Inspectie Werk en Inkomen
Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen Zesde vervolgrapportage ontvlechting
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
Aan deze rapportage hebben meegewerkt: Dhr. M.A. van Brussel AA Dhr. H.Th. Buitendijk RA Dhr. mr. drs. Th.H.M. Ebben Dhr. A.E. Frencken MBA Mw. M.A. Jesserun Dhr. mr. J.A. Koemans Dhr. drs. ing. P.D. Verstege RE RA Mw. drs. I.R. Lo Fo Wong
R 02/06, juli 2002 ISSN 1383-8733 ISBN 90-5079-011-9
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
2/40
Voorwoord In 1995 is de Organisatiewet Sociale Verzekeringen 1995 in werking getreden. Deze voorloper van de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen heeft met de introductie van de verplichte uitbesteding van de administratie van de bedrijfsverenigingen aan een erkende uitvoeringsinstelling een reorganisatie van het stelsel op gang gebracht. Daarbij is de relatie tussen de bedrijfsvereniging en de uitvoeringsinstelling veranderd in een opdrachtgevers/opdrachtnemersrelatie. De opdrachtverlening door de bedrijfsverenigingen is in het kader van de Organisatiewet sociale verzekeringen uit 1997 overgegaan naar het Landelijk instituut sociale verzekeringen. De uitvoeringsinstellingen zijn veelal deel uit gaan maken van een groter organisatorisch verband, dat mede gericht is op aan de sociale verzekering verwante private dienstverlening. Deze scheiding (ontvlechting) bracht echter wel een risico met zich mee, namelijk dat publiek geld voor de uitvoering van werknemersverzekeringen gebruikt zou worden voor private activiteiten. De toezichtho uder, toen het College van toezicht sociale verzekeringen, nu de Inspectie Werk en Inkomen, heeft hier sinds 1996 jaarlijks onderzoek naar gedaan. Dit rapport is de zesde en laatste vervolgrapportage ontvlechting over het jaar 2000. Inmiddels heeft in het kader van de invoering van de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen opnieuw een reorganisatie plaatsgevonden. De aangebrachte scheiding tussen uitvoering en beleid uit 1995 is veranderd. De uitvoering van de werknemersverzekeringen is nu opgedragen aan de publieke instelling Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beleid wordt gemaakt op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het risico van vermenging van publiek geld met private activiteiten, zoals hierboven beschreven, bestaat niet meer. Toch zijn de problemen die bij deze scheiding de afgelopen jaren zijn geconstateerd ook voor het nieuwe Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen van groot belang. Bijvoorbeeld omdat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen in de toekomst nog steeds bepaalde (niet-wettelijke) taken zal uitbesteden aan derden, met het risico dat de processen en de hiervoor aangewende publieke middelen in onvoldoende mate worden beheerst. De lessen die zijn te leren uit de zes rapportages over ontvlechting zijn dus ook voor de toekomst van groot belang.
Mr. L.H.J. Kokhuis Inspecteur-generaal Werk en Inkomen
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
3/40
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
4/40
Inhoud Samenvatting
7
1
Inleiding
9
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.5 2.6 2.7
Bevindingen Inleiding Organisatiestructuur In- en uitbestedingen Inbestedingen Uitbestedingen Contracten Ontbreken van contracten Contractenadministratie Uitvoering contracten Tarieven Verantwoording kosten Huurcontracten Verantwoordingsinformatie Verbeterplannen
13 13 13 15 15 16 16 16 16 17 17 18 18 19 20
3
Conclusie
21
4
Reactie Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
23
Lijst van afkortingen
24
Bijlage 1: Historisch overzicht Bijlage 2: Toetsingskader 1999 Bijlage 3: Financiële gegevens
25 29 35
Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen
40
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
5/40
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
6/40
Samenvatting Door de invo ering van de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) per 1 januari 2002 kent Nederland een nieuw stelsel voor de sociale zekerheid met een nieuwe toezichthouder: de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). De inspectie is een samenvoeging van het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) en de directie Toezicht gemeenten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). In de periode 1995 tot en met 1999 is er door het voormalige Ctsv jaarlijks een onderzoek uitgevoerd naar de financiële scheiding van publieke en private activiteiten bij de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Dit was nodig omdat er na de invoering van de Organisatiewet Sociale Verzekeringen 1995 (OSV 1995) een risico bestond dat de concerns waartoe de publieke uitvoeringsinstellingen behoorden het beschikbare publieke geld zouden inzetten voor private activiteiten. Dit risico was er wanneer een uitvoeringsinstelling een bepaalde (niet-wettelijke) taak uitbesteedde of juist op zich nam (inbestedingen). In de voorliggende rapportage over het jaar 2000, maar ook in de vijf rapportages daarvoor, blijkt dat de scheiding tussen publieke en private taken niet op alle gebieden goed gewaarborgd is. Evenals in voorgaande jaren zijn tekortkomingen geconstateerd bij de naleving van de gestelde voorwaarden voor in- en uitbestedingen, de vastlegging van afspraken over leveringen in contracten alsmede in onderbouwingen (van afwijkingen) van contracten. Ook is het in een aantal gevallen niet mogelijk gebleken om op basis van de aanwezige documentatie de juistheid van in- en uitbestedingen te beoordelen. Tot slot zijn er wederom gebreken in de wijze van afrekenen vastgesteld. In 2000 zijn op deze punten weinig verbeteringen gerealiseerd. Met de nieuwe situatie sinds 1 januari waarbij de uitvoeringsinstellingen uit de concerns zijn losgemaakt en zijn opgegaan in het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), is het risico van vermenging van publiek geld en private activiteiten, zoals hierboven beschreven, niet meer aan de orde. Toch zijn de problemen die bij deze scheiding de afgelopen jaren zijn ge constateerd ook voor UWV van groot belang. Met name omdat een groot aantal van de bestaande contracten met private werkmaatschappijen van de voormalige concerns waarvan de uitvoeringsinstellingen deel uitmaakten door de nieuwe organisatie zullen wo rden gecontinueerd. Daarnaast zal UWV in de toekomst nog steeds (niet-wettelijke) taken, zoals huisvesting en ICT, uitbesteden aan derde (commerciële) partijen. De inspectie acht het daarom noodzakelijk dat UWV gestructureerd aandacht besteedt aan de administratief-organisatorische inbedding en de beheersing van in- en uitbestedingen. De definitieve inrichting van de organisatie van UWV biedt hiertoe extra mogelijkheden omdat vele bedrijfsprocessen opnieuw vormgegeven moeten worden. Daarnaast dienen de noodzakelijk geachte beheersmaatregelen onverkort toegepast te worden op de nieuwe in- en uitbe-
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
7/40
stedingsrelaties van UWV. Voor het in- en uitbesteden van werkzaamheden zijn door het ministerie van SZW stringente voorwaarden geformuleerd die het toetsingskader vormen. De hierboven bedoelde maatregelen maken deel uit van de bedrijfsvoering van UWV als geheel. IWI zal hieraan bij het reguliere toezicht op de werkzaamheden van UWV gericht aandacht besteden.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
8/40
1
Inleiding Per 1 januari 2002 is in Nederland een nieuw stelsel voor de sociale zekerheid ingevoerd. De invoering van de wet SUWI betekent dat het Lisv en alle uitvoeringsinstellingen (Gak Nederland , Cadans Uitvoeringsinstelling B.V., USZO B.V., GUO Uitvoeringsinstelling B.V en SFB Uitvoeringsorganisatie Sociale Verzekeringen N.V.) samengevoegd zijn tot UWV. Ook het toezicht op deze organisatie is veranderd. Het Ctsv is samen met de directie Toezicht gemeenten van het ministerie SZW samengevoegd tot IWI. In één van de voorlopers van de wet SUWI, de OSV 1995, was vastgelegd dat er een scheiding zichtbaar moest zijn tussen het beleid en de uitvoering van werknemersverzekeringen (ontvlechting). Dit hield in dat de bedrijfsverenigingen die zowel de uitvoering deden als het beleid maakten, hun uitvoerende taken overdroegen aan de uitvoeringsinstellingen. Die uitvoeringsinstellingen waren onderdeel van grotere concerns, zoals de SFB Groep of de Gak Groep die ook private taken uitvoerden zoals verzekeringsactiviteiten, huisvesting en informatie- en communicatietechnologie (ICT). 1 Het risico van deze constructie was dat het geld dat bestemd was voor de publieke taak (het uitvoeren van de werknemersverzekeringen) gebruikt zou worden voor private activiteiten van de concerns. Onderzoek Vanaf 1996 heeft het Ctsv als toezichthouder jaarlijks onderzoek gedaan naar de manier waarop de concerns de (financiële) scheiding van publieke en private werkzaamheden hebben gewaarborgd. Dit heeft geresulteerd in vijf rapportages. Het voorliggende rapport is de zesde en laatste rapportage over deze ontvlechting. Het bevat de bevindingen van het onderzoek over het verantwoordingsjaar 2000. Een bijzonder jaar in verband met de voorbereidingen van de wet SUWI en de ontwikkeling van UWV. Met het oog op de veranderingen in de organisatie van de werknemersverzekeringen is met ingang van 1 november 2000 het ‘Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling’ ingrijpend gewijzigd. Onder andere is het voor het toezicht op de financiële scheiding van publiek en privaat belangrijke artikel 22 komen te vervallen. 2 In de verslagperiode heeft de overdracht door de concerns van de aandelen in de uitvoeringsinstellingen aan de stichting 1
2
