Rapportage
Projectnummer:
0612GPR3093
Datum:
12-07-2012
Betreft: Deelonderzoek probleemanalyse van een historisch vooronderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van Conventionele Explosieven ter plaatse van de voorboezem van de polder Nootdorp ter hoogte van de A13 te Delft
Opdrachtgever: RPS advies- en ingenieursbureau bv T.a.v. de heer P. Broers Postbus 75, 4140 AB Leerdam. Prins Mauritsstraat 17, 4141 JC Leerdam
Tel: 031 345639696 Email:
[email protected] Website: www.rps.nl
Adviseur: T&A Survey Vestiging: Amsterdam E-mail: infopta-survey.nl Tel: 020 6651368 Voor a
Jorick Speci
deskundige
Miciyei van üers Afdelingsmanager T&A Survey BV Dynamostraat 48 - 1014 BK Amsterdam - T: 020 6651368 - F: 020 6685486 Bedrijvenpark Twente 305 - 7602 KL Almelo - T: 0546 578422
[email protected] - www.ta-survey.nl
Inhoudsopgave Lijst van bijlagen
3
1
Het onderzoek 1.1 Achtergrond 1.2 Projectdoel
4 4 4
2
Het onderzoeksgebied 2.1 Gegevens onderzoekslocatie 2.2 Informatie van opdrachtgever
5 5 5
3
Fase 1: Inventarisatie van het bronnenmateriaal 3.1 Relevante gebeurtenissen rapport Saricon 3.2 Aanvullend onderzoek
6 6 6
4
Fase 2: analyse bronnenmateriaal 4.1 Conclusie van inventarisatiefase 4.2 Advies
5
T&A en kwaliteit
T&A Survey
10 10 12 13
Pagina 2 van 28
Lijst van bijlagen Bijlage 1
Overzichtskaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebied
Bijlage 2
Literatuurlijst en archiefoverzicht
Bijlage 3
Diverse archiefstukken
Bijlage 4
Overzichtskaart probleeminventarisatie
Bijlage 5
Algemene evaluatie van de risico's van explosieven
Bijlage 6
Wetgeving en subsidiemogelijkheden voor explosievenonderzoek
Bijlage 7
Procedure risicoanalyse
Bijlage 8
WSCS-OCE richtlijnen horizontale afbakening verdacht gebied
Bijlage 9
Distributielijst
T&A Survey
Pagina 3 van 28
1
Het onderzoek
RPS gevestigd te Leerdam ("opdrachtgever") heeft T&A Survey ("T&A") op 28 juni 2012 schriftelijk opdracht verleend voor het uitvoeren van een probleemanalyse naar de aanwezigheid van conventionele explosieven (verder "explosieven") ter plaatse van de voorboezem van de polder Nootdorp ter hoogte van de A13 te Delft.
1.1
Achtergrond
Opdrachtgever wenst voor het gebied voorboezem van de polder Nootdorp ter hoogte van de A13 te Delft het uitvoeren van een probleemanalyse. Basis voor de probleemanalyse vormt de door Saricon uitgevoerde Probleeminventarisatie Conventionele Explosieven Delft Nootdorp polder met kenmerk 7 2 5 6 2 - V O - O l d.d. 4-11-2009 in het kader van de ontwikkeling van dit gebied. De conclusie van de probleeminventarisatie luidt: "Er is sprake van een verhoogde kans dat explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven. Er zijn verdedigingswerken in het onderzoeksgebied geweest en er hebben gevechten plaatsgevonden. Het voorgenoemde geeft aanleiding tot een vervolgonderzoek in de vorm van een probleemanalyse." Het mogelijk voorkomen van explosieven in de ondergrond houdt over het algemeen in Nederland verband met oorlogshandelingen gedurende de Tweede Wereldoorlog ("WOU"). Voorbeelden hiervan zijn bombardementen (zowel geallieerde als Duitse), gevechten (meidagen 1940, bevrijding 1944-1945), verdedigingswerken (mijnenvelden) en dumpingen (verborgen voor vijand, achterlaten van munitie bij overgave of terugtrekking). Aangezien eventueel aanwezige niet gesprongen explosieven een risico vormen voor de uit te voeren werkzaamheden, is het van belang dat de kans op het aantreffen van explosieven in het onderzoeksgebied onderzocht wordt.
1.2
Projectdoel
Doel van het historisch vooronderzoek is het vaststellen van de risico's van de aanwezigheid van explosieven in de bodem van het onderzoeksgebied op basis van verzameld en geanalyseerd (historisch) feitenmateriaal. Een volledig vooronderzoek bestaat overeenkomstig het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE) uit twee fasen: 1. Inventarisatie van bronnenmateriaal (hoofdstuk 3) 2. Analyseren van bronnenmateriaal (hoofdstuk 4) De inventarisatie van het bronnenmateriaal betreft het verzamelen van historisch feitenmateriaal. Voordat de inventarisatie van start kan gaan, dient het onderzoeksgebied eerst duidelijk omschreven te zijn. De analyse betreft het analyseren van het aangetroffen feitenmateriaal. Op basis van de analyse kan worden vastgesteld of het onderzoeksgebied onverdacht of (deels) verdacht is. Als het gebied (deels) verdacht is, zullen soort, aantal en de verschijningsvorm van mogelijke explosieven worden vastgesteld. Daarnaast wordt het verdachte gebied horizontaal en verticaal afgebakend. Na de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal wordt het opsporingsgebied afgebakend, vindt er een risicoanalyse plaats en wordt er een aanbeveling gedaan met betrekking tot de geplande werkzaamheden (hoofdstuk 5). In deze rapportage worden de resultaten van de probleemanalyse behandeld.
T&A Survey
Pagina 4 van 28
Het onderzoeksgebied
2.1
Gegevens onderzoekslocatie
Geografische ligging en grootte De onderzoeksgebieden betreffen de volgende locaties (zie bijlage 1 voor een overzichtskaart): Locatie: De voorboezem van de polder Nootdorp ter hooqte van de A13 te Delft
Geplande werkzaamheden Grondroerende werkzaamheden
Bodemopbouw De bodem bestaat van 0.0 m-mv tot de maximaal geboorde diepte van 3.0 m-mv afwisselend uit laagjes matig fijn zand, (zandige) klei en slib. 1
2.2
Informatie van opdrachtgever
Opdrachtgever
heeft onderstaande
informatie
geleverd aan T&A.
Kaartmateriaal Opdrachtgever heeft T&A een digitale topografische kaart met RD-coördinaten (AutoCAD dwg of dxf formaat) ter beschikking gesteld. Hierop staat het onderzoeksgebied aangegeven. Aanwezige informatie over de bodemgesteldheid Opdrachtgever had informatie beschikbaar over de bodemopbouw in het onderzoeksgebied. In paragraaf 2.1 is deze informatie verwerkt. Naoorlogse werkzaamheden Opdrachtgever heeft geen informatie binnen het onderzoeksgebied.
beschikbaar over naoorlogse werkzaamheden
1
Verkennend en nader bodemonderzoek Achterzijde Klaveringweg 5 7 in Delft, met kenmerk NC9040 215/002 d.d. 03-11-2009.
