Rapport Vragenlijstonderzoek Business Classes Exgedetineerden
28 april 2010 Dr. S. E. van IJssel Zingeving & Professie in samenwerking met Drs. A. van Elteren Bureau AVE Base
[Business Class Ex-gedetineerden]
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
2
Inleiding
3 4 5
Verantwoording onderzoeksmethode Inleiding inhoudelijke onderzoeksaanpak Deel I: Algemene (criminogene) gegevens 1 Gender 2 Leeftijd 3 Burgerlijke staat 4 Woonsituatie 5 Afkomst 6 Opleiding 7 Inkomen en omgaan met geld 8 Delict en straf 9 Verslaving en middelengebruik 10 Invloed belangrijke gebeurtenis 11 Samenvatting deel I
6 6 6 7 8 8 9 10 12 15 17 18
Deel II: Sociale relaties, overtuigingen en houding 1 Criminogene factor sociale relaties 2 Criminogene factor denkpatronen, vaardigheden en gedrag 3 Criminogene factor houding 4 Relatie met Normatieve Leefstijlbegeleiding 5 Wijze van onderzoek 6 Uitkomsten van de 0-meting voorafgaande aan het onderzoek 7 Verschillen tussen ‘voor’ en ‘na’ het BCe-programma 8 Samenvatting deel II
20 20 20 21 21 21 23 25 26
Deel III: BCe-programma evaluatie 1 Aantal respondenten 2 Werk en zelfstandig ondernemerschap 3 Waardering BCe-project 4 Waardering Normatieve Leefstijlbegeleiding 5 Facultatieve laatste opmerkingen over project 6 Samenvatting deel III
27 27 27 28 30 31 31
Deel IV: Vergelijking andere projecten en recidive onderzoeken 1 Resultaten van het BCe-project 2 Vergelijking met onderzoek naar recidive en andere recidive-preventieprojecten
32 32
Bronnen Lijst van geraadpleegde literatuur Lijst van geraadpleegde websites
36 36 37
Profiel/processchets van respondenten Vragenlijst 0-meting Vragenlijst 1-meting
38 48 54
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
34
2
[Business Class Ex-gedetineerden]
Inleiding Jaarlijks worden ruim 34.000 gedetineerden ontslagen uit detentie. Vanaf 1995 wordt in Nederland bijgehouden hoe vaak veroordeelden die gedetineerd zijn geweest opnieuw een misdrijf plegen waarvoor ze opnieuw in de gevangenis belanden. Het herhalen van het plegen van strafbare feiten wordt recidive genoemd. De recidivecijfers in Nederland zijn hoog. Uit een onderzoek uit 2006 van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum - het wetenschappelijk bureau van het ministerie van Justitie) blijkt dat zo’n 75 procent van alle volwassenen die een vrijheidsstraf hebben ondergaan in herhaling vallen. Van de jongeren (jonger dan 18 jaar) ligt het cijfer zelfs, 7 jaar na verblijf in een justitiële jeugdinrichting, rond de 80 procent [DJI jaarbericht 2006: 54]. Op allerlei plaatsen in Nederland en door allerlei mensen, groepen en organisaties, buigt men zich over de vraag hoe dit hoge percentage recidive succesvol terug te dringen. Kennelijk is de afschrikkende werking van veroordeling, boete en/of detentie niet voldoende. Zo zijn er in de loop der jaren allerlei – succesvolle en minder succesvolle – initiatieven ontwikkeld in het kader van recidive-preventie of recidive-reductie. De lat blijkt daarbij voor leken nogal laag te liggen. Een initiatief wordt al als succesvol bestempeld als er voor 10% recidivevermindering te meten valt. Daaruit blijkt hoe moeilijk het is om daders middels een interventie af te houden van het plegen van verder misdrijf. Een goed beeld hiervan geeft het uiterst gedetailleerd onderzoek van de DSP-groep in 2008 naar 6 verschillende Amsterdamse jeugdinterventies. Hieruit blijkt dat de werkzaamheid van de aangeboden trajecten vrij laag ligt. 55,3% van alle deelnemers recidiveert niet; 20,4% binnen een half jaar en 11% binnen een jaar. Bij elkaar gaat het dan om 31,4%, bijna een derde van alle deelnemers, die binnen het tijdsbestek van een jaar recidiveren [Nauta, 2008]. Het project Business Class ex-gedetineerden (BCe) is een project wat ex-gedetineerden via onder andere begeleiding tot zelfstandig ondernemer wil motiveren niet opnieuw in crimineel gedrag te vervallen. Het BCe-project, van de Stichting Swat4all1, heeft zijn wortels in het beroepsperspectief en de beroepservaring van de geestelijke verzorging. De Stichting Swat4all is tevens de opdrachtgever van dit vragenlijstonderzoek. In de BCe wordt een verbinding gemaakt tussen zinvolle tijdsbesteding (werk) aan de ene kant en het versterken van normatieve competentie (zingeving, ethische reflectie, empowerment, morele herbronning) aan de andere kant. Dit versterken van de normatieve competentie vindt plaats middels een onderdeel van het project dat de Normatieve leefstijlbegeleiding (NLb) wordt genoemd. Deze begeleiding baseert zich op de Normatieve leefstijlreflectiemethode.2 Voor mensen met een detentieverleden is het vaak lastig om mee te doen op de arbeidsmarkt omdat ze onder andere als risicofactor worden beschouwd. Werk is echter een van de belangrijkste voorwaarden voor ex-gedetineerden om maatschappelijk te kunnen functioneren en niet terug te vallen in het plegen van strafbare feiten. Uit onderzoek blijkt dat werk een duidelijke vermindering van recidive tot gevolg heeft. In sommige penitentiaire inrichtingen worden cursussen ondernemersvaardigheden gegeven die vaak erg populair zijn. Maar van (normatieve) ondersteuning in de tijd na detentie is vaak nog geen sprake [Tijmes, 2008: 6]. Uit de praktijk van justitieel geestelijk raadswerk blijkt dat (ex-)gedetineerden aangeven door tegenslagen vaak niet meer de motivatie op te kunnen brengen om maatschappelijk verantwoorde doelen en idealen na te streven of waar te maken. Veel voorkomende zaken zijn: innerlijke verdeeldheid, twijfel, oppervlakkigheid, cynisme en/of de confrontatie met existentiële 1
Stichting Swat4all is een initiatief van dhr. J.H. Tijmes, zelfstandig ondernemer en ervaren humanistisch geestelijk verzorger bij Justitie. 2 Ontwikkeld door dhr. J. H. Tijmes van 2003 tot 2007.
3
[Business Class Ex-gedetineerden] eenzaamheid. In de dieptestructuur van deze vraag klinkt een verlangen door naar een zingevend fundament als basis voor normativiteit om een antwoord te vinden op vragen zoals: hoe moet ik leven? Waarop baseer ik mijn keuzes? Wat maakt mij gelukkig? Wat maakt mijn leven zinvol [ibidem]? Met het combineren van werk en normatieve competentie heeft Swat4all een project van 9 maanden ontwikkeld onder de naam Business Class ex-gedetineerden. In deze maanden wordt twee dagdelen per week gewerkt aan het ontwikkelen van vaardigheden en kennis met betrekking tot het ondernemerschap en één dagdeel per week aan normatieve competentie via een programma wat Normatieve Leefstijlbegeleiding is genoemd. Verantwoording onderzoeksmethode Aan het praktijkcentrum Zingeving & Professie van de Universiteit voor Humanistiek is gevraagd om twee pilots van het BCe-project – in Nijmegen en in Tilburg/Midden Brabant – te evalueren op onder andere de gehanteerde Normatieve leefstijlbegeleiding.3 Buiten naar recidive-cijfers is er in dit onderzoek ook gekeken naar het profiel van criminogene factoren bij de onderzochte groep respondenten en naar ontwikkelingen op het gebied van normatieve competentie. Er zijn twee meetmomenten geweest in dit onderzoek. De 0-meting heeft plaatsgevonden aan het begin van het project en de 1-meting aan het einde, zo’n negen maanden later.4 Om verschillende redenen is gekozen voor een kwantitatief onderzoek door middel van een vragenlijst die door de deelnemers zelf is ingevuld. Bij het invullen is een onderzoeker aanwezig geweest om als deskundige en niet-belanghebbende partij vragen over onduidelijkheden in de lijst te kunnen beantwoorden. De begeleiders van BCe waren doorgaans ook aanwezig bij het invullen van de vragenlijsten. Een aantal vragenlijsten is zonder aanwezigheid van de onderzoeker ingevuld op een alternatief tijdstip, hetzij in aanwezigheid van een BCe-begeleider, hetzij helemaal alleen door de respondent.5 Respondentaantallen Van de eerste pilot (Nijmegen) hebben 14 deelnemers de 0-meting ingevuld. 10 van hen hebben ook de eindmeting ingevuld. Van de tweede pilot (Tilburg/Midden Brabant) hebben 9 deelnemers de 0meting en 5 van hen ook de 1-meting ingevuld.
Pilot 1 Pilot 2 Totaal
Nulmeting Eindmeting 14 10 9 5 23 15
NB: Van de groep van 14 in Nijmegen blijken bij nader inzien slechts 12 werkelijk met het programma te zijn gestart. De twee voortijdige afvallers hebben wij bij de weergave van de resultaten van de 0meting helaas vanwege de anonimisering van onze gegevens niet weg kunnen halen. 3
Dit onderzoek is door twee verschillende onderzoekers gedaan. De vragenlijsten, de eindrapportage en het vergelijkend recidive-onderzoek zijn van de hand van Dr. S. E. van IJssel; de analyse van de onderzoeksresultaten is gedaan door Drs. A. van Elteren. 4 De meetmomenten hebben plaatsgevonden in september 2008 en augustus 2009 voor het project in Nijmegen en in april 2009 en december 2009 voor het project in Tilburg/Midden Brabant. 5
De gehanteerde werkwijze heeft geresulteerd in vragenlijsten die vaak wat slordig en onvolledig in zijn gevuld. Ook is bij sommige resultaten de vraag ontstaan of de gestelde vragen wel goed begrepen zijn en zo zijn beantwoord zoals de respondent werkelijk bedoeld heeft (zie ook voetnoot 11). Beter had voor deze doelgroep gekozen kunnen worden voor een persoonlijk afnemen van de vragenlijst (dan waren de antwoorden betrouwbaarder geweest) of voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Dit was gezien het beperkte onderzoeksbudget van Swat4all echter niet realiseerbaar.
4
[Business Class Ex-gedetineerden]
Validiteit uitkomsten Het relatief kleine aantal respondenten maakt dat de uitkomsten van deze enquête geen statistisch generaliseerbaarheid hebben. Daarnaast is gewerkt met een niet gevalideerde vragenlijst. De resultaten uit dit onderzoek moeten daarom veeleer als indicatief richtinggevend bezien worden, zoals ook passend bij het experimentele karakter van de onderzochte pilots. Inleiding inhoudelijke onderzoeksaanpak In het samenstellen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van inzichten uit ander onderzoek op het gebied van criminologie en recidive(preventie). Hieronder een korte uitleg van de meest gebruikte termen en theorieën. Criminogene factoren Het ministerie van Justitie gaat uit van twaalf criminogene factoren die de kans op recidive vergroten. Die criminogene factoren zijn kenmerken of omstandigheden die kunnen bijdragen aan het plegen van delicten. Het zijn als het ware risicofactoren die herhaling van delictgedrag meer waarschijnlijk maken. De twaalf factoren zijn: (1) Delictgeschiedenis; (2) Huidig delict en delictpatroon; (3) Huisvesting en wonen; (4) Opleiding, werk en leren; (5) Inkomen en omgaan met geld; (6) Relaties met partner, gezin en familie; (7) Relaties met vrienden en kennissen en vrijetijdsbesteding (8) Druggebruik; (9) Alcoholgebruik; (10) Emotioneel welzijn/geestelijke gezondheid; (11) Denkpatronen, gedrag en vaardigheden; en (12) Houding. Samen geven deze factoren aan hoe hoog het risico op recidive bij een individu of een groep personen is. In de vragen en items uit onze vragenlijst zijn de meeste van deze criminogene factoren terug te vinden. In onze rapportage van de analyse leggen wij hier expliciete verbanden mee, net als met de resultaten uit andere onderzoeken. Verschillende soorten criminogene factoren Er zijn statische criminogene factoren en dynamische criminogene factoren. De statische factoren zijn dingen die niet veranderbaar of te verbeteren zijn, zoals gender, gezinsgeschiedenis, ingrijpende levensgebeurtenissen of de reeks gepleegde delicten. Dynamische factoren zijn wel veranderbaar zoals huisvesting en wonen, opleiding, gedrag en financiële schulden. In de rapportage van de onderzoeksresultaten kijken wij in het bijzonder naar de dynamische factoren en de wijze waarop het BCe-project juist op die factoren gericht is. Verschillende soorten recidive Binnen de WODC-Recidivemonitor worden verschillende vormen van recidive onderscheiden. Dat loopt van algemene recidive tot zeer ernstige recidive of specifieke recidive. Algemene recidive: alle nieuwe strafzaken naar aanleiding van een misdrijf, ongeacht de aard en ernst van de gepleegde delicten, behalve de zaken die eindigen in vrijspraak, een technisch sepot of een andere technische uitspraak (= een ‘geldig justitiecontact’). Ernstige recidive: nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. een misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 4 jaar of meer (delicten met een lagere strafdreiging maar waarvoor wel voorlopige hechtenis kan worden opgelegd, vallen ook in deze categorie). Zeer ernstige recidive: nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. een misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 8 jaar of meer. Speciale recidive: nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. hetzelfde type misdrijf als in de uitgangszaak. Specifieke recidive: nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. overtreding van hetzelfde wetsartikel als in de uitgangszaak [Wartna, et.al. 2004: 5]. In onze rapportage gaan wij van bovenstaande definities van recidive uit.
5
[Business Class Ex-gedetineerden]
DEEL I: Algemene (criminogene) gegevens Het eerste gedeelte van onze weergave van de onderzoeksgegevens gaat in op een aantal persoonlijke gegevens van de respondenten die met name uit de 0-meting in het onderzoek naar voren zijn gekomen (tenzij anders vermeld). Bij elke factor wordt ook melding gemaakt van de link met recidive. Op deze wijze wordt duidelijk met welke groep ex-delinquenten het BCe-project van start is gegaan, waar hun sterke en waar hun kwetsbare kanten liggen. 1. Gender Uit cijfers rondom recidive blijkt dat mannen een veel groter risico tot continuatie van crimineel gedrag vertonen dan vrouwen. De deelnemers van dit onderzoek zijn allemaal mannelijk. 2. Leeftijd In Nederland heeft criminaliteit de grootste kans plaats te vinden tussen het twaalfde en dertigste levensjaar, met rond de zeventien jaar een piek. Uit onderzoek is gebleken dat de meeste daders na de adolescentie stoppen met het plegen van criminaliteit. Van de groep die doorzet blijkt echter ook dat hoe ouder zij worden, hoe kleiner de kans op recidive wordt. De ontwikkelings- en levensloopcriminologie laat bij alle daders vroeg of laat een ontwikkelingspad zien van afnemende criminaliteit. Daders raken, naarmate ze ouder worden, meer moe van het gedetineerd zijn en het leven dat een criminele carrière met zich meebrengt. Daarmee is criminaliteit geen chronisch verschijnsel in het leven van daders en is het afbouwen en uiteindelijk stoppen met criminaliteit de norm voor de meeste daders [Nelissen, 2008: 78]. Zo kan worden gesteld dat de kans op recidive minder groot wordt naarmate de dader ouder is. Na het veertigste levensjaar begint de recidivekans voor ex-gedetineerden af te nemen en voor na de vijftig is stoppen meer regel dan uitzondering [Jongejan, 2007: 10; Wartna, 2005]. Daarnaast kan op empirische bronnen bovendien een groep daders worden onderscheiden die hun criminele carrière afbouwen tussen het vijfentwintigste en dertigste levensjaar [Nelissen, 2008: 78-79]. In dit onderzoek was de gemiddelde leeftijd 35,4 jaar in de nulmeting. In de eindmeting was de gemiddelde leeftijd 35,1 jaar. Bijna een derde (32%) van de respondenten is boven de 40 jaar en via statistieken vanzelfsprekend geneigd tot stoppen. 23% zit in de fase van 25-30. Bij elkaar bevindt meer dan de helft (57%) van deze groep respondenten zich qua leeftijd in een bekende stopfase.
6
[Business Class Ex-gedetineerden]
Leeftijd 20-25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50
% 9% 23% 14% 23% 18% 14%
n 2 5 3 5 4 3
3. Burgerlijke staat De ontwikkelings- en levensloopcriminologie toont een samenhang tussen een proces van stoppen met criminaliteit en bepaalde factoren en gebeurtenissen in het leven van daders. Het vinden van een levenspartner, het krijgen van/zorgen voor kinderen en het ervaren van een stabiele, prettige woonsituatie zijn daarin recidive verminderende factoren [Nelissen, 2008:78]. 96 % van de respondenten heeft geantwoord op de vraag naar de status van hun burgerlijke staat.
ik ben getrouwd ik ben gescheiden ik ben weduwe/weduwnaar ik ben nooit getrouwd
% 9% 5% 0% 86%
n 2 1 0 19
Het grootste gedeelte van de respondenten heeft aangegeven niet getrouwd te zijn. Daaruit kan echter niet worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een levenspartner. Uit andere vragen die we stelden kunnen wij afleiden dat bijna een derde van de respondenten samenwoont met een partner en/of kind. In dat geval kan ook worden gesproken van een vaste levenspartner. Toch lijkt het merendeel van de respondenten wel zonder vaste partner of kinderen in het leven te staan. % 48% 30% 4% 4% 13%
zelfstandig en alleen zelfstandig met partner en/of kinderen bij ouders/een ouder bij vrienden/familie geen vaste woonruimte
Daarnaast geeft iets meer dan een kwart aan zorg te dragen voor een familielid en/of kind. Draagt u de zorg voor een familielid/leden en/of kind(eren)?
ja nee
% 27% 73%
n 6 16
Het gehele beeld van de leefsituatie van deze groep respondenten is toch voor de meerderheid ongebonden en zonder zorgverplichting.
7
[Business Class Ex-gedetineerden] 4. Woonsituatie Zoals hierboven al naar voren kwam is het hebben van een stabiele, tot tevredenheid stemmende woonsituatie een factor in afname van recidive. De kans is groot dat iemand terugvalt in delictgedrag wanneer hij geen vaste woonruimte heeft, vaak van woonomgeving wisselt of in een omgeving woont die voor hem aanleiding geeft voor crimineel gedrag. Gebrekkige huisvesting is ook vaak een indicator voor sociale uitsluiting of isolement wat recidive weer verder in de hand werkt. Onderstaande tabel laat zien dat iets meer dan de helft van de respondenten uit dit onderzoek aangeeft een goede woonsituatie te hebben; tegenover iets minder dan de helft die de woonsituatie als niet-stabiel of tot tevredenheid stemmend ervaart. 6 van de 22 respondenten geven zelfs aan geen vaste woonruimte te hebben (zie tabel hierboven).