Indien in het rapport wordt gesproken over holdings of concerns dan betreffen het, tenzij anders aangegeven, organisaties waarvan een uitvoeringsinstelling deel uitmaakt. USZO maakt geen onderdeel uit van een concern maar kent sterke organisatorische/contractuele verbanden met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). USZO heeft conform toezeggingen aan IWI zorggedragen voor de accountantsverklaring ex artikel 22 over het jaar 2000. In het ‘Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling’ (geldig vanaf 1 januari 1998) bepaald artikel 22: Ten behoeve van de houders van A-aandelen draagt de houdstermaatschappij er jaarlijks zorg voor dat een andere accountant dan de accountant van de houdstermaatschappij een verklaring afgeeft op basis van het principe dat zoveel mogelijk gebruik zal worden gemaakt van de reeds verrichte controlewerkzaamheden door de accountant van de houdstermaatschappij, waaruit blijkt dat: de geboekte resultaten in de uitvoeringsinstelling respectievelijk in de andere rechtspersonen waarin de houdstermaatschappij rechtstreeks aandelen houdt, deugdelijk onderscheiden zijn geadministreerd; en de toerekening van kosten en baten met betrekking tot de uitvoering van de wettelijke taken is geschied met inachtneming van de terzake vastgestelde regels.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
9/40
Voorbereiding Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (VUWV) plaatsgevo nden. Het onderzoek over het jaar 2000 is op dezelfde manier opgezet als de voorgaande onderzoeken. De VUWV heeft de concerns verzocht om, conform de in de voorgaande jaren geha nteerde systematiek, over het verantwoordingsjaar 2000 verantwoordingen op te stellen over de financiële scheiding van publiek en privaat. Dit onderzoek van IWI heeft in hoofdzaak betrekking op deze verantwoordinge n. Bij een aantal onderwerpen zijn recentere ontwikkelingen in de beschouwingen betrokken; ten aanzien van een aantal onderwerpen zal IWI nog nader onderzoek moeten verrichten, waarover afzonderlijk zal worden gerapporteerd. In deze rapportage staat de beantwoording van de volgende vraag centraal: ‘Is de scheiding tussen publieke en private financiële middelen in 2000 in opzet en werking voldoende gewaarborgd door de concerns?’. Het oordeel over de financiële scheiding van publiek en privaat onderbouwt IWI door het beantwoorden van de volgende vragen: - Zijn er voldoende en effectieve maatregelen genomen op vooraf gedefinieerde risico’s op het terrein van de financiële gevolgen van leveringen tussen holdings en uitvoeringsinstelling (zoals rechtmatighe id van in- en uitbestedingen)? - Zijn de beoogde verbetermaatregelen die de holding in navolging van de onderzoeken over voorgaande verantwoordingsjaren heeft voorgenomen, geïmplementeerd? Het onderzoek is in november 2001 gestart en in februari 2002 afge rond. Het onderzoek kon pas vrij laat van start gaan omdat de concerns niet eerder hun verantwoordingen aan de toezichthouder beschikbaar stelden. De verantwoordingsinformatie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de directie van de (voormalige) concerns (Gak, SFB en Relan) en de uitvoeringsinstelling USZO. 3 Dit is conform de wens van IWI. Uitgebreide informatie over de verantwoordingen is opgenomen in paragraaf 2.6. Het toetsingskader van het onderzoek over de verantwoordingsjaren 1998 en 1999 is ook voor dit onderzoek toegepast (zie bijlage 2). Het onderzoek is gebaseerd op de werkzaamheden uitgevoerd door de accountants ex artikel 22 en andere betrokken accountants van de concerns. Daarnaast heeft IWI enkele aanvullende werkzaamheden uitgevoerd om de brede onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Hierbij is onder meer aandacht besteed aan de door de staatssecretaris van SZW aan de uitvoeringsinstellingen aanvullend gestelde eisen omtrent het aangaan van nieuwe langlopende verplichtingen. Ook zijn de uitkomsten van een door het ministerie van SZW uitgevoerd onderzoek naar de inbestedingen in het onderzoek betrokken. SZW heeft voorgeschreven dat voor inbestedingen vooraf door het ministerie toestemming dient te worden ve rleend. Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat de belangrijkste bevindingen van de bij alle uitvoeringsinstellingen en het Lisv uitgevoerde onderzoeken. Hoofdstuk 3 bevat de conclusies en het oordeel van IWI. Bij3
Zie voetnoot 2.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
10/40
lage 1 biedt een historisch overzicht. Bijlage 2 bevat het toetsingskader dat is gehanteerd bij het onderzoek. Tot slot is in bijlage 3 de verantwoording van de uitvoeringsinstellingen opgenomen en een cijfermatig overzicht van de in- en uitbestedingen per uitvoeringsinstelling.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
11/40
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
12/40
2
Bevindingen
2.1
Inleiding Een goede administratie is een belangrijke waarborg voor de scheiding van publieke en private middelen. IWI constateert dat in 2000 de resultaten van de verschillende activiteiten in de administraties van de concerns in opzet deugdelijk zijn onderscheiden. Dit is ook het oordeel van de betrokken accountants. De werking is op bepaalde punten nog onvoldoende, met name waar het gaat om de administratieve organisatie. In dit hoofdstuk beschrijven we de bevindingen van het onderzoek. In paragraaf 2.2 wordt een overzicht gegeven van de wijzigingen in de organisatiestructuur in het jaar 2000. In paragraaf 2.3 volgt een uitleg over in- en uitbestedingen. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 gekeken naar de contracten die voortvloeien uit de afspraken over in- en uitbestedingen en de wijze waarop deze contracten geadministreerd en uitgevoerd zijn. In deze paragraaf ook aandacht voor de wijze waarop de kosten worden doorberekend en de gemaakte prijsafspraken. Paragraaf 2.5 gaat over de huurcontracten van de uitvoeringsinstellingen. In paragraaf 2.6 is aandacht voor de verantwoordingsinformatie per uitvoeringsinstelling. Hier is afzonderlijk onderzoek naar gedaan naar aanleiding van de laatste rapportage. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de verbeterplannen die door de uitvoeringsinstellingen waren opgesteld en in hoeverre deze zijn uitgevoerd.
2.2
Organisatiestructuur Met het oog op de aandelenoverdracht naar de stichting VUWV per 1 januari 2001 is een groot aantal wijzigingen doorgevoerd in de organisatiestructuur van en rond de verschillende uitvoeringsinstellingen. Deze veranderingen zijn van invloed geweest op de inrichting en uitvoering van het onderzoek naar de scheiding van publiek en privaat bij de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Gak Naar aanleiding van het door de overheid genomen besluit om de uitvoeringsinstellingen voor de sociale zekerheid onder te brengen in een door de overheid gestuurde organisatie (UWV) hebben de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van het concern Gak Groep N.V. in samenspraak met de aandeelhouders in december 1999 besloten tot een splitsing van de activiteiten van de groep. De aandelen van de uitvoeringsinstelling Gak Nederland B.V. zijn op 20 juli 2000 overgedragen aan de stichting Gak Nederland, die deze aandelen in december 2000 vervolgens heeft overgedragen aan de stichting VUWV. De vennootschappen van Gak Holding B.V. zijn in twee groepen gescheiden. De eerste groep (ASZ, Gak Onroerend Goed en ViaPrisma) is overgedragen aan Gak Groep B.V. ASZ is vervolgens
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
13/40
verkocht aan PinkRoccade. De tweede groep (Gak Verzekeringen, Gak Bedrijfszorg/AGG, AMG, Gak Sociale Zekerheid, Argonaut/Return/OCA Nederland/ZVN Advies/ LAIC Nederland) is inclusief Gak Holding B.V. verkocht aan Achmea. USZO De financiële administratie van het concern Verwerkingscentrum zijn gedurende het jaar 2000 onderdelen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) gebleven. Per 1 januari 2001 zijn ook deze onderdelen door de overgang van het personeel van het ABP naar USZO volledig onderdeel van de uitvoeringsinstelling. De stichting USZO heeft de aandelen van USZO B.V. eind december 2000 op aandringen van het Ctsv overgedragen aan de stichting VUWV. GUO en Cadans De uitvoeringsinstellingen GUO en Cadans maken onderdeel uit van Relan N.V. In de organisatiestructuur van Relan N.V. is in 2000 een groot aantal wijzigingen doorgevoerd. In november 2000 is de ve rkoop van Relan ICT aan Ordina Sociale Zekerheid geëffectueerd. Voorts heeft de overdracht van de facilitaire dienstverlening van Relan Services aan Cadans plaatsgevonden. Op verzoek van de staatssecretaris van het ministerie van SZW is onderzoek uitgevoerd naar de vraag of een aantal door Relan N.V. in 2000 op organisatorisch gebied genomen besluiten heeft geleid tot benadeling van publieke middelen. IWI heeft daarbij niet kunnen vaststellen dat sprake is van benadeling van publieke middelen. Wel is een aantal vragen gesteld bij een aantal besluiten waarbij het gebruik van sociale verzekeringgegevens in het geding is. Relan N.V. heeft de aandelen van de uitvoeringsinstellingen Cadans en GUO per 30 december 2000 overgedragen aan de stichting VUWV. Bij GUO was al vanaf begin 2000 een situatie ontstaan van feitelijke scheiding tussen publiek en privaat waarbij onderling ‘at arms length’ werd gehandeld. Het begrip ‘at arms length’ houdt in dat de onderlinge verhoudingen tussen de maatschappijen niet meer geregeerd worden door concernverhoudingen, maar dat men handelt als ware men onafhankelijke marktpartijen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat door GUO een aanvullende ontvlechtingsovereenkomst is gesloten waarin de noodzakelijke stappen nader zijn uitgewerkt. IWI zal deze overeenkomst nog beoordelen. SFB De SFB Groep heeft in 2000 een groot aantal wijzigingen ondergaan. De aandelen van de SFB UOSV zijn per 29 december 2000 aan de stichting VUWV overgedragen. Deze overdracht heeft grote gevolgen gehad voor de missie en de strategie van de SFB Groep. De Raad van Bestuur heeft op basis van een nieuw geformuleerde missie een aantal besluiten genomen. Zo is een aantal werkmaatschappijen verkocht en is de organisatie van de holding aanzienlijk in omvang teruggebracht. Deze wijzigingen in de organisatie van de SFB Groep hebben geen aanvullende gevolgen gehad voor de scheiding van publieke en private taken.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
14/40
IWI constateert dat evenals in voorgaande jaren in 2000 sprake is geweest van sterke afhankelijkheden tussen SFB UOSV en de private werkmaatschappijen.
