Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu
Republiek Suriname Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu
Ratificering Kyoto Protocol Beleidsdocument Maart 2005
Ministerie van ATM — Milieu Sectie in samenwerking met:
the United Nations Development Program Asia Carbon International B.V.
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Inhoudsopgave Voorwoord __________________________________________________________3 Afkortingen __________________________________________________________4 Executieve Samenvatting ________________________________________________5 Ratificatie van het Kyoto Protocol _________________________________________7 Doel ____________________________________________________________________ 7 Achtergrond _____________________________________________________________ 7 United Nations Framework Convention on Climate Change _________________________ 8
Het Kyoto Protocol ____________________________________________________8 Verplichtingen van Annex-1 Landen ___________________________________________ 9 De Positie van de VSA en de rol van Rusland ____________________________________ 9 Verplichtingen van Niet-Annex-1 landen_______________________________________ 10
Kyoto Protocol: flexibele mechanismen ___________________________________10 Clean Development Mechanism (CDM)________________________________________ 10
Situatie Analyse ______________________________________________________11 De Overheid ________________________________________________________12 Het Bedrijfsleven _____________________________________________________13 Verplichtingen van Suriname ____________________________________________14 Kyoto verplichtingen ______________________________________________________ 14 UNFCCC verplichtingen ____________________________________________________ 14 Te benutten mogelijkheden: Kyoto ___________________________________________ 15
Capacity Building _____________________________________________________15 Aanbevelingen_______________________________________________________16 Conclusie ___________________________________________________________17 Bijlage 1: De CO2 markt ________________________________________________19 De huidige Markt voor Vermindering van Uitstootgassen __________________________ 19 Andere Broeikasgassen Marktsystemen ________________________________________ 20
Bijlage 2: Voordelen __________________________________________________21 Hoe meer voordeel halen __________________________________________________ 21
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 3: Potentiële CDM Projecten voor Suriname___________________________22 Particuliere Sector ________________________________________________________ 22 1. Productie van WWCB: Woodchips, Woodchips, Cement Bricks/Boards _________________22 2. Productie van Woodpellets vanuit zaagsel in een Woodpelletplant ____________________22 3. Windfarm _________________________________________________________________22 4. Rijstkafvergassing ____________________________________________________________22 5. Zonnecollectoren___________________________________________________________22 6. Energiebesparing (C02 uitstoot reductie) bij de Productie van Cement__________________22 7. Energiebesparing (C02 uitstoot reductie) bij Productie van Bakstenen___________________22 8. Houtwinning Brokopondo Struwmeer __________________________________________23
Publieke Sector __________________________________________________________ 23 1. Het omzetten van Huishoudelijk Afval in Energie ___________________________________23 2. Energiebesparing ___________________________________________________________23 3. Waterkrachtcentrale _________________________________________________________23 4. Elektriciteit Distributienet Groot Paramaribo _______________________________________23 5. Zonnecollectoren___________________________________________________________23 6. Transmissie Paramaribo – St. Laurents, Frans Guyana_________________________________23 7. Bosbouw _________________________________________________________________24
Bijlage 4: Landen i/d regio die geratificeerd hebben _________________________24 Bijlage 5: Definitie van Begrippen_________________________________________25 Bijlage 6: Broeikasgasfondsen ___________________________________________26
2
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Voorwoord In 1992 werd in Rio de Janeiro tijdens de UNCED, met een belangrijke Braziliaanse inbreng het zogenaamde Raamverdrag voor Klimaatverandering van de Verenigde Naties (UNFCCC) aangenomen, aangeduid als het Klimaatverdrag. Dit verdrag is toen ook getekend door Suriname en op 14 oktober 1997 geratificeerd. De doelstelling van dit verdrag is “het stabiliseren van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke invloed op het klimaat als gevolg van menselijk handelen wordt voorkomen”. Het Kyoto Protocol kan worden gezien als een praktische uitvoering om bovenstaande doelstelling op wereldniveau te bereiken, middels projecten in de deelnemende landen (141) om een vermindering in de uitstoot van broeikasgassen te bewerkstelligen. De industriële, ontwikkelde landen hebben een verplichte emissiereductie doelstelling voor broeikasgassen. De landen in ontwikkeling kunnen door het initiëren van zogenaamde CDM projecten die de uitstoot van broeikasgassen verminderen een geldstroom op gang brengen waardoor transfer van kapitaal, kennis en nieuwe technologie realiseerbaar wordt voor projecten die eerst niet realiseerbaar bleken. We concluderen dat het Kyoto Protocol de zorg voor het Milieu op een praktische manier verheft tot “enabler” van een duurzamere samenleving. De zorg voor het Milieu is in deze context de stuwer van technologische ontwikkeling en van de sturing en optimalisering van arbeidsprocessen en het kennisniveau dat hierbij hoort, ofwel de beleidsdriehoek van ons Ministerie. Met de ratificering van het Kyoto Protocol schept Suriname voor zich de mogelijkheid om haar verdere ontwikkeling op een meer duurzame wijze aan te pakken. De meeste landen van Zuid en Centraal Amerika zijn ons hierin reeds voorgegaan.
Maart 2005 De Minister van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Clifford Marica
3
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Afkortingen CDM
Clean Development Mechanism / Schone Ontwikkeling Mechanisme
CER’s
Certified Emission Reduction / Gecertificeerde Emissie Reductie
COP
Conference of the Parties / Conferentie van lidlanden
COP-7
Seventh Conference of the Parties / Zevende Conferentie voor Lidlanden
CDM-DNA
CDM Designated National Authority / Aangewezen Nationale Autoriteit
EU
European Union / Europese Unie
FDI
Foreign Direct Investment / Buitenlandse Directe Investering
FNC
First National Communication / Eerste Nationale Communicatie rapport
GEF
Global Environment Fund / Wereld Milieu Fonds
GHG
Greenhouse Gases / Broeikasgassen
HFC’s
Hydro Flour Carbons / Fluor Kool Waterstoffen
IPCC
Intergovernmental Panel on Climate Change / Intergouvernementeel Panel voor Klimaatsverandering
JI
Joint Implementation / Gezamenlijke Implementatie
ODA
Official Development Assistance / Officiële Ontwikkelingsassistentie
PDD
Project Design Document / Project Ontwerp Document
UNDP
United Nations Development Program / Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties
UNEP
United Nations Environmental Program / Milieu Programma van de Verenigde Naties
UNFCCC
United Nations Framework for the Convention on Climate Change / Raamverdrag van de Verenigde Naties voor Klimaatsverandering
4
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Executieve Samenvatting Op 16 februari 2005 is het Kyoto Protocol uit 1997 dat voorziet in het terugdringen van de C02 uitstoot in de wereld, officieel in werking getreden. Tot dusver hebben 141 landen “Kyoto” geratificeerd, met als belangrijkste afwezigen de Verenigde Staten en Australië. De deelnemende landen kunnen worden ingedeeld in ongeveer 36 Annex-1 landen (de ontwikkelde, industriële landen) en ongeveer 105 Niet- Annex-1 landen (de ontwikkelingslanden). Het Kyoto Protocol kent voor de Annex-1 landen de verplichting om emissies van de broeikasgassen terug te brengen per eind 2012 met gemiddeld 5.2% ten opzichte van 1990. Voor de Niet-Annex-1 landen, waaronder na ratificatie ook Suriname, gelden geen juridisch afdwingbare emissiereductie doelstellingen. Voor zowel de Annex-1 als de Niet-Annex-1 landen gelden echter wel de algemene verplichtingen van de United Nations Framework Convention on Climate Change (geratificeerd door Suriname in 1997). Het Kyoto Protocol maakt het voor de Annex-1 landen mogelijk om hun emissie reductie target te behalen via een drietal “mechanismen”: 1. Emissions Trading: de onderlinge handel in emissierechten voor broeikasgassen tussen de Annex-1 landen. De marktprijs voor een ton C02 reductie schommelt rond 8 Euro, de productie van 1000 Kwh genereert 0.9 ton C02 in een dieselcentrale. 2. Joint Implementation (J-I) Energieprojecten: een Annex-1 land kan zijn nationale emissiereductie target ook realiseren door een specifiek Energieproject gezamenlijk te implementeren in een ander Annex-1 lidland dat kosten effectiever de benodigde Emissie reductie kan realiseren. 3. Clean Development Mechanism Energieprojecten: dit zijn emissies verminderende energieprojecten in ontwikkelingslanden die een geldstroom op gang brengen om deze projecten te financieren welke bijdragen aan een duurzaam energiebeleid. Als tegenprestatie kunnen de Annex-1 lidlanden de via de CDM projecten gerealiseerde uitstoot vermindering als emissierechten kopen om aan hun eigen Kyoto targets te voldoen. De bovenstaande “mechanismen” maken een kosteneffectieve uitwisseling van emissie besparingsinvesteringen en de daaraan gekoppelde transfer van moderne energietechnologie van Annex-1 lidlanden naar Niet-Annex-1 lidlanden als Suriname mogelijk. De Annex-1 landen moeten wel kunnen aangeven dat hun binnenlandse maatregelen het grootste aandeel hebben bij het bereiken van hun targets. De genoemde “mechanismen” mogen dan ook alleen aanvullend zijn in hun besparingseffect. Een eerste inventarisatie (zie Bijlage 3) van mogelijke CDM projecten in Suriname geeft een totaal van 15 projecten, zowel in de particuliere als in de publieke sector.