Bent u tevreden met uw huidige woonsituatie? Beschouwt u uw huidige woonsituatie als stabiel?
ja 61% 57%
nee 39% 43%
5. Afkomst In twee WODC onderzoeken van de afgelopen tien jaar, komt een vrij sterk verband naar voren tussen etniciteit en recidive. Bij de volwassenen zijn de recidivepercentages het hoogst onder daders die zijn geboren op de Nederlandse Antillen of Aruba; 70% van hen heeft binnen zeven jaar een nieuw justitiecontact. Zij worden gevolgd door daders die geboren zijn in Marokko (60%), Suriname (58%), Turkije (50%), Nederland (45%), overig elders (40%) en overig Europa (25%). [WODC, 2010:31] De respondenten uit onderhavig onderzoek zijn veelal in Nederland geboren en voor meer dan de helft afstammend van ouders die in Nederland zijn geboren. Aan het project hebben geen deelnemers van Marokkaanse of Surinaamse afkomst meegedaan. Qua etniciteit valt de onderzochte populatie van dit onderzoek niet in bijzondere mate binnen de risicogroepen.
8
[Business Class Ex-gedetineerden]
Nederland Nederlandse Antillen & Aruba Suriname Turkije Marokko Overig, Europa Overig, buiten Europa
Respondenten % n 70% 16 4% 1 0% 0 13% 3 0% 0 4% 1 9% 2
Ouders % 54% 7% 0% 13% 0% 9% 17%
n 25 3 0 6 0 4 8
6. Opleiding Onderzoek naar criminele carrières van vooral jongeren laat zien dat schoolproblemen een voorspeller zijn van later crimineel gedrag. Dan gaat het om spijbelgedrag tot een geschiedenis op het gebied van speciaal onderwijs. Goed functioneren op het gebied van opleiding voorkomt recidive [Adviesbureau Van Montfoort, 2005: 102]. Daarnaast is er een relatie tussen opleiding, werkeloosheid en recidive. Hoe hoger iemands opleiding, hoe meer iemand is bevestigd in zijn gevoel van zelf vorm kunnen geven aan het eigen leven. Dit alles is weer gerelateerd aan de hoeveelheid kansen die iemand heeft op de arbeidsmarkt of de innerlijke kracht en weerbaarheid om die kansen te creëren. Werkeloosheid, het gebrek aan zelf vorm kunnen geven aan het leven, evenals het geen uitzicht hebben op een zinvolle arbeidstoekomst zijn notoire criminogene factoren.
De respondenten uit dit onderzoek zijn in dit opzicht slecht vergelijkbaar met jongeren bij wie deze criminogene factor nog te beïnvloeden is door een interventie. Toch is het ook voor deze groep oudere daders interessant om te zien hoe hun schoolverleden eruit ziet. 87% van de respondenten heeft geantwoord op de vraag naar hun hoogst genoten opleiding die is afgesloten met een diploma. Er is sprake van een veelal lage scholing. De respondenten uit dit onderzoek hebben niet binnen de hoogste regionen van onderwijs een opleiding afgerond. In de categorieën “Havo, mms”, “HBS, Atheneum, Gymnasium”, “Hoger beroepsonderwijs (HTS, HEAO, etc.)” en “Universitaire studie” bleken geen respondenten te vallen. Bijna een derde van de respondenten heeft slechts basisonderwijs doorlopen of komt uit het speciaal onderwijs. Dit kan wijzen op leerproblemen en een extra handicap met betrekking tot arbeid en inkomen.
9
[Business Class Ex-gedetineerden]
7. Inkomen en omgaan met geld Onderzoek laat zien dat een slechte financiële situatie vaak aanleiding vormt tot het herhalen van delictgedrag, met name in geval van vermogensdelicten. Financiële druk vergroot daarnaast het risico op huiselijk geweld en kan op de lange termijn leiden tot zelfverwondend gedrag en (poging) tot zelfmoord [Adviesbureau Van Montfoort, 2005: 103]. Het is daarom in onderzoeken naar recidive altijd van belang om te kijken naar de situatie op financieel gebied. Is er voldoende geld om de levensstijl die iemand erop na wil houden te bekostigen? Kan iemand omgaan met het geld dat hij heeft? De respondenten is bij de nulmeting gevraagd hoe hoog hun totale netto inkomen per maand is. Iedereen heeft daarop geantwoord.
61% van de respondenten heeft bij de nulmeting een netto inkomen per maand dat ligt tussen de 450 en 900 Euro, van 39% ligt dat inkomen tussen de 900 en 1350 Euro. Voorwaarde om te kunnen deelnemen aan het BCe-project is dat de gedetineerde die na vrijlating geen inkomsten uit arbeid heeft, met behoud van uitkering (bijstand of UWV) kan deelnemen. Uit de tabel hierboven blijkt dat de groep die bijstand ontvangt (afhankelijk van gemeente tussen de netto 630 en 800 euro) groter is dan de groep die een uitkering vanwege voorheen gedaan werk ontvangt. Voorts is de respondenten ook gevraagd of ze van mening waren dat ze met deze uitkering genoeg financiële middelen hebben om tevreden van te kunnen leven. Voor bijna alle respondenten was de financiële situatie bij aanvang van het BCe-project te weinig tot veel te weinig om van rond te komen.
ja, dat is voldoende voor mij ja, het is krap maar ik kan er van rondkomen nee, het is eigenlijk net iets te weinig nee, het is veel te weinig
% 0% 4% 35% 61%
n 0 1 8 14
10
[Business Class Ex-gedetineerden] Via een open vraag hebben wij geïnformeerd naar eventuele schulden. Die bleken er volop te zijn. Bijna drie kwart van de respondenten geeft aan wel schulden te hebben, waarvan een kwart boven de 10.000 euro. Heeft u op dit moment schulden?
Geen schulden Bijna opgelost Wel schulden
% 22% 4% 74%
Hoe hoog is uw schuld?
< 2.500 2.500–10.000 10.000–20.000 > 20.000 Geen idee hoeveel het allemaal bij elkaar is
% 18% 24% 12% 12% 34%
Toch vindt de meerderheid dat ze goed met geld om kan gaan. Op de vraag Vindt u van uzelf dat u goed met geld om kunt gaan? Dit betekent dat u uw uitgaven goed af kunt stemmen op uw inkomsten (dus dat u niet meer geld uitgeeft dan dat u heeft) antwoordt 65% (n=15) ja en 35% (n=8 6) nee. Van die 15 hebben er 10 (66,6%) echter wel schulden. Dat geeft de indruk dat een groot deel van de respondenten geen erg realistische kijk heeft op zijn eigen vermogens ten aanzien van het omgaan met geld. Ik kan goed met geld omgaan Geen schuld < 2.500 2.500–10.000 10.000–20.000 > 20.000 Ja, maar geen idee hoeveel
Ik kan niet goed met geld omgaan 5 3 1 2 4
Bijna opgelost < 2.500 2.500–10.000 10.000–20.000 > 20.000 Ja, maar geen idee hoeveel
1 3 2 2
Om te zien of de respondenten na het beëindigen van het BCe-traject een realistische visie op inkomen en geld via het werk als zelfstandig ondernemer hadden gekregen hebben wij in de 1meting een nieuwe vraag over inkomen gesteld. Wat is het netto bedrag per maand wat voor u genoeg is als u dat kunt verdienen door als zelfstandig ondernemer aan het werk te gaan / in een reguliere betaalde baan?
6
Eén deelnemer gaf aan onder budgetbeheer te staan en is gerekend bij de groep die niet met geld zegt om te kunnen gaan.
11
[Business Class Ex-gedetineerden] In onderstaande grafiek is dat afgezet tegen hun werkelijke netto inkomen zoals gevraagd bij de nulmeting.
Met 21% respondenten die verwachten meer dan 1800 euro netto per maand nodig te hebben en 21% die denkt meer dan 1350 euro te gaan verdienen ontstaat het beeld dat een deel van de respondenten ook geen al te reële visie heeft op (zeker de beginnende fase van) ondernemerschapsinkomen; zij schatten hun eigen financiële behoeften erg veel hoger in dan redelijk is om te verwachten. 8. Delict en straf Diverse onderzoeken tonen aan dat daders van ernstiger delicten vaker recidiveren als hun criminele carrière langer duurt en meer delicten omvat. Onder ernstiger delicten vallen in deze onderzoeken in ieder geval de geweldsdelicten tegen personen. Recent onderzoek van het WODC laat een sterk verband zien tussen het type delict en het risico van recidive. De kans op algemene recidive blijkt bij volwassen daders het grootst na een vermogensdelict met geweld. Dit wordt gevolgd door vermogensdelicten zonder geweld en agressie. Bij zeden-, verkeers- of opiumwetdelicten ligt de recidive gemiddeld het laagst. De speciale recidive is het hoogst onder volwassen plegers van vermogensdelicten zonder geweld, daders van agressiedelicten en verkeersdelinquenten [WODC, 2010: 33]. Het blijkt ook dat betrokkenheid bij verschillende vormen van misdaad een verhoogd risico op toekomstig (ernstig) delictgedrag met zich meebrengt. En ook de hoeveelheid justitiële contacten telt mee in het voorspellen van recidive. Van alle volwassenen met vijf tot tien eerdere strafzaken heeft meer dan 70% binnen zeven jaar een nieuwe zaak. Van alle volwassenen die al meer dan tien keer werden vervolgd, zie we op termijn bijna 90% bij Justitie terug [WODC, 2010: 34-36]. Daarnaast is er ook een relatie tussen recidive en de verblijfsduur in een justitiële inrichting. De kans op recidive na een verblijf tot zes maanden is net iets hoger dan de kans op recidive na een verblijf van zes tot twaalf maanden7. De kans op nieuwe justitiecontacten is duidelijk lager wanneer het verblijf langer dan een jaar heeft geduurd [Jongejan, 2007: 11; Wartna, 2005]. Gebaseerd op de officieel geregistreerde criminele carrières van alle volwassen personen veroordeeld in 1997 laat onderzoek bovendien zien dat daders significant minder recidiveren na een werkstraf dan na een gevangenisstraf (op basis van een vergelijkbaar delict) [Wermink et.al. 2009: 224]. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de afschrikwekkende werking van de gevangenisstraf niet opweegt tegen 7
Dit heeft te maken met het feit dat gedetineerden die kort in een inrichting verblijven vaak veelplegers zijn en dat zijn daders met een hoog recidiverisico.
12
[Business Class Ex-gedetineerden] de werking van de gevangenis als ‘school voor criminaliteit’, het sociale isolement en de (sociale) stigmatisering die een gevangenisverblijf met zich meebrengen [ibidem: 213] . Als eerste hebben wij de respondenten gevraagd hoe lang zij in detentie verbleven. Meer dan de helft is meer dan een jaar gedetineerd geweest8. Dat betekent dat zij met veel van de nadelige effecten van het gedetineerd zijn in aanraking zijn gekomen.
Vervolgens hebben wij de respondenten gevraagd naar de hoeveelheid veroordelingen en de aard van hun delict(en).
8
Omdat wij aan onze respondenten de totale duur van hun detentie hebben gevraagd en dus niets weten over de gemiddelde tijd van hun verblijf kunnen wij de bovenstaande tabel niet goed interpreteren in het licht van de recidivecijfers. Daarnaast hebben wij in onze vragenlijst geen vraag opgenomen over de leeftijd waarop het eerste delict werd gepleegd. Personen die hun eerste delict op jonge leeftijd pleegden hebben een aanzienlijk grotere kans op een aanhoudende delictcarrière. Zij lijken vaker en met meer delicten te recidiveren dan degenen die pas op latere leeftijd met justitie in aanraking komen, zij lijken voorts een kleinere kans te hebben met hun criminele gedrag te stoppen [Jongejan, 2007: 11; Blokland en Nieuwbeerta, 2004].
13
[Business Class Ex-gedetineerden]
taakstraf 1 keer 2 keer 3 of 4 keer tussen de 5 of 10 keer 11 keer of meer
vermogensdelict zonder geweld vermogensdelict met geweld agressie delict zedendelict drugsdelict verkeersmisdrijf overige delicten (o.a. vuurwapenwet)
% 4% 22% 9% 30% 30% 4%
% 19% 6% 19% 0% 23% 13% 21%
n 1 5 2 7 7 1
n 9 3 9 0 11 6 10
Bijna drie kwart (73%) van de respondenten is recidivist. Ruim een derde van de respondenten is vijf of meer keren veroordeeld. Toch hebben we hier niet te maken met een groep veelplegers.9 Slechts enkele respondenten dreigen die kant op te gaan. Om beter zicht te krijgen op de recidive-gevoeligheid van de respondenten die al eerder zijn gerecidiveerd, is in onderstaande tabel nog eens beter gekeken naar de relatie tussen het aantal veroordelingen, de diversiteit van de delicten en de aard van de delicten. De percentages geven aan hoeveel kans er is dat deze persoon binnen een jaar recidiveert (gemeten op basis van het aantal
9
Bij het onderscheiden van veelplegers van andere daders zijn wij uitgegaan van het al dan niet gekregen hebben van een ‘plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders’, ook wel bekend als de ISD-maatregel. Met de ISD-maatregel kunnen actieve, meerderjarige veelplegers voor maximaal 2 jaar worden vastgehouden. Geen van de deelnemers aan het BCeproject had een ISD maatregel gekregen.
14
[Business Class Ex-gedetineerden] veroordelingen). De sterretjes geven de kans op speciale recidive aan op basis van de aard en diversiteit van de delicten. 2 keer veroordeeld 16%
3 of 4 keer veroordeeld 25% C* E*
B+E
C+E E+G A+G F+G
1 delict
2 verschillende delicten
3 verschillende delicten 4 verschillende delicten 5 verschillende delicten 6 verschillende delicten 7 verschillende delicten
Tussen de 5 en 10 keer veroordeeld 30% A** C** C** B+G
11 keer of meer veroordeeld 55%
A+F+G A+C+G C+E+F+G*
A+E+F+G A+C+E+F+G*
A+B+C+E+F+G**
A: vermogensdelict zonder geweld; B: vermogensdelict met geweld; C: agressiedelict; D: zedendelict; E: drugsdelict; F: verkeersmisdrijf; G: overige delicten (waaronder overtreding van de vuurwapenwet) Uit bovenstaand schema blijkt dat van de 73% recidivisten die aan dit onderzoek meedoen drie tot vijf vallen binnen de categorie van daders die een grote kans loopt op speciale recidive. Dit is een vijfde (21,7%) van alle deelnemers. Twee tot drie daders vallen volgens de statistieken een vergrote kans op algemene recidive (13%) en vier van hen hebben een vergrote kans op toekomstig ernstiger delictgedrag. Bij elkaar gaat het om meer dan een derde (35%) van alle deelnemers die vanuit zijn delictgeschiedenis een vergrote kans heeft op recidive. 9. Verslaving en middelengebruik Het is een bekend feit dat drugsgebruik en de kans op recidive sterk samenhangen. Dat geldt ook voor alcoholgebruik. Het is wel zo dat alcohol met andere delicten geassocieerd is dan drugsgebruik. Vooral geweldsdelicten en verkeersdelicten worden vaak onder invloed van alcohol gepleegd [Adviesbureau Van Montfoort, 2005:107]. Op verschillende wijzen hebben wij onze respondenten naar hun ‘verslavingsgeschiedenis’ gevraagd. Heeft u in het verleden verslavingsproblemen gehad?
nee ja 10
% 39% 52%
n 9 1210
Daarnaast gaf 1 respondent “roken” aan, een ander gaf aan "wel gebruik geen verslaving”.
15
[Business Class Ex-gedetineerden]
Respondenten konden meer dan één verslavingsprobleem in het verleden aangeven, daaruit ontstaat het volgende beeld. % 42% 32% 11% 16%
softdrugs harddrugs alcohol gokken
n 8 6 2 3
Ook hebben wij ze gevraagd naar hun huidige omgang met verslavende middelen. Heeft u de afgelopen 30 dagen één of meer van de onderstaande dingen gebruikt/gedaan? Softdrugs: keren stoned geweest 1 1 30 10 30 20 3 30
30 30
Harddrugs: keren gebruikt
Alcohol: 5 glazen of meer op één dag
Gokken: bedrag vergokt
1000 euro
2
2 5
1000 euro veel
10
20 De gegevens van al deze vragen bij elkaar laat zien dat het hier gaat om een groep die relatief veel verslavingsproblemen heeft gehad of nog steeds heeft. Meer dan de helft geeft aan met verslaving(en) te maken hebben gehad, waarvan softdrugs het hoogste scoort. Uit de laatste tabel wordt duidelijk dat het gebruik van softdrugs in deze groep bij aanvang van het BCe-project nog steeds groot is. 47,8% (11 van de 23) van alle respondenten geeft aan te hebben geblowd. Vijf daarvan (21,7%) kunnen worden gezien als zware gebruikers/verslaafd (elke dag); drie als lichte gebruikers (1 tot 3 maal per maand); één als middellichte gebruiker (2 à 3 dagen per week); en twee middelzware gebruikers (5 dagen per week). De overige factoren zijn duidelijk in mindere mate vertegenwoordigd. In totaal kan worden vastgesteld dat 30,4% van de oorspronkelijke 23 respondenten aanleiding geeft tot zorg door bovenmatig blow- en/of gokgedrag. Om te zien of er tijdens of naar aanleiding van het project wellicht een afname te bemerken viel voor wat betreft het gebruik van verslavende middelen hebben wij deze vraag ook in de 1-meting opgenomen. In onderstaande tabel hebben wij de gegevens van beide metingen nog eens naast
16
[Business Class Ex-gedetineerden] elkaar gezet. (weergegeven zijn alleen respondenten die in één van beide metingen gebruik hebben aangegeven. ---- betekent: niet deelgenomen aan eindmeting). Nulmeting
Eindmeting
x soft 1 1 30 10 30 20 3
x hard
30
2
30 30
x alcohol
bedrag vergokt
1000
2 5
10
1000 veel
x soft ----
x hard ----
x alcohol ----
bedrag vergokt ----
----
----
----
----
1 1 ----
1
30 5 1 9 5 ---4 7 30 25
7
---2
5 ----
4 10
Uit de tabel kan worden afgeleid dat er minder is gegokt en relatief gezien is er ook minder geblowd. Er is echter wel een stijging van het gebruik van harddrugs, maar dat is met name toe te schrijven aan de bijdrage van één respondent die vóór aanvang van het project aangaf niets te gebruiken. Een drietal respondenten geeft in de 1-meting wel aan te gebruiken terwijl ze in de 0-meting niets gebruikten. Het kan zijn dat we hier te maken hebben met een vervuiling van de gegevens. Het kan ook zijn dat deze personen een terugval hebben ervaren of in de periode van het begin van het project niet in de positie waren om de middelen te gebruiken (bijvoorbeeld door detentie). Het algemene beeld is dat er wel afname lijkt te zijn van verslavende middelengebruik maar niet van grote betekenis. Van de zeven respondenten die tijdens de 0-meting zorgwekkend gedrag vertoonden hebben er twee niet meegedaan met de 1-meting. Van twee is het gedrag niet veranderd en drie zijn duidelijk geminderd. Van alle respondenten die aan de eindmeting mee hebben gedaan kan worden gesteld dat drie van hen (20%) nog gedrag vertoont dat aanleiding geeft tot zorg door met name bovenmatig blowgedrag. 10. Invloed belangrijke gebeurtenis Zoals eerder geschreven gaat de leefstijl criminologie ervan uit dat betekenisvolle gebeurtenissen een sterke invloed uit kunnen oefenen op het al dan niet optreden van recidive. Die invloed kan in het geval van zogenaamde positieve gebeurtenissen – trouwen, vinden van een partner, geboorte van een kind – van recidive verminderende aard zijn maar in het geval van zogenaamde negatieve gebeurtenissen – sterfte naaste of scheiding – juist een recidive vermeerderende werking hebben. In de 1-meting hebben wij onze respondenten gevraagd of er tijdens de duur van het BCe-traject zo’n belangrijke gebeurtenis plaats heeft gevonden. Zeven van de vijftien respondenten (37,5%) hebben aangegeven dat er inderdaad zo’n gebeurtenis plaats heeft gevonden. Twee van de zes gebeurtenissen werden als negatief beleefd, vier als positief, één als neutraal/oningevuld. Drie daarvan bevonden zich in de relationele sfeer, twee op het gebied van woning en één sterfgeval.
