RAPPORT ONDERZOEK WSNP VOOR ONDERNEMERS
prof. dr. J.G. Kuijl RA mr. J.A.A. Adriaanse mr. P. Vos
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING....................................................................................................................................... 3 2. METHODE VAN ONDERZOEK ................................................................................................... 4 3. RESULTATEN ................................................................................................................................. 5 3.1 RESULTATEN PER VRAAG .............................................................................................................. 5 3.2 CONCLUSIES PER ONDERZOEKSVRAAG........................................................................................ 19 3.3 OVERIGE OPMERKINGEN ............................................................................................................. 20 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN...................................................................................... 21 4.1 (SLOT)CONCLUSIES ..................................................................................................................... 21 4.2 AANBEVELINGEN ........................................................................................................................ 22
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
2
1. Inleiding In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken heeft de Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, afdeling Bedrijfseconomie en Forensische Accountancy, onderzoek verricht naar het functioneren van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, verder WSNP, met betrekking tot (gewezen) ondernemers. In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek. Op 1 december 1998 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen in werking getreden.1 Deze wet is opgenomen in Titel III van de Faillissementswet. In de parlementaire behandeling van de WSNP is uitgebreid gedebatteerd over de vraag of natuurlijke personen/ondernemers ook in aanmerking kunnen komen voor de WSNP. Besloten is, in navolging van het rapport van de commissie-Mijnssen, op principiële gronden het van toepassing zijn van de WSNP niet aan deze categorie natuurlijke personen te onthouden vanwege het enkele feit dat de schulden hun oorzaak vinden in de uitoefening van een beroep of bedrijf.2 Ook in de literatuur wordt deze opvatting gedeeld3 hoewel er ook kritiek bestaat over deze benaderingswijze.4 De gedachte in de parlementaire behandeling was overigens dat de WSNP vooral uitkomst zou gaan bieden aan zelfstandigen als kleine winkeliers.5 De WSNP is opgezet met als uitgangspunt om een natuurlijk persoon, die zich in een uitzichtloze schuldensituatie bevindt, weer perspectief te bieden. De werking van het systeem komt er op neer dat een schuldenaar, die om een schuldsaneringsregeling heeft gevraagd, voor een periode van maximaal 5 jaar wordt onderworpen aan een streng schuldsaneringsregime onder toezicht van een bewindvoerder en een rechtercommissaris. Wanneer de schuldenaar aan zijn verplichtingen voldoet, zal na verloop van tijd de schuldsaneringsregeling worden beëindigd, waarna de resterende schulden blijven voortbestaan als niet afdwingbaar (art. 358 Fw)6; er blijft een natuurlijke verbintenis over (art. 6:3 BW). Bedoeling is, met andere woorden, dat een schuldenaar niet zijn leven lang (30 jaar) door zijn schuldeisers kan worden achtervolgd en dus met een ´schone lei´ opnieuw kan beginnen. De (minnelijke) schuldsaneringsregeling voor ondernemers brengt specifieke problemen met zich mee. De schulden zijn vaak groter dan bij gewone particulieren, ‘de consumenten’, en er bestaan complicerende factoren zoals het feit dat er werknemers in dienst kunnen zijn, de belastingdienst een aanslag kan opleggen voor vrijval van belastingschulden (art. 8 lid 1 sub c, Wet Inkomstenbelasting) en dat het uitgangspunt van de WSNP liquidatie impliceert van activa en dus de bedrijfsvoering in principe moet worden gestopt.7
1
Wetten van 25 juni 1998, Stb. 445 en 447. Lankhorst, G.H. (1998), Schuldsaneringsregeling per 1 december 1998 in werking, Maandblad voor Ondernemingsrecht Vennootschap & Onderneming, nr. 7/8, p. 86-88. 3 Stutterheim, R.H. (1997), Tijdschrift voor Insolventierecht, blz. 33 e.v. 4 Huizink, J.B., WPNR 6294, blz 829. 5 Zie hiervoor onder andere Handelingen 1997-1998, nr. 31, Eerste Kamer, pag. 1751-1757. 6 Zie noot 1. 7 Zie hiervoor onder andere de opmerkingen van minister Sorgdrager tijdens de parlementaire behandeling van 7 september 1995 van de Tweede kamer. Dossiernr. 22969, 23429, Handelingen 1994-1995, nr. 37, pag. 6109-6134. 2
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
3
Het is dan ook van belang te weten hoe de WSNP in de praktijk functioneert en waar de problemen kunnen liggen c.q. op welk gebied zich problemen manifesteren. Het onderzoek heeft als doel het op hoofdlijnen in kaart brengen van de werking en feilen van de WSNP voor ondernemers. Het onderzoek heeft derhalve een ‘quick scan’ karakter. Voor het onderzoek zijn de volgende probleemstellingen geformuleerd. -
In hoeverre heeft de natuurlijk persoon/ondernemer, al dan niet zelfstandig, initiatieven ontwikkeld om tot een oplossing te komen van zijn financiële problemen en tot welke resultaten heeft dat geleid?
-
In hoeverre wordt het door de WSNP beoogde doel bereikt dat natuurlijke personen/ondernemers wettelijke schuldsanering vragen en niet direct failleren?
-
In hoeverre zijn in dit stadium vanuit de praktijk tekortkomingen te signaleren in de beoogde werking van de WSNP?
