Rapportage 2e kwartaal 2015 Multi Asset Optimalisatie Sinds 2010 wordt bij het vermogensbeheer van Staalbankiers gebruik gemaakt van de Multi Asset Optimalisatie filosofie. Deze filosofie staat aan de basis van de allocatie in portefeuilles over de verschillende beleggingscategorieën. Ieder kwartaal worden marktwegingen weer herijkt en de optimalisatie opnieuw berekend, waarmee de portefeuilles per kwartaal in balans worden gebracht . Er is de afgelopen maanden uitgebreid onderzoek gedaan naar de uitgangspunten van het door Staalbankiers gehanteerde optimalisatieproces. Hierin zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd zodat het proces verder is doorontwikkeld en beter aansluit bij de portefeuilles en de opgenomen beleggingen. In het optimalisatieproces wordt gebruik gemaakt van indexcijfers voor de verschillende beleggingscategorieën. De indices die gebruikt werden weken in een aantal gevallen af van de invulling in de portefeuilles. Zo zijn in de portefeuille onlangs alle vastrentende beleggingen wereldwijd ingevuld en valuta risico’s eruit gehaald. In het optimalisatieproces zijn nu de indexcijfers ook allemaal wereldwijd en zonder valuta risico opgenomen. Op die manier sluiten de indexcijfers direct aan op de beleggingen in de portefeuille. Daarnaast is besloten om een nieuwe beleggingscategorie te introduceren in het optimalisatieproces. Aandelen van small-cap bedrijven worden opgenomen in de portefeuilles. Reden hiervoor is dat deze categorie extra waarde toevoegt aan portefeuilles doordat het extra spreiding aanbrengt. De volatiliteit (risico) van smallcap aandelen ligt tussen die van aandelen van de ontwikkelde markten en aandelen van opkomende markten in. Echter, de beperkte samenhang met deze categorieën geeft in de portefeuille extra mogelijkheden tot spreiding. Hierdoor verbetert de risico-rendementsverhouding van de portefeuille. De vernieuwde invulling van de portefeuilles vindt plaats in de maand juli. In de portefeuille zijn dan de nodige verschuivingen, waarbij de nieuwe categorie aandelen small-caps worden toegevoegd. Een andere majeure wijziging vindt plaats in de categorie onroerend goed. Het belang van deze categorie in de portefeuille wordt gereduceerd. Dit is het gevolg van een aangepaste marktweging die wij als uitgangspunten hebben opgenomen.
Staalbankiers NV wijst iedere aansprakelijkheid af die voortvloeit uit onjuistheden of omissies in deze publicatie.
Economische ontwikkelingen Onzekerheid rondom Griekenland bepaalt het financiële klimaat In Europa zagen we in het tweede kwartaal, los van alle Griekse perikelen, reden voor optimisme. Lagere werkloosheid, hogere bestedingen van de Europese consumenten, de industrie die profiteert van de lagere olieprijs en de lagere euro die de Europese exporten stimuleerde. Kortom het optimisme van de beurzen uit het eerste kwartaal leek gerechtvaardigd door de ontwikkelingen die we in de reële economie terugzagen in het tweede kwartaal. Maar het optimisme rondom het Europese herstel in Europa werd in het tweede kwartaal verstoord door Griekenland. Steeds meer wordt duidelijk dat de Grieken er niet uitkomen met Europa, de ECB en het IMF. Het referendum van 5 juli waarbij de Grieken “nee” stemden, maakte de hele financiële en politieke situatie nog ingewikkelder. Griekenland blijft steeds verder achter Als we kijken naar de bijdrage van Griekenland aan het wereldwijde bruto nationaal product (BNP) over de afgelopen 7 jaren dan, zien we dat die bijdrage is gehalveerd van 0,6% in 2008 tot 0,3% nu. De Griekse economie is op dit moment kleiner dan die van bijvoorbeeld Roemenië of Peru. Schrijnender is het feit dat het belang van Griekenland voor de rest van Europa zo beperkt is. De exporten van de grote Europese economieën naar Griekenland zijn klein. Van de totale Britse exporten gaat slechts 0,3% naar Griekenland. Italië exporteert het meest naar Griekenland en dat percentage is slechts 1% van het totaal (zie grafiek 1).
