Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Bestek
ONDERHANDELINGSPROCEDURE MET BEKENDMAKING
Aanbestedende overheid: Provincie Antwerpen Dienst Infrastructuur en Vastgoed Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen
Opdracht: Ranst/Emblem – ontwerpopdracht
Campus
Vesta
–
bouwen
van
een
erfgoeddepot
-
Uiterste datum offertes: 28 oktober 2014 te 18.00 u.
Pagina 1 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
ALGEMENE BEPALINGEN Voorwerp van de opdracht Dit bestek beschrijft de procedure voor het aanstellen van een ontwerper voor opmaak van een masterplan en voor de architectuuropdracht voor de ontwikkeling van fase 1 van een Erfgoeddepot in één van de militaire loodsen op Campus Vesta te Ranst. De opdracht omvat de architectuurstudie met inbegrip van de opdracht voor de stabiliteitsstudie, de ingenieursstudie bijzondere technieken, de ingenieursstudie bouwfysica en gebouwsimulatie, de opdracht aan een EPB-raadgever evenals de veiligheids- en gezondheidscoördinatie. Ter informatie, het totale budget van de werken voor fase 1 van het programma bedraagt maximum 1.011.500,00 EUR (incl. btw) en exclusief erelonen. Soort opdracht Overheidsopdracht voor diensten. Aanbestedende overheid Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22 B-2018 Antwerpen tel:03/240.67.15 fax:03/240.67.79 Dit bestuur staat in voor de betalingen. Procedure en gunningswijze De gunning van deze opdracht gebeurt via de onderhandelingsprocedure met bekendmaking, op basis van artikel 26, §2, 1°, d van de Wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006. Toelichting bij het verloop van de procedure: De procedure verloopt in twee fasen: 1. Eerste fase: De selectiefase a. Oproep tot kandidatuurstelling b. De aanbestedende overheid kiest uit de niet-uitgesloten dienstverleners, op basis van bovenvermelde selectiecriteria, de 5 beste gegadigden, hierna ‘de geselecteerden’. 2. Tweede fase: de gunningsfase: a. de geselecteerden worden gelijktijdig en schriftelijk uitgenodigd om een offerte in te dienen; b. briefing ter plaatse c. evaluatie van de regelmatige offertes. Inschrijvers met een regelmatige offerte ontvangen een vergoeding van 5.000,00 euro (excl. btw). d. De aanbestedende overheid zal met de inschrijvers die een regelmatige offerte indienen verder over de opdracht onderhandelen. De inschrijvers kunnen de offerte mondeling toelichten via een presentatie. e. De inschrijver maakt indien nodig na de onderhandelingen een best and final offer op binnen een termijn van 10 werkdagen na de presentatie aan de jury. f. De aanbestedende overheid evalueert de (eventueel op basis van de gevoerde onderhandelingen aangepaste) offertes en kiest hieruit de offerte die haar het voordeligst lijkt. g. de definitieve overeenkomst komt tot stand : - ofwel door de betekening van de goedkeuring van de (eventueel gewijzigde) offerte - ofwel door de ondertekening door beide partijen van een voor de opdracht opgestelde overeenkomst.
Pagina 2 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Fase 1: KANDIDAATSTELLING Uitsluitingscriteria en kwalitatieve selectie De dienstverlener moet bij zijn offerte het bewijs voegen van een tot 31 december 2014 geldige verzekering tegen beroepsrisico’s. De opdracht vergt specifieke kwalificaties van de dienstverlener. Gespecialiseerde kennis en ervaring zijn vereist, zowel met werken aan gebouwen en infrastructuren als op vlak van administratieve en bestuurlijke procedures en projectbeheer. In functie daarvan worden de bekwaamheid, doeltreffendheid, ervaring, betrouwbaarheid, ontwerpkwaliteiten en conceptueel vermogen van de kandidaten beoordeeld. Onderstaande selectiecriteria worden gehanteerd ter beoordeling van de kandidaten: 1.
Studiekwalificaties, beroepservaring, organigram en taakverdeling
Voor deze opdracht is de opdrachtgever op zoek naar kandidaten die over de beste studiekwalificaties, beroepservaring en bekwaamheid beschikken om de architectuuropdracht met de nodige vakkennis uit te voeren. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de diploma’s en referentielijst van het projectteam. De opdrachtgever wil bovendien de structuur en de interne werking van het ontwerpteam van de kandidaten kunnen beoordelen op doeltreffendheid, compatibiliteit, flexibiliteit en duurzaamheid (betrouwbaarheid). Dit aan de hand van een presentatie en organigram van het ontwerpteam. De kandidaat geeft ook aan welke taken uit de architectenopdracht hij intern opneemt en voor welke taken en op welke manier hij zich laat ondersteunen door externe studiebureaus. a.
Samenstelling van het projectteam
Voor uitvoering van deze opdracht zal de dienstverlener een studieteam vormen dat minstens bestaat uit de volgende leden: 1 coördinator (architect of ingenieur) 1 architect; 1 raadgevend ingenieur stabiliteit; 1 raadgevend ingenieur gebouwtechnieken; 1 raadgevend ingenieur bouwfysica/gebouwsimulatie; De kandidaat mag het team uitbreiden met andere disciplines indien hij dit nodig acht voor de opdracht. Één lid van het studieteam kan verschillende functies op zich nemen indien deze hiervoor de gevraagde kwalificaties kan voorleggen. De inschrijver moet aantonen dat hij voldoende gekwalificeerd personeel kan inzetten voor uitvoering van elk aspect van de opdracht. De offerte moet een organigram van het ontwerpteam bevatten met namen van alle personen en studiebureaus die er deel van zullen uitmaken met aanduiding van: statuut en functie in het bedrijf; rol persoon en studiebureau in het projectteam; opleiding en ervaring. Presentatie en organigram van het ontwerpteam mogen samen maximaal 4 blz. A4 in beslag nemen. b.
Studie-en beroepskwalificatie van het projectteam
De benodigde afschriften van diploma’s, getuigschriften en certificaten dienen bij de kandidatuurstelling te worden gevoegd, zoals (niet-limitatief): o
Alle leden van het ontwerpteam dienen gevestigd te zijn op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie en dienen verzekerd te zijn tegen beroepsrisico’s.