T&A Survey
Pagina 5 van 28
Fase 1: Inventarisatie van het bronnenmateriaal
3.1
Relevante gebeurtenissen rapport Saricon
Op basis de door Saricon uitgevoerde Probleeminventarisatie Conventionele Explosieven Delft Nootdorp polder, met kenmerk 72562-VO-Ol d.d. 4-11-2009, zijn de mogelijk relevante oorlogshandelingen als volgt:
Nr. 1
Datum 10 mei 1940
2
22 juli 1942
3
20 februari 1944
4
April 1944
5
Januari 1945
6
20 maart 1945
Gebeurtenis Tijdens de aanval op vliegveld Ypenburg op 10 mei 1940 is de Rijksweg A13 gebruikt als landingsbaan door Duitse vliegtuigen, stond er nabij de onderzoekslocatie een batterij luchtdoelmitrailleurs en zijn er o.a. bij de Brasserkade gevechten geleverd tussen Duitse parachutisten en Nederlandse verdedigers Op 22 juli 1942 werd er een brandbom op de Rijksweg te Delft gevonden In een weiland aan de Brasserkade, achter het Sint Jorisgasthuis, kwam een Duitse bommenwerper brandend neer Op de Rijksweg bij de Tweemolentjeskade zijn pantserafweergeschut, mitrailleuropstellingen en munitieopbergplaatsen opgericht. Ten oosten is een prikkeldraadversperring aangelegd De versperring op de Rijksweg bij de Tweemolentjeskade bestaat uit twee neerklapbare betonblokken. De mitrailleurstellingen bevinden zicht in de muur Een bom slaat in op het viaduct Brasserkade
Bron Literatuur
Archiefmateriaal Literatuur en archiefmateriaal NIMH
NIMH
Archiefmateriaal en collectie WOU Saricon
Tevens zijn de volgende feiten geconstateerd: • Er zijn geen naoorlogse munitievondsten binnen of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied gemeld. De enige relevante vondst is gemeld op circa 650 meter van het onderzoeksgebied. Deze vondst is te ver van het onderzoeksgebied verwijderd om in de verdere analyse meegenomen te worden; • Er hebben binnen het onderzoeksgebied geen mijnenvelden gelegen; • Op de luchtfoto's zijn twee wegversperringen te zien, waarvan er één is gelegen binnen het onderzoeksgebied. Op de foto zijn de mitrailleuropstellingen, munitiebergplaatsen en prikkeldraadversperring niet zichtbaar.
3.2
Aanvullend onderzoek
Literatuur Op 10 mei 1940 om 4.45 uur landden de Duitse parachutisten aan drie zijden van het vliegveld Ypenburg (zie afbeelding 1). Twee uur later was het vliegveld in Duitse handen. Tevens blijkt dat er Duitse toestellen noodlandingen maakten op de autoweg in de richting van Rotterdam. In de avond van 10 mei hadden de Nederlandse troepen delen van het vliegveld heroverd en waren de Duitse troepen op verschillende plekken uiteen geslagen. Aan de noord-, zuid- en zuidwestelijke zijde hadden de Duitse troepen verdedigende posities opgezet. De Nederlandse troepen hadden hierom heen, langs de Vliet tot bij Delft, een afweerscherm opgebouwd (zie afbeelding 2). e
Op deze 10 mei was er een groep van circa 200 Duitse parachutisten, welke zich hadden verdedigd ergens op de autoweg nabij Delft, waarschijnlijk aan de zuidzijde van Delft. De bevelhebber van de Duitse Luftfiotte, Kesselring, zag in dat de operaties in wezen mislukt
T&A Survey
Pagina 6 van 28
waren en gaf het bevel "aufden
Platz südlich Delft
ii
zurückzuziehen".
2
Op 12 mei reden drie Nederlandse pantserwagens ongehinderd over de autoweg bij Delft. Er lagen op en bij de weg enkele wrakken van Duitse transporttoestellen, deze waren allen leeg en verlaten. Er werd besloten een aanval in de richting van Overschie uit te voeren. Deze werd op circa 3 to 4 kilometer ten noorden van Overschie afgeslagen door de Duitse troepen (zie afbeelding 3). 3
Op 13 mei 1940 waren de Duitse troepen teruggeslagen tot aan Overschie en was er door de Nederlandse verdedigers een pantserafweerfront om het Westland, waaronder Delft, gevormd (zie afbeelding 4). Deze situatie bleef gehandhaafd tot de Nederlandse capitulatie. Bovenstaand beeld wordt bevestigd door gegevens uit het boek Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied van H. Amersfoort en P. Kamphuis (zie afbeelding 5).
Archief gemeente Delft Uit archiefmateriaal van de gemeente Delft (zie bijlage 3b) blijkt het volgende: • De Duitse bommenwerper welke, op 20 februari 1944, neerkwam achter het Sint Jorisgasthuis blijkt een noodlanding te hebben gemaakt na een motorstoring. De bemanning heeft de bommenlast boven zee uitgeworpen en kon zelf, na een geslaagde noodlanding, uit het toestel komen. Door de motorstoring was het vliegtuig in brand geraakt. • Op 20 maart 1945 werden de Duitse bunkers, gelegen nabij het viaduct aan de Brasserkade te Delft, aangevallen. Hierbij werden door drie vliegtuigen vijf bommen afgeworpen, waarvan er vier in de gemeente Rijswijk en één in de gemeente Delft terecht kwamen. Laatstgenoemde bom sloeg een gat in het wegdek van het viaduct aan de Brasserkade. 4
5
Buitenlandse archieven In het buitenland zijn diverse archieven met uitgebreide informatie over W O U . Deze bevatten archiefstukken, boeken en foto's van oorlogshandelingen gemaakt of buitgemaakt door de eigen troepen. Aangezien eenheden van diverse nationaliteiten op Nederlands grondgebied hebben gevochten, bevatten deze archieven vaak informatie over het voorkomen van explosieven in Nederland. The National Archives te Londen The National Archives te Londen is het officiële archief van Groot-Brittannië, met informatie over de Britse geschiedenis tot meer dan 1.000 jaar geleden. Hier zijn ondermeer Flight Reports te vinden met gedetailleerde informatie over luchtaanvallen van de RAF tijdens W O U . De Operational Records van de 2nd Tactical Air Force (Air 37) zijn gecontroleerd op aanvallen op of nabij het onderzoeksgebied. Er zijn hierin geen relevante meldingen gevonden.