Figuur 1: Exporten naar Griekenland, bron: Capital Economics. Ook de financiële banden tussen Griekenland en de rest van de wereld zijn sterk afgenomen sinds 2008. De Europese banken hebben hun posities in Griekse banken sterk afgebouwd tot EUR 50 miljard eind 2014.
Figuur 2: Omvang buitenlandse leningen aan Griekenland, bron: Capital Economics Het isolement van de Grieken is de afgelopen jaren groter geworden en de Grieken lijken steeds meer op zichzelf aangewezen. De Griekse schuldpositie De schuldenratio’s, dat wil zeggen de schuld in verhouding tot het totale inkomen van een land, van zowel de Europese landen als de VS zijn hoog. Ook jaren na de kredietcrisis van 2008 zijn de schuldposities van veel landen verder toegenomen.
Figuur 3: Overzicht van de uitstaande Griekse schulden, bron: Capital Economics. Griekenland is in een situatie terecht gekomen waarbij het niet langer in staat lijkt om de schulden terug te betalen. In figuur 3 zien we een overzicht van de uitstaande Griekse schulden. Het merendeel van de Griekse schulden is vooral in handen van grote financiële instituten, zoals IMF en de ECB, hetgeen de kans op een dominoeffect bij het eventueel uitblijven van terugbetaling verkleint. De onderhandelingen tussen de Grieken, Europa, de ECB en het IMF verliepen de hele maand juni stroef en er lijkt geen echte oplossing te komen. De Grieken willen kwijtschelding van hun schulden, terwijl de schuldeisers hameren op herstructureringen en bezuinigingen. De Grieken beweren dat ze niet meer kunnen bezuinigen en dat bezuinigingen en belastingverhogingen de economische groei zullen
afremmen. Een lagere groei zorgt weer voor minder belastingopbrengsten en ze zijn bang dat de economie dit niet meer aan kan. De Grieken begonnen de maand juni met de vraag om de terugbetalingen van in totaal EUR 1,55 miljard aan het IMF te mogen bundelen. Steeds weer schuiven de deadlines op omdat een akkoord uitblijft. De spanning werd opgevoerd tot 30 juni, de uiterste betaaldatum aan het IMF. De datum 30 juni verstreek zonder terugbetaling. Als uitvlucht besluit de Griekse regering eind juni tot een referendum voor de Griekse bevolking. Tsipras, de Griekse premier, adviseert de Grieken om nee te stemmen, dus tegen het voorstel van Europa. Europa koppelt dit aan een stem voor of tegen de euro. Ondertussen haalden de Grieken in de maand juni grote bedragen in contanten van hun rekening. Blijkbaar hebben de Grieken weinig vertrouwen in de onderhandelingen. Hoeveel er precies wordt opgenomen wordt niet bekend gemaakt maar het gaat om vele miljarden. Vooruitlopend op een Grieks akkoord blijft de ECB de noodsteun aan de Griekse banken verlenen. Het zogenoemde Emergency Liquidity Assistance (ELA) is bedoeld om te voorkomen dat de Griekse banken omvallen. Op 23 juni verleende de ECB voor de vierde keer binnen een week de noodsteun. De bankrun gaat op deze manier onverminderd door. In de laatste week van het kwartaal besluit de ECB dat er geen uitbreiding van ELA meer komt. De Griekse banken sluiten voor een week. Er kan nog maximaal EUR 60,- per dag gepind worden. Hoewel de ECB niet langer zorgt voor de nodige liquiditeiten voor de Grieken is er inmiddels genoeg contant geld bij de Grieken om het even uit te kunnen zingen. Tegelijkertijd zorgen de toeristen, die veel contanten meebrengen vanwege alle onzekerheden, voor de nodige liquiditeiten in de zomermaanden. Een paar dagen voor het Griekse referendum komt het IMF met een rapport waaruit blijkt dat de Griekse economie de komende drie jaar nog vele extra miljarden nodig heeft. Het IMF schat dat er EUR 50 miljard nodig is om Griekenland op de been te houden. Vooralsnog lijkt een oplossing niet dichtbij. Op moment van schrijven is de nieuwste deadline gesteld op zondag 12 juli. Wordt vervolgd……
