Rapportage bij HBO-aansluitingsmonitor 2014-2015 speciaal rapport: havisten en mbo-ers
studiejaar: 2014-2015
1
COLOFON In de HBO‐Aansluitingsmonitor geven eerstejaarsstudenten afkomstig van toeleverende scholen uit het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)aan hoe tevreden ze zijn over aspecten van voorlichting, keuzeproces en aansluiting, en in hoeverre hun verwachtingen zijn uitgekomen. Onderzoekers HBO‐Aansluitingsmonitor: Pieter Jansen (Christelijke Hogeschool Windesheim) Jan Kamphorst (Hanzehogeschool Groningen) Uitgave HBO‐Aansluitingsmonitor door: Christelijke Hogeschool Windesheim – Walter van Uden Hanzehogeschool Groningen – Jeanet Schuring Hogeschool VHL – Jelle Nauta NHL Hogeschool – Inge Vermeulen Stenden Hogeschool – Mark Geerts Contact:
[email protected] Website: www.hboaansluitingsmonitor.nl © werkgroep HBO‐Aansluitingsmonitor April 2015
2
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING ........................................................................................................................................ 4 2
UITKOMSTEN HBO‐AANSLUITINGSMONITOR ................................................................................. 5 A
Voorlichting studenten ................................................................................................................ 8
B
Factoren van invloed op het keuzeproces .................................................................................. 9
C
Vakinhoudelijke aansluiting en aansluiting qua werkvormen .................................................. 11
D
Verwachtingen over en tevredenheid met de opleiding .......................................................... 15
Bijlage 1
Achtergrondkenmerken eerstejaarsstudenten ................................................................. 19
Bijlage 2
Overzicht van definities ..................................................................................................... 20
Bijlage 3
Overzicht van onderzochte aansluitingsfactoren .............................................................. 21
Bijlage 4
Vragenlijst HBO‐Aansluitingsmonitor 2014‐2015 ............................................................. 24
Bijlage 5
Handvatten voor verbetering van de aansluiting .............................................................. 30
3
1
INLEIDING Vijf hogescholen in Noordoost‐Nederland werken samen in de HBO‐Aansluitingsmonitor.1De HBO‐ Aansluitingsmonitor maakt op basis van onderzoeksresultaten inzichtelijk hoe eerstejaarsstudenten de aansluiting tussen vooropleiding (havo/vwo/mbo) en hbo‐opleiding ervaren en geeft informatie over de kwaliteit van de aansluiting. De aansluitfactoren in het onderzoek zijn: de voorlichting, het keuzeproces, de inhoud van de vakken, de didactische werkvormen, de verwachtingen over en tevredenheid met de gekozen opleiding. Het onderzoek voor de HBO‐Aansluitingsmonitor is tweejaarlijks en heeft in 2014 plaatsgevonden ruim drie maanden na de start van de opleiding, in de periode18 november ‐ 18 december. De resultaten worden in rapportages op maat teruggekoppeld naar de hbo‐opleidingen van de vijf deelnemende hogescholen en naar hun toeleverende scholen.2 Scores van de totale responsgroep worden vergeleken met die in de rapportage van 2012‐2013. Respondenten De eerstejaarspopulatie van de vijf deelnemende hogescholen is gevraagd mee te doen aan het onderzoek, in totaal betrof het zo’n 15.400 studenten. Ruim 3800 studenten hebben daadwerkelijk gereageerd. In Bijlage 1 zijn achtergrondkenmerken van de responsgroep weergegeven. Doel De agenda van de hogescholen is de afgelopen jaren in belangrijke mate bepaald door de implicaties van de wet Kwaliteit in Verscheidenheid en de prestatieafspraken met het ministerie van OCW. Daardoor is er meer aandacht voor verbetering van de voorlichting, het studiekeuzeproces, de onderwijskwaliteit en het onderwijsrendement. Het onderzoek van de HBO‐Aansluitingsmonitor sluit hier goed op aan. De monitor geeft meer inzicht in: ‐ aansluitfactoren die goed scoren, dan wel verbetering behoeven; ‐ de vorderingen wat betreft factoren die betrekking hebben op de onderwijskwaliteit en het studiesucces; ‐ de keuze voor en uitvoering van studiekeuzeactiviteiten waaronder de studiekeuzecheck, zoals bedoeld in de wet Kwaliteit in Verscheidenheid. Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat de uitkomsten van het onderzoek. Deze worden gepresenteerd in een overzichtstabel met bijbehorende toelichting en vervolgens uitgewerkt in gedetailleerde tabellen. De uitkomsten van de monitor zijn geclusterd in vier thema’s: A Voorlichting studenten B Factoren van invloed op het keuzeproces C Vakinhoudelijke aansluiting en aansluiting qua werkvormen D Verwachtingen over en tevredenheid met de opleiding Per thema zijn de resultaten in een aantal tabellen uitgewerkt. Definities van de daarbij gebruikte begrippen zijn opgenomen in Bijlage 2. Elke tabel bevat de uitkomsten van een aantal met elkaar samenhangende vragen uit het onderzoek. In Bijlage 3 vindt u een overzicht van alle aansluitingsfactoren waarover in het onderzoek vragen zijn gesteld aan de studenten, met per factor alle items. De totale gebruikte vragenlijst is opgenomen in Bijlage 4. Hoofdstuk 3 bevat de belangrijkste algemene conclusies op grond van de uitkomsten van het onderzoek. Bijlage 5 bevat handvatten voor verbetering van de aansluiting in uw school/opleiding. 1 2
Zie ook www.hboaansluitingsmonitor.nl Hbo‐opleidingen en toeleverende scholen ontvangen een rapportage bij voldoende respons (resp. ≥ 10 en ≥15 studenten)
4
2 UITKOMSTEN HBO‐AANSLUITINGSMONITOR Dit hoofdstuk bevat de tabellen met onderzoeksresultaten voor de factoren die bepalend zijn voor een goede aansluiting op het hbo. De tabellen worden voorafgegaan door een overzichtstabel met daarin samengevat de (gemiddelde) uitkomsten. In de tabellen is gebruik gemaakt van een kleurmarkering: ‐de score voor tevredenheid is ≥ 70% of de waardering is ≥ het cijfer 7,0: de kleur groen ‐de score voor tevredenheid is < 50% of de waardering is
5
Tabel 1: Overzichtstabel onderzoeksresultaten bron: HBO‐Aansluitingsmonitor Noordoost Nederland 2014‐2015
speciaal rapport
havisten en mbo‐ers
geen resultaten
nvt
groep (OPL)
havisten
markering (tevredenheidsvragen) bij % >=
70%
benchmark (BENCH)
mbo‐ers
markering bij cijfer >=
7,0
TOTAAL
alle respons
markering (tevredenheidsvragen) bij % <
50%
soort
bachelor
markering bij cijfer <
5,0
vorm
voltijd
OPL score significant hoger dan benchmark
+
opmerkingen
‐
OPL score significant lager dan benchmark
‐
datum
26‐8‐2015
geen significant verschil tussen OPL en benchmark
<>
OPL
BENCH
TOTAAL
2149
1424
3869
1424 3869 respons n (max) 2149 C Aansluiting werkvormen/vakken (eindniveau vo/mbo precies goed)
% vrouw
62%
+
58%
61%
vo ‐ Nederlands
84%
nvt
nvt
84%
gem. leeftijd per 1‐12 (jaar)
18,4
‐
21,1
19,5
vo ‐ Engels
69%
nvt
nvt
69%
vooropleiding (% havo)
100%
nvt
0%
56%
vo ‐ Wiskunde A
72%
nvt
nvt
72%
% examenjaar =2014
87%
+
85%
85%
mbo ‐ Nederlands
nvt
nvt
55%
55%
vrijstellingen (% ja)
4%
‐
14%
8%
mbo ‐ Engels
nvt
nvt
44%
44%
indien vrijstelling, aantal EC's
6,4
‐
26,7
20,4
mbo ‐ Rekenvaardigheden
nvt
nvt
44%
44%
74%
+
70%
73%
Voorbereiding op werkvormen vanuit vooropleiding (%
60%
‐
74%
66%
respons n (max) kenmerken responsgroep
OPL
BENCH
TOTAAL
A Voorlichting (% (zeer) tevreden) Voorlichting door vo/mbo
redelijk/goed)
Voorlichting door hogeschool over studeren op het hbo
77%
‐
81%
79%
Voorbereiding op de propedeuse (% redelijk/goed)
62%
+
47%
58%
Voorlichting door hogeschool over beroep en motivatie
81%
<>
83%
82%
contacturen/week
16,7
<>
16,7
16,8
samenwerken uren/week
5,9
‐
7,0
6,2
11,1
‐
12,5
11,5
B Keuzeproces voor 1 mei aangemeld (% ja)
91%
+
84%
88%
individueel werken uren/week
deelgenomen aan skc?
