Toespraak van Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Bijna dag op dag, drie jaar na de conferentie eerstelijnsgezondheidszorg te Antwerpen, is het tijd om een balans op te maken van de broodnodige veranderingen in de eerste lijn in Vlaanderen waar u zo duidelijk om vroeg. En, belangrijker nog, om de richting te bepalen waarheen het nu verder moet vanaf 2014. Want 2014 is niet alleen een verkiezingsjaar maar ook het jaar waarin de Vlaamse overheid – na de zesde staatshervorming - bevoegd zal worden voor de organisatie van de eerste lijn. Tijdens de conferentie in Antwerpen in 2010 heb ik in mijn slottoespraak veelvuldig gebruik gemaakt van het werkwoord ‘verbinden’: verbinden van welzijn met gezondheid, van de patiënt of cliënt en zijn mantelzorger met de zorgverlener, van de zorgverleners van verschillende disciplines onderling, van preventie met curatie, van de eerste met de tweede en de derde lijn, van geestelijke met somatische gezondheidszorg, van de verschillende overheden onderling, van wetenschappelijk onderzoek met de praktijk. Een verbandtherapie voor een te gefragmenteerde eerste lijn die noodzakelijk was en is als we ons willen organiseren rond de noden van de patiënt of cliënt en de ambitie koesteren om de zorggebruiker in heel ons zorgverhaal centraal te stellen. Sta mij toe om samen met u de situatie van onze eerste lijn nog even te overlopen en een aantal vaststellingen te maken. Daarbij maak ik dankbaar gebruik van de aanzet die professor Nuyens heeft gegeven bij de start van dit symposium: 1. Het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg werd door de Vlaamse Regering enkele jaren geleden opgericht en we hebben nu een forum waar de welzijns- en gezondheidssector elkaar kunnen ontmoeten, waardoor de overheden elkaar op de hoogte houden, waar eerste en tweede lijn en de verschillende disciplines onderling tot samenspraak kunnen komen. De werkgroepen rond ICT, zorg om talent, de staatshervorming en de samenwerkingsverbanden in de eerste lijn hebben beleidsrelevante teksten en initiatieven voortgebracht of werken er nog aan door. Het Samenwerkingsplatform zal zich op in januari kunnen uitspreken over de oriëntatienota rond de zorg voor chronisch zieken die op 28 november laatstleden werd gelanceerd en bijzonder relevant is voor de eerste lijn. Deze input zal erg nuttig zijn om mijn standpunt te
1
kunnen bepalen hierover tijdens de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van eind februari volgend jaar. De essentie van deze nota komt hierop neer: het leeuwenaandeel van de aandacht, menskracht en budget binnen de gezondheidszorg gaat uit naar chronisch zieken terwijl ons zorgsysteem nog grotendeels is afgestemd op het model van acute zorgverlening. Een preventieve, coachende en multidisciplinaire lange termijnaanpak is nodig bij chronisch zieken met respect voor de autonomie en de rol die patiënten en hun mantelzorg zoveel mogelijk zelf moeten kunnen blijven opnemen. Een evolutie is noodzakelijk van probleemgerichte naar doelgerichte zorg en de zorgverstrekkers moeten daarin ondersteund worden. In de nota worden onder meer aanbevelingen gedaan over een multidisciplinair patiëntendossier, over case management en case managers in de eerste lijn en liaisonpersonen in ziekenhuizen, over empowerment en over een multidisciplinaire aanpak. Naast het Samenwerkingsplatform kennen we in Vlaanderen een traditie van informeel overleg met de sector en een strategische adviesraad maar we bereiden nu stilaan in het licht van de zesde staatshervorming de structuren voor waarin de vertegenwoordigers van de verschillende disciplines en zorgsegmenten zich kunnen herkennen en hun plaats moeten krijgen om de beleidsuitvoering mee richting te geven. 2. Eén van de moeilijkste uitdagingen waar we voor staan is de structurele vereenvoudiging van de eerste lijn. We kennen de Geïntegreerde Diensten Thuiszorg of GDT’s, de Samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg of SEL’s, de Lokaal Multidisciplinaire Netwerken of LMN’s, de palliatieve netwerken en de palliatieve samenwerkingsverbanden, de verschillende kringwerkingen en wachtdiensten, de preventienetwerken van de LOGO’s, de expertisecentra dementie, de projecten 107 in de geestelijke gezondheidszorg… Zorgsystemen zijn actief op zowel macro-, meso- en microniveaus en ik bedien mij hierbij van begripsbepalingen uit een WGO-publicatie over gezondheidszorgbeleid en systeemonderzoek: Het macroniveau omvat als voornaamste functies het ontwikkelen van beleid en regelgeving, het uitbalanceren van beleid, strategieën, het toewijzen van middelen en vergoedingssystemen voor zorgverleners. In ons land situeert zich dat op niveau van de federale en van de Vlaamse overheid. Het mesoniveau omvat zowel het lokale eerstelijnsgezondheidszorgsysteem als het ziekenhuisniveau.