17
[Business Class Ex-gedetineerden] Relationeel Twee van de 15 respondenten gaven aan een relatie te zijn aangegaan en/of te zijn gaan samenwonen. Deze gebeurtenis werd als een positieve invloed op het leven ervaren. “Ik ben hier heel erg blij mee omdat ik nu een ander leven leid dan voorheen als vrijgezel. Hing toen altijd op verkeerde plekken die ik nu niet meer opzoek. Denk nu meer aan de toekomst”, aldus een van de respondenten. Een andere respondent geeft scheiding aan als een beetje negatieve invloed (score -1) op zijn leven. Overlijden dierbare De moeder van een respondent is overleden, logischerwijs heeft dit een negatieve invloed op hem, namelijk zoals hij aangeeft “beetje slechte” invloed (score -1). Daarna licht hij toe dat hij door “overlijden moeder, van het rechte pad raakte”. Ook vertelt hij dat hij weer is komen vast te zitten; dat duidt hij als “niet leuk, wel leerzaam”. Samenwerking met familielid Een respondent geeft aan: “Ben samen aan het werken met mijn pleegvader, met zijn businessplan”, en waardeert dat als “zeer goede” invloed (score +3) op diens leven. Later licht hij dat meer toe, maar onduidelijk wordt dan of het al gerealiseerd is of dat het een nog slechts plan is, namelijk: “Ik wil samen gaan werken met mijn pleegvader, daarnaast wil ik dichterbij hem gaan wonen waardoor de samenwerking en werkoverleg makkelijker is en wordt.” Schrijven boek “Ik heb een boek geschreven, komt waarschijnlijk in voorjaar 2010 uit” en ”Hoop d.m.v. het boek op een doorbraak voor mijn eigen programma-ideaal wat mijn grootste passie is in mijn leven.” 11. Samenvatting deel I In het eerste gedeelte van de vragenlijsten hebben wij gekeken naar statische en dynamische criminogene factoren. Onder de statische criminogene factoren vallen gender, leeftijd, afkomst, geldgeschiedenis, delictgeschiedenis en verslavingsverleden. Onder de dynamische criminogene factoren vallen burgerlijke staat, woonsituatie, opleiding, inkomen en omgang met geld, huidig verslavingsgedrag, belangrijke gebeurtenissen. Waar mogelijk hebben wij met de vragenlijst gekeken naar die dynamische factoren waar het BCe-project een beïnvloedende rol heeft gespeeld. Statische criminogene factoren Binnen de statische criminogene factoren zijn er factoren waardoor de door ons onderzochte populatie recidivegevoelig is en factoren waardoor ze recidivebestendig is. Factoren die gevoelig maken voor recidive ligt in het geval van deze groep in hun sekse (mannen recidiveren meer dan vrouwen), geldgeschiedenis, verslavingsverleden en delictgeschiedenis. Geldgeschiedenis: Voor de ambitie tot zelfstandig ondernemer is er volgens ons inzicht binnen deze groep sprake van een onevenwichtige verhouding tussen hoeveelheid en hoogte van de schulden enerzijds en een duidelijk grotere behoefte aan middelen dan dat er inkomsten zijn en de niet erg geloofwaardige hoge inschatting dat men goed met geld om kan gaan, anderzijds. Zoals gezegd is inkomen en omgaan met geld een belangrijke criminogene factor. De relatie tussen het delict en de manier waarop de dader omgaat met zijn inkomen/budget is belangrijk. Uit de respons in dit onderzoek komt naar voren dat de groep daders waar het hier om gaat relatief veel en ook relatief hoge schulden hebben. Een kwart van de daders heeft een veroordeling vanwege een (of meerdere) vermogensdelicten. De combinatie van dit alles maakt dat we hier te maken hebben met een groep die juist op het punt van financiën gevoelig is voor recidive. De inzet van het BCe-traject, namelijk voorzien in uitzicht op werk en inkomen is daarom voor deze groep uitermate geschikt maar als dit gepaard gaat met langdurige en intensieve begeleiding, ook op het punt van omgang met geld.
18
[Business Class Ex-gedetineerden] Verslavingsverleden: Op het gebied van verslavingsverleden en het huidige gedrag met betrekking tot verslavende middelen is de onderzochte populatie ons inziens ook kwetsbaar voor recidive met bijna een derde van de respondenten die aan het begin van het project nog zorgwekkend gedrag op dit gebied vertoont. Delictgeschiedenis: De populatie die wij hebben onderzocht bestaat wel vooral uit recidivisten maar niet uit veelplegers. Vanuit de delictgeschiedenis is het echter wel een groep die kwetsbaar voor recidive is. Ruim een derde van hen is vanwege eerder crimineel gedrag zelfs extra gevoelig voor recidive. Vanuit het perspectief van de delictgeschiedenis hebben we hier echter ook weer niet te maken met een groep persistente criminelen. Het is een groep die nog in staat is een duidelijke kans te grijpen om eruit te komen. Statische factoren die juist bestendig maken voor recidive liggen bij de leeftijd (op een gegeven moment wil iedere crimineel stoppen en meer dan de helft van de respondenten bevindt zich op een zogenaamde ‘stopleeftijd’) en afkomst (respondenten vallen veelal niet in de meest risicovolle etnische groepen). Dynamische criminogene factoren Onder de dynamische criminogene factoren vallen burgerlijke staat, woonsituatie, opleiding, inkomen en omgang met geld, huidig verslavingsgedrag. Inzake burgerlijke staat en woonsituatie hebben wij hier te maken met een diverse groep. Ruim een derde (ong.35%) van de respondenten verkeert voor wat betreft partnerschap/familiale omgeving en zorgverplichting in een stabiele situatie. Voor wat betreft woning is dat rond de 60%. Bij opleiding komt naar voren dat de onderzochte populatie geen zogenaamde hogere opleidingen heeft afgerond. Bijna een derde heeft alleen basisonderwijs of speciaal onderwijs doorlopen wat kan wijzen op leerproblemen en een extra handicap met betrekking tot arbeid en inkomen. Het is juist voor deze groep van groot belang extra ondersteuning, opleiding of begeleiding te krijgen in het deel kunnen nemen aan de arbeidsmarkt en zo zelfstandig voor een inkomen te leren zorgen. Zoals hierboven in de alinea ‘geldgeschiedenis’ al naar voren kwam lijkt er ons inziens voor wat betreft inkomen en omgang met geld een zekere discrepantie te bestaan tussen de geldbehoefte en nog af te betalen schulden enerzijds en een reële schatting van inkomen als zzp’er anderzijds. Het is voor de onderzoekers echter onduidelijk dit in het gehele BCe-traject (buiten de NLb waarin het niet aan bod is gekomen) een aandachtspunt is geweest. Het is een punt waarop de groep respondenten in zijn geheel kwetsbaar is en blijft voor mogelijke recidive. Het huidige verslavingsgedrag is net als het verslavingsgedrag in het verleden een punt van zorg. Ten opzichte van de eerste meting, waar bijna een derde van de gehele populatie aan het begin van het traject gedrag vertoonde op dit gebied wat zorgend baart, is er bij de 1-meting wel een lichte afname te bemerken. Deze afname valt echter niet zondermeer toe te schrijven aan de invloed van de het project, maar is ook toe te schrijven aan uitval van deelnemers. Een verdere rol van invloed kan gespeeld worden door belangrijke levensgebeurtenissen. Bij de vraag die wij daarover hebben gesteld komt naar voren dat het ervaren van een zogenaamd negatieve levensgebeurtenis inderdaad samenhangt met terugval in criminele of verslavingsrecidive en het niet succesvol kunnen afronden van het BCe-project.
19
[Business Class Ex-gedetineerden]
DEEL II: Sociale relaties, overtuigingen en houding De drie criminogene factoren ‘vrienden, kennissen en vrijetijdsbesteding’; ‘denkpatronen, vaardigheden en gedrag’ en ‘houding’ zijn in dit onderzoek gelijktijdig via een aantal stellingen onderzocht. 1. Criminogene factor sociale relaties Belangrijk voor het inschatten van het recidiverisico onder jongeren is de mate waarin er in de directe omgeving hechte banden zijn met niet-criminele gezins- of familieleden en met een nietcriminele partner [Adviesbureau Van Montfoort, 2005: 104]. Uit de levensloopcriminaliteit komt bovendien naar voren dat daders eerder geneigd zijn hun criminele carrière te beëindigen als er op relationeel vlak positieve veranderingen optreden zoals het vinden van een partner of het krijgen van een kind [Nelissen, 2008: 78]. Uit onderzoek blijkt dat niet zozeer de positieve kwaliteit van het netwerk van vrienden bepalend is voor het tegengaan van delinquent gedrag, maar de mate waarin daarin mensen ontbreken die duidelijk tegenstand bieden aan dat gedrag. Vrienden en kennissen spelen een belangrijke rol bij het al dan niet herhalen van delictgedrag. Als de dader een sociaal netwerk (vrienden, familie) in het criminele circuit heeft, dan is de kans op recidive veel groter. Het omgekeerde gaat ook op: hoe sterker een netwerk zonder criminele contacten, hoe kleiner de kans op recidive [Adviesbureau Van Montfoort, 2005: 104]. 2. Criminogene factor denkpatronen, vaardigheden en gedrag Deze factor gaat in op de wijze waarop een dader omgaat met zaken die hij in het dagelijks leven tegenkomt. Een tekort aan impulscontrole, een rigide denkpatroon of overtuigingen, een tekort in probleembesef en het onvermogen om het perspectief van de ander in te nemen worden gezien als cognitieve tekorten die samenhangen met de kans op recidive bij jongere delinquenten [Adviesbureau Van Montfoort, 2005: 108]. Daarnaast zijn rationalisaties (die gevoelens over het delictgedrag onderdrukken) en cognitief-emotionele gemoedstoestanden zoals woede, wanhoop, wrok en verzet sterke voorspellers van recidive bij jongeren. Ook een gebrek aan sociale en probleemoplossende vaardigheden blijken vaak een rol te spelen in de kans op recidive [ibidem]. Denken en emoties, vaardigheden en gedrag zijn begrippen die onderling veel overlap hebben. Automatische gevoelens en gedachten, kernovertuigingen en beschikbare vaardigheden of steun vormen een rode draad in hoe iemand informatie vanuit alledaagse situaties opneemt, verwerkt en omzet in een reactie [ibidem]. Een deel van bovenstaande aspecten vallen binnen de categorie dynamische criminogene factoren. Dat betekent dat het gaat om factoren die als beïnvloedbaar en veranderbaar worden gezien. Beïnvloeding van het handelingsgedrag van iemand kan zodoende plaatsvinden op twee manieren. Ten eerste door het ontwikkelen van meer inzicht in de automatische gevoelens en gedachten (reflectie/zelfreflectie). Hierdoor krijgt iemand meer zicht op zijn kernovertuigingen zoals bijvoorbeeld ‘ niemand is te vertrouwen’ of ‘je moet er op slaan voor je zelf wordt gepakt’. Kernovertuigingen bestaan uit iemands zelfbeeld, iemands beeld van anderen/de wereld/het leven en ideeën over hoe het beste in situaties te handelen. Ten tweede is het aanbieden van steun en cultiveren van vaardigheden (sociaal, verbaal, etc.) een manier om crimineel gedrag te stoppen of voorkomen [ibidem].
20
[Business Class Ex-gedetineerden] 3. Criminogene factor houding De factor ‘houding’ gaat over de houding van de dader tegenover het delict, de maatschappij en criminaliteit in het algemeen. Een pro-criminele houding blijkt een adequate voorspeller te zijn voor het breken van voorwaarden en het recidiveren in het algemeen. Het gaat dan met name om de aanwezigheid van een antisociale attitude: normen en waarden die delinquent gedrag ondersteunen en vergoelijken en conventionele waarden en normen afwijzen [Adviesbureau Van Montfoort, 2005: 110]. 4. Relatie met de Normatieve Leefstijlbegeleiding (NLb) De NLb peiler in het BCe project waar dit onderzoek zich op richt, is opgezet om bovenstaande factoren te beïnvloeden. De NLb, ontwikkeld op basis van de Normatieve Leefstijlreflectiemethode, bestaat uit gericht bezig zijn met zes werkoriëntaties rondom zelfvertrouwen, sociabiliteit, gemeenschapszin, burgerschap, politiek en communicatieve vaardigheden waarbij aandacht is voor vier leefgebieden (thuis, vrienden, werk, gemeenschap) en vier deelgebieden (werkelijkheidsbeleving, interpretatie van het leven, levenshouding en levenspraktijk). Via het NLb programma zijn de respondenten in het BCe-project negen maanden lang voor een dagdeel per week en via persoonlijke begeleiding op deze aspecten aangesproken. De doelstelling van de NLb is het verkrijgen van inzicht en diepgang bij de respondenten in de eigen waarden, normen en handelingsperspectieven. Daarnaast gaat het om het kunnen plaatsen van deze perspectieven tegenover wat in de samenleving geldig en aanvaard is en het perspectief op een zinvol bestaan. 5. Wijze van onderzoek In dit onderzoek hebben wij stellingen die ingaan op bovenstaande criminogene factoren en de benadering hiervan van de NLb geformuleerd. Die stellingen hebben wij zowel bij aanvang van het project aan onze respondenten voorgelegd als aan het einde. De stellingen zijn geformuleerd volgens de theorie van de self-efficacy beliefs [Bandura, 1986; Nelissen, 2008] die vaker in criminologisch onderzoek in wordt gezet. Self-efficacy beliefs zijn lastig naar het Nederlands toe te vertalen maar het betekent zoiets als ‘overtuigingen omtrent persoonlijke daadkracht’. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het versterken van self-efficacy beliefs positief werkt in het terugdringen van recidive bij ex-delinquenten [Nelissen, 2008, e.a.]. Centrale gedachte van deze sociaal-cognitieve theorie is dat wat mensen denken, geloven en voelen van invloed is op hoe zij zich in bepaalde situaties zullen gedragen. Self-efficacy beliefs zijn beoordelingen die mensen zelf maken met betrekking tot hun vermogens om die specifieke handelingen te organiseren en uit te voeren die nodig zijn om bepaalde doelstellingen te bereiken. Krachtige self-efficacy beliefs stellen mensen in staat een bepaalde mate van controle uit te oefenen over het denken, voelen en handelen. Een sterk ontwikkeld gevoel van self-efficacy gaat gepaard met een proactieve, ondernemende en meer zelfverzekerde, serene attitude. Gebrek aan self-efficacy beliefs gaat gepaard met gevoelens van hulpeloosheid, depressie en angst. Daarom zijn self-efficacy beliefs van grote invloed op de keuzes die mensen maken en de acties die zij ondernemen, op de mate van inspanning die men zich bij bepaalde activiteiten getroost, hoe lang zij blijven volhouden en hoe veerkrachtig zij zijn bij tegenslag en op denkpatronen en emotionele reacties. Interventies op basis van een levensloopparadigma veronderstellen het versterken van deze self-efficacy beliefs [Nelissen, 2008: 82,87]. Door stellingen vanuit self-efficacy op de gebieden die wij hierboven hebben beschreven via de criminogene factoren en de NLb aanpak zowel aan het begin als aan het einde van het BCe-traject aan de respondenten voor te leggen, hebben wij gemeten in hoeverre het BCe-traject en dan met name de NLb peiler daarin al dan niet bij hebben gedragen aan een groei in self-efficacy beliefs. Achterliggende theoretische vraag is of het programma BCe de zogenaamde self-efficacy beliefs van de ex-gedetineerden die deelnemen versterkt (Zoals eerder opgemerkt wijzen onze resultaten
21
[Business Class Ex-gedetineerden] vanwege het geringe aantal respondenten slechts eventuele tendensen aan, die verder onderzoek onder een grotere populatie behoeven.). De overtuigingen die hier gemeten gaan worden zijn te verdelen in 11 elkaar deels overlappende categorieën, te weten ‘ toekomstperspectief’; ‘het hebben en houden van werk’; ‘het hebben of opbouwen van een ondersteunend sociaal netwerk’; ‘het ervaren van het eigen leven en ‘presteren’ als zin- en waardevol’; ‘het ervaren van verbondenheid’. Dit gecombineerd met de normatieve leefstijl-reflectie-methode met de 6 werkoriëntaties: zelfvertrouwen; sociabiliteit; gemeenschapszin; burgerschap; politiek en communicatieve vaardigheden. Uitleg van onderzoeksaanpak Respondenten zijn gevraagd waarderingen te geven aan een veertigtal stellingen. Deze waarderingen zijn vervolgens gehercodeerd in cijfers van -3 tot 3 (zie linkerkolom). Waar wij die scores in gemiddelden hebben verwerkt, hebben we gezien de standaard normaal verdeling, de schalen gebruikt (zoals aangegeven in de rechter kolom). -3 -2 -1 0 1 2 3
Helemaal mee oneens Mee oneens Overwegend mee oneens neutraal Overwegend mee eens Mee eens Helemaal mee eens
< -2,0 -2,0 / -1,2 -1,2 / -0,4 -0,4 / 0,4 0,4 / 1,2 1,2 / 2,0 > 2,0
zeer negatief negatief beetje negatief neutraal beetje positief positief zeer positief
Reflectie op het invulgedrag van de respondenten Bij het onderzoek is gekozen voor een zevenpuntsschaal met de bedoeling de respondent de ruimte te geven nuanceringen in zijn antwoordgedrag aan te kunnen brengen. Bij het invullen van de 0meting bij aanvang van de eerste pilot viel echter op dat veel respondenten juist de neiging hadden ‘extreem’ te antwoorden in ‘helemaal mee eens’ of ‘helemaal mee oneens’. Dit invulgedrag maakt het meten van eventuele groei in het positieve of afname van het negatieve bij voorbaat onmogelijk. Bij aanvang van de tweede pilot is door de onderzoeker daarom ook expliciet aan de respondenten gevraagd eerlijk en zo passend genuanceerd te antwoorden. Het ‘extreme’ invulgedrag doet vermoeden dat de factor ‘sociaal gewenst antwoorden’ een rol heeft gespeeld bij het invullen. Onder sociale wenselijkheid wordt begrepen de tendentie van mensen om bij het beantwoorden van vragen in enquêtes antwoorden te geven die de werkelijkheid ‘mooier’ voorstellen dan zij is. ‘Mooier’ wil zeggen dat de antwoorden in overeenstemming zijn met normen die ten aanzien van gedrag en opvattingen in de maatschappij gelden *’t Hart, 2001: 9,21]. Mensen hebben dus de neiging zich (onbewust) te conformeren aan de normen van groepen waartoe zij behoren of graag zouden willen behoren, of om te antwoorden naar het beeld van zichzelf dat ze graag willen hebben (zelfoverschatting) of uitdragen in plaats van naar wat ze werkelijk denken of voelen. Daarnaast doet de score op een enkele vraag vermoeden dat de vraag niet juist begrepen is door een deel van de respondenten. Dit is een vermoeden dat in het geval van één respondent gestaafd is (zie ook voetnoot 11). Zowel verkeerd begrepen vragen als sociaal gewenste antwoorden zijn niet buiten te sluiten ‘vervuilers’ binnen elke vorm van vragenlijstenonderzoek. Vanwege het erg lage percentage respondenten is de dreiging van vervuiling door deze factoren binnen dit onderzoek helaas aan de hoge kant.