64%
+
54%
60%
D Verwachtingen over en tevredenheid met opleiding
40%
<>
40%
40%
Sociale integratie (%tevredenheid)
85%
<>
87%
86%
60%
<>
60%
61%
Academische integratie (%tevredenheid)
68%
‐
72%
70%
belang opleidinggerelateerde keuzefactoren (% (zeer) belangrijk)
65%
+
61%
63%
Tevredenheid aansluiting werkvormen in hbo‐opleiding
73%
‐
80%
76%
belang invloed docent(en) vooropleiding bij studiekeuze (% (zeer) belangrijk)
27%
‐
32%
28%
Tevredenheid aansluiting inhoud en studie‐vaardigheden hbo‐opleiding
75%
+
58%
69%
belang invloed ouders bij studiekeuze (% (zeer) belangrijk)
52%
<>
52%
52%
Uitkomen verwachtingen over opleiding (% zoals verwacht of beter)
94%
<>
95%
94%
Intrinsieke motivatie (% (zeer) belangrijk)
91%
‐
94%
92%
Vasthoudendheid
80%
‐
87%
83%
Extrinsieke motivatie (% (zeer) belangrijk)
63%
‐
70%
65%
Zou je achteraf gezien de door jouw gekozen opleiding opnieuw kiezen? (% ja)
87%
<>
88%
87%
Ik waardeer de aansluiting met een .... (cijfer 1‐10)
6,7
+
6,1
6,5
na skc: ik ben beter gemotiveerd na skc: bevestigd in studiekeuze
6
Toelichting bij de overzichtstabel (tabel 1) Kenmerken responsgroep In het eerste blok van de overzichtstabel is een aantal instroomkenmerken van de respondenten vermeld. Van alle respondenten (3869) was 61% vrouw. Mbo’ers zijn door hun langere vooropleiding (vmbo en mbo4 gemiddeld bijna 3 jaar ouder dan havisten. A Voorlichting studenten De tevredenheid van havisten en mbo’ers over de voorlichting vanuit de vooropleiding scoort lager dan de tevredenheid over de voorlichting verzorgd door de hogescholen. De mbo‐instroom is significant minder tevreden over de voorlichting door de vooropleiding dan de havo‐instroom: 70% tegen 74%. B Factoren van invloed op het keuzeproces Opleidinggerelateerde keuzefactoren (zoals voorlichtingsactiviteiten/meeloopdagen) hebben een grote impact op het keuzeproces. Ook ouders, en in veel mindere mate docenten, hebben invloed op het studiekeuzeproces volgens de respondenten.3 De studiekeuzecheck heeft de respondenten voornamelijk bevestigd in de studiekeuze. De respondenten geven aan dat zij veelal vanuit interesse kiezen voor een bepaalde opleiding, dus vanuit intrinsieke motivatie. De extrinsieke motivatie, waarbij een student kiest voor een opleiding omdat het maatschappelijk iets oplevert, wordt kennelijk minder belangrijk gevonden. Bij mbo’ers is de extrinsieke motivatie groter dan bij havisten: 70% ‐ 63%. C Vakinhoudelijke aansluiting en aansluiting qua werkvormen De waardering voor de voorbereiding op de werkvormen in het hbo ligt bij de havisten significant lager dan bij de mbo’ers: 60% tegen 74%. Blijkbaar voelen de mbo’ers zich op dit punt beter toegerust. Bij de voorbereiding op de inhoud en studievaardigheden in de propedeuse ligt de waardering van de mbo’ers significant lager dan die van de havisten: 47% tegen 62%. Beide groepen zijn wel meer tevreden dan in 2012‐2013 (43% ‐ 55%). De mbo’ers besteden ruim 36 uur per week aan de studie, havisten bijna 34 uur per week. D Verwachtingen over en tevredenheid met de opleiding Qua sociale integratie – het zich thuis voelen op een opleiding of instelling – tonen studenten zich behoorlijk tevreden. Uit diverse onderzoeken (o.a. ResearchNed, de Onderwijsraad) blijkt dat sociale integratie een belangrijke bijdrage kan leveren aan het studiesucces. Hierbij is een goed contact met medestudenten van essentieel belang. Een kleinschalige organisatie van het onderwijs kan eveneens een positieve bijdrage leveren. Bij academische integratie ligt het accent meer op het (laagdrempelige) contact met docenten en de manier van werken in het hbo. Hoewel de studenten redelijk tevreden zijn ‐ wel minder dan bij sociale integratie ‐ is er nog winst te behalen op dit aspect, bijvoorbeeld doordat docenten meer interesse tonen voor studenten buiten de geplande lesuren om. Het uitkomen van verwachtingen over de opleiding scoort bij de respondenten drie maanden na de start zeer hoog: 94%‐95% vindt dat de opleiding voldoet aan de verwachtingen of deze zelfs overtreft. In 2012 was de score 89% ‐ 88%. 80% (havo) en 87% (mbo) van de respondenten geeft drie maanden na de start van de opleiding aan vasthoudend te zijn t.a.v. de gekozen opleiding. Dit is resp. 4% en 2% meer dan in 2012. Het gemiddelde waarderingscijfer voor de aansluiting is 6,5. In 2012 was het cijfer 6,4. 3
Zie ook tabel 6.
7
Uitkomsten HBO‐Aansluitingsmonitor De onderzoeksresultaten van de vier aansluitingsthema’s zijn in onderstaande tabellen uitgewerkt.
A Voorlichting studenten Tabel 2. Mate van tevredenheid over voorlichting vanuit de vooropleiding N (max) % (zeer) tevreden) de moeilijkheidsgraad inhoud van deze hbo‐opleiding studiekeuzebegeleiding de verschillen tussen vooropleiding en hbo Voorlichting vo/mbo
OPL 2149 76% 80% 76% 64% 74%
BENCH 1424 <> <> + + +
TOTAAL 3869
74% 78% 71% 55% 70%
76% 80% 74% 61% 73%
Uit onderzoek blijkt steeds weer dat een adequate voorlichting en oriëntatie substantieel bijdraagt aan een juiste opleidingskeuze. Tabel 3: Mate van tevredenheid over voorlichting door hogeschool over studeren op het hbo N (max) % (zeer) tevreden het type studenten het type docenten de motivatie die iemand moet hebben voor deze opleiding de inhoud de mogelijkheid van vrijstellingen/versneld studeren Voorlichting hbo over studeren op het hbo
OPL 2149 80% 72% 86% 87% 57% 77%
BENCH 1424 ‐ ‐ ‐ <> <> ‐
TOTAAL 3869
84% 80% 88% 88% 60% 81%
Tabel 4: Mate van tevredenheid over voorlichting door hogeschool over beroep en motivatie N (max) % (zeer) tevreden voorlichting hbo kansen op werk voorlichting hbo beroepen die je ermee kunt uitoefenen Voorlichting beroep en motivatie
OPL 2149 79% <> 84% ‐ 81% <>
BENCH 1424 78% 87% 83%
82% 76% 87% 88% 58% 79%
TOTAAL 3869 79% 85% 82%
Een verkeerde studiekeuze is voor studenten een belangrijke reden om met de opleiding te stoppen. Oorzaak is vaak dat men vooraf een verkeerd beeld heeft van de studie. Sinds de invoering van de wet Kwaliteit in Verscheidenheid (2013) is er bij hogescholen meer aandacht voor voorlichting en studiekeuze, onder ander door de studiekeuzecheck. Naar verwachting zullen studenten door de invoering van het leenstelsel per september 2015 ook een (nog) bewustere studiekeuze maken. Tevredenheid van havisten en mbo’ers over voorlichting door de hogeschool is qua scores opmerkelijk wanneer we bedenken dat er aan het eind van het eerste studiejaar toch altijd een relatief groot aantal studenten stopt of switcht.
