ONDERNEMEN OP HET SNIJVLAK VAN PUBLIEK & PRIVAAT: is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor sociaal ondernemerschap?
Stijn H.P. van Zon December 2013
ONDERNEMEN OP HET SNIJVLAK VAN PUBLIEK EN PRIVAAT: is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor sociaal ondernemerschap?
Society Impact
Society Impact KennisLAB
VOORWOORD Sociaal ondernemerschap is geen nieuw fenomeen in Nederland. Dat burgers zich inzetten voor de publieke zaak gaat zover terug als het ontstaan van de collectieve organisatie van onze sociale voorzieningen. Maar we zien in Nederland, maar ook over onze grenzen, wel een nieuwe en groeiende beweging van ondernemende burgers die maatschappelijke impact voorop zetten. Die beweging past in de ruimte die weer ontstaat nu de verhoudingen tussen samenleving, markt en overheid verschuiven. Het meest actuele voorbeeld hiervan zijn de decentralisaties op het terrein van de jeugd, arbeid en (langdurige) zorg. Daar waar de verschuivingen minder soepel verlopen worden essentiële vragen blootgelegd over de manier waarop we solidariteit hebben georganiseerd of willen organiseren in Nederland. Welke vormen van sociale zekerheid kunnen burgers zelf organiseren, en waar is het hoe dan ook een zaak van de overheid? Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor maatschappelijke vraagstukken als jeugdwerkeloosheid? Hoe gaan we om met de onvermijdelijke ongelijkheid die het resultaat kan zijn van sociaal ondernemerschap? En hoe zien de nieuwe financiële arrangementen er precies uit? Maar de verschuivingen creëren boven alles ruimte voor innovatie en verandering. Er ontstaan nieuwe vormen van ondernemerschap die maatschappelijk rendement op een gelijk, zo niet hoger, niveau zetten als financieel rendement. Dit vraagt ook om nieuwe vormen van financiering, waar Society Impact Platform zich voor inzet door bijvoorbeeld de mogelijkheden van Social Impact Bonds te onderzoeken, te agenderen en bij te dragen aan de totstandkoming ervan. Het veld van sociaal ondernemerschap is zich in een rap tempo aan het professionaliseren. Het aantal sociaal ondernemers groeit, er ontstaan belangenorganisaties, banken richten Impact Funds op, de lokale en landelijke overheid onderzoekt de mogelijkheden om de nieuwe beweging te faciliteren, de wetenschap schrijft erover. Deze professionalisering roept ook vragen op over de huidige institutionele en juridische mogelijkheden van sociaal ondernemers. In omringende en wat verder weg gelegen landen vertaalt zich dit onder andere in de inrichting van een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemers. In Nederland is dit vooralsnog niet het geval en dat was voor jurist Stijn van Zon aanleiding om te onderzoeken of het ontbreken van zo’n eigen vorm de sociaal ondernemers in Nederland in de weg staat. Hij schreef daar een zeer gedegen en informatief onderzoek over dat Society Impact met veel plezier aan u presenteert.
2
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Society Impact is een inclusief platform dat de markt voor sociaal ondernemerschap in Nederland wil vergroten. We doen dat door in nauwe samenwerking met ondernemers, banken, filantropen en de overheid te werken aan maatschappelijke businesscases die op een innovatieve manier gefinancierd kunnen worden. In dit proces komen vele kennisvragen aan de orde, en we zien het als onze taak deze te ontsluiten. De voorliggende publicatie zien wij als een bijdrage aan de discussie over een van de vragen die opkomen wanneer samenleving, markt en overheid zich op een nieuwe manier tot elkaar gaan verhouden. Is er een aparte rechtsvorm nodig? Simpel gezegd: een aparte rechtsvorm of niet, sociaal ondernemerschap in Nederland is hoe dan ook een feit. Om die reden zou het antwoord dus snel gegeven kunnen zijn. Waarom een nieuwe rechtsvorm als sociaal ondernemers zich nu al weten te ontwikkelen? Ook de verwarring met een lex specialis, een bijzondere wetgeving, voor de Maatschappelijke Onderneming kan opgehelderd worden, zodat het gevaar van vereenzelviging tussen de maatschappelijke en de sociale onderneming wordt vermeden. Desalniettemin staan de bestaande rechtsvormen waar sociaal ondernemers momenteel uit kunnen kiezen soms in de weg en het is raadzaam goed kennis te nemen van die knelpunten. Dit is dan vooral vaak een beeldvormingskwestie: een BV kan wantrouwen opwekken over de maatschappelijke impact, en een stichting wordt niet serieus genomen door reguliere financiers. De vraag die voorligt is dus of we een nieuwe rechtsvorm nodig hebben om sociaal ondernemers een volwaardige plek in het veld te geven. Of dat de ondernemers en andere stakeholders simpelweg aan elkaar moeten wennen en al doende zullen moeten ontdekken wat er nodig is om de beeldvorming en daadkracht van de sociaal ondernemers te veranderen en versterken. En dat een wet misschien juist averechts zou kunnen uitwerken. Om mee- en tegendenkers te stimuleren hebben we sleutelfiguren binnen ons platform gevraagd om te reageren op de resultaten van het onderzoek van Van Zon. De reacties van de stakeholders (sociaal ondernemers, wetenschappers, overheid, investeerders, etc.) staan in aparte tekstkaders door de publicatie verspreid. We danken Stijn van Zon voor diens tekst en de sleutelfiguren voor hun kritisch constructieve blik. Sadik Harchaoui Chef de Mission – Society Impact
Renée Frissen KennisLAB – Society Impact
3
Society Impact KennisLAB
SAMENVATTING De sociale onderneming is een sterk opkomende hybride organisatievorm, in het midden tussen een non-profit instelling en een traditionele commerciële onderneming. Een sociale onderneming heeft primair een maatschappelijk doel maar realiseert dat doel als private onderneming. Daarmee is het financieel zelfvoorzienend en dus beperkt of niet afhankelijk van giften of subsidies. In de internationale literatuur worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele (for-profit en non-profit) rechtsvormen niet geschikt genoeg zijn voor sociaal ondernemerschap. Bestaande rechtsvormen zijn namelijk gemaakt met het traditionele maatschappelijke model in het achterhoofd, met een striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit. Zodoende zijn steeds meer wetgevers wereldwijd overgegaan tot het creëren van aparte rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap, onder andere in de VS, het VK, Zuid Afrika, België, Italië, Finland, Portugal, Frankrijk en Polen. In Nederland bestaat er geen aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap. Nederlandse sociale ondernemingen maken gebruik van bestaande rechtsvormen. Uit eigen onderzoek en onderzoek van derden blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse sociale ondernemingen georganiseerd is als BV, al blijken de stichting en de combinatie van een BV met een stichting in de praktijk gebruikte alternatieven. Deze publicatie richt zich op de vraag of er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig is voor sociaal ondernemerschap. Deze publicatie brengt een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de oorsprong van rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap samen met een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV. Daarnaast worden sociale rechtsvormen uit de VS en het VK geanalyseerd: de CIC, L3C en Benefit Corporation. Deze worden vergeleken met de Nederlandse maatschappelijke onderneming, een voorgestelde rechtsvorm uit het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel uit 2009. Om de context van de praktijk mee te kunnen nemen in deze publicatie hebben 26 sociaal ondernemers deelgenomen aan een vragenlijst. Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en de onderzoeksresultaten is dat de stichting duidelijk kampt met tekortkomingen omtrent de mogelijkheid tot het aantrekken van kapitaal, ondanks het feit dat de Nederlandse stichting de sociale onderneming in staat stelt een commerciële onderneming te drijven en daarmee (veel) winst te maken. Het ontbreken van de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers en het verbod op uitkering van winst voor niet ideële doeleinden vormen belangrijke belemmeringen voor de sociale onderneming als stichting. Het aantrekken van kapitaal is om mee te beginnen al een van de grootste obstakels voor sociale ondernemingen, en de keuze voor de stichting
4
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
als rechtsvorm maakt het financieren van de sociale onderneming niet bepaald makkelijker. Over het algemeen lijkt de Nederlandse BV echter prima de mogelijkheid te bieden voor sociale ondernemingen om zich naar hun wensen juridisch te organiseren. Het aantrekken van risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitbetalen van rendement. Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn en zorgt het beginsel van belangenpluralisme ervoor dat meer dan alleen de (financiële) belangen van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. De praktische bezwaren van rechtsvormen met winstoogmerk zoals aangehaald in de internationale literatuur zijn minder van toepassing op de Nederlandse BV. De verplichting van het bestuur zich op winstmaximalisatie te richten is in Nederland in mindere mate aanwezig. De BV stelt de sociale onderneming in staat haar maatschappelijke doelstelling in de statuten te verankeren en daarmee een sociale onderneming te drijven. Toch zijn maar 43% van de ondervraagde sociale ondernemingen die georganiseerd zijn als BV tevreden met deze rechtsvorm. Een nog kleiner gedeelte (maar 36%) vindt de BV als rechtsvorm geschikt voor sociaal ondernemerschap. De helft vindt dan ook een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap in Nederland nodig of zelfs heel hard nodig. In totaal vindt zelfs 65% van de ondervraagde sociale ondernemingen een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig. Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en het eigen onderzoek is dat de BV een aantal voordelen mist waardoor sociale ondernemingen in de praktijk ontevreden zijn ondanks dat het misschien in principe wel een geschikte rechtsvorm is. De BV mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en regels omtrent kapitaalbescherming van de stichting waardoor in de praktijk blijkt dat het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties erg moeilijk is. Daarnaast kunnen sociale ondernemingen hun maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze kenbaar maken indien zij georganiseerd zijn als BV. Het statutair verankeren van het ideële doel is mogelijk bij de BV, echter staat dit de onderneming slechts toe om een maatschappelijk doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en zodoende het behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn. Het in de statuten verankerde maatschappelijke doel is namelijk kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor sociale ondernemingen georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn.
5
Society Impact KennisLAB
Uit dit onderzoek blijkt dat de volgende drie factoren door sociaal ondernemers het belangrijkst worden geacht bij de keuze voor een rechtsvorm: de sociale (maatschappelijke) uitstraling, de statutaire verankering van het maatschappelijke doel en de overeenkomst tussen de rechtsvorm en de waarden van de sociale onderneming. De BV excelleert in geen enkel van deze drie aspecten. Dit verklaart wellicht waarom sociaal ondernemers in de praktijk ontevreden zijn met de BV als rechtsvorm ondanks het feit dat de rechtsvorm prima de mogelijkheid biedt voor sociale ondernemingen om zich naar wens te organiseren. Zodoende lijkt een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap niet strikt noodzakelijk, echter zou het absoluut toegevoegde waarde hebben voor deze nog jonge, groeiende sector. Een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap biedt een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, faciliteert de toegang tot de kapitaalmarkt en draagt bij aan het verhelderen en verankeren van de balans tussen financiële en sociale impact. Daarnaast brengt een aparte rechtsvorm ook een groot stuk legitimiteit voor de sector met zich mee. Het zou een signaal zijn vanuit de wetgever dat sociaal ondernemerschap in Nederland als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden, net zoals dat in de ons omringende landen gebeurd.
6
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Inhoudsopgave
1 2 3
02 04
Voorwoord Samenvatting
09 09 11 13
Inleiding
14 14 18 18 19 20 21 22 23 24 24 25
De opkomst van sociaal ondernemerschap
26 26 26 26 27 28 28 29 29 30 30 31 31 31 32 32 33 33 34 34 35 35
Aparte rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap
.1 Rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap 1 1.2 Praktische en wetenschappelijke relevantie 1.3 Opbouw
2.1 Sociaal ondernemerschap 2.2 De oorsprong van rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap 2.2.1 De belangrijkste uitdagingen voor sociale ondernemingen in de praktijk 2.2.2 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen 2.2.3 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen 2.2.4 Conclusie 2.3 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap 2.3.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning 2.3.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt 2.3.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact 2.4 Conclusie
3.1 Toetsstenen 3.2 De CIC 3.2.1 Oprichting 3.2.2 Financiële aspecten 3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden 3.2.4 Transparantie 3.3 De L3C 3.3.1 Oprichting 3.3.2 Financiële aspecten 3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden 3.3.4 Transparantie 3.4 De Benefit Corporation 3.4.1 Oprichting 3.4.2 Financiële aspecten 3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden 3.4.4 Transparantie 3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming 3.5.1 Oprichting 3.5.2 Financiële aspecten 3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden 3.5.4 Transparantie
7
Society Impact KennisLAB
4 5 6
8
36 37 37 38 38 39
3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen 3.6.1 Oprichting 3.6.2 Financiële aspecten 3.6.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden 3.6.4 Transparantie 3.7 Conclusie
41 41 41 41 42 42 43 43 44 45 46 46 48
Sociaal ondernemen in Nederland: juridische analyse
50 50 52 55 57
Sociaal ondernemen in Nederland: praktijk onderzoek
58
Conclusie
62 63
Lijst van gebruikte afkortingen Literatuurlijst
4.1 Welke rechtsvormen gebruiken Nederlandse sociale ondernemingen? 4.2 De stichting als rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap 4.2.1 De stichting 4.2.2 De algemeen nut beogende instelling (ANBI) 4.2.3 De ondernemende- en de commerciële stichting 4.2.4 Conclusie 4.3 De BV als rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap 4.3.1 De BV 4.3.2 Belangenpluralisme 4.3.3 Conclusie 4.4 Alternatieve opties naast de stichting en de BV 4.5 Conclusie
5.1 De keuze voor een rechtsvorm 5.2 Tevredenheid met bestaande rechtsvormen 5.3 Noodzaak van een aparte rechtsvorm 5.4 Conclusie
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Hoofdstuk 1
INLEIDING 1
1.1 Rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap “Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and inclusive future
“We know instinctively that the state is often too inhuman,
for Europe” – José Manuel Barosso, voorzitter
monolithic and clumsy to tackle
Europese Commissie
our deepest social problems. We know that the best ideas
“Social business is the DNA for a new
come from the ground up, not the
economic order” – Staffan Nilsson, president
top down. We know that when
EU Economic and Social Committee
you give people and communities
(de Europese tegenhanger van de SER)
more power over their lives, more power to come together and work
“De industriële organisatie zal ons als mensheid niet meer verder helpen” – Herman Wijffels, oud-SER voorzitter
together to make life better – great things happen.” – David Cameron, Premier VK
Ondernemen om de wereld te verbeteren, dat is wat sociale ondernemingen doen. Ze verdienen geld door het verkopen van een product of dienst, maar sociale impact staat op de eerste plaats. Een sociaal onderneming is “een financieel zelfvoorzienende onderneming die primair een maatschappelijk doel nastreeft, met een verdienmodel dat omzet haalt uit producten of diensten en tegelijkertijd ook sociaal is intern en extern”.2 Of het nou het stimuleren van elektrisch rijden is of de integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, de sociale impact is bij sociale ondernemingen niet afhankelijk van giften of subsidies maar van een gezond business model. De sector is tegenwoordig niet meer weg te denken uit het economische landschap: sociaal ondernemerschap vertegenwoordigt meer dan zes miljoen banen en ruim 10% van het Europese bruto nationaal product.3 Wereldwijd worden er aparte rechtsvormen gecreëerd voor sociaal ondernemerschap.4 Er worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele for- en non-profit rechtsvormen niet geschikt genoeg zouden zijn voor deze opkomende vorm van ondernemen.5 Bestaande rechtsvormen zijn gecreëerd op grond van het traditionele
1
2 3 4 5
raag zou ik de volgende personen hartelijk willen bedanken voor hun aandeel in de G totstandkoming van deze publicatie: dr. Aloy Soppe, mr. Armand Kersten, mr. Sjoerd Kamerbeek, Nina Koopman, Frederike Vos, prof. Erik Stam, dr. Niels Bosma, prof. Brad Allen en Renée Frissen. Society Impact, 2013. Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30). Zie De Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011, Cooney 2012 en OECD, 2013. Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007, Bridge & Corriveau 2009, Kelley 2009 en Cooney, 2012.
9
Society Impact KennisLAB
maatschappelijke model met een striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit.6 Non-profit rechtsvormen kunnen meestal geen aandelen uitgeven, kennen geen of gelimiteerde winstuitkering en beperken vaak de mogelijkheid tot het ontplooien van commerciële activiteiten. Hierdoor wordt de toegang tot kapitaal beperkt door de keuze voor een non-profit rechtsvorm. Anderzijds zijn for-profit rechtsvormen primair op winst gericht, met in veel landen de verplichting ten opzichte van aandeelhouders om deze winst te maximaliseren. Bij deze rechtsvormen kan de sociale continuïteit in gevaar komen, mede aangezien traditionele beleggers vaak een marktconform rendement verwachten. Daarnaast geven commerciële rechtsvormen geen duidelijk sociaal signaal naar de markt. Al met al is het moeilijk voor sociale ondernemingen om met een commerciële rechtsvorm het sociale karakter uit te dragen en de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn. Rechtsvormen die een maatschappelijke- en commerciële aard combineren bestaan in enkele landen al geruime tijd. De Belgische Vennootschap met Sociaal Oogmerk (VSO) stamt uit 1995 en de Zuid-Afrikaanse Non-Profit Company (NPC), een kapitaalvennootschap die wel aandelen kan uitgeven maar geen dividend mag uitkeren, bestaat zelfs al sinds 1973. De recente wereldwijde opkomst van sociaal ondernemerschap heeft echter hernieuwde aandacht voor de tekortkomingen van bestaande rechtsvormen teweeg gebracht. Steeds meer wetgevers zijn recentelijk overgegaan tot het creëren van aparte rechtsvormen voor de sector. Binnen de EU kennen naast België ook Finland, Frankrijk, Italië, Polen, Portugal en het VK rechtsvormen die specifiek in het leven geroepen zijn om commerciële ondernemers met een maatschappelijk doel de ruimte te bieden.7 In het VK bestaat sinds 2005 de Community Interest Company, een commerciële rechtsvorm met specifieke elementen die de publieke doelstelling trachten te waarborgen voor de lange termijn. De VS kent zelfs twee verschillende rechtsvormen voor sociaal ondernemers, namelijk de Low-Profit Limited Liability Company en Benefit Corporation, welke stammen uit respectievelijk 2008 en 2010. In tegenstelling tot de vennootschapsrechtelijke ontwikkelingen in het buitenland bestaat er in Nederland geen aparte rechtsvorm speciaal voor sociaal ondernemerschap. In 2009 is er wel een wetsvoorstel ingediend ter oprichting van een commercieel-maatschappelijke rechtsvorm: de maatschappelijke onderneming.8 Het wetsvoorstel richtte zich op ondernemerschap op het snijvlak van publiek en privaat
6 7 8
10
Zie Billitteri, 2007. Zie OECD 2013. Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2 (“Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”).