2
3
4
5
L. de Jong, Het Koninkrijk L. de Jong, Het Koninkrijk Gemeentesecretarie Delft Gemeentesecretarie Delft
T&A Survey
der Nederlanden, 180 der Nederlanden, 275 1939-1970, toegang 6 5 3 , inv. nr. 3814 1939-1970, toegang 6 5 3 , inv. nr. 3814
Pagina 7 van 28
Afbeeldingen YPF.NBUSC
.•
III. Dc Duitse luchllmiJmg op Ypenburg Duitse parachutisten landden om 4 uur 45 aan drie kanten van het vliegveld. Op hel veld begonnen om 5 uur 24 ]uDkci%-$z-toestel!en te landen. Om 6 uur 43 WU vrijwel het gehele vliegveld in Duitse handen. Zwarte pijlen: voornaamste vluchtrichting der Nederlandse troepen.
Afbeelding 1 - Ochtend van 10 mei 1940
XVII. De situatie bjj Ypenburg op de avond van 10 mei In rood: de posities die de Duitsers verdedigen, gedeeltelijk van boerderijen uit. Het vliegveld hebben zij vooral door het vuur van de batterij veldgesthut die bij de spoorbaan Den Maag-Delft opgesteld stond, grotendeels moeten ontruimen. Nederlandse troepen (aangeduid met vetgedrukte N's) hebben langs de Vliet tot bij Delft een afweerscherm opgebouwd.
Afbeelding 2 - Avond van 10 mei 1940
HET W E S T L A N D
NIEUWE MAATREGELEN
XXVI. De situatie lussen Den Haag en Rolterdam op tt en 12 mei De groep-von Sponeck verliet Ockenburg op 11 mei om 22 uur, leverde in de nacht van it op 12 mei liet gevecht in Wateringen, verbleef op 12 mei het grootste gedeelte van de dag in 't Woudt en bereikte via Schipluiden op 1} mei Overschie. Daar bevond zich toen al un deel van de Duitse luchtlandingstroepen die zich op 10 mei dicht bij Delfl op de autoweg verdedigd hadden. Enkele aanvallen door Nederlandse troepen van Dclfl uit zijn aangegeven. Tal van andere, kleinere aanvallen op de Duitsers werden uitgevoerd die niet op de kaart zijn aangegeven, evenmin als de posities der Nederlandse troepen op 11 en 12 mei. Vermoedelijk wisten ook enkele Duitsers, die zich op 10 mei in hel Staalduinse bos bij Hoek van Holland verschanst hadden, samen mei geïsoleerde luchtlandingstroepen uil fret Weslland Overschie le hereiken.
Afbeelding 3 - Situatie 11 en 12 mei 1940
T&A Survey
XXXV. Het pantserafweerfront in Zuid-Holland In rood: posities der Duitsers op 13 en 14 mei.
Afbeelding 4 - Situatie 13 en 14 mei 1940
Pagina 8 van 28
C t & & t f ^i'pBrlaeiv/agen M-36, LH i (b) i'c} ip'! milrail lou r. ic) zware mitraMiMf
ik 'j •
luchtlandingfin hüllschinrjxgei.'regitvenr •
I wrplaalsinqsroute Dultsa (up)stcllmg l^alle Duitse eenheden
Mh&i
Afbeelding
Hankoms:datiirii gepiande route naar:
Sponeck n m Over&rhie ® Pa'eis Koningir (5) fcr crglebeóriM ^ ® Kustbaltórlj (5) Radiozendflr
5 - Situatie 10 t/m 12 mei 1940
T&A Survey
Pagina 9 van 28
4
Fase 2: analyse bronnenmateriaal
In deze fase wordt het historisch feitenmateriaal afkomstig van de inventarisatiefase gedetailleerd geanalyseerd. Op basis hiervan wordt vastgesteld of er sprake is van de vermoedelijke aanwezigheid van explosieven. Als er geen feiten zijn aangetroffen die op de vermoedelijke aanwezigheid van explosieven wijzen, wordt de conclusie onverdacht getrokken. Als er sprake is van de vermoedelijke aanwezigheid van explosieven, wordt de conclusie (deels) verdacht getrokken. In dit geval wordt aangeraden om een uitgebreide analyse uit te laten voeren.
4.1
Conclusie van inventarisatiefase
De aangetroffen feiten zijn weergegeven in bijlagen. Op basis van de inventarisatie van het historisch feitenmateriaal van het onderzoeksgebied en de omgeving worden de volgende conclusies getrokken: Analyse literatuuronderzoek 1. Er hebben nabij het onderzoeksgebied grondgevechten plaatsgevonden bij de Duitse inval van mei 1940. Deze gevechten hebben zich voornamelijk geconcentreerd rond het vliegveld Ypenburg en ten zuiden van Delft. Er zijn meldingen dat er zich Duitse troepen op de autoweg van Delft naar Rotterdam hebben verdedigd, onbekend is of dit binnen het onderzoeksgebied is geweest; 2. Er heeft een batterij luchtdoelmitrailleurs gestaan nabij het onderzoeksgebied. Er zijn geen aanwijzingen dat er luchtdoelgranaten, dan wel neergeschoten vliegtuigen binnen het onderzoeksgebied terecht zijn gekomen en is hierdoor niet relevant met betrekking tot het onderzoeksgebied; 3. Op 22 juli 1942 werd een brandbom op de Rijksweg te Delft aangetroffen. Onbekend is wat de locatie van deze brandbom is geweest, hierdoor is dit feit niet relevant met betrekking tot het onderzoeksgebied. 4. Op 20 februari 1944 kwam een Duitse bommenwerper brandend neer aan een weiland aan de Brasserkade, achter het Sint Jorisgasthuis. Analyse gemeentearchief 5. Uit stukken uit het gemeentearchief van Delft blijkt dat bovengenoemde bommenwerper een technisch mankement had, waardoor het vliegtuig in brand vloog. De bemanning wierp hierdoor hun bommenlast boven zee af en maakte een geslaagde noodlanding op het weiland aan de Brasserkade en is hierdoor niet relevant met betrekking tot het onderzoeksgebied; 6. Het bombardement van 20 maart 1945 was gericht op enkele Duitse bunkers nabij het viaduct aan de Brasserkade. Hierbij sloeg een bom in op het viaduct en kwamen er vier andere terecht in de gemeente Rijswijk. Het viaduct ligt op circa 650 meter van het onderzoeksgebied en is hierdoor niet relevant met betrekking tot het onderzoeksgebied; Analyse NIMH 7. Uit stukken van het NIMH blijkt dat er een wegversperring heeft gestaan op de Rijksweg bij Delft, deels binnen het onderzoeksgebied. Deze wegversperring zou bestaan uit twee neerklapbare betonblokken. Tevens zouden er in 1944 enkele mitrailleursnesten en pantserafweergeschut hebben gestaan; Analyse National Archives te Londen 8. In de Flight reports is geen feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de mogelijke aanwezigheid van explosieven binnen de onderzoeksgebieden;
T&A Survey
Pagina 10 van 28
Analyse van de Interpretatie van de luchtfoto's van 1940-1945 9. Op de luchtfoto's van het gebied zijn op de Rijksweg de beide neerklapbare beton blokken zichtbaar. Er zijn geen sporen van de mitrailleursnesten of pantserafweergeschut zichtbaar. Daarnaast hebben de stellingen op de Rijksweg gestaan, hiervan mag worden uitgegaan dat deze zijn geruimd indien ze nog aanwezig waren. Er zijn geen meldingen van dumpingen, waardoor de (mogelijke) stellingen niet relevant zijn met betrekking tot het onderzoeksgebied; Analyse van de vergelijking van de luchtfoto's met de huidige situatie 10. De bestudeerde luchtfoto's wijzen in vergelijking met de huidige satellietbeelden niet op grootschalige veranderingen binnen het gebied, slechts het stoomgemaal is gemoderniseerd en enigszins uitgebreid; Analyse MMOD-archief 11. In het archief van de MMOD zijn geen stukken aangetroffen met betrekking tot de onderzoeksgebieden; Analyse archief van de EODD 12. Er is door de EODD één explosief geruimd op circa 650 meter van het onderzoeksgebied, is hierdoor niet relevant met betrekking tot het onderzoeksgebied; 13. Er hebben geen mijnenvelden gelegen in het onderzoeksgebied.