2.3
In- en uitbestedingen De verschillende (publieke en private) onderdelen van concerns dragen onderling soms een bepaalde taak over of besteden die uit aan derden. Derden kunnen zowel publieke als private organisaties zijn (bijvoorbeeld werkgevers- en werknemersorganisaties). Het gaat dan niet om wettelijk verplichte taken, maar om ondersteunende taken als het systeembeheer, ICT en huisvesting. Om zicht te houden op de transacties tussen publieke onderdelen en private werkmaatschappijen van de concerns heeft het ministerie van SZW regels voorgeschreven. Als een uitvoeringsinstelling bepaalde werkzaamheden door derden wil laten verrichten, de zogeheten uitbesteding, moeten de concerns waartoe de uitvoeringsinstelling behoort, toestemming vragen aan het Lisv. Voor situaties dat een uitvoeringsinstelling juist een taak van een ander wil overnemen (inbesteding), dient toestemming te worden verleend door het ministerie van SZW Deze paragraaf gaat in op de vraag of de uitvoeringsinstellingen voor alle in- en uitbestedingen (tijdig) toestemming hebben gevraagd.
2.3.1 Inbestedingen IWI heeft vastgesteld dat over het verantwoordingsjaar 2000 de inbestedingen door de uitvoeringsinstellingen in overeenstemming zijn met de informatie die verkregen is van het ministerie van SZW. Deze inbestedingen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen die in hoofdlijnen hieronder zijn beschreven. 4 -
-
-
4
5
Bij het goedkeuren van andere taken wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van het wetsvoorstel Markt en Overheid is ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is dat overheidsorganisaties alleen marktactiviteiten mogen verrichten indien dat de aangewezen weg is voor de behartiging van het openbaar belang. UWV en SVB mogen de andere taken uitvoeren die reeds op grond van de Osv 1997 uitgevoerd mogen worden. De uitvoering van nieuwe regelingen die door UWV of SVB met private partijen worden overeengekomen, zullen op de private markt moeten worden ondergebracht, tenzij zij overeenkomen met regelingen die al werden uitgevoerd door de uitvoeringsinstellingen of SVB. 5 De uitvoering van andere taken dient zoveel mogelijk gescheiden van de uitvoering van de wettelijke taken plaats te vinden. Hierdoor wordt vermenging van publieke en private geldstromen voorkomen. De uitvoering van andere taken moet gescheiden geadmini-
In 2001 zijn deze bestaande criteria vastgelegd bij de behandeling van de wetsvoorstellen wet SUWI, wet invoering SUWI en de wet Verbetering poortwachter behandeld in de Tweede Kamer. Voorbeeld hiervan betreft het uitvoeren van bovenwettelijke regelingen.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
15/40
-
streerd en in rekening gebracht worden bij de opdrachtgever. Ook het contractbeheer zal gescheiden plaatsvinden. Bij het besluit op een verzoek om goedkeuring voor de uitvoering van andere taken, bekijkt het ministerie ook het concept van de overeenkomst met de derde partij.
2.3.2 Uitbestedingen IWI constateert dat in 2000 bij GUO (nog steeds) voor een aantal uitbestede activiteiten geen toestemming is gevraagd en/of verkregen van het Lisv. Het gaat hierbij om de mantelovereenkomst Onderhoud en Vernieuwing. Deze is niet goedgekeurd door de toezichthouder. De onderliggende Service Level Agreements (SLA’s) zijn niet ter beoordeling aangeboden aan het voormalig Ctsv. De mantelovereenkomst Exploitatie is wel goedgekeurd door het voormalig Ctsv maar de onderliggende SLA’s zijn niet voorgelegd ter goedkeuring, terwijl dit wel nodig is aangezien in de SLA’s de feitelijke uitbesteding wordt geregeld. Een derde mantelovereenkomst inzake GUO-Net (beheer computernetwerk) is niet door de toezichthouder ter beoordeling ontva ngen. Het is noodzakelijk dat het ministerie van SZW en UWV rond deze activiteiten op korte termijn tot concrete afspraken komen en de activiteiten overeenkomstig deze afspraken waar nodig contractueel vastleggen.
2.4
Contracten
2.4.1 Ontbreken van contracten Eén van de bevindingen uit het onderzoek over het jaar 2000 is dat er bij GUO en Cadans evenals in voorgaande jaren nog steeds (uitbestedings-) contracten ontbreken. Ook zijn enkele contracten niet aangepast aan de voorwaarden voor toestemming door het Lisv. Daarnaast ontbreken bij Cadans en Gak contracten met betrekking tot het doorbelasten van huren en dergelijke.
2.4.2 Contractenadministratie Het voeren van een adequate contractenadministratie is een basisvoorwaarde voor het proces van in- en uitbestedingen en in brede zin de toetsing van de leverings- en betalingsvoorwaarden bij de uitvoering van contracten. Uit dit onderzoek blijkt dat naast het niet opstellen van contracten ook de contractenadministratie bij de uitvoeringsinstellingen voor verbetering vatbaar is. Wel is een aantal uitvoeringsinstellingen (waaronder USZO) naar aanleiding van de vorige rapportage en de rapportage ‘De sociale verzekeringen in 2000’ bezig met een aantal verbetermaatregelen. IWI heeft op dit moment nog geen zicht op de realisatie van deze maatregelen in UWV-verband.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
16/40
2.4.3 Uitvoering contracten Er is in 2000 ook onderzoek gedaan naar de transacties tussen publieke en private maatschappijen en naar de vraag of deze conform de contracten hebben plaatsgevonden. Het gaat hierbij vooral om ICT-activiteiten. De uitvoeringsinstellingen hebben in de afgelopen jaren een groot deel van de ICT-activiteiten uitbesteed aan derden. Als eerste stap in dit proces werden deze activiteiten veelal ondergebracht bij een private werkmaatschappij van het concern waartoe ook de uitvoeringsinstelling behoorde. Vervolgens zijn (de activiteiten van) de private werkmaatschappijen in een aantal gevallen overgedragen aan gespecialiseerde ICT-bedrijven buiten de concerns. De mogelijkheden van de uitvoeringsinstelling om de ICT-activiteiten te sturen, werden voor een belangrijk deel bepaald door de contractuele relatie met de ICT-bedrijven. De contractuele relatie rond de ICT-activiteiten was veelal vastgelegd in een samenstel van overeenkomsten (raam- of mantelcontracten en achterliggende SLA’s). Uit onderzoek blijkt dat deze contractuele relatie op een uitzondering na zodanig is vormgegeven dat de uitvoeringsinstellingen de ICT-activiteiten niet kunnen sturen. Voor het merendeel van de uitvoeringsinstellingen zal dit ook in het jaar 2001 niet het geval zijn. Het belangrijkste knelpunt is de eis om de uit te besteden activiteiten Europees aan te besteden. Dat betekent dat ieder bedrijf in Europa de mogelijkheid heeft om op de activiteit in te tekenen. Op die manier kan het bedrijf met het beste voorstel de opdracht krijgen. Daarnaast vormt het toetsen van de marktconformiteit van de door derden te hanteren tarieven en het intellectuele eigendom van broncodes een probleem. IWI constateert dat, gezien de afhankelijkheid van de ICT-bedrijven en de gevoerde onderhandelingen, het risico bestaat dat de opdrachten worden betaald met publiek geld. Het hiermee gemoeide bedrag is niet te kwantificeren. In het kader van de vorming van UWV wordt door IWI in 2002 een onderzoek uitgevoerd om de toepassing van de Europese aanbestedingsrichtlijnen bij UWV te inventariseren. Dit onderzoek beoogt tevens een actueel overzicht te bieden van bestaande contractrelaties bij de voormalige uitvoeringsinstellingen.
2.4.4 Tarieven De tarieven voor diensten en producten, die door de uitvoeringsinstellingen aan de private werkmaatschappijen worden betaald, zijn mede bepalend voor de tarieven die het Lisv betaalt voor de producten en diensten die de uitvoeringsinstellingen aan Lisv leveren. Daarmee zijn zij mede bepalend voor de besteding van de publieke middelen. IWI heeft bij het onderzoek over het jaar 2000 de zakelijkheid van de totstandkoming van de tarieven centraal gesteld. IWI kan in veel gevallen door het ontbreken van relevante documentatie met betrekking tot de contractonderhandelingen de zakelijkheid van de totstandkoming van de contracten en/of tarieven niet beoordelen. Als gevolg hiervan kunnen de tarie-
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
17/40
ven nadelig voor de uitvoeringsinstelling zijn (te hoog bij uitbesteding), waardoor er benadeling kan ontstaan ten laste van de publieke middelen. Daarnaast is in een aantal gevallen vastgesteld dat er geen sprake is van ‘cost plus’ tarieven, doordat in de tarieven winst- en risico-opslagen ontbreken. In 2000 is hierin geen significante verbetering gerealiseerd door de uitvoeringsinstellingen.
