RAPPORTAGE VENNOOTSCHAPSBELASTING
Heffing dempen
Gemeente Gennep BA015364
Risico’s voorkomen
Administratieve lasten minimaliseren
Oktober 2015 mr. J. Berns
1
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1 Inleiding Per 1 januari 2016 wordt de belastingplicht in de vennootschapsbelasting (hierna: VPB) uitgebreid voor overheidslichamen en daarmee ook voor gemeenten. Gemeenten zijn nu veelal vrijgesteld, zo ook de gemeente Gennep (hierna ook: gemeente). De nieuwe wet beoogt niet alle activiteiten van de gemeente in de heffing te betrekken, maar slechts die activiteiten waarmee de gemeente deelneemt aan het economische verkeer en in concurrentie treedt met de private sector. Deze rapportage bevat de bevindingen van de zogenoemde inventarisatie, waarbij de gemeente zelfstandig heeft getoetst welke activiteiten op basis van de huidige stand van de wetgeving en de huidige vorm van de organisatie (waarschijnlijk) als een belastingplichtige activiteit moeten worden aangemerkt. EFK Belastingadviseurs heeft de gemeente daarbij begeleid door het verzorgen van trainingen, het fungeren als vraagbaak en het beoordelen van de inventarisatie waar deze rapportage het resultaat van vormt (inclusief aanbevelingen van EFK). Verbonden stichtingen, vennootschappen en samenwerkingsverbanden doen in het voorkomende geval zelfstandig aangifte en vormen geen onderdeel van deze rapportage. De gemeente heeft overigens geen deelnemingen in vennootschappen anders dan ter belegging.
1.2 Conclusies en aandachtspunten Belastingplicht Voor vrijwel alle activiteiten van de gemeente geldt dat deze niet belastingplichtig zullen zijn voor de VPB. Buiten het grondbedrijf oefent de gemeente op dit moment geen zelfstandige activiteiten uit die leiden tot een verwachte belastingplicht in 2016. Evenmin is sprake van een aangifteplicht voor activiteiten buiten het grondbedrijf. Hoewel geen harde ervaringsregel, passen deze uitkomsten bij een gemeente met een omvang als die van de gemeente Gennep met circa 17.000 inwoners. Mede vanwege deze omvang heeft de gemeente meerdere activiteiten ‘uitbesteed’ aan andere gemeenten, samenwerkingsverbanden of private partijen. De beoordeling van de belastingplicht voor de VPBverplaatst zich dan naar dat andere lichaam. Dat andere lichaam heeft zelf te toetsen of sprake is van een belastingplicht. Verder geldt voor veel activiteiten dat ofwel sprake is van het aanbieden van een collectief goed (geen deelname aan het economische verkeer) waarbij prestaties aan individuele derden plaatsvinden, of dat sprake is van structureel verlieslatende activiteiten. De gemeente kent geen betaald parkeren, een notoir aandachtspunt bij andere gemeenten. Het grondbedrijf zal naar alle waarschijnlijk belastingplichtig worden. De opbrengsten van het grondbedrijf dienen per 2016 opgenomen te worden in de aangifte VPB. Tevens dient het aan deze activiteiten toe te rekenen vermogen (activa en passiva) te worden gewaardeerd op de fiscale openingsbalans.
Pagina 2 van 32
Voor de overige onderdelen van de gemeente waarbij geen sprake is van een aangifteplicht, behoeft de gemeente geen fiscale administratie in te richten. Zo hoeft er voor die delen van de gemeente geen fiscale balans te worden opgesteld, geen vermogensetikettering plaats te vinden (toerekenen van balansposten aan de fiscale administratie) en geen openingsbalans naar de waarde in het economische verkeer te worden opgesteld.
Begroting 2016 Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie verwachten wij geen belastinglast voor het jaar 2016. Dit ondanks de belastingplicht bij het grondbedrijf. Het te betalen bedrag aan VPB op de lopende grondexploitaties is op korte termijn beperkt, tenzij er een enorm herstel in de vastgoedmarkt optreedt in 2016. De opbrengst bij verkoop van kavels in 2016 zal in beginsel immers (nagenoeg) gelijk zijn aan de waarde in het economische verkeer van de betreffende kavels op de openingsbalans, zijnde de fiscale kostprijs. Projecten waarbij (nog) geen verkopen plaatsvinden in 2016 zullen in beginsel louter kosten genereren. Naar mate er tijd verstrijkt neemt het risico op een hoger te betalen bedrag aan VPB toe, afhankelijk van de feitelijke ontwikkelingen qua opbrengsten en kosten. Zie voor een verdere toelichting hoofdstuk 8.
Administratie en organisatie De komende belastingplicht heeft tot gevolg dat een fiscale administratie ingericht moet gaan worden en voorts dat de organisatie op de VPB ingericht moet worden. Daarnaast zal geborgd moeten worden dat voldoende fiscale kennis aanwezig is binnen de organisatie, mede om te zorgen dat de fiscale aspecten van bepaalde besluitvorming en plannen tijdig gesignaleerd worden. Dit is verder uitgewerkt in de aanbevelingen hierna, paragraaf 6.1 en de hoofdstukken 8 en 9.
Samenwerking Gemeenten werken veel samen met andere overheidslichamen. Deze samenwerkingen kennen diverse vormen. De nieuwe wetgeving in de VPB beoogt samenwerking tussen overheidslichamen in beginsel vrij te stellen. De vrijstelling is wel gebonden aan voorwaarden en de uiteindelijke (juridische) vorm is beslissend voor de vraag of sprake is van een belastingplicht, niet de (publieke) motieven en doelstellingen die aan de samenwerking ten grondslag liggen. De gemeente doet er verstandig aan - toekomstige - samenwerkingen op de fiscale merites te beoordelen ten einde op zich vermijdbare heffingen te voorkomen. Een belastingplicht kan bij samenwerkingsverbanden en verbonden lichamen voorts aan de orde komen als de gemeente Gennep diensten verricht of blijft verrichten aan een samenwerkingsverband of verbonden lichaam (bijvoorbeeld de administratie). Zie ook paragraaf 6.13.
Pagina 3 van 32
1.3 Aanbevelingen Of sprake is van een belasting- of aangifteplicht zal uiteindelijk afhangen van de werkelijke activiteiten in en de resultaten over 2016. Ten einde te waarborgen dat bovenstaande conclusies hetzelfde (kunnen) blijven of tijdig te kunnen bijstellen bevelen wij de volgende punten aan.
Administratie •
•
•
•
•
Zet een fiscale boekhouding op vóór 1 januari 2016 ten behoeve van de aangifte 2016 en volgende jaren. Doe dat in ieder geval voor het grondbedrijf. De fiscale boekhouding dient het mogelijk te maken het fiscale resultaat van de belastingplichtige activiteiten, waaronder in elk geval het grondbedrijf, te kunnen vaststellen achteraf en in te schatten vooraf (bij de begroting). Reken op adequate wijze de indirecte kosten en lasten aan activiteiten/clusters toe waarvan de belastingplicht slechts afhankelijk is van de vraag of er structureel winst of overschotten worden behaald. Onder adequaat verstaan wij in dit verband een integrale kostprijsberkening, zodat geborgd wordt dat lasten maximaal worden toegerekend en de fiscale winst mitsdien zo laag mogelijk blijft (dan wel een verlies zo groot mogelijk). Zie ook paragraaf 6.1. Neem apart vastgoed(objecten) op als product in de fiscale administratie met toerekening van zowel baten als lasten ten einde de resultaten van dit cluster in de toekomst op adequate wijze te kunnen volgen. Stel een proces in werking om de marktwaarde van de grondpositie van de gemeente per 1 januari 2016 te bepalen. In eerste instantie dient bepaald te worden welke vermogensbestanddelen aan de fiscale balans toegerekend moeten worden. Per balanspost kan vervolgens bekeken worden of er reeds een waarde in het economische verkeer beschikbaar is, binnen afzienbare tijd beschikbaar komt dan wel deze waarde specifiek op een goed moment bepaald moet worden. Dat moment hoeft niet 1 januari 2016 (de peildatum) zelf te zijn. Onderbouw in het geval van onderlinge diensten met gesloten beurzen tussen overheidslichamen de waarde van beide prestaties (wie doet wat en wat is de waarde daarvan). In het geval geen sprake is van evenwicht kan de fiscus stellen dat een van beide overheidslichamen in feite winst behaalt. Als geen sprake is van evenwicht verdient het daarom aanbeveling alsnog te gaan factureren (zonder winstopslag).
