Re-integratie inspanningen van publiek (UWV) en privaat verzekerde werkgevers sinds de WIA B. Cuelenaere, AStri beleidsonderzoek en –advies (
[email protected]) T.J. Veerman, AStri beleidsonderzoek en –advies (
[email protected]) 1. Inleiding Sinds de invoering van de loondoorbetaling bij ziekte door werkgevers in de jaren negentig, hebben werkgevers meer verantwoordelijkheid gekregen voor reïntegratie van hun langdurig zieke werknemers. Inmiddels zijn werkgevers verplicht om het loon van een zieke werknemer twee jaar door te betalen. Met de invoering van de WIA, de opvolger van de WAO, eind 2005 was het de bedoeling dat het systeem voor werknemers en voor werkgevers prikkels zou bevatten om een beheersing van de instroom te stimuleren en uitstroom te bevorderen. Daartoe werd in de WGA (regeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WIA) premiedifferentiatie ingevoerd en de mogelijkheid van het ‘eigen risicodragerschap’ voor werkgevers. Daarbij betalen de werkgevers voor de WGA geen premie aan UWV en moeten zij zich dan privaat verzekeren voor dit risico. Deze werkgevers zijn ook verantwoordelijk voor de re-integratie van hun werknemers die in de WGA komen. 2. Context eigen risicodragerschap in de WGA Het eigen risicodragerschap voor werkgevers in de WGA is tot stand gekomen met de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) als opvolger van de WAO op 29 december 2005. Met de invoering van de WIA veranderde het uitkeringsregime voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers. De WIA kent twee uitkeringsregelingen: de regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en de Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA). Wie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is valt onder de IVA en krijgt een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon (tot het 65e jaar). Wie gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, of volledig arbeidsongeschikt maar niet duurzaam, valt onder de WGA. Deze regeling biedt eerst een periode van een loongerelateerde uitkering. De periode is afhankelijk van het arbeidsverleden en bedraagt maximaal 38 maanden. Daarna volgt ofwel een loonaanvullingsuitkering (indien men met werken minstens de helft van de verdiencapaciteit benut) die 70% van het inkomensverlies compenseert, ofwel (indien men niet of te weinig werkt) 70% van het minimumloon, naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid. Naast deze veranderingen in de uitkeringskant van de beide regelingen werd ook de financiering van beide regelingen, vastgelegd in de Wet Financiering en Invoering WIA (IWIA), ingrijpend veranderd. Rond deze financiering is destijds uitvoerig gediscussieerd, met name over de vraag in hoeverre de financiering en uitvoering van de WGA en IVA privaat
1
(verzekeraars) dan wel publiek (UWV) georganiseerd zou moeten worden.1 De keuze "privaat of publiek" werd in de IWIA uiteindelijk opgelost door de keuze voor een hybride stelsel. Dit is in feite een keuzemodel, waarin het publieke bestel, bij wijze van "default", de basis vormt maar werkgevers via eigen risicodracht ("opting out") kunnen kiezen voor een privaat alternatief – wat betreft zowel het financieren van de uitkering als het dragen van de verantwoordelijkheid voor re-integratie. De WGA wordt zodoende uitgevoerd door UWV en gefinancierd uit een gedifferentieerde werkgeverspremie (hoger naarmate de werkgever in voorafgaande jaren een hoger arbeidsongeschiktheidsrisico had); echter, de werkgever kan ervoor kiezen om "eigen risicodrager" voor de eerste 10 uitkeringsjaren van de WGA te worden en de uitvoering en financiering zelf te regelen via private uitvoerders (verzekeraars). In dat geval is de werkgever ook gedurende die 10 jaren verantwoordelijk voor de reintegratie van "zijn" eventuele WGA-ers. In 2009 is de hybride financieringssystematiek van de WGA geëvalueerd (zie voetnoot 1). Op dat moment was ruim 20% van de werkgevers eigen risicodrager. Juist middelgrote bedrijven (10-25 werknemers) hadden opvallend vaak de keuze voor eigen risicodragerschap gemaakt (34%). Tabel 1 geeft de overwegingen weer van werkgevers bij hun keuze voor publieke of private verzekering voor de WGA. Tabel 1 Overwegingen van werkgevers bij de keuze privaat/publiek WGA (% ja) Overweging: % JA De premiehoogte De verwachting dat het voordeliger uitpakt Administratieve lasten ivm ERD De meer stabiele private premie De invloed die wij als bedrijf zelf kunnen uitoefenen op de reintegratie De verwachting van betere re-integratie resultaten één of meerdere langdurig zieke en/of arbeidsongeschikte werknemers zelf een sanctie op te leggen aan zieke werknemers
Totaal %
Publiek verzekerde %
ERD %
65
57
88
63
55
88
47
47
46
39
30
70
38
33
54
30
23
52
15
17
8
13
12
19
Duidelijk is dat financiële afwegingen het vaakst hebben meegespeeld. Voor circa twee derde van de werkgevers speelden de premiehoogte en de verwachting dat het voordeliger uitpakt een rol. Bij degenen die ERD werden vormden de financiële motieven zelfs in bijna 90 procent van de gevallen een belangrijke overweging. Maar ook bij meer dan de helft van de publiek verzekerde werkgevers werden financiële afwegingen gemaakt. Naast de hoogte van de premie speelde met name bij de meerderheid van de ERD ook de verwachting van een 1
Zie voor de verdere beschrijving hiervan: Cuelenaere, B., T.J. Veerman e.a. (2009) Effecten hybride financiering WGA, Rotterdam: ECORYS
2
meer stabiele premie bij private uitvoering. Als derde motief voor ERD komen de meer positieve verwachtingen over de re-integratieresultaten naar voren.