2.4.5 Verantwoording kosten In het algemeen blijkt dat het doorberekenen en verwerken van de kosten van de private werkmaatschappijen aan de uitvoeringsinstellingen aanvaardbaar is. Hierbij dient een aantal kanttekeningen geplaatst te worden. Met uitzondering van SFB en USZO ontbreekt bij alle uitvoeringsinstellingen een deel van de contracten. Daardoor is het niet mogelijk om te controleren of de kosten die voor deze activiteiten gemaakt zijn ook overeenkomen met de vastgelegde afspraken. Hoewel USZO voor alle in- en uitbestedingen wel contracten heeft opgesteld, heeft deze uitvoeringsinstelling verzuimd alle uitbestedingen te verantwoorden. De uitbestedingen CIS (flexpool automatisering), treasury en verhaal (ter waarde van bijna 26 miljoen gulden exclusief BTW) zijn niet in de verantwoording over het jaar 2000 opgenomen. Deze zijn ook niet betrokken in de beoordeling van de accountant ex artikel 22. Voorts is bij een aantal uitvoeringsinstellingen geconstateerd dat de interne controle op het doorberekenen en vastleggen van de kosten vanuit de private werkmaatschappijen aan de uitvoeringsinstellingen onvo ldoende en vaak te laat aandacht kreeg. Gedurende het jaar 2000 zijn geen grote verbeteringen gerealiseerd rond het vaststellen en hanteren van de verdeelsleutels die de verschillende organisaties (waaronder holdings) hanteren voor het toerekenen en doorbelasten van de kosten. Zo laat USZO een gedegen analyse van gerealiseerde kosten in relatie tot de werkelijk afname na, waardoor onzekerheid bestaat over een juiste doorberekening ervan. Het effect is dat de uitvoeringsinstellingen onevenredig worden belast voor de (in-)directe kosten. Daarnaast is vastgesteld dat bij de Gak Groep de directies voor het jaar 2000 besloten hebben om geen concern-overhead door te belasten. De omvang van de doorbelastingen is op basis van de uitgevoerde controles niet te bepalen. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de financiële gegevens per uitvoeringsinstelling over de jaren 1998, 1999 en 2000.
2.5
Huurcontracten Uit het vorige onderzoek bleek dat Gak Nederland B.V. op 1 november 1999 nieuwe huurcontracten met Gak Onroerend Goed v.o.f. voor 21 kantoorpanden was aangegaan. Voor zeventien van de 21 panden is in tegenstelling tot de oude contracten een looptijd van tien of
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
18/40
vijftien jaar overeengekomen terwijl toen al duidelijk was dat de uitvoeringsinstellingen weer uit de concerns zouden worden losgemaakt en op zouden gaan in een nieuw uitvoeringsinstituut. Gak Nederland B.V. verklaarde dat hiervoor was gekozen uit bedrijfseconomische overwegingen. De toenmalige toezichthouder, het Ctsv, vond deze verklaring onvoldoende maar kon niet vaststellen of dit inderdaad aangemerkt kon worden als zakelijk handelen. Daarom is toen besloten om een extra onderzoek te laten doen naar de huurcontracten van de uitvoeringsinstellingen. Op 19 september 2001 heeft een beëdigd taxateur een rapport uitgebracht over het in opdracht van Gak Nederland B.V. uitgevoerde onderzoek naar de marktconformiteit van de afgesloten huurcontracten. De toezichthouder is betrokken geweest bij de opdrachtformulering. De beëdigd taxateur rapporteert als uitkomst van het onderzoek als volgt: ‘Als algemene conclusie van de package deal dient dan ook, overeenkomstig de marktsituatie van 1999, gesteld te worden dat het theoretisch huurvoordeel niet gerealiseerd kan worden en derhalve de huurprijzen ook in de package deal als marktconform beschouwd moeten worden.’ De vraag omtrent marktconformiteit acht IWI hiermee beantwoord. IWI constateert dat de door Gak Nederland B.V. als grondslag voor de package deal beoogde bedrijfseconomische voordelen volgens het rapport van de beëdigd taxateur niet zijn gerealiseerd. IWI houdt, gelet op de geplande vorming van UWV, vragen over de besluitvorming tot het aangaan van langlopende huurverplichtingen. Niet alleen Gak Nederland B.V., maar ook Cadans is in 2000 langlopende huurverplichtingen aangegaan. Dit staat haaks op de brief van het ministerie van SZW uit 1999 dat er door de uitvoeringsinstellingen geen langlopende overeenkomsten meer mochten worden aangegaan. Het betreft een bedrag van 127,6 miljoen gulden. Het betreft hier panden die Cadans, op basis van een daartoe opgesteld huisvestingsplan, reeds gebruikte of nieuw in gebruik heeft genomen.
2.6
Verantwoordingsinformatie De verantwoordingsinformatie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de directie van de (voormalige) concerns (SFB en Relan) en de uitvoeringsinstelling USZO. 6 Dit is conform de wens van IWI. Door directies van Relan en USZO zijn opdrachten ter beoordeling van de scheiding van publiek en privaat binnen een concern verstrekt aan de accountants ex artikel 22. De opdrachtverstrekking door de holding is conform de erkenningsvoorwaarden en het verzoek van het bestuur van (V)UWV. De accountants ex artikel 22 hebben goedkeurende 6
Zie ook voetnoot 2.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
19/40
accountantsverklaringen afgegeven bij de verantwoording van de leveringen tussen private werkmaatschappijen en de uitvoeringsinstelling. De verantwoording over de scheiding van publiek en privaat is voor de Gak Groep opgesteld onder verantwoordelijkheid van de directie van Gak Nederland B.V.. De directie van Gak Nederland B.V. heeft opdracht verstrekt aan de externe accountant tot het verrichten van specifieke werkzaamheden in dit kader. In overleg met Gak Nederland B.V. is vastgesteld dat IWI de rol van artikel 22 accountant zou vervullen. IWI heeft hiermee met het oog op de vorming van UWV ingestemd. Bij de Gak Groep zijn specifieke (controle-) werkzaamheden uitgevoerd door zowel de interne accountantsdienst als door de externe accountant van Gak Nederland B.V. De externe accountant heeft een rapport van bevindingen uitgebracht op basis van het uitgevoerde onderzoek. De externe accountant merkt in zijn rapport op dat de cijfers over het eerste halfjaar indicatief zijn. Dit wil zeggen dat geen accountantscontrole is toegepast op deze cijfers. Daarvoor ontbrak de mogelijkheid tot afstemming met informatie uit de administratie van de organisatieonderdelen belast met private taken. In voorgaande jaren heeft deze afstemming geleid tot de constatering dat de leveringen volgens de administratie van de organisatieonderdelen belast met publieke taken materieel afweken van die volgens de organisatieonderdelen belast met private taken. De werkzaamheden bij SFB zijn uitgevoerd door de interne accountantsdienst van SFB. Deze heeft een accountantsverklaring afgegeven bij de verantwoording van de leveringen tussen de private werkmaatschappijen en de uitvoeringsinstelling. De controlewerkzaamheden van de interne accountantsdienst sluiten qua reikwijdte aan op de erkenningsvoorwaarden zoals deze opgenomen waren in artikel 22 en het door IWI gehanteerde toetsingskader. IWI heeft bij Gak Groep en SFB eigen onderzoek gedaan naar de betreffende verantwoordingen. De controle van de dossiers van de betrokken accountants geeft geen aanleiding tot aanvullende opmerkingen.
