kwaliteitsstatuut een model moet kennen dat in beide praktijken hanteerbaar is, zonder aanvullende lasten voor bijvoorbeeld vrijgevestigden. Liefst zien we dat het kwaliteitsstatuut bijdraagt aan de vermindering van administratieve lasten, waarvan bekend is dat zij op dit moment meer dan 30% van de tijd bedragen voor vrijgevestigden (in vergelijking: 19% voor instellingen). Als P3NL hebben we het streven onze vrijgevestigde leden te faciliteren bij het juist inrichten van de geadviseerde samenwerkingsverbanden, voor zover deze er nog niet zijn. Als P3NL zijn we blij dat de minister het belang onderschrijft om instellingen te verplichten hieraan mee te werken. De commissie Meurs meent dat de mededingingswet niet van toepassing zal zijn op deze samenwerking omdat deze als noodzakelijk moet worden aangeduid. Het is van belang dat deze redenatie geborgd wordt in de uitwerking van samenwerkingsovereenkomsten. P3NL zal zich hiervoor dan ook inzetten bij de uitwerking van het model. Ook het voorstel om voor nieuwe aanbieders toelatingseisen te stellen juichen we toe. We onderschrijven dat het kwaliteitsstatuut ook voor de toelating een goed instrument zal zijn. Overgangsperiode: hoofdbehandelaarschap tot aan invoering regiebehandelaarschap Zoals de minister in de laatste alinea van haar brief stelt, gelden de huidige regels voor het hoofdbehandelaarschap voor 2014 en 2015. De minister stelt voor de huidige regels met een jaar te verlengen. P3NL is het hiermee eens, waarbij zij ervan uitgaat dat dit geldt voor de elf beroepen die nu hoofdbehandelaar kunnen zijn. Dit betekent dat ook de orthopedagogen-
4
Of een opleiding op gelijkwaardig academisch niveau
3
generalist (NVO) en de Kinder- en Jeugdpsychologen (NIP) als hoofdbehandelaar in de Gespecialiseerde GGZ moeten kunnen functioneren, naast de Generalistische Basis GGZ. De commissie Meurs geeft in haar analyse aan dat de huidige werkwijze knelpunten oplevert. De minister zelf noemt deze in haar brief zelfs ‘patiëntonvriendelijk’. Ook wij vinden dat de huidige werkwijze goede zorg in de weg staat. Graag zou P3NL ook in de tussenperiode gaandeweg willen werken aan het reduceren van die knelpunten. P3NL constateert dat afzonderlijke zorgverzekeraars een eigen selectie van een klein aantal hoofdbehandelaars maken uit de lijst van de elf beroepen die de minister in haar brief in 2013 heeft aangegeven, P3NL zou het zeer op prijs stellen als de minister haar invloed aanwendt om al komende periode meer conform de visie van de commissie Meurs te werken. P3NL realiseert zich overigens dat de minister niet in de positie verkeert dit bij zorgverzekeraars af te dwingen Uiteraard wil P3NL graag, op welke manier dan ook, haar bijdrage hieraan leveren en werkt dan ook, bij voorkeur samen met de zorgverzekeraars, graag mee aan te starten pilots. Meenemen van visie commissie Meurs in doorontwikkeling van beheers- en kwaliteitsinstrumenten P3NL ziet het als taak om bij te dragen (waar nodig) aan het initiëren van en het ontwikkelen van de kwaliteitsinstrumenten waar de minister in haar brief naar verwijst. Dit doen we nu al, er is veel in ontwikkeling. Zo werken we met andere veldpartijen aan de (door-)ontwikkeling van ROM en het realiseren van het aansluiten van vrijgevestigden op de Stichting Benchmark GGZ (SBG). We werken gezamenlijk aan het ontwikkelen van een productstructuur die meer inzicht geeft voor de zorgverzekeraars en beter aansluit bij werken volgens evidence-based richtlijnen in de praktijk. We zijn mede-initiator van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ en investeren veel in de ontwikkeling van kwaliteitsstandaarden en de implementatie ervan. Wij zien de noodzaak van dergelijke instrumenten ter verhoging van transparantie en effectiviteit in de GGZ. We dringen erop aan dat de visie die de commissie Meurs in haar advies uitdraagt, mee wordt genomen en als uitgangspunt zal dienen bij de verdere uitwerking van de voornemens die de minister in haar brief ‘Kwaliteit loont’ voorstelt. Deze voornemens zijn grotendeels de voortzetting van de agenda Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013-2014. Bewaken van samenhang andere stelsels De minister stelt dat zij de reikwijdte van het kwaliteitsstatuut in eerste instantie ontwikkeld wil zien voor de curatieve GGZ. Zij onderschrijft de conclusie van de commissie Meurs dat deze echter ook in overige branches een goed instrument zal zijn, zoals de huisartsenzorg en Wet Langdurige zorg. P3NL is het hiermee eens. P3NL heeft wel de nodige zorg over de inhoudelijke samenhang van stelsels, omdat de cliënt last kan hebben van de verschillen tussen die stelsels. Echter, inrichting, organisatie en verantwoordelijkheid van de verschillende stelsels is zo verschillend dat terughoudendheid gewenst is als het gaat om een begrip uit de GGZ te positioneren binnen andere stelsels. Dat vergt zowel nadere uitwerking van het gedachtegoed zelf als het doordenken van consequenties die een instrument als dit in andere stelsels kan hebben.
4
Wij vragen u het bovenstaande in overweging te nemen in uw voorbereidingen voor het AO GGZ op 21 mei bij de bespreking van het advies van de commissie Meurs en de reactie van de minister. Mocht u nog vragen hebben naar aanleiding van deze brief dan verzoek ik u daarvoor contact op te nemen met Arjen Konijnenberg op telefoonnummer 06 34 38 58 75. Met vriendelijke groet, namens het bestuur van P3NL, Drs. J.V. Muller MBA MSM Voorzitter P3NL
ppp
5