8
B
Factoren van invloed op het keuzeproces
Tabel 5: Belang opleidinggerelateerde keuzefactoren N (max) % (zeer) belangrijk de voorlichtingsactiviteiten van de opleiding de gelegenheid die de opleiding bood om vooraf rond te kijken door een me het intake‐, kennismakings‐ of studiekeuzegesprek met iemand van de ople de schriftelijke informatie over de opleiding de reputatie van de opleiding de zekerheid dat mijn kwaliteiten en capaciteiten het beste passen bij deze o Invloed opleidingsgerelateerde keuzefactoren
OPL 2149 68% 68% 53% 66% 57% 75% 65%
+ + <> + ‐ ‐ +
BENCH 1424
TOTAAL 3869
58% 54% 52% 55% 61% 80% 61%
65% 63% 52% 63% 59% 78% 63%
Volgens de wet Kwaliteit in Verscheidenheid (2013) mag een hogeschool aankomende studenten verplichten deel te nemen aan een studiekeuzecheck (SKC). Aankomende studenten zijn duidelijk het meest op zoek naar een goede match tussen de eigen kwaliteiten/capaciteiten en de opleiding. Tabel 6: Belang van beïnvloeders bij studiekeuze N (max) % (zeer) belangrijk één of enkele docenten uit mijn vooropleiding de decaan van mijn vooropleiding vrienden en/of vriendinnen één of beide ouders Belang beïnvloeders bij studiekeuze
OPL 2149 27% 18% 25% 52% 31%
‐ <> ‐ <> <>
BENCH 1424
TOTAAL 3869
32% 19% 33% 52% 34%
28% 18% 28% 52% 32%
Ouders zijn de belangrijkste beïnvloeders bij de studiekeuze: een factor om in voorlichting en communicatie rekening mee te houden. Tabel 7: Belang intrinsieke factoren bij studiekeuze N (max) % (zeer) belangrijk sluit aan bij mijn interesses het beroep kunnen uitoefenen dat ik leuk vind mijn kans op inhoudelijk interessant werk vergroten met deze opleiding mezelf breed kunnen ontwikkelen sluit aan bij mijn capaciteiten Intrinsieke motivatie
OPL 2149 97% 94% 89% 89% 86% 91%
BENCH 1424 <> ‐ ‐ ‐ <> ‐
98% 97% 92% 93% 88% 94%
TOTAAL 3869 98% 95% 90% 91% 87% 92%
De intrinsieke motivatie wordt in belangrijke mate bepaald door de mate waarin een student om inhoudelijke redenen kiest voor een opleiding.
9
Tabel 8: Belang extrinsieke factoren bij studiekeuze N (max) % (zeer) belangrijk een goed betaalde baan kunnen krijgen in elk geval een hbo‐diploma halen om later leiding te kunnen geven Extrinsieke motivatie
OPL 2149 68% 78% 41% 63%
BENCH 1424 ‐ <> ‐ ‐
TOTAAL 3869
76% 80% 52% 70%
70% 78% 45% 65%
Bij de extrinsieke motivatie gaat het vooral om de mate waarin een student kiest voor een opleiding omdat het maatschappelijk iets oplevert. De scores van havisten en mbo’ers vallen bij de extrinsieke motivatie lager uit dan bij de intrinsieke motivatie. Studenten laten zich bij hun studiekeuze over het algemeen dus meer leiden door hun inhoudelijke interesse. Tabel 9: Aanmelding en deelname aan studiekeuzecheck aanmelding en studiekeuzecheck N (max) % ja vóór 1 mei aangemeld bij één of meer opleidingen? studiekeuzecheck aangeboden gekregen (uitnodiging ontvangen)? deelgenomen aan een studiekeuzecheck?
OPL 2149
BENCH 1424
TOTAAL 3869
84% 62% 54%
88% 67% 60%
BENCH 1424
TOTAAL 3869
<> <> <> <> + ‐
29% 40% 35% 60% 18% 26%
32% 40% 37% 61% 21% 19%
32% <>
31%
32%
91% + 71% + 64% +
De wijze waarop de studiekeuzecheck wordt ingevuld verschilt per hogeschool. Bij aanmelding voor 1 mei is een studiekeuzecheck soms niet verplicht. Niet alle instromende studenten hebben een studiekeuzecheck aangeboden gekregen. Tabel 10: Effect van de studiekeuzecheck N (max) % behoorlijk/helemaal van toepassing ik heb betere informatie over de opleiding(en) die ik overwoog te kiezen ik ben beter gemotiveerd ik heb een beter beeld van het toekomstig beroep ik ben bevestigd in mijn keuze voor de opleiding die ik nu volg ik heb afgezien van een andere opleiding ik heb beter zicht op vakken waarop ik zou moeten bijspijkeren ik heb meer vertrouwen dat mijn vooropleiding en de hbo‐opleiding die ik nu volg goed op elkaar aansluiten
OPL 2149 33% 40% 39% 60% 23% 17%
In het schooljaar 2013‐2014 is de studiekeuzecheck voor het eerst aangeboden aan aspirant‐ studenten.
10
C Vakinhoudelijke aansluiting en aansluiting qua werkvormen In de tabellen hieronder is de waardering (precies goed respectievelijk te laag) voor de aansluiting van vakken4 voor vo en mbo apart weergegeven.5 De scores precies goed en te laag zijn het meest relevant voor de aansluiting. Tabel 11: Waardering eindniveau van vakken (% precies goed) in voortgezet onderwijs N (max) niveau goed % precies goed vo ‐ Nederlands vo ‐ Engels vo ‐ Duits vo ‐ Frans vo ‐ M&O vo ‐ economie vo ‐ biologie vo ‐ scheikunde vo ‐ natuurkunde vo ‐ wiskunde A vo ‐ wiskunde B vo ‐ wiskunde C vo ‐ wiskunde D vo ‐ NLT vo ‐ O&O vo ‐ geschiedenis vo ‐ aardrijkskunde vo ‐ CKV
OPL 2149
84% 69% 63% 56% 65% 74% 72% 70% 63% 72% 60% 36% 44% 65% 71% 77% 71% 75%
BENCH 1424
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
N 1053 nvt 808 nvt 52 nvt 30 nvt 215 nvt 354 nvt 366 nvt 250 nvt 198 nvt 336 nvt 197 nvt 5 nvt 14 nvt 55 nvt 24 nvt 166 nvt 150 nvt 101 nvt
TOTAAL 3869 N
N 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
84% 69% 65% 57% 64% 73% 70% 68% 63% 72% 59% 52% 46% 66% 70% 76% 71% 72%
1200 921 61 35 244 390 409 270 222 384 218 11 18 62 26 189 170 112
Tabel 12: Waardering eindniveau van vakken (% te laag) in voortgezet onderwijs N (max) niveau te laag % te laag vo ‐ Nederlands vo ‐ Engels vo ‐ Duits vo ‐ Frans vo ‐ M&O vo ‐ economie vo ‐ biologie vo ‐ scheikunde vo ‐ natuurkunde vo ‐ wiskunde A vo ‐ wiskunde B vo ‐ wiskunde C vo ‐ wiskunde D vo ‐ NLT vo ‐ O&O vo ‐ geschiedenis vo ‐ aardrijkskunde vo ‐ CKV
OPL 2149
10% 23% 23% 33% 24% 17% 18% 14% 21% 14% 20% 43% 25% 19% 12% 12% 16% 19%
BENCH 1424
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
N 1053 808 52 30 215 354 366 250 198 336 197 5 14 55 24 166 150 101
TOTAAL 3869 N
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
N 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
10% 22% 21% 31% 21% 16% 17% 14% 20% 13% 19% 29% 26% 17% 14% 11% 15% 19%
1200 921 61 35 244 390 409 270 222 384 218 11 18 62 26 189 170 112
4
De aantallen bij N staan voor de respondenten die de vraag hebben beantwoord. Bij vo staat TOTAAL voor alle havo‐ en vwo‐ respondenten. 5 Alleen als respondenten het vak van belang vonden voor de aansluiting hebben zij een waardering gegeven.