5
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Om de genoemde projecten te realiseren moet er sprake zijn van een “publicprivate” samenwerking die aangestuurd wordt door een nog op te zetten CDM Designated National Authority Office (CDM-DNA). Een belangrijke voorwaarde bij de definitieve goedkeuring van een CDM project door de CDM Executive Board is dat voldaan wordt aan de eis dat het project een “neutraal” project is onder normale bedrijfseconomische voorwaarden. De extra inkomsten vanuit de verkoop van emissierechten (CER’s) moeten het project over de grens trekken van neutraal naar winstgevend. Dit wordt genoemd de eis van “additionaliteit”. Als een project gekwalificeerd kan worden als een CDM project dan zijn tal van bijzondere financieringsmogelijkheden beschikbaar, die vallen onder “CDM linked finance”. Om van het bovenstaande maximaal te profiteren is het voor Suriname van groot belang te investeren in de benodigde CDM specifieke kennisopbouw, om: 1. De uitstoot van broeikasgassen te monitoren; 2. Specialisten inhuren om de kansrijke CDM projecten systematisch te beschrijven en daaruit de prioriteiten aan te geven; 3. Kwetsbare plekken aan te geven waar als eerste de effecten van “global warming” het land zullen treffen.
Gezien de bovenstaande mogelijkheden en de minimale (rapportage) verplichtingen wordt Suriname geadviseerd het Kyoto Protocol te ratificeren met als aanbevolen eerste vervolgacties: 1. Een Kyoto Protocol Workshop voor de private/public Stakeholders, waarbij de werking van het mechanisme dieper behandeld wordt en de potentiële CDM projecten in Suriname eveneens nader toegelicht worden, teneinde te starten met de kennisopbouw in de richting van actieve participatie van Suriname; 2. Een MoU sluiten met Annex-1 landen rond CDM projecten zoals die ook bestaan tussen Nederland en een aantal landen in Centraal/Latijns Amerika en Indonesië. Annex-1 landen zoals bijvoorbeeld Nederland en Duitsland. 3. Bijdragen tot vorming van een CDM Werkgroep binnen de Caricom om onderling ervaringen uit te wisselen met deze nieuwe aanpak.
6
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Ratificatie van het Kyoto Protocol Doel Dit document heeft als doel het innemen van een standpunt m.b.t. de ratificatie van het Kyoto Protocol. Het document bevat informatie m.b.t. de verplichtingen en/of verantwoordelijkheden, voortkomend uit de ratificatie van het protocol, mogelijke voordelen die hieruit voortvloeien, behoeften aan capaciteitsopbouw en aanbevelingen in relatie tot de ratificatie van het Kyoto Protocol. Dit document geeft achtergrond informatie over de stand van zaken m.b.t. klimaatsverandering, het werk van de UNFCCC en implementatie mechanismen van het Kyoto Protocol, inclusief een samenvatting van de verplichtingen van Annex-1 landen en de mogelijkheden die het zgn.” Clean Development Mechanism” biedt. Vervolgens een korte analyse van de Surinaamse situatie in relatie tot het Kyoto Protocol en de te nemen stappen en maatregelen die nodig zijn om zoveel mogelijk voordelen uit het Kyoto verdrag te halen, de verplichtingen, mogelijkheden en capaciteitsopbouw voor Suriname. In het laatste gedeelte zijn de aanbevelingen voor de ratificatie en de vervolgacties opgenomen. Onder Bijlage 3 treft U de lijst met de voorlopige potentiële CDM projecten (15).
Achtergrond Wetenschappelijk is men in het algemeen er mee eens dat menselijke activiteiten klimaatsverandering veroorzaken. De concentraties aan koolzuurgas (koolstofdioxide, CO2) en andere broeikas gassen nemen sedert de industriële revolutie in toenemende mate toe. Dit hoofdzakelijk door het gebruik van fossiele brandstoffen, ontbossing en andere menselijke activiteiten die te maken hebben met een stijging van de economische groei. Ongeveer 72% van de toename van broeikasgassen die is geconstateerd sedert de industrialisatie bestaat uit koolstofdioxide. Ongeveer 80% van de koolstofdioxide uitstoot wordt veroorzaakt door verbranding van fossiele brandstof voor het voor het opwekken van elektriciteit, transport, industriële aktiviteiten, verwarming, verkoeling en andere aanwendingsvormen. Ontwikkelingslanden waar bijna 3/4 van de wereld populatie leeft zijn enorm kwetsbaar als gevolg van klimaatsverandering. Zij hebben een historische bijdrage van minder dan 1/3 deel aan de uitstoot van koolstofdioxide en methaan ophoping in de atmosfeer en minder dan 20% van alle industriële koolstofdioxide uitstoot. Klimaatsverandering is één van de grootste wereldwijde uitdagingen met de potentie het leven van miljoenen mensen te beïnvloeden. De verwachting is dat meeste effecten van klimaatsverandering schadelijk, verspreid en aanhoudend zullen zijn. De effecten zullen verder gevolgen hebben op watervoorraden, energie, gezondheid, landbouw en de biodiversiteit. Uiteindelijk zal daardoor de situatie van de armen in ontwikkelingslanden verslechteren.