Pagina 3 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
o
De architecten van het ontwerpteam zijn reeds drie jaar ingeschreven in de Orde van Architecten van België of moeten aantonen dat ze in de lidstaat van de Europese Unie waar ze gevestigd zijn, reeds drie jaar het beroep van architect mogen uitoefenen.
o
De ingenieurs van het ontwerpteam zijn reeds drie jaar ingeschreven in het beroepsregister als raadgevend ingenieur of moeten bewijzen dat zij in de lidstaat van de Europese Unie waar ze gevestigd zijn, reeds drie jaar werkzaam zijn als raadgevend ingenieur.
o
De veiligheidscoördinator moet voldoen aan de eisen gesteld in het KB van 25 januari 2001, in functie van de aard, de omvang en de omstandigheden van de uit te voeren werken. De EPB-verslaggever moet als dusdanig geregistreerd zijn bij het Vlaams energieagentschap.
o
Opgelet : bovenstaande bepalingen gelden niet voor voor de onderdelen die betrekking hebben op veiligheidscoördinatie en EPB-verslaggeving. Hiervoor kan de dienstverlener bij uitvoering van de opdracht een beroep doen op onderaannemers met de vereiste kennis en ervaring, mits goedkeuring vooraf door de leidend ambtenaar. De opgave van de natuurlijke of rechtspersonen die hiervoor desgevallend als onderaannemer zullen ingeschakeld worden dienen dus bij de offerte nog niet te worden meegedeeld. De offerte moeten worden ingediend door - een natuurlijke of rechtspersoon die minstens de kwalificatie van burgerlijk ingenieur bouwkunde/burgerlijk ingenieur-architect/architect bezit, of - door meerdere natuurlijke of rechtspersonen (waarvan er minstens één voornoemde kwalificatie bezit) die zich er uitdrukkelijk toe verbinden zich voor de uitvoering van de opdracht (tijdelijk) te verenigen in een rechtspersoon Een referentielijst met referentieprojecten over de laatste 10 jaar met vermelding van kostprijs, uitvoeringsdatum, bouwprogramma en opdrachtgever wordt bij de kandidatuurstelling gevoegd ter staving van de beroepskwalificatie van het bouwteam. 2.
Referenties
Het ontwerpteam illustreert zijn competenties aan de hand van 3 relevante referenties tijdens de laatste 3 jaar in het binnen-en buitenland, met inbegrip van de processen-verbaal van de opleveringen (indien reeds voorhanden). Daartoe verstrekt de dienstverlener de volgende gegevens : beschrijving van het referentieproject; datum van oplevering; naam en adres van de aanbestedende overheid of opdrachtgever; beschrijving van de aanpak van het referentieproject (methodologie) met vermelding van de wijze van controle van de uitvoering van het referentieproject; en van de gedeelten, die desgevallend in onderaanneming werden gegeven; de mate van betrokkenheid bij het referentieproject als eindverantwoordelijke, als medewerker, dan wel als stagiair. a.
Ontwerpkwaliteit en relevantie
De ontwerpkwaliteit en de technische kwaliteit van de 3 referentieprojecten zal bekeken worden. Bovendien zal er gekeken worden naar de relevantie van de referentie en de mate waarin zij overeenstemmen met de voor vermelde vereisten. De kandidaat beargumenteert deze relevantie. De voorstelling van een referentieproject (tekst, plan en beeldmateriaal) mag telkens maximum 2 blz A4 in beslag nemen.
Pagina 4 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
b. Motivatie De kandidaat licht de motivatie toe waarom hij/zij deelneemt aan deze opdracht. De kandidaat legt uit hoe hij/zij een meerwaarde kan zijn voor dit project. De motivatienota mag maximaal 1 blz. A4 in beslag nemen. Uiterste datum voor indiening van de kandidatuurstelling 12 mei 2014 De kandidaatstelling wordt schriftelijk op papier in een definitief gesloten envelop gestoken waarop wordt vermeld:
Ranst/Emblem – Campus Vesta – bouwen van een erfgoedloods – ontwerpopdracht kandidaatstelling
Ze wordt via een postdienst verzonden of door een drager afgegeven. Bij verzending via een postdienst wordt die definitief gesloten envelop in een tweede gesloten envelop gestoken waarop duidelijk “kandidaatstelling” wordt vermeld. De kandidaatstelling moet worden geadresseerd aan: Provincie Antwerpen Departement Logistiek Dienst Infrastructuur en Vastgoed Koningin Elisabethlei 22 B-2018 Antwerpen, waar ze uiterlijk op de opgegeven uiterste datum voor indiening dient toe te komen. De drager overhandigt de offerte uiterlijk om 18.00 u. op de uiterste indieningsdatum van de offertes aan de balie in de inkomhal van de kantoren van de provincie Antwerpen, Desguinlei 100 te 2018 Antwerpen.
Pagina 5 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Fase 2: GUNNING Gunningscriteria De aanbestedende overheid kiest de regelmatige offerte die haar het voordeligst lijkt met inachtneming van de volgende gunningscriteria. 1. De kwaliteit van de concept- en visievorming en het ontwerpend onderzoek op het vlak van architectuur, functionaliteit en integratie technieken gerelateerd aan de ambities en verwachtingen van de opdrachtgever zoals ze geformuleerd zijn in het bestek – weging: 2 2. de aandacht voor een globale aanpak van duurzaamheid – weging: 2 3. de kostenbeheersing qua honorarium en projectkost, – weging: 1 4. Methodiek, werkschema en toepassing van budget en tijdschema. – weging: 1 Voor de beoordeling van de gunningscriteria wordt gewerkt met scores volgens de volgende schalen: uitstekend, goed, voldoende, onvoldoende. Inschrijvers met een regelmatige offerte ontvangen een vergoeding van 5000,00 EUR (excl. btw). De aanbestedende overheid zal zich bij de beoordeling laten bijstaan door onder interne en externe deskundigen, waaronder dr.ir.H.L. Henk Schellen, Hoofddocent Universiteit Eindhoven, Building Physics and Services en Griet Kockelkoren, Faro. Vorm en inhoud van de offerte De offerte die door de kandidaten wordt ingediend moet ten minste bestaan uit: A. Het offerteformulier, behoorlijk ingevuld en ondertekend; B. De documenten inzake gunningscriteria 1. De kwaliteit van de concept- en visievorming en het ontwerpend onderzoek op het vlak van architectuur, functionaliteit en integratie technieken gerelateerd aan de ambities en verwachtingen van de opdrachtgever zoals ze geformuleerd zijn in het bestek. De inschrijver voegt hiertoe volgende bij de offerte: o Een nota betreffende het concept of de verkennende visie van de ontwerper over de wijze waarop hij de opdracht benadert, in functie van de doelstellingen en uitgangspunten die de opdrachtgever verwoord heeft in de projectdefinitie; o Schetsen, tekeningen/plannen, beeldmateriaal of andere die nodig zijn om duidelijk te maken op welke wijze de visie ruimtelijk zou worden uitgewerkt en gematerialiseerd; 2. de aandacht voor een globale aanpak van duurzaamheid De inschrijver voegt hiertoe o berekeningen, voorstudies, concepten of andere die nodig zijn om het energieconcept en visie de m.b.t. duurzaam depot te verduidelijken. De inschrijver geeft in detail aan welk werkwijze zal gehanteerd worden en meer specifiek welk energiemodel zal gebruikt worden om de nodige berekeningen uit te voeren, gerelateerd aan de ambities en verwachtingen van de opdrachtgever zoals ze geformuleerd zijn in het bestek. 3. de kostenbeheersing projectkost en billijkheid van de erelonen, De inschrijver voegt hiertoe volgende bij de offerte: o een globale raming van bouwvolume en bouwkost binnen de vooropgestelde beschikbare middelen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het masterplan en anderzijds de uitvoering van een eerste fase waarvoor het budget voorzien is van 1.011.500,00 EUR [inclusief 21% BTW en exclusief erelonen]; o
Een raming van de erelonen en studiekosten.
