FORUM ‘SLIMMER ZORGEN VOOR MORGEN’ TOESPRAAK VAN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN , JO VANDEURZEN 22 april 2014
Ik ben bijzonder verheugd dat ik u hier vandaag kan toespreken. De thematiek die hier wordt behandeld ligt mij als Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin nauw aan het hart, ze werkt verder op een aantal wegen die we deze legislatuur ingeslagen zijn en geeft fundamenteel richting aan waar we met de zorg en welzijn verder naartoe moeten evolueren. Het rapport van professor Herman Nys is het sluitstuk van een groot proces waar heel wat mensen uit verschillende invalshoeken binnen zorg en welzijn hebben aan meegewerkt. Wat twee jaar geleden begon met de oprichting van de projectgroep z³ heeft nu geleid tot een concreet rapport waarin duidelijke beleidsaanbevelingen worden gedaan. Ik wil dan ook een bijzonder woord van dank richten tot eenieder die heeft meegewerkt aan dit verhaal. Of het nu was in de projectgroep z³, de driedaagse Zoekconferentie, de Ronde Tafel of bij het schrijven van dit rapport, u hebt meer dan één steen verlegd in de rivier. Maar heel speciaal wil ik twee mensen uitdrukkelijk bedanken. Luc Van Gorp die gedurende al die tijd het hele proces heeft getrokken als voorzitter van het ‘Slimmer Zorgen’-verhaal en professor Herman Nys, die er in geslaagd is om op een bijzonder gefundeerde wijze alle input die werd aangeleverd om te zetten in heldere, concrete beleidsaanbevelingen. Aanbevelingen,waar u mee aan de
1
slag kan en aanbevelingen die vanuit het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin kunnen worden ingebracht bij de opmaak van het volgend regeerakkoord. Want daar komt het op aan. Wil de inhoud van dit rapport geen dode letter blijven, dan zal het impact moeten hebben op het regeerakkoord van de volgende Vlaamse Regering. Het is aan de nieuwe ploeg die na 25 mei aan het roer komt te staan om duidelijke keuzes te maken en de beleidsaanbevelingen in dit rapport al dan niet politiek te verankeren. En uiteraard hoop ik dat ook in de onderhandelingen voor een nieuwe federale regering, deze aanbevelingen niet onbesproken blijven. Zorg om talent en slimmer zorgen ‘Zorg om Talent’ was en is één van de belangrijkste pijlers van Flanders’ Care, het platform waarbinnen de Vlaamse Regering resoluut inzet op innovatie en ondernemen in de gezondheids- en welzijnssector. Met ‘Zorg om Talent’ willen we de nodige aandacht schenken aan de mensen die werken in zorg en welzijn. Het ‘Slimmer-zorgen’-verhaal moest een antwoord bieden op de vraag hoe we het tekort aan zorgpersoneel het hoofd konden bieden. Complementair aan de inspanningen van de Vlaamse Zorgambassadeur Lon Holtzer die vooral inzette op het versterken van de instroom in zorg- en welzijn, zou het ‘Slimmer Zorgen’-verhaal zich buigen over de vraag ‘hoe kunnen we het zorgpersoneel efficiënter en effectiever, zeg maar ‘slimmer’ inzetten'. Want al snel werd duidelijk dat het aantrekken van nieuwe mensen naar de sector alleen niet zou volstaan. Het huidige zorgpersoneel zal ook op een slimmere, andere, innovatieve manier moeten worden ingezet. En onder slimmere zorg wordt verstaan meer en anders doen met de beschikbare medewerkers, met het behoud van de kwaliteit van zorg en met aandacht voor de goede 2
werkomstandigheden. Ook u allen wilden we hierbij uitdagen, want zonder u zal dit verhaal niet slagen. Dit vergt, zoals Herman Nys het perfect verwoord in de inleiding van zijn rapport “een innoverende reflectie over de wijze waarop die zorg in Vlaanderen actueel is georganiseerd, wordt gefinancierd en uiteindelijk bij de cliënt terecht komt, gevolgd door creatieve actie met het oog op toekomstig beleid”. De uitdaging We staan anno 2014 op een cruciaal moment. Vlaanderen staat de komende jaren voor grote uitdagingen. Tegen 2030 zal het aantal 80-plussers stijgen met maar liefst 40%. Dit betekent dat er tegen dan in Vlaanderen meer dan anderhalf miljoen 65-plussers zullen zijn. Het aandeel personen met dementie bedroeg in 2010 zo’n 100.000 en zal tegen 2020 aangegroeid zijn met 30%. Twee derde van die mensen wonen thuis.