Organisatie en educatie •
•
Borg dat de ontwikkelingen in wet- en regelgeving gevolgd blijven worden, zeker nu de VNG en de commissie BBV overleg voeren met de Belastingdienst om tot beleid en handvatten te komen. Wijs hiertoe ook komend jaar specifiek een medewerker aan die deze verantwoordelijkheid/taak op zich neemt. Voer een hertoetsing van deze inventarisatie uit zodra de begroting voor 2016 beschikbaar is en/of er sprake is van relevante wijzigingen in wet- en regelgeving.
Pagina 4 van 32
•
Zet een fiscale ‘infrastructuur’ binnen de gemeente op van personen die met regelmaat met de VPB in aanraking komen (bijvoorbeeld medewerkers van het grondbedrijf en juristen). Het benoemen van een centrale verantwoordelijkheid (cluster F&C) is daarbij onontbeerlijk. Zorg ook dat deze medewerkers voldoende inzicht/educatie hebben voor hun taken.
Beleid •
• •
Stel centraal en beleidsmatig een vergoedingssystematiek vast in het geval ambtenaren van de gemeente gedetacheerd worden aan andere overheden of samenwerkingsverbanden ten einde winsten te voorkomen. Een tarief dat aansluit bij de directe (arbeids)kosten is uit dien hoofde aan te bevelen. Laat de financieel consulent bij financiële consequenties van besluitvorming, ook expliciet stil staan bij fiscale consequenties. Hanteer als uitgangspunt dat uitbestede werken voor derden 1:1 doorbelast (blijven) worden, zonder opslag voor gemeentelijke kosten.
Samenwerking en verbonden partijen •
•
•
Toets (toekomstige) samenwerkingen met andere overheden op de gevolgen voor de VPB, met name in het geval de gemeente activiteiten voor de samenwerking gaat of blijft verrichten. Stel bij dienstverlening van de gemeente aan een samenwerking een goede kostprijsberekening op. Bij het ontbreken van (een) winst(opslag) zal immers geen sprake zijn van belastingplicht. Voor de goede orde, het werkelijke resultaat is beslissend, niet het begrote resultaat. Vraag na bij verbonden lichamen (BV, NV, GR, stichting) of deze vanaf 1 januari 2016 belastingplichtig worden als gevolg van de nieuwe regelgeving en of dit voor de gemeente Gennep leidt tot hogere lasten (bijdragen). Het verdient aanbeveling hierover te rapporteren in bijvoorbeeld de P&C-documenten (paragraaf Verbonden partijen).
Pagina 5 van 32
2
Inhoud
1
Management samenvatting ............................................................................................................ 2 1.1
Inleiding ................................................................................................................................... 2
1.2
Conclusies en aandachtspunten .............................................................................................. 2
1.3
Aanbevelingen ......................................................................................................................... 4
3
Inleiding ........................................................................................................................................... 8
4
Theoretisch toetsingskader ............................................................................................................. 9
5
6
7
8
4.1
Algemeen................................................................................................................................. 9
4.2
Voorwaarden voor belastingplicht .......................................................................................... 9
4.3
Vrijstellingen .......................................................................................................................... 10
Methode van onderzoek ............................................................................................................... 11 5.1
Overdracht kennis en kunde ................................................................................................. 11
5.2
Dossieropbouw...................................................................................................................... 11
5.3
Overleg Belastingdienst ......................................................................................................... 12
5.4
Voorbehoud........................................................................................................................... 12
Bevindingen ................................................................................................................................... 13 6.1
Kostenallocatie ...................................................................................................................... 13
6.2
Algemeen bestuur ................................................................................................................. 14
6.3
Openbare orde en veiligheid ................................................................................................. 15
6.4
Verkeer, vervoer en waterstaat ............................................................................................ 16
6.5
Economische zaken ............................................................................................................... 17
6.6
Onderwijs .............................................................................................................................. 18
6.7
Cultuur en recreatie .............................................................................................................. 19
6.8
Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening................................................ 21
6.9
Volksgezondheid en milieu.................................................................................................... 22
6.10
Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting ............................................................................. 23
6.11
Financiering en algemene dekkingsmiddelen ....................................................................... 24
6.12
Overige functies..................................................................................................................... 25
6.13
Verbonden partijen en externe dienstverlening ................................................................... 25
Grondexploitaties en vastgoed ..................................................................................................... 27 7.1
Grondexploitaties .................................................................................................................. 27
7.2
Vastgoed ................................................................................................................................ 27
Financiële gevolgen ....................................................................................................................... 29 8.1
Algemeen............................................................................................................................... 29
8.2
Financiële gevolgen voor het grondbedrijf ........................................................................... 29 Pagina 6 van 32
8.3 9
Financiële gevolgen voor overige activiteiten....................................................................... 30
Vervolgtraject ................................................................................................................................ 31 9.1
Positie gemeente na deze rapportage .................................................................................. 31
9.2
Openingsbalans en allocatie van vermogen.......................................................................... 32
9.3
Fiscaal administratieve inrichting .......................................................................................... 32
Pagina 7 van 32
3
INLEIDING
Het uitgevoerde inventarisatie-onderzoek is een eerste stap in het gehele traject van de gemeente om te komen tot een correcte aangifte VPB over het boekjaar 2016 en de jaren daarna. Het onderzoek draagt bij aan het correct afbakenen van de belastingplichtige activiteiten, geeft inzicht in oplossingsrichtingen en de vervolgstappen in het VPB-traject. Daarnaast is begonnen met opbouwen van het fiscale dossier als opmaat naar het interne controle proces en het aangifte dossier VPB. Het diagram geeft een beeld van een volledig VPB implementatietraject, waarbij de stappen ‘Training & instructie’, ‘Inventariseren’ en ‘Duiden’, inclusief hun resultanten tot de scope van het onderzoek behoren. In deze rapportage wordt omwille van de leesbaarheid en ter onderbouwing van het dossier, kort een theoretisch kader van de VPB in relatie met het publieke domein geschetst (onderdeel 4) en de gehanteerde onderzoeksmethode (onderdeel 5). In een uitgebreide spreadsheet wordt verslag gedaan van alle individuele activiteiten en de daarbij gevonden duiding. De voor de VPB relevante activiteiten vindt u terug in onderdeel 6 en onderdeel 7 van dit rapport, waarbij in onderdeel 7 wordt ingezoomd op alle activiteiten rond vastgoed. De financiële gevolgen in onderdeel 8 en aanbevelingen voor het vervolgtraject in onderdeel 9. Zoals aangegeven is dit rapport een eerste stap op weg naar de aangifte in 2017. In het laatste hoofdstuk wordt een doorkijkje gegeven naar de stappen, geprojecteerd in de tijd, die volgen op basis van de gemaakte keuzes. Zaken zoals het inrichten van de fiscaal administratieve organisatie, het opstellen van de openingsbalans, overleg met de fiscus of het doorrekenen van de VPB-impact op basis van de begroting van 2016. mr. Jits Berns
Pagina 8 van 32
4
THEORETISCH TOETSINGSKADER
4.1 Algemeen Per 1 januari 2016 worden overheidslichamen en daarmee ook gemeenten belastingplichtig voor de VPB. Juister is het te zeggen dat de belastingplicht wordt uitgebreid, want overheidslichamen zijn nu op zich al belastingplichtig. Echter, dat zijn zij slechts voor bepaalde in de wet genoemde activiteiten. De meeste gemeenten verrichten deze activiteiten niet (meer) en daarom zijn zij nu de facto niet belastingplichtig. Dat geldt ook voor de gemeente Gennep. Vanaf 1 januari 2016 gaat een meer algemene belastingplicht gelden waarbij die activiteiten in de heffing worden betrokken waarmee gemeenten deelnemen aan het economische verkeer en in concurrentie treden met private partijen. Dat vloeit voort uit het uiteindelijke doel van de nieuwe wet, namelijk het creëren van een gelijk speelveld tussen publieke en private partijen. Geldt nu nog dat gemeenten vrijgesteld zijn, tenzij ze een aantal nauw omschreven activiteiten ontplooien, straks zijn zij belastingplichtig, tenzij ze in het publieke domein opereren. Deze regimewijziging geldt eveneens voor vennootschappen waarvan de aandelen volledig in het bezit zijn van de gemeente en voor stichtingen waarvan de gemeente alle bestuurders benoemt en ontslaat en waarvan het liquidatiesaldo aan de gemeente toekomt. Deze rechtspersonen liften nu nog mee op het beperkte regime voor overheidslichamen. Dat meeliften, vervalt per 1 januari 2016 en deze rechtspersonen worden dan volledig zelfstandig beoordeeld op basis van de nieuwe wet. Voor de goede orde, deze rechtspersonen doen in het voorkomende geval zowel nu als in de toekomst zelfstandig aangifte.