Het onderzoek richt zich op de groep natuurlijke personen/ondernemers die wettelijke schuldsanering hebben aangevraagd en daadwerkelijk in aanmerking zijn gekomen voor een schuldsaneringsplan. In paragraaf 2 zal de methode van onderzoek worden beschreven. In paragraaf 3 worden de resultaten behandeld, waarna in paragraaf 4 conclusies worden getrokken en aanbevelingen gedaan. 2. Methode van onderzoek Het onderzoek omvat 7 van de 19 rechtbankarrondissementen. De keuze is in overleg met het Ministerie van Justitie tot stand gekomen, waarbij rekening is gehouden met een regionale economische spreiding van de gebieden die in het onderzoek zijn betrokken. Het onderzoek werd verricht in de periode 1 juni 2000 tot 1 september 2000 en richtte zich op de categorie natuurlijke personen-ondernemers waarop thans de WSNP van toepassing is. Per arrondissement werd willekeurig een advocatenkantoor geselecteerd en vervolgens werden dossiers onderzocht die het betreffende kantoor inzake de WSNP in behandeling had betreffende deze categorie natuurlijke personen. Voor het onderzoek bleken 23 dossiers van natuurlijke personen-ondernemers beschikbaar. De spreiding van het aantal onderzochte dossiers per arrondissement is aldus: Arrondissement
Den Haag Zwolle Alkmaar Groningen Eindhoven Utrecht Roermond Totaal
Aantal onderzochte dossiers 2 4 1 4 4 4 4 23
Tabel 2
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
4
Het onderzoek werd uitgevoerd op het niveau van ‘bewindvoerder’. De bewindvoerders in WSNP-zaken voor ondernemers zijn in dit onderzoek allen advocaat, behalve in het arrondissement Roermond, daar betrof het een medewerker / bewindvoerder van een rechtshulpbureau. De in het onderzoek verwerkte informatie is afkomstig uit de betreffende dossiers van de bewindvoerders alsmede eventueel een mondelinge toelichting van diens zijde. Gegevens werden ten kantore van de bewindvoerder verzameld. In het oog dient te worden gehouden dat het onderzoek, gezien de recente inwerkingtreding van deze wet op 1 december 1998, nog maar een korte observatieperiode omvat. De omvang van het aantal natuurlijke personen-ondernemers dat sinds de invoering van de WSNP een beroep op deze schuldsaneringsregeling heeft gedaan is niet bekend. De resultaten van dit onderzoek dienen dan ook in dit licht te worden beoordeeld. 3. Resultaten 3.1 Resultaten per vraag Het dossieronderzoek werd verricht aan de hand van onderstaande vragen. 1. Heeft de ondernemer schuldhulpverlening gehad voordat hij de WSNP aanvroeg en hoe heeft hij dit ervaren? 2. Was de betrokkene zelf op de hoogte van de WSNP? 3. Kent de ondernemer het bestaan van de BBZ-regeling? 4. Hoe en waarom is de betrokkene tot het verzoek om wettelijke schuldsanering gekomen? Waarom is het niet tot een minnelijke schikking gekomen tussen ondernemer en schuldeisers? 5. Wat voor ondernemingen c.q. soort ondernemers hebben schuldsanering aangevraagd? 6. Waren alle benodigde bescheiden beschikbaar (art. 285 Fw)? 7. Wat was de omvang en samenstelling van de schulden? 8. Wat is de inhoud van de saneringsplannen? 9. Hoe verliep de communicatie tussen verschillende betrokkenen (o.a. bewindvoerder, ondernemer, (krediet)banken, schuldhulpverleners)? 10. Heeft de ondernemer hulp ervaren van externe deskundigen/instanties (Kamers van Koophandel, kredietverschaffers, accountant)? 11. Worden de ondernemingen geliquideerd of voortgezet? 12. Wat waren de oorzaken van insolventie? Waar wijt de ondernemer zijn situatie aan? 13. Werkt de WSNP motiverend voor de (voormalig) ondernemer? 14. Biedt de WSNP in de praktijk aanwijsbare voordelen boven surseance van betaling? 15. Wordt art. 311 Fw gebruikt om de ondernemingsactiviteiten voort te zetten? 16. Welke fiscale gevolgen heeft de WSNP voor de ondernemer (kwijtscheldingswinst)? 17. Compliceren eventuele werknemers de uitvoering van schuldsaneringsplannen? 18. Uit welke middelen wordt de getroffen schuldsanering nagekomen? 19. Hoe voorziet de gesaneerde thans in zijn levensonderhoud? In deze paragraaf zullen per onderzoeksvraag de resultaten worden weergeven. In de tabellen zijn absolute aantallen alsmede percentages vermeld. De percentages zijn afgerond op gehele getallen. Wanneer de eindtelling van de percentages als gevolg van deze afronding niet tot 100% leidde, heeft correctie plaats gevonden bij het hoogste percentage in de betreffende kolom.