11
Tabel 11: veel havo‐respondenten geven aan dat het eindniveau van de vakken in de vooropleiding precies goed is (zie de respons N per vak). De waardering voor het eindniveau Nederlands is het hoogst. Deze is bovendien met 5% gestegen ten opzichte van de meting in 2012‐2013. De waardering voor het eindniveau Frans, Duits, natuurkunde, wiskunde B, C en D is gemiddeld het laagst. Tabel 12: de vakken waarvan meer dan 20% van de havisten het eindniveau te laag vindt zijn Engels, Duits, Frans, M&O, natuurkunde, wiskunde C en D. Hierbij moet worden opgemerkt dat het aantal respondenten bij met name Duits, Frans, wiskunde C en D zeer gering is. Tabel 13: Waardering eindniveau mbo‐vakken (% precies goed) N (max) niveau goed % precies goed mbo ‐ Nederlands mbo ‐ Engels mbo ‐ rekenvaardigheden mbo ‐ wiskunde mbo ‐ Loopbaan en Burge
OPL 2149
BENCH 1424 N
nvt nvt nvt nvt nvt
nvt nvt nvt nvt nvt
TOTAAL 3869 N
0 0 0 0 0
55% 44% 44% 29% 69%
N 506 350 242 112 342
55% 44% 44% 29% 69%
506 350 242 112 342
Tabel 14: Waardering eindniveau mbo‐vakken (% te laag) N (max) niveau te laag % te laag mbo ‐ Nederlands mbo ‐ Engels mbo ‐ rekenvaardigheden mbo ‐ wiskunde mbo ‐ Loopbaan en Burge
OPL 2149
BENCH 1424 N
nvt nvt nvt nvt nvt
nvt nvt nvt nvt nvt
0 0 0 0 0
44% 53% 53% 68% 29%
TOTAAL 3869 N 506 350 242 112 342
N 44% 53% 53% 68% 29%
506 350 242 112 342
Uit de tabellen 13 en 14 blijkt dat mbo’ers een opvallend lage waardering hebben voor het eindniveau van funderende basisvakken in het licht van de aansluiting op hun hbo‐opleiding. Wel is het percentage studenten dat het eindniveau Nederlands en rekenen precies goed vindt met resp. 6% en 7% gestegen ten opzichte van de meting in 2012‐2013. Mogelijk is dit het gevolg van extra aandacht voor deze vakken in de mbo4‐opleidingen, als opmaat voor de verplichte landelijke examinering. Een landelijk examen Nederlands is verplicht vanaf augustus 2014. Rekenen vanaf het schooljaar 2015‐ 2016. Per 2017‐2018 zal er ook voor Engels landelijk geëxamineerd worden. De verwachting is dat met deze maatregel de voorbereiding op het hoger beroepsonderwijs voor deze funderende vakken sterk verbetert. Speciale aandacht verdient de zeer lage waardering voor het eindniveau wiskunde. Dit kan een voorspeller zijn van minder studiesucces in opleidingen waarvoor wiskunde belangrijk is, bijvoorbeeld in de techniek, economie of informatica. Het hbo kan waar nodig in overleg met het mbo via bijspijker‐ of doorstroomprogramma’s het startniveau opkrikken. Met de invoering van een nieuw curriculum in het mbo per 2016 zullen mbo4‐deelnemers tijdens hun opleiding keuzedelen kunnen volgen die gericht voorbereiden op het hbo. Ook deze moeten bijdragen aan een betere overstap van mbo naar hbo. 12
Tabel 15: Bijspijkeren N (max) % ja Nederlands wiskunde Engels rekenen
OPL 2149 22% 13% 21% 14%
BENCH 1424 ‐ ‐ ‐ ‐
39% 24% 29% 27%
TOTAAL 3869 27% 16% 23% 18%
Niet alle hogescholen bieden voor (al) deze vakken bijspijkerprogramma’s aan. Tabel 16: Nut van bijspijkeren N (max) % ja Nederlands wiskunde Engels rekenen
OPL 2149 41% 28% 42% 30%
BENCH 1424 ‐ ‐ ‐ ‐
63% 46% 58% 47%
TOTAAL 3869 48% 34% 47% 35%
Het beoogde effect van een bijspijkercursus is: een toelatingstoets met voldoende resultaat afronden en/of kunnen voldoen aan het gevraagde niveau in de propedeuse. Alle respondenten hebben aangegeven of zij de genoemde bijspijkerprogramma’s zinvol achten. Tabel 17: Mate van voorbereiding vanuit de vooropleiding op werkvormen in het hbo OPL 2149
N (max) % redelijk/goed werken aan beroepsgerichte opdrachten werken in projectgroepen bijhouden van een logboek of portfolio werken aan grote opdrachten mondeling presenteren Voorbereiding werkvormen vanuit vooropleiding
43% 65% 47% 70% 77% 60%
BENCH 1424 ‐ ‐ ‐ <> <> ‐
84% 74% 66% 68% 80% 74%
TOTAAL 3869 58% 69% 55% 70% 79% 66%
Tabel 18: Mate van voorbereiding vanuit vooropleiding qua inhoud en studievaardigheden N (max) % redelijk/goed hoe zelfstandig te leren bestuderen van een grote hoeveelheid stof benodigde rekenvaardigheden maken van een studieplanning maken van een probleemanalyse Voorbereiding op de propedeuse
OPL 2149 72% 69% 68% 62% 38% 62%
BENCH 1424 + + + + ‐ +
57% 35% 46% 54% 43% 47%
TOTAAL 3869 68% 58% 61% 60% 42% 58%
Met het oog op het verhogen van het studiesucces in het eerste jaar is het van belang aan de aspecten met een lage score (< 50%) extra aandacht te besteden in de vooropleiding. 13
Tabel 19: Studie‐uren N (max) studie‐uren contacturen/week samenwerken met anderen uren/week individueel werken uren/week studie‐uren totaal
OPL 2149 16,7 5,9 11,1 33,7
BENCH 1424 <> ‐ ‐ ‐
16,7 7,0 12,5 36,2
TOTAAL 3869 16,8 6,2 11,5 34,5
Ten opzichte van de meting in 2012‐2013 is het gemiddelde aantal bezochte contacturen voor havisten met 0,8 uur gestegen. Bij mbo is de stijging 0,2 uur. Mogelijk worden er meer contacturen aangeboden en/of wordt er meer gebruik gemaakt van de aangeboden contacturen. De individuele studie‐uren zijn bij de mbo’ers gedaald met 0,7 uur. Het totale aantal studie‐uren is bij havisten gestegen met 0,7 uur en bij mbo’ers gedaald met 0,4 uur per week.
14
D
Verwachtingen over en tevredenheid met de opleiding
Tabel 20: Sociale integratie N (max) % (zeer) tevreden de samenwerking met medestudenten aan gezamenlijke opdrachten de (nieuwe) contacten met één of enkele medestudenten het maken van (nieuwe) vrienden op deze opleiding het type studenten dat ik op deze opleiding tegenkom de hulpvaardigheid van medestudenten onderling om elkaar te helpen de mate waarin ik in de eerste maanden al een persoonlijke band heb met medestudenten Sociale integratie
OPL 2149 78% 91% 87% 82% 86%
‐ <> <> <> <>
83% ‐
BENCH 1424
TOTAAL 3869
84% 92% 89% 83% 86%
81% 91% 88% 82% 87%
87%
85%
85% <> 87% 86% Uit diverse onderzoeken (o.a. HBO‐Aansluitingsmonitor 2012‐2013, ResearchNed, de Onderwijsraad) blijkt dat sociale integratie ‐ vrij vertaald het zich thuis voelen op een opleiding of instelling, zich gekend en erkend voelen ‐ een belangrijke bijdrage kan leveren aan het studiesucces. Tevens blijkt dat een goed contact met medestudenten van essentieel belang is.
Tabel 21: Academische integratie N (max) % (zeer) tevreden het contact met de docenten van mijn opleiding de studiebegeleiding door mijn opleiding het gevoel dat docenten geven dat ik thuishoor op deze opleiding de interesse die docenten tonen voor het leren van studenten buiten de geplande uren de gelegenheid die docenten bieden om iets te vragen de manier van werken in de eerste maanden van het hbo Academische integratie
OPL 2149
BENCH 1424
TOTAAL 3869
76% ‐ 61% ‐ 63% ‐
79% 67% 69%
78% 64% 66%
56% <>
59%
57%
80% <> 71% <> 68% ‐
81% 75% 72%
81% 73% 70%
Bij academische integratie ligt het accent meer op het (laagdrempelige) contact met docenten en de manier van werken in het hbo. Tabel 22: Tevredenheid over aansluiting qua werkvormen in het hbo N (max) % (zeer) tevreden werken aan beroepsgerichte opdrachten werken in projectgroepen werken aan grote opdrachten bijhouden van een logboek of portfolio mondeling presenteren schrijven van verslagen en rapporten Tevredenheid aansluiting werkvormen in hbo‐opleiding
OPL 2149 59% 78% 76% 61% 84% 81% 73%
BENCH 1424 ‐ <> <> ‐ ‐ + ‐
86% 80% 76% 73% 87% 75% 80%
TOTAAL 3869 69% 79% 77% 67% 86% 79% 76%
Ten opzichte van de meting in 2012‐2013 is de totale responsgroep op alle punten iets meer tevreden over de aansluiting qua werkvormen (een toename van 2 ‐ 5%).