2
Het microniveau omvat de lokale zorgverstrekkers, de burgers, patiënten of cliënten, de OCMW’s, de thuiszorg en de residentiële ouderenzorg, de CAW’s, en de interacties tussen hen allemaal. In de context van dit symposium en verder bouwend op de ideeën die drie jaar geleden naar voren werden gebracht, beperken we ons hier tot een bespreking van het mesoniveau. Het KCE maakt een onderscheid tussen een operationeel mesoniveau en een strategisch mesoniveau:
Op het strategisch of coördinerend mesoniveau situeren zich de coördinatieplatformen waar vertegenwoordigers van de verschillende zorgverleners en organisaties die actief zijn in de zorg overleg kunnen plegen, informatie kunnen uitwisselen, innovaties voorbereiden en gezamenlijke standpunten kunnen innemen. Op het operationeel of praktijkondersteunend mesoniveau ontmoeten individuele zorgverleners elkaar waar zij partnerschappen kunnen smeden, ondersteuning en hulp vinden en lokale problemen kunnen bespreken.
Wanneer ik deze aanbeveling van het KCE, geïnspireerd door de WGO, plaats tegenover één van de opties die in het groenboek over de zesde staatshervorming terug te vinden zijn dan valt het gelijklopend karakter ervan op. Het groenboek bepleit als mogelijkheid een structurering van het mesoniveau op twee zorgregioniveaus, waarbij op elk niveau een structuur wordt gecreëerd en aan elk niveau specifieke opdrachten worden toegewezen. Wanneer we beide schema’s van KCE en van het groenboek in elkaar schuiven dan kan de kaart van Vlaanderen er als volgt uitzien:
de regionaalstedelijke, coördinerende mesoniveaus in 15 verschillende kleuren (bvb. Leuven in groen); de kleinstedelijke, praktijkondersteunende mesoniveaus in een kleurschakering (bvb. Diest in lichtgroen); de zwarte lijntjes binnen een kleinstedelijk mesoniveau (bvb. Tienen wordt opgedeeld in twee) is een nog verdere opdeling die samenvalt met een gemeentelijk/stedelijk niveau of (meestal) een intergemeentelijk niveau.