De inventarisatie heeft geen feiten opgeleverd die de aanwezigheid van explosieven doet vermoeden. Het onderzoeksgebied is daarmee onverdacht gebied. Grondroerende werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied kunnen op reguliere wijze worden uitgevoerd. De volgende feiten zijn niet meegenomen in een uitgebreide analyse, omdat er niet voldoende feiten zijn die de aanwezigheid van explosieven doen vermoeden: Stellingen Uit documenten uit het NIMH kan opgemaakt worden dat er in 1944 mitrailleursnesten en pantserafweergeschut binnen het onderzoeksgebied hebben gestaan. Er is echter geen feitenmateriaal aangetroffen dat deze stellingen in gebruik zijn geweest en dat er explosieven zijn gedumpt en/of achtergelaten. Op luchtfoto's van 1945 zijn, op de wegversperringen na, de bedoelde mitrailleursnesten en het pantserafweergeschut niet waar te nemen en zijn er geen andere bronnen welke de stellingen bevestigen. Bovendien hebben de stellingen op de Rijksweg gestaan, hiervan mag worden uitgegaan dat deze zijn geruimd indien ze nog aanwezig waren. Er zijn geen meldingen van dumpingen, waardoor de (mogelijke) stellingen niet relevant zijn met betrekking tot het onderzoeksgebied. Grondgevechten Er hebben nabij het onderzoeksgebied grondgevechten plaatsgevonden bij de Duitse inval van mei 1940. Deze gevechten hebben zich voornamelijk geconcentreerd rond het vliegveld Ypenburg en ten zuiden van Delft. Er zijn meldingen dat er zich Duitse troepen op de autoweg van Delft naar Rotterdam hebben verdedigd, er zijn geen aanwijzingen dat dit binnen het onderzoeksgebied is geweest.
T&A Survey
Pagina 11 van 28
4.2 Advies Er zijn geen concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van explosieven binnen de onverdachte gebieden gevonden, maar het feitelijk bronnenmateriaal wijst op activiteit in de buurt van het onderzoeksgebied die de mogelijkheid van de aanwezigheid van explosieven binnen onderzoeksgebied niet uitsluit. Er hebben zich in mei 1940 namelijk gevechten afgespeeld in de omgeving van het onderzoeksgebied. Er wordt voor het onderzoeksgebied geadviseerd een werkprotocol op te stellen. Werkprotocol Een algemeen advies is de reguliere werkzaamheden uit te voeren onder een werkprotocol "onverwacht aantreffen conventionele explosieven". Een dergelijk werkprotocol wordt gehanteerd indien er geen wezenlijk verhoogd risico aanwezig is aangezien de werkzaamheden worden uitgevoerd in onverdacht gebied. Ter plaatse is een achtergrond risico aanwezig. In het werkprotocol wordt beschreven hoe men dient te handelen bij het spontaan aantreffen van een explosief. Tevens zal een toolbox voor de aannemer worden verzorgd. Dit verhoogt de veiligheid op de werkplek en voorkomt mogelijk stagnatie tijdens de werkzaamheden en verkleind daarmee financiële risico's. Noot: bovenstaand advies is gebaseerd op de reeds bekende feiten uit het rapport Probleeminventarisatie Conventionele Explosieven Delft Nootdorp polder met kenmerk 72562-VO-Ol d.d. 4-11-2009, uitgevoerd door Saricon. T&A heeft op basis hiervan, aangevuld met informatie beschikbaar binnen T&A, dit advies afgegeven. Tevens is door T&A gecheckt of het rapport voldeed aan de toenmalige geldende BRL-OCE. Eén van de richtlijnen in de BRL-OCE is dat voor gebieden waar aanwijzingen zijn dat er in mei 1940 grondgevechten hebben plaatsgevonden, de collectie 409 Gevechtsverslagen en rapporten mei 1940 van het NIMH geraadpleegd dient te worden. Deze richtlijn is in het rapport van Saricon niet nagevolgd. Hoewel niet te verwachten, bestaat de mogelijkheid dat nieuwe gegevens de conclusie veranderen. Het advies luidt in deze om zekerheidshalve de bedoelde collectie te raadplegen om eventuele risico's uit te kunnen sluiten.
T&A Survey
Pagina 12 van 28
5
T&A en kwaliteit
Het historisch vooronderzoek behandeld in deze rapportage is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Door een ISO-9001, V C A * * en WSCS-OCE gecertificeerd kwaliteitssysteem waarborgt T&A de kwaliteit en veiligheid van haar diensten. T&A streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Een probleeminventarisatie is echter gebaseerd op een (relatief) beperkt archiefonderzoek. Zodoende blijft het mogelijk dat relevante informatie niet wordt achterhaald. T&A is niet aansprakelijk voor de schade die mogelijk voortvloeit uit het gebruik van haar onderzoeksresultaten
T&A Survey
Pagina 13 van 28
Bijlage 1
T&A Survey
Overzichtskaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebied
Pagina 14 van 28
p
Legenda
o E
25
50
100
150
200
3 Meters 1:2500
Onderzoeksgebied Status Onverdacht
40
IRA ZJÜRVEY
T&A Survey BV Telefoon: 020-6651368 Dynamostraat 48 Fax: 020-6685486 Postbus 20670 E-mail:
[email protected] 1001 NR Amsterdam Internet: www.ta-survey.nl
: Project:
Probleemanalyse Nootdorp
Bijlage:
1. Overzichtkaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebieden
Opdrachtgever:
RPS
Formaat:
A3
Schaal:
1:2500
Projectnummer:
0612GPR3093
Tekenaar:
B. Zwemmer
Datum:
04-07-2012
Bijlage 2
Literatuurlijst en Archiefoverzicht
Literatuur Amersfoort, H. e.a., Grimm, P. (red.). Jong, L. de Klep, C. (red.), Kortas Altes, A . , Middelbrook, M.,
Mei 1940, de strijd op Nederlands grondgebied (Den Haag 2005) Vliegvelden in oorlogstijd (Amsterdam 2009) Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog Deel 3 - Mei '40 (Den Haag 1970) De bevrijding van Nederland 1944-1945, oorlog op de flank (Den Haag 1995) Luchtgevaar, luchtaanvallen op Nederland 1940-1945 (Amsterdam 1984) The Bomber Command War Diaries, An operational reference
book 1939-1945 (2000) Wilson, S . , Zwanenburg, G . J . ,
Aircraft of World War II (Buckingham 1998) En nooit was het stil... Kroniek van een luchtoorlog (z.p., z.j.)