7
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
United Nations Framework Convention on Climate Change De mate van publieke bezorgdheid over Milieu gerelateerde zaken in de jaren 80-tig en 90-tig leidde tot de bewustwording van overheden m.b.t. de effecten van klimaatsverandering. Het eerste analyserapport van het “Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in 1990 is het bewijs dat wereldwijd regeringen zich vanaf dat moment bewust zijn van klimaatsveranderingen. Op de Rio Conferentie voor Milieu en Ontwikkeling in Juni 1992, werd het “United Nations Framework for the Convention on Climate Change” open gesteld voor ondertekening. Dit verdrag trad in werking in maart 1994 en is thans door 193 landen, inclusief Suriname, en door de Europese Unie geratificeerd. Dit verdrag voorziet in een algehele raamwerk voor Intergouvernementele maatregelen om klimaatsverandering tegen te gaan. De algemene verplichtingen voor partijen van de conventie zijn: 1. Het plegen van een inventarisatie van de uitstoot van broeikasgassen en het opstellen van nationale communicatie rapporten m.b.t. activiteiten ter implementatie van de conventie. 2. Het opstellen van nationale programma’s bestaande uit: a. Maatregelen om klimaatsverandering tegen te gaan (mitigeren); b. Voorzieningen treffen voor de ontwikkeling en overdracht van Milieu vriendelijke technologieën; c. Maatregelen voor een duurzaam beheer van ”Carbon Sinks”1; d. Het voorbereiden van adaptatie plannen voor klimaatsverandering; e. Plannen voor tot klimaatonderzoek, observatie van het wereld klimaatsysteem en informatie uitwisseling; f.
Plannen voor het bevorderen van educatie, training en publieke bewustwording m.b.t. klimaatsverandering.
Het Kyoto Protocol Op de derde UNFCCC conferentie van lidlanden (COP-3), gehouden in Kyoto, Japan in December 1997, werd het Kyoto Protocol aangenomen met het doel: minimaliseren van de effecten veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen. De verplichtingen voortvloeiende uit het Protocol zijn een aanvulling op die van de klimaatconventie. Het Protocol heeft het niveau van reductie voor de uitstoot van broeikasgassen specifiek voor de ontwikkelde landen vastgesteld (zie Bijlage-1). Verder is de periode voor het voldoen aan de vastgestelde reductie aangeven en de methoden die daarbij dienen te worden toegepast om de reductiedoelen te bereiken. Deze verplichtingen zijn bindend en kunnen door de geïndustrialiseerde, ontwikkelde landen, Annex-1 landen, worden nagekomen d.m.v: 1
“Carbon sinks”: zijn bossen en andere ecosystemen die meer broeikasgassen opnemen dan dat zij uitstoten.
8
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
1. Het treffen van wettelijke regelingen en creëren van “incentives” om uitstoot te reduceren; 2. Het benutten van de drie flexibele mechanismen t.w.: a. Emission Trading: de handel in verminderde uitstoot. b. Joint Implementation: het gezamenlijke implementeren van emissie reducerende projecten. c. Het Clean Development Mechanism (CDM): het plegen van investeringen in emissie reducerende projecten in de ontwikkelingslanden. 3. Het uitvoeren van een nationaal beleid en het treffen van maatregelen om de uitstoot te verminderen.
Verplichtingen van Annex-1 Landen Het Protocol verplicht ontwikkelde lidlanden tot afname van de uitstoot van broeikasgassen tot een gemiddelde van 5.2% in de periode 2008-2012 uitgaande van de 1990 vastgestelde concentraties. Uitgaande van het jaar 1990 hebben de ontwikkelde landen als groep tezamen een aandeel van 55% aan koolzuurgas uitstoot . De individuele doelen voor ontwikkelde landen varieert van 8% reductie voor de Europese Unie tot een 10% verhoging voor IJsland. Deze uitstoot doelen moeten bereikt zijn binnen 2008-2012, “the first commitment period. Afgesproken werd dat het Kyoto Protocol in werking treedt zodra het vereiste aantal van 55 lidlanden het Protocol geratificeerd hebben,. Op 16 februari 2005 is het Kyoto Protocol formeel in werking getreden
De Positie van de VSA en de rol van Rusland Tegen het einde van juli 2004, hadden 32 ontwikkelde landen en 92 ontwikkelingslanden het Protocol geratificeerd. Samen droegen zij 44.2% bij aan de mondiale uitstoot. De Verenigde Staten van Amerika weigeren nog steeds het Protocol te ratificeren. De VSA vinden dat de economische kosten voor reductie van uitstoot hoog zijn en dat de gestelde doelen voor uitstoot concentraties voor ontwikkelingslanden in het bijzonder China en India onevenredig zijn. Rusland heeft geen reductie verplichting. In het afgelopen jaar heeft de internationale gemeenschap voor wat betreft klimaatsverandering zich meer gericht om Rusland het Protocol te doen ratificeren. In 1990 had Rusland een bijdrage van 17,4% aan de mondiale uistoot. Ondanks het feit dat Rusland vanwege zijn zwakke economie zich niet behoeft te houden aan de vastgestelde uitstoot concentraties van 1990, zou ratificatie door Rusland, als 55ste land, een aanzet betekenen voor het inwerking treden van het Protocol. In oktober 2004 ratificeerde Rusland het Kyoto Protocol waarna het Protocol per 16 februari 2005 in werking is getreden.
9
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Verplichtingen van Niet-Annex-1 landen Voor de Niet-Annex -1 landen waaronder na ratificatie ook Suriname, stelt het Kyoto Protocol geen wettelijke verplichtingen voor de reductie van koolstofdioxide. Verplichtingen voor Niet–Annex-1 landen na de ratificatie van het Protocol zijn hetzelfde als de algemene verplichtingen die vereist zijn na het ratificeren van het “United Nations Framework for the Convention on Climate Change”. Suriname ratificeerde het UNFCCC in oktober 1997. Voor Niet-Annex-1 landen wordt rekening mee gehouden dat rapportage over de verandering van hun klimaat veelal afhankelijk is van de beschikbaarheid van fondsen om die kosten te dekken. De “First National Communication” voor Niet-Annex-1 landen wordt binnen 3 jaar verwacht nadat het verdrag in werking is getreden voor het desbetreffende land en indien nodig de nodige financiën ter beschikking zijn gesteld. Conform zou Suriname dus in oktober 2000 haar First National Communication moeten hebben opgemaakt. Niet-Annex-1 lidlanden zijn overigens niet verplicht een jaarlijkse inventarisatie van uitstoot te plegen en hoeven dus geen diepgaande evaluatie te doen t.b.v. hun “National Communication Report”.
Kyoto Protocol: flexibele mechanismen Het Kyoto Protocol staat ontwikkelde landen toe hun uitstoot reductie te bereiken d.m.v. de z.g. flexibele mechanismen. Deze zijn: 1. Emission Trading : Een handelsregeling van uitstoot tussen Annex-1 landen; 2. Joint Implementation : Gezamenlijke implementatie van de uitstoot regelingen tussen Annex-1 landen waarbij de “Carbon Credits” voor specifieke uitstoot reductie projecten onderling uitgewisseld kunnen worden. 3. Het Clean Development Mechanism: het kader waarbinnen de samenwerking tussen Annex-1 en Niet-Annex-1 landen geregeld is.