4.2 Voorwaarden voor belastingplicht Gemeenten worden belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven, zo luidt het wettelijke criterium. Praktisch gezien betekent dit dat alleen die activiteiten van de gemeente in de heffing worden betrokken die als ‘zelfstandig onderdeel’ kunnen worden beschouwd en die voldoen aan de voorwaarden om als - belaste - onderneming te worden aangemerkt. Deze voorwaarden zijn de volgende: 1) de activiteit kwalificeert als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid; die 2) deelneemt aan het economische verkeer; en die 3) structureel fiscale winsten of overschotten beoogt of behaalt. Ad 1. Deze voorwaarde beoogt incidentele activiteiten uit te sluiten. Er moet sprake zijn van duurzaamheid en van een organisatie van kapitaal en arbeid. Belangrijke uitzondering hierop voor de praktijk vormt passief vermogensbeheer. Volledig uitbestede activiteiten (bijvoorbeeld aan een samenwerkingsverband) voldoen evenmin aan dit criterium. Hetzelfde geldt voor activiteiten die niet voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd. Ad 2. Van deelname aan het economische verkeer is sprake bij een individualiseerbare prestatie aan een derde. Een derde is iedere andere persoon of organisatie, niet zijnde de gemeente zelf. Daarbij maakt het niet uit of de derde een private of een publieke partij is, een andere gemeente is zodoende een derde in deze zin. Collectieve goederen als het ophalen van huishoudafval of diensten binnen de openbare ruimte, vormen geen individualiseerbare prestatie en voldoen zodoende niet aan dit criterium. Pagina 9 van 32
Ad 3. Als met een activiteit meer dan incidenteel een fiscale winst wordt behaald, is bij fictie sprake van een winstoogmerk. Ook het in concurrentie treden met private partijen wordt aangemerkt als een winstoogmerk. Dat is slechts anders als een (private) ondernemer aan de werkelijk behaalde winsten van de betreffende activiteit geen bescheiden bestaan kan ontlenen. Voldoet een activiteit niet aan een van deze voorwaarden, dan blijft de activiteit (met alle bijbehorende activa en passiva) buiten de heffing. Deze activiteiten hoeven niet in de aangifte te worden begrepen, wat betekent dat deze activiteiten buiten de fiscale administratie kunnen blijven. Vanzelfsprekend drukt dit de administratieve lasten.
4.3 Vrijstellingen In de nieuwe wet heeft de wetgever een drietal vrijstellingen geïntroduceerd specifiek voor overheidslichamen en die een deel van het resultaat vrijstellen. Deze vrijstellingen komen aan bod als sprake is van een belastingplichtige activiteit. Deze vrijgestelde activiteiten moeten wel verantwoord worden in de aangifte! De vrijstellingen zijn de volgende: 1) Interne vrijstelling 2) Overheidstaakvrijstelling 3) Samenwerkingsvrijstelling Ad 1. Als bij een activiteit sprake is van prestaties binnen de gemeente en van prestaties aan derden, stelt deze vrijstelling de prestaties binnen de gemeente alsnog vrij. Daarnaast bewerkstelligt deze vrijstelling dat de prestaties worden vrijgesteld die plaatsvinden tussen de gemeente, ‘gemeentelijke vennootschappen’ en ‘gemeentelijke stichtingen’. Ad 2. Activiteiten die kwalificeren als overheidstaak en activiteiten die plaatsvinden op een publiekrechtelijke grondslag, worden alsnog vrijgesteld. Deze vrijstelling is niet aan de orde als met deze activiteiten in concurrentie wordt getreden. Ad 3. Activiteiten die plaatsvinden op basis van een samenwerking tussen overheden (in brede zin) worden onder voorwaarden alsnog vrijgesteld. Belangrijke uitzondering hierop vormt dienstverlening op contractbasis (dienstverleningsovereenkomst). Naast deze nieuwe vrijstellingen voor overheden kent de wet reeds een aantal algemene vrijstellingen die ook voor overheden (gaan) gelden. Een gemeentelichaam kan in de huidige vorm in de regel niet voldoen aan de voorwaarden. Daarom zijn deze vrijstellingen meegenomen in de aanbevelingen, voor zover een vrijstelling een oplossing zou kunnen bieden.
Pagina 10 van 32
5
METHODE VAN ONDERZOEK
Binnen de gemeente hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden om tot de inventarisatie te komen.
5.1 Overdracht kennis en kunde Op 15 mei 2014, 2 oktober 2014, 19 november 2014, 12 februari 2015 en 14 april 2015 hebben trainingssessies van een dagdeel plaatsgevonden onder leiding van EFK Belastingadviseurs. Dit betrof gezamenlijke sessies met een vijftal andere (buurt)gemeenten. Bij de sessies is het gehele proces besproken dat nodig is om tot een aangifte te komen. Daarnaast is het bovenstaande, wettelijke toetsingskader uitgebreid besproken en toegelicht. Namens de gemeente Gennep heeft Martien Wijdeven alle sessies bijgewoond, op 19 november 2014 bijgestaan door Govert Schermers. EFK Belastingadviseurs heeft een aantal hulpmiddelen ter beschikking gesteld die behulpzaam zijn bij de inventarisatie. Als onderdeel van de hulpmiddelen zijn stroomdiagrammen uitgereikt welke zijn gebaseerd op de door de wetgever tijdens het wetgevingsproces ter beschikking gestelde stroomdiagrammen en zo nodig door EFK Belastingadviseurs uitgebreid. Deze rapportage is opgesteld op basis van de door de gemeente opgestelde inventarisatie, welke is vervat in een uitgebreid Excel-bestand. Het opstellen van deze rapportage heeft tot een aantal nadere vragen geleid, die door de gemeente zijn uitgezocht en beantwoord.
5.2 Dossieropbouw Voor de inventarisatie is de begroting 2015 als basis genomen. Deze begroting geeft een representatief beeld om de VPB-consequenties voor de aankomende jaren voor de gemeente bij ongewijzigd beleid te kunnen bepalen. Uiteindelijk zijn de daadwerkelijk verrichte en gerealiseerde resultaten voor 2016 beslissend bij de vraag of sprake is van wel of geen belasting- of aangifteplicht. Het is aan te bevelen in een later stadium, wanneer de begroting van 2016 beschikbaar is, de inventarisatie nogmaals te doen en te toetsen of de activiteiten, resultaten en wet- en regelgeving zodanig zijn gewijzigd dat de inventarisatie tot andere uitkomsten leidt. De activiteiten van de (publiekrechtelijke rechtspersoon van de) gemeente zijn integraal, in de zin van volledig geïnventariseerd en gedocumenteerd in een Excel-sheet vastgelegd. De tabellen in dit rapport bevatten de relevante passages uit dit Excel-bestand. Als basis voor de clustering van de verschillende te toetsen activiteiten hebben de verschillende grootboekrekeningen van de gemeente gediend. Als uitgangspunt is gehanteerd dat elk grootboek een zelfstandig te toetsen cluster (onderneming) vormt. In sommige gevallen zijn enkele grootboeken samengevoegd als daar aanleiding voor is en dit tevens tot een andere conclusie zou leiden. Samenvoeging geschiedt dan bijvoorbeeld en vooral op basis van de organisatorische indeling van de activiteiten. Samenvoeging is in beginsel niet (verder) onderzocht in de situaties waarin op voorhand duidelijk is dat dit niet tot een ander resultaat leidt, bijvoorbeeld omdat in beide situaties geen sprake is van deelname aan het economische verkeer. Mocht de Belastingdienst uiteindelijk anders oordelen dan behoudt de gemeente zich uiteraard het recht voor de clustering nader te bezien. Voorts is specifiek onderzocht of er belastingplicht ontstaat op het terrein van vastgoed, het grondbedrijf en dienstverlening aan andere publieke lichamen en samenwerkingsverbanden. Pagina 11 van 32
De grootboeken/clusters zijn stuk voor stuk getoetst op de in paragraaf 4 vermelde voorwaarden voor belastingplicht. In het geval sprake is van belastingplicht is getoetst of een vrijstelling van toepassing is. Al deze beoordelingen zijn vastgelegd in eerdergenoemd Excel-sheet. Als laatste is onderzocht of in de begroting 2016 een voorziening moet worden opgebouwd voor een belastinglast, en hoe een eventuele voorziening zal moeten worden berekend.
5.3 Overleg Belastingdienst Overleg met de Belastingdienst heeft in het kader van dit onderzoek niet plaatsgevonden. Het is aan de gemeente of zij dit wenselijk acht ten einde zekerheid te krijgen op bepaalde onderwerpen. Wij zien daar thans geen concrete aanleiding toe. In sommige gevallen zoekt de Belastingdienst uit eigen beweging het contact met een gemeente, met name bij die gemeenten die onder het zogenoemde horizontale toezicht vallen.