22
[Business Class Ex-gedetineerden] 6. Uitkomsten van de 0-meting voorafgaande aan het onderzoek Allereerst geven wij de resultaten weer zoals die naar voren kwamen uit de 0-meting, waarbij een groep van 23 respondenten onderstaande stellingen voorgelegd kreeg. Wij hebben de respons op deze stellingen uitgesplitst in verschillende categorieën. Zeer positief gewaardeerd zijn (mee eens - helemaal mee eens): Stelling Ik weet dat ik een aantal goede kwaliteiten heb Ik geloof dat ik een goed zelfstandig ondernemer/een goede werknemer kan zijn Ik ben ervan overtuigd dat ik in de toekomst mijn geld op een eerlijke manier zal kunnen verdienen Ik ben ervan overtuigd dat ik dat ik een positieve indruk kan maken op toekomstige klanten Ik weet dat het mij zal lukken om de doelen die ik mij nu gesteld heb ook waar te gaan maken Ik denk dat ik goede kansen heb om als zelfstandig ondernemer aan het werk te gaan / dat ik goede kansen maak op een baan Ik weet wat mijn levensdoelen zijn Ik voel dat andere mensen van mij houden Ik geloof dat iemand als ik een positieve bijdrage kan leveren aan de huidige samenleving Ik geloof dat ik goed in kan schatten wat ik allemaal wel en niet kan Als ik mij weer eens in een situatie bevind waarin ik de verleiding voel om ‘de fout’ in te gaan, dan weet ik nu zeker dat ik daar weerstand aan zal bieden Ik ben tevreden met de relaties die ik heb met de mensen om mij heen Ik kan goed luisteren
Waardering 2,5 2,5 2,4 2,4 2,3 2,2 2,1 2,1 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0
Positief gewaardeerd zijn (overwegend mee eens – mee eens): Stelling Ik weet dat ik de fouten die ik in het verleden heb gemaakt niet meer zal herhalen Ik weet dat ik belangrijk ben voor andere mensen In vergelijking met anderen vind ik mijzelf even waardevol Over het algemeen genomen ben ik tevreden met mezelf Ik kan wat ik te bieden heb goed onder woorden brengen voor andere mensen De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven Ik voel mij hoopvol als ik aan mijn toekomst denk Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen Ik ben meestal goed in staat om aan anderen uit te leggen wat ik bedoel Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb Ik ben ervan overtuigd dat ik vanaf nu hulp ga vragen als ik weer in de problemen dreig te komen Ik zie kritiek van andere mensen als een kans om iets te leren Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij
Waardering 1,9 1,9 1,9 1,8 1,8 1,8 1,7 1,7 1,7 1,7 1,6 1,4 1,3
23
[Business Class Ex-gedetineerden] Een beetje positief gewaardeerd zijn (overwegend mee eens): Stelling Ik voel mij een volwaardig deelnemer aan de Nederlandse samenleving In mijn ideale samenleving houdt iedereen zich aan de wet
Waardering 1,0 0,9
Neutraal gewaardeerd zijn: Stelling Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft Ik ben erg tevreden met mijn huidige leven Ik ben een slachtoffer van mijn omstandigheden Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb
Waardering 0,0 0,0 -0,3 -0,3
Een beetje negatief gewaardeerd zijn (overwegend mee oneens): Stelling Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk
Waardering -0,5 -0,7 -0,8
Negatief gewaardeerd zijn (overwegend mee oneens – mee oneens): Stelling Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen Werkgevers of klanten zitten niet op mij te wachten Ik zal het altijd moeilijk blijven vinden om goed voor mezelf te zorgen
Waardering -1,5 -1,5 -2,0
Algemene opmerkingen over de resultaten Zoals eerder geschreven valt op hoe positief de respondenten hebben gereageerd op de 40 stellingen die wij ze voor hebben gelegd. Als we de resultaten analyseren naar de groepering van de items die op basis van verschillende categorieën zijn geformuleerd, dan komt nog een duidelijker beeld naar voren. Zo’n beetje alle items rondom zelfvertrouwen (zelfzorg, eigenwaarde, respect, geestelijke weerbaarheid) en het vinden of houden van werk/goed presteren als zelfstandig ondernemer/werknemer zijn uitermate positief gewaardeerd. De positieve en negatieve formuleringen op deze twee items geven een elkaar versterkend beeld. Uit de respons komt het beeld naar voren van een groep mannen die extreem veel vertrouwen zeggen te hebben in hun eigen kunnen en in hun vermogen om in de toekomst via hun werkzaamheden een goed en wettig leven op te bouwen. De andere categorieën zijn gemiddeld allemaal (zeer) positief gewaardeerd, behalve de items die vallen binnen de categorie verbondenheid met anderen in de vorm van de maatschappij, met name voor wat betreft de wetten en regels. Deze items zijn duidelijk minder positief gewaardeerd (maar niet negatief). Ook het geloof zelf vorm te kunnen geven aan en verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen leven en hulp vragen aan anderen komen niet sterk naar voren. Afgemeten aan de rest van de score zou kunnen worden gesteld dat hier het meest zwakke punt ligt van de deelnemers.
24
[Business Class Ex-gedetineerden] 7. Verschillen tussen ‘voor’ en ‘na’ het BCe-programma De waarderingslijst met overtuigingen & opvattingen is zowel bij de nulmeting als ook bij de eindmeting afgenomen. Het is daarom interessant te kijken naar opgetreden verschillen. Daarin kunnen effecten van het BCe-programma zichtbaar worden. Er is daarom gekozen vooral de afwijkende scorebeelden in kaart te brengen. De meting zoals hieronder gepresenteerd is gebaseerd op de deelnemers die aan beide metingen hebben deelgenomen. Naast de hierboven al genoemde neiging tot sociaal wenselijk antwoorden en het eventuele verkeerd begrijpen van de stellingen, veronderstellen wij nog een andere factor die de onderzoeksresultaten heeft beïnvloed. Het nogal extreem (veelal positief) antwoorden van een aantal van de respondenten bij de 0-meting kan liggen in het feit dat ze in die fase al een paar keer contact met de BCe begeleiders hebben gehad (intake en dergelijke). Het BCe project is opgezet vanuit idealistische motieven door bezielde, enthousiaste en enthousiasmerende personen. Hierdoor is het redelijk te veronderstellen dat er ook al bij aanvang van het project invloed op de self-efficacy beliefs van de respondenten is uitgeoefend. Het gaat dan om een invloed die eigenlijk toe te schrijven is aan het project zelf. Interessant voor de 1-meting is dan wellicht ook niet alleen in hoeverre er groei in de self-efficacy beliefs plaats heeft gevonden maar in hoeverre deze zich door het traject heen hebben gecontinueerd. Grootste toenamen: Stelling Ik weet wat mijn levensdoelen zijn Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb Ik voel mij een volwaardig deelnemer aan de Nederlandse samenleving In mijn ideale samenleving houdt iedereen zich aan de wet Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk Ik ben meestal goed in staat om aan anderen uit te leggen wat ik bedoel Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken
0-meting 2,0
1-meting 2,5
toename +0,5
1,4
1,9
+0,5
1,1
1,6
+0,5
1,1 -0,5 -0,9
1,6 0,0 -0,4
+0,5 +0,511 +0,5
1,5
1,9
+0,4
-1,3
-0,9
+0,4
0-meting
1-meting
afname
-1,2
-1,7
-0,5
1,8
1,3
-0,5
1,9
1,5
-0,4
2,1
1,7
-0,4
Grootste afnamen: Stelling Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen Ik geloof dat iemand zoals ik succesvol kan zijn in iedere baan of carrière van zijn of haar keuze De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven Ik ben tevreden met de relaties die ik heb met de mensen om mij heen 11
Dit is een vraag die naar onze mening door meerdere respondenten bij de 1-meting verkeerd is begrepen. In een geval hebben wij een respondent kunnen achterhalen die op deze vraag bij de 0-meting het antwoord: 'mee oneens' gaf en bij de 1-meting 'helemaal mee eens'. Bij navraag heeft deze respondent aangegeven dat hij ‘helemaal mee oneens’ had bedoeld te antwoorden.
25
[Business Class Ex-gedetineerden] Ik geloof dat ik een goed zelfstandig ondernemer/een goede werknemer kan zijn
2,5
2,1
-0,4
De meeste toename kunnen we zien in een aantal van de items die te maken hebben met zin en doelgerichtheid en verbondenheid met en verantwoordelijkheid voor het samenleven met anderen. Ook op het gebied van de vaardigheid van communicatie is er een verschuiving in de positieve richting waar te nemen. Een andere verschuiving in de positieve richting heeft te maken met een gevoel van zelfredzaamheid en zelfzorg. Als het gaat om werken, het vinden van werk of werk als zzp’er, dan blijkt dat er op vier items sprake is van een afname, wat betekent dat men minder vertrouwen heeft in de eigen slagingskans dan bij de eerste meting. Desondanks is de houding op alle vier de items nog wel steeds positief te noemen. Het is dus niet zo dat het geloof in het eigen kunnen er niet meer is, maar de bravoure die tijdens de 0-meting waar te nemen was, lijkt wat ingehaald door een meer reële inschatting. In eerste instantie onverklaarbaar binnen dit onderzoek is de afname van twee items die te maken hebben met de impliciete of expliciete steun die kan komen uit sociale netwerken. Dit resultaat gaat sterk tegen de verwachting in dat er door het BCe-project een elkaar ondersteunende lotgenotendynamiek zou kunnen ontstaan. Dat is wellicht niet het geval geweest. Desondanks is de gemiddelde score nog steeds positief. Voor wat betreft de andere items, hier verder niet weergegeven, kan uit de respons worden opgemaakt dat veel van de positieve verwachtingen die er waren aan het begin van het BCe-traject en van dit onderzoek, zijn gebleven. Interessant is ook om te kijken of er verschillen zijn in respons tussen de deelnemers die het BCeproject met succes hebben afgerond en degenen die dat niet hebben gekund. Negen respondenten van de 1-meting zeggen het BCe-project met succes af te hebben gerond tegenover zes respondenten die voortijdig zijn afgehaakt. Helaas zijn dat te weinig deelnemers om tegen elkaar af te zetten, waardoor de resultaten teveel af kunnen hangen van toevalligheden om statistische conclusies uit te trekken. Als wij beide groepen naast elkaar zetten dan komt wel naar voren dat de afname van de items die te maken hebben met de impliciete of expliciete steun van sociale netwerken vooral wordt veroorzaakt door de groep van zes afhakers. Maar juist onder deze groep is ook de hoogste toename te vinden voor wat betreft items uit de categorie verantwoordelijkheid en verbondenheid met samenleving en regels. 8. Samenvatting deel II De groei in self-efficacy beliefs zoals in deel II van dit rapport gemeten is niet spectaculair te noemen. Toch zijn er een aantal tendensen waar te nemen die aannemelijk maken dat het BCe-project een positieve uitwerking heeft op drie criminogene factoren, te weten ‘vrienden, kennissen en vrijetijdsbesteding’; ‘denkpatronen, vaardigheden en gedrag’ en ‘houding’. Over of dat aan de NLbpeiler van het project te danken is kunnen wij niets zeggen, al ligt het binnen de verwachting. Het is een vraag die tot nader onderzoek uitnodigt. Het feit dat het extreem positieve invulgedrag van de respondenten bij de eerste meting bij de tweede meting niet blijkt afgenomen voor wat betreft zelfvertrouwen, burgerschap, sociabiliteit en dergelijke, is ons inziens betekenisvol. We zien dat er wel een afname is in bovenmatig vertrouwen in de eigen slagingskans op de arbeidsmarkt, maar dat lijkt in het licht van de resultaten eerder een gewenste groei in realisme dan iets anders. Het vertrouwen dat overblijft is namelijk nog steeds relatief hoog. Over het algemeen kan worden gezegd dat de hoop en het vertrouwen die aan het begin van het project aanwezig waren of waren gewekt consistent zijn gebleven en zich waarschijnlijk hebben bestendigd.
26
[Business Class Ex-gedetineerden]
DEEL III: BCe-programma evaluatie 1. Aantal respondenten Van de 23 respondenten die aan de 0-meting mee hebben gedaan hebben er 15 ook de tweede meting ingevuld. Van de 21 oorspronkelijke deelnemers aan het BCe-programma is dat 71,4%. Ruim 40% van hen zegt het project met succes te hebben doorlopen. Heeft u alle 9 maanden van het project met succes doorlopen?
ja nee Eindmeting niet ingevuld
% 42,9% 28,6% 28,6%
n 9 6 6
Van degenen die het project niet succesvol doorlopen hebben zeggen de meesten van hen tussen de 17 en 32 weken te zijn gestopt (4 respondenten) en één pas na 32 weken (8 maanden)12. In de reden waarom de zes respondenten zeggen te zijn gestopt met het project zien we een aantal bekende factoren: ‘Ik ben met justitie in aanraking gekomen en woonsituatie en de manier hoe er met elkaar wordt omgegaan’; ‘Wegens woon en uitkeringproblemen kon ik me eigen weinig concentreren. Wordt nog wel begeleid door de stichting’; ‘Mijn vriendin had ernstige psychoses en dat had op mij het nodige effect’; ‘Depressie (blowen), ging te langzaam en te weinig intensief’. Twee respondenten gaven een andersoortige reden: ‘Ik vond dat ik er niets aan had.’; ‘Ik was te druk met het opzetten van mijn eigen bedrijf.’ 2. Werk en zelfstandig ondernemerschap We hebben de vraag gesteld of de respondenten op dit moment werkzaam zijn als zzp’er of ergens anders werkzaam zijn en waarom.
ja, al voor de cursus was ik bezig een bedrijfje op te zetten ja, al tijdens de cursus ben ik mijn bedrijfje begonnen op te zetten nee, maar binnen nu en drie maanden heb ik mijn bedrijfje opgezet nee, ik heb ergens anders werk gevonden nee, ik heb besloten om toch maar ‘gewoon’ werk te gaan zoeken nee, anders, namelijk
% 0% 0% 40% 7% 0% 53%
n 0 0 6 1 0 8
Toelichting waarom anders: ‘Ik wil samen gaan werken met mijn pleegvader en zijn businessplannen en daarna mijn plan daarmee combineren, binnen nu en 1 jaar’; ‘Bezig met mijn problemen oplossen’; ‘Nog wwb’ ‘Ben nog bezig om mijn eigen project op te zetten, heb een boek geschreven, ligt nu bij de uitgever en wacht daarop.’ ; ‘Nog aan het wikken en wegen na lastige periode’ ; ‘Wil nog meer persoonlijke begeleiding krijgen om iets op te zetten.’
12
Eén respondent heeft deze vraag niet ingevuld.
27
[Business Class Ex-gedetineerden] 3. Waardering BCe-project Deelnemers werd verder gevraagd door een zevenpuntschaal een waardering van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens (-3 tot 3) te geven aan stellingen die ingaan op wat het BCeprogramma heeft opgeleverd. Het is een extra meting ter aanvulling van de eerder meting van de self-efficacy beliefs in deel II. Door de deelname aan het BCe-programma, … AR* ben ik beter in staat om aan andere mensen duidelijk te maken wat ik wil of wat ik nodig heb 1,93 heb ik helderder gekregen wat ik met mijn leven wil 1,93 ervaar ik mijn leven als zinvoller 1,93 voel ik mij gesterkt in mijn voornemen om mij aan de wet te houden 1,80 voel ik mij meer verantwoordelijk dan voorheen 1,73 heb ik meer inzicht in mijn handelen in het verleden 1,33 heb ik meer vertrouwen in de toekomst gekregen 1,27 heb ik meer zelfvertrouwen gekregen 1,13 ben ik beter in staat om aan andere mensen duidelijk te maken wat ik allemaal kan 1,13 heb ik meer relaties met mensen waardoor ik mij gesteund voel in mijn doelen 1,07 vind ik dat ik een beter mens ben geworden 0,93 voel ik mij meer bij de Nederlandse samenleving betrokken 0,80 ben ik pessimistischer over mijn kansen in deze maatschappij geworden -0,13 ben ik meer aan mezelf gaan twijfelen -1,73 * Algemene respons
6
9
1,50 1,83 1,67 1,00 2,00 0,67 0,50 1,00
2,22 2,00 2,11 2,33 1,56 1,78 1,78 1,22
0,50 -0,17 1,00 0,33 -0,17 -1,33
1,56 1,89* 0,89 1,11 -0,11 -2,00
Het beeld dat uit deze vragenlijst naar voren komt is wederom erg positief. Het bevestigt de resultaten uit het self-efficacy onderzoek uit deel II van dit rapport. Er is een toename in doelgericht kunnen denken en handelen. Daarnaast is er een groei in verantwoordelijkheid en confirmatie aan de wet. Een grotere verbondenheid met de Nederlandse samenleving is echter ook in deze tabel een mindere factor. Er is echter wel sprake van groei. Als wij de resultaten van de negen deelnemers die het project met succes hebben afgerond vergelijken met de zes afhakers dan blijkt dat de eerste groep over het gemiddelde van de veertien items veel hoger (0.71) scoort. Alleen voor wat betreft de groei in verantwoordelijkheid is er een negatief verschil. Wederom komt naar voren dat de groep afhakers erg verschilt van de succesvolle groep in het onderdeel ‘steunende relaties met anderen’, met een score die 2,06 punt verschilt. Het tweede grootste verschil tussen beide groepen (1,33) ligt bij het voornemen zich aan de wet te houden. Daarnaast hebben wij nog een open vraag toegevoegd waarin we de respondenten vroegen om in hun eigen woorden te beschrijven wat hun deelname aan het BCe-project met ze heeft gedaan. Of ze het als positief of negatief hebben beleefd, wat ze hebben geleerd of juist niet. 1. Het businessproject was heel erg positief en ik heb heel erg veel geleerd van mijn collega's als het gaat over zaken doen, wat je moet laten, waarbij je moet opletten en wat je beter kan laten liggen. Geleerd: positief blijven ‘no matter what’, leren je vaste patroon te wijzigen (doorbreken), concentratie en uithoudingsvermogen, ik ben overtuigd van mijn eigen kracht en energie dat ik bezit, sociaal zijn.