delen I en II
Internet - World War II allied aircraft crashes in the Netherlands http://ww2.texlaweb.nl/ - Gemeentegrenzen http://nederland.risicokaartinvoer.nl/ - Kaarten en luchtfoto's www. watwa swaa r. n I - http://maps.aooale.nl
B i b l i o t h e e k en A r c h i e f i n s t e l l i n g e n T&A archief Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (KB) Gemeentearchief • Stukken • Stukken • Stukken • Stukken
Delft: betreffende betreffende betreffende betreffende
de luchtbeschermingsdienst aangetroffen/geruimde CE oorlogsschaderapporten relevante naoorlogse ontwikkelingen
Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) • Collectie 409 • Collectie 575
Geraadpleegd Ja Ja
Ja
Nee, volgens de BRL-OCE dient collectie 409 geraadpleegd te worden indien er in mei 1940 gevechten in of nabij de onderzoekslocatie hebben plaatsgevonden Ja
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Archief van de EODD te Culemborg Centraal Archieven Depot Ministerie van Defensie Speciale Collectie van de Bibliotheek van de Universiteit Wageningen Speciale Collectie van de Bibliotheek van de Universiteit Wageningen Luchtfotocollectie Topografische Dienst te Zwolle The National Archives te Londen
T&A Survey
Nee Ja Ja Ja Nee, is niet geraadpleegd Ja Ja
Pagina 15 van 28
Bijlage 3
Diverse archiefstukken
Proces-verbaal met betrekking tot de neergekomen Duitse bommenwerper op 20 februari 1944 (toegang 653, inv. nr. 3814)
T&A Survey
Pagina 16 van 28
19^5. IN TIVEHVOUD.
Br.
POtlTIl DKLFT. >» 1
rt Ibi&t oiutr««ka 15.15 ui»» bltck uij, J^li.iiJLii OKiliT A A ^ J SS» Ü ^ l f l H l t l t l d«r tltlMMli tt Dalft, MJ afnaiigliaU tan dan a. -or van r è i i t i a , C jr scom^andant, tavana Hoofd van dan Luahtbaaaharoiotsdianit ta Dalft, dat bij aan aanval van 5 bonkars van da Dultacha Vaarnacht, galagan t iiai MbiJ hat viaduct aan 4« araiaorskada to Dalft, 'j onnaan »a»an gavaliac an aal k in öa iranaanta Rij«nijk (ZH) an 1 in da gaaaanta Dalit. woor da boa, dia in da gaaaanta Dalft vial, «ard aan jiavaooa, gana^ud, Op Dintdaa 2i-
;
k
gaboran tt J(-ö#av«nhag«» 27 A w g u a t ^ l ^ i y . ^ aar kaan, aonanda Vlapii*a4»«*t ta D f l f t , deodtlijk gatroffaa. Snkala da^r in M o^aving staanda aooingan, galagan in da gaaaanta Eljaaijk haidaaa W i l glaaachada b a k « a , taraiil in hit aigdik van badoald' viaduct aan bontrachtar aanaisig « a i . lat alachtoffar aard gaborgin an btdoald aandik «trd htrstald. •aarvan op afgala^a aatabalofta la j . -amaakt an ;ata«kand dit pr oaa i-var baal, hataalk l ï -loot taj^ft op 21 tart I9i H
CT^afjaa.
achoor.
Proces-verbaal met betrekking tot de neergekomen bommen nabij het viaduct Brasserkade op 20 maart 1945 (toegang 653, inv. nr. 3814)
T&A Survey
Pagina 17 van 28
Bijlage 4
Overzichtskaart probleeminventarisatie
Legenda GBKN Prikkeldraad Wegversperring @ j/^^j
Stelling Munitieopslag Onderzoeksgebied
Kaart probleeminventarisatie afkomstig uit rapport Probleeminventarisatie Conventionele Explosieven Delft Nootdorp polder met kenmerk 72562-VO-Ol d.d. 4-11-2009.
T&A Survey
Pagina 18 van 28
Bijlage 5
Algemene evaluatie van de risico's van explosieven
Gevolgen detonatie (explosie) Explosieven bevinden zich vanaf W O U onder slechte condities in de bodem. Bij het aantreffen van explosieven moet daarom rekening worden gehouden met een ongecontroleerde detonatie. Oorzaken van een ongecontroleerde detonatie kunnen zijn onder andere ongelukken bij handelingen aan munitie, brand en grondberoerende werkzaamheden. De kans op een ongecontroleerde detonatie is klein, maar de gevolgen zijn aanzienlijk. Het is daarom noodzakelijk om na te gaan welke gebeurtenissen elkaar zouden kunnen opvolgen en met welke effecten. Een ongecontroleerde detonatie kan leiden tot ernstig letsel en schade aan materieel en/of levende have binnen de invloedssfeer van een detonatie. Afhankelijk van de plaats van detonatie kan het schadebeeld in ernst variëren; een detonatie op het land heeft andere gevolgen dan een detonatie in (diep)water. Tijdens een detonatie komt in een zeer korte tijd een grote hoeveelheid energie vrij in de vorm van druk, schokgolf, temperatuur en eventueel scherfwerking. Tijdens het bepalen van de veiligheids- en beschermende maatregelen moet hiermee rekening worden gehouden. Druk Afhankelijk van de soort springstof kan in de directe omgeving van het detonatiepunt een druk ontstaan van 100.000 tot 400.000 bar. Tegen deze detonatiedruk is geen enkel materiaal bestand. Een druk van vier bar kan al ernstig letsel toebrengen aan het menselijk lichaam met zelfs de dood tot gevolg. Schokgolf Tijdens een detonatie ontstaat een schokgolf. De kracht van de schokgolf is afhankelijk van de detonatiesnelheid van de springstof. De detonatiesnelheid die ontstaat, varieert van circa 3000 tot 9000 m/sec. Afhankelijk van het medium waardoor de schokgolf zich voortplant kan de schokgolf schade veroorzaken aan machines, constructies en vaartuigen. Het is een gegeven dat een schokgolf zich in water verder voortplant dan in de lucht. De schade die ontstaat door de schokgolf kan daarom onder water groter zijn dan in de lucht. Temperatuur In de directe omgeving van het detonatiepunt komen zeer hoge temperaturen vrij. Afhankelijk van de plaats van de detonatie kunnen deze temperaturen brand veroorzaken. Onder water zijn de effecten van de bij een detonatie vrijkomende hoge temperaturen nihil. Scherfwerking Het bekendste gevaar dat ontstaat bij een detonatie is scherfwerking. Afhankelijk van het materiaal waarin de springstof verpakt is (het lichaam van het explosief) en de plaats van de detonatie kan scherfwerking ontstaan. De scherven die ontstaan krijgen als gevolg van de ontstane druk en temperatuur een zeer hoge snelheid, die bij aanvang circa 1500 meter per seconde bedraagt. Afhankelijk van de toestand en het soort explosieve stof zal de grootte van de scherven variëren.