15
Tabel 23: Tevredenheid over aansluiting qua inhoud en studievaardigheden in de hbo‐opleiding N (max) % (zeer) tevreden benodigde rekenvaardigheden bestuderen van een grote hoeveelheid stof hoe zelfstandig te leren maken van een studieplanning inhoud van de propedeuse Tevredenheid aansluiting inhoud en studievaardigheden hbo‐opleiding
OPL 2149 78% 75% 83% 74% 65% 75%
BENCH 1424 + + + + + +
TOTAAL 3869
53% 48% 70% 66% 52% 58%
70% 66% 78% 71% 62% 69%
De uitkomsten van tabel 23 zijn bij rekenvaardigheden lager en bij het maken van een studieplanning hoger dan die in de meting van 2012‐2013. Tabel 24: Uitkomen van verwachtingen over de opleiding N (max) % volgens verwachting of beter de beroepen die je er mee kunt uitoefenen de aansluiting op wat ik wil met deze opleiding het type studenten het type docenten de inhoud Uitkomen verwachtingen
OPL 2149 96% 94% 94% 95% 91% 94%
BENCH 1424 <> <> ‐ <> <> <>
TOTAAL 3869
97% 95% 96% 96% 92% 95%
De factor ‘Uitkomen verwachtingen over de opleiding’ scoort voor zowel havo als mbo op alle aspecten hoger (1%‐3% ) dan de vorige meting. Er is een stijging van 5% bij havisten voor het uitkomen van de verwachtingen over ‘de inhoud’.
97% 94% 95% 95% 91% 94%
Tabel 25. Mate van vasthoudendheid N (max) %(zeer) mee eens ik ben er zeker van dat ik de juiste opleiding heb gekozen ik sluit uit dat ik ga switchen na het eerste jaar van deze opleiding het is niet mijn bedoeling dit studiejaar eerst wat rond te kijken in het hbo, om daarna te zien wat ik verder ga doen ik weet zeker dat ik toe was aan het maken van een keuze voor een vervolgstudie in elk geval wil ik in vier jaar mijn bachelor halen ik heb voldoende tijd besteed aan het maken van een goede keuze Vasthoudendheid
OPL 2149
BENCH 1424
TOTAAL 3869
82% ‐ 70% ‐
91% 78%
86% 74%
82% ‐
86%
84%
68% ‐
80%
74%
91% ‐ 85% ‐ 80% ‐
94% 91% 87%
92% 88% 83%
De gemiddelde score op de factor vasthoudendheid is ten opzichte van 2012‐2013 voor havisten met 4% gestegen, voor mbo’ers met 2%.
16
Tabel 26: Zelfde opleiding opnieuw kiezen? N (max) % zelfde opleiding bij dezelfde hogeschool Zou je achteraf gezien de door jouw gekozen opleiding opnieuw kiezen?
OPL 2149 87% <>
BENCH 1424 88%
TOTAAL 3869 87%
De score van de responsgroep is met respectievelijk 4% (havo) en 3% (mbo) gestegen ten opzichte van 2012‐2013. Dit komt overeen met de stijgende trend in vasthoudendheid (tabel 25): meer studenten zijn tevreden over hun studiekeuze. Tabel 27: Cijfer voor aansluiting N (max) cijfer 1‐10 Ik waardeer de aansluiting met een .... (cijfer 1‐10)
OPL 2149 6,7 +
BENCH 1424 6,1
TOTAAL 3869 6,5
Havisten waarderen de aansluiting met een gemiddelde van 6,7 significant hoger dan mbo’ers met 6,1 als cijfer. De waardering van de aansluiting is bij zowel de havisten als de mbo’ers ten opzichte van 2012‐2013 met 0,1 gestegen.
17
3 CONCLUSIES De conclusies zijn gedeeltelijk gebaseerd op de totale responsgroep van studenten met vooropleiding havo, vwo en mbo. Opvallende resultaten Van de havisten en mbo’ers is respectievelijk 74% en 70% tevreden over de voorlichting vanuit de vooropleiding. De tevredenheid over voorlichting betreffende het aspect ‘verschillen tussen vooropleiding en hbo’ scoort het laagst: bij havisten 64% en bij mbo’ers 55%. De studiekeuzecheck geeft bij een meerderheid van de respondenten een bevestiging van de opleidingskeuze (61%). De belangrijkste beïnvloeders bij de studiekeuze zijn ouders. Veel studenten vinden een bijspijkerprogramma voor een of meerdere vakken zinvol. De gemiddelde tevredenheid over de aansluiting qua werkvormen is behoorlijk groot: havisten 73% en mbo’ers 80%. De gemiddelde waardering voor de aansluiting qua inhoud en studievaardigheden is bij havisten 75%. Bij mbo’ers ligt deze opvallend lager: 58%. Vergelijking met de rapportage van 2012 – 2013 De waardering van mbo‐respondenten voor het eindniveau van de funderende mbo‐vakken is zowel in 2012‐2013 als in 2014‐2015 laag. De scores voor Nederlands en rekenen zijn in 2014‐ 2015 echter wel met 6‐7% gestegen ten opzichte van 2012‐2013. De tevredenheid over de aansluiting op de werkvormen in het hbo is bij havisten voor alle aspecten met 2 – 8% gestegen. Bij de mbo’ers is de tevredenheid minder gegroeid: 0‐3%. Wat betreft de mate van vasthoudendheid is het merendeel van de respondenten (83%) drie maanden na de start van de opleiding (heel) positief. De score is 3% hoger dan in de vorige meting. Op de vraag ‘zou je opnieuw voor dezelfde opleiding kiezen’ wordt door 87 % van de respondenten positief geantwoord. Dit impliceert dat 13 % van de respondenten twijfels heeft over de gekozen opleiding. Dit percentage was bij de vorige meting nog 17%. Bij iets minder dan de helft van de algemene aspecten in deze monitor is de score gunstiger in vergelijking met de meting van 2012 – 2013. Bij iets meer dan de helft van de aspecten is de score niet afwijkend van die van de vorige meting. Bij 1 aspect is de huidige score lager: bij de tevredenheid over de aansluiting wat betreft de benodigde rekenvaardigheden.
18
Bijlage 1 Legenda:
Achtergrond kenmerken eerstejaarsstudenten
bron: HBO‐Aansluitingsmonitor Noordoost Nederland 2014‐2015 speciaal rapport
havisten en mbo‐ers
geen resultaten
nvt
groep (OPL)
havisten
markering (tevredenheidsvragen) bij % >=
70%
benchmark (BENCH)
mbo‐ers
markering bij cijfer >=
7,0
TOTAAL
alle respons
markering (tevredenheidsvragen) bij % <
50%
soort
bachelor
markering bij cijfer <
5,0
vorm
voltijd
OPL score significant hoger dan benchmark
opmerkingen
‐
OPL score significant lager dan benchmark
‐
datum
26‐8‐2015
geen significant verschil tussen OPL en benchmark
<>
+
A1 Vooropleiding N (max) vooropleiding havo vwo mbo
OPL 2149
100% nvt 0% nvt 0% nvt
BENCH 1424
TOTAAL 3869
0% 0% 100%
56% 8% 37%
A2 Uitstroom vooropleiding / instroom hbo N (max) In welk jaar heb je het diploma van je hoogst voltooide vooropleiding gehaa Wanneer ben je gestart met deze hbo‐opleiding bij de hogeschool?
OPL 2149 87% + 99% +
BENCH 1424 85% 97%
TOTAAL 3869 85% 99%
OPL 2149 62% + 18,40 ‐
BENCH 1424 58% 21,12
TOTAAL 3869 61% 19,47
OPL 2149
BENCH 1424
TOTAAL 3869
A3 Persoonlijke gegevens N (max) geslacht (% vrouw) leeftijd op 1‐12‐2014
A4 Studieduurverkorting/vrijstelling N (max) % ja / aantal studiepunten Gebruik gemaakt van studieduurverkorting? Heb je vrijstellingen voor bepaalde onderdelen in de propedeuse? Ja, het aantal studiepunten is:
19
1% ‐ 4% ‐ 6,41 ‐
10% 14% 26,71
4% 8% 20,43
Bijlage 2 Overzicht van definities Intrinsieke keuzemotivatie De mate waarin een student om inhoudelijke redenen kiest voor een opleiding. Redenen kunnen zijn: inhoudelijk interessant, sluit aan bij eigen capaciteiten, zich (breed)willen ontwikkelen, geeft toegang tot een leuk beroep, vergroot de kans op inhoudelijk leuk werk. Extrinsieke keuzemotivatie De mate waarin een student kiest voor een opleiding omdat het maatschappelijk iets oplevert. Hieronder vallen: het behalen van het diploma, later leiding willen geven, een goed betaalde baan krijgen. Contacturen De ingeroosterde uren die de student besteedt aan de studie in aanwezigheid van docenten/studiebegeleiders. Uren in verband met De uren die studenten besteden aan de studie en waarin zij samenwerken samenwerken met andere studenten, bijvoorbeeld om (groeps‐) opdrachten uit te werken, elkaar feedback te geven, colleges of tentamens voor te bereiden. Zelfstudie De uren die de student besteedt aan de studie naast contacturen en uren in verband met samenwerken. Academische integratie De mate waarin de student zich opgenomen voelt in de cultuur van de opleiding. Sociale integratie De mate waarin de student aangeeft aansluiting te hebben met medestudenten binnen de opleiding. Vasthoudendheid De mate waarin een student voor zichzelf zeker weet dat de keuze voor de huidige opleiding niet vrijblijvend is. Intentie om te blijven De intentie van de student om, als daartoe de mogelijkheid zou bestaan,vier maanden na de start van het eerste jaar dezelfde opleiding aan dezelfde instelling opnieuw te kiezen.