Pagina 6 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Als onbillijk worden beschouwd: aanrekening van ereloonpercentages die niet in overeenstemming zijn met de gangbare barema’s voor elk onderdeel van de opdracht alsook onredelijke accumulaties van erelonen en vergoedingen te berekenen op onderdelen. Kortingen of prijsverhogingen t.o.v. de barema’s kunnen worden toegepast op basis van de specifieke kenmerken van de huidige opdracht. Steeds zal worden geoordeeld of de gevraagde vergoeding toelaat de opdracht volledig en grondig uit te voeren;
4. Methodiek, werkschema en toepassing van budget en tijdschema. De inschrijver voegt hiertoe een uitgewerkt en gedocumenteerd projectplan met beschrijving van in te zetten mensen en middelen voor overleg, besluitvorming, studiewerk, werfopvolging, enz. en een beschrijving van de methodiek voor uitvoering van het studiewerk binnen het opgelegde tijdschema en fasering der werken in de tijd. C. documenten op een digitale drager en het publicatiemateriaal Alle documenten ter staving van de beoordelings- en gunningscriteria worden gebundeld in één dossier en in 4 exemplaren ingediend. Het volledige dossier omvat een maximum van 30 pagina’s in formaat A3 en wordt ook op een digitale drager in pdf formaat bijgevoegd samen met de offerte. De plattegronden, doorsneden en opstanden bevatten alle nodige aanduidingen om de bedoelingen van de ontwerper te kunnen begrijpen en de tekeningen gemakkelijk te kunnen lezen. Het schetsontwerp moet o.m. aantonen: de oriëntatie, de toegangen, de niveaus, de modulatie, de bestemming der lokalen, de circulatie, de voornaamste afmetingen, de aard van de materialen en het reliëf van de bodem. Publicatie materiaal: De volledige powerpoint-presentatie Alle beeldmateriaal [ook uit de ppt] afzonderlijk, met –tif of -jpg extensie in 300 dpi met minimum formaat A 4. Alle vectoriële bestanden [plannen, 3D tekeningen, …] met -.eps, -.pdf of -.ai extensie. Het publicatiemateriaal kan worden afgegeven op digitale drager, bij de presentatie van de offerte.
Toelichting van de offerte De inschrijvers kunnen de offerte mondeling toelichten via een presentatie. De datum van deze presentatie wordt nog bezorgd. Premie De opdrachtgever verbindt er zich toe om aan de laureaten een bedrag te betalen van 5.000,00 EUR exclusief btw als vergoeding voor het ontwerpend onderzoek. Na indienen van de offerte kan een schuldvordering voorgelegd worden. De vergoeding wordt betaald binnen de twee maanden na voorlegging van de schuldvordering. Het ereloon van de ontwerper aan wie de ontwerpopdracht wordt toegekend wordt niet verminderd met het bedrag van deze vergoeding. Briefing De eerste briefing is een gezamenlijke infosessie waarop het project door de opdrachtgever wordt toegelicht. De briefing is een overlegmoment tussen opdrachtgever en de kandidaten en laat toe in een open dialoog de opdracht verder te verkennen en vragen te beantwoorden. De kandidaten kunnen vragen stellen over het project of over de door hen uit te werken beperkte studieopdracht en over de site. Er wordt eveneens een bezoek gebracht aan de bouwplaats, of het gebouw. De datum voor deze briefing wordt nog bezorgd. De aanwezigheid op de briefing dient bevestigd te worden bij
[email protected].
Pagina 7 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Samenstelling van de opdrachtdocumenten Onderhavige opdrachtdocumenten omvatten: Het bestek, bestaande uit: I. Algemene bepalingen II. Administratieve bepalingen III Onderdelen van de dienstenopdracht IV gegevens en eisen betreffende het te realiseren project Bijlagen: Algemene kwaliteitseisen werken, gebouwen, infrastructuur Plannen foto’s bestaande toestand RUP Rapport monumentenwacht Activiteiten buiten en binnen de scope Erfgoed buiten en binnen de scope Offerteformulier Inventaris van de dienstprestaties Kostprijs opdrachtdocumenten: De opdrachtdocumenten kunnen gratis gedownload worden via e-notification. Inlichtingen Nadere inlichtingen kunnen bekomen worden bij Charlotte Rubbens | T 03 240 66 17 |
[email protected]
Pagina 8 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Deel 1 - Administratieve bepalingen 1.Van toepassing zijnde reglementaire documenten -
-
De wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 (BS van 15 februari 2007); Het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011 (BS van 9 augustus 2011); Het koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken van 14 januari 2013 (BS van 14 februari 2013). De wet betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 17 juni 2013 (BS van 21 juni 2013).
Alle latere aanvullingen en wijzigingen hierop. 2. Het koninklijk besluit van 15 juli 2011 (plaatsingsregels) Art. 12
Opgave onderaannemers
De inschrijver vermeldt welk gedeelte van de opdracht hij voornemens is in onderaanneming te geven en de identiteit van de onderaannemers die hij voorstelt. De opdrachtnemer is verplicht deze voorgedragen onderaannemers in te zetten bij de uitvoering van de opdracht, behoudens dit verder anders staat vermeld. Het gebruik van andere onderaannemers is onderworpen aan de toestemming van de aanbestedende overheid. Art. 13
Prijsvaststelling
Wat de prijsvaststelling betreft wordt de opdracht aangezien als een opdracht tegen een globale prijs, waarbij een forfaitaire prijs het geheel van de prestaties van de opdracht of van elke post dekt. Art. 20
Prijsherziening
Op de opdracht is geen prijsherziening van toepassing. Art. 53
Taalgebruik
De aanbestedende overheid is de Provincie Antwerpen. Het taalgebruik van de opdracht is bijgevolg in beginsel het Nederlands. De opdrachtdocumenten zijn in het Nederlands en dienen indien nodig door de inschrijver vertaald te worden. Het offerteformulier en de overige bijlagen en documenten tijdens en na de uitvoering van de opdracht moeten door de inschrijver worden ingediend in het Nederlands: Eventuele vertalingen van documenten naar het Nederlands zitten begrepen in de offerte. De communicatie tijdens en na de uitvoering, gebeurt in het Nederlands. Art. 57
Verbintenistermijn
De inschrijvers blijven verbonden door hun offerte, zoals eventueel verbeterd door de aanbestedende overheid, gedurende 120 kalenderdagen, te rekenen vanaf de uiterste datum voor ontvangst. Art. 61
Verklaring op erewoord
Door deel te nemen aan de gunningsprocedure legt de inschrijver de verklaring op erewoord af dat hij zich niet in één van de uitsluitingsgevallen bedoeld in §§ 1 en 2 bevindt. Art. 62
RSZ-attest
Voor de inschrijver die personeel tewerkstelt dat onder de Belgische RSZ valt, zal de aanbestedende overheid het RSZ-attest via elektronische weg bij de RSZ opvragen.