De uitdaging bestaat er nu in om de organisaties in de eerste lijn te kunnen vereenvoudigen en overzichtelijker te maken waarbij deze indeling van het zorgregiodecreet een leidraad kan vormen, maar geen dictaat kan zijn. Het volgend voorstel zal ik in de komende maanden bespreken met jullie vertegenwoordigers:
Expertisenetwerken (dementie, palliatie bvb.), projectwerking in de geestelijke gezondheidszorg volgens artikel 107, de preventienetwerken van de LOGO’s, de SELwerking, de overlegplatforms in de geestelijke gezondheidszorg kunnen 3
gepositioneerd worden op het coördinerend, regionaalstedelijk mesoniveau, dat kan ondersteund worden door de provincie. Op dit niveau worden taken uitgevoerd zoals het maken van afspraken rond samenwerking met de tweede en derde lijn, expertise ter beschikking gesteld, sensibilisatie van de bevolking en zorgaanbieders in het kader van de preventieve gezondheidsdoelstellingen voorbereid. Idealiter worden ook de ziekenhuizen uit de zorgregio en een vertegenwoordiging van de zorggebruikers hierin opgenomen. Op dit niveau kunnen thematische of doelgroepgerichte gezondheidszorgdoelstellingen worden geformuleerd naast de uitvoering van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen inzake preventie. Op het praktijkondersteunend, kleinstedelijk mesoniveau wordt de coördinatie en de continuïteit van de zorgverlening rond een patiënt afgesproken en wordt de lokale samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders op de eerste lijn (inclusief de woonzorgsector) geregeld. Hier situeren zich de Lokaal Multidisciplinaire Netwerken, de deel-SEL-werking en het GDT wat het multidisciplinair overleg betreft en kunnen ze integreren, maar ook de samenwerking met de woonzorg- en de welzijns- en sociale sector op lokaal niveau. Daaronder verstaan we o.a. de CAW’s die zich afstemmen op minimaal 3 aaneensluitende kleinstedelijke zorgregio’s, OCMW’s, diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen en de multidisciplinaire equipes palliatieve zorg. Op dit niveau kunnen gezondheidszorgdoelstellingen worden gekwantificeerd (voorbeeld: tegen 2020 heeft 80% van de populatie uit deze zorgregio een elektronisch GMD). Wat Brussel betreft, moet rekening gehouden worden met de specifieke situatie van de hoofdstad. Het Huis voor Gezondheid en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn bijzonder waardevolle partners voor het Vlaams beleid. In deze stad kunnen eventueel de beide mesoniveaus samenvallen met de omschrijving van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Er moet nagegaan worden in welke mate de integratie van de Vlaamse overleg- en coördinatiestructuren op vlak van welzijn en gezondheid nog verder kan gaan of zelfs volledig kan doorgevoerd worden om te komen tot een sterke, ééngemaakte structuur.
De kringwerking (huisartsen, tandartsen, thuisverpleegkundigen, kinesitherapeuten, apothekers, ergotherapeuten, vroedvrouwen, psychologen, diëtisten, …) kan territoriaal worden afgestemd op het kleinstedelijk mesoniveau (zoals het experiment in de Limburgse zorgregio GAOZ aantoont is dit mogelijk). Indien er lokale consensus tussen de betrokken disciplines bestaat om de kring verder op te delen (te verkleinen dus) volgens het schema van het zorgregiodecreet dan moet dit mogelijk blijven. Een aanpassing van de indeling volgens het zorgregiodecreet zal mogelijk worden indien er lokale consensus bestaat tussen alle betrokken disciplines en organisaties en indien er geen blinde vlekken of overlappingen zouden ontstaan.