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
5
3.1. Heeft de ondernemer schuldhulpverlening gehad voordat hij de WSNP aanvroeg en hoe heeft hij dit ervaren? Uit tabel 3.1.1 blijkt dat een ruime meerderheid (74%) hulp heeft ingeroepen bij de schuldsanering. Hulp Ja Nee Totaal
Aantal 17 6 23
% 74 16 100
Tabel 3.1.1
Met name de Gemeentelijke Kredietbank (27%) alsmede de (huis)advocaat (24%) en bedrijfsadviseur (14%), zo blijkt uit tabel 3.1.2, zijn benaderd om tot een oplossing te komen van de problemen. Opvallend is dat geen van de ondernemers de Kamer van Koophandel heeft ingeschakeld. Instanties Gemeentelijke Kredietbank Stadsbank Sociale dienst Arbeidsbureau Bureau schuldhulpverlening Kamer van Koophandel Accountant Bedrijfsadviseur Advocaat Rechtbank Totaal
Aantal 6 2 2 0 1 0 1 3 5 1 21 *
% 27 10 10 0 5 0 5 14 24 5 100
Tabel 3.1.2 * Sommige ondernemers hebben hulp gezocht bij meerdere instanties derhalve komt het totaal uit op 21 i.p.v. 17
In onderstaande tabellen is de waardering van de ondernemer weergegeven per
ingeschakelde instantie. Daar deze studie op het niveau van de bewindvoerder is uitgevoerd, was over de communicatie tussen de ondernemer en de hulpverlenende instanties weinig informatie beschikbaar. Gezien de schaarse informatie zijn hieraan dan ook geen conclusies te verbinden. Communicatie ondernemer en hulpinstanties Goed Matig Slecht Onbekend Totaal
Aantal
%
5 1 0 17 23
22 4 0 74 100
Tabel 3.1.3
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
6
Begeleiding van ondernemer Goed Matig Slecht Onbekend Totaal
Aantal 4 0 1 18 23
% 18 0 4 78 100
Tabel 3.1.4
3.2. Was de betrokkene zelf op de hoogte van de WSNP? Opvallend is dat uit tabel 3.2.1 blijkt dat geen van de ondernemers op de hoogte was van de WSNP, de ingeschakelde instanties zijn dan ook, voor zover bekend, de informatiebronnen geweest (zie tabel 3.2.2). Ondernemer op de hoogte van de WSNP Ja Nee Onbekend Totaal
Aantal 0 17 6 23
% 0 74 26 100
Aantal 2 2 1 3 2 13 23
% 9 9 4 13 9 56 100
Tabel 3.2.1 Instanties Rechtbank Stadsbank Bureau schuldhulpverlening (Huis) Advocaat Accountant Onbekend Totaal Tabel 3.2.2
De ingeschakelde instanties zijn, zo blijkt uit tabel 3.2.3, veelal ook betrokken bij de aanvraag van de regeling. Beroep op WSNP Eigen initiatief Griffie per brief Stadsbank Advocaat Accountant Ministerie van Sociale Zaken Doorverwezen * Onbekend Totaal
Aantal 2 3 1 3 2 1 7 4 23
% 9 13 4 13 9 4 30 18 100
Tabel 3.2.3 * Bewindvoerder kon niet aangeven welke instantie
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
7
3.3. Kent de ondernemer het bestaan van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (BBZ)? Het BBZ is onder andere bedoeld om ondernemers in problemen financieel bij te staan. Uit onderstaande tabellen blijkt echter dat weinigen van hen hiervan op de hoogte zijn derhalve werd hiervan ook amper gebruik gemaakt (zie tabel 3.3.1 en 3.3.2). Bekendheid BBZ Ja Nee Onbekend Totaal
Aantal 2 12 9 23
% 9 52 39 100
Aantal 0 17 1 5 23
% 0 74 4 22 100
Tabel 3.3.1 Gebruik BBZ Ja Nee Afgewezen Onbekend Totaal Tabel 3.3.2
3.4. Hoe en waarom is de betrokkene tot het verzoek om wettelijke schuldsanering gekomen? Waarom is het niet tot een minnelijke schikking gekomen tussen ondernemer en schuldeisers? De WSNP is bedoeld als stok-achter-de-deur regeling om er voor te zorgen dat schuldeisers en ondernemer tot een akkoord komen, vanwege de aanstelling van een bewindvoerder (salaris) is de WSNP dan ook bijvoorbeeld nadeliger voor de schuldeiser. Vreemd is dan ook de reden waarom in casu niet een minnelijk akkoord tot stand kwam. In bijna de helft van de dossiers (45%) blijkt de reden van het mislukken van een regeling dat niet alle schuldeisers akkoord zijn gegaan (tabel 3.4.1.). Opvallend is verder dat veelal dit traject helemaal werd overgeslagen (22%) en meteen een WSNP-regeling werd aangevraagd hetgeen in strijd is met art. 285 lid 1 sub e Fw. Reden mislukken minnelijk akkoord Onvoldoende aflossingscapaciteit Geen inkomsten meer Niet alle schuldeisers gingen akkoord Geen mogelijkheden tot verkoop activa Traject is overgeslagen Teveel crediteuren Geen minnelijk traject aanwezig Faillissement aangevraagd door crediteuren Niet duidelijk Totaal
Aantal 2 1 10 1 5 1 1 1 1 23
% 9 4 45 4 22 4 4 4 4 100
Tabel 3.4.1
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
8
Heeft een (Gemeentelijke Krediet)bank krediet verschaft ten einde tot een later akkoord te kunnen komen? Geen gevallen zijn bekend, zo blijkt uit de onderstaande tabel 3.4.2. Saneringskrediet Ja Nee Onbekend Totaal
Aantal 0 20 3 23
% 0 87 13 100
Tabel 3.4.2
3.5. Wat voor ondernemingen c.q. soort ondernemers hebben schuldsanering aangevraagd? Het overgrote deel van de ondernemers bleek het bedrijf als eenmanszaak uit te oefenen en een beperkt deel van hen in de vorm van een Vennootschap onder firma (tabel 3.5.1). Het merendeel van hen waren mannen en een bescheiden percentage bestond uit vrouwelijke ondernemers. De gemiddelde leeftijd lag voor beide categorieën op begin veertig; een leeftijd waarop (her)intreden op de arbeidsmarkt minder gemakkelijk is te achten. Ondernemingsvorm Vennootschap onder firma Eenmanszaak Totaal