2.7
Verbeterplannen In de afgelopen jaren zijn naar aanleiding van de eerdere rapportages van het Ctsv door de concerns vele maatregelen aangekondigd die de geconstateerde tekortkomingen moesten verbeteren. Door de overdracht van de aandelen aan de stichting VUWV en de organisatorische veranderingen die dat met zich meebracht, hebben niet alle uitvoeringsinstellingen consequent en eenduidig maatregelen genomen en zijn veel van deze maatregelen gestrand in de uitvoering. Het gaat met name om de plannen ter verbetering van de beheersing van in- en uitbestedingen.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
20/40
3
Conclusie Dit onderzoek is gedaan om antwoord te krijgen op de vraag: ‘Is de scheiding tussen publieke en private financiële middelen in 2000 in opzet en werking voldoende gewaarborgd door de concerns?’ Naar aanleiding van de bevindingen in hoofdstuk 2 constateert IWI dat de verwerking van de verschillende activiteiten in de administraties van de concerns in opzet deugdelijk zijn te onderscheiden. Er zijn nog steeds belangrijke tekortkomingen op het punt van de administratieve afwikkeling van in- en uitbestedingen. Evenals in voorgaande jaren zijn tekortkomingen geconstateerd op het punt van het naleven van de gestelde voorwaarden voor in- en uitbesteden. Zo ontbreekt soms de toestemming voor het uitbesteden van activiteiten. De administratieve organisatie gericht op het beheersen van de verschillende activiteiten dient verder verbeterd te worden. Zo zijn er gebreken in de contractenadministraties vastgesteld en ontbreken in een aantal gevallen contracten en onderbouwingen (van afwijkingen) van contracten. Daarnaast is het in een aantal gevallen niet mogelijk gebleken om op basis van de aanwezige documentatie het zakelijk handelen bij inen uitbestedingen vast te stellen. Tot slot zijn er wederom gebreken in de wijze van afrekenen vastgesteld. IWI constateert dat er onzekerheden zijn blijven bestaan op het punt van de waarborgen ter vaststelling van de rechtmatigheid van de scheiding van publiek en privaat. IWI constateert verder dat rond de verantwoording over het jaar 2000 de opdrachtverstrekking aan de verschillende accountants en de reikwijdte van de verstrekte opdracht per holding verschilt. Mede in verband met de organisatorische veranderingen die samenhangen met de vorming van UWV, zijn de verantwoordingen over de scheiding van publiek en privaat en de accountantscontrole daarop niet in alle gevallen overeenkomstig de in voorgaande jaren gehanteerde werkwijze tot stand gekomen. IWI heeft waar nodig door eigen onderzoek de vereiste zekerheid verkregen. Oordeel De ontwikkeling van UWV heeft er toe geleid dat er wederom van alle betrokkenen aandacht is gevraagd voor het belang van de scheiding van publieke en private taken door de concerns. In dit kader zijn gedurende het jaar 2000 door de concerns en de uitvoeringsinstellingen de voorbereidingen getroffen voor de overdracht van de aandelen van de uitvoeringsinstellingen aan de stichting VUWV en de daarmee samenhangende organisatorische veranderingen bij de concerns. Tijdens de behandeling van onder meer de wet SUWI in de Tweede Kamer zijn van de zijde van het ministerie van SZW criteria geformuleerd waaraan toekomstige inbestedingen moeten voldoen. De criteria stellen dat de uitvoering van niet-wettelijke taken zoveel mogelijk gescheiden moet worden van de uitvoering van de wettelijke taken. De uitvoering van deze
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
21/40
andere taken moet gescheiden geadministreerd en in rekening gebracht worden bij de opdrachtgever. Ook het contractbeheer moet gescheiden plaatsvinden. Deze criteria omvatten de aspecten waaraan het de afgelopen jaren heeft geschort bij de scheiding van publieke en private taken. Dit blijkt uit de zes onderzoeken die sinds 1996 zijn uitgevoerd. IWI acht het noodzakelijk dat UWV daarom nu gestructureerd aandacht besteedt aan de administratief-organisatorische inbedding en beheersing van in- en uitbestedingen. Deze extra aandacht is noodzakelijk omdat een groot aantal contractuele relaties met private werkmaatschappijen van de voormalige holdings waarvan de uitvoeringsinstellingen deel uit maakten, is gecontinueerd. 7 Daarnaast zal UWV in de toekomst zelf ook bepaalde activiteiten willen uitbesteden die aan de verschillende criteria moeten voldoen. Ook de naleving van de Europese aanbestedingsregels speelt daarbij een belangrijke rol. De definitieve inrichting van de organisatie van UWV biedt extra mogelijkheden voor beteringen aangezien vele bedrijfsprocessen opnieuw vorm gegeven moeten worden. Daarnaast dienen de betreffende maatregelen onverkort toegepast te worden op de nieuwe in- en uitbestedingsrelaties van UWV. IWI rondt met deze rapportage de onderzoeken naar de financiële scheiding van publiek en privaat bij de uitvoering van de werknemersverzekeringen af. De les voor de toekomst op basis van de uitgevoerde onderzoeken is dat voortdurend aandacht noodzakelijk is voor de in- en uitbesteding van werkzaamheden door UWV aangezien deze gepaard gaan met het risico dat publieke middelen niet op correcte wijze worden aangewend. IWI zal hieraan bij het reguliere toezicht op de werkzaamheden van UWV gericht aandacht besteden.
7
In- en uitbestedingen die te maken hadden met de ontvlechtingsoperatie zijn uiteraard wel beëindigd.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
22/40
4
Reactie Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen De inspectie hecht grote waarde aan hoor en wederhoor. Daarom legt IWI al haar conceptrapportages voor aan de betrokken uitvoeringsinstellingen en kiest de inspectie ervoor deze reacties op te nemen in het rapport. Dit is ook gebeurd bij dit rapport. UWV heeft laten weten in te kunnen stemmen met de voorgelegde rapportage en had geen inhoudelijk commentaar. UWV geeft aan dat maatregelen zijn getroffen rond de knelpunten die IWI constateerde rondom in- en uitbestedingen. Deze maatregele n zijn gericht op een administratief-organisatorische inbedding en beheersing van de activiteiten. IWI heeft kennis genomen van de reactie van UWV. De werking van maatregelen die door UWV getroffen worden, zal door de inspectie in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
23/40
Lijst van afkortingen ABP Ctsv ICT IWI Lisv OSV 1995 Osv 1997 SLA SUWI SZW UWV VUWV
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds College van toezicht sociale verzekeringen informatie- en communicatietechnologie Inspectie Werk en Inkomen Landelijk instituut sociale verzekeringen Organisatiewet Sociale Verzekeringen 1995 Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 Service Level Agreement Structuur Uitvoering Werk en Inkomen Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Voorbereiding Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
24/40
Bijlage 1
Historisch overzicht In de OSV 1995 is de zogenaamde ‘verplichte uitbesteding’ geïntroduceerd. De bedrijfsverenigingen, die verantwoordelijk waren voor de uitvoering van de sociale werknemersverzekeringen moesten vanaf die datum de met deze verantwoordelijkheid verband houdende werkzaamheden uitbesteden aan erkende uitvoeringsinstellingen. Via deze maatregel werden de sociale partners op afstand van de uitvoering geplaatst en werd het begrip marktwerking geintroduceerd. De verplichte uitbesteding had een juridische, organisatorische en financiële ontvlechting tussen de voormalige bedrijfsverenigingen en de uitvoeringsinstellingen tot gevolg. De normen voor deze ontvlechting zijn uiteindelijk op 1 januari 1996 van kracht gewo rden. De uitvoeringsinstellingen werden omgevormd tot private ondernemingen. Een aspect van deze ontvlechting betrof de introductie van de concernstructuur. Uitvoeringsinstellingen gingen deel uitmaken van een concern, waarbinnen naast de publieke taken van de sociale zekerheid ook private, op winst gerichte activiteiten, werden uitgevoerd. Het voormalig Ctsv heeft als toezichthouder deze ontvlechting gevolgd. In de eerste rapporten heeft het Ctsv aandacht gevraagd voor een goede scheiding van publieke en private geldmiddelen, verantwoordelijkheden en gegevens (nader aangeduid als scheiding van publiek en privaat) binnen de concerns. 8 Het Ctsv achtte het ten behoeve van een doel- en recht matige uitvoering van de werknemersverzekeringen van belang om permanent toezicht te houden op een goede scheiding van publiek en privaat vanwege een groot aantal gesignaleerde risico’s van vermenging binnen een concern waarbinnen zowel pub lieke als private activiteiten worden uitgevoerd. De onderzoeksactiviteiten waren voornamelijk gericht op de financiële aspecten van de scheiding van publieke en private activiteiten. Met de tweede vervolgrapportage heeft het Ctsv een bijdrage geleverd aan de informatie die het ministerie van SZW nodig had voor de uitvoering van een motie van de Eerste Kamer. 9 Deze motie, die bij de aanvaarding van de Osv 1997 is aangenomen, verplichtte de minister voor de onderhandelingen tussen het Lisv en de uitvoeringsinstellingen voor de eerstvolgende contractperiode (1998) een evaluatie uit te voeren die onder meer betrekking had op een waterdichte scheiding van publiek en privaat. In deze rapportage heeft het Ctsv een groot aantal tekortkomingen geconstateerd zoals deze in 1996 bestonden. Deze hadden betrekking op de aspecten marktconformiteit, zakelijkheid, en organisatie van de activiteiten. Daarbij is de kanttekening geplaatst dat 1996 als een ove rgangsjaar moest worden beschouwd, waarin 8 9
Zie het rapport De ontvlechting en vervlechting (R96/6) en de vervolgrapportage Ontvlechting en vervlechting (R97/3). Tweede vervolgrapportage ontvlechting (R98/3).