Financiële markten In het tweede kwartaal is de nervositeit op de financiële markten sterk toegenomen in vergelijking met de rust die de markten in het eerste kwartaal kenmerkten. Gedurende de eerste twee maanden van het tweede kwartaal liepen renteniveaus sterk op. Dit gebeurde wereldwijd, maar in Europa was deze rentebeweging wel het sterkst. Daarnaast nam tegen het eind van het kwartaal de onzekerheid omtrent de positie van Griekenland in de Eurozone sterk toe. Tot het moment van schrijven was hierover nog geen duidelijkheid en hield de kwestie de markten sterk bezig. Tegelijkertijd beginnen ook de vooruitzichten van renteverhogingen in de Verenigde Staten de markten sterker bezig te beïnvloeden. Kortom, redenen genoeg voor markten om wat nerveuzer te worden. Wereldwijd speelde de rentesprong (scherpe draai) in april en mei een hoofdrol op de financiële markten. In Europa was deze draai het sterkst. Dit had negatieve effecten op koersen van obligaties. De rendementen van de categorieën staatsobligaties en bedrijfsobligaties lagen gedurende het tweede kwartaal flink onder druk. Europese staatsleningen daalden in het 2e kwartaal gemiddeld 5,5% in waarde, terwijl wereldwijd de staatsobligaties gemiddeld met 2,7% in waarde daalden. De verwachte renteverhoging in de Verenigde Staten door de Fed en de rentesprong op de rentemarkten hebben ook de nodige effecten gehad op andere dan obligatiebeleggingen. Zo liet de categorie vastgoed de afgelopen jaren een sterk rendement zien onder invloed van de dalende renteniveaus. De kentering in de rentemarkt heeft dan ook de nodige effecten gehad op de vastgoedbeleggingen. In het tweede kwartaal moest de categorie een groot deel van de koersstijging die ze in het eerste kwartaal had behaald weer prijsgeven. De onroerend goed index liet een koersdaling van ruim 10% zien in het tweede kwartaal. Over het gehele jaar staan de onroerend goed aandelen gemiddeld nog 5% hoger. De oplopende renteniveaus hebben ook de nodige drukkende effecten gehad op beleggingen in de opkomende markten. In 2013 leverde de discussie over het oplopen van de rente in de VS een forse uitstroom van kapitaal uit de opkomende markten op. De afgelopen maanden hebben we dit ook waargenomen, echter in veel mindere mate dan dat dit effect zichtbaar was in 2013. De categorieën Aandelen Opkomende Markten en Obligatie Opkomende Markten lagen beide onder druk in het tweede kwartaal. Markten gaan ondertussen uit van een eerste renteverhoging in september dit jaar door de Fed. De arbeidsmarkt blijft zich sterk ontwikkelen en de eerste tekenen dat de lonen zich wat sterker gaan ontwikkelen dienen zich aan. De werkloosheid kwam in
mei uit op een niveau van 5,4%. Wij zullen verderop in deze rapportage verder ingaan op de verwachtingen omtrent de renteverhogingen in de VS. De sterke daling van de waarde van de euro ten opzichte van de dollar is in het tweede kwartaal tot stand gebracht. Sterker nog, de euro is de afgelopen 3 maanden weer wat in waarde gestegen. Met een niveau van rond de 1,11 voor de $/€ is de euro ongeveer met 5% in waarde gestegen ten opzichte van de dollar. Er zijn hiervoor niet veel meer verklaringen te vinden dan dat de daling van de euro in de voorgaande maanden te sterk is doorgeschoten. Alle beleggingscategorieën moesten in het tweede kwartaal een stap terug doen onder invloed van de onzekerheden die zich in het kwartaal lieten gelden. Onderstaande tabel geeft de rendementen van de verschillende beleggingscategorieën weer die in de Multi Asset Optimalisatie portefeuilles worden gehanteerd. Per periode staat de best presterende categorie bovenaan en de slechtst presterende onderaan.