20
Bijlage 3 1
2
3
Overzicht van onderzochte aansluitingsfactoren
Tevredenheid voorlichting vanuit vooropleiding over (alpha6 = 0.77, 4 items):
de inhoud van deze opleiding
de studiekeuzebegeleiding
de moeilijkheidsgraad van de opleiding
de verschillen tussen vooropleiding en hbo
Tevredenheid voorlichting hogeschool over (alpha = 0.72, 5 items):
het type studenten
het type docent
de motivatie die iemand moet hebben
de inhoud
de mogelijkheid van vrijstellingen/versneld studeren
Voorlichting hogeschool over werk en beroep (alpha = 0.65, 2 items): kansen op werk
beroepen die je ermee kunt uitoefenen
4
Belang van opleidinggerelateerde keuzefactoren (alpha = 0.79, 6 items):
de voorlichtingsactiviteiten van de opleiding
de gelegenheid die de opleiding bood om vooraf rond te kijken door een meeloopdag of proefstuderen
5
het intake‐, kennismakings‐ of studiekeuzegesprek met iemand van de opleiding
de schriftelijke informatie over de opleiding
de reputatie van de opleiding
De zekerheid dat mijn kwaliteiten en capaciteiten het beste passen bij deze opleiding
Belang van beïnvloeders bij studiekeuze (alpha = 0.73, 4 items): één of enkele docenten uit mijn vooropleiding
de decaan van mijn vorige opleiding
vrienden of vriendinnen
één of beide ouders
6
Cronbach’s Alpha’s kunnen lopen van 0 tot 1. Schalen met waarden < 0.60 zijn niet goed bruikbaar. Een waarde tussen 0.60 en 0.70 is acceptabel. Bij waarden > 0.70 zijn schalen goed bruikbaar. Het betekent dat de items waarmee de factor is gemeten goed met elkaar samenhangen en dat optellen ervan om te komen tot een somscore geoorloofd is.
21
6
7
8
Intrinsieke keuzemotivatie (alpha = 0.75, 5 items):
sluit aan bij mijn interesses
het beroep kunnen uitoefenen dat ik leuk vind
mijn kans op inhoudelijk interessant werk vergroten
mezelf breed kunnen ontwikkelen
sluit aan bij mijn capaciteiten
Extrinsieke motivatie (alpha = 0.56, 3 items):
een goed betaalde baan kunnen krijgen
in elk geval een hbo‐diploma halen
later leiding kunnen geven
Mate van voorbereiding werkvormen vanuit vooropleiding (alpha = 0.81, 5 items):
werken aan beroepsgerichte opdrachten
werken in projectgroepen
bijhouden van een logboek of portfolio
werken aan grote opdrachten
mondeling presenteren
9
10
11
Mate van voorbereiding op hbo qua inhoud en studievaardigheden (alpha = 0.80, 5 items):
hoe zelfstandig te leren
bestuderen van een grote hoeveelheid stof
benodigde rekenvaardigheden
maken van een studieplanning
maken van een probleemanalyse
Tevredenheid aansluiting qua inhoud en studievaardigheden (alpha = 0.80, 5 items):
schrijven van verslagen en rapporten
benodigde rekenvaardigheden
bestuderen van een grote hoeveelheid stof
hoe zelfstandig te leren
maken van een studieplanning
inhoud van de propedeuse
Tevredenheid aansluiting werkvormen in hbo (alpha = 0.85, 6 items):
werken aan beroepsgerichte opdrachten
werken in projectgroepen
werken aan grote opdrachten
bijhouden van een logboek of portfolio
mondeling presenteren
22
12
13
Uitkomen verwachtingen over de opleiding (alpha = 0.69, 8 items):
beroepen die je er mee kunt uitoefenen
aansluiting op wat ik wil met deze opleiding
type studenten
type docenten
inhoud
Academische integratie (alpha = 0.85, 6 items):
het contact met de docenten van mijn opleiding
de studiebegeleiding door mijn opleiding
het gevoel dat docenten geven dat ik thuishoor op deze opleiding
de interesse die docenten tonen voor het leren van studenten buiten de geplande uren
de gelegenheid die docenten bieden om iets te vragen
de manier van werken in de eerste maanden van het hbo
14
15
Sociale integratie (alpha = 0.86, 6 items):
het maken van vrienden op deze opleiding
de mate waarin ik in de eerste maanden al een persoonlijke band heb met medestudenten
het type studenten dat ik op deze opleiding tegenkom
de hulpvaardigheid van medestudenten onderling
de samenwerking met medestudenten bij gezamenlijke opdrachten
Vasthoudendheid (alpha = 0. 77, 6 items):
ik ben er zeker van dat ik de juiste opleiding heb gekozen
ik sluit niet uit dat ik ga switchen na het eerste jaar van deze opleiding
Ik wil dit studiejaar wat rondkijken in het hbo, daarna zie ik wel wat ik verder ga doen
ik betwijfel of ik al toe was aan de keuze voor een vervolgstudie
in elk geval wil ik in vier jaar mijn bachelor halen
ik heb voldoende tijd besteed aan het maken van een goede keuze
23
Bijlage 4
Vragenlijst HBO‐Aansluitingsmonitor 2014‐2015
1. Is dit de opleiding die je volgt?7
o o o
Ja Nee Anders, namelijk …….
2. Wat is je hoogst voltooide vooropleiding? o o o o
Havo ‐> verder met vraag 4 Vwo ‐> verder met vraag 4 Mbo ‐> verder met vraag 3 Anders, namelijk …… ‐>verder met vraag 5
3. Bij welke sector hoort je vooropleiding? o o o o o
economie zorg en welzijn techniek landbouw overig
4. In welk jaar heb je het diploma van je hoogst voltooide vooropleiding gehaald? o o o o o
In 2014 In 2013 In 2012 of eerder ik heb mijn diploma nog niet gehaald, maar volg de opleiding al wel met toestemming n.v.t. 5. In welk studiejaar ben je gestart met je opleiding bij de hogeschool? o In het studiejaar 2014/2015 o In het studiejaar 2013/2014 o In het studiejaar 2012/2013 of eerder 6. Deze vraag gaat over bijspijkeren (het wegwerken van achterstanden) en bestaat uit twee delen. Als eerste wordt gevraagd of je hebt bijgespijkerd of nog bezig bent met bijspijkeren van de genoemde vakken. Daarnaast wordt gevraagd of dit bijspijkeren voor jou zinvol is. Als je niet bijspijkert vragen we je of bijspijkeren achteraf gezien zinvol zou zijn geweest.
vak Nederlands Wiskunde Engels Rekenen
a) bijgespijkerd?
b) zinvol?
ja
nee
ja
nee
◌ ◌ ◌ ◌
◌ ◌ ◌ ◌
◌ ◌ ◌ ◌
◌ ◌ ◌ ◌
7. Heb je je voor 1mei aangemeld bij één of meer opleidingen? o o o o
Ja, bij 1 opleiding Ja, bij 2 opleidingen Ja,bij meer dan 2 opleidingen Nee
7
Om het invullen van de vragenlijst te vereenvoudigen, hebben we gebruik gemaakt van een aantal gegevens uit de studentenadministratie. Studenten gaan akkoord via een Verklaring Gegevensbescherming.