5.4 Voorbehoud Toetsing heeft plaatsgevonden op basis van de huidige en thans bekende wet- en regelgeving. De komende regelgeving voor de belastingplicht van de overheid is volstrekt nieuw. Op een aantal terreinen is aldus een meer dan gebruikelijke onzekerheid over de uitleg. Door EFK Belastingadviseurs is, behoudens de gemaakte aanbevelingen over (administratieve en financiële) aanvullingen, geen verder onderzoek ingesteld naar de volledigheid en juistheid van de aangeleverde gegevens.
Pagina 12 van 32
6
BEVINDINGEN
De bevindingen van de inventarisatie zijn in deze paragraaf zoveel als mogelijk ingedeeld op basis van de programma’s zoals gedefinieerd en gebruikt in de zogenoemde Iv3, aangevuld met een onderdeel over voor de VPB te detecteren clusters die als zodanig niet zelfstandig binnen de begroting worden verantwoord (zoals vastgoed en detachering). Hieronder zijn per programma de belangrijkste zaken vermeld. Voor een volledig overzicht van de bevindingen verwijzen wij naar eerdergenoemd Excel-sheet.
6.1 Kostenallocatie De gemeente belast kosten van de organisatie door naar de producten. Tot de organisatiekosten behoren de salaris- en personele kosten, huisvesting, ICT en kantoorbenodigdheden. De kosten van een product bestaan daardoor uit de zogenaamde directe kosten en de doorbelasting van de organisatiekosten, de indirecte kosten. Voor de doorbelasting is een aantal uitgangspunten geformuleerd: 1. de opzet moet eenvoudig en transparant zijn; 2. gedetailleerde uitsplitsing van kosten heeft geen toegevoegde waarde (geen afzonderlijke doorbelasting van personeel, huisvesting ICT e.d.); 3. kapitaallasten maken geen onderdeel uit van de kosten van de ambtelijke organisatie; 4. kosten dienen zoveel mogelijk direct op de producten verantwoord te worden. De systematiek van kostenallocatie zoals die door de gemeente wordt gehanteerd is niet volledig in overeenstemming met huidig fiscaal recht. Fiscaal is het namelijk niet acceptabel een hoger bedrag aan rente in aftrek te brengen dan daadwerkelijk wordt betaald. Het toerekenen van kapitaallasten van het intern bepaalde percentage is dan ook niet acceptabel bij het berekenen van het fiscale resultaat. De gemeente hanteert momenteel een intern percentage van 4,5%. Uiteindelijk kan slechts de rente in aftrek worden gebracht die feitelijk aan derde wordt betaald en is toe te rekenen aan de investering. Er is geen wettelijke regel die voorschrijft hoe dit te berekenen. Veelal wordt een gemiddelde rente berekend op het totaal van de ingeleende gelden. Bij de activiteiten waar kapitaallasten aan worden toegerekend, dus daar waar veel investeringen worden gedaan, kan er een aanmerkelijke invloed zijn. Fiscaal zullen de kapitaallasten in beginsel niet gevolgd worden. De wetgever heeft verder gemeld dat een integrale kostprijsberekening bij de allocatie van kosten geaccepteerd zal worden. Ook indirecte kosten maken deel uit van de integrale kostprijs. De Belastingdienst heeft nog nooit kostenallocaties van gemeenten op basis van kostenverdeelstaten beoordeeld. In het bedrijfsleven worden vergelijkbare methodes van toerekening gehanteerd die geaccepteerd zijn. Een juiste en goede kostenallocatie is vooral en in het bijzonder van belang bij de beoordeling van het resultaat van afdelingen die voldoen aan de voorwaarden van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid en deelname aan het economische verkeer en een (gering) negatief resultaat laten zien. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het onderdeel begraafplaatsen. Als dit verlies omslaat in een (fiscale) winst is sprake van belastingplicht.
Pagina 13 van 32
Wij adviseren de gemeente te verifiëren of de indirecte kosten volledig naar alle activiteiten / clusters worden doorbelast en zo nodig een en ander aan te passen. Voorts adviseren wij de gemeente de doorbelasting van kosten te continueren, ondanks het feit dat binnen de regels van het BBV doorbelasting van indirecte kosten binnen het publieke domein niet langer noodzakelijk wordt geacht. Doorbelasting van integrale kosten blijft een noodzaak voor de VPB en overigens ook voor de omzetbelasting.
Conclusie: Kostenallocatie: Kostenverdeelstaten opstellen met integrale kostprijs Kapitaallasten: Vervangen interne rente door extern betaalde rente
6.2 Algemeen bestuur Grootboek nummer 40010000 - Raad 40010100 - Commissies 40010200 - College van B&W 40010300 - Klachtenbehandeling 40010400 - Commissie bezwaar en beroep 40010450 - Commissie bezwaar en beroep P&O 40020100 - Ondernemingsraad 40020370 - Uitwerking strategische regiovisie 40020500 - Communicatie 40030000 - Basisregistratie personen 40030100 - Naturalisatie 40030200 - Reisdocumenten 40030300 - Rijbewijzen 40030500 - Verkiezingen 40030600 - Huisnummering 40030800 - Burgerlijke Stand 40030900 - COVOG-verklaringen 40031000 - Kadaster 40050000 - Regionale samenwerking 40060200 - Rekenkamercommissie
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja Ja Ja Nee Nee Ja Ja Nee Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
De activiteiten binnen dit programma leiden niet tot een belastingplicht. Evenmin is sprake van aangifteplicht. Dit vloeit reeds voort uit de aard van de activiteiten. Voor de meeste activiteiten is geen sprake van deelname in het economische verkeer. De activiteiten worden slechts uitgeoefend ten behoeve van de eigen gemeente (‘de eigen kring’). Voorts is er geen sprake van inkomsten bij deze activiteiten, laat staan winst.
Pagina 14 van 32
Bij sommige activiteiten is wel sprake van deelname aan het economische verkeer, omdat individualiseerbare prestaties aan derden worden verricht. Dit betreft vooral de activiteiten die samenhang met burgerzaken, zoals rijbewijzen en reisdocumenten. Bij geen van deze activiteiten is echter sprake van (structurele) winst. Van een belastingplicht is geen sprake en daarom evenmin van een aangifteplicht. Als wel sprake zou zijn van winsten (quod non), dan zouden de activiteiten in de aangifte verantwoord moeten worden maar overigens zijn vrijgesteld onder de overheidstaakvrijstelling.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
6.3 Openbare orde en veiligheid Grootboek nummer
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
41200000 - Regionale brandweer 41201000 - Rampenbestrijding 41400000 - Integrale veiligheid 41400100 - Bureau Halt 41400250 - Stadswachten 81400300 - Overige leges APV 41600000 - Opsporing en ruiming explosieven
Nee Ja Nee Nee Ja Ja Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
De activiteiten binnen deze functie leiden niet tot een belastingplicht. Evenmin is sprake van aangifteplicht. Voor zover daadwerkelijk sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid vloeit dit voort uit de aard van de activiteiten, waarbij afgezien van de leges geen sprake is van deelname in het economische verkeer. De activiteiten worden slechts uitgeoefend ten behoeve van de eigen gemeente (‘de eigen kring’) of zijn te beschouwen als een collectief goed. Voorts genereren de activiteiten geen inkomsten, laat staan dat sprake is van winst. De leges APV betreft het heffen van leges ter zake van het verstrekken van vergunningen. Deze inkomsten blijven hoe dan ook buiten de heffing, aldus de staatssecretaris van Financiën1. Overigens zijn de kosten ter zake van het heffen van de leges hoger dan de opbrengsten. Ook daarom kan geen sprake zijn van een belastingplicht en evenmin van een aangifteplicht.
1
Zie diens brief van 18 december 2014, DB/2014/531.