Pagina 9 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
De buitenlandse inschrijver, alsook de Belgische inschrijver die personeel tewerkstelt dat onderworpen is aan de sociale zekerheidswetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie, voegt bij zijn offerte een attest of een verklaring volgens de bepalingen van art. 62. §2. Art. 63
Fiscaal attest
Voor de Belgische inschrijver verifieert de aanbestedende overheid de naleving van de fiscale verplichtingen ten opzichte van de FOD Financiën, op basis van het attest dat door die laatste wordt afgeleverd. De buitenlandse inschrijver voegt bij zijn offerte een attest waaruit blijkt dat hij heeft voldaan aan zijn fiscale verplichtingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij gevestigd is. Art. 67, 68 en 72
Kwalitatieve selectie
Zie Algemene bepalingen Art. 90
Indiening van de offertes
De offerte wordt schriftelijk op papier in een definitief gesloten envelop gestoken waarop wordt vermeld:
Ranst/Emblem – Campus Vesta – bouwen van een erfgoedloods – ontwerpopdracht UITERSTE INDIENINGSDATUM: 28 oktober 2014
Ze wordt via een postdienst verzonden of door een drager afgegeven. Bij verzending via een postdienst wordt die definitief gesloten envelop in een tweede gesloten envelop gestoken waarop duidelijk “OFFERTE” wordt vermeld. De offerte moet worden geadresseerd aan: Provincie Antwerpen Departement Logistiek Dienst Infrastructuur en Vastgoed Koningin Elisabethlei 22 B-2018 Antwerpen, waar ze uiterlijk op de opgegeven uiterste indieningsdatum dient toe te komen. De drager overhandigt de offerte uiterlijk om 18.00 u. op de uiterste indieningsdatum van de offertes aan de balie in de inkomhal van de kantoren van de provincie Antwerpen, Desguinlei 100 te 2018 Antwerpen. 3. Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 (algemene uitvoeringsregels = AUR) Art. 11
Leidend ambtenaar
De leiding van en de controle op de uitvoering gebeuren door de aangestelde van de aanbestedende overheid. De bevoegdheid van de leidend ambtenaar is beperkt tot: de technische en administratieve opvolging van de diensten tot en met de oplevering; de keuring van de prestaties zowel de a priori als de a posteriori keuring; het nazicht van de schuldvorderingen en de facturen; het opstellen van de processen-verbaal; de opleveringen. Art. 25 tot en met 33
Borgtocht
Er wordt een borgtocht geëist van 5% van het oorspronkelijke opdrachtbedrag excl. btw. Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond naar het hoger tiental in EUR.
Pagina 10 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
De borgtocht dient gesteld te worden binnen de 30 kalenderdagen volgend op de dag van het sluiten van de opdracht. Bij niet-naleving stelt de aanbestedende overheid de opdrachtnemer in gebreke en past de sancties van artikel 29 van de algemene uitvoeringsregels toe. Het bewijs van borgstelling dient te worden bezorgd aan Provincie Antwerpen, departement Logistiek, dienst Infrastructuur en Vastgoed, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen. De borgtocht wordt teruggegeven bij helften: de ene helft na de voorlopige oplevering van de gehele opdracht, de andere helft na de definitieve oplevering, na aftrek van de sommen die de opdrachtnemer eventueel verschuldigd is aan de aanbestedende overheid. Art. 60
Betalingsvoorwaarden
Betalingen ontwerpopdracht voorstudies (art. 21.00) Uitbetaling van het ereloon en vergoedingen volgens de offerte voor elke bijzondere prestatie, na aanvaarding door de aanbestedende overheid van het rapport of resultaat van dit onderdeel. Betalingen basisopdracht (art. 22.00) Voorontwerp: Na de indiening en de goedkeuring door de aanbestedende overheid van het voorontwerp: 20 % van het globaal ereloon volgens de offerte, voorlopig berekend op basis van de beknopte raming behorend bij het voorontwerp van de werken. Ontwerp: Na de indiening en de goedkeuring door de aanbestedende overheid van de uitvoeringsontwerpen en aanbestedingsdossiers: 60 % van het globaal ereloon volgens de offerte, voorlopig berekend op basis van de gedetailleerde ramingsprijs der werken, mits aftrek van het reeds gevorderd ereloon in de fase voorontwerp hiervoor. Aanbesteding: Na de gunning van de werken ingevolge een gehouden aanbesteding, offerteaanvraag of onderhandelingsprocedure: 65 % van het globaal ereloon volgens de offerte, voorlopig berekend op basis van dat gunningsbedrag, mits aftrek van het reeds gevorderde ereloon ingevolge de fasen voorontwerp en ontwerp hiervoor. Uitvoering: Na aanvang van de uitvoering van de werken kunnen volgende erelonen worden gevorderd: 30 % van het globaal ereloon volgens de offerte, op basis van het bedrag van de uitgevoerde werken, aangepast met de contractuele prijsherzieningen, telkens betaalbaar op het bedrag van de goedgekeurde schuldvorderingen van de opdrachtnemers. Voorlopige oplevering en/of eindafrekening: Tot 99 % van het globaal ereloon volgens de offerte, berekend op de werkelijke kostprijs der werken, aangepast met de contractuele prijsherzieningen en mits aftrek van de reeds gevorderde erelonen ingevolge voorontwerp, ontwerp, aanbesteding en uitvoering hiervoor, bij het indienen van de eindafrekening of na de voorlopige oplevering van de werken, waarbij de som die als waarborg wordt behouden tot aan de definitieve oplevering minimum 250,00 EUR zal bedragen. Definitieve oplevering: Het saldo van het globaal ereloon volgens de offerte, kan worden gevorderd na de definitieve oplevering van de werken of na het verstrijken van de waarborgtermijn volgens het bestek van deze werken. Betalingen bijzondere prestaties (art. 23.00) Uitbetaling van het ereloon en vergoedingen volgens de offerte voor elke bijzondere prestatie, na aanvaarding door de aanbestedende overheid van het rapport of resultaat van dit onderdeel. Betalingen veiligheidscoördinatie (zie art. 23.10) - ereloon veiligheidscoördinatie ontwerp : na overhandiging en goedkeuring van het veiligheids- en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek en het postinterventiedossier aan de aanbestedende overheid en veiligheidscoördinatie uitvoering.