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
met de nadruk op de sectoren onderwijs, zorg en huisvesting. Met het wetsvoorstel wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit het privaatrecht ondersteunen en verder helpen”.9 Echter is dit wetsvoorstel op 23 januari 2013 definitief ingetrokken.10 De behandeling lag al sinds eind 2009 stil en was omstreden.11 Het definitief intrekken van het wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming is op zijn minst opmerkelijk tegen de achtergrond van de geschetste ontwikkelingen in het buitenland. Nederlandse sociale ondernemingen maken gebruik van bestaande rechtsvormen, wat in de praktijk vaak neerkomt op de BV of de stichting. Gezien dit contrast tussen recente buitenlandse ontwikkelingen en de Nederlandse praktijk richt deze publicatie zich op de vraag of er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig is voor sociaal ondernemerschap. “Een aantal fondsen sluit bij voorbaat de BV uit van deelname. Dat is niet logisch. Een sociale onderneming die op termijn op eigen benen wil kunnen staan, maar in de groeifase een steuntje in de rug kan gebruiken, zou minstens zo veel aanspraak moeten kunnen maken op deze geldstromen. Juist het ondernemerschap dient gestimuleerd te worden, en niet het non-profit gehalte van de stichtingsvorm. Het werkt daarnaast ook oneigenlijk gebruik van stichtingsconstructies in de hand.” Van Hulley “Ons probleem is dat we in een stichting zitten, en niet beloond worden voor ons ondernemerschap als de Dam een succes wordt. We zijn dus niet volledig aan het ondernemen, en doen onszelf - vanwege de keuze voor de juridische structuur - tekort.” Stichting Dam
1.2 Praktische en wetenschappelijke relevantie Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat krijgt een steeds belangrijkere rol in de hedendaagse maatschappij. Sociaal ondernemen biedt in deze tijden van toenemende druk op overheidsfinanciën en verschuivende verhoudingen tussen burger, markt en overheid12 een welkome en noodzakelijke innovatie bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Activiteiten die de afgelopen decennia in het publieke domein lagen kunnen door middel van private initiatieven worden overgenomen. “Het publieke domein komt voor een deel in
9 10 11 12
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7. Volkskrant, 21 juli 2009: “Maatschappelijke onderneming is onding” http://www.volkskrant. nl/vk/nl/2680/Economie/archief/article/detail/337462/2009/07/21/Maatschappelijkeonderneming-is-onding.dhtml. Zie bijvoorbeeld ‘Terugtreden is Vooruitzien’, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 2013.
11
Society Impact KennisLAB
private handen”, aldus Jan-Peter Balkenende.13 De EC heeft sociaal ondernemerschap gemaakt tot een speerpunt van haar beleid. José Manuel Barosso stelt: “Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and inclusive future for Europe”.14 Eurocommissaris interne markt en diensten Michel Barnier benadrukt het belang dat de EC hecht aan de sector: “We want to use legal systems, budgets and financing to create the best possible ecosystem for social entrepreneurship”.15 Niet alleen in de praktijk, maar ook in de academische literatuur wordt het belang van onderzoek naar sociaal ondernemen onder andere door Kelley onderstreept: “I see no indication that [social enterpreneurship] is a mere flash in the pan or that it will do anything but expand in scope and importance in the coming years. Lawyers – and law professors – should face this fact and grapple with the emerging sector’s particular legal challenges”.16 Hoewel het fenomeen sociaal ondernemen in Nederland al langer bestaat, is de grote groei van de sector en daarmee de professionalisering van het veld een recente ontwikkeling. De opkomst van de sector zou ook in Nederland door de wetgever als een mogelijkheid gezien kunnen worden ter ondersteuning van de publieke taak van de overheid. Het faciliteren en stimuleren van sociaal ondernemen middels het vennootschapsrecht is van groots belang voor het bouwen van de 21e-eeuwse samenleving. Na het intrekken van het wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming is de toekomst van een maatschappelijke rechtsvorm in Nederland echter onzeker. Tegelijkertijd is er door Nederlandse wetenschappelijke auteurs nog maar relatief weinig geschreven over sociaal ondernemen en het recht, terwijl deze literatuur in het buitenland volop in ontwikkeling is. Naast drie artikelen van De Jongh et al., Timmerman et al. en Kamerbeek17 zijn er weinig Nederlandse juridische stukken verschenen over de sector. Deze publicatie stelt zich ten doel om de discussie over een rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap in Nederland zowel in het veld als in de wetenschap aan te wakkeren.
13 14 15 16 17
12
Zie Balkenende 2012, p. 1. oespraak van José Manuel Barosso, Voorzitter van de Europese Commissie op 18 novemT ber 2011. Zie: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-11-775_en.htm. Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30). Kelley 2009, p. 17. Zie Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011 en Kamerbeek 2012.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
1.3 Opbouw Hoofdstuk 2 gaat in op het fenomeen sociaal ondernemerschap en hoe deze vorm van ondernemen zich verhoudt tot het traditionele maatschappelijke speelveld. Daarna worden de redenen voor het creëren van aparte rechtsvormen voor de sector onderzocht op basis van een uitgebreide internationale literatuurstudie. In hoofdstuk 3 worden de CIC, L3C, Benefit Corporation (rechtsvormen uit het buitenland) en de maatschappelijke onderneming op systematische wijze met elkaar vergeleken. Hoofdstuk 4 gaat in op het gebruik van bestaande rechtsvormen door Nederlandse sociale ondernemingen. Dit komt in de praktijk vaak neer op de stichting, de BV of een combinatie daarvan.18 Zodoende richt dit hoofdstuk zich op een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV. Hoofdstuk 5 vult de inzichten uit het voorgaande hoofdstuk aan met resultaten uit eigen onderzoek naar de tevredenheid van Nederlandse sociale ondernemingen met bestaande rechtsvormen en hun wensen wat betreft een aparte rechtsvorm. Hoofdstuk 6 brengt vervolgens alle inzichten vanuit de voorgaande hoofdstukken samen voor het beantwoorden van de vraag of er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig is voor sociaal ondernemerschap.
18
Dit blijkt uit de Social Enterprise Monitor van Social Enterprise NL & McKinsey 2013.
13
Society Impact KennisLAB
Hoofdstuk 2
DE OPKOMST VAN SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP
In dit hoofdstuk staat de opkomst van sociaal ondernemerschap centraal. Op basis van een uitgebreide internationale literatuurstudie wordt er eerst ingegaan op wat een sociale onderneming is en wat de belangrijkste uitdagingen voor ondernemers binnen deze jonge, groeiende sector zijn. Daarna gaat het hoofdstuk in op de redenen achter de opkomst van aparte rechtsvormen voor sociaal ondernemen. 2.1 Sociaal ondernemerschap Ondanks de recentelijk gegroeide aandacht voor sociaal ondernemen is het geen nieuw concept. Al in 1973 werd door Etzioni in zijn artikel The Third Sector and Domestic Missions19 gesteld dat noodzakelijke vernieuwingen in de samenleving noch alleen door de staat noch alleen door de markt gekatalyseerd kunnen worden. Hij stelde een alternatieve vorm voor welke de efficiëntie van de ondernemende markt zou weten te combineren met de gerichtheid op het algemene welzijn van de staat. De EC lanceerde eind 2011 het Social Business Initiative waarmee het een gunstig klimaat wil scheppen voor de ontwikkeling van sociaal ondernemerschap in Europa. Hierin hanteert de EC de volgende definitie: “Een sociale onderneming, deelnemer in de sociale economie, is een onderneming die vooral een sociaal effect beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke winst voor de eigenaren of de aandeelhouders. Zij is actief op de markt en levert goederen en diensten op een ondernemers- en innovatieve wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor het realiseren van sociale doelstellingen aanwenden. Zij wordt op een verantwoorde en transparante wijze bestuurd, waarbij met name de werknemers, consumenten en de door haar commerciële activiteiten beïnvloede partijen worden betrokken”.20 Met andere woorden gebruikt een sociale onderneming de creativiteit, concurrentie en efficiëntie van de markt om een publiek doel na te streven. Sociale ondernemingen bevinden zich dan ook in een zogenoemde “vierde sector”, midden in het driedelige maatschappelijke speelveld van de overheid, de markt, en de non-profit sector. Sociaal ondernemen is op zichzelf niet beter of slechter dan de aanpak van overheid, commerciële bedrijven of non-profit instellingen, maar juist complementair. Het is er dan ook niet om de non-profit sector of de sociale economie te vervangen. De bedoeling is juist om de traditionele maatschappelijke
19 20
14
Zie Etzioni 1973. Zie COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ. do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
sectoren te overbruggen: maatschappelijke initiatieven, opgezet binnen de traditionele for-profit markt, met als doel het aanpakken van problemen die voorheen wellicht als de taak van de overheid gezien werden.21
Figuur 1 – Sociaal ondernemerschap in het midden van het maatschappelijke speelveld
Sociaal ondernemen gaat over de opkomst van “a new generation of hybrid organizations (…) in the fertile space between the corporate world, which is constrained by its duty to generate profits for shareholders and the non-profit world, which often lacks the market of efficiencies of commercial enterprise”.22 In de onderstaande figuur wordt onderscheid gemaakt tussen twee type doelstellingen: het creëren van financiële waarde (rechts) en het creëren van sociale waarde (links). Op basis hiervan worden de verschillen tussen non-profits, traditionele marktpartijen en sociale ondernemingen afgebakend.
Figuur 2 – De sociale onderneming als hybride organisatievorm23
21 22 23
Zie Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013. Zie Billitteri 2007, p. 2. Figuur uit McKinsey 2011.
15
Society Impact KennisLAB
Aan de linkerkant van het spectrum in Figuur 2 bevinden zich non-profit instellingen. Deze richten zich vaak alleen op het creëren van sociale waarde. Aan de rechterkant van het spectrum bevinden zich de traditionele marktpartijen die zich in de eerste plaats richten op creëren van financiële waarde. In het midden tussen deze twee uiteinden bevinden zich de sociale ondernemingen. Dit zijn not-only-for-profit companies welke zich in de eerste plaats richten op een sociale doelstelling maar wel financieel zelfvoorzienend zijn. Ondanks het feit dat sociale ondernemingen winstgevend of zelfs zeer winstgevend kunnen zijn is winstmaximalisatie niet het primaire doel. Het pro-actief creëren van positieve externe baten door middel van het drijven van een onderneming staat voorop. Dat daarbij (veel) winst gemaakt wordt is slechts een middel om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven.24 Het onderscheid met de non-profit instelling komt dan ook voort uit het feit dat de sociale onderneming financieel zelfvoorzienend is. Deze heeft namelijk een eigen verdienmodel op basis van het verkopen van een product of het aanbieden van een dienst. Dit in tegenstelling tot traditionele non-profit instellingen, welke hoofdzakelijk teren op giften of subsidies en daarnaast veelal adviesgevende of subsidieverlenende taken op zich nemen. Anders dan de meeste goede doelen opereren sociale ondernemingen als “echte” bedrijven in de “echte” markt.25 De sociale onderneming onderscheidt zich dan ook door haar duidelijke marktoriëntatie: het op innovatieve wijze zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van middelen in navolging van het te bereiken sociale doel.26 Sociaal ondernemen onderscheidt zich van de traditionele commerciële manier van ondernemen doordat het creëren van sociale waarde, en niet aandeelhouderswaarde, voorop staat. Een maatschappelijke verantwoorde commerciële onderneming is geen sociale onderneming omdat uiteindelijk aandeelhouderswaarde prioriteit heeft. Het algemene welzijn wordt in acht genomen naast het maximaliseren van aandeelhouderswaarde: people, planet and profit. Waar MVO zich in de eerste plaats richt op het beperken van de negatieve externe kosten van de commerciële bedrijfsvoering, is het doel van de sociale onderneming juist het proactief creëren van positieve externe baten.27 De maatschappelijk verantwoorde onderneming is bereid om sociale activiteiten te ontplooien zelfs als deze tot minder winst leiden. Bij de sociale onderneming is de maatschappelijke activiteit echter een onlosmakelijk onderdeel van de bottom-line: “Social entrepreneurs
24 25 26 27
16
Zie Timmerman et al. 2011 en Abu-Saifan 2012. Zie Timmerman et al. 2011, Social Enterprise NL 2012, en OECD 2013. Zie Nicholls en Cho 2006. Zie Timmerman et al., 2011.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
insist that their organizations’ multi bottom-line goals be written into their entities’ DNA, and that the commitment to social and/or environmental goals be permanent, not variable according to the vagaries of the market or the wishes of owners”.28 Bij sociaal ondernemen komt eerst de missie en dan pas de winst, en niet andersom.29 De meeste sociale ondernemingen zijn kleine en middelgrote ondernemingen actief op lokale markten. Anderen, zoals de Grameen Bank van Muhammad Yunus, zijn actief op grote schaal. Wereldwijd vindt sociaal ondernemerschap vooral plaats binnen sectoren zoals het milieu, onderwijs, economische ontwikkeling, mensenrechten, gezondheidszorg en maatschappelijke betrokkenheid.30 Volgens de Jongh et al. is de sociaal ondernemerschap een kat met vele staarten: “van ziekenhuis tot wereldwinkel, van Schiphol tot een fietsenwerkplaats voor dak- en thuislozen”.31 Nederland kent een actieve en groeiende sociale sector. Voorbeelden uit de Nederlandse markt zijn: Sociaal Hospitaal (doel: verbeteren van de kwaliteit van zorg voor probleemgezinnen en het optimaliseren van de financiering van deze zorg), Buzinezzclub (doel: begeleiden van jongeren tot 27 jaar naar een baan of het starten van een eigen onderneming), Gekopwerk (re-integratie van mensen met psychische en psychiatrische problematiek), Max Havelaar (doel: het verbeteren van de omstandigheden van koffieboeren), Tony Chocolonely (doel: het uitroeien van slavernij uit de cacaoketen), Netl (doel: het produceren van textiel uit brandnetels), Greendaddy (doel: het produceren van kleding van bamboe) en Specialisterren (doel: het werken met hoogbegaafde autisten als IT bedrijf). Stuk voor stuk zijn dit grotere of kleinere winstgevende bedrijven met ambitieuze groeiplannen, maar wel met een maatschappelijke doelstelling voorop. De winst zorgt er voor dat de initiatieven in stand gehouden kunnen worden en geborgd zijn voor de langere termijn. Sociaal ondernemerschap in Nederland richt zich hoofdzakelijk op zes sectoren: cleantech (klimaatverandering en de uitputting van grondstoffen), biosystemen (het eerlijk behandelen van dieren, het behoud van de natuur en het tegengaan van afval), economische ontwikkeling (sociale ongelijkheid en participatie van kansarmen), maatschappelijke integratie (re-integratie van mensen met een arbeidsachterstand en het bevorderen sociale cohesie), gezondheid (stijgende zorgkosten, obesitas en het welzijn van ouderen) en onderwijs (de kwaliteit van het onderwijs en de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven). Hiervan is de sector biosystemen veruit het grootst, deze vertegenwoordigt ongeveer een derde van de sector in Nederland.32
28 29 30 31 32
Zie Kelley 2009, p. 16. Zie SER 2005, McKinsey 2011 en Social Enterprise NL 2012. Zie Pirson 2009. Zie De Jongh et al. 2010, p. 206. Zie McKinsey 2011.
17
Society Impact KennisLAB
2.2 De oorsprong van rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap Wereldwijd worden er door wetgevers aparte rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap gecreëerd. De oorsprong van deze rechtsvormen ligt in de combinatie van de groeiende politieke aandacht voor sociaal ondernemerschap, de uitdagingen waar sociale ondernemingen in de praktijk tegenaan lopen en de tekortkomingen van conventionele for-profit en non-profit rechtsvormen in het gebruik door sociaal ondernemers.33 De uitdagingen en tekortkomingen die aan de oorsprong van deze aparte rechtsvormen staan worden in de volgende onderdelen besproken. 2.2.1 De belangrijkste uitdagingen voor sociale ondernemingen in de praktijk “We zitten nogal met de discussie over al dan niet een rechtsvorm. De (deel)gemeente gaat ervan uit dat je een stichting wordt om subsidies te krijgen. Wijzelf willen veel wendbaarder opereren, met een tijdelijk 'stuurschap' waarin de besluitvorming door een besluitvoorbereidende groep wordt voltrokken.” RO Transitieteam
In de literatuur worden drie belangrijke uitdagingen geïdentificeerd waar sociale ondernemingen in de praktijk tegenaan lopen: het aantrekken van financiering, het meten van sociale impact en de balans tussen financiële en sociale impact.34 Wat betreft financiering geven beleggers nog te vaak de voorkeur aan een goed rendement op een commerciële investering, waarbij vervolgens een deel van de opbrengst aan een goed doel geschonken wordt, boven het direct investeren in een sociale onderneming.35 Een tweede belangrijke uitdaging voor sociale ondernemingen is het meten van sociale impact. Deze impact is de kern van het bestaansrecht van sociaal ondernemerschap, en daarmee is het bewijzen dat de maatschappij beter af is dan voorheen cruciaal. Echter is dat nog een aanzienlijke uitdaging: “counting money is fairly simple; accounting for increases in societal well-being is more challenging and will require increased efforts in the future”.36 Het derde probleem komt voort uit de tweeledige doelstelling van sociale ondernemingen: het creëren van sociale waarde in de eerste plaats, en vervolgens het genereren van voldoende inkomsten om financieel zelfvoorzienend te zijn en eventuele beleggers van een rendement te voorzien. Deze tweeledige doelstelling leidt bij de
33 34 35 36
18
Zie De Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011, Cooney 2012 en OECD 2013. Samenvatting van inzichten uit Kelley 2009, Pirson 2009, Timmerman et al. 2011 en Cooney 2012. Zie Kelley 2009 en Timmerman et al. 2011. Zie Pirson 2009, p. 252.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
besluitvorming door het bestuur van de sociale onderneming tot een continu noodzakelijke afweging van soms tegenstrijdige belangen. Wanneer de belangen van beleggers prevaleren kan het publiek doel hieronder lijden. Wanneer het publiek doel het enige is dat lijkt te tellen bij het bestuur kunnen (potentiële) beleggers hun belangstelling verliezen.37 Naast deze algemene uitdagingen liggen ook een aantal specifieke tekortkomingen van conventionele for-profit en non-profit rechtsvormen in het gebruik door sociaal ondernemers ten grondslag aan de opkomst van aparte rechtsvormen. 2.2.2 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen Non-profit rechtsvormen worden vaak gevormd met een bepaalde maatschappelijke doelstelling. Ze kennen meestal geen aandeelhouders en winstuitkering is vaak niet of maar beperkt mogelijk. Winst die door de non-profit wordt gemaakt moet grotendeels geherinvesteerd worden in de maatschappelijke doelstelling.38 Er is geen eenvoudige manier voor durfkapitalisten of andere winstgerichte beleggers om een aandelenbelang te verwerven in ruil voor (groei)kapitaal.39 Hierdoor wordt de toegang tot de kapitaalmarkt beperkt en de uitdaging omtrent het financieren van de sociale onderneming alleen maar groter. Non-profit rechtsvormen blijken in de praktijk over het algemeen niet winstgericht genoeg voor sociale ondernemingen. Sociale ondernemingen hebben een tweeledig doel: het creëren van sociale waarde in de eerste plaats, en vervolgens het genereren van voldoende inkomsten om financieel zelfvoorzienend te zijn. Deze tweeledige doelstelling leidt bij de besluitvorming door het bestuur van de sociale onderneming tot een continu noodzakelijke afweging van soms tegenstrijdige belangen. Het bestuur van een non-profit is verplicht om primair aandacht te vestigen op de sociale missie en niet op het drijven van een gezonde winstgevende bedrijfsvoering. Bromberger benadrukt dat er bij non-profit rechtsvormen wel een bestuur is dat zich bezighoudt met de sociale missie maar geen aandeelhouders die gewicht kunnen geven aan de minstens zo belangrijke winstdoelstelling bij de sociale onderneming.40 Daarnaast mogen er bij veel non-profit rechtsvormen maar in beperkte mate commerciële methoden ingezet worden om winst te maken. Om hun belastingvrije status te behouden mogen Amerikaanse charities zich bijvoorbeeld niet bezighouden met activiteiten die niet direct gerelateerd zijn aan hun charitatieve doelstelling.41 Ook bestuurders kunnen maar een beperkte bezoldiging ontvangen aangezien
37 38 39 40 41
Zie Timmerman et al. 2011. Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Kelley 2009. Zie Bromberger 2007, Kelley 2009, Cooney 2012. Zie Bromberger 2007. Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Bridge & Corriveau 2009.
