RAPPORT ONDERZOEK DIGITEENS Beste leerlingen, Enkele maanden geleden namen jullie deel aan het Digiteens‐onderzoek over jongeren, media en de digitale wereld. Dit onderzoek ging uit van de School voor Massacommunicatieresearch van de KU Leuven. Ruim 3400 leerlingen werden via een webenquête bevraagd over hun vrije tijd en hoe ze die besteden in het digitale tijdperk. In dit rapport vinden jullie een overzicht van de belangrijkste resultaten van het Digiteens project. Dit onderzoek had natuurlijk niet kunnen slagen zonder de medewerking van jullie school, maar vooral ook door jullie eigen medewerking. We willen jullie daarom heel graag bedanken voor de tijd die jullie vrijmaakten en hopen dat dit rapport jullie meteen ook toont hoe het deelnemen aan een enquête (wij zeggen “survey”) uitdrukking vindt in wetenschappelijk onderzoek. Héél hard bedankt! Het onderzoeksteam
Resultaten Digiteens Wie heeft deelgenomen aan het onderzoek? In totaal vulden 3463 leerlingen van het Vlaamse secundair onderwijs de enquête in, waarvan 58% (2011) meisjes en 42% (1452) jongens. De steekproef omvatte leerlingen van alle richtingen: ASO, BSO, TSO en KSO. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers bedroeg 15,05 jaar oud. Jongeren & Televisie 9 FEITEN EN CIJFERS Jongeren kijken gemiddeld 1 tot 2 uur televisie per weekdag. In het weekend kijken ze gemiddeld een uur langer televisie dan in de week. Jongens en meisjes kijken ongeveer evenveel televisie, maar hoe ouder men wordt, hoe minder televisie men kijkt. Een top‐3 van de meest bekeken programma’s door jongens en meisjes: 1. Animatieprogramma’s (bvb. The Simpsons) 2. Muziekzenders (bvb. TMF) 3. Vlaamse humoristische programma’s (bvb. De Kotmadam) 1. 2. 3.
Vlaamse dagelijkse programma’s (bvb. Thuis) Muziek – en dansprogramma’s (bvb. Idool) Muziekzenders (bvb. TMF)
Jongeren volgen het nieuws gemiddeld enkele keren per maand tot 1 keer per week. Uit de resultaten blijkt ook dat jongeren het nieuws het vaakst op de televisie zien, daarna komt de radio,
de kranten en het internet. Deze trend is hetzelfde bij jongens als bij meisjes. Jongens kijken over het algemeen wel vaker naar het nieuws dan meisjes. Oudere deelnemers kijken minder lang televisie, maar kijken wel vaker naar het nieuws. Oudere deelnemers volgen het nieuws ook vaker via de krant of het internet dan de jongere deelnemers. Voor televisie en radio is er geen verschil naar leeftijd.
Jongens die vaker naar het nieuws kijken, kijken minder vaak op hun facebookprofiel.
Jongeren & Games 9 FEITEN EN CIJFERS Games zijn hip en “in”: 80% van de deelnemers gamet wel eens op de computer of de console. Ze spelen gemiddeld 1 tot enkele keren per week en het vaakst in het weekend. Wanneer ze gamen, spelen ze gemiddeld 2 uur. First Person Shooter games, actie‐en avonturenspelletjes en racespelletjes zijn het populairst onder de jongeren. Jongens gamen vaker dan meisjes: meisjes spelen gemiddeld enkele keren per maand terwijl jongens gemiddeld enkele keren per week gamen. Jongens gamen gemiddeld ook bijna dubbel zo lang als meisjes: meisjes spelen gemiddeld ruim anderhalf uur, terwijl jongens bijna tot 3 uur gamen. Jongens en meisjes verschillen ook in welke spelletjes ze het liefste spelen: jongens spelen het liefst First Person Shootergames en Actie‐en avonturenspelletjes. Meisjes spelen liever Simulatiespelletjes en Puzzel‐en denkspelletjes. Diegene die gamen, zijn vaak ook de jongeren van onder de deelnemers. Oudere deelnemers gamen dus minder vaak: jongere deelnemers gamen vaak tot enkele keren per week, terwijl bij de oudste deelnemers dit maar 1 keer per week is. Ze gamen ongeveer wel even lang.
9 WIST JE DAT … …. Jongeren die vaak televisiekijken, gamen ook vaker. Jongeren die vaak naar het nieuws kijken, gamen net minder vaak. … Jongeren die vaak televisiekijken, gebruiken hun Facebook minder vaak. Jongeren en het internet 9 FEITEN EN CIJFERS Facebook is populair: maar liefst 81% van de jongeren beschikt over een facebookprofiel en maakt daar ook dagelijks gebruik van. Gemiddeld hebben ze een netwerk van 361 vrienden. 78% van de jongens heeft een facebookprofiel, voor meisjes is dat 83%. Meisjes gebruiken hun Facebook dagelijks, terwijl jongens die enkele keren per week gebruiken. Meisjes hebben gemiddeld meer vrienden op Facebook dan jongens: 389 versus 319. Diegene die een facebookprofiel hebben, zijn vaak bij de oudste leeftijdsgroep van de steekproef. De oudste leeftijdsgroep gebruikt Facebook ook vaker en heeft bijna dubbel zoveel vrienden als de jongste groep: van 221 naar 418 vrienden. Twitter hinkt ver achterop, slechts 1 op 10 jongeren heeft op dit moment een Twitter‐account, en gebruikt het ook minder frequent nl. 1 keer per week. De jongeren in dit onderzoek hebben gemiddeld al 407 tweets verstuurd, volgen ongeveer 149 mensen en organisaties en worden door 207 mensen gevolgd op Twitter. In onderstaande grafiek valt ons op dat jongere deelnemers veel meer tweets hebben gestuurd dan de oudste deelnemers: 728 vs 233 tweets. Ze hebben ook veel meer mensen die hen volgen op Twitter: 282 vs 45 volgers. De jongste leeftijdsgroep kan dus volgens de “Diffusion of Innovation”‐ theorie geclassificeerd worden als “early adopters”: jongeren die er als eerste bijzijn om nieuwigheden te gebruiken (zie onder).