T&A Survey
Pagina 19 van 28
Afhankelijk van het gewicht van de scherven en het medium waardoor deze zich voortbewegen kan de afstand die zij afleggen sterk variëren. Naast directe scherfwerking moet ook rekening worden gehouden met secundaire scherfwerking. Onder secundaire scherfwerking worden materialen verstaan (bijvoorbeeld grind en stenen) die uit de directe omgeving van de detonatie als gevolg van de toenemende druk worden rondgeslingerd. Overige effecten Ook zijn er explosieven gebruikt met (toevoeging van) brandbare stoffen en chemische middelen, die een zeer specifiek gevaar vormen voor hun omgeving. Zo werd bijvoorbeeld fosfor gebruikt in zogenaamde springrookgranaten en -handgranaten. Witte fosfor is een brandbare stof die spontaan tot ontbranding komt bij contact met zuurstof. Witte fosfor gaat branden, verspreidt een giftige rook en kan uiteindelijk een detonatie veroorzaken al in het explosief ook een verspreidingsspringlading aanwezig is. Het komt voor dat explosieven gevuld met witte fosfor spontaan gaan branden wanneer zij tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden worden blootgelegd. In het algemeen kan voor explosieve stoffen worden gesteld dat ze toxisch zijn. Veiligheidsmaatregelen/risico In gebieden waar mogelijk explosieven aanwezig zijn is maximale bescherming geboden tegen de uitwerking ervan. Deze maatregelen hebben zowel betrekking op handelingsfactoren als uitwerkingsfactoren. De maatregelen kunnen we indelen in twee hoofdgroepen: • Veiligheidsmaatregelen: alle maatregelen die worden genomen om te voorkomen dat een explosief ongecontroleerd tot werking komt. • Beschermende maatregelen:alle maatregelen die worden genomen om de daadwerkelijke uitwerking van een explosief op personen, levende have en goederen te beperken of te voorkomen. De risico's van een ongecontroleerde detonatie van explosieven bij grond penetrerende werkzaamheden hangen af van de soort explosieven en de diepte/plaats waarop ze kunnen worden aangetroffen. Soort explosieven Voor het beoordelen van de risico's en het bepalen van de juiste veiligheidsmaatregelen is het van belang om te weten welke soorten explosieven verwacht kunnen worden. grootte De vuistregel is dat de grootte van een explosief het effect op de omgeving bepaalt. Hoe groter het explosief, hoe groter het effect op de omgeving. Het effect op de omgeving wordt mede bepaald door de netto inhoud van de explosieve stof. Gevoeligheid De kans dat een explosief ongecontroleerd tot detonatie komt is afhankelijk van de gevoeligheid van een explosief. De gevoeligheid van een explosief wordt bepaald door de gevoeligheid van de in het explosief aanwezige explosieve stof en/of de (wapenings)toestand van de geplaatste ontsteker. Hoe gevoeliger een explosief, hoe eerder een ongecontroleerde detonatie zal plaatsvinden. De gevoeligheid van explosieve stoffen in de vorm van springstoffen neemt veelal toe door veroudering. De gevoeligheid van een ontsteker wordt voornamelijk bepaald door de wapeningstoestand. De wapeningstoestand van een ontsteker wordt bepaald door de krachten die worden uitgeoefend op een ontsteker tijdens het verschieten, werpen, afwerpen of plaatsen van het explosief. Tijdens het zogenaamde wapenen van een ontsteker worden alle explosieve en/of mechanische componenten in één lijn gebracht waardoor het explosief tot werking kan komen.
T&A Survey
Pagina 20 van 28
Het wapenen kan ook gebeuren doordat explosieven worden rondgeslingerd als gevolg van een explosie. De explosie kan het gevolg zijn van vernietigingswerkzaamheden of een ongecontroleerde explosie. Explosieven voorzien van gewapende ontstekers zijn over het algemeen gevaarlijker zijn dan explosieven waarvan de ontsteker niet gewapend is.
T&A Survey
Pagina 21 van 28
Bijlage 6
Wetgeving en subsidiemogelijkheden voor explosievenonderzoek
Wet- en regelgeving Bedrijven die Conventionele Explosieven opsporen dienen conform het Arbobesluit tot 1 juli 2012 in het bezit te zijn van een procescertificaat "Opsporen Conventionele Explosieven". Dit certificaat wordt uitgegeven op basis van de BeoordelingsRichtLijn "Opsporen Conventionele Explosieven" (BRL OCE) versie 2007-02 d.d. 8 februari 2007. Vanaf 1 juli 2012 dienen bedrijven die Conventionele Explosieven opsporen conform het Arbobesluit (artikel 4.10) in het bezit te zijn van een Systeemcertificaat "Opsporen Conventionele Explosieven". Dit certificaat wordt uitgegeven op basis van het WerkveldSpecifieke Certificatieschema "Opsporen Conventionele Explosieven" (CS-OCE), 2012, versie 1. Dit is vastgelegd en aangekondigd in het besluit van 5 maart 2012 zoals vermeld in staatsblad 108, jaargang 2012. Het toepassingsgebied van de CS-OCE is onderverdeeld in twee deelgebieden, te weten: • Deelgebied A: Opsporing (inclusief vooronderzoek, detectie en handmatige benadering) • Deelgebied B: Civieltechnisch opsporingsproces (civieltechnische assistentie bij benadering) De aanwezigheid van explosieven kan de Openbare Orde en Veiligheid in gevaar brengen. Op basis van de gemeentewet (artikel 160) is de burgemeester verantwoordelijk voor het handhaven van de Openbare Orde en Veiligheid en is deze bevoegd hier handelend op te treden. Subsidiemogelijkheden voor explosievenonderzoek Gemeentes kunnen vanuit het gemeentefonds een bijdrage voor het opsporen en ruimen van explosieven ontvangen. De wijze van bijdrage verschilt per gemeente. Gemeentes die een jaarlijkse vaste bijdrage ontvangen: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam Gemeentes die jaarlijks een biidrage ontvangen van € 2.000.- per nieuwbouwwoning: Aalburg, Amersfoort, Apeldoorn, Arnhem, Bloemendaal, Delfzijl, Deventer, Eindhoven, Enschede, Geertruidenberg, Groningen, Hengelo, Lansingerland, Lingewaard, Nederbetuwe, Nijmegen, Noordenveld, Overbetuwe, Pijnacker-Nootdorp, Rijssen, Rijswijk, Sluis, Tilburg, Twenterand, Venlo, Zandvoort, Zwolle Overige gemeentes: Deze gemeentes kunnen 70% van de gemaakte kosten vergoed krijgen middels het indienen van een gemeenteraadsbesluit bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, waarin blijkt dat opsporing uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is. Tevens dienen hierin de te verwachten uitgaven te worden vermeld. Over de exacte wijze van subsidieverstrekking verschijnen in het najaar van 2009 circulaires.