19
Society Impact KennisLAB
privaat voordeel uit charitatieve middelen strikt verboden is.42 Over het algemeen zijn internationale juridische auteurs het eens dat non-profit rechtsvormen (te) veel beperkingen met zich meebrengen voor sociaal ondernemerschap. 2.2.3 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen “Goede doelen nastreven in een rechtsvorm die mensen in eerste instantie associëren met winst maken en geld verdienen, de BV, voelt toch wat ongemakkelijk. Tegelijk is die combinatie juist ook wel weer aantrekkelijk omdat het uitlokt tot gesprek, omdat het de terechte vraag stelt welk verdienmodel er schuil gaat achter een onderneming die sociale doelen met een gezonde bedrijfsvoering wil combineren.” Prof.dr. Mark van Twist. Bestuurder van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en directeur van het aldaar gevestigde Centrum voor Sociaal Ondernemerschap.
Traditionele commerciële ondernemingen worden voornamelijk gevormd om winst te genereren voor aandeelhouders. De keuze voor een for-profit rechtsvorm leidt daardoor tot beperkte of verminderde toegang tot traditioneel non-profit kapitaal als subsidies, giften of donaties. Daarnaast dragen bestuurders vaak in beginsel de wettelijke verplichting om winst te verkiezen boven een eventueel maatschappelijk belang. Zodoende zijn zij kwetsbaar als het geld van beleggers wordt gebruikt voor niet-zakelijke doeleinden. Ondernemers die hun sociale onderneming in Angelsaksische landen organiseren als for-profit rechtsvorm vrezen dan ook aansprakelijkheid ten opzichte van aandeelhouders voor het nalaten van winstmaximalisatie.43 In Angelsaksische landen zijn de bezwaren tegen commerciële rechtsvormen namelijk nog sterker. Deze landen worden gekenmerkt door een rechtssysteem waarin bestuurders in de eerste plaats de belangen van aandeelhouders dienen te behartigen. Een sprekend voorbeeld uit de Amerikaanse rechtspraktijk is de door aandeelhouders gedwongen verkoop van Ben & Jerry’s aan Unilever in 2000. De twee oprichters van het destijds beursgenoteerde Ben & Jerry’s wilden niet dat hun “for-profit corporation that seemingly did not put profits first” in handen zou komen van Unilever. Ze vreesden het verlies van de sociale missie van de onderneming. Toch besloten zij als bestuurders in te stemmen met de verkoop aan de hoogste bieder (Unilever) uit angst voor blootstelling aan aansprakelijkheid wegens het niet kiezen voor winstmaximalisatie. Sinds dit sprekende voorbeeld uit de praktijk
42 43
20
Zie Bromberger 2007, Bridge & Corriveau 2009. Zie Kelley 2009, Gottesman 2007, Cooney 2012 en Clark & Vranka 2013. In de VS zijn bestuurders van een corporation verplicht om te handelen in het belang van hun aandeelhouders: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding, Inc.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
is in de VS de vraag opgekomen hoe ondernemingen gedreven door een sociale missie dienen te overleven in een rechtsmodel gebaseerd primair op aandeelhouderswaarde.44 Aandeelhouders zouden er ex-ante voor kunnen kiezen om van een deel van de winst af te zien voor maatschappelijke doeleinden, echter is het vaak moeilijk dit vast te leggen. Een verandering van eigendom of zeggenschap of een daling van de winst kan het publieke doel naar de achtergrond doen laten verdwijnen.45 In principe is er geen reden waarom een commerciële onderneming geen maatschappelijk doel in haar statuten zou kunnen opnemen. Echter zou dit de onderneming slechts toestaan het publieke doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en het behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn.46 Ook kunnen sociale ondernemingen moeilijk hun maatschappelijke betrokkenheid op geloofwaardige wijze kenbaar maken als zij gekozen hebben voor een winstgerichte rechtsvorm. Er is geen gestandaardiseerde manier om de maatschappelijke beweringen van bedrijven te certificeren om ‘echte’ sociale ondernemingen te scheiden van organisaties die de maatschappelijke uitstraling gebruiken als marketing.47 2.2.4 Conclusie “We moeten nadenken over hoe we de sociale ondernemers uit de "zielige" hoek kunnen krijgen. Het is de vraag of dat via een aparte rechtsvorm zal lukken. ” Mohamed Bouker. Senior Manager EMEIA Financial Services. Ernst & Young Advisory
Zodoende worden er in de internationale literatuur belemmeringen geïdentificeerd bij het gebruik van conventionele rechtsvormen door sociale ondernemingen. Enerzijds compliceert de keuze voor de non-profit vorm de toegang tot de kapitaalmarkt, anderzijds biedt de for-profit rechtsvorm niet genoeg verankering van de maatschappelijke doelstelling om deze te waarborgen op de langere termijn. De hieraan voorafgaand aangehaalde tekortkomingen van generieke for- en non-profit rechtsvormen worden in het volgende overzicht samengevat.
44 45 46 47
Page & Katz 2010. Zie Bridge & Corriveau 2009. Zie Bromberger 2007. Zie Gottesman 2007.
21
Society Impact KennisLAB
Figuur 3 – Tekortkomingen van conventionele rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap48
Duidelijk mag zijn dat beide type rechtsvormen niet volledig overeenkomen met de hybride doelstellingen van sociaal ondernemerschap. Geen van de twee weet het creëren van sociale waarde te verenigen met winstgerichtheid in één rechtsvorm. Naast de aparte tekortkomingen van zowel for-profit als non-profit rechtsvormen, onderstrepen Timmerman et al. de verhoogde transactie- en oprichtingskosten die nodig zijn om bestaande rechtsvormen in te richten volgens de specifieke wensen van sociaal ondernemers. Een nieuwe rechtsvorm zou in eerste instantie al deze kosten kunnen reduceren door een uitonderhandeld pakket aan interne en externe regels te bieden dat afgestemd is op de specifieke wensen van sociaal ondernemers.49 Maar in de literatuur worden nog verdere voordelen van een aparte rechtsvorm aangehaald. 2.3 D e voordelen van een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap “Het is zeker belangrijk dat de Nederlandse regering het belang van sociaal ondernemerschap ondersteunt. Dit zou ook kunnen via betere toegang tot innovatieregelingen. Deze regelingen zijn vaak opgesteld voor technische bedrijven, terwijl innovaties van sociale ondernemers vaak op andere domeinen tot stand komen. Research & innovatie of ontwikkelde methodiek is nu lastig op te voeren of in regelingen vergoed te krijgen.” Buzinezzclub
De internationale literatuur over rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap kent een aantal steeds terugkerende redenen die ten grondslag liggen aan verschillende pleidooien voor een aparte sociale rechtsvorm.
48 49
22
p basis van Bromberger 2007, Gottesman 2007, Bridge & Corriveau 2009, Kelley 2009 O en Cooney 2012. Zie Timmerman et al. 2011.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
2.3.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning “Het zou een goede zaak zijn als we een duidelijker onderscheid kunnen maken tussen overdracht-gefinancierde maatschappelijke organisaties (die grotendeels inkomsten krijgen uit filantropie waarbij mensen betalen voor diensten die ze NIET zelf krijgen) en ‘eigen bijdrage’ –gefinancierde maatschappelijke organisaties (die grotendeels inkomsten krijgen via klanten die voor diensten betalen die ze WEL zelf krijgen). Of dat een nieuwe rechtsvorm nodig heeft of dat dit kan met een juiste verhouding BV, stichting en Vereniging is voer voor juristen.” Prof.dr. Lucas Meijs. Hoogleraar Strategische Filantropie, Erasmus Centre for Strategic Philanthrophy, Rotterdam School of Management
Sociaal ondernemerschap heeft zich nog niet gevestigd als de gangbare manier van ondernemen. De nog relatief jonge sector heeft veel voordeel te behalen bij de erkenning en herkenning die een aparte rechtsvorm zou bieden. Kelley benadrukt de voordelen van “a recognizable brand for hybrid organizations”.50 Billitteri schrijft over “a coherent and marketable image of what it means to be a social enterprise organization—a brand, that is identifiable in the marketplace and reassuring to a wide segment of the public”51 en het belang van “identification, validation, and visibility” voor de sector.52 Gottesman beargumenteert dat “creating a new, visible, formal designation, would allow businesses to signal their commitments more effectively”.53 Bridge & Corriveau onderstrepen dat een aparte rechtsvorm “[would] raise the profile of community enterprise”54, waardoor er meer activiteit rond sociaal ondernemerschap wordt aangetrokken, niet alleen in de vorm van kapitaal maar ook in de vorm van interesse vanuit (potentiële) werknemers, klanten en partners. Zij voegen daar aan toe dat een aparte rechtsvorm ook een stuk legitimiteit voor de sector met zich meebrengt; bevestiging vanuit de wetgever dat sociaal ondernemerschap als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden. Ook Timmerman et al. onderstrepen het belang hiervan: “a legal entity specifically designed for social enterprises can also be used by a social entrepreneur as a way of establishing an easily recognizable identity in the market place”.55 Hierdoor zouden sociale ondernemingen zich op een positieve manier kunnen profileren ten opzichte van traditionele ondernemingen. Dit kan de sector een competitief voordeel opleveren bij het aantrekken van klanten en werknemers.
50 51 52 53 54 55
Zie Kelley 2009, p. 28. Zie Billitteri 2007, p. 7. Zie Billitteri 2007, p. 11. Zie Gottesman 2007, p. 351. Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8. Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
23
Society Impact KennisLAB
2.3.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt “Zou het niet eenvoudiger zijn om direct fiscale regelingen in te voeren voor giften, subsidies en donaties voor de goede doelen van een BV in plaats van de omslachtige weg te kiezen via een nieuwe rechtsvorm?” Prof.dr. Gerd Junne. The Network University (TNU)
Naast het bieden van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning kan een aparte rechtsvorm ook een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt voor sociale ondernemingen faciliteren. Carter & Man onderstrepen het belang van “find[ing] new ways to raise capital and/ or income streams for carrying on charitable endeavours [...] by issuing shares, paying dividends, paying a return on investments”.56 Gottesman benadrukt dat “a legal form that would allow organizations to attract equity capital and to pursue social aims would help recalibrate the flow of money to social organizations”.57 Bridge & Corriveau beargumenteren dat een aparte rechtsvorm “enables and encourages the investment of private wealth in community projects – a combination with enormous potential”.58 Kelley claimt dat “sources of patient SRI capital will expand further when social enterprise devises a distinctive brand for itself and when social entrepreneurs find a way to ensure such investors that their capital will remain [in] the social enterprise stream and not be converted into private wealth”.59 Aangezien het aantrekken van financiering als een van de grootste obstakels wordt ervaren door sociale ondernemingen is dit een belangrijk voordeel. 2.3.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact Een derde voordeel is dat een aparte rechtsvorm de balans tussen financiële en sociale impact binnen de sociale onderneming kan verhelderen. Billiteri beargumenteert dat een aparte rechtsvorm bij zou dragen aan “figuring out where the line lies between social enterprise and purely commercial interest”.60 Het zou sociale ondernemingen de voordelen geven van het aantrekken van risicodragende beleggers, zonder gebonden te zijn aan “the demands of short-term profit maximization [...] leaving boards empowered to keep their focus on serving the long-term health of the company, its customers, and its stakeholders”.61 Volgens Gottesman geeft een rechtsvorm sociaal ondernemers “the opportunity to institutionalize their commitments
56 57 58 59 60 61
24
Zie Carter & Man 2009, p. 48. Zie Gottesman 2007, p. 349. Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8. Zie Kelley 2009, p. 26. Zie Billiteri 2007, p. 10. Zie Billiteri 2007, p. 15.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
to goals beyond profit”.62 Dit geeft sociale ondernemingen de rust om een stabiele, duurzame – en daardoor effectievere – maatschappelijke strategie uit te zetten. Timmerman et al. beargumenteren dat “company law can regulate the dual purpose problem by defining the rights and obligations of directors and shareholders”.63 2.4 Conclusie “Mensen met een sociale en een ondernemerschapsgeest blijken in wijken en buurten veel tot stand te kunnen brengen en op die manier de leefbaarheid van buurten te vergroten. Daar zijn mooie voorbeelden van. Die laten ons ook zien dat het belangrijk is om te investeren in bewustwording, kennis en bekendheid voor, door en over maatschappelijk ondernemers. Als rijk doen we dit door waar mogelijk randvoorwaarden te faciliteren, (regel)knelpunten te onderzoeken en waar mogelijk weg te nemen.” Inge Vossenaar. Directeur Woon en Leefomgeving, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bij de keuze tussen bestaande rechtsvormen blijken noch pure for-profit vormen, noch pure non-profit vormen vaak niet helemaal geschikt voor sociale ondernemingen. Beide soorten rechtsvormen komen niet volledig overeen met de hybride doelstellingen van de sociale onderneming. Bij de keuze voor een non-profit vorm wordt een sociale onderneming belemmerd in de mogelijkheden tot het ophalen van kapitaal. Anderzijds worden sociale ondernemingen bij de keuze voor een for-profit vorm belemmerd door de winstgerichte aard van deze vorm. Verschillende auteurs benadrukken dan ook het belang van een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap. De voordelen van een aparte rechtsvormen liggen veelal op drie verschillende gebieden: het creëren van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, het verbeteren van de toegang tot de kapitaalmarkt en het duidelijk uiteen zetten van een heldere balans tussen financiële en sociale impact. Gezien de nadelen van bestaande traditionele rechtsvormen voor sociale ondernemingen en de voordelen die een aparte rechtsvorm zou bieden gaan steeds meer wetgevers wereldwijd over tot het creëren van aparte rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap. In het volgende hoofdstuk worden een aantal van deze rechtsvormen geanalyseerd.
62 63
Zie Gottesman 2007, p. 351. Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
25
Society Impact KennisLAB
Hoofdstuk 3
APARTE RECHTSVORMEN VOOR SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP
Dit hoofdstuk richt zich op aparte rechtsvormen die zijn gecreëerd voor sociaal ondernemerschap en hoe deze zich verhouden tot het Nederlandse wetsvoorstel maatschappelijke onderneming. Eerst worden de toetsstenen uiteengezet waarmee de verschillende rechtsvormen worden vergeleken. Daarna komt in §3.2 de CIC (VK) aan bod, wordt in §3.3 de Amerikaanse L3C bekeken en gaat §3.4 in op de modelwetgeving van de nieuwste juridische innovatie op het gebied van sociaal ondernemen: de Benefit Corporation. Dit zijn de meest recente juridische ontwikkelingen op het gebied van rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap. Daarna wordt ingegaan op het Nederlandse wetsvoorstel maatschappelijke onderneming. In §3.6 worden de belangrijkste elementen van deze verschillende rechtsvormen op een rij gezet en met elkaar vergeleken. 3.1 Toetsstenen De verschillende rechtsvormen in dit hoofdstuk worden vergeleken aan de hand van de volgende vier toetsstenen: oprichting, financiële aspecten, regelingen omtrent bestuur, toezicht en belanghebbenden en eisen omtrent de transparantie. 3.2 De CIC De Community Interest Company (CIC) is in het VK in het leven geroepen op grond van Deel 2 van de Companies (Audit, Investigations and Community Enterprise) Act uit 2004.64 Daarnaast staan er belangrijke regelingen in de Community Interest Company Regulations 200565, welke gewijzigd zijn in 2009.66 3.2.1 Oprichting De Act creëert de CIC als een modaliteit van een company limited by shares dan wel een company limited by guarantee.67 De eerste duidt op commerciële kapitaalvennootschappen vergelijkbaar met de
64 65 66 67
26
ierna: Act, zie http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2004/27/pdfs/ H ukpga_20040027_en.pdf. Hierna: Regulations 2005, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2005/1788/pdfs/ uksi_20051788_en.pdf. Hierna: Regulations 2009, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2009/1942/pdfs/ uksi_20091942_en.pdf. Art. 26 Act.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Nederlandse BV (ltd) of BV (plc). De company limited by guarantee kennen wij in Nederland niet. Het is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid met een of meer leden die zich tot een bepaald maximum garant hebben gesteld voor de schulden van de vennootschap, meestal £1. Naast het oprichten van een nieuwe CIC68 kunnen ook bestaande kapitaalvennootschappen zich omzetten tot CIC69 alsook bestaande charities.70 Om een CIC te mogen worden moet de Community Interest Test afgenomen worden.71 Een onderneming voldoet aan deze test “if a reasonable person might consider that its activities are being carried on for the benefit of the community”.72 In deze toets wordt drie hoofdzaken meegenomen: de onderliggende doelstelling van de CIC, de activiteiten die de CIC van plan is te gaan ontplooien en wie er van deze activiteiten profijt zal hebben. Het primaire doel van de CIC moet het dienen van een extern maatschappelijk belang zijn, buiten de individuen die eigenaar, bestuurder of werknemer zijn van de CIC. Politieke activiteiten mogen niet middels een CIC ontplooid worden.73 Het is niet per se noodzakelijk dat iedere door de CIC ontplooide activiteit op zichzelf het maatschappelijke belang dient, echter is het belangrijk dat alles dat ondernomen wordt door de CIC terug te redeneren is naar deze doelstelling.74 3.2.2 Financiële aspecten Een belangrijk kenmerk van de CIC is de asset lock, een mechanisme waarbij het maatschappelijke kapitaal wordt veiliggesteld. Deze vermogensklem verbiedt de distributie van activa of winst in het bezit van de CIC aan derden op niet marktconforme wijze: “The company shall not transfer any of its assets other than for full consideration”.75 Uitzonderingen gelden als de winst of activa ten goede komen aan de community dan wel aan een andere asset-locked body, zijnde een CIC of een charity.76 Deze klem dient sociaal bewogen beleggers vertrouwen te bieden dat hun investering niet zal worden misbruikt. Indien de CIC als modaliteit van een kapitaalvennootschap wordt opgericht kent de wettelijke regeling een dividend cap.77 Deze limiteert de uitbetaling van dividend aan aandeelhouders tot een maximum.