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
25/40
de uitvoeringsinstellingen moesten worden omgevormd. Daarnaast werd vastgesteld dat de marktconformiteit van transacties tussen de publieke en de private poot van de concerns niet was vast te stellen onder meer door het ontbreken van een adequaat, op de sector toegespitst, normenkader. In latere onderzoeken heeft het Ctsv het accent dan ook meer gelegd bij de beoordeling van zakelijke aspecten bij het tot stand komen van overeenkomsten en de vergoeding voor activiteiten binnen de concerns. Tot slot was het Ctsv van mening dat de bevoegdheden om de scheiding van publiek en privaat adequaat te kunnen beoordelen alsmede de correctiemogelijkheden om in dit kader noodzakelijk geachte correcties af te dwingen, niet toereikend waren. Over het jaar 1997 werden in hoofdlijnen dezelfde bevindingen gerapporteerd. Ook in deze derde vervolgrapportage heeft het Ctsv aangegeven dat een uitbreiding van de bevoegdheden noodzakelijk werd geacht. 10 Hierbij werd opgemerkt dat het Ctsv de medewerking van de holdingmaatschappijen heeft verkregen om het op de private werkmaatschappijen betrekking hebbende deel van de accountantsrapportages te controleren. Tevens werd opgemerkt dat de door de holdings opgestelde verantwoordingen een grote mate van diversiteit aan kwaliteit van informatie ten toon spreidden en derhalve protocollering noodzakelijk werd geacht. De verantwoordingen en de controle ervan zijn gebaseerd op daartoe strekkende regelgeving. 11 De hierboven vermelde thema’s zijn wederom terug te vinden in de vierde vervolgrapportage over het jaar 1998. 12 Hierbij is melding gemaakt van het voornemen van het ministerie van SZW om aan het Ctsv ruimere bevoegdheden toe te kennen voor de beoordeling van de (financiële) scheiding van publiek en privaat. Vanaf de derde voortgangsrapportage is aandacht besteed aan de werkzaamheden van het Lisv. Het Lisv heeft met de inwerkingtreding van de Osv 1997 de bevoegdheid verkregen om voorgenomen uitbestedingen door de uitvoeringsinstellingen te beoordelen en hiervoor toestemming te verlenen. Het Ctsv constateerde dat het Lisv de daarmee verbonden werkzaamheden consequent en precies diende in te vullen en uitvoeren. Daarnaast werd in meer algemene zin geconstateerd dat de uitvoeringsinstellingen niet voor alle in- en uitbestedingen toestemming hadden gevraagd en dat de contractvorming in vele gevallen niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. In de vijfde vervolgrapportage over het verantwoordingsjaar 1999, uitgebracht begin 2001, is melding gemaakt van het feit dat de door het ministerie van SZW voorgenomen verruiming van de bevoegdheden voor het Ctsv uiteindelijk in het jaar 2000 niet zijn doorgevoerd. 13 10 11 12 13
Derde vervolgrapportage ontvlechting (R99/1). Zie voetnoot 1. Vierde vervolgrapportage ontvlechting (R00/02). Vijfde vervolgrapportage ontvlechting (R01/04).
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
26/40
Hieraan lagen de voorgenomen veranderingen in de organisatie van de uitvoering van de werknemersverzekeringen (met name de vorming van de VUWV en UWV) ten grondslag. Tegelijkertijd werd wederom een groot aantal tekortkomingen op het punt van de aansturing van en de naleving van voorwaarden voor in- en uitbestedingen vastgesteld. De concerns hadden op basis van de bevindingen over voorgaande jaren en de op basis daarvan geformuleerde aanbevelingen slechts weinig verbeteringen gerealiseerd. Positief oordeelde het Ctsv over de wijze waarop het Lisv de opgedragen taken in het verslagjaar had ingevuld. Daarbij werd overigens wel geconstateerd dat het Lisv vervolgens bij het afdwingen van een rechtmatige uitbesteding voor een dilemma werd gesteld. Het sommeren van de uitvoeringsinstelling om een uitbesteding ongedaan te maken heeft vaak ingrijpende consequenties voor (de continuïteit van) de bedrijfsvoering van de uitvoeringsinstelling. Om deze reden is vaak niet realistisch. In de periode 1995 tot en met 1999 is het financiële belang van de in- en uitbestedingen door de uitvoeringsinstellingen gestegen van circa vierhonderd miljoen gulden naar ruim één miljard gulden. Het onderzoek naar de scheiding van publiek en privaat over het verantwoordingsjaar 2000 houdt verband met drie andere onderzoeken van IWI. Het betreft ‘De sociale verzekeringen in 2000’ waarin de toezichthouder een oordeel geeft over de uitgaven en ontvangsten die de uitvoeringsinstellingen en het Lisv ten laste van/ ten gunste van de publieke fondsen verantwoordden. Daarnaast is de vijfde vervolgrapportage ontvlechting (over het verantwoordingsjaar 1999) als uitgangspunt genome n. Als derde is gebruik gemaakt van een rapportage van het Ctsv over de toepassing van de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de uitvoeringsinstellingen, ook in het kader van de vorming van UWV. In dit onderzoek wordt een van de beheersmaatregelen rond de in- en uitbesteding van werkzaamheden nader beoordeeld. Voor zover het onderzoek betrekking heeft op producten en diensten die met de (voormalige) private werkmaatschappijen worden afgerekend, zijn de uitkomsten in het onderhavige onderzoek betrokken.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
27/40
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
28/40
Bijlage 2
Toetsingskader 1999 Het toetsingskader van het onderzoek over 1998 is onverkort voor dit onderzoek gehandhaafd. Hierbij zijn echter ook de uitkomsten uit het onderzoek in het jaar 2000/2001 betrokken inzake de beoordeling door het Ctsv van besluiten van het Lisv waarin toestemming wordt verleend voor uitbestedingen. Daarmee bestaat het toetsingskader uit de volgende onderdelen: A: Convenant Witteveen en rapport Technische Werkgroep Ontvlechting; B: Artikel 22 van de erkenningsvoorwaarden; C: Regeling uitbesteding door uitvoeringsinstellingen en Besluit toetsingsvoorwaarden uitbesteding door uitvoeringsinstellingen; D: Regeling voorlegging besluiten Ctsv; E: Besluit toetsingskader andere taken (nadere regeling op grond van de Osv 1997 artikel 50 lid 3); F: Nadere uitwerking voorwaarden bij in- en uitbestedingen te stellen aan financiële scheiding publiek en privaat. Omdat de toetsingsvoorwaarde marktconformiteit in de praktijk moeilijk hanteerbaar bleek, heeft het Ctsv bij de uitvoering van het onderzoek over de verantwoordingsjaren 1999 en 2000 het accent gelegd op het zakelijk handelen. Adequate administratief-organisatorische maatregelen rond het tot stand brengen van contracten, waaronder prijzen en tarieven, het beheersen van de uitvoering ervan en het afleggen van verantwoording over de uitvoering ervan, moeten waarborgen dat in- en uitbestedingsrelaties een zakelijke grondslag hebben. A: Convenant Witteveen en rapport Technische Werkgroep Ontvlechting De erkenningsvoorwaarden zijn op basis van de adviezen van de commissie Witteveen en de technische werkgroep ontvlechting vastgesteld. In het zogenaamde ‘Convenant Witteveen’, geformuleerd door de commissie Witteveen, zijn de meest relevante uitgangspunten voor het onderhavige onderzoek neergelegd in artikel 2 van dit convenant: - onder a: gewaarborgd moet zijn dat publieke en private geldstromen blijvend gesche iden blijven; - onder d: gewaarborgd moet zijn dat de uitvoering van de taken van de bedrijfsverenigingen (nu Lisv) door de uitvoeringsinstellingen doelmatig en (ook op termijn) kostenefficiënt is; - onder e: gewaarborgd moet zijn dat IWI adequaat toezicht kan houden op de uitvoering van wetten door bedrijfsverenigingen (nu Lisv) en uitvoeringsinstellingen;
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
29/40
-
onder g: gewaarborgd moet zijn dat de krachtens dit convenant uit te werken structuur de mogelijkheid biedt de structuur aan te passen aan gewijzigde beleidsinzichten, die hun neerslag hebben gekregen in wet- of regelgeving.
De financiële ontvlechting is door de technische werkgroep ontvlechting nader uitgewerkt. Voor het onderzoek van de inspectie zijn de onderstaande uitgangspunten het meest van belang: - tot 1 januari 2000 is sprake van een overgangsperiode waarin opdrachtgevers (toen nog bedrijfsverenigingen) en opdrachtnemers contractueel aan elkaar verbonden zijn zolang er nog geen daadwerkelijke concurrentie tussen uitvoeringsinstellingen mogelijk is; - in de overgangsperiode is het de bedoeling dat alle uitvoeringsinstellingen een gelijke startpositie per 1 janua ri 2000 verkrijgen die een zo eerlijk mogelijke concurrentie mogelijk maken. B: Artikel 22 van de erkenningsvoorwaarden In artikel 22 van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling is opgenomen: ‘Ten behoeve van de houders van A-aandelen draagt de houdstermaatschappij er jaarlijks zorg voor dat een andere accountant dan de accountant van de houdstermaatschappij een verklaring afgeeft op basis van het principe dat zoveel mogelijk gebruik zal worden gemaakt van de reeds verrichte controlewerkzaamheden door de accountant van de houdstermaatschappij, waaruit blijkt dat: 1.
2.
Geboekte resultaten in de uitvoeringsinstelling respectievelijk in de andere rechtspersonen waarin de houdstermaatschappij rechtstreeks aandelen houdt, deugdelijk onderscheiden zijn geadministreerd; De toerekening van kosten en baten met betrekking tot de uitvoering van de wettelijke taken is geschied met inachtneming van de terzake vastgestelde regels.’