T&A Survey
Pagina 22 van 28
Bijlage 7
Procedure risicoanalyse
Doel De risicoanalyse van het vooronderzoek is een inventarisatie en evaluatie van de risico's voor het toekomstige gebruik van de grond en de vermoede ligging van Conventionele Explosieven (CE). De risicoanalyse dient als basis voor de eventueel uit te voeren opsporingswerkzaamheden van CE. De definitieve afbakening van het opsporingsgebied kan op basis van de risicoanalyse worden vastgelegd. De risico analyses detectie en benadering betreffen een inventarisatie van de risico's die zich tijdens detectie en benaderingswerkzaamheden kunnen voordoen voor medewerkers en omgeving. Op basis hiervan kunnen veiligheidsmaatregelen worden genomen om de risico's te verminderen. Risico analvse vooronderzoek De risico analyse vooronderzoek is gebaseerd op de kans op de aanwezigheid van explosieven in het onderzoeksgebied (K), de kans dat men in aanraking komt met aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of geplande werkzaamheden (blootstelling aan het risico) (B) en het effect van een eventueel ongeval (E). Aan de hand hiervan wordt een risicowaarde bepaald, die het advies voor eventuele vervolgstappen bepaalt (KxBxE). K-waa rde 10 6 3 1 0.5 0.2 0.1
Kans op aanwezigheid explosieven binnen het gebied Kan verwacht worden, biina zeker (80 - 100%) Goed mogeliik (20 - 80%) Ongewoon, maar mogeliik (10 - 20%) Onwaarschiinliik (5 - 10%) Denkbaar, maar zeer onwaarschiinliik (1 - 5%) Praktisch onmoqeliik (0.1 - 1 %) Bijna niet denkbaar (< 0.1 %)
B-waarde 10 6 3 2 1 0.5
Kans op contact met explosieven bij geplande toekomstige werkzaamheden en qebruik Voortdurend Regelmatig (daqeliiks) Af en toe (wekeliiks) Soms (maandeliiks) Zelden (enkele keren per iaar) Zeer zelden (< 1 maal per jaar)
E-waarde 100 40 15 7 3 1
Maximale grootte van de mogelijke (letsel-)schade bij ongeval Catastrofaal Ramp, verschillende doden Zeer ernstiq, een dode Aanzienliik, ernstiqe verwondinqen, permanente arbeidsonqeschiktheid Belanqriik, werkonderbrekinq, letsel met verzuim Betekenisvol, BHV kan nodiq ziin, letsel zonder verzuim of hinder
Risico waarde > 320 160 -320 70 -160 20 - 70 0< 20
T&A Survey
Risico niveau V IV III II I
Risico en Advies Zeer hooq risico, detectie onderzoek Hooq risico, detectie onderzoek Wezenliik risico, detectie onderzoek Moqèliik eniq risico, werkprotocol Zeer licht risico, qeen verdere actie noodzakeliik
Pagina 23 van 28
Bijlage 8
Indicatie
W S C S - O C E richtlijnen horizontale afbakening verdacht gebied
Details
Uitgangspunt
conclusie VerOnverdacht dacht
Uitgangspunten voor afbakening verdachte gebied
Oorlogsvoorbereidende handelingen Verdedigingswerk
Wapenopstelling
Geschutopstelling (statisch en mobiel) Munitieopslag in open veld
Loopgraaf
Groepering van wapenopstellingen en/of geschuts- x opstellingen, rondom afgezet met een versperring (bijvoorbeeld weerstandskern of steunpunt) Opstellingen van handwapen, machinegeweer of ander (semi)automatisch wapen, niet zijnde onderdeel van een verdedigingswerk Locatie van geschut, niet zijnde onderdeel van een verdedigingswerk Locatie van munitievoorraad in het open veld, niet zijnde binnen een verdedigingswerk Militaire loopgraaf
Het grondgebied binnen de grenzen yan het verdedigingswerk is verdacht. De grenzen worden bij voorkeur bepaald aan de hand van georefereerde luchtfoto's.
X
_ocatie van de wapenopstelling X
25 meter rondom hart van de geschutsopstelling, maar niet verder dan een eventueel aangrenzende watergang _ocatie van de veldopslaglocatie
X
X
X
Tankgracht of geul
Landmijnen verdacht gebied
Landmijnen verdacht gebied
Mijnenveld
Mijnenveld
T&A Survey
Een diepe (al dan niet droge) gracht of geul met steile wanden, aangebracht om pantservoertuigen tegen te houden Middels een aanwijzing, niet zijnde een mijnenlegrapport, op landmijnen verdacht verklaard gebied. In het verdachte gebied zijn bij de controle door de MMOD géén landmijnen aangetroffen Middels een aanwijzing, niet zijnde een mijnenlegrapport, op landmijnen verdacht verklaard gebied. In het verdachte gebied zijn bij de controle door de MMOD, of bij na-oorlogse activiteiten landmijnen Geregistreerd mijnenveld, waarvan mijnenlegrapport aanwezig is. Alle volgens het legrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Geregistreerd mijnenveld waarvan mijnenlegrapport aanwezig is. Niet alle volgens het mijnenlegrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Geen feitelijke onder-
X
Het gebied binnen de contouren van de loopgraaf is verdacht. De contouren van de loopgraaf worden Dij voorkeur bepaald aan de hand yan georefereerde luchtfoto's Niet verdacht, tenzij er aanwijzingen zijn dat er mogelijk munitie in gedumpt is
n.v.t.