28
[Business Class Ex-gedetineerden] 2. Heel positief. 3. Nou wat ik daar geleerd heb is door te zetten en een goed plan te maken. 4. Deze cursus heb ik positief ervaren. Ik heb praktische zaken geleerd. Ik ben ervan overtuigd dat criminaliteit niet de goede weg is. Bovendien heb ik geleerd hoe de maatschappij in elkaar zit en hoe ik daarin sta. 5. Heb heel positief beleefd, vooral waardes en normen. Daar ben ik beter mee omgegaan. 6. De criteria om een eigen bedrijf te starten moet mijns inziens strenger. Binnen het project heb ik een hardloopproject opgezet. Hierin heb ik voor mij een belangrijke conclusie getrokken. Dat is dat in de jongens potentie zit. 7. Moeilijk te zeggen, voorop heb ik er een hele hoop positieve dingen opgestoken maar een gedeelte was ook te verwaarlozen. Maar vooralsnog, de insteek was van positieve aard. (Helaas kwamen er wat privéproblemen, waardoor ik een deel heb moeten missen). 8. Ik heb weinig geleerd. 9. Ik heb de cursus positief beleefd en zie mijn kansen voor mij om eigen bedrijfje te starten. 10. Positief want ben gaan inzien dat als je wilt er zeker mogelijkheden zijn om zelfstandig ondernemer te worden. 11. Ik heb er veel van geleerd. 12. Het is mijn motivatie geweest om op het goede pad te blijven om daarna mijn geld op een eerlijke en stabiele wijze te verdienen. 13. Ik heb veel geleerd en het is het meest positieve ding dat is gebeurd de laatste tijd. 14. Voor mij was het positief. Ik heb het ondernemersplan klaar gekregen. Ik heb geleerd om door te zetten. 15. Doorzettingsvermogen We hebben vervolgens ook gevraagd of het project voldeed aan de verwachtingen die ze hadden voor ze eraan begonnen. 1. Ja, ik was op zoek naar een begeleidingscoach die mij dingen zou kunnen uitleggen als ik vragen had. 2. Kon beter maar ben tevreden. Dit was me alleen nooit gelukt. 3. Ja op zich wel, had misschien nog wat eer individuele begeleiding bij gekund. 4. Niet alles, ik ben nog niet klaar met mijn onderneming. 5. Nee, want ik ben nog geen zelfstandig ondernemer. 6. Nee, er had een strengere selectie plaats moeten vinden en meer individuele begeleiding. Ja, het hardloopproject wat ik heb gedaan is geslaagd. Ik heb een doel gesteld, de 5 km en een paar hebben dat gehaald. 7. Middaggedeelte wel, ochtendgedeelte matig tot niet. En er had één à twee tot zelfs drie dagen per week hadden er ruimtes waar je rustig achter een computer aan het werk kon waar het de meest (thuis) tekort kwam. 8. Ja! Maar moet er zelf wel wat meer aan doen om mijn bedrijfsplan te voltooien. 9. Niet, de ochtenden waren anders dan ik had verwacht. Sommige dingen hebben te lang op zich laten wachten zoals computers. 10. Meer dan verwacht. 11. Ik krijg meer als dat ik had verwacht, starters krediet had ik niet verwacht, maar toen ik besefte dat het allemaal ‘real’ was heb ik echt mijn best gedaan. 12. Ja, ik had een tijd geleden een tattoo-zaak die goed ging, maar nu heb ik gezien waar alles fout ging. 13. Ja, maar ik had geen echt idee wat ik ervan precies moest verwachten.
29
[Business Class Ex-gedetineerden] Hoewel niet unaniem is het algemene beeld dat er naar voren komt over het gehele project erg positief. Een aantal deelnemers zegt van het project allerlei dingen te hebben geleerd en zich gesteund te voelen met name op het gebied van motivatie en doorzettingsvermogen. De verwachtingen lagen echter niet altijd op dit gebied. Uit de resultaten spreekt een behoefte aan meer, langere en persoonlijker begeleiding. Daarnaast lijkt het alsof er deelnemers bij waren die hadden verwacht aan het einde van het project al als zelfstandig ondernemer te kunnen werken. 4. Waardering Normatieve Leefstijlbegeleiding We hebben de respondenten een aantal vragen gesteld die te maken hadden met onderdelen uit de Normatieve Leefstijlbegeleiding, zoals de werkvormen, inhoudelijke aanpak en de kwaliteit van begeleiding. Waardering werkvormen tijdens Normatieve Leefstijlbegeleiding 5 puntschaal, van ‘uitstekend’ (2) naar ‘slecht’ (-2) Filmfragmenten Discussies Levensverhalen Uitgereikte teksten Muziek Gedichten
1,09 1,07 0,47 0,38 0,14 0,10
Tijdens de bijeenkomsten van Normatieve Leefstijlreflectie, … 7 puntschaal, van ‘helemaal mee oneens’ (-3) tot ‘helemaal mee eens’ (3) was er voldoende aandacht voor de persoonlijke verhalen van de deelnemers vond ik de stof die werd aangereikt goed aansluiten bij mijn eigen levenservaringen werd er teveel gepraat en te weinig gedaan heb ik me zitten vervelen omdat het saai was vond ik de vragen die mij werden gesteld vaak te ingewikkeld/ik kon er niets mee vond ik de opdrachten die werden gegeven veel te moeilijk
1,20 0,27 -0,30 -0,50 -1,23 -1,53
Bovenstaande tabellen laten zien dat de diverse onderdelen van de NLb zeer verschillend zijn gewaardeerd. Het meest positief is gereageerd op de filmfragmenten en discussies. Voor wat betreft de evaluatie van het inhoudelijke gedeelte is wederom op alle positief geformuleerde stellingen ook positief gereageerd, terwijl de negatief geformuleerde stellingen ontkennende reacties hebben opgeleverd. In vergelijking met het ‘normale’ invulgedrag van deze groep respondenten moet worden gezegd dat de respons niet zo positief is als zou kunnen worden verwacht. Ik heb de begeleider(s) van het BCe-project ervaren als: 7 puntschaal, van ‘helemaal wel’ (3) tot ‘helemaal niet’ (-3) Oprecht Warm/Empathisch Aandachtig voor ieder afzonderlijk Ondersteunend Zorgvuldig
2,09 1,93 1,88 1,87 1,74
30
[Business Class Ex-gedetineerden] Begrijpend Kritisch Te soft/makkelijk te bespelen Veroordelend
1,65 0,83 0,08 -1,49
Uit bovenstaande tabel blijkt dat ook de waardering voor de begeleiders heel hoog ligt. 5. Facultatieve laatste opmerkingen over het gehele project Als laatste hebben wij de respondenten nog de kans gegeven om nog iets over het gehele BCe-project te schrijven. 11 van de 15 respondenten hebben daar gebruik van gemaakt. 1. Voel me goed!! Zonder dit cursus zou het iets moeilijker zijn voor mij een onderneming te beginnen dus ik ben heel blij met de kansen die ik krijg. 2. Ik ben heel blij dat ik mag deelnemen aan dit traject. Het heeft mij heel veel goeds gedaan. 3. Ik heb het als leuk en leerzaam ervaren. Verder heb ik jammer genoeg niet alle lessen meegemaakt door de ziekte van mijn vriendin. 4. Ik ben dankbaar dat er überhaupt een kans wordt gegeven want de kansen voor exgedetineerden blijven vaak beperkt. Alleen de nazorg van gemeentes faalt. 5. De selectie moet strenger zijn. De jongens die nu in het pilot BCe-programma zaten denken er te makkelijk over. Ondernemen en vooral eigen zaak is topsport. Dat wil zeggen je moet als het waren er bezeten van zijn en er alles voor over hebben. Verder ben ik tevreden met mijn loopproject die ik hierin gedaan heb. Ondanks de financiële problemen die er waren heb ik toch doorgezet en toch geslaagd. In het loopproject heb ik wat ik al dacht een belangrijke conclusie getrokken en dat is dat de jongens potentie hebben. 6. Succes ermee. Vind erg nobel en goed dat deze doelgroep op deze manier wordt gesteund. Cheers. 7. Zorg voor een goed begin. 8. De koffie was goed. 9. Ik ben blij dat ik eraan heb deelgenomen. 10. Al met al ben ik blij dat ik mee kon doen en ik hou er een positief gevoel aan over. 11. Is goed gegaan, ben blij dat ik deze kans gehad heb. 6. Samenvatting deel III In hun evaluatie van het BCe-project en het NLb gedeelte zijn de respondenten vooral positief. In dat opzicht alleen kan er al worden gesproken van een positief project. Maar ook op andere punten stemmen de uitkomsten van dit onderzoek hoopvol. De verwachting zoals door de ontwikkelaars van het BCe project van tevoren geformuleerd is dat 30% van de deelnemers de eindstreep van het project haalt [Tijmes, 2010a&b:3]. Dat betekent dat 30% van de deelnemers (i.e. 4,0 deelnemers pilot Nijmegen en 3,0 deelnemers Midden-Brabant; 7 in totaal) niet is gerecidiveerd; een Basis Ondernemersplan heeft geproduceerd; werk heeft gevonden of een studie is gaan doen. Afgaande op wat de respondenten zelf in hebben gevuld hebben wij te maken met een kleine 43% van de respondenten die het project naar eigen zeggen met succes hebben doorlopen. Dat is 13% hoger dan de inschatting die er vanuit Swat4all zelf was gemaakt. Van de 15 respondenten die de 1-meting in hebben gevuld zegt bovendien 40% (6 personen) binnen nu en drie maanden een eigen bedrijf opgezet te hebben.
31
[Business Class Ex-gedetineerden]
Deel IV: Vergelijking andere projecten en recidive-onderzoek Aan het onderzoeksteam van Zingeving & Professie is ook gevraagd om een vergelijkend recidiveonderzoek te schrijven naar aanleiding van het onderhavige onderzoek en het belang wat in de criminologie en bij justitie wordt gehecht aan vermindering van recidive. Om allerlei redenen, die hieronder nogmaals zullen worden uitgelegd, kunnen geen conclusies worden getrokken voor wat betreft de effectiviteit van het BCe-project in zijn geheel of de NLb-peiler in het bijzonder inzake recidive preventie. Hieronder zullen wij desondanks toch ingaan op de voorlopige resultaten van het BCe-programma in vergelijking met ander onderzoek naar recidive preventie programma’s. 1. Resultaten van het BCe-project Zoals eerder geschreven heeft het BCe-project in twee verschillende pilots plaatsgevonden, de eerste pilot vond plaats in Nijmegen en de tweede in Tilburg (MiddenBrabant). Van de 12 deelnemers in Nijmegen is er in één geval sprake van een criminele recidive. In twee gevallen van verslavingsrecidive. Deelnemer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Criminele recidive
Verslavingsrecidive
Werk & uitstroom bijstand
Studie
Basis O-Plan
X X X X X
X
X X X X X
X
8,33%
X 16,67%
16,67%
16,67%
50%
Van de 9 deelnemers van Midden Brabant is er in geen van de gevallen sprake van criminele recidive, noch van verslavingsrecidive. Deelnemer
Criminele recidive
Verslavingsrecidive
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Werk & uitstroom bijstand (op termijn) X
Studie
x
x
x x x x
x
0%
0%
22%
Basis O-Plan
0%
56%
32
[Business Class Ex-gedetineerden] Met een criminele recidive van 1 op 21 – nog geen 5%! – lijkt het BCe-project in eerste instantie een geweldig succes. Er zitten echter nogal wat mitsen en maren aan de geloofwaardigheid van deze cijfers. Ten eerste is de populatie die onderzocht is te klein voor statistisch onderzoek met bijbehorende percentages. Het gaat hier maar om 21 personen en dat maakt dat de toevalsfactor een te grote rol speelt om harde conclusies uit de resultaten te kunnen trekken. Ten tweede is het meetmoment van de recidive ook erg kort genomen. De pilot in Nijmegen liep van september 2008 tot augustus 2009 en Midden Brabant liep van april 2009 tot december 2009. Het meetmoment van de recidive vond plaats in december 2009. Omdat de deelnemers allemaal op een ander moment uit detentie kwamen kan pas vanaf de start van het traject worden gerekend. Dat betekent dat de deelnemers van de Nijmeegse pilot het meetmoment op 15 maanden lag terwijl het voor de Midden Brabantse groep op 9 maanden was. Grofweg genomen kan worden gesproken van een algehele criminele recidive van 5% van alle deelnemers binnen de reikwijdte van ongeveer een jaar. De meeste onderzoeken gaan uit van meetmomenten tussen de 2 en 5 jaar. Ten derde heeft het BCe-project waarschijnlijk het voordeel dat zij heeft gewerkt met een zeer gemotiveerde groep ex-delinquenten. Verschillende recidive onderzoeken laten tegenstrijdige resultaten zien als het gaat om wel of niet justitieel geplaatste deelnemers aan recidivereductie interventies [Nauta, 2008; Moerings, 2006]. 13 Het is echter waarschijnlijk te achten dat voor de doelgroep waar onze onderzochte populatie binnen valt, het zo werkt dat de selectie op basis van vrije wil en op basis van een hoge motivatie een lager recidivecijfer oplevert [verg. Moerings, 2006]. In het voordeel van het BCe-project speelt echter wel dat de recidive cijfers die zijn gemeten betrouwbaarder zijn dan in ander onderzoek. Bij de meeste projecten in de sector criminaliteitspreventie wordt bij het vaststellen van recidive uitgegaan van verschillende gemeentelijke en/of landelijke misdrijfregistratiesystemen. In het onderzoek van Nauta [2008] naar recidivemeting bij trajecten van zes Amsterdamse jeugdinterventies en de Jeugdreclassering is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van het arrondissementsparket Amsterdam (Compas) en het bedrijfsprocessysteem X-pol. Hoewel er naar volledigheid wordt gestreefd is de situatie dat bij slechts 15% van de misdrijven in Nederland de dader bekend is ‘wat betekent dat de trajectdeelnemers vermoedelijk vaker recidiveren dan op grond van de beschikbare justitiële documenten kon worden vastgesteld’ *Nauta, 2008: 9]. Het onderzoek van de recidivemonitor is gebaseerd op gegevens afkomstig uit de Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD), een gepseudonimiseerde versie van het JDS, het wettelijke documentatiesysteem voor afdoeningen van strafzaken. Het gebruik van de OBJD impliceert dat alleen de criminaliteit die onder de aandacht komt van het Openbaar Ministerie (OM), in kaart wordt gebracht. Delicten die niet worden opgespoord of niet aan het OM worden doorgegeven, blijven buiten beschouwing [Wartna et.al., 2009: 2]. Bovenstaande gegevens over recidive in de twee BCe-pilots hebben wij gekregen van Swat4all zelf. Omdat de aard van de begeleiding die via BCe wordt aangeboden zeer persoonlijk, betrokken en ‘hands-on’ is – zoals ook blijkt uit de gedetailleerde rapportages die zijn gedaan – is het redelijk om te verwachten dat de begeleiders goed op de hoogte zijn van het wel en wee van hun protegés en eventuele criminele terugval beter en eerder in de gaten zullen hebben dan bij andere projecten.
13
Het onderzoek van Nauta naar trajecten in de preventie van jeugdcriminaliteit wijst uit dat prevalentie van recidive onder jongeren die in het kader van een justitiële maatregel deelnemen aan een interventie hoger is dan van jongeren die vrijwillige deelnemen [Nauta, 2008:5]. Uit het onderzoek van Moerings naar de effectiviteit van de Exodushuizen, komt echter naar voren dat justitieel geplaatste deelnemers succesvoller uitstromen en minder recidiveren dan de vrijwillig geplaatsten [gevangenispastor.nl, dd. 23-04-10]
33
[Business Class Ex-gedetineerden] Vergelijking met onderzoek naar recidive en andere recidive-preventieprojecten Volgens het jaaroverzicht uit 2006 van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ligt het percentage gedetineerden dat binnen 1 jaar na ontslag uit een penitentiaire inrichting recidiveerde tot 2003 op zo’n 43%. Zo’n 73% recidiveert in 7 jaar *DJI, jaarbericht 2006: 53]. Als we kijken naar de laatste WODC onderzoeken naar de verschillende daderpopulaties komt daaruit naar voren dat van alle volwassen ex-gedetineerden die in 2006 een penitentiaire inrichting verlieten 54,1% binnen twee jaar een nieuw justitiecontact had [Wartna et.al., 2009: 2]. In metingen uit 2006 blijkt dat de algemene recidive onder ex-gedetineerden binnen een jaar vanaf uitstroomjaar 2006 op zo’n 38% ligt. Het gaat daarbij om een gemiddelde van twee justitiecontacten [Ibidem: 20-21]. Tussen 2002 en 2004 is er vanuit justitie expliciet beleid gemaakt dat zich richt op het terugdringen van de recidive, onder de naam Terugdringen Recidiveprogramma (TR). Cijfers over de eventuele effectiviteit van dit overkoepelende programma zijn er niet. Toch zijn er de afgelopen jaren wel een aantal projecten geweest die op effectiviteit zijn gemeten en waar – na onderzoek – een positief resultaat uit is gekomen. Van de zeven projecteffectiviteitsonderzoeken die na het jaar 2000 plaatsvonden onder de daderpopulatie die ‘gedetineerden’ worden genoemd en die het dichts bij onze onderzoekspopulatie komen, zijn er volgens de gegevens van Wartna [2009] minstens drie met zeer hoopgevende resultaten [tabel deels overgenomen uit Wartna, 2009: 253-257]. Auteurs
Jaar
Interventie
N (exp)* 112
N (contr) 86
Pos. Effect** 0,1-0,3
Observatie in mnd 84
Nelissen
2003
Knaap, Laan & Wartna Knaap, Laan & Wartna Laan, Knaap & Wartna Moerings, Wingerden &Vijfhuize Nieuwbeerta, Nagin & Blokland Wingerden & Moerings
2005
Schakelproject P.I. Geerhorst Binnenste Buiten
305
305
0,1-0,3
24
1.080
1.080
0,0-0,1
24
96
96
0,1-0,3
27-49
2006
Nieuw Positief Initiatief Sociale Vaardigheidstraining Exodus
600
-
onb
Niet duidelijk
2007
Gevangenisstraf
148
2.253
nnb
36
2007
Exodus
600
-
onb
12-36
2005 2005
*Indien er sprake is van een controlegroep wordt in deze kolom de steekproefgrootte vermeld die bij de vergelijking werd gehanteerd. Per studie is maximaal één vergelijking opgenomen. ** In deze kolom wordt aangegeven of er in de studie een verschil in recidive is gevonden ten gunste van de experimentele groep. Het verschil is, los van mogelijke statistische significantie, uitgedrukt in de effectgrootte w [Cohen, 1988]. Voor de interpretatie van w gelden de volgende normen: 0,1=klein; 0,3=medium, 0,5=groot. De code onb staat voor onbekend; nnb voor nog niet berekend. Uit het eerste onderzoek, ‘Binnen beginnen & Buiten blijven’ van Nelissen, blijkt dat het met 63% van de deelnemers van het Schakelproject (een recidive reductieproject) dat werd onderzocht ruim drie jaar na ontslag uit detentie nog steeds goed gaat. Dat betekent een score van 37% recidive. Het recidivepercentage ligt daarmee zo’n 24% lager dan van vergelijkbare gedetineerden zonder het
34
[Business Class Ex-gedetineerden] Schakelproject [Nelissen, 2003]. Volgens Wartna [2009] valt dit effect tussen 0,1 (klein) en 0,3 (medium) in. Uit het laatste onderzoek van Moerings, naar het effect van onder andere de stichting Exodus, komt naar voren dat twee jaar na het verlaten van Exodus of een van de andere nazorgorganisaties (naast Exodus ook DOOR, Moria of Ontmoeting) 49,3% van de oud-gedetineerden is gerecidiveerd. De verwachte kans op herhaling van deze groep ex-gedetineerden is anders 58,7%. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het aanbod van een nazorgprogramma het effect heeft van bijna 10% minder recidive [meetsma.com; exodus.nl]. Volgens de berekening van Wartna geldt dit als een klein effect, maar voor de nazorgorganisaties is het een teken dat ze op de goede weg zitten. Ook Jongejan [2007] stelt dat uit onderzoek blijkt dat succesvolle interventies tot ongeveer tien procent minder recidive leiden. Een hoger percentage wordt slechts sporadisch gehaald. Tien procent lijkt niet veel, maar hiermee kunnen heel veel delicten, kosten en in het bijzonder slachtoffers worden voorkomen [Jongejan, 2007: 17]. Zoals meerdere keren gesteld is een accurate vergelijking tussen bovenstaande recidivecijfers en onze metingen van het BCe-project absoluut niet mogelijk vanwege de beperkte populatie en de daaruit volgende veel te grote toevalligheidsfactor die de statistische resultaten erg kan beïnvloeden. Maar uitgaande van een groep gedetineerden die volgens de statistieken normaal gesproken kans loopt op rond de 40% recidive in het tijdsbestek van één jaar, is de gemeten 5% van het BCe-project (35% recidive reductie; een medium tot groot effect) ondanks alle haken en ogen op zijn minst hoopgevend te noemen. Om de werkelijke effectiviteit van de Business Class ex-delinquenten en de peiler van de Normatieve Leefstijlbegeleiding in het bijzonder te bepalen zal er meer en verder onderzoek moeten worden gedaan onder een grotere populatie voor een langere termijn. Bij voorkeur met gebruik van een controlegroep en een gevalideerde vragenlijst en/of kwalitatief onderzoek, waarmee aansluiting wordt gemaakt met ander wetenschappelijk onderzoek naar recidivereductie projecten. Het exploratieve onderzoek wat in dit rapport is verslagen kan niet meer dan wijzen op de aannemelijkheid dat het BCe-project verdere uitbreiding en nader onderzoek waard is.