En
het
wordt
algemeen
aangenomen
dat
de
trend
van
desinstitutionalisering in zorg en welzijn zich nog verder zal doorzetten. Willen wij inspelen op deze evolutie binnen Vlaanderen, ook op de verwachting en wens van de Vlaming en een zinvolle invulling geven aan een toekomstig zorgbeleid, dan is een transitie naar het zogenaamde het Chronisch Zorg Model noodzakelijk. De zesde staatshervorming maakt dat de gemeenschappen daarin een grote rol gaan spelen. Momenteel gaat het leeuwenaandeel van de aandacht, menskracht én budget binnen de gezondheidszorg uit naar chronisch zieken, terwijl ons zorgsysteem nog grotendeels is afgestemd op het model van acute zorgverlening. Een preventieve, coachende en multidisciplinaire lange termijnaanpak is nodig op 3
maat van de chronisch zieke mens, met respect voor de autonomie en de rol die cliënten en hun mantelzorg zoveel mogelijk zelf moeten kunnen blijven opnemen. Een verdere evolutie van probleemgerichte naar doelgerichte zorg, van het aanbodsgestuurde naar het vraaggestuurde is noodzakelijk en de diverse
zorgverstrekkers moeten ondersteund worden om dit mee te
realiseren. En ook het onderwijs speelt hierbij een belangrijke rol. Het onderwijs zal zich verder moeten bezinnen over hoe het zich hierop zal oriënteren en organiseren. Steeds met en in het belang van de zorggebruiker. In november vorig jaar hebben de verschillende overheden van ons land hun visie voorgesteld op de zorg voor chronische zieken. Dit resulteerde in een nieuwe oriëntatienota waarin 20 actiepunten werden uitgewerkt voor een betere aanpak van chronisch zieke mensen. In die oriëntatienota worden onder meer aanbevelingen gedaan over een multidisciplinair patiëntendossier, case management en -managers in de eerste lijn,
liaisonpersonen
in
ziekenhuizen,
empowerment
en
over
een
multidisciplinaire aanpak. Deze nota is een goed uitgangspunt voor het verdere debat met u en met alle andere betrokken actoren. Op mijn vraag bracht de Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en Gezin hierover reeds een degelijk advies uit. Vlaanderen bevoegd voor care Maar ook, zoals reeds kort aangeheven, met de zesde Staatshervorming die binnen enkele maanden in voege zal treden staan we met zorg in Vlaanderen voor een cruciaal moment. De nieuwe bevoegdheidsverdeling die zich hiermee aftekent tussen het federale en Vlaamse niveau biedt heel wat uitdagingen.
4
Vanaf 1 juli 2014 wordt Vlaanderen in grote mate bevoegd voor 'care'. Vanuit de oude bevoegheden op het vlak van welzijn uiteraard, maar zeker ook door de zesde staatshervorming zullen de Gemeenschappen verantwoordelijk worden voor de volledige residentiële ouderenzorg (financiering, normering en programmatie),
een
belangrijk
deel
van
de
revalidatiesector
(o.a.