68 69 70 71 72 73 74 75 76 77
Art. 36 Act. Art. 37-38 Act. Art. 39-40 Act. Art. 36 lid 5 sub b Act jo. art. 35 Act. Art. 35 lid 2 Act. Art. 3 Regulations 2005. CIC Regulator 2010. Art. 8 jo. Schedule 2-3 Regulations 2005. Art. 1 lid 2 Schedule 2-3 Regulations 2005. Art. 30 Act.
27
Society Impact KennisLAB
In beginsel mogen CICs geen uitkeringen doen: “Community interest companies must not distribute assets to their members unless regulations make provision authorising them to do so”.78 Dit is gereguleerd als een maximum dividend per aandeel en een maximum totaal dividend van 35% van de vrij uitkeerbare reserves.79 Het maximum dividend per aandeel wordt berekend als percentage van het gestorte kapitaal op het aandeel. In de 2005 Regulations was dit de base lending rate van de Bank of England plus 5%, maar dit is na een consultatieronde in 2009 aangepast tot 20%.80 3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De Act roept de CIC Regulator in het leven.81 Deze dient richtsnoeren uit te geven en hulp te bieden rondom CICs.82 Het hoofddoel van de CIC Regulator is “to maintain confidence in community interest companies”.83 Hiervoor heeft de Regulator vergaande bevoegdheden om in te grijpen bij een CIC onder andere bij wanbeleid, bij het veilig stellen van het maatschappelijke kapitaal of wanneer de CIC niet meer aan de Community Interest Test zou voldoen.84 De Regulator heeft onderzoeksbevoegdheid, auditbevoegdheid en de bevoegdheid om een civiele procedure te starten in naam van een CIC.85 Daarnaast kan de Regulator bestuurders van een CIC ontslaan en nieuwe bestuurders benoemen.86 De Regulator mag ook ingrijpen in de bezittingen van een CIC, beperkingen leggen op haar transacties, aandelen in het kapitaal van een CIC (tijdelijk) overdragen aan daarvoor aangewezen personen of bij de rechter een aanvraag doen tot ontbinding en liquidatie van een CIC.87 3.2.4 Transparantie Het bestuur van een CIC moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten middels het deponeren van een CIC Report bij de Engelse Kamer van Koophandel.88 Hierin moet in ieder geval opgenomen worden een verslag van hoe de activiteiten van de CIC de gemeenschap (community) hebben gediend en de stappen die genomen zijn
78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88
28
Art. 30 lid 1 Act. Art. 30 lid 2 Act jo. Art. 22 lid 1 Regulations 2005. Art. 22 lid 1 sub a Regulations 2005. Art. 27 lid 1 Act. Art. 27 lid 5 Act. Art. 41 lid 1 Act. Art. 41 lid 3 Act. Respectievelijk art. 42 Act, art. 43 Act en art. 44 Act. Art. 45-46 Act. Respectievelijk art. 48 Act, art. 49 Act en art. 50 Act. Art. 34 Act.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
om belanghebbenden te betrekken bij deze activiteiten. Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders worden vermeld en de hoeveelheid uitbetaalde dividend en rente.89 3.3 De L3C Sinds 2008 experimenteren een groot aantal Amerikaanse staten met de L3C (Low-Profit Limited Liability Company). Na de eerste introductie in 2008 in Vermont hebben tot dusver acht staten en twee Indiaanse stammen de L3C ingevoerd als rechtsvorm.90 3.3.1 Oprichting De L3C is een modaliteit van de Amerikaanse Limited Liability Company (LLC) met maar enkele kleine wijzigingen. De LLC is een flexibele winstgerichte samenwerkingsvorm met beperkte aansprakelijkheid en de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen. De L3C dient, bovenop de wettelijke eisen die worden gesteld voor de standaard LLC, haar maatschappelijke doelstelling in de statuten te benoemen. Om te kunnen kwalificeren als L3C is het verplicht dat de onderneming “significantly furthers the accomplishment of one or more charitable or educational purposes within the meaning of Section 170(c)(2)(B) of the Internal Revenue Code of 1986, 26 U.S.C. § 170(c)(2)(B)”.91 Dit artikel van de Internal Revenue Code uit 1986 doelt op organisaties die opereren “exclusively for religious, charitable, scientific, literary, or educational purposes, or to foster national or international amateur sports competition (but only if no part of its activities involve the provision of athletic facilities or equipment), or for the prevention of cruelty to children or animals”.92 Daarnaast mag de L3C niet op enigerlei significante wijze gericht zijn op het maken van winst93, noch mag zij opgericht zijn met het oog op het bevorderen van politieke of wetgevende doeleinden.94 Als de L3C aan één van de voorgaande eisen niet meer voldoet, vervalt onmiddellijk de L3C status en gaat de onderneming verder als ‘gewone’ LLC.95 Hierdoor vervallen de voordelen van directe aansluiting bij bovengenoemde federale fiscale wetgeving.
89 90 91
92 93 94 95
Art. 26 Regulations 2005. oor meer informatie, zie: http://www.americansforcommunitydevelopment.org/legislaV tion.html 11 VSA § 3001(27)(A). Dit staat voor art. 3001 lid 27 sub a van Titel 11 van de Vermont Statutes Annotated (VSA). Omdat Vermont de eerste staat was waar de L3C geintroduceerd is, is deze juridische analyse gebaseerd op deze wetgeving voor de L3C: zie http:// www.leg.state.vt.us/statutes/fullsection.cfm?Title=11&Chapter=021&Section=03001. IRC 1986 § 170(c)(2)(B). 11 VSA § 3001(27)(B). 11 VSA § 3001(27)(C). 11 VSA § 3001(27)(D).
29
Society Impact KennisLAB
3.3.2 Financiële aspecten De nauwe verplichte doelomschrijving genoemd in het vorige onderdeel sluit aan bij Amerikaanse federale fiscale wetgeving om zo het aantrekken van program-related investments (PRIs) te faciliteren. Amerikaanse federale fiscale wetgeving verplicht private foundations om ieder jaar 5% van hun kapitaal te besteden aan charitatieve doeleinden. Om aan deze 5%-eis te voldoen mogen deze foundations giften of PRIs uitgeven, waarbij PRIs mogelijk rendement bieden. De mogelijkheid om deze zogeheten PRIs aan de trekken is de kern van de L3C. De L3C is gebouwd voor een gelaagde kapitaalstructuur met verschillende categorieën beleggers die instappen tegen verschillende risico-rendementsverhoudingen. De PRI-tier belegging ontvangt geen of een laag financieel rendement en richt zich op het sociale rendement. Vervolgens is de socially responsible investment (SRI)-tier bereid om een lager dan marktconform rendement te ontvangen zolang de L3C sociale waarde creëert. Deze opzet maakt het mogelijk om in de marktconforme-tier beleggingen aan te trekken van traditionele private beleggers van risicodragend kapitaal. Uitgifte van aandelen is mogelijk bij de L3C, en er zijn geen wettelijke beperkingen op de uitkering van winst. Als gevolg van deze gelaagde kapitaalstructuur is het mogelijk om een marktconform rendement uit te keren aan een bepaalde categorie beleggers ondanks het feit dat het rendement van de gehele onderneming beneden marktconform ligt. In tegenstelling tot de CIC, die het rendement voor alle beleggers aan banden legt middels gelimiteerde winstuitkering, is het doel van de L3C om low-profit beleggingen aan te trekken van foundations om zodoende marktconforme rendementen te kunnen bieden aan conventionele beleggers die wellicht niet gemotiveerd worden door de maatschappelijke doelstelling.96 3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden Traditionele LLCs worden beheerst door een operating agreement tussen de leden (lees: members) van de LLC.97 Bij de L3C dienen de voorwaarden van deze operating agreement de maatschappelijke aard van het werk van de entiteit te garanderen. De operating agreement bevat regelingen die de verplichtingen van bestuurders jegens aandeelhouders uiteen zetten en zorgt voor duidelijkheid rondom de maatschappelijke doelstelling. Zodoende wordt deze doelstelling
96 97
30
Zie Kelley 2009 en Cooney 2012. oor een model van een L3C operating agreement, zie: http://www.americansforcommuV nitydevelopment.org/downloads/Model%20L3C%20Articles%20of%20Organization%20 &%20OA%20-%20Vermont%20v2.pdf.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
gewaarborgd tegen de dominantie van het maximaliseren van aandeelhouderswaarde in het Amerikaanse rechtssysteem. 3.3.4 Transparantie Er zijn geen extra eisen omtrent transparantie of (maatschappelijke) verslaggeving bij de L3C. 3.4 De Benefit Corporation De Benefit Corporation is in de VS tot dusver in 15 staten aangenomen en is in nog 13 andere staten in het parlement geïntroduceerd.98 De Benefit Corporation is “a new class of corporation that [is] required to create a material positive impact on society and the environment and to meet higher standards of accountability and transparency”.99 Deze wetgeving is tot stand gekomen op basis van modelwetgeving uitgevaardigd door non-profit instantie B Lab.100 B Lab ontwikkelde eerst het keurmerk B Corporation voor commerciële bedrijven die vrijwillig voldoen aan bepaalde normen en prestaties op het gebied van duurzaamheid, transparantie en verslaggeving. Naast het toekennen van deze certificering voert B Lab campagne voor de invoering van Benefit Corporation wetgeving in zo veel mogelijk Amerikaanse staten.101 3.4.1 Oprichting Naast dat de modelwet de oprichting van een nieuwe Benefit Corporation regelt102, kunnen ook bestaande corporations zich omzetten tot deze rechtsvorm.103 Een Benefit Corporation moet zichzelf ten doel stellen om een general public benefit na te streven, optioneel aangevuld met één of meerdere specific public benefits.104 General public benefit wordt gedefinieerd als “a material positive impact on society and the environment, taken as a whole, assessed against a third-party standard, from the business and operations of a benefit corporation”.105 Eventuele specifieke publieke doelen kunnen inhouden het ondersteunen van achtergestelde individuen, het bevorderen van arbeidsparticipatie, het beschermen van het milieu, het verbeteren
98 Per 14 mei 2013, zie: http://benefitcorp.net/state-by-state-legislative-status. 99 What is a Benefit Corp?, zie www.bcorporation.net. 100 Hierna: Modelwet, zie http://benefitcorp.net/storage/documents/Model_Benefit_ Corporation_Legislation.pdf.
101 Voor meer informatie zie: www.bcorporation.net 102 Art. 103 Modelwet. 103 Art. 104 Modelwet. 104 Art. 201(a) en (b) Modelwet. 105 Art. 102 Modelwet.
31
Society Impact KennisLAB
van de volksgezondheid, het bevorderen van kunst of wetenschap of het versterken van kapitaalstromen naar maatschappelijk georiënteerde ondernemingen.106 3.4.2 Financiële aspecten De Benefit Corporation kent net als de traditionele Amerikaanse corporation de mogelijkheid om aandelen uit te geven. In tegenstelling tot de CIC kent de Benefit Corporation geen specifieke beperkingen omtrent het kapitaal. Er is geen sprake van een vermogensklem noch van een maximum op de uitkeerbare winst. 3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De modelwet bevestigt dat het nastreven van de in de statuten opgenomen generieke en specifieke publieke doelen “in the best interests of the benefit corporation” is.107 Dit wordt expliciet benadrukt gezien de verplichting van bestuurders van Amerikaanse corporations om in het belang van aandeelhouders te handelen. De bestuurder van een Benefit Corporation is verplicht om naast de belangen van aandeelhouders in ieder geval ook de belangen van werknemers, klanten, de gemeenschap en het milieu mee te nemen bij besluitvorming.108 De statuten van de Benefit Corporation kunnen één van deze belanghebbenden zelfs prioriteit geven en voorop stellen boven andere belangen.109 Deze verplichting gaat in tegen de klassieke dominantie van het shareholder model in de VS, waarbij bestuurders van een traditionele corporation verplicht zijn te handelen in het belang van hun aandeelhouders en zodoende financiële belangen voorop te stellen.110 De modelwet introduceert een exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden in de vorm van de benefit enforcement proceeding.111 Deze juridische procedure wordt gedefinieerd als “any claim or action or proceeding for failure of a benefit corporation to pursue or create general public benefit or a specific public benefit purpose set forth in its articles”.112 Daarnaast verbreedt de modelwet de categorieën van belanghebbenden die een derivative suit kunnen inbrengen tegen bestuurders van de Benefit Corporation. Ontvankelijk
106 Art. 102 Modelwet. 107 Art. 201(c) Modelwet. 108 Art. 301(a) Modelwet. 109 Art. 301(a)(3) Modelwet. 110 Zie voor een uitgebreide discussie Clark & Vranka (2013) en: Dodge v. Ford; eBay Domestic 111 112
32
Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding. Art. 305 Modelwet. Art. 102 Modelwet.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
zijn onder andere een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste 2% van het totale aantal uitstaande aandelen vertegenwoordigen; of een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste 5% van het aandelenkapitaal van de moedermaatschappij van de Benefit Corporation vertegenwoordigen.113 Ook kunnen de statuten van de Benefit Corporation andere (groepen) personen de bevoegdheid toewijzen tot het instellen van een benefit enforcement proceeding.114 3.4.4 Transparantie Het bestuur van de Benefit Corporation moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten middels het deponeren van een Annual Benefit Report.115 Hierin moet in ieder geval opgenomen worden een verslag van de manier waarop de Benefit Corporation de generieke en eventuele specifieke publieke doelstelling(en) heeft gediend en de mate waarin er sociale waarde is gecreëerd.116 Ook moet het rapport een beoordeling bevatten van de algehele maatschappelijke en milieu prestaties van de Benefit Corporation gemeten ten opzichte van een objectieve standaard.117 Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders vermeld worden.118 3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming Het wetsvoorstel “Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”119 richtte zich in de eerste plaats niet specifiek op sociaal ondernemerschap, maar wel op ondernemerschap op het snijvlak van publiek en privaat. Dit wetsvoorstel is op 14 juli 2009 aan de Tweede Kamer gepresenteerd en is uiteindelijk per 23 januari 2013 definitief ingetrokken vanwege bezwaren en kritiek.120 Met het wetsvoorstel wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit het privaatrecht ondersteunen en verder helpen”.121 Het wetsvoorstel vond zijn oorsprong in het rapport De waarde van de maatschappelijke onderneming geborgd uit 2003 van het NTMO, een samenstelling van
113 Art. 305(b) Modelwet. 114 Art. 305(b)(2)(iv) Modelwet. 115 Art. 402 Modelwet. 116 Art. 401(a)(1) Modelwet. 117 Art. 401(a)(2) Modelwet. 118 Art. 401(a)(4) Modelwet. 119 Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2. 120 Brief ter intrekking: Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7. 121 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3.