Clean Development Mechanism (CDM) Binnen het kader van het CDM kunnen Niet-Annex-1 hun bedrijfsleven stimuleren om te investeren in Uitstoot Reducerende Projecten en tegelijkertijd duurzame ontwikkeling bevorderen. Middels het verhandelen van de CER’s met de Annex-1 landen kan de investering in die CDM projecten voor een belangrijk deel gefinancierd worden terwijl tegelijkertijd het Annex-1 land waarmee er een koopovereenkomst gesloten is zo mede haar Emissie Reductie doelen kan bereiken. Deze mechanismen zijn speciaal ter bevordering van een economisch effectieve manier om klimaatsverandering tegen te gaan en/of te voorkomen. Dit d.m.v. het scheppen van mogelijkheden voor ontwikkelde landen om hun uitstoot doelen op een efficiënte manier in het buitenland deels te verwezenlijken. Met de aanname in 2001 van de Marrakesh Akkoorden tijdens de “Seventh Conference of the Parties 10
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
(COP-7)” zijn de operationele modaliteiten voor deze flexibele mechanismen verduidelijkt. De akkoorden leggen geen kwantitatieve beperkingen op m.b.t. de mate waarin gebruik kan worden gemaakt van de mechanismen voor het bereiken van uitstoot doelen. Ontwikkelde landen moeten wél erop toezien dat uit de informatie die zij verstrekken duidelijk blijkt dat het gebruik van de mechanismen opgenomen is in het Nationale Beleid en deze in overeenstemming is met de genomen Nationale maatregelen gericht op het nakomen van de uitstoot verplichtingen. Vanwege het feit dat de Annex-1 landen een deel van hun Emissie Reductie doelen kunnen realiseren door te investeren in Niet-Annex-1 landen, hebben Niet-Annex-1 landen via het CDM toegang tot nieuwe energie technologieën en financiële ondersteuning om hun eigen ontwikkelingsdoelen voort te zetten, zolang het gaat op projecten die de uitstoot van broeikasgassen verminderen of voorkomen. Het CDM richt zich op investeringen in Emissie Reducerende Projecten en het bevorderen van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Geschiedt deze investering door tussenkomst van een geïndustrialiseerd land, dan ontvangt dat geïndustrialiseerd land CER’s die aangewend kunnen worden ter realisering van hun Kyoto doelen. De “Official Development Assistance (ODA)” is niet bestemt voor het genereren van de CER’s. De ODA kan aangewend worden om de initiële voorbereidingen te treffen die het land in staat stelt om met de eerste stappen uit het CDM aan te vangen zoals bijvoorbeeld het opstellen van Project Design Documents. Ook kan een beroep gedaan worden op de ODA voor CDM “Capacity Building” projecten. Verder voorziet het CDM in additionele middelen voor investeringen in hernieuwbare energie, energie efficiëntie en andere projecten die anderszins niet zouden worden aangevangen. Het CDM zal zeker niet alle problemen van een ontwikkelingsland (gastland) oplossen maar kan wel potentieel invloed hebben op investeringen, technologie en de economische ontwikkelingsstrategie in deze landen. Het succes van CDM projecten is afhankelijk van de bekwaamheid van ontwikkelingslanden om uitvoerbare projecten voor te bereiden, te presenteren, goede onderhandelingen te voeren en zaken te doen met de juiste kopers én zich te verzekeren dat de uitvoer van de projecten efficiënt verlopen tegen minimale transactiekosten. In Bijlage-1 word een kort overzicht gegeven van de handelsmarkt in koolstofdioxide.
Situatie Analyse Een aantal beleidsmaatregelen en initiatieven is nodig om positieve klimaatsvoordelen te bewerkstelligen o.a.: 1. Het stimuleren van het efficiënt gebruik van energie; 2. Het bevorderen van hernieuwbare energie; 3. Het stimuleren van investeringen gericht op de afname van de uitstoot in de transport sector; 4. Het stimuleren van de ontwikkeling van duurzame landbouw;
11
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
5. Het stimuleren tot vermindering van methaan uitstoot d.m.v. bijvoorbeeld het moderniseren van het afvalbeheer; 6. Het beschermen en herbebossingactiviteiten;
versterken
van
“Carbon
Sinks”
d.m.v.
7. Het vernietigen of vervangen van fluor houdende gassen; 8. Het aanmoedigen van hervormingen in relevante sectoren om afname van uitstoot te bevorderen zoals bijvoorbeeld het stopzetten van subsidies en het verstrekken van “tax cuts” aan ondernemingen die investeren in Emissie Reducerende Projecten; 9. Het implementeren van een nationale adaptatie en risico analyse om maatregelen en strategieën te identificeren waardoor adequaat gereageerd kan worden om met toekomstige klimaatsverandering om te kunnen gaan. Naast het ontwikkelen van regelgeving en het treffen van maatregelen i.v.m. het optimaal benutten van de CDM mogelijkheden zal Suriname om haar capaciteit (kennis) te verbeteren, onderzoek moeten doen naar de uitstoot van broeikasgassen d.m.v. inventarisatie van broeikasgassen en monitoringactiviteiten en langtermijn projecten moeten identificeren om de uitstoot van broeikasgassen gaandeweg haar ontwikkeling tegen te gaan. Er zijn genoeg mechanismen voor financiering waarvan Suriname binnen het kader van het CDM gebruik kan maken. Er zijn ook nog een aantal politieke initiatieven en voorzieningen die de Surinaamse Overheid zou kunnen introduceren ter voorkoming van broeikasgassen en zodoende te komen tot geschikte kwetsbare reductie en adaptatie initiatieven. De haalbaarheid van deze maatregelen moet afgestemd zijn op de Surinaamse economische, sociale en Milieu doelen. Het formuleren en implementeren van de maatregelen zal de basis vormen voor de komende nationale klimaatrapporten (z.g. National Communications), die de verplichtingen waaraan Suriname zich gecommitteerd heeft binnen het klimaatsveranderingsverdrag zal demonstreren.
De Overheid Het Kyoto Protocol voorziet in flexibele mechanismen die via de Particuliere Sector een internationale markt creëren voor het bereiken van wereldwijde afname van kooldioxide uitstoot. Ondanks de beïnvloeding van de flexibele mechanismen door markt factoren, hebben nationale Overheden een belangrijke rol te vervullen om verzekerd te zijn van de uitvoerbaarheid en het succes. Naast het co-financieren van projecten voor de afname van uitstoot van broeikasgassen door ontwikkelings- en ontwikkelde landen, zullen de Overheden uit beide groepen van landen de interesse in de flexibele mechanismen aantrekkelijk moeten maken door het scheppen van een geschikt klimaat voor investeringen door de Particuliere Sector. Dit houdt in: 1. Voor de CDM projecten zullen ontwikkelingslanden over adequate institutionele capaciteiten moeten beschikken om de regulerende en promotie aspecten m.b.t. CDM projecten uit te kunnen voeren. Na ratificatie van het Kyoto Protocol dient er “CDM Designated National Authority” te 12
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
worden ingesteld die aan de UNFCCC moet worden aangegeven. De taken van dit instituut hebben te maken met: het hanteren van regulering-, wettelijke, promotie- en goedkeuringsprocedures voor CDM projecten in dat ontwikkelingsland. 2. Het ontwikkelingsland behoudt het recht CDM projecten af te stemmen op haar nationale duurzame ontwikkelingsprioriteiten. 3. De Overheid moet verzekeren dat alle belanghebbenden worden betrokken bij de evaluatie van de haalbaarheid van het project en dat de juiste Milieueffecten analyses worden uitgevoerd. Het voldoen aan deze criteria zal leiden tot goedkeuring door de “CDM Designated National Authority” In het algemeen moeten transparante, evenwichtige, participatorische en efficiënte administratieve beheerssystemen aanwezig zijn om het CDM proces effectief op nationaal niveau te kunnen beheren en om de betrokkenheid van de Particuliere Sector positief te beïnvloeden.