3. Vraagstelling In deze bijdrage gaan we na of deze positieve verwachtingen ook gerealiseerd worden. Daarbij staat de volgende vraag centraal: Is er een verschil in re-integratie activiteit van werkgevers die in het publieke bestel zijn gebleven en degenen die eigen risicodrager zijn geworden? Daarvoor beantwoorden we de volgende vragen: - in hoeverre zijn werkgevers het eens met de WIA-uitslag, uitgesplitst naar kenmerken werkgever (wel/ niet ERD en bedrijfsomvang)? - wat doen werkgevers voor hun werknemers in de re-integratiepopulatie ( 35%-80% arbeidsongeschiktheid) en voor de 35-minners en is er wat betreft inspanningen een verschil tussen ERD en publiek verzekerde werkgevers? 4. Methode In het kader van de tussenevaluatie WGA en de evaluatie WIA, die door AStri zijn uitgevoerd in opdracht van het ministerie van SZW, zijn twee enquêtes onder werkgevers uitgevoerd over hun ervaringen met de WIA en met het eigen risicodragerschap. Deze enquetes vormen de belangrijkste bron voor de hier besproken resultaten. De vragen over de re-integratie-inspanningen van werkgevers worden beantwoord aan de hand van analyse van een schriftelijke enquête die door 1819 werkgevers (30% respons) is ingevuld. Het gaat om werkgevers die in de periode 1-1-2009 en 1-5-2010 met tenminste een (1) WIA aanvraag voor een werknemer van hun bedrijf te maken hadden. Dit betekent dat dit onderzoek geen betrekking heeft op de zogenoemde ‘vangnetters’.2 Enquête werkgevers: steekproef Voor dit onderzoek is een steekproef getrokken van 6000 werkgevers met een aanvraag WIA tussen 1-1-2009 en 1-5-2010. Daarbij is voor de kleine bedrijven met gedeeltelijke WGA'ers een uitzondering gemaakt: om voldoende aantallen te krijgen is teruggekeken vanaf 15-8-2008. De steekproef is als volgt gestratificeerd naar omvang en naar uitkomst van de aanvraag.
2
Cuelenaere, B. T.J. Veerman (2011), Onderzoek evaluatie WIA, Leiden: AStri.
3
Tabel 2 Kenmerken steekproef werkgevers met tenminste 1 WIA-anvraag
omvang bedrijf
minimaal 1 gedeeltelijk WGA'er
minimaal 1 35minner
minimaal 1 volledig AO
klein (1-25)
1.000
500
500
2.000
midden (26-250)
1.000
500
500
2.000
groot (>250)
1.000
500
500
2.000
totaal
3.000
1.500
1.500
6.000
totaal
Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA
Respons In totaal hebben 1819 werkgevers (30%) de vragenlijst ingevuld. Werkgevers kunnen voor meer dan een (1) werknemer een WIA aanvraag hebben ingediend. Van de steekproef is bekend dat de helft van de bedrijven slechts 1 WIA-aanvraag heeft gehad in de gekozen periode In totaal gaat het bij de 1819 werkgevers om 2289 werknemers. Tabel 3. Aandeel groepen in respons en steekproef Uitslag WIA-aanvraag
Aandeel in steekproef
Aandeel in respons (meerdere werknemers per werkgever mogelijk)
35-minner
25%
26%
Gedeeltelijk WGA
50%
28%
Volledig ao (WGA of IVA)
25%
63% (33% WGA en 30% IVA)
Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA
De verdeling naar omvang van het bedrijf ziet er in de respons als volgt uit. Tabel 4. Omvang bedrijf in respons en steekproef Omvang bedrijf
Aandeel in steekproef
Aandeel in respons (meerdere werknemers per werkgever mogelijk)
klein (1-25)
33%
36%
midden (26-250)
33%
35%
groot (>250)
33%
30%
Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA
4
Om voldoende informatie te krijgen over de ervaringen van grote werkgevers zijn deze in de steekproef oververtegenwoordigd.