revalidatieziekenhuizen) en het uitkeren van de tegemoetkoming voor hulp aan ouderen. Vlaanderen zal duidelijke keuzes moeten maken omtrent de manier van financiering om zo een duurzaam systeem van toegankelijke zorg en zorg op maat mogelijk te maken. De financiële impact van de vergrijzing zal, dat weten we, ook niet gering zijn. Volgens de Hoge Raad voor Financiën zal het geheel van de sociale uitgaven (pensioenen,
gezondheidszorg,
werkloosheid,
arbeidsongeschiktheid,…)
evolueren van 25,3 % van het BBP in 2011 naar 31,4 % van het BBP in 2060. De budgettaire kosten van de vergrijzing die tussen 2011 en 2017 zowat 1,4% van het BBP bedragen, zullen voor de periode 2017 – 2060 oplopen tot 4,7% van het BBP. Uit het ‘Ageing Report 2012’ van de Europese Commissie blijkt dat de twee uitgavencategorieën ‘acute’ en ‘langdurige zorg’ een heel verschillende dynamiek kennen. Waar het basisniveau van de uitgaven voor acute gezondheidszorg daalt van 7,6 naar 6,3% van het BBP, stijgt dat van de uitgaven voor langdurige zorg van 1,5 naar 2,3%.
****
5
Uitdagingen genoeg dus. Vandaag durf ik zeggen dat Vlaanderen klaar is om die uitdaging aan te gaan. We hebben inderdaad in Vlaanderen deze legislatuur enkele belangrijke fundamenten voor verandering gelegd. Er werden keuzes gemaakt en transities ingezet. Sta mij toe een aantal daarvan even aan te halen.
ICT, gegevensdeling in welzijn en zorg Eén van de belangrijkste manieren om zorgverleners en cliënten in de 21e eeuw met elkaar nauwer te verbinden is de digitale snelweg. Het gebruik van ICT in zorg en welzijn wordt cruciaal en zal de komende jaren niet meer weg te denken zijn. Hiermee doen we ook recht aan de zorggebruiker. Nog al te vaak blijft informatie – wat toch de basis vormt voor goede zorg – geïsoleerd zitten in een individueel dossier. Het gevolg is dat wanneer een cliënt vanuit verschillende sectoren wordt begeleid, dit automatisch leidt tot een gefragmenteerd dossier waarbij niemand nog een overzicht behoudt over de totaliteit van de zorgnood en de verleende zorg. Multidisciplinariteit en continuïteit zijn nochtans belangrijke kenmerken van een kwaliteitsvolle, (chronische) zorg. Als Vlaamse overheid hebben we de voorbije jaren dan ook sterk ingezet op het thema digitalisering en gegevensdeling in de zorg. Samen met de verschillende welzijns- en gezondheidspartners werd een visiektekst (e)Zorgzaam Vlaanderen uitgewerkt die in 2012 werd voorgesteld op een ViA/ Flanders’ Care ronde tafel. Deze visienota vormde de basis van de principes van het decreet over het netwerk voor digitale gegevensdeling in de zorg, dat begin dit jaar in de Vlaamse Regering werd goedgekeurd en deze
6
week ter stemming voorligt in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Met de goedkeuring van dit decreet werd het startschot gegeven voor het delen van zorggegevens tussen zorg- en hulpverleners. De Vlaamse Regering verwacht dat een betere deling van zorggegevens tussen de zorgverleners die een zorgrelatie of een therapeutische relatie hebben met eenzelfde zorggebruiker, de zorg beter, efficiënter, veiliger én patiëntgerichter zal maken. De zorggebruiker staat hierbij centraal, het decreet legt de positie van de patiënt (en zijn mantelzorger) expliciet vast, hij/zij beslist of en welke gegevens gedeeld worden. Door bovendien in te zetten op een kader voor gegevensdeling in en tussen de welzijns- en zorgsector, werd een bewuste stap gezet naar ontkokering en meer geïntegreerde ondersteuning die vertrekt vanuit de zorgvraag en niet bepaald wordt door de logica van de organisatie van het aanbod. De Vlaamse Regering wil met dit decreet een duidelijk kader aanreiken voor deze gegevensdeling, internationale standaarden stimuleren en ontwikkelingen op het terrein stimuleren en faciliteren. Het principe van de gegevensdeling werd in de praktijk concreet gemaakt met de oprichting van Vitalink. Dit is het digitale platform van de Vlaamse overheid voor het veilig delen van zorg- en welzijnsgegevens dat eind 2013 in gebruik werd genomen. Het decreet zal dus de governance en het gebruik van Vitalink regelen. Dankzij Vitalink kan iedere zorgverlener op een eenvoudige manier beschikken over correcte en volledige patiënteninformatie. Dat gebeurt steeds met het volste respect voor de privacy en onder erg strenge beveiligingsvoorwaarden.