81% heeft een Facebook‐ profiel Gebruiken Facebook bijna elke dag Gemiddeld 360 vrienden
9,2% heeft een Twitter‐ account Gebruiken Twitter ongeveer 1 keer per week Gemiddeld 207 volgers
9 WIST JE DAT … …. Hoewel er weinig jongeren in deze steekproef een Twitter‐account hebben, merken we op het hebben van een Facebook – en Twitterprofiel vaak hand in hand gaat: ‐ Diegene die een Facebookprofiel hebben, hebben 5,9 keer meer kans om ook een Twitter‐ account te hebben. dus ook vaker een Twitteraccount. ‐ Jongeren die vaak Facebook gebruiken, gebruiken ook Twitter vaker. ‐ Hoe vaker men Facebook of Twitter gebruikt, hoe meer vrienden of volgers men heeft.
1) 2) 3) 4) 5)
Wetenschappelijk intermezzo In de communicatiewetenschap bestaat er een theorie over de verspreiding van nieuwigheden, nl. “The Diffussion of Innovation”. Deze legt uit hoe, waarom en hoe snel nieuwe technologieën (bvb. Twitter) zich verspreiden. Er zijn 5 fasen in dit proces: Kennis: mensen weten van het bestaan de uitvinding, maar zijn niet overtuigd die te kopen. Overtuiging: mensen zoeken informatie op en krijgen interesse in de uitvinding. Beslissen: mensen denken na en beslissen om de uitvinding te adopteren of niet. Implementatie: mensen gebruiken de uitvinding en ontdekken de voor‐en nadelen. Bevestiging: mensen krijgen bevestiging over hun beslissing en kunnen alsnog kiezen om de uitvinding niet meer te gebruiken.
Op basis hiervan zijn er 5 groepen van mensen: 1) “Innovators”: diegenen die het eerst de nieuwe uitvinding ontdekken en kopen. De zogezegde “junkies” die steeds bezig zijn met het opsporen van nieuwe uitvindingen. 2) “Early Adopters”: diegene die iets meer nadenken over de aankoop, maar ook graag nieuwe dingen bezitten. Zij hebben het meeste invloed op wat anderen over de uitvinding denken. 3) “Early Majority”: de uitvinding wordt een hype en een grote massa koopt de uitvinding. 4) “Late Majority”: de grote groep die veel later de uitvinding koopt, als die eigenlijk al over zijn hoogtepunt heen is. Ze staan vaak heel twijfelachtig tegenover nieuwe dingen. 5) “Laggards”: de laatste om de uitvinding te kopen. Ze houden niet van vernieuwing, maar wel van tradities. Ze houden graag vast aan datgene wat ze kennen en hebben.
Als je nagaat welke mensen in welke categorie vallen, krijg je meestal een afbeelding zoals de blauwe lijn in de grafiek. Als je kijkt naar de evolutie in de tijd krijg je meestal iets dat lijkt op de gele lijn. Dat is de lijn die aangeeft hoe snel een nieuwigheid verspreid wordt. In onze studie is het duidelijk dat we voor facebook in het stadium van de “late majority” zitten en voor Twitter in het stadium van de “early adopters” Jongeren en Gelukkig zijn 9 FEITEN EN CIJFERS De deelnemers van deze steekproef zijn over het algemeen gelukkig thuis (score van 5,25 op 6) : ze voelen zich veilig en schieten goed op met hun familie. Ook op school en bij hun leeftijdsgenoten voelen ze zich goed in hun vel, hoewel meisjes steeds iets hoger scoren dan jongens.
De oudere deelnemers scoren op de 3 gevoel‐schalen (gevoel thuis, op school, in de klas) lager dan de jongere deelnemers (schaal van 0 tot 6). Ze geven aan zich dus iets minder goed te voelen, wat te maken kan hebben met het intreden van de puberteit en het feit dat rebels gedrag ‐ en denken dan meer voorkomt.
9 Wist je dat …. Jongeren die zich goed voelen thuis en/of op school (en dus op deze schalen hoog scoorden): ‐ Deze jongeren kijken vaker naar het nieuws ‐ Ze gamen minder vaak en minder lang. ‐ Ze hebben minder vaak een Facebookprofiel en/of Twitteraccount. ‐ Jongeren die zich goed thuis voelen, voelen zich vaak ook goed op school.
… de jongeren die zich beter voelen op school, in de klas en thuis minder vaak agressief gedrag vertonen. Wie zich dus goed in zijn vel voelt thuis en op school, is vaak ook minder geneigd agressie te tonen tegenover anderen.