5. Resultaten Eens met uitslag? Het overgrote deel van de werkgevers is het eens met de uitslag van de WIA beoordeling. Vooral in het geval een IVA-uitkering wordt toegekend zijn bijna alle werkgevers het daar mee eens. Wanneer een volledige WGA-uitkering wordt toegekend, is ruim 20% het daar niet mee eens. In de tussenevaluatie WGA3 waarvoor ook een enquête onder werkgevers gehouden is, bleek dat soms wordt betwijfeld (door werkgevers en verzekeraars) of een keuringsuitslag "WGA 80-100" wel terecht is en niet eigenlijk IVA had moeten zijn (zeker als later bij herbeoordeling alsnog de uitslag IVA luidt). Het ligt voor de hand dat voor een ERDwerkgever de uitslag belangrijke gevolgen heeft. De uitslag WGA-80-100 betekent maximaal tien jaar uitkeringsverstrekking (met slechts geringe kans op re-integratie), de uitslag IVA betekent het eind van de werkgeversverantwoordelijkheid. Overigens hebben ook publiek verzekerden financieel belang bij de uitslag, zij het meer indirect: de WGA-uitkering werkt immers (met een vertraging van 2 jaar) ook door in hun gedifferentieerde premies terwijl de uitslag "IVA" voor hen geen premiegevolgen heeft. Bij de werkgevers waar een werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, vindt 19% dat de arbeidsongeschiktheid te laag is ingeschat. Tabel 5 Werkgevers eens met uitslag WIA-aanvraag?
Ja Nee, mate ao te laag Nee, mate ao te hoog Nee, niet eens met beoordeling “niet duurzaam ao” Nee, niet eens met beoordeling “duurzaam ao”
< 35% 75% 19% 1%
35-80% 81% 11% 4%
n.v.t.
n.v.t
n.v.t
n.v.t
80-100% WGA 78% 2% 13%
n.v.t
80-100% IVA 96% 0,4% n.v.t
0,6%
Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA
Deel van werkgevers maakt bezwaar: De werkgevers met een 35-minner of met een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die het niet met de uitslag eens zijn, maken voor een deel wel bezwaar. Van de werkgevers met een 35-minner die het niet eens waren met uitslag heeft 44% bezwaar gemaakt, bij de werkgevers met een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer was dat 41%, bij de werkgevers met een werknemer met een volledige WGA-uitkering ging het om 45%.
3
Zie voetnoot 1
5
Nog een dienstverband en nog aan het werk De re-integratie inspanningsverplichting van werkgevers betreft de WGA’ers (en in feite de gedeeltelijke WGA’ers). Daarom kijken we eerst hoeveel WGA’ers nog werken bij de eigen werkgever. Tabel 6 geeft aan welk percentage van de twee groepen WGA’ers nog een dienstverband heeft en welk percentage daarvan nog feitelijk werkt.
Tabel 6 Dienstverband en werkzaamheid naar publiek / ERD verzekerde werkgever Uitkomst WIAaanvraag
% nog een dienstverband WG publiek
% nog een dienstverband WG ERD
35%- 80%: WGA 80%-100% WGA
63% 31%
61% 36%
% Feitelijk ook aan het werk WG publiek 51% 11%
% Feitelijk ook aan het werk WG ERD 49% 7%
Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA.
De gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben voor ruim 60 procent nog een dienstverband.4 Hierbij is er geen vercshil tussen ERD werkgevers en publiek verzekerde werkgevers. Van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een dienstverband is ongeveer 80% ook feitelijk aan het werk. In het licht van de re-integratieverantwoordelijkheid van eigen risicodragers voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, gaan wij hier na of deze groep werknemers meer aan het werk is dan de groep die in dienst was van een publiek verzekerde werkgever. Tabel 7 laat voor privaat (ERD) en publiek verzekerde werkgevers zien welk deel van de WGAgerechtigden nog een dienstverband heeft, welk deel elders aan het werk is en voor welk deel het arbeidscontract beëindigd is. Tabel 7 Dienstverband, elders werkzaam en einde contract naar wel-niet ERD WGA Publiek verzekerd ERD dvb Elders Einde dvb Elders a.h.werk contract a.h.werk 35-80% 63% 6% 31% 61% 9% 80-100% 33% 2% 65% 36% 2%
werkgever Einde contract 30% 62%
Het blijkt dat de percentages dienstverband bij oude werkgever en hervattingen elders elkaar nauwelijks ontlopen bij de publiek verzekerde werkgevers en de eigen risicodragers. Bij beide groepen werkgevers is bij 30% van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers het contract beëindigd. Voor de ERD werkgevers betekent dit dat zij nog 10 jaar verantwoordelijk zijn voor de reïntegratie van deze groep reeds ontslagen werknemers. De afwezigheid van een verschil in reïntegratie tussen werknemers bij de publiek verzekerde werkgevers en bij de eigen risicodragers komt overeen met de bevindingen uit de 4
Dit percentage geldt overigens ook ongeveer voor de 35-minners.
6
Tussenevaluatie WGA. Daar zagen we dat werkhervatting vanuit de WGA weinig voorkomt en voor zover het voorkomt, bleken er geen verschillen zien tussen publiek en privaat verzekerde werkgevers. 35-minners net zoveel aan het werk als gedeeltelijk wga-ers Voor de 35-minners geldt dat zij in dezelfde mate als de gedeeltelijk arbeidsongeschikten nog een dienstverband hebben. Ook hebben zij in dezelfde mate, namelijk 6%, het werk elders hervat (niet in tabel). Voor de 35-minners resteert dus een groep van 30% die niet aan het werk is en geen dienstverband heeft. Voor de reïntegratie van deze groep is de werkgever, uitgaande van de afspraken in de Stichting van de Arbeid, medeverantwoordelijk. Re-integratie Werkgevers hebben in de eerste twee jaar een centrale rol bij de re-integratie van hun werknemers. Eigen risiscodragers behouden deze rol 10 jaar nadat de werknemer in de WGA is ingestroomd. De werkgevers is gevraagd of zij (al dan niet in samenwerking met de bedrijfsarts) voor betrokken werknemer na de WIA-aanvraag re-integratie instrumenten hebben ingezet. Tabel 8 laat zien dat werkgevers voor 35-minners en voor gedeeltelijk WGAers ongeveer even vaak een re-integratie instrument inzetten, namelijk voor bijna de helft van deze werknemers. Opvallend is dat zij ook voor de volledig WGA-ers in een derde van de gevallen re-integratie instrumenten hebben ingezet. Tabel 8 Inzet re-integratie instrumenten door werkgevers Uitkomst WIA-aanvraag % re-integratie % re-integratie instrumenten instrumenten ingezet, ingezet, ERD Publiek verzekerd 35%- 80%: WGA 52% 43% 80%-100% WGA 34% 35% uitkering Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA.
Voor de volledig arbeidsongeschikten is zowel bij publiek verzekerde werkgevers als bij eigen risicodragers bij ruim een derde van de werknemers een re-integratie instrument ingezet. Bij de gedeeltelijk WGA’ers geven de publiek verzekerde werkgevers vaker aan een re-integratie instrument in te zetten via UWV dan de eigen risicodragers. De groep waarvoor re-integratieactiviteiten ondernomen kunnen worden is erg smal, omdat de grootste groep (WGA 80-100) geen re-integratiemogelijkheden heeft. Deze enquête laat zien dat werkgevers wel proberen de volledig arbeidsongeschikten met een volledige WGA uitkering te begeleiden. Daarbij is er geen verschil tussen de inzet van publiek verzekerde werkgevers en eigen risicodragers. Bij de werkgevers van 35-minners en voor gedeeltelijk WGA-ers zien we juist dat publiek verzekerden iets vaker een re-integratie instrument inzetten dan eigen risicodragers5.
5
Publiek verzekerden zetten voor 52% van 35-minners en 52% van 35-80 groep een re-integratie instrument in. Bij de eigen risicodragers zijn deze percentages 41% en 46%.