35
[Business Class Ex-gedetineerden]
Bronnen Lijst van geraadpleegde literatuur Adviesbureau Van Montfoort. Vogelzang, B. [2005], Handreiking 1. Criminogene factoren. Handboek methode jeugdreclassering, Maatschappelijk Ondernemers Groep, Utrecht. Dienst Justitiële Inrichtingen [2005], Jaarbericht 2005. Ministerie van Justitie, Den Haag. Dienst Justitiële Inrichtingen [2006], Jaarbericht 2006. Ministerie van Justitie, Den Haag. Duis, H.J. & Oldenboom, J.F.W. [2006], Onderwijs in het penitentiaire paleis. Een onderzoek naar het aanbod van en de motvatie tot scholing binnen penitentiarie inrichtingen in Nederland. Dienst Justitiële Inrichtingen en Saxion Hogeschool, Enschede. Hart, H. ‘t [2003], Sociale wenselijkheid, in: Jaarboek 2003 (digitaal), moaweb.nl/bibliotheek Jongejan, M. [2007], Reïntegratie en/of recidive? Recidive onder de deelneemsters van hte project ‘Toekomst in Balans’. Doctoraalscriptie, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, sectie Criminologie. Vrije Universiteit Amsterdam. Knaap, L.M. van der, Leenarts, L.E.W. & Nijssen, L.T.J. [2007], Psychometrische kwaliteiten van de Recidive Inschattingsschalen (RISc) Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, interne consistentie en congruente validiteit. WODC-publicatie, Den Haag. Laan, A.M. van der & Blom, M. [2006], WODC-Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit – Meting 2005. WODC-uitgave, Boom: Den Haag. Moerings, L.M. [2003], Straffen met het oog op veiligheid, een onderneming vol risico’s. Rede bij aanvaarding ambt hoogleraar Penologie, Universiteit Leiden. Moerings, L. M., Wingerden, S.G.C. van & Vijfhuize, P.J. [2006], Exodus, op de goede weg? Eindrapportage van het evaluatieonderzoek naar Exodus. (Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid, 17). Boom: Den Haag. Nauta, O. [2008], Recidivemeting trajecten aanpak en preventie jeugdcriminaliteit. Een recidivemeting onder trajectdeelnemers van zes Amsterdamse jeugdinterventies en de Jeugdreclassering. Gemeente Amsterdam, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling; DSP-groep BV., Amsterdam. Nelissen, P. Ph. [2008], Interventies op basis van bevindingen uit de levelsloopcriminologie: een nieuw paradigma voor verbetering? In: Proces, 2008, nr. 3. Nelissen, P. Ph. [2003], Binnen beginnen & Buiten blijven met het Schakelproject. Nelissen Onderzoek & Advies, Maastricht. Tijmes, J.H. [2008], Ondernemen, dat kun je maken. Begeleiding naar ondernemerschap en normatieve professionaliteit. Intern document, Stichting Werken Aan Toekomst 4 all, Badhoevedorp.
36
[Business Class Ex-gedetineerden] Tijmes, J.H. [2010a], Eindfase evaluatie pilot Business Class ex-gedetineerden Nijmegen. Intern document, 10 januari 2010. Tijmes, J.H. [2010b], Eindfase evaluatie pilot Business Class ex-gedetineerden Midden Brabant. Intern document, 10 januari 2010. Tollenaar, N., Dijk, J. van & Alblas, J.W. [2009], Monitor Veelplegers 2003-2006, uit de reeks: Fact sheets 2009-1, periodiek rapport, WODC, Den Haag. Verbeterplan ‘ aansluiting nazorg’ [2004]. Programma Terugdringen Recidive. Directie Sanctie- en Preventiebeleid, november 2004. Wermink, H. Blokland, A., Nieuwbeerta, P. & Tollenaar, N. [2009], ‘Recidive na werkstraffen en na gevangenisstraffen. Een gematchte vergelijking’ in: Tijdschrift voor Criminologie, 2009 (51) 3. Wartna, B.S.J., Blom, M. & Tollenaar, N. [2004], De WODC-Recidivemonitor. WODC-uitgave, Den Haag. Wartna, B.S.J., N. Tollenaar & M. Blom [2005], Recidive 1997 Een cijfermatig overzicht van de strafrechtelijke recidive van volwassen en jeugdige daders. WODC-uitgave. Boom: Den Haag. Wartna, B.S.J., N. Tollenaar & M. Blom [2008], De WODC-Recidivemonitor. 3e, herziene versie. WODC-uitgave, Den Haag. Wartna, B.S.J. [2009], In de oude fout. Over het meten van recidive en het vaststellen van het succes van strafrechtelijke interventies. WODC uitgave. Boom: Den Haag. Wartna, B.S.J., Blom, M., Tollenaar, N., Alma, S.M., Essers, A.A.M., Alberda, D.L. & Bregman, I.M. [2009], Recidivebericht 1997-2006. Ontwikkelingen in de strafrechtelijke recidive van Nederlanse justitiabelen, uit de reeks: Fact sheets 2009-5, periodiek rapport, WODC, Den Haag. Lijst van geraadpleegde websites -
http://www.wodc.nl http://www.svg.nl/watdoenwij.php/8/45/aansluiting_nazorg.html WODC…. http://www.meetsma.com/geen_exodus_huis_op_de_overblaak/documenten/onderzoek.d oc, dd. 10-04-10 http://www.gevangenispastor.nl/news.aspx?lIntNavId=11&lIntEntityId=184, dd.23-04-10 http://www.exodus.nl/Exoduslezing_en_presentatie_onderzoekid_209_61.html, dd. 20-0410 http://www.moaweb.nl/bibliotheek/.../2003/jaarboek-2003-01.pdf
37
[Business Class Ex-gedetineerden]
Bijlage 1: Profiel/processchets van respondenten (Van degene die aan de beide enquêtes hebben deegnomen, n=15) Nr. 2 Een 22/23 jarige jongen, afkomstig van buiten Europa. Hij is zelfstandig wonend, maar niet tevreden over zijn woonsituatie, die hij zelf als onstabiel beschrijft. Heeft een inkomen tussen de 450 en 900 euro per maand en vindt dat eigenlijk net iets te weinig. Hij geeft aan dat meer dan 1.800 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou zijn of in een reguliere baan zou werken. Nr. 2 vindt dat hij goed met geld kan omgaan en heeft bij aanvang van het programma een heel kleine schuld. Hij heeft een taakstraf gekregen voor een agressie delict. Hij heeft geen verslavingsprobleem. Hij voelt zich aan de humanistische traditie verwant en is Christelijk opgevoed. Na het BCe-programma geeft hij aan geïnspireerd te zijn door: “Allemaal, zijn allemaal hetzelfde, ieder zijn verschil”. Nr. 2 wil gaan samenwerken met mijn pleegvader en dichterbij hem gaan wonen waardoor samenwerking en werkoverleg makkelijker zal zijn. Hij heeft het BCe-programma afgerond maar is nog niet werkzaam als zzp’er omdat hij met mijn pleegvader wil gaan samenwerken en diens businessplannen en daarna zijn plan daarmee combineren, binnen nu en één jaar. Belangrijkste leerpunten: Hij voelde zich eerst sterk verkeerd begrepen door anderen en slachtoffer van zijn omstandigheden (beide score -3), bij afloop van het BCe-programma is zijn gevoel over beide neutraal (score 0). Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Het business-programma was heel erg positief en ik heb heel erg veel geleerd van mijn collega's als het gaat over zaken doen, wat je moet laten, waarbij je moet opletten en wat je beter kan laten liggen. Geleerd: positief blijven no matter what, leren je vaste patroon te wijzigen (doorbreken), concentratie en uithoudingsvermogen, ik ben overtuigd van mijn eigen kracht en energie dat ik bezit, sociaal zijn.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ja, ik was op zoek naar een begeleidingscoach die mij dingen zou kunnen uitleggen als ik vragen had.” Zijn slotopmerking: “Voel me goed!! Zonder dit BCe-programmazou het iets moeilijker zijn voor mij een onderneming te beginnen dus ik ben heel blij met de kansen die ik krijg.” Nr. 4 Een Nederlandse man van 34 jaar, met ouders uit een ander Europees land. Hij is zelfstandig wonend. Voorafgaand aan het programma is hij tevreden over zijn stabiele woonsituatie. Bij afloop geeft hij echter aan ontevreden te zijn over zijn onstabiele woonsituatie. Hij heeft het lager beroepsonderwijs genoten. Zijn inkomen ligt tussen de 450 en 900 euro per maand, wat hij krap vindt, maar hij kan er net mee rondkomen. Hij geeft aan dat een inkomen tussen de 1.350 en 1.800 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als een zelfstandige of reguliere baan zou werken. Nr. 4 geeft aan goed met geld om te kunnen gaan, maar wel 15.000 euro schuld te hebben. Hij is 3 of 4 keer veroordeeld wegens drugs- en agressiedelicten, en hij heeft daarvoor tussen één maand en één jaar gezeten. Hij heeft een softdrugverslaving, en heeft op 10 dagen van de maand voorafgaand aan het BCe-programma gebruikt. De maand voor het einde van het BCe-programma gebruikte hij niets. Hij heeft het BCe-programma in zijn geheel afgerond. Hij is nu nog geen zzp’er, maar zegt binnen nu en drie maanden zijn bedrijfje opgezet te hebben.
38
[Business Class Ex-gedetineerden] Belangrijkste leerpunten: Ik weet dat ik belangrijk ben voor andere mensen (van 0 naar 3 score) Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb (0 > 3 score) Ik ben erg tevreden met mijn huidige leven (-3 naar 0) Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen (1 naar 3) Ik voel mij een volwaardig deelnemer aan de Nederlandse samenleving (1 naar 3) Over zijn beoordeling van het programma schrijft hij: “Heel positief. Kon beter maar ben tevreden. Dit was me alleen nooit gelukt”. En “Ik ben heel blij dat ik mag deelnemen aan dit traject. Het heeft mij heel veel goeds gedaan”. Nr. 5 Een Nederlandse man van 28/29 jaar. Bij de start van het programma woont hij zelfstandig met partner en/of kinderen, en bij de afloop zelfstandig alleen. Hij is tevreden over zijn stabiele woonsituatie. Nr. 4 is opgegroeid in een Christelijk milieu maar voelt zichzelf nu niet verbonden met enige levensbeschouwelijke stroming. Hij heeft het lager beroepsonderwijs (LTS, LEAO, LHNO) of voorbereidend beroepsonderwijs gevolgd. Hij heeft een inkomen tussen de 450 en 900 euro per maand en vindt dat veel te weinig. Hij geeft aan dat tussen de 1.350 en 1.800 euro per maand voor hem genoeg zou zijn. Hij is tussen de 5 en 10 keer veroordeeld, wegens agressie-, drugs-, verkeersen overige delicten en heeft daarvoor meer dan drie jaar gezeten. Hij zegt een soft- en harddrugs, alcohol en gokverslavingen te hebben. Bij aanvang en aan het eind van het programma gebruikte hij dagelijks softdrugs, wat hij toelicht met: “blowen vanwege ADHD”. Door het overlijden van zijn moeder raakte hij van het rechte pad. “Vastzitten was niet leuk, wel leerzaam.” Hij heeft het BCe-programma niet afgerond maar is na 32 weken gestopt, omdat zijn vriendin een ernstige psychoses had, waardoor hij tegen de nodige knelpunten opliep. Hij is niet werkzaam als zzp’er , maar zit nog in WWB (Wet Werk en Bijstand). Belangrijkste leerpunten: Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij (-2 naar 2) Ik voel mij een volwaardig deelnemer aan de Nederlandse samenleving (-1 naar 2) Ik ben meestal goed in staat om aan anderen uit te leggen wat ik bedoel (-1 naar 2) In mijn ideale samenleving houdt iedereen zich aan de wet (-1 naar 2) Ik kan goed luisteren (-1 naar 2) De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven (2 naar -1) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Nou wat ik daar geleerd heb is door te zetten en een goed plan te maken.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ja op zich wel, had misschien nog wat eer individuele begeleiding bij gekund.” Zijn slot opmerking: “Ik heb het als leuk en leerzaam ervaren. Verder heb ik jammer genoeg niet alle lessen meegemaakt door de ziekte van mijn vriendin.” Nr. 6 Een 43/44 jarige getrouwde man van Turkse komaf. Zijn hoogst genoten opleiding is het basisonderwijs. Zijn inkomsten liggen tussen de 900 en 1.350 euro per maand, wat voor hem net iets te weinig is. Hij geeft wonderlijk genoeg hetzelfde bedrag aan als hetgeen voor hem genoeg zou zijn
39
[Business Class Ex-gedetineerden] als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij vindt dat hij niet goed met geld om kan gaan en heeft 7.500 euro schuld. Hij is 3 of 4 keer veroordeelt wegens drugs- en overige delicten en heeft daarvoor tussen de 1 en 3 jaar gezeten. Hij heeft geen verslaving. Hij is Islamitische opgevoed, maar voelt zich met de humanistisch stroming verwant. Heeft het gehele BCe-programma afgerond. Hij is niet als zzp’er aan het werk gegaan omdat hij ergens anders werk heeft gevonden. Belangrijkste leerpunten: Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen (-2 naar 3) Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk (-2 naar 1) Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb (-1 naar 2) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Deze cursus heb ik positief ervaren. Ik heb praktische zaken geleerd. Ik ben ervan overtuigd dat criminaliteit niet de goede weg is. Bovendien heb ik geleerd hoe de maatschappij in elkaar zit en hoe ik daarin sta.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Niet alles, ik ben nog niet klaar met mijn onderneming.” Nr. 7 Een 37-38 jarige, gescheiden, Turkse man. Bij aanvang van het programma woonde hij bij (één van) zijn ouders, bij de afloop woonde hij zelfstandig. Hij is tevreden over zijn woonsituatie, hoewel hij zijn zelfstandige woonsituatie als onstabiel typeert. Hij heeft een inkomen tussen de 450 en 900 euro per maand en vindt dat veel te weinig. Hij geeft aan dat tussen de 900 en 1.350 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige of binnen een reguliere baan zou werken. Nr. 7 vindt niet dat hij goed met geld kan omgaan en heeft een schuld van 5.000 euro. Hij is tussen de 5 en 10 maal veroordeeld vanwege vermogensdelicten zonder geweld, en heeft daarvoor 3 tot 5 jaar vastgezeten. Hij geeft aan een gokverslaving te hebben. De maand voor aanvang van het BCe-programma heeft hij 20 keer softdrugs gebruikt en 1.000 euro vergokt. Bij afsluiting is dat 5 keer softdrugs en niks vergokt. Hij is islamitisch. Hij heeft het BCe-programma niet afgerond en is tussen de 17 en 32 weken na aanvang gestopt, omdat hij zich door woon- en uitkeringproblemen niet goed kon concentreren. Hij wordt nog wel begeleid door de stichting. Hij is op dit moment niet als zzp’er werkzaam, maar “bezig met mijn problemen oplossen”. Belangrijkste leerpunten: Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft (2 naar -3) Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb (-2 naar 2) Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen (-3 naar 1) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Heb heel positief beleefd, vooral waardes en normen. Daar ben ik beter mee omgegaan. Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Nee, want ik ben nog geen zelfstandig ondernemer.”