33
Society Impact KennisLAB
brancheorganisaties actief in de sectoren wonen, zorg en onderwijs.122 De nadruk binnen het wetsvoorstel lag dan ook op zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties. In deze sectoren waren veel kleine, lokale organisaties uitgegroeid tot grote professionele instellingen. In de memorie van toelichting benadrukt de wetgever dat het ondersteunen van deze organisaties in hun groeiende professionalisering een belangrijke drijfveer was. De mogelijkheid om winstbewijzen uit te geven en daardoor deelname van private kapitaalverschaffers te faciliteren was hierin een belangrijk aspect. Daarnaast was juridische versterking van de positie van belanghebbenden een essentieel onderdeel, waarbij “de partners bij de instelling wettelijk geregelde bevoegdheden krijgen om voor de belangen die zij vertegenwoordigen ook juridische middelen in te zetten”.123 3.5.1 Oprichting Het wetsvoorstel definieert de stichting of vereniging tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming in (een nieuw) art. 2:26a lid 1 BW (voor de vereniging) en art. 2:285a lid 1 BW (voor de stichting).124 Deze modaliteit van de stichting of vereniging “houdt een of meer ondernemingen in stand en stelt zich blijkens de statuten ten doel goederen of diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijke belang. De statuten vermelden welke deze goederen, diensten of werkzaamheden zijn en wat de inhoud is van het daarmee te dienen maatschappelijk belang”. 3.5.2 Financiële aspecten De maatschappelijke onderneming zou als modaliteit van de stichting of vereniging geen aandeelhouders kennen, maar wel de bevoegdheid winst uit te keren aan houders van winstbewijzen.125 Deze worden verenigd in een algemene vergadering van winstbewijshouders126 en worden door het bestuur geïnformeerd over het beleid en de gang van zaken binnen de onderneming.127 Wel stelt het wetsvoorstel een vermogensklem in. Een besluit tot winstuitkering
122
123 124 125 126 127
34
p het rapport van de NTMO volgde een reeks rapporten: het rapport van de O Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2004), Bewijzen van goede dienstverlening, het rapport van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA (2005), Investeren in de samenleving. Een verkenning naar de missie en positie van de maatschappelijke onderneming, en het rapport van de Commissie Wijffels (2006), Rapport van de projectgroep Rechtsvorm maatschappelijke onderneming. Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 2. Art. 2:285a lid 2 BW. Art. 2:307k lid 6 BW. Art. 2:307k lid 8 BW.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
van “middelen die door of vanwege de overheid zijn verkregen” ten behoeve van het maatschappelijke doel, is namelijk nietig.128 Hiermee probeert de wetgever het weglekken van publieke middelen naar private partijen te voorkomen.129 3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De maatschappelijke onderneming zou ook een verplichte raad van toezicht moeten instellen, bestaande uit minimaal drie commissarissen.130 Deze raad van toezicht zou vergaande bevoegdheden krijgen, zoals het goedkeuren van belangrijke investeringen en duurzame samenwerkingen met andere rechtspersonen.131 Het wetsvoorstel roept een belanghebbendenvertegenwoordiging in het leven, welke representatief is “voor de bij de maatschappelijke onderneming betrokken belanghebbenden”.132 Deze wordt door het bestuur betrokken bij de beleidsvorming en de uitvoering van het beleid.133 De belanghebbendenvertegenwoordiging dient ook in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen bij statutenwijziging.134 De statuten kunnen bepalen dat bestuursbesluiten worden onderworpen aan de goedkeuring van zowel de vergadering van winstbewijshouders als de belanghebbendenvertegenwoordiging.135 Daarnaast staat voor beide organen de bevoegdheid open tot het indienen van een verzoek bij de ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam betreffende een enquêteprocedure, door middel van wijziging van art. 2:346 BW. 3.5.4 Transparantie Jaarlijks wordt door de maatschappelijke onderneming verslag gedaan over de wijze waarop het maatschappelijk belang is gediend en over het beleid dat ten aanzien van belanghebbenden is gevoerd.136 Dit wordt niet als apart rapport gepubliceerd maar opgenomen in het jaarverslag van de maatschappelijke onderneming.
128 Art. 2:307l BW. 129 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 130 Art. 2:307c BW en art. 2:307e BW. Het voorgestelde artikel leest letterlijk “De raad van 131 132 133 134 135 136
toezicht bestaat uit ten minste drie commissarissen”, en niet toezichthouders. Art. 2:307g BW. Art. 2:307h lid 1 BW. Art. 2:307i lid 1 BW. Art. 2:307 lid 2 BW. Art. 2:307b lid 1 BW. Art. 2:307o BW.
35
Society Impact KennisLAB
3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen In dit hoofdstuk zijn de buitenlandse rechtsvormen CIC, L3C en Benefit Corporation geanalyseerd. Daarnaast is ook de maatschappelijke onderneming, de in Nederland voorgenomen maatschappelijke rechtsvorm, behandeld. De verschillende aspecten van deze rechtsvormen worden hieronder uiteengezet. CIC
L3C
BC1
MO2
Als modaliteit van een for-profit rechtsvorm
X
X
X
Maatschappelijke doelstelling in de statuten
X
X
X
Verplichte toets op maatschappelijke oriëntatie
X
~
X
Mogelijkheid tot aandelenuitgifte
X
X
X
~
Gelimiteerde winstuitkering (dividend cap)
X
~
Vermogensklem (asset lock)
X
X
Oprichting
X
Financiële aspecten
Expliciete aansluiting bij fiscale wetgeving
X
Bestuur, toezicht en belanghebbenden Verplicht belangenpluralisme
X
X
X
Verplichte consultatie van belanghebbenden
X
X
Exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden
X
X
Strikte interne toezichtstructuur Regulerende instantie
X X
~
Verplichte jaarlijkse maatschappelijke rapportage
X
X
X
hierin: verslag maatschappelijke activiteiten
X
X
X
hierin: verslag consultatie belanghebbenden
X
X
hierin: meting maatschappelijke en milieu prestaties
X
hierin: bezoldiging bestuurders
X
X
hierin: hoogte van dividend en rente
X
Transparantie
Figuur 4 – Vergelijking van de juridische kenmerken van de verschillende rechtsvormen
1 2
36
In deze figuur staat BC voor Benefit Corporation. In deze figuur staat MO voor maatschappelijke onderneming.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
3.6.1 Oprichting De CIC, L3C als de Benefit Corporation zijn alle drie een modaliteit van een for-profit rechtsvorm en hebben verplicht het maatschappelijke doel in de statuten staan. Daarnaast kennen de CIC en Benefit Corporation beiden een ex-ante toets op maatschappelijke oriëntatie. Waar bij de CIC deze wordt afgenomen door een apart in het leven geroepen regulerende instantie, is bij de Benefit Corporation een toets van een onafhankelijke non-profit organisatie voldoende. De L3C kent geen ex-ante toets, echter is het bij deze rechtsvorm zo dat zodra niet meer wordt voldaan aan de strike vereisten omtrent het maatschappelijke doel, de rechtsvorm automatisch wordt omgezet in een LLC en de (fiscale) voordelen van de L3C-status niet meer gelden. De in Nederland voorgestelde maatschappelijke onderneming zou geen verplichte ex-ante toets gaan kennen. De grootste afwijking is echter duidelijk het feit dat de maatschappelijke onderneming niet als uitgangspunt de modaliteit van een for-profit rechtsvorm had. In tegenstelling tot buitenlandse rechtsvormen zou de maatschappelijke onderneming geënt zijn op de stichting en vereniging. Hierdoor had de rechtsvorm geen aandeelhouders gekend hebben maar slechts winstbewijshouders. 3.6.2 Financiële aspecten De CIC, L3C en Benefit Corporation kennen alle drie de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen. Daarnaast is de L3C specifiek in het leven geroepen om middels Amerikaanse federale fiscale wetgeving gemakkelijker non-profit kapitaal op te halen. Wat betreft kapitaalbescherming kent alleen de CIC regelingen omtrent maximale winstuitkering en het overdragen van het vermogen. Bij de Benefit Corporation en L3C is het bestuur wat betreft het kapitaal vrijer om hiermee te doen wat ze nodig achten. In tegenstelling tot de CIC, L3C en Benefit Corporation had de maatschappelijke onderneming geen aandelen maar slechts winstbewijzen uit kunnen geven. Timmerman et al. benadrukken dat één van de redenen dat het wetsvoorstel is ingetrokken te maken heeft met “the limitations it would have placed on shareholder control rights”.137 Gezien de relatief machteloze positie van de algemene vergadering van winstbewijshouders zouden de winstbewijzen maar een beperkte aantrekkingskracht genieten bij beleggers van risicodragend kapitaal.
137
Zie Timmerman et al. 2011, p. 6.
37
Society Impact KennisLAB
3.6.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De wettelijke regelingen omtrent de CIC en Benefit Corporation verplichten bestuurders van beiden tot het in acht nemen van belangenpluralisme. Waar de CIC hier bovenop verplichte consultatie van belanghebbenden kent, roep de modelwetgeving voor de Benefit Corporation een exclusief rechtsmiddel in het leven waarmee belanghebbenden bestuurders kunnen aanspreken bij het in gebreke laten van de maatschappelijke doelstelling. Bij de L3C is hier in de wet niets over geregeld maar worden de vennootschappelijke verhoudingen beheerst door een operating agreement wat erg flexibel in te richten is. Verder kent de CIC als enige een aparte regulerende instantie in de vorm van de CIC Regulator. Op het gebied van bestuur, toezicht en belanghebbenden was de voorgestelde maatschappelijke onderneming veel verder gegaan dan de buitenlandse rechtsvormen. Het zou regels gaan kennen omtrent verplichte consultatie van belanghebbenden. Daarnaast zouden belanghebbenden bij de maatschappelijke onderneming het recht tot enquête krijgen, vergelijkbaar met het exclusieve rechtsmiddel bij de Benefit Corporation. Ook zou de rechtsvorm in tegenstelling tot de buitenlandse rechtsvormen een zeer strikte interne toezichtstructuur verplicht stellen. Gezien de diversiteit aan ondernemingen die in de categorie sociale onderneming vallen, maakt dit strakke keurslijf de rechtsvorm minder aantrekkelijk voor een groot deel van de kleine organisaties die als sociale onderneming actief zijn. 3.6.4 Transparantie Als laatste belangrijke element kennen zowel de CIC als de Benefit Corporation (maar niet de L3C) de verplichting tot een jaarlijkse maatschappelijke rapportage. Beiden dienen verslag te doen van de maatschappelijke activiteiten van de onderneming en de bezoldiging van bestuurders. De verdere vereiste inhoud van deze rapportage verschilt echter tussen de twee vormen. Het CIC Report moet zich meer richten op verslag over de gehouden consultaties met belanghebbenden en de hoogte van het uitgekeerde dividend en de uitbetaalde rente. Het Annual Benefit Report van de Benefit Corporation spitst zich juist meer toe op een onafhankelijke meting van de maatschappelijke- en milieu prestaties van de eigen onderneming. Op het gebied van transparantie had de maatschappelijke onderneming vergelijkbare regelingen gekend. De rechtsvorm zou namelijk ook jaarlijks verplicht moeten gaan rapporteren over haar maatschappelijke activiteiten en de consultatie van belanghebbenden.
38
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
3.7 Conclusie “Het stimuleren van sociaal ondernemerschap is om vele redenen een goede gedachte: voor de samenleving, voor de economie en niet in de laatste plaats voor de direct betrokken - de sociale ondernemer zelf, maar ook de klanten en medewerkers van de sociale onderneming. Een passende rechtsvorm die het scheppen van maatschappelijke meerwaarde ondersteunt en versterkt dient zeker te worden overwogen. Wellicht kan Luxemburg daarbij als lichtend voorbeeld dienen, waar wordt gewerkt aan de introductie van de 'société d'impact'. Dat is een missie gedreven onderneming, waarbij financiers van verschillend pluimage bijeengebracht kunnen worden om de maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Dat gaat zo ver dat ook aandeelhouders ruimschoots kunnen investeren in deze 'gemeenschappelijkheid'. Zij kunnen echter pas aanspraak maken op dividend nadat is vastgesteld dat de maatschappelijke doeleinden zijn gerealiseerd. Deze juridische vorm garandeert het nastreven van maatschappelijke doelstellingen, terwijl het geen belemmeringen hoeft op te leggen in termen van financieel rendement. Waar een heel klein land soms heel groot in kan zijn.” Prof.dr. Harry Hummels. Managing Director SNS Impact Investment. Hoogleraar Ethics, Organisations and Society, Universiteit Maastricht.
Over het algemeen lijkt de L3C de meest vrije vorm van de drie, al moet het statutaire maatschappelijke vereiste bij deze rechtsvorm niet onderschat worden. De CIC is de meest gereguleerde vorm van de drie, terwijl de Benefit Corporation een middenpositie bekleedt. Een deel van de elementen van de aparte rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap zijn er op gericht om de financiering van sociale ondernemingen te faciliteren, zoals de for-profit basis, de mogelijkheid tot aandelenuitgifte en de expliciete regelingen omtrent het aantrekken van non-profit kapitaal bij de L3C. Andere elementen zijn er juist op gericht om de balans tussen financiële en sociale impact te verhelderen en de continuïteit van de maatschappelijke activiteiten te waarborgen. De verplichte ex-ante toetsing, de regelingen omtrent kapitaalbescherming, de versterkte juridische positie van belanghebbenden en de jaarlijkse rapportage ten behoeven van de transparantie zijn hier voorbeelden van. Zo spelen de verschillende rechtsvormen in meer of mindere mate in op de behoeften van sociale ondernemingen. De in Nederland voorgestelde maatschappelijke onderneming komt op een aantal punten overeen met buitenlandse rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap. Zo zijn de verplichte statutaire maatschappelijke doelstelling, de verplichte consulstatie van belanghebbenden, de mogelijkheid tot het instellen van een enquêteprocedure door belanghebbenden en de verplichte jaarlijkse maatschappelijke rapportage allemaal elementen die terugkomen in buitenlandse rechtsvormen. Echter richtte het Nederlandse wetsvoorstel zich vooral op zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties. Deze
39
Society Impact KennisLAB
zijn in het maatschappelijke verkeer vooral georganiseerd als stichting – het merendeel binnen de zorg en het onderwijs – of als vereniging, zoals de meeste woningcorporaties.138 De basis voor deze potentiële nieuwe rechtsvorm was dan ook een modaliteit van de bestaande stichting of vereniging. Dit zijn beiden in beginsel non-profit rechtsvormen, terwijl de CIC, de L3C en de Benefit Corporation alle drie geënt zijn op commerciële, winstgerichte rechtsvormen. In plaats van het vercommercialiseren van rechtspersonen zonder winstoogmerk, zoals het wetsvoorstel voor ogen had, richten deze internationale rechtsvormen zich meer op het faciliteren van sociale doelstellingen binnen commerciële rechtsvormen. Het is maar zeer de vraag of de maatschappelijke onderneming geschikt was geweest voor sociaal ondernemerschap. Ten eerste had het feit dat de rechtsvorm geënt zou zijn geweest op de stichting of vereniging niet voldoende winstprikkels geboden voor de sociale onderneming om het ophalen van risicodragend kapitaal te faciliteren. Daarnaast sluit de voorgenomen strikte interne toezichtstructuur niet aan met de flexibiliteit die nodig is bij een rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap. De verplichte raad van toezicht en verplichte belangenvertegenwoordiging zijn elementen die interessant zijn voor grotere organisaties maar bij een kleine sociale onderneming van tien werknemers nog weinig toevoegen. Holtzer139 stelt dat deze verplichtingen eerder een “medezeggenschapsrechtelijk monstrum” zouden hebben gecreëerd dan een aantrekkelijke optie om belanghebbenden mee te nemen bij de besluitvorming. Gezien de vele verschillende verschijningsvormen van sociaal ondernemerschap sluit het regulerende karakter van het wetsvoorstel niet aan bij de behoefte van de sector. Sociaal ondernemerschap zou in Nederland weinig gehad hebben aan deze “one-size-fits-all” aanpak.140 De sector zou juist het meeste baat hebben bij een flexibele rechtsvorm die net genoeg doet om de publieke belangen te borgen en de mogelijkheid biedt voor de inspraak van belanghebbenden. Ondanks het feit dat het wetsvoorstel ingetrokken is en het desondanks niet volledig aan had gesloten bij sociaal ondernemerschap, blijven vier essentiële elementen uit het wetsvoorstel interessant. Namelijk de statutaire verankering van het maatschappelijke doel, de mogelijkheid tot het uitkeren van winst, de vertegenwoordiging van belanghebbenden en het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid ten aanzien van het maatschappelijke doel. Welke elementen van rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap interessant zijn voor de Nederlandse praktijk zal in het vijfde hoofdstuk aan bod komen, waarin de resultaten van een eigen onderzoek onder Nederlandse sociale ondernemingen gepresenteerd worden.
138 139 140
40
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. Zie Holtzer 2007, p. 602. Zie De Jongh et al. 2010.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Hoofdstuk 4
SOCIAAL ONDERNEMEN IN NEDERLAND: JURIDISCHE ANALYSE
Dit hoofdstuk gaat in op het gebruik van bestaande rechtsvormen door Nederlandse sociale ondernemingen en richt zich hoe geschikt deze rechtsvormen zijn voor sociaal ondernemerschap. Eerst zal worden gekeken welke bestaande rechtsvormen door Nederlandse sociale ondernemingen gebruikt worden, waarna deze rechtsvormen juridisch worden geanalyseerd vanuit het perspectief van sociaal ondernemerschap. 4.1 W elke rechtsvormen gebruiken Nederlandse sociale ondernemingen? De keuze voor een rechtsvorm komt in de praktijk bij de Nederlandse sociale onderneming vaak neer op de stichting, de BV of een combinatie daarvan. Dit blijkt uit onderzoek van Social Enterprise NL in samenwerking met McKinsey141, waarin van de 60 ondervraagde sociale ondernemingen de meerderheid (52%) georganiseerd is als BV, al blijken stichtingen of de combinatie van een BV met een stichting ook te worden gebruikt. 4.2 De stichting als rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap De stichting is traditioneel gezien een rechtsvorm die gebruikt wordt voor het ontplooien van maatschappelijke activiteiten. Vandaar dat deze juridische analyse start bij de stichting. 4.2.1 De stichting “Wij hebben gekozen voor de stichting vanwege het ideële karakter, en het ontbreken van rechtstreeks kapitaalbelang. De kans op doel/middelen verwarring is in deze vorm het kleinst. Daarbij suggereren de andere rechtsvormen onttrekking van kapitaal, wat ik niet bij de problematiek (het begeleiden van mensen met een psychiatrische achtergrond) vind passen.” Gekopwerk
De stichting is geregeld in Titel 6 van Boek 2 BW. De stichting is “een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te verwezenlijken”.142 Belangrijk is dat de stichting geen leden kent (zoals de vereniging) en ook geen
141 142
Zie Social Enterprise NL & McKinsey 2013. Art 2:285 lid 1 BW.