Het Bedrijfsleven Het bedrijfsleven in zowel ontwikkelingslanden als in ontwikkelde landen speelt een belangrijke rol in de flexibele mechanismen van het Kyoto Protocol. Het bedrijfsleven, coöperaties en financiële instellingen enz. zijn betrokken bij: 1. Het identificeren van projecten voor mogelijke uitstoot afname. 2. Het er op toe zien dat de afname van uitstoot additioneel is aan de normale gang van zaken en dat uiteindelijk een project voor afname van broeikasgassen wordt ontwikkeld. 3. Operationele instellingen die moeten toezien op de geldigheid, verificatie en certificatie van het project. De particuliere sector is voornamelijk verantwoordelijk voor de kapitaalinvesteringen in CDM projecten, overdracht van milieu vriendelijke technologieën tussen landen en het creëren van een markt voor potentiële kopers en verkopers van Emissie Reductie Certificaten. In het laatste geval kunnen zakenlui en eigenaren van CDM projecten in het ontwikkelingsland gebruik maken van de diensten van geselecteerde consultanten voor informatie over de markt van de broeikasgassen b.v.: aangaande risicoanalyse, financiële en wettelijke modaliteiten die nodig zijn voor het verkrijgen van evenredige uitstootafname verkoopregelingen met kopers van CER’s. In Bijlage2 zijn enkele additionele richtlijnen opgenomen voor maatregelen om de CDM mogelijkheden in Suriname te bevorderen.
13
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Verplichtingen van Suriname Kyoto verplichtingen Het Protocol legt geen verplichtingen op aan Niet-Annex-1 lidlanden voor de afname van de broeikasgassen. Nadat Suriname het Kyoto Protocol heeft geratificeerd verplicht Suriname zich om als Niet-Annex-1 lidland jaarlijks de ontwikkelingen in het kader van de in Suriname ter hand genomen CDM projecten aan de UNFCCC te rapporteren. De andere verplichting na ratificatie van het Kyoto Protocol is het naleven van de principes van het Protocol door elke huidige en toekomstige activiteit toe te spitsen op het relatief verminderen van broeikasgassen.
UNFCCC verplichtingen Alle andere verplichtingen die verband houden met het reeds in oktober 1997 door Suriname geratificeerde UNFCCC blijven van toepassing: rapportage van de nationale inventarisatie van broeikasgassen, nationale communicatie. Toegang tot andere UNFCCC gerelateerde fondsen en andere rapportage vereisten zijn niet verbonden aan de ratificatie van het Kyoto Protocol. De bovengenoemde verplichtingen en mogelijkheden zijn specifiek gerelateerd aan de UNFCCC en hebben geen enkel effect op de status van lidlanden m.b.t. de ratificatie van het Kyoto Protocol. Suriname heeft reeds activiteiten lopen om aan de verplichtingen van de UNFCCC te voldoen n.l.: 1. De eerste nationale communicatie. Na consultatie met alle belanghebbenden in 2001, heeft Suriname een rapport voorbereidt voor de eerste nationale communicatie. Vanwege administratief organisatorische zaken werd het project gestagneerd. Onlangs is dit project weer opgestart en is een technisch team bezig data te verzamelen en is een geactualiseerde versie van de nationale communicatie in voorbereiding. 2. Broeikasgassen inventaris. De Nederlandse Overheid heeft fondsen beschikbaar gesteld voor het inventariseren van de broeikasgassen. Tijdens de eerste fase van dit klimaat assistentieprogramma werden studies van broeikasgassen verricht. De inventarisatie van broeikasgassen is gemaakt voor de sectoren: energie, landbouw, landgebruik, industrie, bosbouw en afval. Alle uitstoot factoren waren gebaseerd op de algemene standaard waarden binnen het kader van de “Intergovernmental Panel on Climate Change” (IPCC). Een monitoring systeem voor koolstofdioxide uitstoot werd niet ontwikkeld. In het inventarisatierapport voor 1994, waarin later ook een inventarisatie voor 1998 is opgenomen, is achteraf gebleken dat de informatie nog onvolledig is vanwege het gebrek aan essentiële data of data die niet beschikbaar was in de geschikte vorm 14
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Te benutten mogelijkheden: Kyoto De te benutten mogelijkheden zijn: 1. “Carbon Financing”: Vanwege het CDM heeft Suriname, na ratificatie van het Protocol toegang tot financiering uit verschillende bilaterale en multilaterale “Clean Development” Fondsen. 2. Participatie in de Bilaterale en Multilaterale Milieu Conferenties van lidlanden (COP). Op zulke conferenties hebben alle lidlanden de gelegenheid bij te dragen aan de agenda t.b.v. discussies en nationale ontwikkelingszaken aan te kaarten. 3. “Adaptation Funding”: Vanwege het CDM heeft Suriname, na ratificatie van het Protocol, toegang tot het Adaptatie Fonds voor al haar institutionele versterkingsprojecten in het kader van het Protocol.
Capacity Building Om het vermogen van Suriname te vergroten tot het verkrijgen van externe assistentie voor CDM initiatieven waardoor Suriname zich verzekerd dat er op een effectieve manier wordt omgegaan met zaken die te maken hebben met klimaatsverandering zijn er enkele “Capacity Building” en “Policy Development” initiatieven noodzakelijk die voortgezet dienen te worden:2 Deze zijn: 1. Het tot stand brengen van een effectief en efficiënt monitoringsysteem voor de inventarisatie van broeikasgassen. 2. Identificeren van mogelijkheden die op een kosteneffectieve haalbare manier broeikasgassen doen afnemen en daarbij prioriteit geven aan die maatregelen die bijdragen tot het versterken van economische efficiëntie en ontwikkeling. 3. Het plegen van evaluaties betreffende de nationale kwetsbaarheid en identificeren van mogelijke gebieden waar aanpassingsmaatregelen nodig zijn. 4. Het evalueren van het Nationaal Beleid en het bijstellen van dat raamwerk voornamelijk voor wat betreft energie, transport, waterbeheer en het beheer van landgebruik om zo ervan verzekerd te zijn dat die afgestemd zijn op de nationale klimaatsveranderingsdoelen. 5. Een begin maken met de evaluatie van de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte zodat optimaal gebruik gemaakt kan worden van de CDM en andere aanwezige en mogelijkheden van externe hulp.