Pagina 11 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
ereloon veiligheidscoördinatie uitvoering : - 80%: in schijven gelijkmatig gespreid over de volledige duur van de uitvoering van de globaliteit van de werken; - 20%: bij overhandiging en goedkeuring van het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan, het geactualiseerde coördinatiedagboek en postinterventiedossier aan de aanbestedende overheid.
Betalingen bijzondere prestatie betreffende EPB-verslaggeving (zie art. 23.90) Einde ontwerpfase 30% van het ereloon voor dit onderdeel volgens de offerte. Uitvoering van de werken in schijven, maandelijks en over de volledige duur van de uitvoering van de globaliteit van de werken : tot 80% van het ereloon voor dit onderdeel, in schijven gelijkmatig gespreid over de volledige duur van de uitvoering van de globaliteit van de werken en mits aftrek van het ereloon reeds gevorderd op het einde van de ontwerpfase. Het goedgekeurde bedrag van de ereloonnota zal hierbij minimaal 250,00 EUR, excl. btw, bedragen. Oplevering der werken Na het elektronisch insturen van de EPB-aangifte aan de energieadministratie en het afleveren van het EPC : 20% van het ereloon voor dit onderdeel volgens de offerte. Art. 147
Uitvoeringstermijnen
De uitvoeringstermijn vangt aan op de dag volgend op de datum van het sluiten van de opdracht. De termijnen voor uitvoering van de verschillende onderdelen van de opdracht en de tijdstippen voor het afleveren van de rapporten en documenten zijn aangeduid op het planningsschema in Deel 4 – art. 41.40 . Deze termijnen zijn prioritair en bindend. Voor het overige en voor zover niet anders bepaald, gelden de volgende termijnen en modaliteiten: Opmaak voorontwerp: 70 kalenderdagen na het sluiten van de studieopdracht. Opmaak ontwerp: Termijn voor het indienen van uitvoeringsontwerpen, aanbestedingsdossiers, bouwaanvraagdossier: 70 kalenderdagen na schriftelijke goedkeuring van voorontwerp. Opmaak gunningsverslag: Verslag van nazicht van de offertes met voorstel tot gunning van de werken: 10 werkdagen na de aanbestedingsdatum. Nazicht schuldvorderingen: Verslag van nazicht van schuldvorderingen met voorstel voor betaling: 10 kalenderdagen. Eindafrekening (eindstaat): 30 kalenderdagen na ontvangst van de vordering van de opdrachtnemer. Ingeval van niet-naleving van deze termijnen met betrekking tot de behandeling van de vorderingsstaten en de eindafrekening wordt de door de nalatigheid van de ontwerper van rechtswege verschuldigde verwijlintrest, betaald aan of gevorderd door de opdrachtnemer, volledig ten laste gelegd van de ontwerper zonder voorafgaande ingebrekestelling door de aanbestedende overheid. Art. 150 en 160 Betalingen van de diensten De aanbestedende overheid beschikt over een verificatietermijn van 30 kalenderdagen. De opdrachtnemer bezorgt een afzonderlijke schuldvordering, gesteund op een gedetailleerde prestatiestaat. De betaling van het aan de opdrachtnemer verschuldigde bedrag vindt plaats binnen de betalingstermijn van dertig kalenderdagen vanaf het verstrijken van bovenvermelde verificatietermijn.
Pagina 12 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Art. 154
Vertragingsboete
Voor de deeltermijnen onder artikel 147 gelden de bepalingen van art. 154 §1 behalve voor de deeltermijn voor de opmaak van het gunningsverslag waar een speciale boete wordt voorzien van 50,00 EUR per kalenderdag vertraging.
Art. 156
Oplevering van de opdracht
De voorlopige oplevering (of weigering van oplevering) van de dienstenopdracht gebeurt nadat de dienstverlener alle taken heeft vervuld van de fase voorlopige opleveringen van de respectievelijke onderdelen zoals omschreven in “Deel 2 – onderdelen van de dienstenopdracht”. De definitieve oplevering (of weigering van oplevering) van de dienstenopdracht gebeurt nadat de dienstverlener alle taken heeft vervuld van de fase definitieve opleveringen van de respectievelijke onderdelen zoals omschreven in “Deel 2 – onderdelen van de dienstenopdracht”.
Aanvullende bepalingen Budgetoverschrijding. De ontwerper verbindt er zich toe het opgegeven budget te respecteren. Indien dit budget op basis van het aan de ontwerper opgedragen bouwprogramma of omwille van wijzigingen of aanvullingen van het bouwprogramma tijdens de studie, het ontwerp of de uitvoering van de werken volgens de ontwerper niet (meer) volstaat, meldt de ontwerper dit aan de aanbestedende overheid samen met de oorzaken van de budgetoverschrijding en stelt hij aan de aanbestedende overheid een nieuw budget voor. De aanbestedende overheid kan ofwel kennis geven van haar aanvaarding van het nieuwe budget ofwel het oorspronkelijk budget bevestigen. In dit laatste geval geeft de aanbestedende overheid na overleg met de ontwerper de ingrepen aan die de ontwerper moeten toelaten het budget te respecteren. Indien na de aanbesteding blijkt dat het bedrag van de laagste regelmatige offerte meer dan 10% hoger is dan het door de aanbestedende overheid goedgekeurde ramingsbedrag, verbindt de ontwerper er zich toe, zonder enige bijkomende vergoeding, op verzoek van de aanbestedende overheid, het ontwerp aan te passen binnen een periode van 15 kalenderdagen teneinde het laagste regelmatige offertebedrag na heraanbesteding binnen het budget van het oorspronkelijk goedgekeurde ramingsbedrag te brengen. Aanstellen van een plaatsvervanger Indien de ontwerper om één of andere reden mocht gedwongen worden zijn activiteit met betrekking tot onderhavige opdracht geheel of in grote mate stil te leggen voor een periode van meer dan één maand, is hij ertoe gehouden, onder goedkeuring van de aanbestedende overheid, een plaatsvervanger aan te stellen. De aanbestedende overheid blijft geheel buiten de financiële verrekeningen die ingevolge deze vervanging tussen de ontwerper en de plaatsvervanger zullen gebeuren. In gebreke blijven van de dienstverlener Omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van de ontwerper en die de regelmatige gang van de opdracht hinderen, kunnen aanleiding geven tot een verlenging van de gestelde uitvoeringstermijnen. Zo er vertraging is ten gevolge van andere omstandigheden of indien de ontwerper in gebreke blijft welke beschikking ook van deze overeenkomst na te leven, kan de aanbestedende overheid bij aangetekend schrijven de ontwerper in mora stellen zijn verplichtingen na te leven binnen de termijn in dat schrijven vermeld. Blijft de ontwerper dan nog in gebreke, dan is de aanbestedende overheid gerechtigd de overeenkomst te verbreken door eenvoudige verzending van een tweede per post aangetekende brief, zonder dat de ontwerper aanspraak kan maken op een winstdervingsvergoeding en met behoud van het recht de ontwerper in betaling van schadevergoeding aan te spreken. Voortijdige beëindiging van de opdracht De volgende bepalingen gelden voor een ontwerpopdracht volgens deel 2- art. 22.00 BASISOPDRACHT, voor zover dit deel van de te leveren dienstprestaties uitdrukkelijk in uitvoering