Aantal 4 19 23
% 17 83 100
Aantal 17 6 23
% 74 26 100
Tabel 3.5.1 Geslacht Man Vrouw Totaal
Gemiddelde leeftijd 42 43 -
Tabel 3.5.2
De vier ondernemers die in een Vennootschap onder firma hun onderneming dreven zijn individueel de WSNP-regeling ingegaan. Levensduur onderneming 1 jaar 2 jaar 3 jaar 5 jaar 6 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar > 10 jaar * Voortgezet Onbekend Totaal aantal dossiers
Aantal
2 3 2 2 1 3 2 1 1 1 5 23
% 12 17 12 12 6 17 12 6 6 100
% Cumulatief 12 29 41 53 59 76 88 94 100 -
Tabel 3.5.3 * Het betreft hier een onderneming met een levensduur van 20 jaar
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
9
Bovenstaande cijfers geven de levensduur weer van de ondernemingen, gebaseerd op het oprichtingstijdstip en de datum van staking van de ondernemingsactiviteiten. Opvallend is dat meer dan 50% van de ondernemingen binnen 5 jaar na oprichting gedwongen beëindigd is. Eén onderneming is voortgezet en derhalve niet gestaakt, van 5 ondernemingen waren de data niet voorhanden in het dossier. De percentages zijn derhalve gebaseerd op 17 ondernemingen. Onderstaand is weergegeven in welke branche de ondernemers werkzaam waren. In tabel 3.5.5 zijn per dossier de specifieke werkzaamheden weergegeven. Opvallend is het hoge percentage horecagelegenheden (39%; 9 dossiers). Ook valt op dat bijna de helft van de ondernemers geen werknemers heeft gehad (tabel 3.5.6). Branche Horeca Bouwnijverheid Dienstverlening Detailhandel Totaal
Aantal 9 3 5 6 23
% 39 13 22 26 100
Tabel 3.5.4 Horeca Café /snackbar Café * Bar/restaurant Cafetaria/restaurant Broodjeszaak
Bouwnijverheid Houtveredeling Klusbedrijf Plaatsing van Betonsystemen
Dienstverlening Muziek PR/Communicatie/ Internet services Escortservice Film/videoproducties Opleidingen
Detailhandel Supermarkt Dierenspeciaalzaak Bakkerij Lingerie/badmode Automatiserings- en telecomapparatuur Woning stoffeerderij
Tabel 3.5.5 * 5 dossiers cafébedrijf Werknemers Geen 1 werknemer 2 werknemers 3 werknemers 4 werknemers 5 werknemers > 5 werknemers * Onbekend ** Totaal
Aantal 10 3 3 2 1 2 1 1 23
% 45 14 14 9 5 9 4 100
Tabel 3.5.6 * Betreft 20 werknemers ** De percentages zijn gebaseerd op 22 ondernemingen
3.6. Waren alle bescheiden beschikbaar (art. 285 Fw)? Uit de volgende tabel (3.6.1) blijkt dat vele (financiële) bescheiden veelal niet aanwezig zijn in het dossier. Met name het ontwerp van een saneringsplan en de inhoud van een niet aanvaard akkoord blijken veelal niet aanwezig bij de aanvraag. Dit zou te verklaren kunnen zijn uit het feit dat veel ondernemers een gebrekkige administratie erop nahielden (tabel 3.6.2). Overigens blijkt 40% van de verzoeken om
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
10
een WSNP-regeling binnen een week te zijn gehonoreerd, ondanks veelal het ontbreken van één of meer van de onderstaande gegevens. Artikel 285 gegevens 1. Standaardformulier 2. Staat van baten en schulden (art. 96) 3. Opgave van inkomsten schuldenaar 4. Opgave van vaste lasten 5. Gegevens 3. En 4. Partner 6. Verklaring dat geen mogelijkheden tot buitengerechtelijke schuldsanering 7. Ontwerp van een saneringsplan 8. Opgave van redelijkerwijs voorzienbare wijzigingen in inkomen 9. Opgave van goederen van de schuldenaar 10. Opgave van aard en bedrag van vorderingen waarvoor aansprakelijk 11. Inhoud van het niet aanvaarde ontwerp van een akkoord 12. Andere gegevens van belang voor het saneringsplan
Ja 18 21 20 21 10
78% 91% 87% 91% 55%
Nee 5 2 3 2 8
22% 9% 13% 9% 44%
Onb / nvt * 5 nvt **
7 7
30% 30%
12 15
53% 66%
4 onb 1 onb
17% 4%
2
9%
18
78%
3 onb
13%
14
61%
9
39%
-
-
7
30%
14
61%
2
9%
3
13%
16
70%
4
17%
6
26%
13
57%
4
17%
Tabel 3.6.1 * Onbekend / niet van toepassing ** Percentages op grond van 18 dossiers Administratie Volledig Onvolledig Onbekend Totaal
Aantal 6 7 10 23
% 26 30 44 100
Aantal 9 2 4 1 1 2 4 23
% 40 9 17 4 4 9 17 100
Tabel 3.6.2 Tijd tussen aanvraag en ingang WSNP < 1 week < 2 weken < 4 weken < 6 weken < 7 weken > 10 weken Onbekend Totaal Tabel 3.6.3
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
11
3.7. Wat was de omvang en samenstelling van de schulden? De omvang van de schulden is in tabel 3.7.1 per categorie aangegeven. Het blijkt dat de gemiddelde schuldenlast uitkomt op ƒ 341.955 (basis 22 ondernemers). Omvang schulden (NLG)
Aantal
%
% Cumulatief
Bedragen (NLG)
0 < 50.000
2
9
9
50.000 < 100.000
4
17.5
26,5
100.000 < 150.000
4
17.5
43,5
150.000 < 200.000
3
13
56,5
200.000 < 250.000
1
4
60,5
49.000 30.000 62.000 67.000 80.000 91.000 116.000 121.000 144.000 150.000 192.000 197.000 200.000 219.000
300.000 < 400.000
2
9
69,5
400.000 < 500.000
3
13
82,5
500.000 < 600.000
1
4
86,5
1.000.000
2
9
95,5
Onbekend
1
4
4,5
1.300.000 1.760.000 -
Totaal
23
100
100
7.523.000
350.000 400.000 478.000 479.000 500.000 538.000
Tabel 3.7.1