2
Het Wereld Milieufonds van de Verenigde Naties / Global Environment Facility (GEF)) heeft recentelijk een project genoemd National Capacity Self Assessment in Suriname (US$ 200.000) goedgekeurd. Dit project zal Suriname ondersteunen in het ontwikkelen van de nodige capaciteit om o.a. aan de capaciteitsvereisten van het Kyoto Protocol voldoen
15
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Aanbevelingen Onze preliminaire inventarisatie op het gebied van het CDM “Capacity Building” geeft aan dat “Capacity Building” en “Institutional Strengthening” dringend noodzakelijk is, als ook voor het ontwikkelen van administratieve systemen voor een effectieve ontwikkeling en implementatie van CDM activiteiten. Bij het ontbreken van adequate capaciteit zowel aan de zijde van de Publieke- als ook de Particuliere Sector, zullen CDM activiteiten niet optimaal kunnen worden aangepakt tot zelfs helemaal niet kunnen worden aangevangen. Onderstaand een overzicht van enkele maatregelen gericht op “Capacity Building” en “Institutional Strengthening” voor die dringend in overweging uitgevoerd moeten worden: 1. Het inhuren van “Global Environmental Systems Practitioners” t.b.v. het formuleren van een “Capacity Building” en “Institutional Strengthening” programma dat direct na het ratificeren van het Kyoto Protocol als Official Development Assistance Project ter financiering wordt ingediend. 2. Het inhuren van “Global Environmental Systems Practitioners” voor het opstellen van “Project Design Documents (PDD’s)” als middelpunt voor de “Capacity Building” en “Institutional Strengthening” t.b.v. CDM activiteiten inclusief alle andere aspecten van de CDM Projecten Cyclus; vanaf het organiseren van “CDM Project Specific Workshops” tot en met het bemiddelen in de verkoop van de CER’s aan Annex-1 landen. 3. Op een effectieve manier het bedrijfsleven informeren, betrekken en stimuleren aangaande het aanpakken van CDM projecten. 4. Het ontwikkelen van regulering-, wettelijke-, en promotie procedures in het bijzonder voor de Particuliere Sector gericht op het vergemakkelijken van hun CDM activiteiten. 5. Daarbij wordt geadviseerd om het accent te leggen op nog te ontwikkelen sectoren die een hoge mate van succes weerspiegelen, met name CDM projecten waarvan de basis methoden reeds door het CDM bestuur zijn goedgekeurd. 6. Het benutten van de kennis, ervaringen en het leren uit de lessen van andere landen bij het identificeren, implementeren en het beheren van CDM projecten. 7. De officiële erkenning dat het creëren van een effectief Milieu voor CDM implementatie tijd en toewijding van de Overheid vraagt om de nodige Overheidsprocedures en keuringsprocessen te kunnen realiseren.
16
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Conclusie 1. Vanwege de positieve effecten die gepaard gaan met het ratificeren van het Kyoto Protocol enerzijds en de minimale verplichtingen voor Suriname als Niet–Annex-1 land anderzijdsis ratificatie door Suriname aan te bevelen. 2. “Global Environmental Systems Pratitioners” naderen om zo spoedig mogelijk een Kyoto Protocol Workshop voor de “Private / Public Stakeholders”, organiseren waarbij de werking van het CDM grondig behandeld wordt en de initiële potentiële 15 CDM projecten in Suriname worden uitgelegd teneinde te starten met de noodzakelijke kennisopbouw op het gebied van CDM mogelijkheden, CDM analyse, CDM regelgeving, en extra CDM financieringsmogelijkheden én alle relevante “Global Energy Technology Transfers”. 3. Een Memorandum of Understanding (MoU) sluiten met Annex-1 landen aangaande CDM–projecten zoals die ook bestaan tussen Nederland en een aantal landen in Centraal en Latijns Amerika én Indonesië. 4. Het introduceren van fiscale “incentives”, oftewel “CDM Tax Cuts”, om het lokaal bedrijfsleven te stimuleren zich toe te spitsen op het onderzoek naar én de realisatie van CDM projecten. Met de vanwege het CDM geïmplementeerde verbeterde productie modaliteiten wordt afhankelijk van het project óf de uitgaven van de Overheid verminderd óf de inkomsten vergroot. 5. Het instellen van een CDM-Caricom Werkgroep om de onderlinge ontwikkeling en afstemming binnen de Caricom te monitoren gericht op het positioneren van Suriname in het kader van ons streven om onze concurrentiepositie in de Caricom markten te verbeteren t.w.: de arbeidsmarkt, exportmarkt en de markt voor technologische ontwikkeling.
17
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 1.
De huidige markt voor het verminderen van uitstoot broeikasgassen (C02 (50%) CH4 (18%) N02(6%) HFC’s)
Bijlage 2.
Meer informatie over stappen die nodig zijn om voordelen te behalen uit het Kyoto Protocol
Bijlage 3.
Lijst met CDM projecten voor Suriname die haalbaar lijken door de te verkopen C02 emissierechten aan een "broeikasfonds"
Bijlage 4.
Lijst met landen in Latijns Amerika en in het Caribische gebied die het Kyoto Protocol reeds geratificeerd hebben
Bijlage 5.
Lijst met definities van begrippen rondom het Kyoto Protocol
Bijlage 6.
Broeikasgasfondsen
18
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 1: De CO2 markt De huidige Markt voor Vermindering van Uitstootgassen Tegen de helft van het jaar 2004 is er USD 800 miljoen worden toegewezen t.b.v. “Carbon Funds” en CDM/JI activiteiten. Dit bedrag zal toe nemen tot 2012 zolang andere fondsen voornamelijk door het bedrijfsleven uit Annex-1 landen beschikbaar komen. Deze fondsen zullen andere kapitaalinvesteringen aantrekken. Het is reëel verwachtbaar dat ondanks het feit dat de golf van investeringen in CDM projecten nochtans een klein deel uitmaakt van de “Foreign Direct Investment” (FDI) en de “Official Development Assistance” (ODA), het CDM meer investeringen uit FDI zal bewerkstelligen. Er zijn reeds voldoende indicaties dat het CDM nu reeds leidt tot de overdracht van technologie die een lage of geen broeikasgassen uitstoot bewerkstelligen d.m.v. CDM project activiteiten in ontwikkelingslanden en bijdragen tot hun duurzame ontwikkelingsdoelen. Tijdens het opstellen van dit document waren er 160 uitstootprojecten bekend als mogelijke CDM projecten in 48 landen. Deze projectactiviteiten hebben als doel de broeikasgassen doen afnemen met 32 miljoen metrieke ton (Mt) koolstofdioxide equivalent per jaar (eq/j) gedurende de eerste verplichte periode voor Annex-1 landen. De grootte van de CDM markt zal naar verwachting toenemen van 50-500 Mt koolstofdioxide eq/j gedurende de eerste verplichte periode afhankelijk van hoe efficiënt de markt zich ontwikkelt, de opbrengsten van CER´s, het verloop van het goedkeuringsproces van CDM projecten en het afnametekort van uitstoot in de Annex 1 landen. Tot nu toe zijn de meeste projecten ingediend door India, Brazilië, China en diverse Latijns Amerikaanse en Aziatische landen. Het aantal projectactiviteiten en “Carbon Credits” worden voornamelijk gedomineerd door CDM projecten gericht op hernieuwbare energieopwekking. In de voorbijgaande jaren zijn er ook projecten ontwikkeld voor opslag van methaan (gassen afkomstig afvalstortplaatsen) en fluor houdende gassen. Deze projecten vormen een klein deel van het totaal aantal CDM projectactiviteiten in de wereld, terwijl hun waardeaandeel aan CER’s in de wereld toeneemt als gevolg van de relatief hoge wereldwijde verwarmingspotentie van methaan en fluor houdende gassen zoals HFK´s. De geschatte waarde van CER is tussen de USD 3,00 en USD 8,00 per ton koolstofdioxide. Zoals verwacht vertoond de koolstofmarkt direct na de inwerkingtreding van het Kyoto Protocol significant meer activiteit. De interesse van ontwikkelingslanden voor participatie in het CDM neemt merkbaar toe. Het aantal kopers van CER´s neemt ook merkbaar toe. De opkoop van CER’s werd in de opstartfase van het CDM verricht door het Prototype Carbon Fund (PCF), de Wereldbank en het “CDM Emissions Reductions Procurement and Trading” (CERUPT) programma van de Nederlandse Overheid. Het PCF heeft een investering van USD 180 miljoen gepleegd, met investeerders uit het bedrijfsleven en overheden met als focus koolstofprojecten die in aanmerking komen voor het CDM of voor de 19
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Joint Implementation (JI). De Wereldbank heeft ook twee andere investeringsfondsen gelanceerd namelijk de “Bio Carbon Fund” bestemd voor investeringen in landgebruik en bosbouwprojecten en de “Community Development Carbon Fund” bestemd voor projecten die voordelen opleveren voor locale en rurale gemeenschappen. De Asian Development Bank (ADB) is gestart met een koolstoffaciliteit en de Ontwikkelingsbank van Japan is bezig met zijn eigen koolstoffonds. Een aantal bedrijfszaken waaronder ook de “World Business Council”, voor duurzame ontwikkeling en de Internationale Uitstoot Handels Associatie zijn van plan samen te werken met multilaterale instituten in het verrichten van hun CDM werk. Asia Carbon Internationale B.V. heeft ook een faciliteit van USD 200.000 gelanceerd voor de ontwikkeling van PDD’s tot een totaal van 6 CDM projecten in Azië.