C: Regeling uitbesteding door uitvoeringsinstellingen d.d. 25 februari 1997 en Besluit toetsingsvoorwaarden uitbesteding door uitvoeringsinstellingen d.d. 27 augustus 1997 In de Regeling uitbesteding door uitvoeringsinstellingen is artikel 42 van de Osv 1997 door het ministerie van SZW nader uitgewerkt. In artikel 1 van deze regeling zijn de werkzaamheden opgenomen die niet door een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon dan de uitvoeringsinstelling mogen worden verricht. Het betreffen de werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de distribuerende en collecterende taak van de uitvoeringsinstellingen. In de toelichting van het besluit wordt ervan uitgegaan dat het Lisv slechts toestemming voor uitbesteding zal geven indien de uitvoeringsinstelling aantoonbaar nut heeft bij de uitbesteding van de werkzaamheden. Hierbij dient het met name te gaan om het kunnen behalen van kwaliteits- en efficiencyvoordelen.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
30/40
Het Lisv heeft de voorwaarden voor het verlenen van toestemming voor uitbestede taken opgenomen in het Besluit toetsingsvoorwaarden uitbesteding door uitvoeringsinstellingen. De belangrijkste uitgangspunten voor het onderzoek zijn: - de uitvoeringsinstelling vraagt voorafgaand aan de uitbesteding schriftelijk toestemming van het Lisv (artikel 1 lid 2); - de overeenkomst bevat waarborgen om te voorkomen dat vermenging van publieke en private taken, belangen en financiële stromen optreedt (artikel 4 lid 7); - artikel 5 'financiële voorwaarden: onder andere uitbesteding tegen marktconforme tarieven' de uitvoeringsinstelling toont de doelmatigheidsoverwegingen aan, waardoor efficienc yvoordelen behaald (kunnen) worden. D: Regeling voorlegging besluiten College van toezicht sociale verzekeringen Met ingang van 4 februari 2000 dienen besluiten van het Lisv waarin toestemming wordt verleend aan een uitvoeringsinstelling voor het laten verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 41 van de Osv 1997 door een of meer andere rechtspersonen of natuurlijke personen voorgelegd te worden aan het Ctsv. Dit betekent dat het Ctsv vooraf, voordat de uitbestedingscontracten worden gesloten, zijn oordeel geeft. Het voordeel hiervan is dat als het Ctsv van mening is dat een uitbesteding waarvoor het Lisv toestemming verleent, in strijd is met de eisen van rechtmatigheid of doelmatigheid, voorkomen wordt dat een uitbesteding teruggedraaid moet worden. E: Besluit toetsingskader andere taken Op basis van artikel 50 van de Osv 1997 kan de minister van SZW schriftelijk toestemming verlenen voor het vervullen van andere taken dan het uitvoeren van wetten waarvan de uitvoering aan de uitvoeringsinstellingen is gemandateerd (zogenaamde inbestedingen). Dit artikel is door de staatssecretaris van SZW in een toetsingskader nader uitgewerkt en neergelegd in een algemene maatregel van bestuur. In dit toetsingskader zijn de voorwaarden waaronder toestemming wordt verleend en een gelimiteerde opsomming van de taken waarvoor de minister toestemming kan verlenen, opgenomen. F: Nadere uitwerking voorwaarden bij in- en uitbestedingen te stellen aan de financiële sche iding publiek en privaat De inspectie is van oordeel dat marktconforme transacties tussen publiek en privaat binnen concerns een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het minimaliseren van de risico’s terzake van de gecombineerde uitvoering van publieke en private activiteiten binnen een concern. Onder marktconformiteit verstaat IWI: handelen onder voorwaarden die op vergelijkbare markten of op dezelfde markt bij vergelijkbare diensten gebruikelijk zijn. Indien beschikbare markten te duiden zijn dan is vergelijking de meest objectieve methode om de marktconformiteit vast te stellen. Hierbij dient dan wel met de meer specifieke marktomstandigheden van
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
31/40
de uitvoeringsinstelling rekening te worden gehouden, zoals omvang afname, kwaliteit van de diensten, vereiste service, etc. Deze specifieke factoren kunnen een afwijking van de gangbare marktwaarden rechtvaardigen. Van belang hierbij is dat deze factoren zo veel als mogelijk door een goede argumentatie en/of onderbouwing objectief worden gemaakt. Een offerteprocedure is de meest objectieve en eenvoudige manier om te vergelijken. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat er meerdere aanbieders dan wel beschikbare markten zijn. Indien een offerteprocedure ontbreekt, hetgeen denkbaar is in de huidige overgangsperiode, dan dient vergeleken te worden met gangbare voorwaarden op vergelijkbare markten. De inspectie merkt op dat de toetsing aan de eis van marktconformiteit in bovenbedoelde zin vooral een procedurele is. Marktconformiteit is bij een overgang van een stelsel van publieke uitvoering naar private uitvoering een voorwaarde die niet voor alle leveringen van producten en diensten van de één op de andere dag kan worden gerealiseerd. Ook is het denkbaar dat marktconformiteit in het geheel niet kan worden vastgesteld, omdat er geen vergelijkbare markten voorhanden zijn om de marktconformiteit te toetsen. Dit laatste zal naar het oordeel van IWI in de eindsituatie niet snel het geval zijn. In de situaties, waarin de marktconformiteit niet te toetsen is, zullen aanvullende voorwaarden moeten worden geformuleerd om een voldoende scheiding van publiek en privaat te waarborgen. IWI hanteert in een dergelijke situatie de eis van zakelijkheid. Alle relaties tussen de publieke en private poot dienen op een zakelijke leest geschoeid te zijn. De inspectie verwacht dat tenminste de volgende uitgangspunten daarbij in acht worden genomen: - onafhankelijke, zakelijke onderhandelingen. IWI verwacht dat contractpartijen vanuit hun eigen belang de onderha ndelingen voeren. Een vereiste hierbij is dat de wijze waarop de contractrelatie tot stand is gebracht op adequate (controleerbare) wijze wordt gedocumenteerd opdat de zakelijkheid van de onderhandelingen kan worden getoetst; - afrekening op basis van voorcalculatorische tarieven per product of dienst en werkelijk afgenomen producten. Afwijking van voorcalculatorische afrekening kan slechts plaatsvinden als gevolg van externe en/of zoveel mogelijk vooraf afgesproken factoren. Op deze wijze moet worden voorkomen dat kosten die tot de normale bedrijfsrisico’s van de opdrachtnemer behoren, afgewenteld worden op de opdrachtgever; - een adequate kostprijsmethodiek om de aanvaardbaarheid van de tarieven of eventuele nacalculatorische afwijkingen van de overeengekomen tarieven te onderbouwen. In lijn met zijn toezichtbeleid hanteert de inspectie als uitgangspunt dat organisaties die zowel publieke als private activiteiten uitvoeren zelf verantwoordelijk zijn voor een voldoende scheiding tussen publiek en privaat. IWI verwacht dat de leiding van deze organisaties zelf de noodzakelijke maatregelen treft om de scheiding van publiek en privaat binnen hun organisaties te waarborgen. De inspectie verwacht dat tenminste de volgende maatregelen worden getroffen:
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
32/40
-
-
-
-
-
-
maatregelen van de concernleiding met betrekking tot taken en verantwoordelijkheden die moeten waarborgen dat de leiding van de uitvoeringsinstellingen en de overige werkmaatschappijen over de juiste taakstellingen en normen beschikt voor de gewenste scheiding van publiek en privaat; maatregelen met betrekking tot de administratieve organisatie waaruit blijkt dat de leiding van de uitvoeringsinstellingen en de private werkmaatschappijen de scheiding van publiek en privaat in opzet beheerst, te weten een vertaling van de taakstellingen en normen (van de concernleiding) ter zake van de scheiding van publiek en privaat (bijvoorbeeld ten aanzien van marktconform en/of zakelijk handelen) naar werkinstructies en maatregelen met betrekking tot de (administratieve) organisatie (bijvoorbeeld vereiste functiescheidingen, interne controles); opdracht aan de interne accountantsdienst en de externe accountant om expliciet aandacht te besteden aan de handhaving van de normen met betrekking tot de scheiding van publiek en privaat. IWI merkt hierbij op dat een dergelijke opdracht van de concernleiding afkomstig moet zijn. Een opdracht van de uitvoeringsinstelling aan een accountant kan geen betrekking hebben op de private werkmaatschappijen van een concern; een afzonderlijke verantwoording (en een adequate toelichting hierop) van de leiding van de holdings en uitvoeringsinstellingen ter zake van de scheiding van publiek en privaat. In deze verantwoording dient de leiding onder meer in te gaan op de omvang van de doorbelastingen tussen de publieke en private poot van het concern. In de toelichting op de verantwoording verwacht IWI aan te treffen: de gehanteerde normen en/of uitgangspunten van de verantwoording. Deze normen dienen aan te sluiten op het toetsingskader van IWI; een beschrijving van de onderkende risico’s ter zake van de scheiding van publiek en privaat en de maatregelen die getroffen zijn om deze risico’s te beheersen ofwel te mitigeren; de eventuele onzekerheden in de verantwoording; de wijze waarop marktconformiteit of zakelijkheid is nagestreefd.
In de vierde voortgangsrapportage ontvlechting is uitgebreid ingegaan op deze problematiek. Bij de uitvoering van het onderzoek over het verantwoordingsjaren 1999 en 2000 heeft IWI het accent meer gelegd op het zakelijk handelen (in de zin van adequate administratie f-organisatorische maatregelen zoals hiervoor beschreven).