Verhaald werd in totaal ƒ 1,7 miljoen (zie tabel 3.7.3) , waarmee de gemiddelde onbetaalde schuld uitkomt op ruim ƒ 260.000. In onderstaande tabel is aangegeven welke crediteuren het grootst zijn. Opvallend is dat de fiscus / bedrijfsvereniging en de banken niet domineren als de grootste schuldeisers maar zich tezamen beperken tot 30% van de gevallen. Grootste schuldeiser Bank Fiscus / Bedrijfsvereniging Andere crediteuren Totaal
Aantal 4 3 16 23
% 17 13 70 100
Tabel 3.7.2
De schulden worden naast de afbetalingen door de schuldenaar ook betaald door de opbrengst van de activa die worden verkocht. In tabel 3.7.3. is dit weergegeven. Het
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
12
blijkt dat in bijna de helft (48%) van de dossiers de activa vrijwel geen opbrengst hebben opgeleverd. Opbrengst Ja Nee Onbekend Totaal
Aantal 9 11 3 23
% 39 48 13 100
Tabel 3.7.3
In totaal is ƒ 1,7 miljoen opbrengst gerealiseerd uit verkoop van de activa. Dit is 23% van de achtergebleven schulden (tabel 3.7.1). 3.8. Wat is de inhoud van de saneringsplannen? De wettelijk termijn van 3 jaar is in alle gevallen aangehouden. Aflossingsbedragen per maand (NLG) Geen 0 < 50 50 < 60 60 < 100 100 < 150 150 < 200 200 < 300 300 < 400 400 < 500 500 < 600 600 < 1000 1000 < 2000 2000 < 2500 Nog niet bekend Totaal
Aantal
%
3 1 2 2 3 3 2 2 0 1 0 1 1 2 23
13 4 9 9 13 13 9 9 0 4 0 4 4 9 100
Tabel 3.8.1
Het gemiddeld aflossingsbedrag per maand is ƒ 305 (basis 21 dossiers). Na eliminatie van de aflossingsbedragen van twee ex-ondernemers die respectievelijk ƒ 1.229 en ƒ 2.174 per maand aflossen, bedraagt het gemiddelde aflossingsbedrag (op basis van 19 dossiers) ƒ 159. Wanneer dit maandelijkse bedrag wordt getotaliseerd over de looptijd, blijkt dat na 3 jaar gemiddeld ƒ 5.724 per ondernemer wordt afgelost. 3.9. Hoe verliep de communicatie tussen verschillende betrokkenen (o.a. bewindvoerder, ondernemer, (krediet)banken, schuldhulpverleners)? Onderstaande tabel geeft de bevindingen weer van de bewindvoerder met betrekking tot de communicatie tussen hem en de betrokken instanties. Bewindvoerders merken op dat er in het algemeen sprake is van goede en zakelijke contacten tijdens het WSNP-traject. De sociale dienst, belastingdienst / bedrijfsvereniging (tegenwoordig Uitvoeringsinstellingen Sociale Verzekering genaamd) zijn goed op de hoogte van de schuldsaneringsregeling. Hoewel dossiers van meerdere bewindvoerders zijn
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
13
geraadpleegd is deze vraag door slechts 7 bewindvoerders beantwoord. Deze uitkomst moet dan ook met de nodige voorzichtigheid worden gehanteerd. Communicatie Goed Matig Slecht Totaal
Aantal 4 3 0 7
% 57 43 0 100
Tabel 3.9.1
3.10. Heeft de ondernemer hulp ervaren van externe deskundigen/instanties (Kamer van Koophandel, kredietverschaffers, accountant)? De vraag is een nuancering van vraag 3.1. De Kamers van Koophandel, de commerciële banken (kredietverschaffers) alsmede accountants blijken niet of nauwelijks betrokken te zijn geweest. 3.11. Worden de ondernemingen geliquideerd of voortgezet? Het blijkt dat maar één onderneming is voortgezet door de ondernemer binnen de WSNP. Van twee ondernemingen kan worden gezegd dat deze zijn ‘doorgestart’ door een ander. De overlevingskansen van de geliquideerde ondernemingen worden door de bewindvoerders laag ingeschat (tabel 3.11.2) Liquidatie of voortgang onderneming Liquidatie Voortgezet Voortgezet door ander Totaal
Aantal 20 1 2 23
% 87 4 9 100
Aantal
%
3 10 9 22 *
14 45 41 100
Tabel 3.11.1 Overlevingskans geliquideerde ondernemingen Ja Nee Onbekend Totaal
Tabel 3.11.2 * Eén onderneming is niet geliquideerd maar voortgezet door dezelfde ondernemer derhalve is hier sprake van 22 ondernemingen. De twee ondernemingen die door een ander zijn voortgezet vallen voor deze categorie wel onder de geliquideerde ondernemingen
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
14
3.12. Wat waren de oorzaken van insolventie? Waar wijt de ondernemer zijn situatie aan? Onderstaande tabel geeft de indeling van de oorzaken, waarbij de rubricering is aangehouden zoals ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gehanteerd. De rubriek mismanagement dient te worden opgevat als ‘onvoldoende kwaliteiten voor het ondernemerschap’. Oorzaken van insolventie Mismanagement Economische omstandigheden Verouderde bedrijfsvoering Fraude oorzaken Gezondheidsoorzaken (incl. partner) Persoonlijke omstandigheden Te hoge schulden Totaal
Aantal 12 2 0 0
% 52 9 0 0
3 0 6 23
13 0 26 100
Tabel 3.12.1