X
De grenzen zoals aangegeven in het 'uimrapport
X
N.v.t. X
De grenzen zoals aangegeven in het nijnenlegrapport en/of ruimrapport X
Pagina 24 van 28
Indicatie
Mijnenveld
Versperringen
Infrastructuur zonder geschutsopstelling of munitievoorraad Schuilloopgraaf
Kampementen
Details
Uitgangspunt conclusie VerOnverdacht dacht
bouwing bekend waarom er landmijnen worden vermist. Mijnenlegrapport aanwezig. Niet alle volgens het legrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Feitelijke onderbouwing bekend waarom er landmijnen worden vermist Versperringen zoals strandversperringen en dra kentanden Militaire werken zoals woononderkomen of werken met een burgerdoel zoals schuilbunker Loopgraaf voor burgerbevolking om in te schuilen Grondgebied met onderkomens zoals tenten
Gat in grond met schuilfunctie, niet in gebruik genomen als schutte rsput VernielingslaLocatie van aangebrachte ding vernielingslading Militaire conflicten Artillerie-, Gebied dat is beschoten mortierof door mobiel of vast raketbeschieting geschut, mortieren of grondgebonden (meervoudig) raketwerpersysteem RaketbeschieGebied dat is getroffen ting inslagenpa- door een raketbeschietroon bekend ting met jachtbommenwerpers
N.v.t.
X
X
X
n.v.t.
X
Tenzij er indicaties zijn op CE vanwege de aanwezigheid van nnunitieopslag of nabij verdediging n de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen n.v.t.
X
X
_ocatie van de Vernielingslading
Situatie te bepalen X
X
Vliegtuigbom die niet in werking is getreden.
X
T&A Survey
Tenzij er indicaties zijn dat CE anderdeel uitmaken van de versperring Tenzij er indicaties zijn op CE vanwege de aanwezigheid van nabij verdediging in de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen
X
Mangat
Inslagpunt blindganger zijnde een vliegtuigbom
Uitgangspunten voor afbakening verdachte gebied
Op basis van een analyse van het nslagenpatroon wordt de maximale afstand tussen twee opeenvolgende nslagen binnen een inslagpatroon gepaald. Het verdachte gebied wordt afgebakend door deze afstand te projecteren op de buitenste nslagen van het inslagenpatroon. Dat is exclusief de eventuele norizontale verplaatsing van de buitenste blindganger binnen het nslagenpatroon. Te bepalen volgens rekenmethode waarin ten minste rekening wordt gehouden met de volgende barameters: de afwerphoogte, de afwerpsnelheid, het gewicht van de bom, de diameter van de bom en de weerstand van de bodem. Op basis van in ieder geval deze vijf barameters wordt berekend tot welke diepte CE theoretisch kunnen ndringen en hoever de maximale norizontale verplaatsing is
Pagina 25 van 28
Indicatie
Tapijtbombardement
Duikbombardement op zgn. 'Pin Point Target', inslagenpatroon onbe-kend
Details
Gebied dat is getroffen door een bombardement met middelzware en/of zware bommenwerpers, met als doel om schade aan te richten over een groot gebied
Gebied dat is getroffen door een bombardement met jachtbommenwerpers, met als doel om een vooraf bepaald specifiek object te treffen. DuikbombardeLineair gebied, nabij een ment op zgn. spoorlijn, dat is getroffen 'Line Target', door een bombardement inslagenpatroon met jachtbommenweronbe-kend pers, met als doel om de spoorlijn te treffen RaketbeschieGebied dat is getroffen ting op zgn. Pin door een raketbeschiePoint Target', ting x met jachtbominslagenpatroon menwerpers, met als onbekend doel om een vooraf bepaald specifiek object te treffen. RaketbeschieLineair gebied, nabij een ting op zgn. spoorlijn, dat is getroffen 'Line Target', door een raketbeschieinslagenpatroon ting met jachtbommenonbekend werpers, met als doel om de spoorlijn of treinstel op deze spoorlijn te treffen Crashlocatie Aanwezigheid van CE vliegtuig vanwege de crash Krater van Gebied waarin zich de gedetoneerde krater van de detonatie incidentele van een incidentele luchtafweergraluchtafweergranaat naat bevindt Inslagpunt van Gebied dat is getroffen een V - l wapen door de inslag van een V 1 wapen Krater van een Gebied waarin zich de (gedeelte lijk) krater van de detonatie gedetoneerd V - van een V-l wapen 1 wapen bevindt Krater van een Gebied waarin zich de (gedeelte lijk) krater van de detonatie gedeto-neerd V - van een V-l wapen 2 wapen bevindt Bewuste dumping van munitie Dumplocatie Dumplocatie van CE van munitie en/of en/of toebeho- toebehoren in landbodem ren of op waterbodem.
Uitgangspunt conclusie VerOnverdacht dacht
Uitgangspunten voor afbakening verdachte gebied
Op basis van een analyse van het nslagenpatroonl wordt de maximale afstand tussen twee apeenvolgende inslagen binnen een nslagpatroon bepaald. Het verdachte gebied wordt afgebakend door deze afstand te projecteren op de buitenste inslagen van het nslagenpatroon. Dat is exclusief de eventuele horizontale verplaatsing van de buitenste blindganger binnen het inslagenpatroon
X
Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 181 meter gemeten vanuit het hart van het doel
X
Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 91 meter gemeten vanuit het hart van de spoorlijn
X
Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 108 meter gemeten vanuit het hart van het doel
X
Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 80 meter gemeten vanuit het hart van de spoorlijn
X
Situationeel te bepalen
X
X
X
X
Tenzij er indicaties zijn dat het geen ncidentele luchtafweergranaat betreft.
15 meter rondom een inslagpunt vanwege de mogelijke horizontale verplaatsing onder de grond 50 meter rondom een inslagpunt vanwege de mogelijke aanwezigheid van explosieve componenten. Situationeel te bepalen
X
X
_ocatie van de dump en afbakening verder situationeel te bepalen, bijvoorbeeld dumping in stilstaand of stromend water
Locaties waar vernietiging van explosieven heeft plaatsgevonden
T&A Survey
Pagina 26 van 28
Indicatie
Details
Uitgangspunt conclusie Verdacht
Ongecontroleerde (massa)explosie
Vernietigingslocatie voor CE
(Sympatische) detonatie van een explosieven voorraad zoals ontploffing munitieopslag of munitietrein Eén of meerdere springputten
T&A Survey
Locatie van in werking gestelde vernielingslading, waarbij de mogelijkheid bestaat op het aantreffen van niet (geheel) gedetoneerde springlading(en).
Onverdacht Situationeel te bepalen
X
X
Vernielingslading (in werking gesteld)
Uitgangspunten voor afbakening verdachte gebied
De contour(en) van de springbut(ten) en afbakening verder situationeel te bepalen, bijvoorbeeld gelet op de afstand van eventuele uitgeworpen CE buiten deze :ontour(en). _ocatie waar de vernielingslading in werking is gesteld en afbakening verder situationeel te bepalen.
X
Pagina 27 van 28
Bijlage 9
Distributielijst
Het definitieve rapport wordt verzonden a a n : • Opdrachtgever
T&A Survey
Pagina 28 van 28