Pagina 15 van 32
6.4 Verkeer, vervoer en waterstaat Grootboek nummer 42100000 - Algemene kosten wegen
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
42105300 - Verkeers-en vervoersplannen
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
82150000 - Invaliden parkeerkaarten
Ja
Ja
Nee
42100300 - Aanleg inritten 42100600 - Bermen en sloten (wegen) 42101000 - Gladheidsbestrijding 42102000 - Openbare verlichting 42105000 - Verkeersmaatregelen 42105100 - Onderhouden wegmarkeringen 42105200 - Verkeersveiligheid
De activiteiten binnen deze functie leiden niet tot een belastingplicht. Evenmin is sprake van aangifteplicht. Dit vloeit voort uit de aard van de activiteiten, welke ten dienste staan aan het openbaar gebied. Daardoor is veelal geen sprake van deelname in het economische verkeer. De activiteiten worden slechts uitgeoefend ten behoeve van de eigen gemeente (‘de eigen kring’) of zijn te beschouwen als een collectief goed. Voorts overtreffen de lasten in zeer ruime mate de baten. De vergoedingen voor aanleg van inritten - waarbij de openbare straat en/of trottoirs worden aangepast - zijn van zodanig gering belang - inkomsten circa € 4.000 per jaar - en ondergeschikte betekenis dat dit geen afbreuk doet aan voorgaande conclusies. Evenmin is de activiteit op zichzelf beschouwd winstgevend, integendeel. In het geval de fiscus er een andere visie op na houdt zou de gemeente kunnen besluiten af te zien van de vergoeding om zo met name administratieve lasten uit hoofde van de VPB te voorkomen. De gemeente kent geen betaald parkeren binnen haar grondgebied. De inkomsten die de gemeente ontvangt bij de ‘invaliden parkeerkaarten’ betreffen leges voor de afgifte van de kaarten. Deze activiteit is als zodanig niet winstgevend en winst is redelijkerwijs niet te verwachten.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
Pagina 16 van 32
6.5 Economische zaken Grootboek nummer 43100000 - Economisch beleid 43101000 - Dinsdagmarkt 83300000 - Nutsbedrijven 43400000 - Langdurende pachten 43400100 - Huren, zakelijke rechten 43410000 - Kortdurende pachten
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Ja Ja
Nee Ja
Nee Nee
Nee Nee
Ja Ja
Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Nee Ja
De activiteiten binnen het programma Economische Zaken leiden niet tot een belasting- of aangifteplicht. Het organiseren van de markt en het innen van marktgelden leidt niet tot een belastingplicht, omdat de activiteit als zodanig reeds verlieslatend is. Winst is redelijkerwijs niet te verwachten. Ook overigens heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven dat het innen van marktgelden niet leidt tot een heffing van VPB.2 De functie nutsbedrijven betreft - relatief kleine - deelnemingen in Essent N.V. en NV Waterleidingmaatschappij Limburg. Deze aandelen worden louter ter belegging aangehouden. Van een actieve bemoeienis - buiten de uitoefening van de normale aandeelhoudersrechten - is geen sprake. Mitsdien is sprake van passief vermogensbeheer, met als gevolg dat er geen sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid en derhalve geen sprake van een belasting- of aangifteplicht. De ontvangen opbrengsten zullen evenmin belast worden. Ten laste van de gemeente ingehouden dividendbelasting kan worden teruggevraagd bij de Belastingdienst. Het verpachten van gronden – waaronder tevens is begrepen de verhuur van gronden aan telecombedrijven voor de verhuur van zendmasten en de verhuur van stukjes snippergroen e.d. – leidt niet tot een belastingplicht wegens het ontbreken van een organisatie van kapitaal en arbeid. Er is sprake van passief vermogensbeheer. De gemeente verricht geen andere activiteiten dan het innen van de pacht of huur.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
2
Zie de brief van de staatssecretaris van Financiën van 18 december 2014, kenmerk DB/2014/531.
Pagina 17 van 32
6.6 Onderwijs Grootboek nummer 44200000 - Openbaar basisonderwijs: exploitatie 44210000 - Openbaar basisonderwijs: huisvesting 44210100 - Bijzonder basisonderwijs: huisvesting 44310000 - Bijzonder speciaal onderwijs: huisvesting 44410000 - Bijz voortgezet onderwijs: huisvesting 44800000 - Onderwijsbegeleiding 44800100 - Leerlingenvervoer 44800300 - Leerplichtadministratie 44800400 - Vervoerskosten gymnastiekonderwijs 44800500 - Lokaal onderwijsbeleid
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Nee Ja Ja Ja Ja Nee Nee Ja Nee Nee
Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
De gemeente Gennep verzorgt zelf geen onderwijs, dit wordt verzorgd door derden. Wel stelt de gemeente ruimten (vastgoed) ter beschikking aan ‘het onderwijs’. De gemeente ontvangt daarvoor geen vergoeding. De gemeente bezit alleen de economische eigendom van de schoolgebouwen. De juridische eigendom rust bij de schoolbesturen. De functie onderwijs omvat verder het leerlingenvervoer en vervoer voor gymnastiekonderwijs. Deze activiteiten zijn volledig uitbesteed en vormen als zodanig geen duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. De activiteiten worden aangeboden zonder vergoeding, zodat van winst geen sprake is en kan zijn. Van een belasting- of aangifteplicht is aldus geen sprake. Bij de overige activiteiten is geen sprake van deelname aan het economische verkeer bij het ontbreken van een individualiseerbare prestatie aan een derde.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
Pagina 18 van 32
6.7 Cultuur en recreatie Grootboek nummer 45100000 - Openbare bibliotheek 45300000 - Pica Mare (sporthal en zwembad) 45300600 - Stimulering sportbeoefening 45310000 - Sportcomplex De Heijkuul Gennep 45310400 - Sportcomplex VV Ven-Zelderheide 45310500 - Sportveld VIOS Ottersum 45310600 - Ponyclub Noblesse Milsbeek 45310900 - Overige sportcomplexen 45400100 - Kunst 45400300 - Musea 45412100 - Rijksmonument: Stadsmuren 45412200 - Rijksmonument: Molenstichting 45412300 - Rijksmonument: Kapel Ven-Zelderheide 45412500 - Gemeentemonument: Martinustoren 45412600 - Gemeentemonument: Part. eigendommen 45412700 - Niet monumentale gebouwen 45412800 - Niet monumentale gebouwen: Lok '94 45500000 - Bossen 45500100 - Natuur en Landschap 45600000 - Openbaar groen: Algemeen 45601000 - Kermissen 45601100 - Evenementen 45602000 - Toeristische promotie 45602100 - Toeristische voorzieningen 45800000 - Speelterreinen 45800100 - Lokale Omroep 45800200 - Speelruimte beleidsplan
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Nee Nee
Nee Ja
Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Ja Nee Ja Ja Nee Ja Ja Nee Ja Nee Nee Ja Nee Nee
Nee Nee Ja Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Het programma cultuur en recreatie bevat een veelheid aan activiteiten. Bij geen van deze functies is sprake van een belasting- of aangifteplicht. Ter toelichting moge het volgende dienen: •
•
•
De gemeente exploiteert en bezit zelf geen bibliotheek, museum, lokale omroep of kunst(exposities). De activiteiten van de gemeente bestaan uit het verstrekken van subsidies aan de organisatie die deze activiteiten uitoefent, hetgeen voor de gemeente niet tot belastingplicht leidt. Bij de activiteiten natuur, bossen en openbaar groen is geen sprake van deelname aan het economische verkeer. Er is immers sprake van collectieve goederen, in die zin dat een individualiseerbare prestatie aan een derde ontbreekt. Bovendien ontbreekt het bij deze activiteiten aan (directe) inkomsten voor de gemeente. Winst is derhalve niet te verwachten. De opbrengst van verkoop van houtsnippers komt toe aan de partij die het onderhoud van bossen voor de gemeente verzorgt. De speelterreinen in de gemeente zijn openbaar. Van deelname aan het economische verkeer is daarom geen sprake. Pagina 19 van 32
•
•
•
•
•
•