Het is niet eenvoudig eenduidige conclusies te verbinden aan de oorzaken zoals hierboven weergegeven. Feitelijk bestaat er maar één oorzaak: mismanagement. Oorzaken immers als het laten oplopen van de schuldenlast, economische omstandigheden en zelfs gezondheidsoorzaken soms zijn terug te brengen naar het niet goed leiden van de onderneming, gebrek aan anticipatievermogen en wellicht zelfs realiteitszin. Onder mismanagement kan, zo blijkt uit de onderhavige dossiers, worden verstaan: te hoge verwachtingen van omzet, te hoge kosten ten opzichte van de omzet, gebrekkige organisatie, onvoldoende inzicht in de cijfermatige kant van het ondernemen alsmede gebrekkige administratie (zie ook tabel 3.6.2). Gezondheidsoorzaken zijn met name terug te voeren op gezondheidsklachten van de ondernemer of de meewerkende partner. Te hoge schulden zijn terug te voeren op enerzijds het ´opstapelen van verliezen´ en anderzijds het aangaan van te grote schulden bij overname / oprichting van de onderneming. Had insolventie voorkomen kunnen worden? Bewindvoerders stellen dat in vrijwel geen der dossiers sprake had kunnen zijn van voorkoming van insolventie, waarbij zij met name hebben gelet op de omstandigheden waarin de onderneming is gestart en de wijze waarop het ondernemerschap is uigeoefend. Voorkomen Nee Ja Wellicht Onbekend Totaal
Aantal 15 1 1 6 23
% 66 4 4 26 100
Tabel 3.12.2
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
15
3.13. Werkt de WSNP motiverend voor de (voormalig) ondernemer? Motiverende werking WSNP Ja Nee Onbekend Totaal
Aantal 10 7 6 23
% 44 30 26 100
Tabel 3.13
Redenen waarom het motiveert is dat het perspectief biedt, immers na drie jaar is men ´schuldenvrij´. Dit antwoord komt overigens van de bewindvoerders, derhalve is niet duidelijk of dit ook de mening van de individuele ondernemers is. 3.14. Biedt de WSNP in de praktijk aanwijsbare voordelen boven surséance van betaling? Waarom is geen surseance van betaling aangevraagd? Uit tabel 3.14 blijkt dat een belangrijk deel van de ondernemers geen perspectief meer zag in het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten (31% + 9%), evenwel bleef voor ook een belangrijk deel (43%) de reden onbekend. Redenen geen aanvraag suseance Geen mogelijkheden tot herstel Beslag gelegd door schuldeisers Geen goede voorlichting Ondernemer zag niet meer zitten Schuldsanering was gunstiger Onbekend Totaal
Aantal 7 2 1 2 1 10 23
% 31 9 4 9 4 43 100
Tabel 3.14
NB. In zes gevallen is een faillissement omgezet in een WSNP-regeling. 3.15. Wordt art. 311 Fw gebruikt om de ondernemingsactiviteiten voort te zetten? Uit tabel 3.15 blijkt dat in feite van de mogelijkheid van art. 311 Fw niet of nauwelijks gebruik werd gemaakt. Niet uit te sluiten is dat de redenen aangegeven bij vraag 3.14 daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Bedrijfsvoortzetting (artikel 311 Fw) Nee Ja Totaal
Aantal
%
22 1 23
96 4 100
Tabel 3.15
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
16
3.16. Welke fiscale gevolgen heeft de WSNP voor de ondernemer (kwijtscheldingswinst)? Bijzondere acties van de zijde van de belastingdienst worden niet verwacht (tabel 3.16). Belastingdienst Aanslag opgelegd? Te verwachten? Andere fiscale problemen te verwachten?
0 0
Ja 0% 0%
20 11
Nee 87% 48%
Onbekend 3 13% 12 52%
Totaal 100% 100%
1
4%
11
48%
11
100%
48%
Tabel 3.16
In één geval zal de belastingdienst een boekenonderzoek gaan uitvoeren, dit lijkt echter niet gericht op kwijtscheldingswinst, eerder op frauduleuze praktijken. 3.17. Compliceren eventuele werknemers de uitvoering van de schuldsaneringsplannen? Uit de beantwoording van deze vraag kan worden afgeleid dat aanwezigheid van werknemers nauwelijks bijzondere problemen heeft opgeleverd bij de schuldsanering (tabel 3.17). Uitvoering gecompliceerd door werknemers Ja Nee Onbekend N.v.t. Totaal
Aantal 1 12 5 5 23
% 4 52 22 22 100
Tabel 3.17
3.18. Uit welke middelen wordt de getroffen schuldsanering nagekomen? Uit tabel 3.18 kan worden afgeleid dat slechts een derde van de ondernemers van mening is dat gemakkelijk aan de aflossingsverplichtingen kan worden voldaan en daartegenover dat een belangrijk deel dit niet van mening (40%) is. Gemakkelijk Ja Nee Onbekend N.v.t. Totaal
Aantal 7 9 4 3 23
% 30 40 17 13 100
Tabel 3.18.1
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
17
3.19. Hoe voorziet de gesaneerde thans in zijn levensonderhoud? Het blijkt dat ruim een derde er in slaagt in loondienst weer in zijn levensonderhoud te voorzien, maar dat toch een belangrijk deel terugvalt op sociale voorzieningen als bijstand en andere vormen van (sociale) uitkeringen (tabel 3.19.1). In tabel 3.19.2 is het netto inkomen per maand, na schuldsanering en voor aftrek van de WSNPverplichting, aangegeven. Inkomensbron Loondienst Eigen onderneming Uitzendbaan Bijstandsuitkering Nabestaandenuitkering Arbeidsongeschiktheidsuitkering Andere uitkering Inkomen partner Totaal
Aantal 5 1 3 9 1 1 1 2 23
% 22 4 13 40 4 4 4 9 100
Aantal
%
0 5 4 3 4 1 2 2 2 23
0 22 17 13 17 4 9 9 9 100
Tabel 3.19.1 Categorie inkomen per maand (NLG) 0 < 1000 1000 < 1500 1500 < 2000 2000 < 2500 2500 < 3000 > 3000 Onbekend Variabel Geen inkomen Totaal Tabel 3.19.2
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
18