2010
2011
2012
2013
2014
YTD 2015
QTD
Vastgoed: 28,1%
A. Duurzame consumentengoederen: 33,3%
Vastgoed: 37,0%
A.Gezondheidszorg: 19,3%
A. Telecom: -0,5%
A. Duurzame consumentengoederen: 16,1%
A. Financiele waarden: -2,2%
Goud : 39,7%
A.Gezondheidszorg: 12,9%
Private Eq.: 38,9%
A. Niet duurzame consumentengoederen: 12,0%
Private Eq.: 27,4%
A. Duurzame consumentengoederen: 33,6%
Obligaties Opkomende markten: 11,9%
A. Financiele waarden: 27,0%
Private Eq.: 29,4%
A. Informatietechnologie: 32,3%
Private Eq.: 14,4%
A.Gezondheidszorg: -2,3%
A. Industrie: 32,3%
Goud : 11,6%
A. Duurzame consumentengoederen: 22,1%
A. Industrie: 26,4%
A. Nutsbedrijven: 31,4%
A. Telecom: 14,1%
Private Eq.: -2,6%
A. Opkomende Markten: 11,7%
A. Duurzame consumentengoederen: -2,7%
A.Gezondheidszorg: 30,4% A.Gezondheidszorg: 34,6%
A. Basismaterialen: 30,0%
Staatsobligaties: 6,2%
A. Opkomende Markten: 16,1%
A. Telecom: 25,6%
A. Niet duurzame consumentengoederen: 22,3%
A. Opkomende Markten: 27,5%
Bedrijfsobligaties: 6,1%
Obligaties Opkomende markten: 15,5%
A. Informatietechnologie: 23,2%
Obligaties Opkomende markten: 21,9%
A. Financiele waarden: 11,1%
Staatsobligaties: -2,7%
Vastgoed: 26,3%
A. Telecom: 3,9%
A.Gezondheidszorg: 15,4%
A. Financiele waarden: 21,9%
A. Duurzame consumentengoederen: 18,4%
A. Informatietechnologie: 10,1%
Bedrijfsobligaties: -2,9%
A. Energie: 3,3%
A. Industrie: 13,9%
A. Niet duurzame consumentengoederen: 16,1%
A. Financiele waarden: 17,6%
A. Niet duurzame consumentengoederen: 9,9%
A. Opkomende Markten: -3,1%
Obligaties Opkomende markten: 20,1%
A. Informatietechnologie: 0,6%
A. Niet duurzame consumentengoederen: 11,3%
A. Energie: 13,0%
A. Industrie: 14,4%
Obligaties Opkomende markten: 9,8%
A. Informatietechnologie: -4,2%
A. Energie: 20,0%
A. Nutsbedrijven: -0,3%
A. Informatietechnologie: 11,3%
A. Nutsbedrijven: 7,8%
Goud : 13,7%
A. Basismaterialen: 9,6%
Obligaties Opkomende markten: -4,5%
Bedrijfsobligaties: 11,2%
Staatsobligaties: 0,0%
Private Eq.: 12,0%
A. Industrie: 9,6%
A. Basismaterialen: -4,6%
A. Niet duurzame consumentengoederen: 20,8%
A. Duurzame A. Informatietechnologie: consumentengoederen: 18,5% 1,8% A. Telecom: 18,1%
A. Industrie: -5,3%
A. Basismaterialen: 9,3%
Bedrijfsobligaties: -0,3%
A. Telecom: 11,8%
Goud : 5,8%
A. Niet duurzame consumentengoederen: -4,7%
A. Financiele waarden: 12,2%
Vastgoed: -6,2%
Goud : 6,0%
A. Basismaterialen: -1,0%
A. Opkomende Markten: 11,5%
Vastgoed: 4,2%
A. Industrie: -4,9%
A.Gezondheidszorg: 9,8%
A. Opkomende Markten: 15,9%
A. Telecom: 4,5%
Vastgoed: -3,4%
Staatsobligaties: 8,4%
A. Energie: 3,0%
A. Energie: -4,9%
Bedrijfsobligaties: 7,2%
A. Financiele waarden: 15,9%
Staatsobligaties: 4,4%
A. Opkomende Markten: 6,8%
A. Basismaterialen: 8,2%
A. Nutsbedrijven: -0,1%
Goud : -5,1%
A. Nutsbedrijven: 6,2%
A. Basismaterialen: -17,3%
A. Energie: 0,0%
Obligaties Opkomende markten: -10,2%
Bedrijfsobligaties: 7,8%
Staatsobligaties: -0,7%