7
Aangezien ruim 60 procent van de 35-minners en gedeeltelijk arbeidsongeschikten nog een dienstverband bij de eigen werkgever heeft, is het de vraag of de re-integratie instrumenten vooral worden ingezet voor degenen met het dienstverband, om werkvermogen te behouden, of dat ook een substantieel deel wordt ingezet voor degenen die geen dienstverband hebben. Uit de enquête komt geen verschil naar voren. Wel worden voor werknemers met een dienstverband vaker instrumenten ingezet die op het eigen bedrijf zijn gericht (bijvoorbeeld aanpassen takenpakket). Ook uit het onderzoek onder de werknemers dat in het kader van de WGA-monitor is verricht, komt naar voren dat wat ontvangen begeleiding betreft, degenen die geen dienstverband meer hebben niet slechter af lijken zijn dan degenen die nog wel een dienstverband hebben. Voor beide groepen worden ongeveer even vaak instrumenten ingezet. In tabel 9 is aangegeven welke instrumenten de werkgevers gebruiken die aangeven een reintegratie instrument te hebben ingezet. Regelmatig overleg met de werknemer over de voortgang van de re-integratie wordt door de werkgevers het meest gebruikt als zij een reintegratie instrument inzetten. Op de tweede plaats komt het inhuren van een reintegratiebedrijf: ook voor volledig WGA-ers gebeurt dit nog in 15% van de gevallen. Voor de 35-minners en gedeeltelijk arbeidsongeschikten wordt daarna het vaakst aangeboden om een ander takenpakket of een andere functie binnen het eigen bedrijf te verrichten. Bij rond de 20% van deze werknemers gebeurt dat. Dit instrument vraagt de wetgever in feite ook van de werkgever: als iemand niet meer in staat is zijn oude werk te doen (ongeacht of hij daarmee minder dan 35% arbeidsongeschikt is of 35-80%) dan wordt de werkgever geacht ander werk binnen het bedrijf aan te bieden. Voor de volledig WGA-ers komen intensieve begeleiding en het aanvragen van een deskundigenoordeel bij UWV op de derde plaats. Gezien de beperkte mogelijkheden van de volledig WGA-er zijn deze instrumenten op zijn plaats bij de begeleiding. Tabel 9 Ingezette re-integratie instrumenten (vet=meest gebruikt, top 3) < 35% ondersteuning bij plaatsing in een ander bedrijf (bijv. sollicitatietraining)
35%- 80% WGA
80%-100% WGA
10%
8%
5%
20%
16%
15%
11%
13%
6%
32%
35%
21%
9%
6%
3%
1%
2%
1%
intensieve begeleiding
15%
18%
12%
deskundigenoordeel door UWV
10%
15%
11%
inhuren van een re-integratiebedrijf werkplekaanpassingen (zonder subsidie) regelmatig overleg met werknemer over voortgang re-integratie scholing gebruik van re-integratie instrumenten zoals subsidie voor werkplekaanpassing
8
< 35%
35%- 80% WGA
80%-100% WGA
2%
4%
4%
19%
21%
9%
3%
2%
2%
detachering
2%
3%
1%
anders, namelijk
5%
7%
3%
re-integratietraject door UWV aanbieden van ander takenpakket of functie in het eigen bedrijf aanbieden van ander takenpakket of functie in een ander bedrijf
Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA
Knelpunten bij re-integratie Re-integratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten werknemers is niet vanzelfsprekend en werkgevers kunnen daarbij op problemen stuiten. Het probleem dat werkgevers het vaakst noemen is dat herplaatsing bij een andere werkgever lastig is. Opvallend daarbij is dat dit net zo vaak gezegd wordt over gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, als over werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard. Verder noemen werkgevers vaak dat het moeilijk is om passend werk te vinden voor de betrokken werknemers, of deze nu minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn of 35-80%. De slechte gezondheid van de werknemer speelt uiteraard een rol bij de re-integratie van volledig arbeidsongeschikte werknemers, maar ook bij gedeeltelijk arbeidsongeschikte en in mindere mate bij 35-minners is de gezondheid ook een knelpunt bij re-integratie. Een moeizaam verloop van re-integratie ligt volgens de werkgever niet aan de medewerking van de werknemer of de acceptatie door de collega’s.