7
Zo werken zorgverleners beter samen en krijgen patiënten de best mogelijke zorg en begeleiding. Momenteel kunnen enkel artsen, apothekers, thuisverpleegkundigen en thuisverzorgenden, tandartsen en vroedvrouwen gegevens raadplegen en delen via het platform. Op termijn zullen ook andere zorgverleners zoals artsen-specialisten in ziekenhuizen en woonzorgcentra kunnen aansluiten. In het kader van Vitalink werd samen met de ziekenfondsen de HealthViewer ontwikkeld. Een computertoepassing die patiënten moet toelaten meer grip te krijgen op hun gezondheid door hen toegang te verschaffen tot hun eigen medische gegevens. Op dit moment kan elke Vlaming zelf nagaan welke inentingen hij toegediend heeft gekregen. Maar op termijn zal de Patiënt HealthViewer ook andere gezondheidsgegevens tonen die via Vitalink worden gedeeld, zoals bijvoorbeeld het medicatieschema.
Innovatie in concepten van woonzorgcentra Naast ICT is er de voorbije jaren ook veel aandacht gegaan naar het zoeken van innoverende concepten in ruimtelijke ordening en de inpassing van residentiële zorg. Het is duidelijk dat de ambitie om mensen zolang mogelijk in hun thuissituatie te ondersteunen alleen gerealiseerd kan worden, als alternatieve woonvormen alle kansen krijgen. We hebben daar zwaar op ingezet: denk aan het concept van assistentiewoningen maar ook de fiscale incentives en de financiële ondersteuning voor de ontwikkeling van woningen aangepast voor personen met een handicap. In 2012 werd samen met de Vlaamse bouwmeester een oproep gelanceerd onder de titel “Pilootprojecten Zorg”. Een oproep naar pilootprojecten die “nieuwe ruimtelijke projecten voor zorg” vorm moeten geven.
8
De uitdaging is echter niet enkel kwantitatief, maar ook en vooral kwalitatief. Vlaanderen behoort nu eenmaal tot een van de meest dichtbevolkte en verstedelijkte regio’s ter wereld, waar ruimte schaars is. Het is dan ook van het allerhoogste belang om de zorg ruimtelijk in te bedden in onze woon- en leefomgeving. De vijf pilootprojecten (St-Truiden, Groot-Bijgaarden, Kortrijk, Wuustwezel en Geel) die inmiddels werden opgestart, zetten één voor één de ambities ‘vermaatschappelijking van de zorg’ en ‘onzichtbare zorg’ om in concrete voorbeeldprojecten en verankeren op die manier de zorgverlening in onze samenleving. De oproep is een succesverhaal geworden. En ik kan u alvast aankondigen dat een nieuwe oproep waarin we regelluwte willen aanbieden aan innoverende concepten voor residentiële ouderenzorg onderweg is.
Meer vraaggestuurde financieringssystemen en regelluwte in de organisatie van het aanbod Ook in de sector personen met een handicap zijn er fundamenten gelegd. Daar werd een heel nieuw ondersteuningsbeleid uitgetekend en door de Vlaamse Regering
bekrachtigd,
met
name
Perspectief
2020.