A. Nutsbedrijven: -6,6%
Staatsobligaties: 3,5%
Private Eq.: -17,5%
A. Nutsbedrijven: 0,0%
Goud : -30,4%
A. Energie: 0,7%
Bedrijfsobligaties: -0,9%
Vastgoed: -10,8%
Figuur 4: Rendementen van de verschillende Multi Asset Optimalisatie beleggingscategorieën. Voor de rendementen zijn de benchmarkindices gebruikt die Staalbankiers voor deze categorieën hanteert, bron: Bloomberg.
Obligatie Markten Het obligatie-opkoopprogramma van de ECB heeft in de eerste maanden met name een drukkend effect gehad op de renteniveaus in Europa. Op het laagste punt bereikte de Duitse 10-jaarrente een niveau van 0,07%. Ook in de perifere landen liepen renteniveaus verder terug; de Spaanse 10-jaarrente kende een laagste niveau van 1,1%. Halverwege april lieten rentemarkten echter een scherpe draai zien. De verklaringen voor deze draai waren divers. Een aantal analisten wijst op een mogelijk afnemende deflatie-angst. In april en mei kwamen eindelijk inflatiecijfers uit die niet langer op een deflatiescenario duiden. Maar ook de aantrekkende economische groei in Europa wordt als reden aangehaald. Consumentenbestedingen trekken aan maar ook de kredietgroei neemt eindelijk toe in de Eurozone. Er zijn mogelijk ook andere redenen. Een week voor de rente begon te stijgen mislukte de uitgifte van een Duitse Staatslening door gebrek aan belangstelling. Dit zou erop kunnen wijzen dat beleggers de huidige lage renteniveaus niet meer aantrekkelijk genoeg vinden om te gaan beleggen in obligaties. Naast de plotselinge draai in de markt, verraste met name de omvang van de rentestijging. Zo steeg de Duitse 10jaarrente binnen drie weken van 0,07% naar 0,72%. De verklaring hiervoor is met name te zoeken in de gebrekkige liquiditeit op de obligatiemarkten. Dit ondanks het opkoopprogramma van de ECB dat maandelijks voor € 60 mrd obligaties opkoopt in de markt. De liquiditeit op obligatiemarkten is de laatste jaren sterk verlaagd. Regelgeving heeft de handelsactiviteiten van banken op obligatiemarkten ernstig teruggedrongen. Vroeger handelden veel banken met een eigen boek en konden ze zelf belangen in obligaties opnemen. In perioden van marktonrust zorgde dit voor een dempend effect van koersen in de markt. Banken namen posities op eigen boek, om deze vervolgens weer te verkopen als de markten weer wat rustiger werden. Deze buffer functie van banken is door de veranderde regelgeving sterk verminderd. Obligaties die nu verkocht worden, moeten direct een ‘eind’-belegger als koper vinden en dat geeft extra druk op koersen. Het IMF heeft hiervoor eerder dit jaar al een waarschuwing doen uitgaan. Deze waarschuwing was met name gericht op de bedrijfsobligatiemarkt. Indien hier een consensus gaat ontstaan dat deze markt te duur is geworden, zal dit met de huidige marktliquiditeit tot grote bewegelijkheid leiden. Onderstaande grafiek geeft duidelijk de ontwikkelingen op de rentemarkten weer in Europa.