24
8. Heb je een studiekeuzecheck aangeboden gekregen? o ja o nee o weet niet 9. Heb je deelgenomen aan een studiekeuzecheck? o o o o
ja ‐> ga verder met vraag 10 nee ‐> ga verder met vraag 11 weet niet ‐> ga verder met vraag 11 n.v.t. ‐> ga verder met vraag 11
10. In welke mate zijn de volgende stellingen over de uitkomst van de studiekeuzecheck op jou van toepassing?
niet van
enigszins van
in behoorlijke
helemaal
toepassing
toepassing
mate van
van
toepassing
toepassing
Ik heb betere informatie over de opleiding(en) die ik overwoog te kiezen
◌
◌
◌
◌
Ik ben beter gemotiveerd
◌
◌
◌
◌
Ik heb een beter beeld van het toekomstig Ik ben bevestigd in mijn keuze voor de opleiding die ik nu volg
◌
◌
◌
◌
◌
◌
◌
◌
Ik heb afgezien van een andere opleiding
◌
◌
◌
◌
Ik heb beter zicht op vakken waarop ik zou moeten bijspijkeren Ik heb meer vertrouwen dat mijn vooropleiding en de hbo‐opleiding die ik nu volg goed op elkaar aansluiten
◌
◌
◌
◌
◌
◌
◌
◌
Overig, namelijk
◌
◌
◌
◌
11. Maak je gebruik van studieduurverkorting? o Nee o Ja, minder dan een half jaar o Ja, een half jaar tot en met 1 jaar o Ja, meer dan 1 jaar 12. Heb je vrijstellingen voor bepaalde onderdelen in de propedeuse? Zo ja, geef dan het aantal studiepunten aan. o Nee o Ja, het aantal studiepunten is: …….
25
13. Kun je aangeven hoeveel tijd je gemiddeld per week bij je hbo‐opleiding besteedt aan: (het gaat om een globale schatting over de periode vanaf september) Gemiddeld aantal uren/week contacturen waarbij een docent, practicumdocent, instructeur of begeleider aanwezig is uren waarin je samen met andere studenten werkt aan opdrachten (zonder aanwezigheid van docent) uren waarin je individueel werkt aan opdrachten of waarin je college‐ en tentamenstof bestudeert (zelfstudie) 14. Hoe tevreden ben je over de informatie en begeleiding die je bij het maken van je studiekeuze ontving vanuit de vooropleiding over: (keuze 1 t/m 5: 1 = zeer ontevreden, 4 = zeer tevreden, 5 = n.v.t.) a. de inhoud van deze hbo‐opleiding b. de moeilijkheidsgraad c. de toelatingseisen d. de studiekeuzebegeleiding e. de verschillen tussen vooropleiding en hbo 15. Hoe tevreden ben je over de voorlichting die je bij het maken van je studiekeuze vanuit de hogeschool ontving over de opleiding wat betreft: (keuze 1 t/m 5: 1 = zeer ontevreden, 4 = zeer tevreden, 5 = n.v.t.) a. de inhoud b. de moeilijkheidsgraad c. de toelatingseisen d. de mogelijkheid van vrijstellingen/versneld studeren e. het type docenten f. het type studenten g. de motivatie die iemand moet hebben h. beroepen die je ermee kunt uitoefenen i. kansen op werk 16. Hoe belangrijk zijn de volgende redenen bij het kiezen van deze opleiding? (Keuze 1 t/m 6: 1 = zeer onbelangrijk, 5 = zeer belangrijk, 6 = n.v.t.) a. Mezelf breed kunnen ontwikkelen b. Sluit aan bij mijn interesses c. Mijn kans op inhoudelijk interessant werk vergroten d. Het beroep kunnen uitoefenen dat ik leuk vind e. Een goed betaalde baan kunnen krijgen f. In elk geval een hbo‐diploma halen g. Om later leiding te kunnen geven h. Sluit aan bij mijn capaciteiten 17. In welke mate ben je tijdens je vooropleiding voorbereid op het onderwijs in de propedeuse wat betreft: (keuze 1 t/m 5: 1 = niet of nauwelijks, 4 = goed, 5 = n.v.t.) a. de inhoud van de propedeuse b. hoe zelfstandig te leren c. benodigde rekenvaardigheden d. het maken van een probleemanalyse e. het maken van een studieplanning f. het schrijven van verslagen en rapporten g. mondeling presenteren h. het bijhouden van een logboek of portfolio i. het bestuderen van een grote hoeveelheid stof j. het werken aan grote opdrachten k. het werken aan beroepsgerichte opdrachten l. het werken in projectgroepen
26
18. Wat vind je van de aansluiting van jouw eerste jaar in het hbo op je vooropleiding bij de eerder genoemde aspecten? Geef per aspect aan hoe je de aansluiting beoordeelt. (Keuze 1 t/m 5: 1 = slecht tot zeer slecht, 4 = goed tot zeer goed, 5 = n.v.t.). Zelfde aspecten( a – l) als bij vraag 17. a. De inhoud van de propedeuse b. Hoe zelfstandig te leren c. Benodigde rekenvaardigheden d. Het maken van een probleemanalyse e. Het maken van studieplanning f. Het schrijven van verslagen en rapporten g. Mondeling presenteren h. Het bijhouden van een logboek of portfolio i. Het bestuderen van een grote hoeveelheid stof j. Het werken aan grote opdrachten k. Het werken aan beroepsgerichte opdrachten l. Het werken in projectgroepen 19. Kruis aan welke vakken je hebt gehad tijdens de laatste twee jaar van de vooropleiding en welke vakken belangrijk zijn voor je huidige opleiding.
Welke vakken had je op havo/vwo
Nederlands Engels Duits Frans M&O Economie Biologie Scheikunde Natuurkunde Wiskunde A
Welke vakken zijn belangrijk voor je huidige opleiding
Wiskunde B
Wiskunde C
Wiskunde D
NLT
O&O
Geschiedenis
Aardrijkskunde
CKV
27
20.
Bij de vorige vraag heb je aangegeven welke vakken uit je vooropleiding belangrijk zijn voor je huidige opleiding. Geef aan hoe het niveau van het vak uit de vooropleiding aansluit bij de propedeuse. Bij vraag 19 aangegeven vak van
te laag
precies goed
te hoog
belang voor je huidige opleiding 1 2 3 4 5 6 7 Etc. 21.
Kruis aan welke vakken je hebt gehad tijdens de laatste twee jaar van de vooropleiding en welke vakken belangrijk zijn voor je huidige opleiding? Welke vakken had Welke vakken zijn je op het mbo belangrijk voor je huidige opleiding Nederlands Engels Rekenvaardigheden Wiskunde Loopbaan en Burgerschap
22.
Bij de vorige vraag heb je aangegeven welke vakken uit je vooropleiding belangrijk zijn voor je huidige opleiding. Geef aan hoe het niveau van het vak uit de vooropleiding aansluit bij de propedeuse. Bij vraag 21 aangegeven vak van te laag precies goed te hoog
belang voor je huidige opleiding 1 2 Etc. 23. Hoe tevreden ben je over de eerste maanden van je studie? Geef bij de onderstaande onderwerpen aan in welke mate je er tevreden over bent. (Keuze 1 t/m 6: 1 = zeer ontevreden, 5 = zeer tevreden, 6 = n.v.t.) a. De manier van werken in de eerste maanden van het hbo b. Het contact met de docenten van mijn opleiding c. De studiebegeleiding door mijn opleiding d. De samenwerking met medestudenten aan gezamenlijke opdrachten e. De (nieuwe) contacten met één of enkele medestudenten f. Het maken van (nieuwe) vrienden op deze opleiding g. Het type studenten dat ik op deze opleiding tegenkom h. De gelegenheid die docenten bieden om iets te vragen i. De hulpvaardigheid van medestudenten onderling om elkaar te helpen j. De mate waarin ik in de eerste maanden al een persoonlijke band heb met medestudenten k. De interesse die docenten tonen voor het leren van studenten buiten de geplande contacturen
28
l. Het gevoel dat docenten geven dat ik thuishoor op deze opleiding m. De contacten met ouderejaarsstudenten n. De sfeer op de opleiding 24. Komen je verwachtingen die tijdens de voorlichting over je huidige opleiding zijn gewekt tot nu toe uit? (Keuze 1 t/m 4: 1 = valt/vallen (erg) tegen, 2 = is/zijn ongeveer zoals verwacht, 3 = valt/vallen (erg) mee, 4 = n.v.t.) a. De inhoud b. De moeilijkheidsgraad c. De toelatingseisen d. De mogelijkheid van vrijstellingen/versneld studeren e. Het type docenten f. Het type studenten g. De aansluiting op wat ik wil met deze opleiding h. Beroepen die je ermee kunt uitoefenen 25. Hoe belangrijk zijn de volgende redenen, activiteiten of personen geweest voor de keuze van de studie die je nu volgt? (Keuze 1 t/m 6: 1 = zeer onbelangrijk, 5 = zeer belangrijk, 6 = n.v.t.) a. De doelen die ik mezelf had gesteld b. Eén of beide ouders c. Vrienden of vriendinnen d. De decaan van mijn vorige opleiding e. Eén of enkele docenten uit mijn vooropleiding f. De schriftelijke informatie over de opleiding g. De voorlichtingsactiviteiten van de opleiding h. De reputatie van de opleiding i. Het intake‐, kennismakings‐ of studiekeuzegesprek met iemand van de opleiding j. De gelegenheid die de opleiding bood om vooraf rond te kijken door meeloopdagen of proefstuderen k. Het advies dat kwam uit een beroepskeuzetest l. De zekerheid dat mijn kwaliteiten en capaciteiten het beste passen bij deze opleiding 26. In welke mate ben je het met de volgende stellingen eens: (keuze 1 t/m 5: 1 = helemaal mee oneens, 4 = helemaal mee eens, 5 = n.v.t.) a. Ik wil dit studiejaar wat rondkijken in het hbo, daarna zie ik wel wat ik verder ga doen b. Na het eerste jaar van deze opleiding sluit ik niet uit dat ik ga switchen c. Ik ben er zeker van dat ik de juiste opleiding heb gekozen. d. In elk geval wil ik in vier jaar mijn bachelor halen e. Ik wil na de bachelor nog een master doen f. Ik heb voldoende tijd besteed aan het maken van een goede keuze g. Ik betwijfel of ik al toe was aan de keuze voor een vervolgstudie 27. Zou je achteraf gezien de door jou gekozen opleiding opnieuw kiezen? o o o o o o
Ja, dezelfde opleiding bij dezelfde hogeschool Ja, dezelfde opleiding bij een andere hogeschool Nee, een andere opleiding bij dezelfde hogeschool Nee, een andere opleiding bij een andere hogeschool Nee, ik zou een opleiding buiten het hbo kiezen Nee, ik zou niet zijn gaan studeren
28. Als je al je voorgaande antwoorden samenvat, welk rapportcijfer (1‐10) geef je dan voor de kwaliteit van de aansluiting tussen je vooropleiding en je huidige hbo‐opleiding? Ik waardeer de aansluiting met een ….