Het
decreet
persoonsvolgende financiering, dat eveneens deze week voorligt in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement, vormt hiervan het sluitstuk. Het decreet plaatst de maatschappelijke integratie van alle personen met een handicap centraal en maakt werk van een historische systeemwijziging. Perspectief 2020 beoogt het realiseren van meer zorggarantie en een vraaggestuurde zorg tegen 2020. Om dit te realiseren wordt een nieuw ondersteuningsmodel
geïntroduceerd,
waarbij
gedeelde
zorg
én
verantwoordelijkheid centraal staan, en wordt de sector personen met een 9
handicap grondig gereorganiseerd in functie van een meer optimale inzet van de beschikbare middelen (het beschikbare sociaal kapitaal). Deze reorganisatie behelst enerzijds het introduceren van regelluwe kaders voor de aanbieders van handicapspecifieke ondersteuning zoals we dit doen binnen de, deze legislatuur opgestartte, Multi Functionele Centra voor minderjarigen en het Flexibel Aanbod voor Meerderjarigen, als anderzijds het invoeren van een persoonsvolgend financieringssysteem. Het principe van het MFC is op zich vrij eenvoudig en houdt in dat verschillende vormen van ondersteuning (zoals verblijf, dagopvang, dagbesteding en mobiele begeleiding) flexibel worden ingezet om op die manier zo goed als mogelijk aan te sluiten bij de noden van de kinderen/jongeren en hun gezin. Om dit mogelijk te
maken
wordt
een
regelluw
kader
gecreëerd
waarbinnen
de
begeleidingscapaciteit en het personeel van verschillende ‘erkenningen’ flexibel gepoold en ingezet kunnen worden (omschakeling van ‘erkende capaciteit’ naar ‘personeelspunten’). Zo’n 50 voorzieningen voor minderjarigen zullen in 2014 overgeschakeld zijn naar een regelluwe MFC-werking. Bovendien werken we, binnen de Integrale Jeugdhulp, aan een kader voor Intersectorale Multifunctionele Centra. In
navolging
van
het
project
MFC’s
zullen
ook
een
40-tal
meerderjarigenvoorzieningen worden toegeleid naar een project ‘flexibel aanbod meerderjarigen’ (FAM), om ook voor die doelgroep ervaring op te doen inzake aansturing en opvolging binnen een regelluw kader. Het werken in een regelluw kader zowel binnen MFC als FAM mag worden gezien als een voorbereiding tot het effectief omzetten van alle huidige erkende capaciteit in de sector naar persoonsvolgende budgetten.
10
In dat systeem van persoonsvolgende financiering worden de middelen gekoppeld aan de persoon zelf. Dit impliceert dat hij zelf kan beslissen bij welke aanbieder hij die middelen inzet. Het behoeft geen betoog dat dergelijke reorganisatie het mogelijk maakt dat middelen flexibeler en efficiënter kunnen worden ingezet, de cliënten meer ‘op maat’ worden ondersteund én er meer ondersteuning wordt gerealiseerd. Dankzij de persoonsvolgende financiering zal de gebruiker verschillende vormen van zorg en ondersteuning kunnen combineren: wie in aanmerking komt zal naar gelang zijn situatie en beperking beschikken over een basisondersteuningsbudget of ruimer ondersteuningspakket. Dat laatste kan een cash-budget zijn of een voucher of een combinatie van beiden. In de nieuwe aanpak zullen ook de reguliere diensten en voorzieningen gestimuleerd worden om hun dienstverlening ook toegankelijk te maken voor personen met een handicap. Met het decreet Integrale Jeugdhulp maakten we werk van een verdere noodzakelijke samenwerking en afstemming tussen alle de diverse jeugdhulpsectoren, inclusief de Centra voor leerlingenbegeleiding en reiken we de hand naar de kinder- en jeugdpsychiatrie. We plaatsen in dit decreet de jongere en zijn context centraal, geven hiermee het rechtstreeks toegankelijke aanbod een prominente plaats, maken werk van een doorgedreven zorgcontinuïteit, integreren 2 sectorale toegangspoorten en nemen een doorgedreven verantwoordelijkheid in de ondersteuning van kinderen, jongeren en hun gezinnen indien dit maatschappelijk noodzakelijk is en zeker daar waar de integriteit van het kind onder druk staat. Een kwaliteitscentrum diagnostiek is momenteel in oprichting. Dit centrum, dat van start zal gaan met als focus de Integrale Jeugdhulp, zal dé plaats zijn waar