Figuur 5: Ontwikkeling van de 10-jaarsrente niveaus in de Eurozone. (Duitsland (groen), Nederland (blauw), Frankrijk (geel), Spanje (paars) en Italië (rood)), bron: Bloomberg. De omslag op de rentemarkt vindt overigens ook in de VS en Japan plaats. In de VS liep de 10 jaars treasury op van zijn laagste punt 1,85% naar 2,35% per ultimo juni. Ook in Japan liep de rente op. Het laagste punt lag hier op 0,29%, per ultimo juni lag dit op 0,45%. De omslag is in Europa echter het sterkst. In de VS zien we de discussie veranderen van wanneer de eerste renteverhoging door de Fed zal worden doorgevoerd naar hoe snel de renteverhogingen elkaar zullen opvolgen na de eerste verhoging. De consensus in de markt is dat de Fed in september de eerste verhoging zal doorvoeren. In onderstaande figuur worden de verwachtingen van de Wall Street Journal consensus, de Fed zelf en Capital Economics (onafhankelijke macro economische research partner van Staalbankiers) weergegeven. Daarnaast wordt de future markt weergegeven voor de Fed fund niveaus. Zo ligt de gemiddelde verwachting van de leden van de Fed eind dit jaar op een niveau van 0,6% voor de korte rente. Dit impliceert twee renteverhogingen van 25 basispunten. Voor eind 2016 ligt deze verwachting op 1,6% en eind 2017 op 3,5%. Capital Economics verwacht een veel agressiever beleid van de Fed en voorziet eind 2016 al een niveau van 3,0%.
Figuur 6: Verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de Fed’s Fund rate, bron: Capital Economics. De snelheid waarmee de Fed de rente zal verhogen zal met name afhangen van de ontwikkeling van de macro economische data. Met name de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van de loonstijgingen die de Fed verwacht zullen bepalend zijn voor de snelheid waarmee de Fed haar korte rente verhoogd. De ontwikkeling van de loonkosten beginnen recentelijk aan te trekken zoals in onderstaande grafiek duidelijk wordt. Bij een verdergaande stijging van deze loonkosten zal het scenario van Capital Economics realistischer zijn dan wat de Fed zelf als verwachting naar buiten brengt. In dat geval zal de volatiliteit op de vastrentende markten de komende jaren aanzienlijk toenemen.
Figuur 7: Stijging van de loonkosten (zwart) afgezet tegenover de werkloosheid (blauw), bron: Capital Economics.
Aandelenmarkten 2010
2011
2012
2013
2014
YTD 2015
QTD
Aand. EM: 27,5%
Aand. N-Amerika: 3,1%
Aand. Europa: 17,3%
Aand. N-Amerika: 24,0%
Aand. N-Amerika: 27,5%
Aand. Azie: 16,6%
Aand. Azie: -3,0%
Aand. Azie: 25,2%
Aand. Wereldwijd: -2,4%
Aand. EM: 16,1%
Aand. Wereldwijd: 21,2%
Aand. Wereldwijd: 19,5%
Aand. Europa: 12,8%
Aand. EM: -3,1%
Aand. N-Amerika: 23,6%
Aand. Europa: -8,1%
Aand. Azie: 15,0%
Aand. Europa: 19,8%
Aand. Azie: 13,9%
Aand. EM: 11,7%
Aand. Europa: -3,3%
Aand. Wereldwijd: 19,5%
Aand. Azie: -12,3%
Aand. Wereldwijd: 14,0%
Aand. Azie: 7,1%
Aand. EM: 11,5%
Aand. Wereldwijd: 11,5%
Aand. Wereldwijd: -3,3%
Aand. Europa: 11,1%
Aand. EM: -15,9%
Aand. N-Amerika: 12,7%
Aand. EM: -6,8%
Aand. Europa: 6,8%
Aand. N-Amerika: 9,4%
Aand. N-Amerika: -3,7%