4
Het overzicht dat Domus Medica heeft gebracht over de zorgregio’s en de kringen toont aan dat in sommige provincies de indeling nauw aansluit bij de realiteit maar in andere de afstand tussen ‘de kaart’ en ‘de werkelijkheid’ aanzienlijk groter is. De dynamiek die uitgaat van de lokale besturen om werk te maken van een Gezonde Gemeente en de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen moet aangemoedigd en ondersteund kunnen worden door het mesoniveau. 3. ICT in en voor de eerste lijn Eén van de belangrijkste manieren om zorgverleners en patiënten of cliënten met elkaar nauwer te verbinden in de 21e eeuw is het internet. Er werd begin dit jaar een protocolakkoord afgesloten tussen de federale overheid, gemeenschappen en gewesten over eHealth in afwachting van een samenwerkingsakkoord in uitvoering van de afspraken in het kader van de zesde staatshervorming. De Vlaamse Regering heeft inmiddels een principieel akkoord gegeven aan een ontwerp van decreet over de gegevensdeling waaraan nog een aantal aanpassingen moeten gebeuren na overleg met de belanghebbenden en na de te volgen adviesprocedures. Dit ontwerp van decreet zal moeten toelaten om een goede juridische basis te hebben om – mits akkoord van de zorggebruiker – zijn gegevens op een beveiligde manier digitaal te kunnen delen met andere actoren in de zorg (zowel welzijns- als gezondheidszorg) en om hemzelf toe te laten deze gegevens te kunnen inzien. Er wordt voorzien in een grote mate van beslissingsautonomie voor de vertegenwoordigers van de zorgverstrekkers, de zorgverzekeraars, de zorggebruikers en de zorgaanbieders of voorzieningen over de materies die hen rechtstreeks aanbelangen inzake gegevensdeling en de randvoorwaarden daartoe. De Vlaamse regering heeft in het kader van Flanders’ Care het voorbije jaar ook beslist om een Digital Health Innovation expertisecentrum op te richten dat de technologische evoluties en opportuniteiten inzake eHealth opvolgt en het bedrijfsleven kan ondersteunen in het overbruggen van de communicatiemoeilijkheden tussen ICT en de gezondheids- en welzijnssector. We hebben vanmorgen gehoord hoe ver de pilootprojecten met VITALINK over het medicatieschema (met een rol voor apotheker, thuisverpleegkundige en arts) staan. Het mag duidelijk zijn dat vele partijen het belang zien van deze ontwikkelingen die een grote bijdrage kunnen leveren aan de continuïteit van zorg en daardoor ook aan de kwaliteit van zorg. Maar we botsen nog steeds op een aantal hindernissen en ontbrekende schakels in het netwerk dat digitale gegevensdeling moet mogelijk maken:
De mogelijkheid om een elektronisch (medisch) dossier gemakkelijk te verbinden met een beveiligd platform voor gegevensuitwisseling zoals VITALINK ontbreekt nog al te vaak. Er is aan de koepelorganisaties gevraagd om daarover gezamenlijke 5
standpunten in te nemen ten aanzien van de leveranciers om zo hun klantgerichtheid te verhogen. Van mijn kant heb ik een omzendbrief klaar voor de ziekenhuizen om hen aan te bevelen nog enkel die toepassingen te gebruiken die aan deze voorwaarde voldoen om goede transmurale zorg te kunnen waarborgen. De onduidelijkheid over de taakverdeling en de procedure van informed consent van de patiënt. Hier rust een verantwoordelijkheid bij alle actoren in de eerste en de tweede lijn maar ik heb uit contacten begrepen dat betere taakafspraken nodig zijn, onder meer over de draagwijdte van de toestemming.
We moeten dus ook werk maken van een informatie-en sensibiliseringscampagne zodat er bij de publieke opinie en de actoren in de zorg een draagvlak ontstaat voor digitale gegevensdeling. Ik ben mij er erg goed van bewust dat de stroomversnelling waarin eHealth terechtkomt aanleiding geeft tot vragen en praktische problemen bij vele zorgverstrekkers in de eerste lijn en dat zij ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de Vlaamse Regering een overeenkomst afgesloten met Syntra West vzw. Dirk Broeckx, de projectleider, heeft u vanmorgen beluisterd. Hij zal samen met een aantal partners uit de zorgsector met ervaring op vlak van opleiding en ICT de zorgverleners in de eerste lijn ondersteunen op vlak van ICT, zoveel mogelijk in groep en waar nodig en indien mogelijk ook op individuele basis. We willen zorgverleners zo motiveren om meer en meer digitaal te werken en om gebruik te maken van een aantal ICT-diensten zoals de eHealthBox, Vitalink, Vaccinnet, enz. Dit is een speerpunt in het programma van Flanders’ Care. 4. Op vlak van geestelijke gezondheidszorg zijn de eerste preliminaire signalen over de werking van de pilootprojecten met de eerstelijnspsychologische functie hoopvol. Definitieve uitspraken zullen uiteraard pas kunnen gedaan worden na de evaluatie van de proefprojecten door het Steunpunt WVG. De 7 projecten ter uitvoering van een eerstelijnspsychologische functie leggen de nadruk op laagdrempelige, kortdurende zorg voor lichte en milde psychische klachten en lopen tot 30 november 2014 met een totale financiering van 1.365.000 euro. De eerstelijnspsycholoog is te vinden op plaatsen waar burgers sowieso al af en toe aanwezig zijn, bijv. sociaal huis, OCMW, Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW), huisartsenpraktijk of wijkgezondheidscentrum. Deze projecten hebben tot doel de toegankelijkheid van geestelijke gezondheidszorg te verhogen, de multidisciplinaire samenwerking te bevorderen en het stigma rond geestelijke gezondheidszorg te verminderen. Ze hebben ongetwijfeld ook bijgedragen tot de doorbraak in het federale dossier rond de erkenning van de psycholoog als zorgberoep.