De activiteit met betrekking tot monumenten bestaat uit het verstrekken van subsidies aan eigenaren van de monumenten. Dit leidt niet belastingplicht. Voor zover de gemeente zelf monumenten bezit verzorgt zij - deels zelf - het onderhoud. Van belastingplicht is evenwel geen sprake nu ter zake van de monumenten geen individualiseerbare prestaties aan derden worden verricht en geen inkomsten worden gegenereerd. De inkomsten die worden geboekt op het onderdeel evenementen betreffen de ontvangst van leges wegens het verstrekken van vergunningen voor evenementen. Deze activiteit leidt niet tot een belastingplicht. Bovendien is de activiteit als zodanig niet kostendekkend, winsten zijn redelijkerwijs niet te verwachten. Dienstverlening met betrekking tot evenementen – zoals het instellen van verkeersmaatregelen en het ter beschikking stellen van dranghekken – geschiedt kosteloos. Bij het organiseren van kermissen is geen sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. De organisatie van kermissen is volledig uitbesteed, de gemeente belast louter kosten door voor bijvoorbeeld stroom, zonder opslag. De exploitatie van het zwembad en een aantal sporthallen (zie Pica Mare in de tabel hierboven) is ondergebracht bij een derde, Optisport. Deze organisatie draagt zorg voor het beheer en het onderhoud, evenals de aanbesteding daarvan. De gemeente draagt alleen bij in de exploitatietekorten. Deze omstandigheden leiden niet tot een belastingplicht bij de gemeente. Een aantal sportcomplexen is volledig geprivatiseerd (zie de Heijkuul in de tabel hierboven). De gemeente draagt nog louter bij in de kosten. Deze omstandigheden leiden niet tot een belastingplicht. De activiteiten van de gemeente met betrekking tot de overige sportcomplexen leiden evenmin tot een belastingplicht. Voor zover geen sprake is van passief vermogensbeheer omdat de gemeente louter het terrein ter beschikking stelt (zoals bijvoorbeeld de ponyclub die het terrein volledig zelf beheert en onderhoudt) zijn de complexen verlieslatend. Winst is redelijkerwijs niet te verwachten.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
Pagina 20 van 32
6.8 Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Grootboek nummer 46100000 - Algemene Bijstand 46100200 - Bijstand Zelfstandigen (BBZ) 46100800 - IOAW 46100900 - IOAZ 46110100 - WSW 46140000 - Gemeentelijk minimabeleid 46230000 - Participatiebudget 46500000 - Peuterspeelzalen 46500100 - Kinderopvang WMO algemeen Gemeenschapshuizen algemeen
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee Nee Nee Ja Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening kwalificeren in beginsel niet voor een belastingplicht. Voor zover de gemeente deze activiteiten zelf uitoefent is geen sprake van deelname aan het economische verkeer. Er is immers sprake van collectieve goederen er is geen sprake van een af te zonderen prestatie aan een individuele afnemer tegen een daarop betrekking hebbende prijs voor het betreffende goed of dienst. Bovendien is voorshands aannemelijk dat met de activiteiten geen winst wordt beoogd en dat deze winsten redelijkerwijs niet zijn te verwachten. De baten betreffen daarbij veelal algemene bijdragen van het Rijk. Voor zover de gemeente bijdragen ontvangen van individuen ontvangt (eigen bijdragen) zijn deze niet kostendekkend. Overigens heeft de gemeente de uitvoering van de WMO volledig uitbesteed, behalve het proces van toekenning, hetgeen als zodanig niet tot een belastingplicht leidt. De gemeente exploiteert zelf geen peuterspeelzalen en kinderopvang. Zij verstrekt louter bijdragen aan de exploitanten daarvan. De uitgaven bij de betaling kinderopvang betreffen voorts betalingen aan uitkeringsgerechtigden, zodat zij in de vrijgekomen tijd een opleiding kunnen volgen of werkervaring opdoen. De geboekte opbrengsten ter zake van de peuterspeelzalen betreffen de ontvangst op de verhuur van ruimte aan de peuterspeelzaal. Deze inkomsten zijn begrepen en verantwoord in hetgeen in hoofdstuk 7 onder vastgoed is vastgesteld, maar hier zij reeds opgemerkt dat de verhuur verre van kostendekkend is. Voorts exploiteert de gemeente zelf geen gemeenschapshuizen. Dit geschiedt door een derde die de huur ontvangt. De gemeente draagt louter bij in de kosten. Van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid is geen sprake.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
Pagina 21 van 32
6.9 Volksgezondheid en milieu Grootboek nummer 47140000 - GGD: bijdrage per inwoner 47150000 - Centrum Jeugd en Gezin: jeugdgezondheidszorg 47210000 - Huisvuil inzameling en verwijdering 47210100 - Overige vuilinzameling 47210200 - Huisvuil inzameling: Milieustraat 47210300 - Huisvuil inzameling: Zwerfafval 47210600 - Huisvuil inzameling: Heffing en inning 47220000 - Algemene kosten riolering 47230000 - Milieu beleid 47230100 - Milieuvergunningen 47230200 - Milieu: Handhaving 47240000 - Gemeentelijke begraafplaats
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Ja
Nee Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
De gemeente Gennep heeft de meeste bovenstaande activiteiten uitbesteed. Dat geldt voor alle regels in bovenstaande schema waar nee is ingevuld bij duurzame organisatie. Bij de gemeente is geen sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Voor de activiteiten met betrekking tot het (huishoudelijk) afval geldt dat ook de heffing en inning volledig is uitbesteed. De enige wezenlijke activiteit die de gemeente verricht is het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers. Deze activiteit leidt evenwel niet tot een belastingplicht. Het afhandelen en handhaven van milieuvergunningen is volledig ondergebracht bij de RUD. In 2015 geniet de gemeente daar nog inkomsten mee als gevolg van ontvangen boetes. Deze boetes vervallen in de toekomst. Alle activiteiten met betrekking tot de riolering blijven buiten de heffing bij gebrek aan deelname aan het economische verkeer. De activiteiten zijn immers te kwalificeren als een collectief goed waarbij een individualiseerbare prestatie aan een derde ontbreekt. De begraafplaats is structureel verlieslatend, winst is redelijkerwijs niet te verwachten. De gemeente doet er desondanks verstandig aan de winstontwikkeling te blijven volgen, want in het geval winsten zouden ontstaan is voldaan aan alle voorwaarden voor belastingplicht waarbij de toepassing van een vrijstelling ontbreekt.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee Begraafplaats: Monitoring van het fiscale resultaat vanaf 2016
Pagina 22 van 32
6.10 Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Grootboek nummer 48100000 - Ruimtelijke Ordening: beleidsplannen 48210000 - Stads- en dorpsvernieuwing 48220000 - BWT: Vergunningen 48222000 - Woonwagenzaken 88300000 - Bouwgrondexploitatie Algemeen
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
Ja Ja Nee Nee Ja
Nee Nee Nee Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Ja
Bij de functie ‘ruimtelijke ordening’ is naar de aard geen sprake van belastingplicht, omdat geen sprake is van deelname aan het economische verkeer. De activiteiten kwalificeren als een collectief goed en er is geen sprake van een af te zonderen prestatie aan een individuele afnemer tegen een daarop betrekking hebbende prijs voor het betreffende goed of dienst. Evenmin is er een contractuele relatie te onderkennen tussen gemeente en burger. De functie stads- en dorpsvernieuwing bevat diverse onderdelen, bestaande uit incidentele budgetten voor diverse projecten. Bij geen van deze projecten is sprake van een belastingplicht. Voor zover de projecten niet reeds zijn toe te rekenen aan het openbare gebied – dat onbelast blijft – geldt dat geen sprake is van ontvangsten, zodat winst redelijkerwijs niet is te verwachten. Het afgeven van omgevingsvergunningen is volledig uitbesteed aan de RUD. Van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid is bij de gemeente Gennep aldus geen sprake. Voorts geldt dat de opbrengsten ter zake van de leges de kosten niet dekken, zodat van een winst(streven) geen sprake is. Ter zake van de welstandscommissie is evenmin sprake van een belastingplicht. De inkomsten die worden geboekt bij de activiteit ‘woonwagenzaken’ hebben betrekking op de ontvangst van vergoedingen voor twee standplaatsen. De activiteiten van de gemeente zijn beperkt tot het louter ter beschikking stellen van de standplaatsen, voor het overige verricht de gemeente geen activiteiten ter zake. Aldus is sprake van passief vermogensbeheer en ontbreekt het aan een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid om tot een belastingplicht te komen. Voor de bouwgrondexploitaties zij verwezen naar hoofdstuk 7.
Conclusie: Belastingplicht: Ja, voor het grondbedrijf (zie hoofdstuk 7). Aangifteplicht: Ja, voor het grondbedrijf (zie hoofdstuk 7).