Figuur 8: Rendementen van aandelenmarkten. Voor de rendementen zijn de benchmarkindices gebruikt die Staalbankiers voor deze categorieën hanteert, bron: Bloomberg. Wereldwijd liepen aandelenbeurzen gelijk met elkaar op. Aandelenmarkten bewogen zijwaarts met de nodige uitslagen gedurende het kwartaal. De rendementsverschillen tussen de regio’s waren afgelopen kwartaal dan ook minimaal zoals uit bovenstaande tabel blijkt. In de laatste week stond met name de onzekerheid rond Griekenland centraal en zorgden voor dalende aandelenkoersen. Ook de eerder genoemde draai in de rentemarkt deden aandelenkoersen geen goed. Uiteindelijk sloten de aandelenmarkten in de verschillende regio’s allen tussen de -3% en -4%. De bedrijfscijfers in zowel Europa als de VS vielen het afgelopen kwartaal positief uit. Zowel de verkoopcijfers als de winstcijfers van de bedrijven in Europa lagen gemiddeld boven verwachting van analisten. Met name cyclische consumentengoederen lieten verrassend goede cijfers zien. In de VS kwamen winstcijfers boven verwachting uit, maar de verkoopcijfers van bedrijven kwamen gemiddeld onder de verwachting van analisten uit. Bedrijven uit de olie en gassector wisten analisten positief te verrassen. Van de tien aandelensectoren vielen de aandelen in de sector telecom op. Onder invloed van de nodige fusie- en overnameberichten in deze sector, bleven deze aandelen gemiddeld beter liggen dan de overige aandelensectoren. Zo is het Europese Vodafone in gesprek met het Amerikaanse Liberty over een fusie. Aandelen Opkomende Markten Aandelen in de opkomende markten presteerden in het tweede kwartaal in lijn met de aandelen wereldwijd. Zorgen over groeiperspectieven in China en de komende renteverhoging(en) in de VS lieten koersen onder druk staan. De inkoopmanagers index in China laat al een aantal maanden achter elkaar een daling in activiteiten zien. De zorg begint dan ook toe te nemen dat de laatst afgegeven economische groei doelstelling van 7% door de overheid niet haalbaar lijkt in 2015. De onlangs
doorgevoerde renteverlaging door de centrale bank heeft ook nog niet geleid tot verhoging van de kredietverlening. Tegen het einde van het kwartaal lag de Chinese beurs dan ook fors onder druk. Waarderingen van aandelen in de opkomende markten ) zijn echter aan de lage kant in vergelijking met de waardering van de VS en Europa, hetgeen impliceert dat veel analisten al rekening houden met tegenvallende groeiscenario’s.
Figuur 9: Ontwikkeling van de MSCI Emerging Markets (uitgedrukt in euros, blauw) en de MSCI World (uitgedrukt in euros, oranje), bron: Bloomberg. Goud Goud rendeerde het afgelopen kwartaal -/- 5,1%. Net als bij andere beleggingscategorieën kwam er na het goede eerste kwartaal wat druk op de koers in het tweede kwartaal. De onzekerheid rond Griekenland was niet van grote invloed op de goudprijs. In de laatste week van juni, toen de onzekerheid rond Griekenland het grootst was, bleef de goudprijs vrij stabiel.
Figuur 10: Ontwikkeling van de goud prijs, uitgedrukt in dollar (oranje) en euro (blauw), bron: Bloomberg.
Obligaties Opkomende Markten Ook de obligaties in de opkomende markten hadden last van de wereldwijd oplopende renteniveaus. In onze MAO-portefeuilles beleggen wij alleen in obligaties van opkomende markten die in US$ zijn genoteerd en naar de euro zijn gehedged. Per saldo kwam het rendement in euro’s uitgedrukt van deze categorie uit op -/-4,5%.