Andere Broeikasgassen Marktsystemen Van het aantal broeikasgas markten zijn er een aantal markten die parallel lopen aan de CDM. Op regionaal niveau heeft de Europese unie een vooraanstaande Milieu positie ingenomen in de Kyoto meetings en heeft zijn eigen uitstoot handels systeem neergezet het zgn. “Emission Trading System”. De EU “Emission Trading System” behoeft een regionaal plafond en handelssysteem om gezamenlijk 8% afname te bereiken i.v.m. het Kyoto Protocol. Dit systeem zal participanten in staat stellen hun doelen te bereiken door het kopen van CER´s, voornamelijk uit Niet-Annex-1 lidlanden in het begin van de eerste fase in 2005. Hoewel het EU systeem gemaakt is om zoveel mogelijk vergelijkbaar te zijn aan het Kyoto Protocol handelssysteem, opereert het EU systeem op kleinere schaal omdat het zich beperkt tot koolstofdioxide uitstoot die 80% bedraagt van het totaal aan broeikasgassen uitstoot van EU lidlanden. Nationale handelsregelingen zijn voornamelijk in Engeland ontstaan. In 2003 zijn 34 organisaties vrijwillig de wettelijke verplichting aangegaan om afname van uitstoot te realiseren aan de hand van de concentraties die in 1998 - 2000 zijn vastgesteld. Dit leverde 4 miljoen tonnen extra aan koolstofdioxide op die evenredig is aan de afname van uitstoot in 2006. De regeling is opengesteld voor 6.000 bedrijven die contracten hebben voor klimaatsverandering en onderhandelingen voeren tussen het bedrijfsleven en de Engelse Overheid voor energie gerelateerde doelen. De bedrijven die hun doelen bereikt hebben zullen 80% korting krijgen van de klimaatsveranderingsbelasting, d.i. een belasting voor het gebruik van energie door bedrijven. Deze bedrijven kunnen gebruik maken van het systeem om aandelen te kopen om zo hun doelen te bereiken of om te verkopen wat zij teveel hebben (uitstoot van broeikasgassen).
20
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 2: Voordelen Hoe meer voordeel halen 1. Voor het verkrijgen van goedkeuring van het Secretariaat van de Conventie voor ingediende CDM projecten is het instellen van een Nationaal Instituut voor CDM nodig; 2. Initiëren / continueren van een continue dialoogproces tussen de publieke sector en de particuliere sector zodat er een goed begrip van en overeenstemming is over de mogelijkheden en prioriteiten van het CDM; 3. Het toekennen van een wettelijke- en institutionele status aan het Nationaal Instituut voor CDM teneinde CDM projecten te ontwikkelen en/of te doen ontwikkelen; 4. Identificeren van potentiële sponsors die ondersteuning kunnen geven aan het scheppen van het geschikte Milieu voor het toepassen van CDM alsook de opbouw van de nodige capaciteit bij de Overheid. Enkele opties zijn het Global Environment Fund (GEF), de Wereld Bank, UNDP, IADB, inkomsten van bilaterale organisaties en de nationale bijdrage (locale middelen). 5. Het samenstellen van een inventarisatie van de nationale broeikasgassen uitstoot, de bronnen en “Sinks” (met basis jaar en voorspelling van toekomstige uitstoot). 6. Het voorbereiden van de wettelijke, institutionele, financiële en technische basis met het doel participatie in de internationale koolstofmarkt te stimuleren. 7. Het definiëren vaststellen van de nationale prioriteitsgebieden en de nationale criteria voor de selectie van CDM projecten. 8. Het formuleren van technische richtlijnen voor het analyseren en evalueren van potentiële CDM projecten.
21
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 3: Potentiële CDM Projecten voor Suriname Particuliere Sector 1. Productie van WWCB: Woodchips, Woodchips, Cement Bricks/Boards Dit betreft het bouwen van huizen met “prefabricated bricks/boards” die bestaan uit 80 % woodchips (afvalhout) en 20 % cement. De besparing op de methaanuitstoot van rottend hout en de C02 uitstoot door de energiebesparing bij de productie van cement maakt dit project tot een CDM project. Dit uit Malaysia afkomstig procédé heeft reeds de aandacht getrokken van CDM financiers in Japan en Oostenrijk.
2. Productie van Woodpellets vanuit zaagsel in een Woodpelletplant De droge wood pellets zijn bestemd voor de export naar West Europa waar zij worden meegestookt in een kolencentrale(tot 20 %) ter beperking van de C02 emissies met het meestookpercentage. Dit is een indirect CDM project dat extra export opbrengsten genereert.
3. Windfarm Ontwikkeling van een Windfarm( 8 x 750 KW) aangesloten op het distributienet van de dieselcentrale in Nw. Nickerie. In Guyana wordt momenteel ook een Windfarm voorbereid aan de Corantijnrivier ter hoogte van Nw. Nickerie.
4. Rijstkafvergassing Ontwikkeling van een rijstkafvergassinginstallatie naar Braziliaans model in Nw. Nickerie en Saramacca. De opgewekte energie zal moeten worden teruggeleverd aan het distributienet van Nw. Nickerie en Saramacca.
5. Zonnecollectoren Ontwikkeling van een zonnecollectoren project op de grotere gebouwen en hotels in Paramaribo voor het beschikbaar maken van warm water naar Braziliaans voorbeeld. Nu wordt warm water aangemaakt in elektrische of gas boilers waardoor C02 uitstoot ontstaat, met zonne-energie als back-up kan het energiegebruik en de stroomnota hiervan voor de gebruiker belangrijk worden terug gebracht
6. Energiebesparing (C02 uitstoot reductie) bij de Productie van Cement 7. Energiebesparing (C02 uitstoot reductie) bij Productie van Bakstenen
Zo zijn er talrijke projecten die zodra die zich toespitsen op besparing van energie (de verbranding van fossiele brandstoffen) in aanmerking komen voor CER’s die verhandeld kunnen worden met ondernemingen in de Annex-1 lidlanden.