Pagina 23 van 32
6.11 Financiering en algemene dekkingsmiddelen Grootboek nummer
Duurzame Economisch (Structurele) organisatie verkeer winst
49300000 - Uitvoering Wet WOZ
Nee
Nee
Nee
49400000 - Heffing en invordering gem. belasting
Nee Nee Nee
Nee Nee Nee
Nee Nee Nee
89130000 - Overige financiële middelen 89140000 - Geldleningen en uitzettingen > 1 jaar
De functies en activiteiten binnen dit programma leiden niet een belasting- of aangifteplicht. De heffing en inning van de verschillende gemeentelijke belastingen en de uitkering uit het gemeentefonds leiden niet een belastingplicht, omdat geen sprake is van deelname aan het economische verkeer. Er is geen sprake van een af te zonderen prestatie aan een individuele afnemer tegen een daarop betrekking hebbende prijs voor het betreffende goed of dienst. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van de Wet WOZ, daargelaten dat deze uitvoering evenals de heffing en invordering van de belastingen zijn ondergebracht in een een gemeenschappelijke regeling (BSGW). De inkomsten onder ‘overige financiële middelen’ betreffen dividenden ontvangen uit een (relatief kleine) deelneming in BNG. Deze deelneming wordt louter ter belegging aangehouden, van een actieve bemoeienis anders dan het in een voorkomend geval uitoefenen van de normale aandeelhoudersbevoegdheden, is geen sprake. Aldus is sprake van passief vermogensbeheer. De dividenden blijven onbelast. De ten laste van de gemeente ingehouden dividendbelasting kan worden teruggevraagd bij de Belastingdienst. Omdat de BNG nu reeds belastingplichtig is voor de VPB zal de hoogte van de dividenden op zich niet wijzigen als gevolg van de geplande wijzigingen voor de belastingplicht van overheidslichamen. De inkomsten die zijn verantwoord onder ‘geldleningen en uitzettingen’ betreft bespaarde rente. Deze post heeft louter een administratief karakter en leidt als zodanig niet tot een een belastingplicht. Voor het overige heeft de gemeente geen uitzettingen aan derden, afgezien van een nog lopende hypotheek die is verstrekt aan een medewerker. Er is evenwel geen sprake van beleid om hypotheken te verstrekken. Evenmin is er sprake van een organisatie te dezen, de gemeente beperkt zicht tot het innen van de rente.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
Pagina 24 van 32
6.12 Overige functies Bij de inventarisatie heeft de gemeente onderzoek gedaan naar activiteiten die niet afzonderlijk verantwoord zijn binnen de hierboven genoemde programma’s en het grootboek, maar mogelijk wel als onderneming voor de VPB kwalificeren. De gemeente detacheert diverse medewerkers. Personeel van de buitendienst is gedetacheerd bij INTOS, een WSW-instelling. Verder werkt een medewerker veiligheid ook in Mook en Middelaar voor 10 uur per werk. In beide gevallen worden alleen de loonkosten in rekening gebracht. Aldus ontbreekt het aan winst. De facilitaire diensten van de gemeente verrichten geen werkzaamheden voor derden.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee
6.13 Verbonden partijen en externe dienstverlening De gemeente Gennep is niet verbonden met stichtingen waarvan zij alle bestuursleden kan benoemen en ontslaan en waar de gemeente (of een ander overheidslichaam) gerechtigd is tot het vermogen bij liquidatie. Ook heeft de gemeente geen 100%-deelnemingen (werkmaatschappijen). Verder treedt de gemeente Gennep niet op als centrumgemeente in de zin van de Wet GR. Evenmin voert de gemeente activiteiten voor andere gemeenten of overheden uit op basis van een dienstverleningsovereenkomst of anderszins een privaatrechtelijke overeenkomst. De gemeente voert wel de administratie van IWGM, een GR van waaruit de activiteiten van sociale werkvoorziening plaatsvinden. Deze activiteiten kwalificeren als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economische verkeer. Volgens de gemeente is de activiteit echter niet winstgevend. De tarieven zijn kostendekkend. Het verdient aanbeveling dit vanaf 2016 goed te monitoren, want als (structureel) winst wordt behaald zal de activiteit belastingplichtig zijn. Een vrijstelling is in dat geval niet van toepassing. In het geval de gemeente Gennep participeert in een samenwerking die wordt uitgeoefend in een apart lichaam, bijvoorbeeld een BV of NV of een publiekrechtelijk rechtspersoon op grond van de Wet GR, dient het betreffende lichaam te toetsen of het belastingplichtig zal zijn voor de VPB. Als dat het geval is zal mogelijk de bijdrage van de gemeente aan de betreffende samenwerking in hoogte toenemen. Het verdient aanbeveling dit onder de aandacht te brengen bij de betreffende BV/NV e.d. en hierover te rapporteren in bijvoorbeeld de P&C-documenten (paragraaf Verbonden partijen).
Pagina 25 van 32
Op 29 september 2015 hebben in een gezamenlijke sessie de gemeenten Gennep, Venray, Venlo, Peel en Maas, Horst aan de Maas en Bergen alle verbonden partijen in kaart gebracht. Afgesproken is dat bij al deze partijen de status voor de VPB zal worden opgevraagd, voor zover nog niet reeds bekend. De resultaten daarvan zijn ten tijde van de afronding van dit rapport nog niet bekend. Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee Aandachtspunt: Monitoren van het resultaat op het voeren van de administratie voor IWGM
Pagina 26 van 32
7
GRONDEXPLOITATIES EN VASTGOED
7.1 Grondexploitaties De gemeente Gennep heeft een viertal lopende, actieve grondexploitaties. Bouwgrondexploitaties kwalificeren in beginsel vrijwel zeker als een belaste activiteit. Er is sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, sprake van deelname in het economische verkeer en een winststreven is voorshands aannemelijk. Volgens EFK Belastingadviseurs kwalificeren de projecten als één onderneming, nu deze organisatorisch een geheel vormen binnen de gemeente. De Belastingdienst was aanvankelijk van mening dat iedere exploitatie als een aparte onderneming moet worden beschouwd. Dat heeft tot gevolg dat de verlieslatende projecten buiten de heffing blijven en deze verliezen niet met de winstgevende projecten gecompenseerd kunnen worden. Dat heeft uiteraard financiële consequenties. De komende periode moet afgewacht worden of de Belastingdienst vasthoudt aan zijn standpunten. Op korte termijn - in ieder geval voor 2016 - zijn geen of nauwelijks vennootschapsbelastinglasten te verwachten voor het grondbedrijf. Het lopende project met betrekking tot een te ontwikkelen industrieterrein (De Brem) is immers volledig verkocht aan een externe ontwikkelaar. Mogelijk dat de gemeente nog betalingen - een vast bedrag per vierkante meter - ontvangt als de ontwikkelaar op haar beurt gronden verkoopt. Doordat de verkoop voor 1 januari 2016 heeft plaatsgevonden, blijven deze nabetalingen buiten de heffing. Daarnaast geldt dat twee van de drie lopende woningbouwprojecten grotendeels zijn afgerond voor 1 januari 2016. Nog slechts een paar kavels moeten verkocht worden. De winst in deze projecten blijft in beginsel beperkt tot de winst behaald op deze verkopen. Als deze in 2016 plaatsvinden zal de fiscale winst gering zijn, zie ook 8.2. Voor het derde woningbouwproject blijkt de belangstelling niet groot. Het is afwachten of dit project van de grond komt. Verder beschikt de gemeente niet over NIEGG’s (niet in exploitatie genomen gronden). De gevolgen bij verkopen op langere termijn zullen nader onderzocht moeten worden. Het verdient – mede uit een oogpunt van te maken kosten - aanbeveling te wachten op nader beleid van de Belastingdienst in dezen. Gelet op de stand van zaken zoals hierboven geschetst heeft de gemeente deze tijd.
7.2 Vastgoed Vastgoed verdient bijzondere aandacht binnen het inventarisatieproces. Voor de vraag of vastgoed in de heffing moet worden betrokken geldt op basis van de parlementaire geschiedenis het volgende stramien3:
3
Zie wetsvoorstel 34.003, Eerste Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 003, D.
Pagina 27 van 32
“In de Wet Vpb 1969 is voor stichtingen en verenigingen en – in het voorliggende wetsvoorstel – voor publiekrechtelijke rechtspersonen alleen sprake van belastingplicht voor zover zij een onderneming drijven. Dit betekent dat om te bepalen of door deze lichamen gehouden vastgoed in de vennootschapsbelastingheffing betrokken wordt, allereerst bezien dient te worden of de vermogensbestanddelen op basis van de vermogensetiketteringsregels kunnen worden toegerekend aan een (overigens bestaande) onderneming. Als dit het geval is, wordt het vastgoed in de heffing van de vennootschapsbelasting betrokken. Indien op basis van de vermogensetiketteringsregels het vastgoed niet aan een dergelijke onderneming kan worden toegerekend, zal afhankelijk van de feiten en omstandigheden bepaald dienen te worden of de exploitatie van vastgoed zelf tot het drijven van een onderneming leidt. Zo kan ik mij voorstellen dat de wijze waarop de exploitatie bij publiekrechtelijke lichamen georganiseerd is, overeenkomt met de wijze waarop deze plaatsvindt bij private organisaties zoals woningcorporaties of commerciële vastgoedexploitanten. Het feit dat een private organisatie een hoger rendement verlangt en daarom het in de vraagstelling bedoeld deel van de markt overlaat aan publiekrechtelijke lichamen, sluit het drijven van een onderneming door overheden – of anderen – niet bij voorbaat uit. Ongeacht of er sprake is van exploitatie vanuit maatschappelijke overwegingen of vanuit marktfalen, zal beoordeeld moeten worden of er fiscaal sprake is van een onderneming. Voorgaande betekent dat de vermogensbestanddelen die niet tot het ondernemingsvermogen gerekend worden (en ook zelf geen onderneming vormen), niet in de vennootschapsbelastingheffing betrokken worden. Het publiekrechtelijke lichaam hoeft dan niet meer te bepalen of er sprake is van normaal vermogensbeheer.” Uit het bovenstaande vloeit volgens EFK Belastingadviseurs voort dat louter vastgoed dat aan derden verhuurd wordt, op belastingplicht onderzocht dient te worden. Vastgoed in eigen gebruik valt per definitie buiten de heffing, voor zover het niet aan een onderneming is toe te rekenen. De gemeente heeft al het verhuurde vastgoed geïnventariseerd, voor zover niet toe te rekenen aan een onderneming. Opmerking verdient dat alle panden in relatie tot sport als afzonderlijk cluster zijn beoordeeld, zie 6.6. De gemeente heeft in absolute en relatieve zin een gering aantal vastgoedobjecten in eigendom. Slechts twee van deze objecten worden verhuurd met een huur van enige omvang. Dat betreft de gemeentewerf, die wordt verhuurd aan INTOS en gemeenschapshuis Goede Herder, dat wordt verhuurd aan de stichting die het gemeenschapshuis in beheer heeft. In beide gevallen is geen sprake van een winstgevende huur. Het verdient aanbeveling de ontwikkeling van het resultaat in de toekomst goed te volgen, want bij (fiscale) winsten zal sprake zijn van een belastingplicht.