Tabel 10 Werkgevers die bepaald probleem bij reïntegratie noemen (%) Mogelijk probleem
< 35%
35%- 80% WGA
80%-100% WGA
80%-100% IVA uitkering
% werkgevers met ervaring met reintegratie met deze groep
24%
35%
30%
28%
51%
42%
25%
28%
28%
41%
63%
82%
38%
32%
14%
5%
12%
7%
21%
16%
56%
53%
25%
25%
Daarvan ziet als mogelijk probleem Relatie tussen arbeidsproductiviteit en kosten van werknemer staat onder druk: ja enigszins Werknemer heeft te slechte gezondheid:
ja enigszins
De werknemer werkt onvoldoende mee aan re-integratie: ja enigszins Moeilijk om passende arbeid te vinden enigszins
9
Mogelijk probleem
< 35%
35%- 80% WGA
80%-100% WGA
80%-100% IVA uitkering
Acceptatie door collega’s verloopt moeizaam: ja
17%
11%
11%
6%
28%
27%
14%
9%
68%
71%
enigszins Herplaatsing bij een andere werkgever is lastig: ja
enigszins 12% 10% Bron: Werkgeversenquête AStri / ECORYS ten behoeve van evaluatie WIA
Sancties Eigen risicodragers hebben de mogelijkheid een sanctie op te leggen aan een WIA-instromer (na het 2e ziekte jaar) wegens onvoldoende medewerking aan zijn of haar re-integratie. Van de ERD werkgevers in de enquête geeft 5% aan dit ooit gedaan te hebben. Voor de werknemers waar het in deze steekproef om gaat is dat nog veel, aangezien zij ten tijde van de enquête maximaal 1,5 jaar in de WGA zaten. De werkgevers kunnen wel voor eerdere WGA-instroom-gevallen een sanctie hebben opgelegd en deze sancties kunnen ook in de beantwoording van deze vraag zijn meegenomen.
6. Discussie Het doel van de toegenomen eigen verantwoordelijkheid van de werkgever voor de reïntegratie van werknemers was het bevorderen van re-integratie van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. Zeker van werkgevers die voor eigen risicodragerschap kozen werd verwacht dat dit hun inspanningen zou stimuleren. Hier zijn we nagegaan in hoeverre deze doelen bereikt zijn en of de mogelijkheden die de WIA de werkgever biedt voldoende zijn om zijn re-integratie inspanningen te vergroten. We hebben hiervoor zowel de Tussenevaluatie WGA gebruikt als het evaluatie-onderzoek dat ten behoeve van de beleidsevaluatie WIA is uitgevoerd. De mogelijkheid van eigen risico dragen voor de WGA wordt inmiddels vaker gekozen door werkgevers. Het percentage eigen risicodragers is vanaf 2005 opgelopen en komt medio 2010 rond de 27 procent uit. De 27 procent werkgevers die kiezen voor ERD uitvoering hebben samen 43% van de werknemers in dienst. De motieven bij de keuze voor ERD-schap zijn in de eerste plaats financieel, maar re-integratie-argumenten spelen bij een deel van de werkgevers ook een rol. Wanneer we naar de re-integratie mogelijkheden en inspanningen van werkgevers kijken, ij vallen een aantal zaken op: - het grootste deel WGA-gerechtigden is niet re-integreerbaar omdat zij volledig arbeidsongeschikt zijn; - werkgevers zijn het relatief vaak niet eens met de beslissing 80%-100% WGA; - werkgevers houden bijna twee derde van 35-minners en van de 35%-80% wga-ers in dienst. - de inspanningen van werkgevers voor 35-minners zijn vergelijkbaar met die voor gedeeltelijk WGA’ers …terwijl ERD- werkgevers wel kosten maken voor gedeeltelijk WGA’ers en niet voor 35-minners.
10
Uit de hier besproken resultaten komt geen verschil in reïntegratie-inspanningen van publiek verzekerde en ERD-werkgevers naar voren. Publiek en privaat verzekerde werkgevers houden even vaak werkgevers in dienst en feitelijk aan het werk en zetten ongeveer even vaak reintegratie instrumenten in. Alle analyses laten zien dat er geen significante verschillen zijn met betrekking tot concrete preventie- en reïntegratie-activiteiten en werkhervatting van langdurig zieken tussen wel- en niet eigenrisicodragers. Het lijkt erop dat de voordelen van het ERD-schap voor werkgevers niet gelegen zijn in betere re-integratie-resultaten. Gezien de zeer beperkte doelgroep voor re-integratie (de gedeeltelijk WGA’ers) is dit wellicht ook niet te verwachten. Wel ervaren werkgevers blijkbaar, gezien het groeiende aantal werkgevers dat deze keuze maakt, andere voordelen. Afgaande op de overwegingen die werkgevers voor hun keuze voor ERD noemen, zijn dit vooral financiële (premie)voordelen.
11