3.2 Conclusies per onderzoeksvraag Onderzoeksvragen 1. Heeft de ondernemer schuldhulpverlening gehad voordat hij de WSNP aanvroeg en hoe heeft hij dit ervaren? 2. Was de betrokkene zelf op de hoogte van de WSNP? 3. Kent de ondernemer het bestaan van de BBZregeling? 4. Hoe en waarom is de betrokkene tot het verzoek om wettelijke schuldsanering gekomen? Waarom is het niet tot een minnelijke schikking gekomen tussen ondernemer en schuldeisers? 5. Wat voor ondernemingen c.q. soort ondernemers hebben schuldsanering aangevraagd? 6. Waren alle benodigde bescheiden beschikbaar (art. 285 Fw)? 7. Wat was de omvang en samenstelling van de schulden? 8. Wat is de inhoud van de saneringsplannen? 9. Hoe verliep de communicatie tussen verschillende betrokkenen (o.a. bewindvoerder, ondernemer, (krediet)banken, schuldhulpverleners? 10. Heeft de ondernemer hulp ervaren van externe deskundigen/instanties (KvK, kredietverschaffers, accountant)? 11. Worden de ondernemingen geliquideerd of voortgezet? 12. Wat waren de oorzaken van insolventie? Waar wijt de ondernemer zijn situatie aan? 13. Werkt de WSNP motiverend voor de (voormalig) ondernemer? 14. Biedt de WSNP in de praktijk aanwijsbare voordelen boven surseance van betaling? 15. Wordt art. 311 FW gebruikt om de ondernemingsactiviteiten voort te zetten? 16. Welke fiscale gevolgen heeft de WSNP voor de ondernemer (kwijtscheldingswinst)? 17. Compliceren eventuele werknemers de uitvoering van schuldsaneringsplannen? 18. Uit welke middelen wordt de getroffen schuldsanering nagekomen? 19. Hoe voorziet de gesaneerde thans in zijn levensonderhoud?
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
Korte conclusie(s) Ja, ondernemer heeft hulp gezocht. Vraag is of instanties meer doen dan alleen doorverwijzen. Nee, betrokkenen blijken vrijwel niet op de hoogte te zijn. Nee, BBZ-regeling is onbekend bij ondernemers. Weigering akkoord te gaan met minnelijk regeling door schuldeisers. Schuldeisers lijken zich niet te realiseren dat de WSNP minder aantrekkelijk is dan een minnelijk akkoord. Ondernemingen jonger dan 5 jaar met name actief in horeca en detailhandel, grotendeels kleine eenmansbedrijven. Nee, aanvragen blijken niet te voldoen aan de wettelijke eisen. Dit lijkt geen probleem in de praktijk op te leveren. Omvang, met name tussen ƒ50.000 en ƒ150.000; in hoofdzaak bij (concurrente) crediteuren. Aflossingstermijn 3 jaar, gemiddeld ƒ 159 per maand. Volgens bewindvoerder over het algemeen goed. Uitkomst te beperkt om conclusies aan te verbinden. Nee, Kamers van Koophandel, commerciële banken (kredietverschaffers), accountants niet of nauwelijks betrokken. Geliquideerd. Mismanagement, ondernemer wijt het vaak aan andere omstandigheden. Ja, want na 3 jaar van (hoge) schulden af. Nee, geen perspectief tot voortzetting. Nee. Geen. Nee. Voornamelijk komend uit inkomen uit loondienst ed. en sociale uitkeringen. (Groten)deels uitkeringsgerechtigd, deels uit loondienst.
19
3.3 Overige opmerkingen In de bespreking van de onderzochte dossiers met de bewindvoerder kwamen nog een aantal aspecten aan de orde die in het belang van het onderzoek kunnen worden geacht. Onderstaand wordt daarvan een korte inventarisatie gegeven. 1. De behandeling van de dossiers is zeer tijdrovend in relatie tot de omvang van de betreffende zaak en de juridische complexiteit. De hoeveelheid post die moet worden afgehandeld is aanzienlijk en het verzamelen van de noodzakelijke administratieve gegevens is tijdrovend, terwijl het juridische gehalte van de schuldsaneringproblematiek beperkt is. Het aantal contacturen met de cliënt is relatief hoog. Dit wordt mede veroorzaakt door onzekerheid die in hun persoonlijke situatie is ontstaan, waardoor regelmatig een beroep op de bewindvoerder wordt gedaan. Cliënten zijn onvoldoende in staat de benodigde bescheiden te overleggen met als gevolg dat de dossiers veelal incompleet zijn. 2. De WSNP werkt voor bedrijfsmatige gevallen moeizaam. Bewindvoerders constateerden dat in veel gevallen al direct met een behoorlijke schuldenlast werd gestart. Betrokkenen verrichtten vooraf geen marktonderzoek en hadden geen notie van de omzet die kon worden behaald. Het ontbreekt aan financiële begeleiding. Kortom er wordt blind een onderneming gestart. 3. In geval de financiële problemen boven het hoofd zijn gegroeid, wordt van hulpverlenende instanties in concreto weinig support ontvangen. Het beperkt zich veelal tot het doorverwijzen naar andere instanties. 4. Cliënten hebben te weinig notie van de belastingverplichtingen die het zelfstandig ondernemersschap met zich meebrengt. Veelal komend vanuit een loondienstsituatie wordt (onbewust) verondersteld dat de (netto) inkomsten ook besteedbaar inkomen is, waardoor privé te gemakkelijk (hoge) uitgaven worden gedaan. Als na een jaar blijkt dat BTW moet worden afgedragen en inkomstenbelasting moet worden betaald, blijken er veelal geen of onvoldoende middelen meer in kas te zitten. Samengevat is de belangrijkste klacht van de zijde van de bewindvoerders dat dit soort WSNP-zaken een onevenredig tijdsbeslag leggen en de honorering daarvoor in geen enkele verhouding staat (Recentelijk heeft het Ministerie van Justitie de subsidie voor ondernemerszaken overigens verdrievoudigd). De indruk bestaat dat WSNPzaken thans worden geaccepteerd onder het motto dat naast ‘zoete appels’ (renderende faillissementen), ook ‘zure appels’ (WSNP-zaken) dienen te worden geaccepteerd.