Pagina 13 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
werd gesteld. De aanbestedende overheid behoudt zich het recht voor op ieder ogenblik een einde te stellen aan de opdracht. De ontwerper zal in dit geval het verschuldigde ereloon ontvangen voor de reeds uitgevoerde prestaties. Bovendien zal de aanbestedende overheid een winstdervingsvergoeding verschuldigd zijn als volgt te berekenen: - beëindiging van de opdracht na het indienen van het voorontwerp: 10 % van het te derven ereloon berekend op basis van de voorgelegde kostenraming; - beëindiging van de opdracht na ontwerp: 20 % van het te derven ereloon berekend op basis van de aanbestedingsprijs. - beëindiging van de opdracht na aanbesteding: 20 % van het te derven ereloon berekend op basis van de aanbestedingsprijs. Bij beëindiging van de opdracht volgens voormelde modaliteiten verwerft de aanbestedende overheid het recht om het project al dan niet uit te voeren of af te werken op elke wijze die haar goeddunkt. Te leveren documenten Het ereloon omvat opmaken, leveren en verspreiden van alle documenten die nodig zijn in alle fasen van de opdracht. Alle documenten moeten stevig worden ingebonden. De bladen moeten aan beide zijden worden bedrukt, papiersoort en techniek voor print-, kopie- of drukwerk moeten worden gekozen om dit mogelijk te maken. Deze bepaling geldt NIET voor documenten (plannen, grafische presentaties) die op groot formaat, gerold of gevouwen tot kleinere formaten worden geleverd. ALLE documenten moeten ook onder de vorm van digitale gegevensbestanden worden geleverd, in een formaat dat in overeenstemming is met de informatica-omgeving van het provinciebestuur. Dit is thans WINDOWS XP PROFESSIONAL, toepassingen WORD, EXCEL (2010), AUTOCAD 2012. De documenten worden toegezonden via e-mail of ter beschikking gesteld op de meest duurzame digitale drager (thans uitsluitend data-CD of DVD). Het ereloon omvat levering van de volgende documenten met aanduiding van het minimum aantal exemplaren dat op papier moet worden geleverd. De levering van documenten moet zo nodig worden hernieuwd, na aanpassing of bij herneming van procedures, tot wanneer het doel per fase bereikt is. Voorontwerp Ontwerp Aanbesteding Uitvoeringsdocumenten
5 4 2 2
exemplaren exemplaren exemplaren exemplaren
- veiligheids- en gezondheidsplan, coördinatiedagboek en postinterventiedossier in de ontwerpfase: 3 exemplaren - geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan, geactualiseerde coördinatiedagboek, postinterventiedossier en proces-verbaal van overdracht aan de aanbestedende overheid in de uitvoeringsfase: 3 exemplaren De reproductiekosten voor bijkomende papieren exemplaren of CD’s/DVD’s kunnen bijkomend worden aangerekend tegen volgend tarief (exclusief btw – zonder onderscheid voor zwart-wit of kleurendruk): Pagina A4: Pagina A3: Blad groter formaat (planafdruk): CD of DVD:
0,15 EUR / stuk 0,25 EUR / stuk 2,50 EUR / m2 15,00 EUR / stuk
Bijzondere eisen worden gesteld aan de opmaak van bestanden voor tekeningen. Deze moeten in overeenstemming zijn met de systematische opbouw van het databestand aangaande het
Pagina 14 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
provinciaal patrimonium. - Indien de aanbestedende overheid beschikt over plans en opmetingen van gebouwen en terreinen worden deze uitsluitend ter beschikking gesteld op data-CD in het originele Autocad.dwg formaat. Alle elementen van de terreinopmeting refereren aan het Lambert coördinatenstelsel. Dit met het oog op het later verder verwerken van de tekeningen en het eventueel gebruik van andere programma’s zoals Gis, terreinmodelling, enz… . - Bijkomende eisen kunnen bij uitvoering worden gesteld aan de opmaak van het bouwtechnisch tekenwerk : referentiestructuur, gebruik van layers, maateenheden, enz. - Aangaande het gebruik van layers gelden volgende bepalingen: - er zijn twee groepen objectlagen, de gebouwgebonden basislagen en de informatieve basislagen. - de opdeling in lagen is verplicht te gebruiken voor zowel de interne als de externe medewerkers (vervangt vorige structuur opgemaakt aan de hand van sfb objecten. de numerieke codes verzekeren een zekere continuïteit met de reeds opgemaakte tekeningen bestaande toestand). - alle basislagen kunnen optioneel worden opgesplitst in functie van de behoefte van de gebruiker, door achteraan de numerieke code informatieve tekst toe te voegen. het verder opdelen van de lagen gebeurt door achtereenvolgens de functie, het materiaal en de occasionele toestand te beschrijven (zie suggesties naar uitbreiding van de basislagen) . - het is mogelijk de gestandaardiseerde lagen te importeren in uw tekening door gebruik te maken van een script dat op eenvoudig verzoek te verkrijgen is bij : Johan Van de Velde, hoofdtekenaar DIN (Tel. 03 240 67 07). Alle tekeningen dienen steeds met bovenstaande richtlijnen opgesteld te worden. Enige uitzondering hiervoor wordt gemaakt voor de in te dienen visie bij offerte.
Pagina 15 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Basislayers gebouwen (verplicht te gebruiken) : Object / Layer
500_Sanitair 500_WarmWater 700_Meubilair 900_Omgeving
Beschrijving lagen Gebouwgebonden basislagen Dragende constructie zoals fundering, palen, muren, kolommen, prefab elementen, vloeren, trappen, … , uitgevoerd in metselwerk, beton, staal, … Niet dragende wanden of constructie in metselwerk, gyproc, hout, … Alle dragende en niet dragende dakelementen in steen, hout, metaal, isolatie, … Buitenschrijnwerk zoals ramen ,deuren, gordijngevels, … Binnenschrijnwerk zoals deuren, trappen, balustrades, … Technische installaties zoals sanitair, riolering, verwarming, elektriciteit, databekabeling, beveiliging, … Communicatieen veiligheidsvoorzieningen Elektriciteitsleidingen, hoogspanning Elektriciteitsleidingen, laagspanning Gasleidingen Verwarmings-, ventilatieen koelinstallaties Kabelgoten Koud water leidingen Liften, roltrappen, ... Noodverlichting Riolering afvoer van fecaliën (toiletten) Riolering regenwateren oppervlaktewaterafvoer Riolering afvoer van afvalwater (uitgezonderd toiletten) Sanitaire toestellen Warm water leidingen Meubilair, vast en verplaatsbaar Omgeving van het gebouw, buitenaanleg.