41
Society Impact KennisLAB
aandelen uit kan geven (zoals de NV of de BV). Een stichting kan wel donateurs hebben, maar deze hebben in beginsel geen zeggenschap in de stichting. De wet schrijft niet voor wat het in de statuten verankerde doel van de stichting zou moeten zijn, er worden slechts beperkingen aangegeven: “Het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben”.143 Stichtingen mogen dus voor allerlei doeleinden opgericht worden, echter zijn winstuitkeringen aan belanghebbenden door dit uitkeringsverbod in beginsel niet mogelijk. Dit verbod houdt overigens niet in dat stichtingen geen werknemers in loondienst mogen hebben. Indien er een gelijkwaardige tegenprestatie staat tegenover de uitkering, zoals bij loon in ruil voor arbeid, dan is dit in principe geoorloofd.144 4.2.2 De algemeen nut beogende instelling (ANBI) In de meeste landen wordt de stichting al snel geassocieerd met de charitatieve instelling. In Nederland kunnen kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere instellingen die het algemeen belang dienen ANBI-status aanvragen. Hierdoor zijn giften en donaties fiscaal aftrekbaar voor donateurs en hoeven deze instellingen geen schenkbelasting te betalen.145 Dit is een aantrekkelijke optie voor charitatieve instellingen die het algemene belang dienen. 4.2.3 De ondernemende- en de commerciële stichting Het doel van de stichting hoeft in Nederland echter niet per se van maatschappelijke, sociale of ideële aard te zijn. De bepaling uit art. 2:285 lid 3 BW wil slechts zeggen dat uitkeringen alleen mogelijk zijn indien deze een ideële of sociale strekking hebben. Nederlandse stichtingen kunnen geheel wettelijk één of meerdere ondernemingen in stand houden.146 Stichtingen kunnen zelfs commerciële organisaties zijn, in tegenstelling tot in de ons omringende landen waar het in stand houden van een onderneming door een stichting “verboden of betwist is”.147 Zaman definieert de commerciële stichting als “de ondernemende stichting die [...] niet alleen een onderneming in
143 144 145 146 147
42
Art. 2:285 lid 3 BW. Zie Dijk & van der Ploeg 2007. Meer informatie op www.anbi.nl. Art. 2:299a BW. Zie Zaman 2011, p. 100. Zie voor meer informatie Dijk & van der Ploeg 2007 en van den Ingh et al 1993.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
stand houdt, maar bovendien een winstoogmerk heeft, een materieel voordeel beoogt”.148 Van de in Nederland ruim 160.000 stichtingen die ingeschreven zijn in het handelsregister zijn er meer dan 14.000, ofwel bijna een tiende, ingeschreven als onderneming.149 Boek 2 BW kent geen specifieke regelingen omtrent ondernemende of commerciële stichtingen, naast dat zij de netto-omzet van deze ondernemingen dienen te vermelden bij de staat van baten en lasten150 en dat jaarrekeningvoorschriften van toepassing kunnen zijn.151 De door de stichting gemaakte winst dient echter wel geherinvesteerd te worden in de eigen onderneming, uitkeringen zonder ideële of sociale strekking zijn immers verboden.152 De winst moet ten goede komen aan het doel van de stichting zoals opgenomen in de statuten. Zelfs een ANBI-stichting, onderwerp van het vorige onderdeel, mag commerciële activiteiten ontplooien zolang dit “het algemeen belangkarakter van [de] activiteiten niet in de weg staat” en de werkzaamheden overeenkomen met het statutaire doel van de stichting.153 4.2.4 Conclusie De stichting stelt de sociale ondernemer in principe in staat een sociale onderneming te drijven, inclusief het maken van (veel) winst. De mogelijkheid om donaties fiscaal aftrekbaar te maken door te opteren voor ANBI-status is verder een aantrekkelijke optie. Echter kent de stichting geen mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers. Het op andere wijze compenseren van beleggers, bijvoorbeeld door het uitkeren van rendement, is ook niet mogelijk door de gelimiteerde winstuitkering uit art. 2:285 lid 3 BW. Dit maakt het voor de sociale onderneming erg moeilijk om investeringen in risicodragend kapitaal aan te trekken. Financiering is al een van de grootste obstakels voor sociale ondernemingen en dit wordt niet vergemakkelijkt door de keuze voor de stichting als rechtsvorm. 4.3 De BV als rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap Door de belemmeringen van de stichting op het gebied van financiering is de BV een vaak gebruikt alternatief in de Nederlandse praktijk. Zoals eerder aangehaald blijkt uit onderzoek dat de meeste socialen ondernemingen op de Nederlandse markt actief zijn als BV. Volgens Frederike Vos, die als mede oprichtster van de incubator
148 149 150 151 152 153
Zie Zaman 2011, p. 99. Zie Zaman 2011, p. 100. Art. 2:299a BW. Art. 2:360 lid 3 BW. Art. 2:285 lid 3 BW. HR 22 juni 2012, NTFR 2012, 1573 m. nt. Hemels.
43
Society Impact KennisLAB
The Hub Amsterdam vaak in contact staat met sociale ondernemingen, wordt bij oprichting vaak voor de stichting gekozen vanwege de ideële uitstraling en te toegang tot subsidies en donaties als startkapitaal. Echter zijn volwassen sociale ondernemingen vaker georganiseerd als BV, vooral vanwege de mogelijkheid tot het aantrekken van risicodragend kapitaal.154 4.3.1 De BV “De keuze voor de BV heeft voor ons vooral met gut feel te maken. Ten eerste is de BV wat ons betreft de meest transparante rechtsvorm die Nederland biedt. Iedere BV deponeert een jaarrekening bij de Kamer Van Koophandel, die iedereen kan inzien. Wij vinden het belangrijk dat de samenleving kan meekijken. Ten opzichte van een stichting onderscheidt de BV zich voor ons in termen van “eigendom”. Wij willen graag eigenaar zijn van onze activiteiten en resultaten. Niet alleen omdat we daar veel van verwachten. Maar ook wanneer die verwachtingen onverhoopt niet uitkomen, willen we daar eigenaar van zijn. Eigenaarschap is essentieel voor nieuw ondernemerschap in onze verzorgingsstaat. Teveel daarvan is weggeorganiseerd en geanonimiseerd in stichtingen. Wij willen aanspreekbaar en aansprakelijk zijn.” Sociaal Hospitaal
De BV is geregeld in Titel 5 van Boek 2 BW. De BV is “een rechtspersoon met een in een of meer overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal. De aandelen zijn op naam gesteld. Een aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap wordt verricht en is niet gehouden boven het bedrag dat op zijn aandelen behoort te worden gestort in de verliezen van de vennootschap bij te dragen”.155 Belangrijk is dat de BV aandeelhouders (op naam) heeft die beperkt aansprakelijk zijn voor de schulden of verliezen van de vennootschap. Samen met de mogelijkheid tot het uitkeren van rendement faciliteert dit het aantrekken van risicodragend kapitaal van verschillende soorten private beleggers. De statuten van de BV moeten het doel van de vennootschap bevatten.156 Dit kan een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn, waardoor de BV in de praktijk gebruikt kan worden door sociale ondernemingen. Vennootschappelijke organen binnen de BV zijn bij hun handelen gebonden aan dit statutaire doel.157 Het verwaarlozen van het statutaire doel door het bestuur zet de deur open voor een enquêteprocedure met als mogelijk oordeel gegronde twijfel aan een juist beleid158 of zelfs wanbeleid.159
154 155 156 157 158 159
44
I nterview met Frederike Vos, mede oprichtster van The Hub Amsterdam op 04-06-2013 te Amsterdam. Art 2:175 lid 1 BW. Art. 2:177 lid 1 BW. Zie Asser, Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009. Art. 2:350 BW. Art. 2:355 BW.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Ten aanzien van aandeelhouders en de algemene vergadering biedt Boek 2 BW aanzienlijk minder vastigheid wat betreft het verankeren van de maatschappelijke doelstelling. De algemene vergadering is bevoegd de statuten te wijzigen, waardoor de continuïteit van het maatschappelijke doel in gevaar kan komen.160 De statuten kunnen deze bevoegdheid tot wijziging uitsluiten, echter is “wijziging niettemin mogelijk met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd”.161 Hierin schuilt gevaar voor het behoud van de maatschappelijke doelstelling als de onderneming (heel) winstgevend wordt en beleggers steeds meer aansturen op financieel rendement. Ook na een overname bestaat de kans dat de statutaire doelstelling wordt aangepast. Op het moment dat bestuurders zwichten voor druk van aandeelhouders is er bij de BV voor maatschappelijke belanghebbenden geen mogelijkheid om de maatschappelijke doelstelling te waarborgen. 4.3.2 Belangenpluralisme Het Nederlandse BV-recht kent het beginsel van belangenpluralisme. Dit is een bijzondere karaktertrek, zeker in vergelijking met het Engelse en het Amerikaanse recht. Neem bijvoorbeeld het naar aanleiding van de wet bestuur en toezicht162 aan art. 2:239 BW toegevoegde vijfde lid: “Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming”.163 Het bestuur van de Nederlandse BV dient niet alleen de belangen van aandeelhouders te behartigen, maar moet de belangen van alle bij de vennootschap betrokkenen in aanmerking nemen. De wet kent echter geen specificatie van deze belangen. Kroeze et al. benoemen dat hiertoe in ieder geval aandeelhouders, schuldeisers en werknemers worden gerekend.164 Daarnaast beargumenteert Kamerbeek dat het statutaire (maatschappelijke) doel van de vennootschap uitdrukkelijk in acht genomen dient te worden door het bestuur bij het bepalen van de in aanmerking te nemen belangen.165
160 Art. 2:231 lid 1 BW. 161 Art. 2:231 lid 1 BW. 162 Stb. 2011, 275. Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aan163 164 165
passing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen (31763). Art. 2:239 lid 5 BW. Zie Kroeze et al. 2007. Zie Kamerbeek 2012.
45
Society Impact KennisLAB
4.3.3 Conclusie “Aangezien de uitvoering bij onze BV ligt en hier de vrijwilligers actief zijn, krijgen zij een contract met een BV in plaats van met een stichting. Dit is niet gebruikelijk, maar onze ondernemende vrijwilligers vinden dit geen probleem.” Buzinezzclub
De BV stelt de sociale onderneming in principe in staat de maatschappelijke doelstelling in de statuten te verankeren en daarmee een sociale onderneming te drijven. Het aantrekken van risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitkeren van dividend. Echter geniet de BV minder maatschappelijke uitstraling dan de stichting. Samen met het ontbreken van regelingen omtrent de bescherming van het sociale kapitaal maakt dit het lastig om als BV donaties of subsidies aan te trekken. Daarnaast is het in de statuten verankerde maatschappelijke doel kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn winst verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de sociale onderneming georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn. 4.4 Alternatieve opties naast de stichting en de BV “We zijn een bewonersorganisatie en daarom vindt iedereen het logisch dat we een stichting zijn. Wel krijgen we vragen over de zeggenschap en het democratisch gehalte van deze rechtspersoon. Vandaar dat we nu na een uitgebreide en langdurige discussie met de buurt de overstap maken naar een coöperatieve vereniging.” De Meevaart “Vooral de laatste tijd zien we dat bij partijen waarbij het maatschappelijk belang voorop staat zoals zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties, dat ze vaker kiezen voor een combinatie van de rechtsvormen stichting en BV, waarbij soms ook (in plaats van een BV) wordt gekozen voor een coöperatieve vereniging. Enerzijds gaat het daarbij vaak om maatschappelijke organisaties die vanwege de crisis de markt op moeten. Maar anderzijds gaat het ook steeds meer om een tamelijk nieuwe groep van ondernemers de “sociale entrepreneurs”. Juist voor hen ligt de keuze voor een BV niet altijd voor de hand vanwege de primair commerciële uitstraling en past de stichting ook niet goed en ook de combinatie van die 2 vormt niet altijd een echte oplossing voor het verwoorde uitstralingsdilemma.” Joop Kluft. Tax Partner PWC
Naast het gebruik van de stichting en de BV zijn er natuurlijk ook andere mogelijkheden voor de sociale onderneming om zich juridisch te organiseren. Opvallend is dat er maar weinig Nederlandse sociale
46
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
ondernemingen als coöperatie georganiseerd zijn.166 Een coöperatie, geregeld in Titel 3 van Boek 2 BW, is een speciale vorm van een vereniging welke wel winst mag uitkeren aan haar leden. Bij de vereniging is winstuitkering verboden in art. 2:26 lid 3 BW, welke niet van toepassing is op de coöperatie.167 Een coöperatie “moet zich blijkens de statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten”.168 Deze overeenkomsten tussen de coöperatie en haar leden zijn een wettelijk vereiste. De coöperatie is verder een zeer flexibele rechtsvorm die ingericht kan worden met beperkte aansprakelijkheid of zelfs uitsluiting van aansprakelijkheid.169 Een aantal grote Nederlandse ondernemingen zijn georganiseerd als coöperaties, met name bekend zijn de Rabobank en FrieslandCampina. De coöperatie zou in principe een optie zijn voor de sociale onderneming, echter wordt deze rechtsvorm in de praktijk weinig gebruikt. Toekomstig onderzoek zou zich specifiek kunnen richten op waarom de coöperatie blijkbaar niet aantrekkelijk is voor sociaal ondernemerschap. Daarnaast bestaat er ook de mogelijkheid tot oprichting van een buitenlandse sociale rechtspersoon waarvan de zetel vervolgens verplaatst wordt naar Nederland. Nederland kent het incorporatiestelsel, waarbij de geldigheid en interne organisatie van een rechtspersoon wordt beoordeeld naar het recht van het land waarnaar de rechtspersoon is opgericht.170 In principe erkent Nederland dus iedere buitenlandse rechtspersoon, mits naar behoren opgericht171 en mits het recht van het land van herkomst dit toelaat als het gaat om
166
167 168 169 170 171
aast het feit dat geen van de aan dit onderzoek deelnemende Nederlandse social N enterprises als coöperatie georganiseerd is (zie volgende hoofdstuk), wordt in de recent verschenen Nederlandse Social Enterprise Monitor (zie Social Enterprise NL & McKinsey 2013) onder het kopje ‘juridische structuur’ de coöperatie ook niet noemenswaardig aangehaald. Art. 2:53a BW. Art. 2:53 lid 1 BW. Art. 2:56 lid 1 BW. Art. 2 WCC. De Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen legt wel een aantal verplichtingen op aan “naar een ander dan Nederlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende kapitaalvennootschap die haar werkzaamheid geheel of nagenoeg geheel in Nederland verricht en voorts geen werkelijke band heeft met de staat waarbinnen het recht geldt waarnaar zij is opgericht.” (art. 1 lid 1 WFBV). Echter geldt deze wet niet (met uitzondering van artikel 6) voor vennootschappen waarop het recht van een EU-lidstaat danwel een staat die partij is bij de EER toepasselijk is (art. 1 lid 2 WFBV). Daarnaast is de vrijheid van vestiging door buitenlandse rechtspersonen binnen de EU al meerdere malen uitgedaagd bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, welke deze vrijheid van vestiging steeds heeft bevestigd: HvJ EG 27 september 1988, C-81/87 (Daily Mail), HvJ EG 9 maart 1999, C-212/97 (Centros), HvJ EG 5 november 2002, C-208/00 (Überseering), HvJ EG 30 september 2003, C-167/01 (Inspire Art) en HvJ EG 13 december 2005, C-411/03 (SEVIC Systems). Deze scriptie zal niet in detail ingaan op de mogelijkheden rondom ‘inbound’ en ‘outbound’ verplaatsingen van vennootschappen.
47
Society Impact KennisLAB
een vennootschap uit een EU-lidstaat.172 Het VK kent ook het incorporatiestelsel, waardoor zou het in principe mogelijk is om een CIC op te richten en vervolgens de zetel te verplaatsen naar Nederland. Zo zou een Nederlandse sociale onderneming georganiseerd en actief kunnen zijn als CIC. Mits het voldoet aan de extra eisen uit de WFBV, zouden ook de Amerikaanse L3C en Benefit Corporation in principe gebruikt kunnen worden door Nederlandse sociale ondernemingen na zetelverplaatsing naar Nederland. Een interessant vervolg onderzoek zou dieper op deze opties in kunnen gaan. 4.5 Conclusie “Het ministerie van EZ is verantwoordelijk voor een goed ondernemingsklimaat. Vanuit deze verantwoordelijkheid volgt EZ onder meer ontwikkelingen op het gebied van rechtsvormen: of ondernemers uit de voeten kunnen met in NL vigerende rechtsvormen. EZ krijgt signalen dat de huidige rechtsvormen BV - recent aangepast om een meer flexibele inzet mogelijk te maken - en coöperatie voldoende ruimte en flexibiliteit bieden voor de ontwikkeling van sociaal ondernemerschap in Nederland.” Paul Thewissen. MT lid directie Ondernemerschap, Ministerie van Economische Zaken
Een aantal van de tekortkomingen van rechtsvormen zonder winstoogmerk die worden aangehaald in de bestudeerde internationale literatuur komen overeen met praktische bezwaren van de Nederlandse stichting. Ook de stichting is niet gericht op het maken van winst en kent geen aandelen en geen of gelimiteerde winstuitkering, waardoor het aantrekken van risicodragend kapitaal beperkt wordt. Gelimiteerde remuneratie en de gelimiteerde mogelijkheid tot het ontplooien van commerciële activiteiten zijn bij de Nederlandse stichting minder aan de orde. De stichting stelt de sociale onderneming immers in principe in staat een commerciële onderneming te drijven inclusief het maken van (veel) winst. Tegelijkertijd faciliteren de ideële uitstraling samen met regelingen omtrent kapitaalbescherming het aantrekken van giften en subsidies. Echter blijft het grote nadeel dat het aantrekken van risicodragend kapitaal beperkt wordt door de keuze voor de stichting.
172
48
vJ EG 16 december 2008, C-210/06, JOR 2009/38, m.nt. Vossestein en NJ 2009, H 202, m.nt. P. Vlas (Cartesio).
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Bij de BV is het aantrekken van risicodragend kapitaal wel mogelijk, wat wellicht verklaart waarom de meeste volwassen sociale ondernemingen actief zijn als BV. Wat betreft de in de internationale literatuur aangehaalde tekortkomingen van rechtsvormen met winstoogmerk zijn deze praktische bezwaren minder van toepassing op de Nederlandse BV. De verplichting voor het bestuur van de vennootschap om zich puur op winstmaximalisatie te moeten richten is in Nederland in mindere mate aanwezig. Het beginsel van belangenpluralisme zorgt er voor dat er meer dan alleen de (financiële) belangen van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn, waardoor de BV in de praktijk goed gebruikt kan worden door sociale ondernemingen. Echter mist de BV de voordelen van de ideële uitstraling en kapitaalbescherming van de stichting, waardoor het aantrekken van non-profit kapitaal moeilijk kan zijn. Daarnaast is het in de statuten verankerde maatschappelijke doel kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de oprichters van een sociale onderneming georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn. Beide rechtsvormen sluiten vanuit het oogpunt van deze theoretische analyse niet volledig aan bij de doelstelling en wensen van sociale ondernemingen zoals uiteengezet in de academische literatuur. Het volgende hoofdstuk vult dit perspectief aan vanuit de praktijk door de resultaten te presenteren van onderzoek onder Nederlandse sociale ondernemingen.