22
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
8. Houtwinning Brokopondo Struwmeer Het "ontbossingsproject in het Brokopondo Stuwmeer omdat een belangrijke bron van CH4/methaan emissies van rottend hout verwijderd wordt. CH4 / methaan is een 21 x zo schadelijke broeikasgas dan C02. Bij de bouw van nieuwe stuwmeren wordt daarom voorafgaand aan de bouw meteen een ontbossingproject gestart.
Publieke Sector 1. Het omzetten van Huishoudelijk Afval in Energie Methaan uitstoot besparing, 21 C02 equivalenten in energie via biogas ontwikkeling naar Braziliaans model
2. Energiebesparing C02 uitstoot reductie door de upgrading van de transmissielijn Paranam-Paramaribo van 60 KV naar 160 KV
3. Waterkrachtcentrale “Technical upgrade” van de Afabakka waterkrachtcentrale naar Panamees model. “Proven Technology” maakt een capaciteitsverhoging mogelijk van het geïnstalleerd vermogen in MW met 5-10 %, derhalve een complementaire C02 uitstoot vermindering voor de dieselcentrale in de Saramaccastraat.
4. Elektriciteit Distributienet Groot Paramaribo Energiebesparing (C02 uitstoot reductie) door de reconditionering van het EPAR distributienet van Paramaribo
5. Zonnecollectoren Ontwikkeling van een zonnecollectoren project op de grotere Overheidsgebouwen in Paramaribo voor het beschikbaar maken van bijvoorbeeld warm water en elektriciteit. Het goede voorbeeld hiervan vinden we in Brazilie. Nu wordt warm water aangemaakt in elektrische of gas boilers waardoor C02 uitstoot ontstaat, met zonne-energie als back-up kan het energiegebruik en de stroomnota hiervan voor de gebruiker belangrijk worden terug gebracht.
6. Transmissie Paramaribo – St. Laurents, Frans Guyana Aanleg van de elektrische transmissielijn Paramaribo – Frans Guyana. Joint venture geraamd op 50 mln. Euro. Met bovenstaande verbinding kan waterkrachtstroom worden geïmporteerd vanuit Frans Guyana. Er zijn perioden in het jaar dat er een overmaat aan waterkracht stroom beschikbaar is in Frans Guyana, hierdoor kan het nog in Paramaribo te installeren reserve vermogen van zeg 20% worden terug gebracht tot 10%. Dit geeft een belangrijke besparing op de investeringskosten en op de uitstoot van C02 bij import van waterkracht stroom vanuit Frans Guyana in de toekomst. De opbrengsten vanuit CER’s kunnen dit project ook voor externe/ institutionele financiers zeer interessant maken. Voor de financiering kan nu ook gedacht worden aan het “EU Neighborhood Program” en aan het “EU Interregional Program”.
23
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
7. Bosbouw De aanplant van nieuw bos maakt het mogelijk om meer C02 via de Sink methode te binden in het groeiend bomenbestand. Aanplant- en heraanplantprojecten van bossen kunnen beschouwd worden als CDM projecten die kwalificeren om de verminderde concentratie van C02 in de atmosfeer uit te ruilen onder het CDM mechanisme met de Annex-1 landen (ontwikkelde landen).
Bijlage 4: Landen i/d regio die geratificeerd hebben I.v.m. de regionale integratie en -samenwerking is het belangrijk te weten welke landen4 in de regio (Latijns Amerika en het Caribische Gebied) het Kyoto Protocol geratificeerd hebben.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 24 13 25 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Latijns Amerika & Caribische gebied Antigua and Barbuda Argentinië Barbados Bolivia Brazilië Chili Columbia Costa Rica Cuba Dominican Republic Ecuador El Salvador Frans Guyana/Frankrijk Granada Guatemala Honduras Jamaica Nicaragua Panama Peru Saint Lucia Saint Vincent & the Grenadines Trinidad & Tobago Uraquay
24
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 5: Definitie van Begrippen Broeikasgassen:
Zijn gassen die naast koolstofdioxide ook bijdragen aan de verwarming van de aarde.
The First Commitment Period: De naam gegeven aan de tijdspan waarbinnen de uitstoot doelen behaald moeten zijn. Carbon Credits:
De opbrengsten die voortkomen uit de verhandeling van de uitstootafname als gevolge van de uitvoering van b.v.een project in de energie sector die dmv een Milieuvriendelijke technologie (de vervanging van dieselgeneratoren door zonnepanelen bij energie opwekking) geen of minder uitstoot van koolstofdioxide (koolzuurgas) oplevert.
Annex –1 lidlanden:
Ontwikkelde landen.
Niet- Annex-1 lidlanden:
Ontwikkelingslanden.
Gastland:
Ontwikkelingsland.
Fluor:
Is een chemische bestand deel.
Additionaliteits vereisten:
De vereisten waarbij projecten moeten resulteren in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen die erbij zouden komen ingeval van de afwezigheid van een project activiteit.
25
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Bijlage 6: Broeikasgasfondsen This page is mailed to you as an informative courtesy of Asia Carbon International www.asiacarbon.com If you are interested more in the topics below please register at PointCarbon or contact us:
[email protected] DE TELEGRAAF Wednesday February 9, 2005
26
Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling & Milieu
Om u een betere indruk te verschaffen over de dynamiek achter het CDM is naast het hierboven uit de Telegraaf uitgeknipte artikel over de aankondiging van het “Fortes en Caisse de Dépôts CDM Fund” hieronder ook een overzicht van enkele andere operationele broeikasfondsen en CDM gerelateerde fondsen in oprichting t.w.: 1. Het “Prototype Carbon Fund” (PCF) van de Wereld Bank met als investeerders onder meer de RABO Bank, de Nederlandse Overheid, Norsk Hydro, BP, RWE, en Mitsubishi. 2. Het “Bio Carbon Fund” van de Wereldbank. 3. Het “Community Carbon Development Fund” van de Wereldbank. 4. De European Investment Bank (EIB) is doende om ook een CDM gerelateerde Fonds op te zetten omdat zij ook geïnteresseerd zijn in CDM projecten voor financiering, daar men verwacht dat het risicoprofiel van dit type projecten vanwege de CER opbrengsten minder is. 5. De “Asian Development Bank” (ADB) onderneemt ook een CDM project en heeft ook een CDM gerelateerd Fonds in oprichting. 6. De “Japan CDM Fund”. De “Development Bank of Japan (DBJ) heeft reeds haar eigen CDM Fonds gelanceerd. 7. De Asia Carbon Fund (ACF). Asia Carbon International B.V. heeft in februari 2005 ook een Fonds van USD 200.000 gelanceerd voor de ontwikkeling van “Project Design Documents” (PDD’s) tot een totaal van zes CDM projecten in Azië. De verwachting dat de CO2 markt na de officiële inwerkingtreding van het Kyoto Protocol zich snel in alle richtingen zal ontwikkelen wordt vertaald in werkelijkheid. Suriname doet er op alle fronten goed aan om ook in een vroeg stadium na de officiële inwerkingtreding van deze nieuwe ontwikkelingsmogelijkheid een “Active CDM Player” te worden in de “Climate Change” Bewuste Wereld.
27