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
33/40
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
34/40
Bijlage 3
Financiële gegevens Hierna zijn de financiële gegevens inzake de leveringen tussen het publieke deel en het private deel van de (uitvoerings-) instellingen weergegeven voor de jaren 1998, 1999 en 2000. Er is voor gekozen om alle bedragen in Nederlandse guldens te vermelden. De inspectie heeft in een aantal gevallen bij (uitvoerings-) instellingen een nader onderzoek gedaan naar de wijzigingen in de som van de leveringen over de vermelde jaren. In de meeste gevallen zijn toereikende verklaringen gegeven voor deze verschillen. USZO heeft daarentegen minder diepgaande verklaringen van de verschillen gegeven. Tabel 1 Onderlinge leveringen Cadans Uitvoeringsinstelling B.V. (x fl. 1.000) Cadans
Leveringen van inbesteding 2000 1991 1998
Relan ICT/Cadans informatisering Relan Services/ Cadans faciliteiten Cadans gegevens Logistiek Cadans administratieve dienstverlening Relan Pensioen Cadans Intermedi air/ assurantie administratie Relan Holding
3.697
541
5.871
156.997
160.548
149.731
284
2.270
0
62.719
85.608
14.228
1.778
1.740
2.069
6.947
6.842
6.228
0
0
2.309
0
587
627
2.560 0
1.621 0
0 1.549
0 0
0 17
0 0
1.875
912
0
5.492
5.417
2.945
Totaal leveringen Overig *
10.194 0
7.084 0
11.798 7.072
232.155 0
259.019 0
173.759 1.259
Totaal leveringen
10.194
7.084
18.870
232.155
259.019
175.018
242.349
264.273
193.888
Som van de leveringen
Leveringen van uitbesteding 2000 1999 1998
*De leveringen van en aan overigen betreffen leveringen van en aan derden, buiten de organisatieonderdelen belast met private taken, waaronder onder andere GUO Uitvoeringsinstelling, Detam Pensioenservices, College van Zorgverzekeraars, Sector Zorg en Welzijn, Commit Arbo en anderen. Deze zijn voor de volledigheid meegenomen.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
35/40
Tabel 2 Onderlinge leveringen Gak Nederland B.V. (x fl. 1.000) Gak
Leveringen aan inbesteding 2000 1991 1998 1 e halfjaar
Leveringen van uitbesteding 2000 1999 1998 1 e halfjaar
Gak Groep 848 Gak Holding 2.322 Gak Verzekeringen 2.077 ASZ 8.453 Svianend ** ViaPrisma 163 Gak Bedrijfszorg/ 792 AGG Gak Sociale Zekerheid ** Stator ** Gak Onroerend Goed *** 128 Argonaut **** 2 Niet uitgesplitst 1.410
5.180 6.690 5.023 18.031 468 2.40
3.292 59 5.147 16.704 867 338 2.522
33 8 119.856
1.019 85 -
13 398 -
1.807
Totaal leveringen
38.897
29.872
Som van de leveringen
16.195
11.512 182 57 289.464 1.942 3.113
11.389 6 2.096 210.655 31.856 2.195 4.012
25.436 4.348 -
7.996 35.775 6.352 -
310 30.229 615 -
154.543
356.393
293.363
170.738
395.290
323.235
1.527 1.528
*In 1999 zijn de doorbelastingen door Gak Nederland opgenomen bij de diverse werkmaatschappijen. De vergelijkende cijfers over 1998 zijn hierop aangepast. **Niet van toepassing als gevolg van oprichting, aankoop of verkoop in 1999 ***De leveringen van Gak Onroerend Goed v.o.f. zijn in de tabel voor vijftig procent opgenomen, hetgeen in overeenstemming is met de verwerking van de cijfers van Gak Onroerend Goed v.o.f. in de jaarrekening. ****De leveringen aan en van Argonaut en haar werkmaatschappijen (LAIC, Return, ZVN) zijn in de tabel als geheel voor 100% opgenomen, hetgeen in overeenstemming is met de verwerking van de cijfers van Argonaut en haar werkmaatschappijen in de jaarrekening.
KPMG merkt in haar rapport op dat de cijfers over het eerste halfjaar 2000 indicatief zijn. Dit wil zeggen dat geen accountantscontrole is toegepast op de cijfers. Daartoe ontbrak de mogelijkheid tot matching met administratie van de organisatieonderdele n belast met private taken In voorgaande jaren heeft deze afstemming geleid tot de constatering dat leveringen volgens de administratie van de organisatieonderdelen belast met publieke taken materieel afweken van die volgens de administratie van de organisatieonderdelen belast met private taken.
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
36/40
Tabel 3 Onderlinge leveringen SFB Groep (x fl. 1.000) SFB
Leveringen aan inbesteding 2000 1991 1998
SFB Diensten SFB Holding SFB CAO-regelingen SFB Pensioenen SFB Vermogensbeheer
447 7.530 5.887 -
441 5.110 4.893 -
325 4.607 3.429 -
111.520 7.092 629 811
123.081 8.422 1.492 861
116.905 8.901 4.167 906
Totaal leveringen Overig *
13.864 1.522
10.444 706
8.361 377
120.052 19
133.856 48
130.879 111
Totaal leveringen
15.386
11.150
8.738
120.071
133.904
130.990
135.457
145.054
139.728
Som van de leveringen
Leveringen van uitbesteding 2000 1999 1998
*De leveringen van en aan overige betreffen leveringen van en aan derden, buiten de administratie van de organisatieonderdelen belast met private taken, waaronder het College van Zorgverzekeraars (voorheen Ziekenfondsraad).
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
37/40
Tabel 4 Onderlinge leveringen SSG Stigas GUO Groep NV (x f 1.000) SSG Stigas GUO Groep N.V.
Leveringen van (inbesteding) 2000 1991 1998
Relan N.V. 6.461 SSG Stigas GUO 0 Groep SGG Beheer 200 Relan Zekerheid 3.452 (vh SGG Collectief) SGG Diensten 0 Relan Services 0 Relan ICT Zeist 0 Relan ICT Zoetermeer* 0 Relan Pensioen 10.450 (voorheen SGG Fondsenbeheer) SGG Leasing 0 (reguliere doorbelastingen) SGG Leasing 0 (overdracht materiele vaste activa) Actor Advies Bureau 0 (vh SGG Secr. Centrum) Relan Arbo 0 (voorheen Stigas Arbodienst) Stigas Agrarisch 0 Prventief B.V. Stigas B.V. 0 Sigma 0 20.563
Leveringen van (uitbesteding) 2000 1999 1998
67 0
8 67
3.263 0
2.842 0
0 2.818
132 1.907
0 2.128
0 38
0 58
0 0
0 0 0 0 7.152
118 0 0 0 6.736
670 7.534 2 26.855 489
44.004 3.856 217 0 87
40.763 0 0 0 101
0
0
1.529
2.695
2.979
0
0
10.133
0
0
19
71
0
4
1.777
384
0
16
1
0
0
0
0
0
0
0 0
632 3
0 0
0 0
0 0
9.661
9.763
50.529
53.764
48.438
71.092
63.424
58.201
*De verkoop van de aandelen Relan ICT aan Ordina heeft formeel plaatsgevonden per 1 juli 2000 en is op 30 november 2000 geëffectueerd. De doorbelasting van Relan ICT Zoetermeer aan GUO betreft de periode van 1 januari 2000 t/m 30 november 2000.
In verband met wijzigingen in de organisatiestructuur is een vergelijking van de doorberekening van de doorbelastingen per werkmaatschappij over 2000 en 1999 niet meer mogelijk. Per 1 januari 2000 is de levering van facilitaire diensten en automatiseringsdiensten vanuit SGG Diensten B.V. overgedragen aan Relan Services B.V. en Relan ICT (beiden deel uitmakend van Relan Support). Om een vergelijking te kunnen maken tussen de jaren 2000 en
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
38/40
1999 dient de doorbelasting over 1999 vanuit SGG Diensten B.V. te worden vergeleken met het totaal van de doorbelastingen over 2000 vanuit SGG Diensten B.V., Relan ICT Zeist en Relan ICT Zoetermeer. Tabel 5 Onderlinge leveringen USZO B.V./ABP (x fl. 1.000) USZO
USZO Diensten B.V. ABP Cost sharing: ABP facilitair bedrijf A.V. ABP CIS Alliantiestaven Gegevensincasso ABP Euro Niet cost sharing: ABP Advieskosten ABP CIS -projecten ABP Euro ABP Millennium Totaal
Leveringen aan inbesteding 2000 1991 1998 9.655 53.673
8.559 59.433
21.109 -
-
-
-
-
Leveringen van uitbesteding 2000 1999 1998 -
-
21.492
24.561
29.778
40.372 32.250 6.272
59.403 18.146 -
32.636 8.074 12.222
115.691
2.045 2.801 106.956
92.710
179.019
174.948
103.819
1.291 14.014
63.328
67.992
21.109
Som van de leveringen
Tabel 6 Totaaloverzicht onderlinge leveringen (x f. 1.000) Uitvoeringsinstelling
Cadans Uitvoeringsinstelling B.V. Gak Groep N.V. SFB Groep SSG Stigas GUO Groep N.V. USZO B.V./ABP Totaal leveringen Som van de leveringen
Leveringen aan inbesteding 2000 1991 1998
Leveringen van uitbesteding 2000 1999 1998
10.194 16.195 15.386 20.529
7.084 38.897 11.150 9.661
18.870 29.575 8.738 9.763
232.155 154.543 120.071 50.529
259.019 356.393 133.904 53.764
175.018 293.363 130.990 48.438
63.328 125.632
67.992 134.784
21.109 88.055
115.691 672.989
106.956 910.036
82.710 730.519
798.621
1.044.820
818.574
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
39/40
Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 2002 Jaarplan 2002 Brochure Inspectie Werk en Inkomen R 02/01 Implementatie wet SUWI bij gemeenten Tweede onderzoek naar de gemeentelijke voorbereidingen op de nieuwe Structuur Werk en Inkomen R 02/02 Uitvoering werknemersverzekeringen Stand van zaken rechtmatigheid eerste halfjaar 2001 R 02/03 Gegevensbeheer 2000 R 02/04 Invoering van de euro bij uitvoeringsorganisaties sociale verzekeringen Eindrapportage R 02/05 Geschikt of ongeschikt De rol van arbeidsdeskundigen bij de WAO-beoordeling R 02/06 Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen Zesde vervolgrapportage ontvlechting
U kunt deze publicaties opvragen bij: Afdeling Communicatie Postbus 100 2700 AC Zoetermeer Telefoon (079) 329 17 63
[email protected] www.iwiweb.nl
Inspectie Werk en Inkomen Financiële scheiding publiek en privaat bij uitvoeringsinstellingen
40/40