_Arcering _Aslijn _Hulplijn _Infolijn _Tekst _Maten _Planblad _Xref
Informatieve basislagen Arceringen (muren, gevels) Aslijnen Hulplijnen Infolijnen Tekst Maatlijnen Planblad (kader), vignet (titelblad) Laag voor gekoppelde externe bestanden
210_beton 210_metselwerk 210_staal 210_trap_staal 320_trap_hout _Tekst_2 _Arcering_gevel _Arcering_metselwerk _Hulplijn_opmeting
Suggesties naar uitbreiding van de basislagen Dragende elementen in beton Dragende muren in metselwerk Dragende elementen in staal Trappen in staal Houten trappen Teksten 2.5 mm hoog Arcering muren gevel Arcering muren in metselwerk Hulplijnen ten behoeve van de opmeting
210_Constructie
220_Invulwand 270_Dak
310_Buitenschrijnwerk 320_Binnenschrijnwerk 500_Techniek
500_Data 500_Elek_HS 500_Elek_LS 500_Gas 500_HVAC 500_Kabelgoot 500_KoudWater 500_Lift 500_Noodverlichting 500_Riool_fecaliën 500_Riool_regenwater 500_Riool_vuilwater
Pagina 16 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Deel 2 - Onderdelen van de dienstenopdrachten 21.00
ONTWERPOPDRACHT - VOORSTUDIES
Omschrijving DOEL De voorstudies hebben tot doel: Definitief bepalen van haalbaarheid, wenselijkheid, omvang (scope) van het project; Het bepalen van functionele, technische, economische, en andere criteria en randvoorwaarden alsook het eisenprogramma Het opmaken van een structuur- of masterplan met fasering in tijd en ruimte. In deel 3 zijn alle inhoudelijke gegevens aangaande het project waarover de aanbestedende overheid bij publicatie van dit bestek beschikt verzameld. Alles wat aan gegevens ontbreekt en toch nodig is voor de aanpak van de studieopdracht, vormt het voorwerp van de voorstudie. FASERING De voorstudie vormt een afzonderlijke fase van de studieopdracht. Deze wordt afgesloten met de aanvaarding door de aanbestedende overheid van het eindrapport. De aanbestedende overheid kan de resultaten gebruiken bij de besluitvorming over het verdere verloop van het project. De aanbestedende overheid kan beslissen: 1. Het project te beëindigen: in dat geval eindigt de studieopdracht met betaling van de contractuele vergoeding voor de geleverde en aanvaarde diensten in deze fase, zonder verdere vergoeding voor kosten, zonder winstderving en dergelijke; 2. Het project geheel of gedeeltelijk te realiseren en zelf als bouwheer op te treden: in dat geval gaat een volgende fase van de studieopdracht in uitvoering; Aard van de overeenkomst De honorering van de voorstudies wordt afzonderlijk in de inventaris van dienstprestaties voorzien. De aanrekening gebeurt globaal en forfaitair, door de inschrijver te bepalen in functie van de te leveren prestaties.
21.10
Diverse studies
Omschrijving Een uitgewerkt voorstel met beschrijving van de verschillende te verrichten (voor)onderzoeken en/of analyses, de te volgen modus operandi en de wijze waarop de resultaten aan de betrokken instanties voorgelegd zullen worden, zal onderdeel uitmaken van de visienota zoals die door de inschrijver bij zijn offerte gevoegd wordt. Bij toewijzing worden de door de inschrijver opgegeven studies integrerend deel van de ontwerpopdracht. Bemerk: de helderheid en de ernst van de visie van de inschrijver vormen tevens het eerste gunningscriterium voor de toewijzing van de opdracht. Toepassing De studies hebben betrekking op de totaliteit van het project. Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in Vergoeding inbegrepen in 21.00 – Ontwerpopdracht - voorstudies. 21.80
Ontwerpopdracht - Masterplan / structuurplan
Omschrijving
Pagina 17 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Het masterplan omvat opmaken van een globaal plan van aanpak voor toekomstig beheer en ontwikkeling van de beschouwde terreinen, infrastructuur, gebouwen, uitrusting. Het plan omvat minstens: analyse van bestaande toestanden, eisen en verwachtingen, randvoorwaarden; synthesenota met ontwerpprincipes, globaal concept, wijze van toepassing; ruimtelijk en structureel plan met aanduiding van realisatieschema en –fasen; tijdschema meerjarenplanning investeringen, beheerskosten Het masterplan omvat tevens het uitwerken van een voorontwerp voor het volledige programma van eisen. de restauratie en renovatie van de bestaande loods (buitengevel, dak, vloer, buitenschrijnwerk, …) realisatie van de verschillende (depot)compartimenten (bv. “box-in-box”) de binnen afwerking inclusief vaste inrichting, inrichting van het depot en wettelijke signalisatie De technische installaties De ontmantelingswerken (afbraakwerken, ontmanteling, asbestverwijdering indien van toepassing) Buitenaanleg en omgevingsaanleg Grondwerken en rioleringswerken … Deze lijst is niet-limitatief; alle werken die uit te voeren zijn in kader van het project dienen te worden voorzien, tenzij anders vermeld. Voor dit (voor)ontwerp zullen de nodige vooronderzoeken moeten gebeuren, zoals onder meer: - een stabiliteitsonderzoek (vooral ter hoogte van de poorten) naar de stevigheid en draagkracht van de structuur, alsook naar de trillingen en schokken tijdens de verdere bouwwerkzaamheden. - een bouwfysische en installatietechnische studie met (dynamische)simulaties voor het masterplan enerzijds en voor de fasering anderzijds - een depotinrichtingsplan met calculatie oppervlaktes en volumes, gebaseerd op prospectie van de leveranciers van gestandaardiseerde opslagtypen De verschillende onderdelen en specialiteiten die samen één geheel vormen, worden afzonderlijk beschreven onder 22.00. – basisopdracht. algemene coördinatie (cfr art. 22.10), architectuuropdracht (cfr. art. 22.20), Structuren en stabiliteit (cfr. art. 22.30), Technische installaties (cfr. art. 22.40), Bouwfysica en gebouwsimulatie (cfr. art. 22.50) In het masterplan wordt tevens bekeken welke fasering in tijd en ruimte mogelijk is, alsook wat de impact is van een gefaseerde uitvoering op de verschillende domeinen (architectuur, stabiliteit, technische installaties, bouwfysica,…). De besluitvorming omtrent fasering zal voornamelijk bepaald worden door: - het beschikbare budget - de evolutie van de depotnoden in de Provincie - de beide ontwerpprincipes - specifiek de risico’s voor het erfgoed dat al aanwezig zal zijn na Fase 1. Hierdoor moeten misschien de meest risicovolle bouwwerkzaamheden (b.v. risico op brand, fysische krachten (trillingen, schokken, instorting), verontreiniging (stof) en water (lekkages)) eerst naar voor geschoven worden. Toepassing De studies hebben betrekking op de totaliteit van het project. Aard van de overeenkomst