40
[Business Class Ex-gedetineerden] Zijn slotopmerking: “Ik ben dankbaar dat er überhaupt een kans wordt gegeven want de kansen voor ex-gedetineerden blijven vaak beperkt. Alleen de nazorg van gemeentes faalt.” Nr. 8 Een 48/49 jarige Nederlands man, met ouders van buiten Europa. Hij woont zelfstandig en noemt zijn woonsituatie stabiel. Daar is hij tevreden over. Hij heeft het middelbaar beroepsonderwijs (MTS, MEAO, MDGO, KMBO, etc) genoten. Zijn inkomsten liggen tussen de 450 en 900 euro per maand en hij vindt dat veel te weinig. Hij geeft aan dat meer dan 1.800 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij is 3 à 4 keer veroordeeld voor vermogensdelicten zonder geweld, en heeft daarvoor tussen de 1 en 3 jaar gezeten. Hij heeft een harddrugsprobleem gehad. Als belangrijke gebeurtenis noemt hij dat hij een boek heeft geschreven, dat waarschijnlijk in het voorjaar van 2010 uitkomt. Hij heeft de BCe-programma niet afgerond en is tussen de 17 en 32 weken na aanvang gestopt, omdat “ ik te druk was met het opzetten van mijn eigen bedrijf”. Hij werkt niet als zzp’er, omdat hij nog bezig is “eigen BCe-programma op te zetten, heb een boek geschreven, ligt nu bij de uitgever en wacht daarop”. Belangrijkste leerpunten: De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven (2 naar 0) Ik kan goed luisteren (2 naar 0) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “De criteria om een eigen bedrijf te starten moet mijns inziens strengen. Binnen het BCe-programma heb ik een hardloop BCe-programma opgezet. Hierin heb ik voor mij een belangrijke conclusie getrokken. Dat is dat in de jongens potentie zit.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Nee, er had een strengere selectie plaats moeten vinden en meer individuele begeleiding. Ja, het hardloop BCe-programma wat ik heb gedaan is geslaagd. Ik heb een doel gesteld, de 5 km en een paar hebben dat gehaald.” Zijn slotopmerking: “De selectie moet strenger zijn. De jongens die nu in het pilot-BCe-programma zaten denken er te makkelijk over. Ondernemen en vooral eigen zaak is topsport. Dat wil zeggen je moet als het waren er bezeten van zijn en er alles voor over hebben. Verder ben ik tevreden met mijn loop BCe-programma die ik hierin gedaan heb. Ondanks de financiële problemen die er waren heb ik toch doorgezet en toch geslaagd. In de loop van het BCe-programma heb ik wat ik al dacht een belangrijke conclusie getrokken en dat is dat de jongens potentie hebben.” Nr. 10 Een 29/30jarige man met Nederlands achtergrond. Bij aanvang van het programma zat hij in crisisopvang en bij afsluiting woont hij zelfstandig. Hij is niet tevreden met zijn onstabiele woonsituatie. Als opleiding heeft hij het Middelbaar beroepsonderwijs (MTS, MEAO, MDGO, KMBO, etc) gevolgd. Zijn inkomen bedraagt tussen de 450 en 900 euro per maand en hij vindt dat veel te weinig. Hij geeft aan dat meer dan 1.800 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij zegt goed met geld om te kunnen gaan en heeft bij aanvang van het programma een schuld van 2.000 euro . Nr. 10 is 2 maal veroordeeld wegens een vermogensdelict zonder geweld, een drugs- en verkeersdelict, en hij heeft daarvoor tussen een
41
[Business Class Ex-gedetineerden] maand en een jaar gezeten. In het verleden heeft hij problemen gehad met softdrugs en harddrugs. In de maand voor aanvang van het programma geeft hij aan niets gebruikt te hebben. In de maand voor de afsluiting heeft hij 9 keer softdrugs gebruikt, 1 keer harddrugs en 1 keer alcohol. Hij is een nieuwe relatie aangegaan en is gaan samenwonen. Het BCe-programma heeft hij niet afgemaakt. Hij is tussen 17 en 32 weken gestopt omdat hij depressief werd en ging blowen. Bovendien ging het programma hem te langzaam en noemde hij het te weinig intensief. Nr. 10 is nu niet als zzp’er werkzaam, maar hij zegt “nog aan het wikken en wegen te zijn, na een lastige periode.” Belangrijkste leerpunten: Ik ben tevreden met de relaties die ik heb met de mensen om mij heen (0 naar -2) Als ik mij weer eens in een situatie bevind waarin ik de verleiding voel om ‘de fout’ in te gaan, dan weet ik nu zeker dat ik daar weerstand aan zal bieden (2 naar 0) Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen (-1 naar 1) Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb (-3 naar -1) Ik zie kritiek van andere mensen als een kans om iets te leren (1 naar 3) Ik geloof dat ik goed in kan schatten wat ik allemaal wel en niet kan (2 naar 0) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Moeilijk te zeggen, voorop heb ik er een hele hoop positieve dingen opgestoken maar een gedeelte was ook te verwaarlozen. Maar vooralsnog, de insteek was van positieve aard. (Helaas kwamen er wat privéproblemen, waardoor ik een deel heb moeten missen).” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Middaggedeelte wel, ochtendgedeelte matig tot niet. En er had één à twee tot zelfs drie dagen per week hadden er ruimtes waar je rustig achter een computer aan het werk kon waar het de meest (thuis) tekort kwam.” Zijn slotopmerking: “Succes ermee. Vind erg nobel en goed dat deze doelgroep op deze manier wordt gesteund. Cheers.” Nr. 11 Een 40/41jarige getrouwde, niet Nederlandse, Europese man, die tevreden is met zijn stabiele woonsituatie. Hij heeft het lager beroepsonderwijs (LTS, LEAO, LHNO) of voorbereidend beroepsonderwijs gedaan. Zijn inkomen licht tussen 900 en 1.350 euro per maand en hij vindt dat eigenlijk net iets te weinig. Hij geeft aan dat een inkomen tussen de 1.350 en 1.800 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij is 1 keer veroordeeld voor een drugsdelict, waarvoor hij meer dan 3 jaar gezeten heeft. Hij heeft geen verslavingsproblemen. Hij is Islamitisch. Nr. 11 heeft het BCe-programma niet afgemaakt, maar is tussen 17 en 32 weken gestopt, omdat hij vond dat hij er niets aan had Belangrijkste leerpunten: Ik geloof dat iemand zoals ik succesvol kan zijn in iedere baan of carrière van zijn of haar keuze (2 naar 0) Ik weet wat het leven voor mij de moeite waard maakt (2 naar 0) Ik weet dat ik belangrijk ben voor andere mensen (0 naar 2) Ik ben meestal goed in staat om aan anderen uit te leggen wat ik bedoel (2 naar 0) Werkgevers of klanten zitten niet op mij te wachten (2 naar 0) Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken (2 naar 0)
42
[Business Class Ex-gedetineerden] Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb (2 naar 0) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Ik heb weinig geleerd.” Nr. 13 Een 26/27 jarige Nederlandse man, die zelfstandig woont. Voorafgaand aan het programma geeft hij aan ontevreden over zijn onstabiele woonsituatie te zijn. Bij afsluiting is hij tevreden en noemt zijn situatie stabiel. Zijn inkomsten is tijdens het BCe-programma gestegen van tussen de 450 en 900 euro per maand naar meer dan 1.800 euro. Hij is 3 of 5 keer veroordeeld voor een vermogensdelict zonder geweld, drugs-, agressie en verkeersincidenten, waarvoor hij tussen een maand en een jaar vastgezeten. Hij heeft problemen met soft- en harddrugs gehad, maar momenteel is daar geen sprake meer van. Een recente verhuizing heeft een zeer goede invloed op zijn leven gehad. Hij heeft het BCe-programma helemaal afgerond. Hij is nog niet als zzp’er aan de slag, maar denkt binnen nu en drie maanden zijn bedrijfje opgezet te hebben. Belangrijkste leerpunten: Ik voel mij een volwaardig deelnemer aan de Nederlandse samenleving )1 naar 3) Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken (-3 naar 0) Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb (-2 naar 1) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Ik heb de BCe-programma positief beleefd en zie mijn kansen voor mij om eigen bedrijfje te starten.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ja! Maar moet er zelf wel wat meer aan doen om mijn bedrijfsplan te voltooien.” Nr. 14 Een 27/28 jarige Nederlandse man, zonder vaste woonruimte. Hij woont afwisselend een paar dagen bij vrienden, familie en bij zijn vriendin. Hij ervaart dat als onstabiel en is daar niet tevreden over. Zijn inkomsten bedragen tussen de 450 en 900 euro per maand, wat hij veel te weinig vindt. Hij geeft aan dat tussen de 1.350 en 1.800 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij vindt dat hij niet goed met geld om kan gaan, en heeft bij aanvang BCe-programma een schuld van 5.000 à 8.000 euro. Hij is tussen de 5 en 10 keer veroordeeld, voor vermogensdelicten zonder geweld, drugsdelicten en overige delicten, en heeft daar tussen 1 en 3 jaar voor vastgezeten. Hij heeft problemen met soft- en harddrugs gehad en met gokken. De maand vooraf aan het BCe-programma heeft hij 5 maal softdrugs en eenmaal harddrugs gebruikt. Hij is een nieuwe relatie aangegaan en duidt dat als een “goede” (score 2) invloed op zijn leven. Hij zegt daarover: “Ik ben hier heel erg blij mee omdat ik nu een ander leven leid dan voorheen als vrijgezel. Hing toen altijd op verkeerde plekken die ik nu niet meer opzoek. Denk nu meer aan de toekomst.” Hij heeft het BCe-programma niet afgemaakt, maar geeft niet aan na hoeveel tijd dat was. Als reden daarvoor geeft hij aan weer met justitie in aanraking te zijn gekomen. Hij licht zijn stoppen als volgt toe: “woonsituatie en de manier hoe er met elkaar wordt omgegaan” en “vervelend iemand zat er in de klas. Had geen vaste woon of verblijfplaats waardoor ik ook weer met justitie in aanraking komen.” Hij werkt niet als ZZPer, en geeft aan “wil nog meer persoonlijke begeleiding krijgen om iets op te zetten.”
43
[Business Class Ex-gedetineerden]
Belangrijkste leerpunten: Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen (-2 naar 1) Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen (-1 naar 1) Ik weet wat mijn levensdoelen zijn (1 naar 3) Ik ben ervan overtuigd dat ik in de toekomst mijn geld op een eerlijke manier zal kunnen verdienen (1 naar 3) Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij (-1 naar 1) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Positief want ben gaan inzien dat als je wilt er zeker mogelijkheden zijn om zelfstandig ondernemer te worden.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Niet, de ochtenden waren anders dan ik had verwacht. Sommige dingen hebben te lang op zich laten wachten zoals computers.” Zijn slotopmerking: “Zorg voor een goed begin.” Nr. 23 Een 31 jarige Nederlandse man, samenwonend met partner of kind. Hij is tevreden met zijn stabiele woonsituatie. Hij heeft speciaal onderwijs gehad. Zijn inkomen ligt tussen de 900 en 1.350 euro per maand, wat hij eigenlijk net iets te weinig vindt. Hij vindt dat hij goed met geld om kan gaan, en heeft schulden maar weet echt niet hoeveel dat is. Hij is tussen 5 en 10 keer veroordeeld voor agressiedelicten en heeft daar meer dan 3 jaar voor vastgezeten. Nr. 23 geeft aan geen verslavingsproblemen te hebben gehad. De maand voor aanvang van het programma heeft hij niets gebruikt, de maand voor afsluiting heeft hij 4 keer softdrugs gebruikt en 2 keer alcohol. Hij heeft het gehele BCe-programma afgerond. Hij is nu echter nog niet als zzp’er werkzaam, maar verwacht binnen 3 maanden zijn bedrijfje te hebben opgezet. Belangrijkste leerpunten: Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken (2 naar -1) Ik geloof dat iemand zoals ik succesvol kan zijn in iedere baan of carrière van zijn of haar keuze (2 naar 0) Ik ben een slachtoffer van mijn omstandigheden (-1 naar -3) Werkgevers of klanten zitten niet op mij te wachten (0 naar -2) Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb (0 naar 2) Ik ben ervan overtuigd dat ik dat ik een positieve indruk kan maken op toekomstige klanten (0 naar 2) Ik weet dat ik een aantal goede kwaliteiten heb (0 naar 2) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Ik heb er veel van geleerd.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Meer dan verwacht.” Zijn slotopmerking: “De koffie was goed.”
44
[Business Class Ex-gedetineerden] Nr. 24 Een 34 jarige, zelfstandig wonende, man met een Turkse achtergrond . Hij was bij aanvang van het BCe-programma tevreden over zijn stabiele woonsituatie, maar bij afsluiting ontevreden met onstabiele woonsituatie. Hij heeft het Middelbaar beroepsonderwijs (MTS, MEAO, MDGO, KMBO, etc.) gevolgd. Zijn inkomen bedraagt tussen 450 en 900 euro per maand. Hij vindt dit veel te weinig. Hij geeft aan dat tussen 900 en 1.350 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij vindt niet dat hij goed met geld kan omgaan, en heeft een schuld van rond de 20.000 euro. Hij is eenmaal veroordeeld voor een vermogensdelict zonder geweld en heeft daar tussen een maand en een jaar voor vastgezeten. Hij heeft een probleem met softdrugs, en heeft de maand voor aanvang dagelijks softdrugs gebruikt. De maand voor afsluiting heeft hij 7 maal softdrugs gebruikt. Hij heeft het gehele BCe-programma afgerond. Momenteel is hij nog niet als zzp’er werkzaam, maar hij verwacht binnen 3 maanden zijn bedrijfje te hebben opgezet. Belangrijkste leerpunten: Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft (-2 naar 2) Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken (-3 naar 0) Ik ben een slachtoffer van mijn omstandigheden (-2 naar 1) Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen (-2 naar 0) Ik ben tevreden met de relaties die ik heb met de mensen om mij heen (3 naar 1) Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij (2 naar 0) Ik kan wat ik te bieden heb goed onder woorden brengen voor andere mensen (3 naar 1) In vergelijking met anderen vind ik mijzelf even waardevol (3 naar 1) De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven (1 naar 3) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Het is mijn motivatie geweest om op het goede pad te blijven om daarna mijn geld op een eerlijke en stabiele wijze te verdienen.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ik krijg meer als dat ik had verwacht, starters krediet had ik niet verwacht, maar toen ik besefte dat het allemaal real was heb ik echt mijn best gedaan.” Zijn slotopmerking: “Ik ben blij dat ik eraan heb deelgenomen.” Nr. 26 Een 42/43jarige, zelfstandig wonende, man, afkomstig van buiten Europa. Hij is tevreden over zijn stabiele woonsituatie. Hij heeft een inkomen dat tussen de 450 en 900 euro per maand ligt, wat hij veel te weinig vindt. Wonderlijk genoeg vindt hij hetzelfde bedrag genoeg als hij als zelfstandige of reguliere baan zou werken. Hij geeft aan goed met geld te kunnen omgaan en heeft een schuld van 17.000 euro. Hij is 3 of 4 keer veroordeeld voor drugsdelicten en heeft daar meer dan 3 jaar voor vastgezeten. Hij geeft aan een harddrugsprobleem gehad te hebben. De maanden voor start en afsluiting van het BCe-programma heeft hij dagelijks softdrugs gebruikt, daarnaast de maand voor aanvang 10 maal alcohol en voor afsluiting 4 maal. Hij heeft het BCe-programma volledig afgerond. Momenteel is hij niet werkzaam als zzp’er, maar hij geeft niet aan waarom.
45
[Business Class Ex-gedetineerden] Belangrijkste leerpunten: Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken (1 naar -2) Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft (2 naar 0) Werkgevers of klanten zitten niet op mij te wachten (0 naar -2) Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk (0 naar -2) Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb (2 naar 0) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Ik heb veel geleerd en het is het meest positieve ding dat is gebeurd de laatste tijd.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ja, ik had een tijd geleden een tatoozaak die goed ging, maar nu heb ik gezien waar alles fout ging.” Nr. 28 Een 37/38 jarige, zelfstandig wonende, Nederlandse man. Hij vindt zijn woonsituatie niet stabiel en is daar bij aanvang van het BCe-programma wel tevreden over maar bij afsluiting niet meer. De opleidingen die hij gevolgd heeft zijn de Mavo, Vmbo theoretische of gemengde leerweg en de (m)ulo, 3-jarige HBS. Hij verdient tussen de 450 en 900 euro per maand en vindt dat eigenlijk net iets te weinig. Hij zegt dat tussen de 900 en 1.350 euro voor hem genoeg zou zijn als hij als zelfstandige zou werken of een reguliere baan zou hebben. Hij geeft aan niet goed met geld te kunnen omgaan en heeft een schuld van 25.000 euro. Hij is eenmaal veroordeeld voor een drugsdelict en heeft daarvoor tussen 1 en 3 jaar vastgezeten. Hij zegt geeft verslavingsprobleem te hebben gehad. De maand voor aanvang heeft hij niets gebruikt, de maand voor afsluiting 25 maal softdrugs, 7 maal harddrugs, en 10 maal alcohol. Een scheiding heeft een negatief beïnvloed op zijn leven gehad. Hij heeft het gehele BCe-programma afgerond, maar momenteel nog niet als zzp’er werkzaam. Hij verwacht binnen 3 maanden zijn eigen bedrijfje te hebben opgezet. Belangrijkste leerpunten: Ik voel mij een volwaardig deelnemer aan de Nederlandse samenleving (3 naar -1) Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij (1 naar -2) Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft (1 naar -2) Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk (-2 naar 1) Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen (1 naar -2) Ik zie kritiek van andere mensen als een kans om iets te leren (-1 naar 2) Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen (2 naar 0) Als ik mij weer eens in een situatie bevind waarin ik de verleiding voel om ‘de fout’ in te gaan, dan weet ik nu zeker dat ik daar weerstand aan zal bieden (2 naar 0) Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb (3 naar 1) Ik geloof dat ik goed in kan schatten wat ik allemaal wel en niet kan (1 naar 3) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Voor mij was het positief. Ik heb het ondernemersplan klaar gekregen. Ik heb geleerd om door te zetten.” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ja, maar ik had geen echt idee wat ik ervan precies moest verwachten.” Zijn slotopmerking: “Al met al ben ik blij dat ik mee kon doen en ik hou er een positief gevoel aan over.”
46
[Business Class Ex-gedetineerden] Nr. 29 Een 39/40 jarige, getrouwde, Nederlands man. Hij woont samen met partner en/of kind en is tevreden over zijn woonsituatie, die hij bij aanvang niet stabiel vond, maar bij afsluiting wel. Hij heeft lager beroepsonderwijs (LTS, LEAO, LHNO) of voorbereidend beroepsonderwijs gevolgd. Zijn inkomen ligt tussen de900 en 1.350 euro per maand, wat hij eigenlijk net iets te weinig vindt. Hij geeft aan dat tussen de 900 en 1.350 euro voor hem genoeg zou zijn als hij zelfstandig of binnen een reguliere baan zou werken. Hij zegt goed met geld te kunnen omgaan, en heeft schulden maar heeft werkelijk geen idee hoeveel dat is. Hij is tussen de 5 en 10 keer veroordeeld voor agressiedelicten en heeft daarvoor tussen 1 en 3 jaar vastgezeten. De invloed daarvan op zijn leven vindt hij slecht. Hij heeft in het verleden een alcoholverslaving gehad. De maand voor het BCe-programma geeft hij aan 20 keer softdrugs gebruikt te hebben, bij afsluiting geen enkele keer. Hij heeft het gehele BCe-programma afgerond. Hij is nu nog niet als zzp’er werkzaam, maar verwacht binnen 3 maanden zijn bedrijfje te hebben opgezet. Belangrijkste leerpunten: Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb (3 naar -1) Ik weet wat mijn levensdoelen zijn (0 naar 3) Werkgevers of klanten zitten niet op mij te wachten (-3 naar 0) Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk (-3 naar 0) Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen (-3 naar 0) Ik zie kritiek van andere mensen als een kans om iets te leren (3 naar 0) Over wat hij aan het BCe-programma heeft gehad schrijft hij: “Doorzettingsvermogen” Over of het programma aan zijn verwachtingen heeft voldaan schrijft hij: “Ja, met veel hulp van de begeleiders.” Zijn slotopmerking: “Is goed gegaan, ben blij dat ik deze kans gehad heb.”