Figuur 11: Ontwikkeling van de JP Morgan Emerging Markers Bond Index (eurohedged), bron: Bloomberg. Onroerend Goed Beleggingen in onroerend goed zijn rentegevoelig. Ten eerste heeft de rente in de markt invloed op de kosten van vreemd vermogen waar veel onroerend goedfondsen gebruik van maken. Als de rente stijgt, worden deze kosten hoger en de winst lager. Ten tweede worden toekomstige kasstromen van de onroerend goed beleggingen verdisconteerd (teruggerekend) met een rentevoet die is gebaseerd op de marktrente. Hoe hoger de rente hoe lager de waarde van toekomstige kasstromen. Een stijgende rente werkt dus op twee manieren negatief door in de waardering van onroerend goed beleggingen. Dit was ook duidelijk zichtbaar in de koersontwikkeling van onroerend goed beleggingen in de portefeuilles. Vanaf half april, het moment dat de scherpe draai in de rentemarkt plaatsvond, zagen we de koers van de onroerend goedfondsen onder druk komen. Waar veel beleggers echter geen rekening mee houden is dat de rentestijging onder andere het gevolg is van betere economische vooruitzichten, hetgeen huurstijgingen ten goede zullen komen. Tevens blijft het dividendrendement in deze categorie aanzienlijk ten opzichte van couponrendementen in de obligatiemarkten; gemiddeld ligt dit dividendrendement momenteel op 3,6%. Waardering van de vastgoedmarkt is gemiddeld in vergelijking met de historie van de afgelopen 10 jaar. Daarnaast zijn de ontwikkelingen in de directe onroerend goed markt bemoedigend voor de waarderingen voor de beursgenoteerde vastgoedfondsen. Vanuit institutionele beleggers zien we toenemende interesse voor deze beleggingscategorie.
Figuur 12: Ontwikkeling van de FTSE EPRA/NAREIT Developed Index Total return index, bron: Bloomberg.
Legenda
Deposito faciliteit
Dit is de rente die de ECB vergoedt op de door banken bij haar
gestalde overtollige kasgelden. ELA
Emergency Liquidity Assistance. Dit is een noodliquiditeitsprogramma van de
ECB om financiële instellingen die tijdelijk in financiële problemen verkeren te ondersteunen. De risico’s van de uitgegeven steun onder ELA ligt bij de betreffende nationale centrale bank waaronder de financiële instelling valt. Fed
De Federal Reserve is het stelsel van centrale banken van de Verenigde Staten.
In februari 2014 is Ben Bernanke opgevolgd door mevrouw Janet Yellen. Kernlanden De landen binnen de Eurozone met relatief lage schuldenniveaus. Dit zijn momenteel Duitsland, Finland, Oostenrijk en Nederland. LTRO Afkorting van Long-term Refinancing Operations. Dit is een operatie van de ECB om banken tijdelijk van extra liquiditeiten te voorzien. Periferie
De landen binnen de Eurozone met relatief hoge schuldenniveaus. Dit
zijn momenteel Portugal, Spanje, Italië en Griekenland. Refirente
De rente die banken betalen aan de ECB wanneer zij geld lenen.
Deze publicatie is uitsluitend bedoeld ter informatie en is geen aanbod noch een uitnodiging om een financieel instrument te kopen of te verkopen of om deel te nemen in een bepaalde beleggingsstrategie. Potentiële beleggers moeten zich bewust zijn van de risico’s verbonden aan financiële instrumenten en moeten alleen overgaan tot een investeringsbeslissing met betrekking tot deze producten na voldoende beraad, in overleg met hun eigen adviseurs. Waarbij in overweging moet worden genomen of deze producten passen binnen hun eigen risicoprofiel. Hoewel de in deze publicatie gestelde feiten en verstrekte opinies als juist worden verondersteld en zijn gebaseerd op betrouwbare bronnen, aanvaardt Staalbankiers geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade in welke vorm dan ook, voortvloeiend uit het gebruik van deze publicatie of de inhoud daarvan. Staalbankiers wijst op de mogelijkheid dat bepaalde informatie in deze publicatie na verloop van tijd verouderd is.