49
Society Impact KennisLAB
Hoofdstuk 5
SOCIAAL ONDERNEMEN IN NEDERLAND: PRAKTIJK ONDERZOEK
In Nederland maken sociaal ondernemers gebruik van bestaande conventionele rechtsvormen, of combinaties daarvan. Dit komt in de praktijk vaak neer op een keuze tussen de stichting en de BV. Uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de sociale ondernemingen in Nederland georganiseerd zijn als BV. Daarnaast is ongeveer een derde als stichting actief of als combinatie van een stichting met een BV.173 Om inzicht te krijgen in wat sociaal ondernemers in Nederland vinden van bestaande rechtsvormen behandelt dit hoofdstuk de uitkomsten van een voor deze publicatie uitgevoerd onderzoek onder 26 Nederlandse sociaal ondernemers, door middel van een meerkeuzevragenlijst. Op basis van het aantal respondenten zijn geen algemene conclusies te trekken voor het hele sociaal ondernemersveld in Nederland. Omdat de resultaten echter regelmatig de uitkomsten uit de gebruikte literatuur in de voorgaande hoofdstukken onderschrijven, worden de antwoorden van de Nederlandse sociaal ondernemers als aanzet voor een breder debat en een grootschaliger onderzoek beschouwd. 5.1 De keuze voor een rechtsvorm “Ik heb bewust voor een BV gekozen omdat ik ondernemer ben. Ik geloof dat mensen moeten gaan voor de kwaliteit en de kracht van het product/concept en niet voor alleen het sociale aspect ervan. Je bouwt geen markt op medelijden, maar wel op positiviteit. Bij dit uitgangspunt vind ik een BV beter passen dan een stichting. Ook omdat er geen alternatieven zijn.” Van Hulley
Ondernemers174 die hun sociale onderneming als meer privaat van aard zien zijn vaker georganiseerd als BV (zie Figuur 5). Sociale ondernemingen die de stichting gebruiken zien zichzelf juist meer tussen publiek en privaat van aard in. Bij bijna alle ondervraagde BV’s is winst net zo belangrijk als sociale impact, terwijl bij de meeste stichtingen winst wordt gezien als onderschikt aan sociale impact. Sociale BV’s zien zichzelf dan ook veelal als commerciële ondernemingen, maar dan socialer. Aan de andere kant zien sociale stichtingen zichzelf juist meer als non-profits, maar dan commerciëler. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat 75% van de ondervraagde stichtingen aangeeft dat
173 174
50
enoemde percentages komen overeen tussen eigen onderzoek en onderzoek van Social G Enterprise NL & McKinsey 2013. Waar in de volgende paragrafen wordt gesproken over ‘ondernemers’ wordt gedoeld op de 26 ondervraagde sociaal ondernemers.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
de hoofdreden om hun sociale onderneming te starten voornamelijk dan wel uitsluitend het bereiken van sociale impact was (zie Figuur 6). Ditzelfde percentage bij BV’s was 21%. BV’s gaven namelijk juist de balans tussen sociale impact en omzet als hoofdreden aan (64%). Stichting
BV
meer publiek van aard
winst is ondergeschikt aan sociale impact
non-profit, maar dan commerciëler
meer privaat van aard
Stichting
BV
Stichting
winst is net zo belangrijk als sociale impact
BV
commerciële onderneming, maar dan socialer
Figuur 5 – Gemiddelde antwoorden op de vraag: “Waar plaatst u uw sociale onderneming op de volgende schalen?”, gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV. Eigen onderzoek (n=26).
Sociale ondernemingen die de commerciële uitstraling van de rechtsvorm belangrijk vinden, evenals de mogelijkheid tot het aantrekken van risicodragend kapitaal en de uitkering van winst aan beleggers, zullen eerder kiezen voor de BV (zie Figuur 6). Anderzijds kiezen startende sociaal ondernemers die maatschappelijke uitstraling en de overeenkomst van de rechtsvorm met de waarden van de onderneming belangrijker vinden sneller voor de stichting. 0%
Belangrijk voor de BV
Commerciële uitstraling
10%
20%
70%
80%
90%
100%
43%
13%
36% 38% 29%
13%
21% 25%
Kapitaalbescherming
14%
Gemak bij opzetten
14%
38% 63%
Statutaire verankering van het maatschappelijke doel
29%
Overeenkomst met de waarden van de onderneming
29%
Maatschappelijk uitstraling
60%
50%
25%
Fiscale aftrekbaarheid giften voor donateurs
Belangrijk voor de stichting
50%
0%
Belastingvrijstelling voor social enterprise zelf Winstgerichtheid van de rechtsvorm
40%
57%
Mogelijkheid tot aantrekken van risicodragend kapitaal Mogelijkheid tot uitkering van winst aan investeerders
30%
75% 75%
21%
75% BV
Stichting
Figuur 6 – Percentage sociale ondernemingen dat een factor heeft aangemerkt als belangrijk bij de keuze voor een rechtsvorm, gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV. Eigen onderzoek (n=26).
51
Society Impact KennisLAB
De inzichten uit Figuur 6 komen veelal overeen met de voor- en nadelen van de stichting en BV als rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap zoals geconstateerd in hoofdstuk 4. Wat opvalt is het verschil in belang dat wordt gehecht aan de factor ‘gemak bij opzetten’. Waar maar 14% van de BV’s heeft aangegeven dit belangrijk te vinden bij de keuze voor een rechtsvorm is dit bij stichtingen 63%. Het zou kunnen zijn dat het oprichten van een stichting als gemakkelijker wordt gezien. Dit resultaat komt overeen met de waarneming van Frederike Vos dat bij oprichting vaak voor de stichting wordt gekozen, terwijl tegelijkertijd de meeste volwassen sociale ondernemingen georganiseerd zijn als BV.175 Binnen de steekproef als geheel vinden sociaal ondernemers de volgende vijf factoren het meest belangrijk bij de keuze voor een rechtsvorm: 1. Sociale (maatschappelijke) uitstraling 2. Statutaire verankering van het maatschappelijke doel 3. De rechtsvorm komt overeen met de waarden van mijn bedrijf 4. Commerciële uitstraling 5. Mogelijkheid tot aantrekken van risicodragend kapitaal Een aantal van deze top vijf factoren kenmerken de Nederlandse stichting (1 en 2) terwijl anderen (4 en 5) juist kenmerkend zijn voor de BV. Geen van beide rechtsvormen weet dus te voldoen aan meer dan twee of drie van deze belangrijkste factoren. Daarnaast geeft in een vervolgvraag over factor drie maar 36% van alle respondenten aan dat de rechtsvorm die zij gebruiken overeenkomt met de waarden van hun sociale onderneming. 5.2 Tevredenheid met bestaande rechtsvormen Minder dan de helft (44%) van de ondervraagde sociaal ondernemers geeft aan over het algemeen tevreden te zijn met hun huidige rechtsvorm. Daarnaast vindt maar ongeveer één op de drie (36%) zijn of haar rechtsvorm geschikt voor sociaal ondernemerschap. Algehele tevredenheid en geschiktheid zijn beiden net iets hoger bij de stichting dan bij de BV. Echter komt in geen van beiden gevallen dit percentage boven de helft van de ondervraagde ondernemers uit.
175
52
I nterview met Frederike Vos op 04-06-2013 te Amsterdam. Frederike staat als mede oprichtster van de social enterprise incubator The Hub Amsterdam al jarenlang in contact met sociaal ondernemers.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Totaal 44%
"Ik ben tevreden met onze huidige rechtsvorm"
BV 43% Stichting 50%
Totaal 36%
"Onze huidige rechtsvorm is geschikt voor social enterprise"
BV 36% Stichting 38%
Figuur 7 – Percentage sociale ondernemingen dat tevreden is met hun huidige rechtsvorm en percentage dat hun rechtsvorm geschikt vindt voor sociaal ondernemerschap. De percentages komen overeen met het aantal respondenten dat “mee eens” of “helemaal mee eens” heeft aangegeven bij de bovenstaande stellingen. Eigen onderzoek (n=26).
Figuur 8 gaat dieper in op mogelijke redenen voor deze ontevredenheid. Sociale ondernemingen streven naar een balans tussen sociale impact en winst, waarbij de gemaakte winst er voornamelijk voor dient om financieel zelfvoorzienend te zijn. Zodoende is zowel een maatschappelijke- als een commerciële uitstraling van belang voor sociale ondernemingen. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Totaal 48%
Tevredenheid met de maatschappelijke uitstraling
BV 21% Stichting 100%
Totaal 60%
Tevredenheid met de commerciële uitstraling
BV 79% Stichting 25%
Figuur 8 – Aantal respondenten dat heeft aangegeven “tevreden” of “zeer tevreden” te zijn met de maatschappelijke en commerciële uitstraling van hun rechtsvorm, gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV. Eigen onderzoek (n=26).
Minder dan de helft (48%) van de ondervraagde sociaal ondernemers geeft aan tevreden te zijn met de maatschappelijke uitstraling van hun rechtsvorm. Ondanks het feit dat 100% van de sociale stichtingen aangeeft tevreden te zijn, is bij de BV’s in de steekproef slechts één op de vijf (21%) sociale ondernemingen tevreden met de maatschappelijke uitstraling van hun rechtsvorm. Andersom zijn 79% van de BV’s tevreden met hun commerciële uitstraling terwijl maar 25% van de stichtingen dat zijn.
53
Society Impact KennisLAB
Naast uitstraling is financiering een belangrijk onderwerp voor sociaal ondernemers. Zoals gezegd is het aantrekken van financiering een van de grootste obstakels voor sociale ondernemingen, wat duidelijk blijkt in de Nederlandse praktijk (zie Figuur 9). 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Totaal 20%
Tevredenheid met het aantrekken van profit kapitaal
BV 42% Stichting 0%
Totaal 32%
Tevredenheid met het aantrekken van non-profit kapitaal
BV 0% Stichting 88%
Figuur 9 - Aantal respondenten dat heeft aangegeven “tevreden” of “zeer tevreden” te zijn met de mogelijkheid tot aantrekken van profit (risicodragend) kapitaal en non-profit kapitaal (giften, subsidies en donaties), gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV. Eigen onderzoek (n=26).
In totaal geeft maar 20% van de steekproef aan tevreden te zijn met de “mogelijkheid tot aantrekken van risicodragend kapitaal”, zelfs onder BV’s is dit maar 42% (Figuur 9).176 Eveneens geeft maar 32% aan tevreden te zijn met de “mogelijkheid tot aantrekken van non-profit kapitaal (giften, subsidies, donaties)”. Belangrijk onderscheid is hier echter wel te maken tussen stichtingen en BV’s. Waar deze tevredenheid bij stichtingen nog 88% is, is geen enkele ondervraagde BV’s tevreden met de mogelijkheid tot het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties. Interessant om hier aan te halen is dat Kelley beargumenteert dat wil de sector haar groeipotentie gaan waarmaken, er van alle mogelijke financieringsbronnen gebruik gemaakt moet worden: van overheidssubsidies en schenkingen van goede doelen tot bankleningen en risicodragende kapitaalinvesteringen.177 Echter stelt de auteur dat overheidsorganen en goede doelen terughoudend zullen zijn bij het investeren in of schenken aan een winstgerichte rechtsvorm. Tegelijkertijd zullen beleggers gericht op commercieel rendement wegblijven bij ondernemingen die te veel beheerst worden door hun sociale en milieugerichte doelstellingen en opereren vanuit een non-profit georiënteerde rechtsvorm. Deze stellingen lijken te weerspiegelen in de antwoorden van sociale ondernemingen uit de Nederlandse praktijk.
176 177
54
een enkele ondervraagde stichting geeft aan tevreden te zijn met de mogelijkheid tot G het aantrekken van risicodragend kapitaal, een verwachte uitkomst aangezien de stichting geen aandelen kan uitgeven. Kelley 2009.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
5.3 Noodzaak van een aparte rechtsvorm “Een aparte rechtsvorm zou kunnen helpen. Maar het is geen wondermiddel. Het belangrijkste van een sociale onderneming is een goed businessplan!” Boudewijn de Blij. Directeur Fonds 1818 “Wij geloven erin dat markt en samenleving prima in staat zijn om nieuwe sociale activiteiten te ontplooien, zonder dat daar een wetgever aan te pas hoeft te komen. Die nieuwe sociale activiteiten zouden de overheid in staat moeten stellen zich minder alomtegenwoordig op te stellen, en de samenleving het gevoel moeten geven dat de overheid niet het antwoord is op alle onbehagen.” Sociaal Hospitaal “Wanneer bedrijven voldoen aan vooraf gestelde criteria voor sociale impact dan dienen zij in aanmerking te komen voor fiscale voordelen. Waarbij tot een plafond bedrag geen belasting wordt betaald. Hierdoor maken zij meer rendement (financieel) en worden ze aantrekkelijker voor investeerders. Dit gebeurt al in de technologiesector. Dergelijke regelingen zijn belangrijker dan een aparte rechtsvorm.” Mohamed Bouker. Senior Manager EMEIA Financial Services. Ernst & Young Advisory “Juist Nederland zou een voortrekkersrol kunnen en moeten spelen in de wereld van sociaal ondernemingen. Het is verbazend en verrassend dat andere landen ons zo ver voor liggen. Het is de hoogste tijd voor een inhaalslag. Kleine creatieve ondernemingen die op sociaal en duurzaam gebied uniek zijn, worden op het gebied van innovatie nauwelijks ondersteund door de overheid. Maar al die kleine initiatieven samen vertegenwoordigen een bijzondere stroming vol passie, die wel eens een factor van betekenis zou kunnen zijn. De moeite waard om in te investeren in elk geval!” Van Hulley
Het merendeel van de ondervraagde sociaal ondernemers vindt een aparte rechtsvorm nodig in Nederland. In totaal vindt 65% van de ondervraagde sociale ondernemingen een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig (zie Figuur 10). Echter geven veel van de BV’s aan “neutraal” te zijn op de bovenstaande stelling. Waar onder de stichtingen 88% een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig vindt, geld dit voor maar de helft van de respondenten die georganiseerd zijn als BV.178 BV Totaal Stichting helemaal niet nodig
heel hard nodig
3.6 3.7 4.0
Figuur 10 – Gemiddelde antwoord door respondenten op de vraag “Is er volgens u in Nederland een nieuwe rechtsvorm nodig speciaal voor sociaal ondernemerschap?”. Eigen onderzoek (n=26).
178
aarnaast vinden de eenmanszaak, de maatschap en de VOF die in deze steekproef zitten D allemaal een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap nodig.
55
Society Impact KennisLAB
Figuur 11 geeft inzicht in de wensen uit de praktijk over de inrichting van een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap. Deze antwoorden geven een indicatie van hoe een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap er eventueel uit zou kunnen zien. modaliteit van stichting of vereniging
Stichting Totaal BV modaliteit van NV of BV
Stichting BV
geen preventieve maatschappelijke toets
geen doorlopend toezicht
Stichting
geen wettelijke verankering dat winst niet het primaire doel is
fiscale aftrek van donaties is niet belangrijk
BV wel doorlopend toezicht
BV
geen regels over kapitaalbescherming
geen mogelijkheid tot winstuitkering
wel preventieve maatschappelijke toets
Stichting
Stichting
BV
BV
Stichting
BV Stichting
wel regels over kapitaalbescherming
wel mogelijkheid tot winstuitkering
wel wettelijke verankering dat winst niet het primaire doel is
fiscale aftrek van donaties is heel belangrijk
Figuur 11 – Gemiddelde antwoord door ondervraagde sociale ondernemingen op een schaal van 1-5 op de verschillende mogelijke kenmerken van een aparte rechtsvorm. Eigen onderzoek (n=26).
Met deze wensen uit Figuur 11 als basis zou een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap er in Nederland als volgt uit moeten zien. De rechtsvorm zou een modaliteit moeten zijn van een commerciële rechtsvorm (NV of BV), en niet van de stichting of vereniging zoals het geval was bij de voorgestelde rechtsvorm de maatschappelijke onderneming. De rechtsvorm zou de mogelijkheid moeten bieden tot uitkering van de gemaakte winst om op die manier het aantrekken van risicodragend kapitaal te faciliteren. Echter zou de rechtsvorm wel specifieke regels moeten kennen over deze winstuitkering om de bescherming van het sociale kapitaal te waarborgen. Wat betreft het reguleren van de aparte rechtsvorm zouden ondernemingen vooraf getoetst moeten worden op hun sociale doelstelling voordat zij deze rechtsvorm mogen voeren. Dit zou wellicht uitgevoerd kunnen worden door een onafhankelijke instantie, zoals de CIC Regulator in het VK. Er is in Nederland echter niet per se de behoefte aan doorlopend
56
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
toezicht vanuit een onafhankelijke instantie, waar de CIC Regulator dat bijvoorbeeld wel als taak heeft. Wat betreft de wettelijke verankering dat winst niet het primaire doel van de onderneming is verschillen Nederlandse sociaal ondernemers van mening. Waarschijnlijk zou het verstandig zijn om hier wel de mogelijkheid voor te geven maar dit niet te verplichten. Het is belangrijk sociaal ondernemers hierin flexibiliteit te geven en zelf te laten kiezen. Als sluitstuk blijkt dat fiscale regelingen omtrent de nieuwe rechtsvorm als erg belangrijk worden gezien. 5.4 Conclusie Uit dit onderzoek is gebleken dat het merendeel van de ondervraagde sociaal ondernemers niet tevreden is met hun huidige rechtsvorm, zowel bij de BV als bij de stichting. Een nog kleiner percentage vindt hun huidige rechtsvorm geschikt voor sociaal ondernemerschap. Bij de stichting ontbreekt de commerciële aard en de mogelijkheid tot het aantrekken van risicodragend kapitaal. De BV mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en de mogelijkheid tot het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties. Daarnaast kunnen sociale ondernemingen hun maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze kenbaar maken indien zij georganiseerd zijn als BV. Deze inzichten belichten de kansen voor een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap ook in Nederland. Kamerbeek eindigt zijn artikel De maatschappelijke onderneming naar Amerikaans model, het laatste verschenen artikel in de Nederlandse juridische literatuur over rechtsvormen voor sociaal ondernemerschap, met: “De vraag of dit een aparte regeling in Boek 2 BW rechtvaardigt, zal echter alleen bevestigend kunnen worden beantwoord indien de vraag vanuit de brede groep social entrepreneurs groot genoeg is. Immers, de tucht van de markt geldt ook voor het Nederlandse vennootschapsrecht; bij voldoende vraag, zal het vennootschapsrecht het aanbod dienen te faciliteren”.179 De lage tevredenheidscores die Nederlandse sociaal ondernemers toekennen aan bestaande rechtsvormen zet de deur open voor een verdere discussie over een aparte rechtsvorm.
179
Zie Kamerbeek 2012, p. 306.