47
[Business Class Ex-gedetineerden]
Bijlage 2: Vragenlijst 0-meting We beginnen met een aantal vragen over uzelf en uw persoonlijke situatie: Graag slechts één antwoord invullen tenzij anders staat aangegeven! 1. Wat is uw geslacht? 0 man 0 vrouw 2. Hoe oud bent u? 3. Wat is uw huidige woonsituatie? 0 ik woon zelfstandig en alleen 0 ik woon zelfstandig met partner en/of kinderen 0 ik woon in bij mijn ouders/een ouder 0 ik woon in bij vrienden/familie 0 ik heb geen vaste woonruimte 0 anders, namelijk… 4. Bent u tevreden met uw huidige woonsituatie? 0 ja 0 nee 5. Beschouwt u uw huidige woonsituatie als stabiel? 0 ja 0 nee 6. Wat is uw burgerlijke staat? 0 ik ben getrouwd 0 ik ben gescheiden 0 ik ben weduwe/weduwnaar 0 ik ben nooit getrouwd 7. Waar zijn uw ouders geboren? (Meerdere antwoorden mogelijk) 0 Nederland 0 Nederlandse Antillen & Aruba 0 Suriname 0 Turkije 0 Marokko 0 Overig, Europa 0 Overig, buiten Europa 8. Waar bent u geboren? 0 Nederland 0 Nederlandse Antillen & Aruba 0 Suriname 0 Turkije 0 Marokko
48
[Business Class Ex-gedetineerden] 0 Overig, Europa 0 Overig, buiten Europa 9. Draagt u de zorg voor (een) familielid/leden en/of kind(eren)? 0 ja 0 nee 0 anders, namelijk… 10. Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond met een diploma? (let wel: één antwoord mogelijk!) 0 speciaal onderwijs 0 basisonderwijs 0 lager beroepsonderwijs (LTS, LEAO, LHNO) of voorbereidend beroepsonderwijs 0 Mavo, Vmbo theoretische of gemengde leerweg, (m)ulo, 3-jarige HBS 0 Havo, mms 0 Middelbaar beroepsonderwijs (MTS, MEAO, MDGO, KMBO, etc) 0 HBS, Atheneum, Gymnasium 0 Hoger beroepsonderwijs (HTS, HEAO, etc.) 0 Universitaire studie Hieronder stellen wij enkele vragen die betrekking hebben op uw financiële situatie: 11. Wat is op dit moment uw totale netto inkomen per maand? (uitkering, bijverdienste, etc.) 0 minder dan € 450,- per maand 0 tussen € 450,- en € 900,- per maand 0 tussen € 900,- en € 1.350,- per maand 0 tussen € 1.350,- en € 1.800,- per maand 0 € 1.800,- of meer per maand 12. Vindt u dat u daarmee genoeg financiële middelen heeft om tevreden van te kunnen leven? 0 ja, dat is voldoende voor mij 0 ja, het is krap maar ik kan er van rondkomen 0 nee, het is eigenlijk net iets te weinig 0 nee, het is veel te weinig Wilt u dit antwoord toelichten… 13. Vindt u van uzelf dat u goed met geld om kunt gaan? Dit betekent dat u uw uitgaven goed af kunt stemmen op uw inkomsten (dus dat u niet meer geld uitgeeft dan dat u heeft) 0 nee 0 ja 0 anders, namelijk… 14. Heeft u op dit moment schulden? 0 nee 0 ja, mijn schuld bedraagt ongeveer … euro 0 ja, maar ik heb werkelijk geen idee hoeveel het allemaal bij elkaar is Het volgende gedeelte bestaat uit een aantal vragen over uw verleden, onder andere aangaande detentie:
49
[Business Class Ex-gedetineerden] 15. Hoe vaak bent u veroordeeld? 0 ik ben nooit veroordeeld 0 1 keer 0 2 keer 0 3 of 4 keer 0 tussen de 5-10 keer 0 11 keer of meer 16. Als u met justitie in aanraking bent geweest in verband met welke delicten was dat? (meerdere antwoorden mogelijk) 0 vermogensdelict zonder geweld 0 vermogensdelict met geweld 0 agressie delict 0 zedendelict 0 drugsdelict 0 verkeersmisdrijf 0 overige delicten (waaronder overtreding van vuurwapenwet) 17. Hoe lang heeft u alles bij elkaar opgesloten gezeten? 0 nooit, ik heb (een) taakstraf(fen) gekregen 0 minder dan 30 dagen 0 tussen 1 maand en 12 maanden 0 tussen 1 en 3 jaar 0 3 jaar of meer 18. Heeft u (in het verleden) verslavingsproblemen gehad? (meerdere antwoorden mogelijk) 0 nee 0 ja, met softdrugs 0 ja, met harddrugs 0 ja, met alcohol 0 ja, met gokken 0 ja, anders, namelijk … 19. Heeft u de afgelopen 30 dagen één of meer van de onderstaande dingen gebruikt/gedaan?: 0 softdrugs, ik ben ongeveer … keer stoned geweest 0 harddrugs, ik heb ongeveer … keer harddrugs gebruikt 0 alcohol, ik heb ongeveer … keer 5 glazen of meer gedronken op één dag 0 gokken, ik heb ongeveer voor … euro vergokt 0 anders, namelijk … 0 geen van allen
50
[Business Class Ex-gedetineerden] Graag willen wij ook wat weten over uw religieuze of levensbeschouwelijke situatie: 20. Bent u opgevoed met een levensbeschouwelijke/religieuze achtergrond, en welke? 0 geen 0 christelijk 0 islamitisch 0 joods 0 hindoeïstisch 0 boeddhistisch 0 humanistisch 0 anders, namelijk … 21. Met welke levensbeschouwelijke/religieuze stroming voelt u zich nu verbonden? 0 geen 0 christelijk 0 islamitisch 0 joods 0 hindoeïstisch 0 boeddhistisch 0 humanistisch 0 anders, namelijk …
helemaal mee eens
mee eens
overwegend mee eens
neutraal
overwegend mee oneens
mee oneens
helemaal mee oneens
22. Wilt u met een kruisje aangeven wat u vindt van de onderstaande uitspraken?
Ik geloof dat iemand zoals ik succesvol kan zijn in iedere baan of carrière van zijn of haar keuze Ik weet wat het leven voor mij de moeite waard maakt Over het algemeen genomen ben ik tevreden met mezelf Ik geloof dat ik een goed zelfstandig ondernemer/een goede werknemer kan zijn* Ik weet dat ik belangrijk ben voor andere mensen Ik ben een slachtoffer van mijn omstandigheden Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen Ik voel mij een volwaardige deelnemer aan de Nederlandse samenleving Ik ben tevreden met de relaties die ik heb met de mensen om mij heen Ik ben meestal goed in staat om aan anderen uit te leggen wat ik bedoel
51
helemaal mee eens
mee eens
overwegend mee eens
neutraal
overwegend mee oneens
mee oneens
helemaal mee oneens
[Business Class Ex-gedetineerden]
Ik weet wat mijn levensdoelen zijn Ik ben ervan overtuigd dat ik in de toekomst mijn geld op een eerlijke manier zal kunnen verdienen In mijn ideale samenleving houdt iedereen zich aan de wet Ik voel dat andere mensen van mij houden Als ik mij weer eens in een situatie bevind waarin ik de verleiding voel om ‘de fout’ in te gaan, dan weet ik nu zeker dat ik daar weerstand aan zal bieden Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij Ik geloof dat iemand als ik een positieve bijdrage kan leveren aan de huidige samenleving Ik denk dat ik goede kansen heb om als zelfstandig ondernemer aan het werk te gaan / dat ik goede kansen maak op een baan* Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft Ik voel mij hoopvol als ik aan mijn toekomst denk Ik ben ervan overtuigd dat ik vanaf nu hulp ga vragen als ik weer in de problemen dreig te komen Werkgevers of klanten* zitten niet op mij te wachten Ik ben erg tevreden met mijn huidige leven Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken Ik weet dat het mij zal lukken om de doelen die ik mij nu gesteld heb ook waar te gaan maken Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk Ik kan wat ik te bieden heb goed onder woorden brengen voor andere mensen Ik weet dat ik de fouten die ik in het verleden heb gemaakt niet meer zal herhalen Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb Ik ben ervan overtuigd dat ik dat ik een positieve indruk kan maken op toekomstige klanten Ik weet dat ik een aantal goede kwaliteiten heb Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen
52
helemaal mee eens
mee eens
overwegend mee eens
neutraal
overwegend mee oneens
mee oneens
helemaal mee oneens
[Business Class Ex-gedetineerden]
Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb In vergelijking met anderen vind ik mijzelf even waardevol Ik zal het altijd moeilijk blijven vinden om goed voor mezelf te zorgen Ik zie kritiek van andere mensen als een kans om iets te leren Ik geloof dat ik goed in kan schatten wat ik allemaal wel en niet kan Ik kan goed luisteren De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven Als laatste willen wij u vragen wat u zoal verwacht van het BCe project: 23. Wat denkt u te gaan leren? Wat verwacht u te bereiken? …
53
[Business Class Ex-gedetineerden]
Bijlage 3: Vragenlijst 1-meting We beginnen met een aantal persoonlijke vragen: Graag slechts één antwoord invullen tenzij anders staat aangegeven! 1. Hoe oud bent u? 2. Wat is uw huidige woonsituatie? 0 ik woon zelfstandig en alleen 0 ik woon zelfstandig met partner en/of kinderen 0 ik woon in bij mijn ouders/een ouder 0 ik woon in bij vrienden/familie 0 ik heb geen vaste woonruimte 0 anders, namelijk… 3. Bent u tevreden met uw huidige woonsituatie? 0 ja 0 nee 4. Beschouwt u uw huidige woonsituatie als stabiel? 0 ja 0 nee 5. Draagt u de zorg voor (een) familielid/leden en/of kind(eren)? 0 ja 0 nee 0 anders, namelijk … 6. Heeft er in de afgelopen 9 maanden een belangrijke gebeurtenis in uw leven plaatsgevonden zoals: (Meerdere antwoorden mogelijk) 0 nee (sla volgende vraag over) 0 ja, ik ben getrouwd 0 ja, ik ben gaan samenwonen 0 ja, ik heb (nieuwe) een relatie gekregen 0 ja, Ik ben verhuisd 0 ja, ik heb een kind gekregen 0 ja, iemand die mij dierbaar is is overleden 0 ja, ik ben gescheiden/mijn relatie is uitgegaan 0 ja, ik ben een belangrijke vriendschap kwijtgeraakt 0 ja, anders, namelijk…
54
[Business Class Ex-gedetineerden] 7. Zo ja, kunt u aangeven welke invloed deze gebeurtenis op uw leven heeft (gehad): Gebeurtenis:
Zeer negatief
Negatief
Een beetje negatief
Neutraal
Een beetje positief
Positief
Zeer positief
1. 2. 3. 4.
Wilt u dit antwoord nog in uw eigen woorden toelichten? … 8. Heeft u de afgelopen 30 dagen één of meer van de onderstaande dingen gebruikt/gedaan?: 0 softdrugs, ik ben ongeveer … keer stoned geweest 0 harddrugs, ik heb ongeveer… keer harddrugs gebruikt 0 alcohol, ik heb ongeveer … keer 5 glazen of meer gedronken op één dag 0 gokken, ik heb ongeveer voor … euro vergokt 0 anders, namelijk … 0 geen van allen 9. Wat is het netto bedrag per maand wat voor u genoeg is als u dat kunt verdienen door als zelfstandig ondernemer aan het werk te gaan / in een reguliere betaalde baan? 0 tussen € 450,- en € 900,- per maand 0 tussen € 900,- en € 1.350,- per maand 0 tussen € 1.350,- en € 1.800,- per maand 0 tussen € 1.800,- en € 2.250,- per maand 0 € 2.250,- of meer per maand 10. Met welke levensbeschouwelijke/religieuze stroming voelt u zich het meest verbonden? 0 geen 0 christelijk 0 islamitisch 0 joods 0 hindoeïstisch 0 boeddhistisch 0 humanistisch 0 anders, namelijk …
55
[Business Class Ex-gedetineerden]
helemaal mee eens
mee eens
overwegend mee eens
neutraal
overwegend mee oneens
mee oneens
helemaal mee oneens
11. Wilt u met een kruisje aangeven wat u vindt van de onderstaande uitspraken?
Ik geloof dat iemand zoals ik succesvol kan zijn in iedere baan of carrière van zijn keuze Ik weet wat het leven voor mij de moeite waard maakt Over het algemeen genomen ben ik tevreden met mezelf Ik geloof dat ik een goed zelfstandig ondernemer/een goede werknemer kan zijn* Ik weet dat ik belangrijk ben voor andere mensen Ik ben een slachtoffer van mijn omstandigheden Ik weet dat ik de mensen om mij heen niet zal gaan teleurstellen Ik voel mij vaak verkeerd begrepen door andere mensen Ik voel mij een volwaardige deelnemer aan de Nederlandse samenleving Ik ben tevreden met de relaties die ik heb met de mensen om mij heen Ik ben meestal goed in staat om aan anderen uit te leggen wat ik bedoel Ik weet wat mijn levensdoelen zijn Ik ben ervan overtuigd dat ik in de toekomst mijn geld op een eerlijke manier zal kunnen verdienen In mijn ideale samenleving houdt iedereen zich aan de wet Ik voel dat andere mensen van mij houden Als ik mij weer eens in een situatie bevind waarin ik de verleiding voel om ‘de fout’ in te gaan, dan weet ik nu zeker dat ik daar weerstand aan zal bieden Ik voel mij verantwoordelijk voor mijn omgeving en deze maatschappij Ik geloof dat iemand als ik een positieve bijdrage kan leveren aan de huidige samenleving Ik denk dat ik goede kansen heb om als zelfstandig ondernemer aan het werk te gaan / dat ik goede kansen maak op een baan* Ik zal altijd iemand zijn die naar zijn eigen regels en wetten leeft Ik voel mij hoopvol als ik aan mijn toekomst denk Ik ben ervan overtuigd dat ik vanaf nu hulp ga vragen als ik weer in de problemen dreig te komen
56
helemaal mee eens
mee eens
overwegend mee eens
neutraal
overwegend mee oneens
mee oneens
helemaal mee oneens
[Business Class Ex-gedetineerden]
Werkgevers of klanten* zitten niet op mij te wachten Ik ben erg tevreden met mijn huidige leven Gezien mijn verleden zal het erg moeilijk voor mij worden om te gaan werken Ik weet dat het mij zal lukken om de doelen die ik mij nu gesteld heb ook waar te gaan maken Ik voel mij vaak wat angstig als ik aan mijn toekomst denk Ik kan wat ik te bieden heb goed onder woorden brengen voor andere mensen Ik weet dat ik de fouten die ik in het verleden heb gemaakt niet meer zal herhalen Ik voel mij gesteund door de mensen om mij heen in de doelen die ik mij gesteld heb Ik ben ervan overtuigd dat ik een positieve indruk kan maken op toekomstige klanten Ik weet dat ik een aantal goede kwaliteiten heb Het lijkt wel alsof ik helemaal geen goede beslissingen over mijn leven kan nemen Het is moeilijk voor mij om hulp of steun te vragen wanneer ik die nodig heb In vergelijking met anderen vind ik mijzelf even waardevol Ik zal het altijd moeilijk blijven vinden om goed voor mezelf te zorgen Ik zie kritiek van andere mensen als een kans om iets te leren Ik geloof dat ik goed in kan schatten wat ik allemaal wel en niet kan Ik kan goed luisteren De mensen om mij heen vinden het belangrijk dat ik erin slaag om binnen de regels van de wet te leven Dan stellen wij u nog een aantal vragen met betrekking tot de Business Class die u heeft doorlopen. 12. Bent u tot het einde van de 9 maanden van het project aanwezig geweest? 0 ja (ga naar vraag 15) 0 nee
57
[Business Class Ex-gedetineerden] 13. Na hoeveel weken in het project bent u gestopt? 0 binnen 4 weken (na 1 maand) 0 tussen 5 en 16 weken (na 2-4 maanden) 0 tussen 17 en 32 weken (na 5-8 maanden) 0 na 32 weken (na 8 maanden) 14. Kunt u hieronder aangeven waarom u bent gestopt? 0 ik ben tussentijds ziek geworden 0 ik ben met justitie in aanraking gekomen 0 ik heb werk gevonden 0 ik vond dat ik er niets aan had 0 ik had geen zin meer 0 ik was te druk bezig met het opzetten van mijn eigen bedrijf 0 anders, namelijk … Wilt u een toelichting geven bij uw antwoord: … 15. Bent u op dit moment werkzaam als zzp’er? 0 ja, al voor de cursus was ik bezig een bedrijfje op te zetten 0 ja, al tijdens de cursus ben ik mijn bedrijfje begonnen op te zetten 0 nee, maar binnen nu en drie maanden heb ik mijn bedrijfje opgezet 0 nee, ik heb ergens anders werk gevonden 0 nee, ik heb besloten om toch maar ‘gewoon’ werk te gaan zoeken 0 nee, anders, namelijk … Dan nu een aantal vragen over hoe u de inhoud van de BCe heeft ervaren. 16. Kunt u in uw eigen woorden beschrijven wat uw deelname aan het BCe-project met u heeft gedaan, of u het als positief of negatief heeft beleefd, wat u heeft geleerd of juist niet. 17. Heeft het project voldaan aan de verwachtingen die u ervan had voor u eraan begon? (graag met toelichting waarom wel/niet) 18. Wilt u hieronder uw waardering voor de gebruikte werkvormen tijdens de bijeenkomsten Normatieve Leefstijlreflectie aangeven? (vult u niet van toepassing in als de werkvorm niet aan bod is gekomen of als u te weinig bijeenkomsten bij heeft gewoond om een oordeel te vellen) uitstekend
goed
neutraal
matig
slecht
Niet van toepassing
Filmfragmenten Gedichten Uitgereikte teksten Discussies Muziek Levensverhalen
58
[Business Class Ex-gedetineerden]
helemaal mee oneens
mee oneens
overwegend mee oneens
neutraal
overwegend mee eens
mee eens
helemaal mee eens
helemaal mee oneens
mee oneens
overwegend mee oneens
neutraal
overwegend mee eens
mee eens
helemaal mee eens
19. Graag willen wij uw reactie op de volgende uitspraken. Tijdens de bijeenkomsten van de Normatieve Leefstijlreflectie …….
Werd er te veel gepraat en te weinig gedaan Heb ik mij zitten vervelen omdat het saai was Vond ik de vragen die mij werden gesteld vaak te ingewikkeld/ik kon er niets mee Vond ik de stof die werd aangereikt goed aansluiten bij mijn eigen levenservaringen Vond ik de opdrachten die werden gegeven veel te moeilijk Was er voldoende aandacht voor de persoonlijke verhalen van de deelnemers 20. Dan vragen wij u nu te reageren op de volgende stellingen: Door wat ik heb geleerd en ervaren tijdens de BCe………….
Ben ik beter in staat om aan andere mensen duidelijk te maken wat ik wil of wat ik nodig heb Heb ik meer zelfvertrouwen gekregen Ben ik pessimistischer over mijn kansen in deze maatschappij geworden Heb ik meer inzicht in mijn handelen in heden en verleden Vind ik dat ik een beter mens ben geworden Heb ik meer relaties met mensen waardoor ik mij gesteund voel in mijn doelen Heb ik meer vertrouwen in de toekomst gekregen Ben ik meer aan mezelf gaan twijfelen Ben ik beter in staat om aan andere mensen duidelijk te maken wat ik allemaal kan Voel ik mij meer bij de Nederlandse samenleving betrokken
59
helemaal mee eens
mee eens
overwegend mee eens
neutraal
overwegend mee oneens
mee oneens
helemaal mee oneens
[Business Class Ex-gedetineerden]
Heb ik helderder gekregen wat ik met mijn leven wil Voel ik mij gesterkt in mijn voornemen om mij aan de wet te houden Ervaar ik mijn leven als zinvoller Voel ik mij meer verantwoordelijk voor mezelf en anderen dan voorheen 21. De volgende stellingen hebben betrekking op de bijdrage van de verschillende Normatieve Leefstijlbegeleiders Ik heb de Normatieve Leefstijlbegeleider … (invullen naam) ervaren als … Helemaal wel
Veel
Een beetje
Neutraal
Weinig
Erg weinig
Helemaal niet
Weinig
Erg weinig
Helemaal niet
Warm/Empathisch Ondersteunend Veroordelend Te soft/makkelijk te bespelen Kritisch Begrijpend Oprecht Zorgvuldig Aandachtig voor ieder afzonderlijk Ik heb de Normatieve Leefstijlbegeleider … (invullen naam) ervaren als … Helemaal wel
Veel
Een beetje
Neutraal
Warm/Empathisch Ondersteunend Veroordelend Te soft/makkelijk te bespelen Kritisch Begrijpend Oprecht Zorgvuldig Aandachtig voor ieder afzonderlijk 22. Hieronder kunt u nog verdere opmerkingen maken over de BCe of over deze vragenlijst: Wij danken u nogmaals hartelijk voor uw medewerking en wij wensen u veel succes met alles wat u in de toekomst onderneemt!
60