29
Bijlage 5
Handvatten voor verbetering van de aansluiting
Om in beeld te krijgen hoe de aansluiting in uw situatie verbeterd kan worden en hoe u dat kunt aanpakken, zijn hier handvatten vermeld die behulpzaam kunnen zijn bij verbeteracties. 1. Bekijk de scores en onderzoeksresultaten. Door deze rapportage naast die van de HBO‐Aansluitingsmonitor 2012‐2013 te leggen wordt duidelijk op welke onderdelen de resultaten beter of slechter zijn geworden. Een vergelijking (benchmark) met de scores van vergelijkbare opleidingen/scholen in Noordoost‐Nederland kan duidelijk maken waar u staat ten opzichte van deze opleidingen/scholen. Zie hiervoor onderstaande tabel. 2. Zoek een verklaring voor opmerkelijke scores en voor verschillen met de vorige rapportage van de HBO‐Aansluitingsmonitor. U kunt bij het zoeken van verklaringen gebruik maken van beschikbare documenten en/of van meningen en observaties van docenten, collega’s, studenten c.q. leerlingen. 3. Overweeg en bespreek op welke manier(en) verbetering bereikt kan worden. Mogelijk zijn er aspecten in de HBO‐Aansluitingsmonitor die in uw school/opleiding prioriteit moeten krijgen bij het verbeteren van de aansluiting. Denk aan aspecten die belangrijk zijn vanuit het perspectief van: ‐ de visie op onderwijs van uw school/opleiding, ‐ de student c.q. de leerling, ‐ de organisatie (bijvoorbeeld in het kader van kwaliteitsverbetering of regelgeving OCW). 4. Stel prioriteit en maak een keuze uit de verbetermogelijkheden. Voor het bepalen van prioriteit kan ook de vergelijking (benchmark) met andere opleidingen/scholen helpen (zie onderstaande tabel). Als de prioriteiten zijn gesteld, benoem dan expliciet wat er bereikt kan/moet worden en hoe de extra inspanning tot een betere aansluiting kan leiden. 5. Maak een verbeterplan en voer de verbetering(en) door. Dit kan een proces zijn waarmee pas op langere termijn resultaat wordt geboekt. 6. Bespreek het resultaat en evalueer het verbeterproces. De volgende HBO‐Aansluitingsmonitor wordt afgenomen in november/december 2016. De resultaten in de rapportage kunnen dan gelegd worden naast die van de huidige monitor. Hierdoor en door andere (eigen) onderzoeken en checks wordt duidelijk of de inspanningen voor verbetering van de aansluiting het beoogde effect hebben gesorteerd. Door evaluatie kan geleerd worden van de ervaringen. 7. De effectmetingen en de resultaten in de nieuwe monitor vormen de opmaat voor een volgende verbetercyclus.
30
Berekening van de score voor uw school/opleiding t.o.v. vergelijkbare scholen/opleidingen Met behulp van de tabel hieronder kunt u aangeven hoe uw school/opleiding scoort ten opzichte van vergelijkbare scholen/opleidingen in het onderzoeksgebied van de HBO‐Aansluitingsmonitor (Noordoost‐Nederland). U kunt de scores in de tabel gebruiken voor prioritering van de aspecten waarop u verbetermaatregelen wilt doorvoeren (zie hierboven stap 1 en stap 4). Vul in de tweede kolom bij elk punt (1 t/m 25) de score uit de bijbehorende tabellen (hoofdstuk 2) in.8 Vertaal deze score in de derde kolom in een waardering (+ wordt +½, – wordt – ½, = wordt 0 en n.v.t. wordt 0) en tel deze op. De tabel is hier ingevuld met fictieve resultaten voor een opleiding bij wijze van voorbeeld.
Voorbeeldtabel: Opleiding X: 1. Mate van tevredenheid over voorlichting vanuit de vooropleiding 2. Mate van tevredenheid over voorlichting door hogeschool wat betreft studeren op het hbo 3. Mate van tevredenheid over voorlichting door hogeschool over beroep en motivatie 4. Belang van opleidinggerelateerde keuzefactoren 5. Belang van beïnvloeders bij studiekeuze 6. Belang van intrinsieke factoren bij studiekeuze 7. Belang van extrinsieke factoren bij studiekeuze 8. Aanmelding en deelname aan studiekeuzecheck 9. Effect van de studiekeuzecheck 10. Vakinhoudelijke aansluiting (NB: als somscore van alle plussen en minnen negatief (positief) is, scoor dan –½ (+½) en anders n.v.t./0 11.Bijspijkeren 12. Nut van bijspijkeren 13. Mate van voorbereiding vanuit de vooropleiding op werkvormen 14.Mate van voorbereiding vanuit de vooropleiding qua inhoud en studievaardigheden 15.Studie‐uren: Inzet wat betreft contacturen 16.Studie‐uren: Inzet wat betreft uren samenwerken met anderen 17.Studie‐uren: Inzet wat betreft individuele studie‐uren 18. Sociale integratie 19. Academische integratie 20. Tevredenheid aansluiting qua werkvormen in het hbo 21. Tevredenheid aansluiting qua inhoud en studievaardigheden 22. Uitkomen van verwachtingen over de opleiding 23. Mate van vasthoudendheid 24. Zelfde opleiding opnieuw kiezen (NB een – of + telt twee keer zozwaar voor deze factor, dus ‐1 of +1) 25. Cijfer voor aansluiting Som verschilscores = Maximale score: 25 x 1.5 = 37,5 Gemiddelde score: 25 x 1.0 = 25 Score voor deze opleiding t.o.v. alle opleidingen X: 25 – 2= 23 Percentage t.o.v. vergelijkingsgroep opleidingen X: 23/25 x 100% = 92% ( Dit percentage kunt u gebruiken als prestatie‐ indicator voor de kwaliteit van de aansluiting)
Het gemiddelde of het Vermindering/ percentage t.o.v. alle opwaardering opleidingen X + +½ – –½ =
0
+ = – – + = n.v.t. ‐ ‐ ‐ +
+½ 0 –½ – ½ +½ 0 0 – ½ – ½ – ½ +½ 0 –½ –½ 0 – ½ +½ 0 –½ 0
= – – = – + = – = +
+½ ____________ –2
92%
8
De plus en min staan voor een significant hogere/lagere score dan het gemiddelde van de vergelijkbare scholen c.q. opleidingen. Bij een score conform het gemiddelde (geen significant verschil) is een = vermeld.
31