6
5. Zorg om talent De zorgambassadeur, Lon Holtzer, heeft tot dusver zeer goed gecommuniceerd met onderwijsinstellingen en zorgaanbieders. Verpleegkundigen en verzorgenden lagen in recente jaren in de focus van het beleid en de benadering kent succes. Zo is het aantal openstaande vacatures bij de VDAB voor het eerst in 6 jaar gedaald en blijft het aantal studenten in verschillende zorgopleidingen stijgen. Zo groeide het aantal studenten verpleegkunde (HBO5 en Bachelor samen) de voorbije vijf jaar met liefst 50% en bereikte de opleiding daarmee in het academiejaar 2012 – 2013 een historisch hoogtepunt. Het aantal studenten in de personenzorg steeg met 9%. De aanbevelingen van de Zoekconferentie van februari dit jaar “slimmer zorgen voor morgen” zullen verwerkt worden in ontwerpen van beleidsteksten die bruikbaar zullen zijn bij de volgende regeringsonderhandelingen. De nood aan vermaatschappelijking van de zorg en het pleidooi voor een evaluatie van het KB 78 en de innovatie in de arbeidsorganisatie zullen hierin ongetwijfeld aan bod moeten komen. Zo kan bijvoorbeeld het werk van de tandarts sterk ondersteund worden door assisterende zorgberoepen. Laten we ook niet vergeten dat de nieuwe bevoegdheid inzake ziekenhuisnormering en residentiële zorg ook een impact zal hebben op de benodigde profielen van het zorgpersoneel. In de opleiding van ons zorgpersoneel moet er aandacht besteed worden aan multidisciplinaire samenwerking, shared decisionmaking, de introductie van patiëntervaringen in de opleiding, cultuursensitiviteit en digitale gegevensdeling. Dames en heren De beperkte tijd laat mij niet toe om in te gaan op alle suggesties en aanbevelingen die werden geformuleerd. Ik durf wel te poneren dat onze samenspraak van 3 jaar geleden een wijziging in de geesten van patiënten, gezondheidswerkers, welzijnswerkers en beleidsverantwoordelijken heeft teweeg gebracht. De vonk sloeg over. Naarmate de ontkokering van ons welzijns- en gezondheidsbeleid vordert, komt de zorggebruiker met zijn noden en zijn mantelzorg meer en meer centraal te staan in de ordening van ons zorgsysteem. Organisatorisch, technologisch en financieel grijpen veranderingen plaats en – laat ons eerlijk zijn – er bestaan geen betrouwbare handleidingen voor zo’n veranderingstraject. Het is soms wat zoeken en tasten, uitproberen en vooral leren. De hele wereld staat voor dezelfde uitdagingen van betaalbaarheid en bereikbaarheid van kwaliteitsvolle zorg die idealiter geleverd kan worden door gemotiveerde zorgverleners aan tevreden zorggebruikers. Maar zorgstructuren, zorgtradities en zorgculturen kunnen zelfs binnen de EU aardig van elkaar verschillen. 7
Zorg hoort bij ons leven. Het is een voorrecht om daar samen met u te kunnen aan werken en er het beste van te maken.
8