Conclusie: Belastingplicht: Nee Aangifteplicht: Nee Aandachtpunt: Monitoren van het resultaat bij de verhuur van (enkele) vastgoedobjecten met het oog op het winstcriterium
Pagina 28 van 32
8
FINANCIËLE GEVOLGEN
8.1 Algemeen De fiscale regels voor winstbepaling wijken op belangrijke punten af van de BBV-regels. Verschillen ontstaan doordat sommige BBV-lasten fiscaal niet of niet volledig in aftrek mogen worden gebracht. Dit zijn zogenaamde permanente verschillen. Te denken valt aan kapitaallasten, aan representatiekosten en boetes. Daarnaast ontstaan verschillen doordat de fiscale regels over het moment van winstneming afwijken van de BBV-regels. Dit zijn de zogenaamde tijdelijke verschillen of timing verschillen. Hier valt te denken aan een afwaardering van vastgoed, afschrijvingen van vaste activa en het activeren van kosten die verband houden met onderhanden projecten. De wetgever heeft bepaald dat de winstneming als gevolg van de invoering van de verruimde belastingplicht van overheidslichamen zal worden gecompartimenteerd. Dit betekent dat alleen winst die ontstaat in de periode na 1 januari 2016 belast zal worden. Ingeval van belaste dienstverlening is dit relatief eenvoudig vast te stellen; alle diensten en daarmee samenhangende opbrengsten die verricht worden in 2016, zijn belast. Betalingen die ontvangen worden in 2016 maar die betrekking hebben op 2015, zijn niet belast. Ingeval van verkoop van vastgoed en projectontwikkelingen is dit minder eenvoudig te realiseren. Alleen het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer op 1 januari 2016 en de feitelijk gerealiseerde opbrengst uit verkoop is belast. Het moge duidelijk zijn dat de waarde van projecten in de BBV-administratie met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet overeenkomt met de waarde in het economisch verkeer per 1 januari 2016. De winst voor fiscale doeleinden zal daardoor materieel af kunnen wijken van het BBV-resultaat. De berekening van belasting op basis van de BBV-resultaat is om die reden alleen mogelijk als in de administratie een goed overzicht wordt bijgehouden van de verschillen tussen de fiscale en de BBVwinst. Naast deze directe belastinglasten kunnen voor de gemeente ook minder opbrengsten ontstaan indien vennootschappen waarvan zij dividenden ontvangen worden geconfronteerd met een belastinglast die de uit te keren winsten vermindert. Tot slot kan een belastinglast bij een gemeenschappelijke regeling er de oorzaak van zijn dat de gemeente meer moet gaan bijdragen aan een GR.
8.2 Financiële gevolgen voor het grondbedrijf In paragraaf 7.1 is vastgesteld dat voor het grondbedrijf een reële verwachting bestaat dat belasting verschuldigd zal worden. De marktwaarde van de grondposities van het grondbedrijf zal moeten worden getaxeerd per 1 januari 2016. Het verschil tussen de taxatiewaarde en de gerealiseerde opbrengsten zal belast worden.
Pagina 29 van 32
De toekomstige verschuldigde belasting is niet concreet in te schatten, omdat de gegevens die daarvoor nodig zijn, te weten de marktwaarde van de activa van het grondbedrijf op 1 januari 2016 en de toekomstige opbrengsten uit vervreemding onbekend zijn. Het te betalen bedrag aan VPB op de grondexploitaties is op korte termijn desalniettemin beperkt, tenzij er een enorm herstel in de vastgoedmarkt optreedt in 2016. De opbrengst bij verkoop van kavels in 2016 zal in beginsel immers (nagenoeg) gelijk zijn aan de waarde in het economische verkeer van de betreffende kavels op de openingsbalans, zijnde de fiscale kostprijs. Projecten waarbij (nog) geen verkopen plaatsvinden in 2016 zullen in beginsel louter kosten genereren. Naar mate er tijd verstrijkt neemt het risico op een hoger te betalen bedrag aan VPB toe. Uiteraard is dit bedrag te schatten. Voor het inschatten van de belastingdruk op langere termijn verdient het – mede uit een oogpunt van te maken kosten - aanbeveling te wachten op nader beleid van de Belastingdienst in dezen.
8.3 Financiële gevolgen voor overige activiteiten Op de overige activiteiten verwachten we op basis van de huidige gegevens geen belaste winst, zij het dat een herrekening van het resultaat naar fiscale normen voor een onderdeel als begraafplaatsen of het voeren van de administratie voor IWGM uiteindelijk aanleiding zou kunnen geven tot een kleine winst.
Pagina 30 van 32
9
VERVOLGTRAJECT
9.1 Positie gemeente na deze rapportage Het VPB-project is niet klaar na de rapportage. De gemeente heeft uiteindelijk te komen tot een openingsbalans en een correcte VPB-aangifte over het jaar 2016 (en verder). Essentieel is het opbouwen van kennis en kunde binnen de gemeente, het inrichten van organisatie en financieel beheer. Het volgende overzicht geeft de positie weer van de gemeente in het VPB-traject na oplevering van deze rapportage:
Pagina 31 van 32
9.2 Openingsbalans en allocatie van vermogen Naar de mening van EFK Belastingadviseurs is de eerste prioriteit bij het opstellen van de fiscale openingsbalans dat het vermogen op juiste wijze wordt gealloceerd. Een groot deel van het gemeentelijk vermogen zal dan ook worden toegerekend aan het niet-ondernemingsdeel en hoeft dientengevolge niet te worden gewaardeerd. Het vermogen dat wel aan het ondernemingsdeel dient te worden toegerekend verschijnt uiteindelijk op de fiscale openingsbalans. De gemeente mag over de wijze van waardering van dit vermogen verwachten - mede op basis van onze ervaringen bij de implementatie van de Vennootschapsbelastingplicht voor energiebedrijven en woningcorporaties - dat vooral discussie zal plaatsvinden tussen belastingplichtigen in het algemeen en het in dit kader speciaal daartoe opgerichte projectteam van de Belastingdienst over de wijze van waardering van dit vermogen. Onze inschatting is dat de Belastingdienst de meeste tijd gaat steken in dit onderwerp en de methodiek van verrekenprijzen. Het op korte termijn (voor 1 januari 2016) gewaardeerd krijgen van dit ondernemingsvermogen is derhalve niet opportuun en ook niet noodzakelijk. Het gaat eerst om de correcte allocatie ter voorbereiding van de openingsbalans zoals uitgevoerd in het afgeronde onderzoek. Als hulpmiddelen voor het krijgen van een indicatie van het vermogen kan bijvoorbeeld wel worden gebruik gemaakt van binnen de organisatie aanwezige informatie, zoals WOZ-gegevens.
9.3 Fiscaal administratieve inrichting Het ‘VPB’ proof maken van het financiële systeem is in het bijzonder een inrichtingsvraagstuk van het systeem welke voortvloeit uit organisatorische en fiscale keuzes. EFK Belastingadviseurs kan, na analyse van de geduide activiteiten, met de gemeente afstemmen en aangeven hoe zij een subgrootboekadministratie voor de VPB relevante activiteiten op basis van de gekozen VPB inrichting opzet. Tevens kan EFK Belastingadviseurs met de applicatiebeheerder en/of pakketverantwoordelijke tijdens 1:1 besprekingen afstemmen op welke wijze de aanpassingen dienen te worden geïmplementeerd.
Pagina 32 van 32