57
Society Impact KennisLAB
Hoofdstuk 6
CONCLUSIE
De keuze voor een rechtsvorm komt bij Nederlandse sociale ondernemingen in de praktijk vaak neer op de stichting, de BV of een combinatie daarvan. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse sociale ondernemingen georganiseerd is als BV, al blijken de stichting en de combinatie van een BV met een stichting in de praktijk gebruikte alternatieven. De coöperatie zou in principe een optie zijn voor de sociale onderneming echter wordt deze rechtsvorm in de praktijk weinig gebruikt. De stichting combineert de verankering van het maatschappelijke doel en een ideële uitstraling met de mogelijkheid om commerciële activiteiten te ontplooien. De stichting kampt echter duidelijk met tekortkomingen omtrent de mogelijkheid tot het aantrekken van kapitaal, ondanks het feit dat de stichting de sociale onderneming in staat stelt een commerciële onderneming te drijven en daarmee (veel) winst te maken. Het ontbreken van de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers en het verbod op uitkering van winst voor niet ideële doeleinden vormen belangrijke belemmeringen voor de sociale onderneming als stichting. Het aantrekken van kapitaal is om mee te beginnen al een van de grootste obstakels voor de sector, en de keuze voor de stichting als rechtsvorm maakt het financieren van de sociale onderneming niet bepaald makkelijker. Over het algemeen lijkt de BV echter prima de mogelijkheid te bieden voor sociale ondernemingen om zich naar hun wensen juridisch te organiseren. Het aantrekken van risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitbetalen van rendement. Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn en zorgt het beginsel van belangenpluralisme ervoor dat meer dan alleen de (financiële) belangen van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. De praktische bezwaren van for-profit rechtsvormen zoals uiteengezet in de internationale literatuur zijn minder van toepassing op de Nederlandse BV. De verplichting van het bestuur zich op winstmaximalisatie te moeten richten is in Nederland in mindere mate aanwezig. De BV biedt zodoende in principe een goede rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap. De BV stelt de sociale ondernemer in staat de maatschappelijke doelstelling in de statuten van de sociale onderneming te verankeren en daarmee onder een regime van beperkte aansprakelijkheid een sociale onderneming te drijven. Toch zijn maar 43% van de ondervraagde sociale ondernemingen die georganiseerd zijn als BV tevreden met deze rechtsvorm. Een nog kleiner gedeelte (maar 36%) vindt de BV als rechtsvorm geschikt voor sociaal ondernemerschap. De helft vindt dan ook een aparte rechtsvorm voor
58
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
sociaal ondernemerschap in Nederland nodig of zelfs heel hard nodig. In totaal vindt zelfs 65% van de respondenten een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig. Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en de onderzoeksresultaten is dat de BV een aantal voordelen mist ondanks dat het in principe wel een geschikte rechtsvorm is. De BV mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en regels omtrent kapitaalbescherming van de stichting waardoor in de praktijk blijkt dat het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties erg moeilijk is. Daarnaast kunnen sociale ondernemingen mogelijk hun maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze kenbaar maken indien zij georganiseerd zijn als BV. Het statutair verankeren van het ideële doel is mogelijk bij de BV, echter staat dit de onderneming slechts toe om een maatschappelijk doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en zodoende het behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn. Het in de statuten verankerde maatschappelijke doel is namelijk kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de sociale onderneming georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn. Uit voor deze publicatie uitgevoerd onderzoek blijkt dat de volgende drie factoren door sociaal ondernemers het belangrijkst worden geacht bij de keuze voor een rechtsvorm: de sociale (maatschappelijke) uitstraling, de statutaire verankering van het maatschappelijke doel en de overeenkomst tussen de rechtsvorm en de waarden van de sociale onderneming. De BV excelleert in geen enkel van deze drie aspecten. Dit verklaart wellicht waarom de ondervraagde sociaal ondernemers in de praktijk ontevreden zijn met de BV als rechtsvorm ondanks het feit dat de rechtsvorm prima de mogelijkheid biedt voor sociale ondernemingen om zich naar wens te organiseren. Zodoende lijkt een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap niet strikt noodzakelijk, echter zou het toegevoegde waarde kunnen hebben voor deze nog jonge, groeiende sector. Een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap biedt een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, faciliteert de toegang tot de kapitaalmarkt en draagt bij aan het verhelderen en verankeren van de balans tussen financiële en sociale impact. Daarnaast brengt een aparte rechtsvorm ook een groot stuk legitimiteit voor de sector met zich mee. Het zou een signaal zijn vanuit de wetgever dat sociaal ondernemerschap in Nederland als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden, net zoals dat in de ons omringende landen gebeurt.
59
Society Impact KennisLAB
“Ik snap de wens voor een aparte status. Echter in de praktijk blijkt ook dat sociaal ondernemers behandeld willen worden als andere ondernemers. Uiteindelijk gaat het erom dat de ondernemers kunnen uitleggen waarom ze zijn wie ze zijn. Ik kan me wel voorstellen dat de overheid voor bepaalde type activiteiten deze ondernemers een fiscaal voordeel biedt. Denk hierbij aan het aannemen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.” Mohamed Bouker. Senior Manager EMEIA Financial Services. Ernst & Young Advisory “Ik vind het belangrijk dat er een discussie komt over een aparte rechtsvorm – onafhankelijk van de vraag of er uiteindelijk een aparte rechtsvorm komt. Ik vrees aan de andere kant dat deze discussie tot grote definitieproblemen zal leiden. En mocht er daadwerkelijk een nieuwe rechtsvorm komen, dan zou die misschien de armslag van de ondernemingen ook aanzienlijk kunnen beperken.” Prof.dr. Gerd Junne. The Network University (TNU) “Een eigen rechtsvorm is in het palet van mogelijkheden maar een kleine schakel. Denk bijvoorbeeld aan het treffen van bijzondere regelingen in de belastingwetgeving of op andere wijze zichtbaar te maken dat sociaal ondernemers belangrijk zijn: door ze een podium te bieden, prijzen uit reiken, belemmeringen weg te nemen en zelf niet in de weg te lopen.” Prof.dr. Mark van Twist. Bestuurder van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en directeur van het aldaar gevestigde Centrum voor Sociaal Ondernemerschap. “Nederland zou gebaat zijn bij een onderverdeling van typen non-profit organisaties, waaronder dus sociaal ondernemers, met daaraan een verschillende fiscale behandeling gekoppeld.” Prof.dr. Lucas Meijs. Hoogleraar Strategische Filantropie, Erasmus Centre for Strategic Philanthrophy, , Rotterdam School of Management “Wij willen een vermogen opbouwen zodat we kunnen investeren in nieuwe system-changing sociale ondernemingen. Voor dit doel zou een eigenstandige rechtsvorm een antwoord kunnen zijn. Maar dat hoeft misschien niet eens. Er zou binnen de mogelijkheden van een BV ook een aparte investeringsmogelijkheid kunnen worden gecreëerd voor Sociale BV’s. Bijvoorbeeld door een (gedeeltelijke) vrijstelling van de winstbelasting van het deel van de winst dat gebruikt wordt voor investeringen in nieuwe sociale ondernemingen of activiteiten. Vergelijkbaar met een voorziening voor pensioenreserveringen. Of een soort investeringsaftrek op het voornemen voor een toekomstige investering in sociale ondernemingen/ activiteiten. We moeten in ieder geval voorkomen dat we een ijdele discussie gaan voeren over cosmetische rechtsvormen, die zogenaamd wel maatschappelijke uitstraling hebben. Het is de impact van activiteiten die uitstraling heeft. De rechtsvorm moet daaraan ondersteunend zijn, of beter gezegd: daarvoor niet in de weg zitten.” Sociaal Hospitaal
60
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
“Een goed overzicht van de voor- en nadelen van een aparte rechtsvorm ontbreekt, maar het kan de “vrije regelruimte” behoorlijk beperken alsmede de beloning voor creativiteit.” Stichting Motorcycle Support Nederland “Extra regelgeving vanuit de centrale overheid is niet de oplossing. We moeten de initiatieven daar laten waar ze horen: op decentraal niveau. Schaf juist eens een hoop regels af. Laat dit soort initiatieven regel-arm ondernemen. Hef bijvoorbeeld geen belasting, of maak het gemakkelijk om mensen met behoud van uitkering in te huren.” Stichting Dam “Ik zie het belang voor een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemers maar meen tegelijkertijd dat het goed zou zijn om eerst nog een tussenstap te maken. Die tussenstap zou wat mij betreft zijn dat er vervolgonderzoek wordt gedaan, dat zich niet alleen richt op een nieuw te ontwikkelen rechtsvorm maar dat een bredere reikwijdte heeft. Het zou moeten vaststellen of de juridisch fiscale infrastructuur kan worden verbeterd om initiatieven die sociale impact beogen te bereiken, op passende wijze te stimuleren. Een nieuwe rechtsvorm zou zo’n initiatief kunnen zijn maar mogelijk ook een instrument als de “social impact bond”. Wat mij betreft dus op zoek naar een infrastructuur die sociale impact stimuleert die meetbaar is waar dus ook transparant verantwoording over kan worden afgelegd.” Joop Kluft. Tax Partner PWC “Zolang de rechtsvorm niet wordt gebruikt voor verkapte overheidsinstellingen, maar voor ondernemers in de juiste zin van het woord, kan het een goede mogelijkheid zijn. Het voorkomt dat de keuze voor een BV moet worden verdedigd waar een imago aan kleeft van alleen maar (financiële) winstmaximalisatie.” Van Hulley “De overheid heeft een normerende en een voorbeeldfunctie. Als de overheid laat zien dit serieus te nemen, is dat een belangrijk signaal” Gekopwerk
61
Society Impact KennisLAB
Lijst van gebruikte afkortingen ANBI BV BW CDA CIC EC EU HvJ EG IRC JOR L3C LLC MVO NGO NJ NTFR NTMO NV PRI SRI VK VOF VS VSA VSO WCC WFBV
62
Algemeen Nut Beogende Instelling Besloten Vennootschap Burgerlijk Wetboek Christen-Democratisch Appèl Community Interest Company Europese Commissie Europese Unie Hof van Justitie van de Europese Unie Internal Revenue Code Jurisprudentie Onderneming & Recht Low-Profit Limited Liability Company Limited Liability Company Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Niet-Gouvernementele Organisatie Nederlandse Jurisprudentie Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming Naamloze Vennootschap Program-Related Investment Socially Responsible Investment Verenigd Koninkrijk Vennootschap Onder Firma Verenigde Staten Vermont Statutes Annotated Vennootschap met Sociaal Oogmerk Wet Conflictenrecht Corporaties Wet op de Formeel Buitenlandse Vennootschappen
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
Literatuurlijst • Abu-Saifan, S. (2012). Social Entrepreneurship: Definition and Boundaries.
•
• • • • •
•
•
•
•
•
• •
•
Technology Innovation Management Review, February 2012: Technology Entrepreneurship. Asser, C., Maeijer, J.M.M., Solinge, G. van, Nieuwe Weme, M.P. (2009). Mr. C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht: de naamloze en besloten vennootschap (Vol. 2). Deventer: Kluwer. Ballenende, J.P. (2012). Publiek-privaat in een nieuw perspectief: Corporate Responsibility, Social Enterprises en de veranderende rol van de overheid. Billitteri, T.J. (2007). Mixing mission and business: Does social enterprise need a new legal approach? Nonprofit Sector Research Fund, The Aspen Institute. Bosma, N.S. & Levie, J. (2010). Global Entrepreneurship Monitor 2009 Executive Report. Bridge, R. & Corriveau, S. (2009). Legislative Innovations and Social Enterprise: Structural Lessons for Canada. BC Centre for Social Enterprise. Bromberger, A.R. (2007). Social Enterprise: A Lawyer’s Perspective. Perlman & Perelman, http://www.perlmanandperlman.com/publications/articles/2008/socialenterprise.pdf. Carter, T.S. & Man, T.L. (2008). Canadian Registered Charities: Business Activities and Social Enterprise–Thinking Outside the Box. National Centre on Philanthropy and the Law Annual Conference. Carter, T.S. & Man, T.L. (2009). Business Activities and Social Enterprise: Towards a New Paradigm. In 2009 National Charity Law Symposium, The Canadian Bar Association/Ontario Bar Association. CIC Regulator (2010). Community Interest Companies Information Pack, March 2010, http://www.bis.gov.uk/assets/cicregulator/docs/leaflets/10-1387-community-interest-companies-information-pack.pdf Clark, W.H. & Vranka, L. (2013). The Need and Rationale for the Benefit Corporation: Why it is the legal form that best addresses the needs of social entrepreneurs, investors, and, ultimately, the public, White Paper, Version of January 18, 2013. Cooney, K. (2012). Mission Control: Examining the Institutionalization of New Legal Forms of Social Enterprise in Different Strategic Action Fields. Social Enterprises: An Organizational Perspective, New York: Palgrave-Macmillan, 198-221. Dijk, P. L., & Van der Ploeg, T. J. (2007). Van vereniging en stichting, cooperatie en onderlinge waarborgmaatschappij. Deventer: Kluwer. Doeringer, M.F. (2010). Fostering Social Enterprise: A Historical and International Analysis. Duke Journal of Comparative & International Law, 20(2), 291-329. Eijsbouts, A.J.A.J., Kristen, F.G.H., Jongh, J.M. de, Schild, A.J.P. & Timmerman, L. (2010). Maatschappelijk (verantwoord) ondernemen: naast, in en met recht? In Maatschappelijk verantwoord ondernemen en het recht: preadviezen. Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging, 140e jaargang (pp. 1-39). Deventer: Kluwer.
63
Society Impact KennisLAB
• Elhauge, E. (2005). Sacrificing corporate profits in the public interest. NyUL
Rev., 80, 733. • Etzioni, A. (1973). The Third Sector and Domestic Missions. Public
Administration Review, 33, 314-323. • Ginneken, M.J. van & Timmerman L. (2011). De betekenis van het evenredig-
heidsbeginsel voor het ondernemingsrecht. Ondernemingsrecht, 2011(123). • Goldsmith, S., Georges, G., & Burke, T.G. (2010). The power of social innovation:
•
•
• • •
•
• • • • • • • •
• •
64
How civic entrepreneurs ignite community networks for good. San Francisco (USA): Jossey-Bass. Gottesman, M.D. (2007). From Cobblestones to Pavement: The Legal Road Forward for the Creation of Hybrid Social Organizations. Yale Law & Policy Review, 26(1), 345-358. Holtzer, M. (2007). De medezeggenschap van de belanghebbendenvertegenwoordiging in de maatschappelijke onderneming. Ondernemingsrecht, 2007(17). Hoogendoorn, B. (2011). Social entrepreneurship in the modern economy: Warm glow, cold feet. Erasmus University Rotterdam. Ingh, F.J.P. van den, E. Bos en P.C.J. Oerlemans (1993). De stichting als ondernemingsvorm. Deventer: Kluwer. Jongh, J.M. de, Schild, A.J.P. & Timmerman, L. (2010). Naar maatschappelijke varianten van rechtsvormen in Boek 2 BW? In Maatschappelijk verantwoord ondernemen: preadviezen. Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging (140e jaargang). Deventer: Kluwer, 191-252. Kamerbeek, S.P. (2012). De maatschappelijke onderneming naar Amerikaans model? De benefit corporation onder de loep. Ondernemingsrecht, 2012(7), 300-306. Katz, R.A. & Page A. (2010). The Role of Social Enterprise, Vermont Law Review, 35, 59. Kelley, T. (2009). Law and Choice of Entity on the Social Enterprise Frontier, Tulane Law Review, 84, 337. Kroeze, M. J., Timmerman, L., & Wezeman, J. B. (2007). De kern van het ondernemingsrecht, 2e druk. Deventer: Kluwer. Lazonick, W. & O’Sullivan, M. (2000). Maximizing shareholder value: a new ideology for corporate governance. Economy and society, 29(1), 13-35. Leadbeater, C. (1997). The Rise of the Social Entrepreneur. London: Demos. Maas, K.E.H. (2009). Corporate Social Performance: From Output Measurement to Impact Measurement. Erasmus University Rotterdam. McKinsey (2011). Opportunities for the Dutch Social Enterprise Sector. Zie: http://www.euclidnetwork.eu/files/Social_enterprises_FINAL.pdf Nicholls, A. & Cho, A.H. (2006). Social Entrepreneurship: The Structuration of a Field. In A. Nicholls (ed.), Social Entrepreneurship – New Models for Sustainable Social Change. Oxford: Oxford University Press, 99-118. OECD (2013). Policy Brief on Social Entrepreneurship. Zie: http://www.oecd. org/cfe/leed/Policy%20Brief%20on%20Social%20Entrepreneurship_ENG.pdf Page A. & Katz, R.A. (2010). Freezing Out Ben & Jerry: Corporate Law and the Sale of a Social Enterprise Icon. Vermont Law Review, 35, 50.
Rechtsvormen voor Sociaal Ondernemerschap
• Pirson, M. (2009). Social Entrepreneurship: A Blueprint for Humanistic
Business Organizations. Humanism in Business, 248-259. • Sociaal-Economische Raad (SER) (2005). Ondernemerschap voor de publieke
zaak (advies van 1 juni 2005, SER 05/04). Den Haag: SER. • Social Enterprise NL (2012). Wat is Social Enterprise?, Working Paper. Zie:
•
•
• •
http://www.selab.nl/wp-content/uploads/Social-Enterprise-kenmerkenworking-paper-vs-0-5.pdf Social Enterprise NL & McKinsey (2013). Social Enterprise Monitor 2013: een rapport over de Social Enterprise NL survery 2012. Zie: http://www.social-enterprise.nl/wp-content/uploads/SE-Monitor-.pdf Timmerman, L., Jongh, J.M. de & Schild, A.J.P. (2011). The Rise of the Social Enterprise: How Social Enterprises are Changing Company Law Worldwide. In S. Muller, S. Zouridis, M. Frishman & L. Kistemaker (Eds.), The law of the future and the future of the law (pp. 305-322). Oslo: TOAEP, Torkel Opsahl Academic Epublisher. Wexler, R. A. (2006). Social enterprise: A legal context. Exempt Organization Tax Review, 233-44. Zaman, D.F.M.M. (2011). De ondernemende stichting en de commerciële stichting. In M.L Lennarts, W.J.M. van Veen & D.F.M.M. Zaman (Eds.), De stichting. Kritische beschouwingen over de wettelijke regeling voor een veelzijdige rechtsvorm. Den Haag: SDU.
65
Colofon Auteur: Stijn H.P. van Zon Redactie: Renée Frissen - Society Impact Mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Grafisch ontwerp: Studio Duel - www.studioduel.nl
SOCIETY IMPACT
Zuid-Hollandlaan 7 2596 AL Den Haag
[email protected] www.societyimpact.nl