11
we de volgende jaren in Vlaanderen verder gestalte zullen geven aan een afstemming
van
instrumenten
voor
diagnostiek,
indicatiestelling
en
zorgzwaarte-inschaling. Het is, bij uitstek, het forum waar gebruikers, wetenschap, welzijns- en gezondheidssectoren en overheid zich zullen vinden. Daarnaast hervormden we de bijzondere jeugdzorg - onder meer op basis van de positieve evaluaties van de werking van de multifunctionele centra - en de centra voor kinderzorg- en gezinsondersteuning tot sectoren met een modulair gefinancierd aanbod, ook dit met als doelstelling om komaf te maken met aanbodsgestuurde zorg en aldus vraaggestuurde zorg vanzelfsprekend en mogelijk te maken. Meer uniforme diagnose en indicatiestellingssystemen Naast het inzetten op ICT, nieuwe ruimtelijke woonprojecten voor zorg, regelluwe ruimtes en nieuwe financieringssystemen, is ook - zoals aangeven de ontwikkeling van diagnostische instrumenten, en in het bijzonder de premodule BELRAI een belangrijk aspect om even bij stil te staan. Om tot een meer eenvormige inschaling te komen van zorgbehoevendheid en over organisaties heen met eenzelfde instrument te kunnen werken in zowel de ouderenzorg als de thuiszorg, zijn er stappen gezet naar de invoering van de BELRAI. Dit instrument, dat gebaseerd is op een internationaal gevalideerde schaal en aangepast werd aan de Belgische context, zal een vollediger beeld geven op de beperkingen van de zorggebruiker en aldus een betere doorverwijzing mogelijk maken en zo ook de kwaliteit van de zorgverlening opkrikken. Op die manier kan de BELRAI ook bijdragen tot ontschotting en samenwerking tussen verschillende actoren in de zorg en tot een meer vraaggestuurde zorg.
12
Om dit principe ook in de thuiszorg toepasbaar te maken is een premodule ontwikkeld die een vereenvoudigde inschaling toelaat bij minder complexe zorgsituaties. Deze premodule is volledig afgestemd op de BELRAI, zodat zij naadloos kan overgaan naar een meer uitgebreide beoordeling van de zorgbehoevendheid waar dit nodig is. Die premodule wordt momenteel getest.
De strijd voor talent is op korte termijn gewonnen Ook rond het aantrekken van voldoende arbeidskrachten naar de zorg- en welzijnssector toe zijn er heel wat inspanningen geleverd. Uit de resultaten van de studie Tempus Fugit (o.l.v. professor Pacolet) blijkt dat de promotiecampagnes de voorbije jaren hun vruchten hebben afgeworpen. Zo is de instroom van studenten verpleegkunde sinds 2009 gestegen met 40%. Dankzij de geleverde inspanningen is de kloof tussen vraag en aanbod in de zorgsector momenteel zo goed als gedicht. De komende jaren moeten we gebruiken om verder te gaan op de ingeslagen weg, met name werken aan zorgorganisatie, aan de vermaatschappelijking van de zorg en de reorganisatie van het opleidingslandschap.
Innovatie en daardoor betere toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg en meer kansen op valorisatie van de witte economie is een speerpunt in Vlaanderen in actie Ook binnen Flanders’ Care met al zijn innovatie stimuleringen (proeftuinen,....) zijn er bakens verzet. Om kwaliteitsvolle en betaalbare zorg te kunnen blijven garanderen zet de Vlaamse overheid in op innovatieve processen en technologieën. Via verschillende instrumenten, zoals de Flanders’ Care 13
demonstratieprojecten, kunnen ondernemers samen met welzijns- en gezondheidsvoorzieningen nieuwe concepten en technologieën uittesten in een gecontroleerde omgeving. Met de Proeftuinen Zorg wordt gezocht naar vernieuwende processen en producten om de sterk stijgende en diverse zorgvragen van ouderen in Vlaanderen te kunnen beantwoorden. Zo dadelijk (na de toespraak komt er nog een filmpje) zult u een voorbeeld te zien krijgen waarbij medicatie door de apotheek in individuele dosissen per patiënt aangeleverd wordt met behulp van robottechnologie. Op deze manier worden mogelijke medicatiefouten uitgesloten en komt er meer tijd vrij voor de kerntaken van verpleegkundigen. Op zich een mooi voorbeeld van slimmere zorg.