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
20
4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 (Slot)conclusies Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken. 1. Het overgrote deel van de ondernemers heeft een beroep gedaan op schuldhulpverlenende instanties. In hoeverre de ondernemers op bevredigende wijze werden voortgeholpen, kon in het overgrote deel van de gevallen door de bewindvoerder niet worden aangegeven. Wel werd van die zijde toegelicht dat de indruk bestaat dat de geraadpleegde instanties niet veel verder komen dan doorverwijzing naar andere instanties. De ondernemers en de schuldhulpverlenende instanties zelf werden niet in het onderzoek betrokken. Nader onderzoek zou nodig zijn om de mate van effectieve werking van schuldhulpverlening te kunnen vaststellen. 2. Het door de WSNP beoogde doel, dat ondernemers niet failleren werd in zoverre bereikt dat in de onderzochte gevallen daar (nog) geen sprake van was. Dit moet echter in het licht worden gezien van het feit dat de schuldsaneringsregeling in onderzochte gevallen nog maar kortstondig loopt en afgewacht moet worden in hoeverre de betalingsregeling tijdens de gehele looptijd wordt nagekomen. 3. De belangrijkste tekortkomingen die in dit stadium van de werking van de WSNP zijn te signaleren zijn: a. het overgrote deel van de gesaneerden is niet op de hoogte van de WSNP; b. in het merendeel van de gevallen gaat het om een schuldenlast van meer dan ƒ 100.000, waarbij de gemiddelde schuldenlast uitkomt op ƒ 260.000 tegenover een geprognotiseerde gemiddelde terugbetaling van slechts ƒ 5.724, ergo bedraagt de gemiddelde terugbetalingsverplichting slechts 2,2%; het is de vraag of deze geringe terugbetaling correspondeert met de doelstelling van de WSNP; c. uit het onderzoek blijkt dat het minnelijke traject in een groot aantal gevallen (45%) strandt omdat er geen akkoord wordt bereikt; de WSNP voorziet niet in het opleggen van een buitengerechtelijk dwangakkoord; d. de WSNP gaat uit van liquidatie van de onderneming met als gevolg dat een groot deel van de gesaneerden aangewezen is op (vormen van) sociale voorzieningen (in totaal 52%); e. een schuldsanering moet in het overgrote deel van de gevallen uit een beperkt inkomen worden betaald, waarmee het overgrote deel van de schuld onbetaald blijft; f. in principe worden advocaten benoemd als bewindvoerder bij ondernemerszaken die dit soort arbeid slecht inpasbaar achten qua niveau, bewerkelijkheid en honorering, met als gevolg dat het risico bestaat dat het dossier niet die aandacht krijgt die het verdient; g. de WSNP voorziet niet in een speciale schuldhulpverlenende instantie; de betrokkenen lijken onvoldoende op de hoogte van deze schuldsaneringsvorm en beperken zich tot doorverwijzing naar andere instanties die vervolgens ook blijken onvoldoende kennis te hebben op het gebied van schuldsanering.
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
21
4.2 Aanbevelingen 1. De dossierbehandeling is voor bewindvoerders-advocaten tijdrovend en duur. Het
minnelijk traject strandt in veel gevallen door met name het ontbreken van de mogelijkheid tot het opleggen van een buitengerechtelijk dwangakkoord. Overwogen zou kunnen worden uit het oogpunt van kostenbesparing: a. de oplegging van buitengerechtelijk dwangakkoorden wettelijk te regelen; b. een speciale instantie te belasten met de schuldsanering en de ten uitvoerlegging van de WSNP voor natuurlijke personen-ondernemers. 2. Gezien de hoogte van de schulden die onbetaald (kunnen) blijven een nader vast te
stellen maximum bedrag in bouwen in de WSNP van de hoogte van de schulden om in aanmerking te kunnen komen voor de WSNP, boven welke grens men vervalt in de sfeer van Titel I (faillissement) en Titel II (surseance) van de Faillissementswet. 3. De WSNP is gericht op liquidatie. Een belangrijk deel van de gesaneerden vervalt in de bijstand. Mogelijkheden tot voortzetting van de onderneming na sanering worden thans niet of nauwelijks onderzocht. Uit economische overweging zou een nieuwe kans tot het voorzien in een eigen inkomen van belang kunnen zijn. Daarbij zijn twee factoren van belang: a. opsporen en wegnemen van de oorzaken; b. begeleiding bij de herkansing. Denkbaar is deze taken te leggen bij de eventueel in het leven te roepen speciale instantie voor schuldhulpsanering. Ook zou gedacht kunnen worden aan een specifieke opleiding voor bewindvoerders in ondernemerszaken. 4. Gezien het grote aantal ondernemers dat na 5 jaar genoodzaakt is te stoppen zou bijzondere begeleiding in de eerste jaren wenselijk zijn. Bovenstaande aanbevelingen vloeien voort uit dit quick-scan onderzoek. Diepgaander onderzoek lijkt ons gewenst om te kunnen vaststellen dat de hier aangegeven richting zal leiden tot een (economisch) effectiever functioneren van de WSNP.
7 september 2000 Universiteit Leiden Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Bedrijfseconomie en Forensische Accountancy prof. dr. J.G. Kuijl RA * mr. J.A.A. Adriaanse mr. P. Vos
* Geen accountantscontrole ingesteld
Rapportage onderzoek WSNP voor ondernemers
22