Meer eenduidigheid in het territoriale werkgebied van de actoren in de eerste lijn Dames en heren, een belangrijke beweging waar ik wil blijven bij stilstaan is de uitkristallisering van de territoriale werkgebieden in de eerste lijn. Na de eerste eerslijnsgezondheidszorgconferentie en vanuit een uitdrukkelijke bottum-up benadering heeft Domus Medica onderzocht hoe meer eenduidigheid in de werkgebieden van kringwerkingen en wachtdiensten van zorgverstrekkers, huisartsenwachtposten e.d. kon gerealiseerd worden. Ook de natuurlijke afstemming op de werkgebieden van de welzijnsactoren werd bestudeerd en hierover werd actief overleg gepleegd. Het is een cruciale oefening om de evolutie naar een model dat afgestemd is op de noden van de chronische zorg en de samenwerking rond de zorgvrager succesvol te kunnen doorzetten.
14
Naar een nieuw toezichtsmodel En zo kunnen we nog wel even doorgaan op belangrijke fundamenten die deze legislatuur werden gelegd. Denken we maar aan de stappen die zijn gezet naar de zichtbaarheid en de transparantie met betrekking tot de outcome van zorgverlening. In de ziekenhuizen, de woonzorgcentra en op termijn ook in de eerste lijn. Deze beweging is cruciaal, willen we op termijn zorgaanbieders meer regelluwte aanbieden in de manier waarop intern een en ander wordt gestructureerd. Wat de ziekenhuizen betreft, is zoals vooropgesteld in het indicatorenprotocol, de eerste doelstelling van het werken met indicatoren, het initiëren van interne processen van kwaliteitsverbetering, om zo een continue bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de geleverde zorg.
****
Dat er reeds veel inspanningen zijn gebeurd, betekent niet dat we op onze lauweren
kunnen
rusten.
Enige bescheidenheid
moet
de Vlaamse
gemeenschap wel aan de dag leggen: we zijn bevoegd voor veel welzijnsmateries maar wat de gezondheidszorgen betreft, is uiteraard het RIZIV en de federale overheid aan zet. Maar ik ben ervan overtuigd dat het momentum moet genomen worden en dat zal van iedereen inspanningen vragen. En met iedereen bedoelen we niet alleen de federale en regionale overheden, maar ook alle stakeholders en actoren uit het zorg- en welzijnsveld. 15
Samenwerking tussen het federale en Vlaamse niveau onontbeerlijk. Dat moet kunnen met asymmetrische akkoorden Zoals reeds werd gesteld biedt de zesde staatshervorming heel wat uitdagingen, maar tegelijkertijd zijn er ook heel wat opportuniteiten aan verbonden. Wil men deze opportuniteiten ook ten volle kunnen benutten, dan zullen we binnen Vlaanderen verder werk moeten maken van een doorgedreven samenwerking en zullen de federale en de Vlaamse overheid nauw moeten samenwerken. En ook Brussel zal specifieke en bijzondere aandacht vragen. Er zal afstemming moeten zijn tussen ieders acties met betrekking tot de realisatie van een meer op chronisch zorg afgestemd zorgmodel. Zonder meer één van de belangrijkste uitdagingen is immers een sterkere afstemming tussen de gezondheids- en de welzijnszorg, omdat beide van cruciaal belang zijn voor langdurige zorg en ondersteuning van cliënten met chronische aandoeningen en beperkingen. Door de staatshervorming zal de zorg voor de chronische patiënt of voor de persoon met beperkingen aanzienlijk sterker door de gemeenschappen kunnen worden ingekleurd. Naast
de
al
geciteerde
bevoegdheden
worden
ook
belangrijke
eerstelijnsstructuren zoals de huisartsenkringen, de lokaal multidisciplinaire netwerken, de geïntegreerde diensten thuiszorg, beter gekend als de GDT’s en de palliatieve samenwerkingsverbanden worden gecommunautariseerd. En het is duidelijk dat de organisatie van die eerste lijn steeds belangrijker zal worden in de chronische zorgverlening.
16
De Staatshervorming brengt ook met zich mee dat er een asymmetrische afstemming zal kunnen zijn tussen het RIZIV enerzijds en iedere gemeenschap anderzijds. Vlaanderen heeft met andere woorden de historische mogelijkheid om specifieke akkoorden te sluiten met het RIZIV, los van het gevoerde beleid aan de andere kant van de taalgrens. Een opportuniteit die Vlaanderen met beide handen moet grijpen en die hopelijk ook zal worden aanvaard op federaal niveau. Alleen wanneer beide actoren hier volop willen voor gaan, zal dit mogelijk zijn. Verschillende stakeholders zullen in deze discussies aanwezig zijn op zowel het gemeenschaps- als federale niveau. Velen van hen zitten hier vandaag in de zaal. Ik roep hen dan ook op dat zij constructief in dit verhaal willen stappen en mee de coherentie in deze helpen te bewerkstelligen. Samenwerking en afstemming tussen het federale en het deelstatelijk bestuursniveau is ook noodzakelijk als we de innovaties werkelijk willen integreren in onze zorgorganisatie. We weten uit de ervaringen in de regio's in Europa die inzetten op innovatie dat die innovaties maar moeizaam doordringen tot de zorgpraktijk. Uit de demonstratieprojecten van Flanders care leren we hetzelfde: de manier waarop in de financieringssystemen incentives voor het aanwenden van innoverende diensten, producten of processen beschikbaar zijn, is cruciaal. Dat kan het verschil maken tussen 'een creatief idee, een demo of een idee dat massaal kan uitgerold en vermarkt kan worden’.
Niet alleen de overheid is aan zet
17
Maar het zou niet fair zijn mocht er hier enkel naar de overheid gekeken worden. Ook vanuit het veld kunnen en moeten er inspanningen gebeuren. Reeds vandaag laat het bestaande wetgevend kader toe dat er wordt geëxperimenteerd. De vele fundamenten die reeds zijn gelegd en waar daarnet dieper is op ingegaan bieden tal van mogelijkheden voor organisaties om het ‘Slimmer Zorgen’-verhaal op een creatieve manier invulling te geven. Getuige hiervan zijn de vijf praktijkvoorbeelden die hier vandaag werden voorgesteld. Stuk voor stuk zijn dit initiatieven die genomen zijn binnen de bestaande regelgeving en waarbij men er toch in geslaagd is bij te dragen tot het ‘Slimmer Zorgen’-verhaal. Ik wil dan ook graag eenieder hier aanwezig oproepen om niet af te wachten tot de overheid verdere stappen onderneemt, maar integendeel zelf gaat meeschrijven aan het ‘Slimmer Zorgen’-verhaal door creatief op zoek te gaan welke initiatieven men kan ondernemen binnen de eigen organisatie. Tegelijkertijd wil ik ook een oproep doen aan alle beroepsgroepen om het debat rond de herziening van het KB 78 met een open geest aan te gaan. Het uitgangpunt van het KB 78, met name het beschermen van de patiënten tegen onprofessionele praktijken, moet uiteraard overeind blijven. Maar velen zijn van oordeel dat een evaluatie van de regelgeving nodig is. En ook bij dezen herziening van het KB 78 moeten alle stakeholders zich laten leiden door het uitgangspunt dat de chronisch zieke als ervaringsdeskundige zijn ziekte(n) het best kent en de regie over zijn behandeling in handen wil houden.
Ik rond af. Eén ding is zeker. We staan in ons land en Vlaanderen voor een hervorming van onze gezondheidszorg die wellicht de belangrijkste is sinds 18
tientallen jaren. Met het ‘Slimmer Zorgen’-verhaal is het denkwerk met betrekking tot een grote transitie gerijpt. Laat ons dit momentum aangrijpen. Er wachten ons uitdagende en boeiende tijden.
19