Pagina 18 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Vergoeding inbegrepen in Vergoeding inbegrepen in 21.00 – Ontwerpopdracht - voorstudies. 22.00
ONTWERPOPDRACHT – BASISOPDRACHT
Algemene omschrijving De basisopdracht omvat de gewone opdracht aangaande ontwerp en controle op de uitvoering van de werken. De verschillende onderdelen en specialiteiten die samen één geheel vormen, worden hierna afzonderlijk beschreven: 22.10 Algemene coördinatie 22.20 Architectuuropdracht 22.30 Structuren en stabiliteit 22.40 Technische installaties 22.50 Bouwfysica en gebouwsimulatie Aard van de overeenkomst De hierna beschreven prestaties vormen één gehele opdracht, uit te voeren door de dienstverlener die daartoe gekwalificeerd of georganiseerd is zoals bepaald in art. “Art. 67, 68 en 72 Kwalitatieve selectie”. De erelonen worden berekend als een globaal percentage van de kostprijs van de werken. 22.10
Algemene coördinatie
Omschrijving De coördinator vertegenwoordigt de aanbestedende overheid en is belast met de organisatie van en toezicht op de uitvoering van de diverse studies zoals beschreven in de onderhavige opdracht. Tenzij de dienstverlener dit uitdrukkelijk anders bepaalt, zal deze taak worden uitgevoerd door de architect die belast is met de architectuuropdracht volgens art. 22.20 Deze deelopdracht omvat volgende stadia: LCCA • Life Cycle Cost Analysis (LCCA) met weergave van ‘total cost of ownership’: wordt gehanteerd om de totale kost over de levenscyclus van het project te analyseren, waarbij alle in- en uitgaande kasstromen (voor wat betreft onderhoud, verbruik, levensduur materialen…) tegen elkaar afgewogen worden. De coördinator maakt Life Cycle Cost Analyses op die worden gebruikt als instrument om verantwoorde keuzes te maken die betrekking hebben op diverse aspecten van het project, en dit in elke fase van het traject (voorontwerp, ontwerp/uitvoeringsontwerp, uitvoering). Dit dient onder andere toegepast te worden bij installaties in gebouwen en bouwmaterialen. PROGRAMMA VAN EISEN • De coördinator zorgt voor de redactie van het volledige programmadossier eventueel overeenkomstig de procedure bepaald door de subsidiërende overheid. • De aanbestedende overheid deelt bij deze eerste besprekingen het totaalbedrag mee dat zij zich voorstelt te besteden, de coördinator deelt dit budget mee aan alle deelnemende partijen. VOORONTWERP • De coördinator verzamelt de beschrijvende nota’s en beknopte ramingen en planningen van de diverse studieonderdelen en integreert deze in een globale raming en planning. • Indien nodig stelt hij de deelnemende partijen op de hoogte van overschrijdingen en/of conflicten en organiseert hij het doorvoeren van de nodige aanpassingen. ONTWERP • De coördinator verzamelt de verschillende besteksonderdelen en voegt deze samen tot één of meerdere bestekken, verzamelt de gedetailleerde ramingen en planningen van de diverse studieonderdelen en integreert deze in een globale raming en planning voor de totaliteit der werken.
Pagina 19 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
•
Indien nodig stelt hij de deelnemende partijen op de hoogte van overschrijdingen en/of conflicten en organiseert hij het doorvoeren van de nodige aanpassingen.
AANBESTEDING • De coördinator organiseert het onderzoek van de offertes en bundelt de verschillende verslagen, omvattende: o administratief nazicht; o rekenkundig nazicht; o technisch nazicht; o rangschikking van de conforme offertes na toepassing van eventuele correcties; o besluit met advies aan de aanbestedende overheid; CONTROLE VAN DE WERKEN • De coördinator: o zal bij de aanvang der werken een coördinatievergadering leiden, met het doel te komen tot een algemene planning, rekening houdend met de vastgestelde uitvoeringstermijn; o bewaakt de uitvoeringsplanning; o stelt een planning op voor het afleveren van de uitvoeringstekeningen en uitvoeringsdocumenten rekening houdend met de uitvoeringsplanning. o organiseert de regelmatige werfvergaderingen, roept de noodzakelijk geachte personen op, leidt de vergaderingen, zorgt voor de verdeling van het verslag en waakt erover dat de besproken punten worden gerealiseerd. Dit alles gebeurt steeds in nauw contact met de aanbestedende overheid; o meldt (desgevallend) onverwijld het in gebreke blijven van de aannemer(s) en adviseert de aanbestedende overheid i.v.m. het opmaken van eventuele, bijbehorende processen-verbaal; o adviseert de aanbestedende overheid i.v.m. de gebeurlijke schorsingen en hervattingen van de werken. BETALINGSAANVRAGEN • De coördinator is belast met het nazicht van de vorderingsstaten en de eindafrekening en de bijbehorende schuldvorderingen met inbegrip van de controle op de uitgevoerde hoeveelheden, eenheidsprijzen, prijsherzieningen, rekenkundige bewerkingen en uitvoeringstermijnen. • De coördinator zal telkens ter zake na het nazicht een verslag opstellen. • Algemeen wordt onderstaande procedure gevolgd. De ontwerper zal in zijn bestekken voor opdrachten van werken onderstaand tekstvak integraal overnemen:
Pagina 20 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
“Procedure in verband met de behandeling van vorderingsstaten voor opdrachten van werken: Periode van elke vorderingsstaat: o De aannemer is verplicht een gedagtekende en ondertekende schuldvordering in twee exemplaren voor te leggen samen met een gedetailleerde cumulatieve staat van werken op de laatste kalenderdag van iedere maand. Valt de aanvangsdatum na de 15e dag van de maand, dan wordt de eerste schuldvordering opgemaakt op het einde van de volgende maand. o de periodes sluiten op elkaar aan; o wanneer (door bv. schorsing of weerverlet) gedurende de hele periode van de vorderingsstaat geen werken worden uitgevoerd, wordt voor die periode een nihilstaat opgemaakt - de nummering van de staten blijft doorlopen. Vermoedelijke hoeveelheden: o uitgevoerde hoeveelheden in te vullen in de vorderingsstaat van de beschouwde periode na opmeting ter plaatse. Verrekeningen van werken in min en meer: o de vorderingsstaten voor de verrekeningen bevatten enkel de werken in meer; o de minwerken ingevolge de verrekeningen worden afgetrokken van de posten van de hoofdwerken; o alle overeen te komen prijzen van de verrekeningen dienen verrekend naar de datum van aanbesteding. Verzenden van de vorderingsstaten door de aannemer: o de aannemer stuurt tegelijkertijd 3 exemplaren van de schuldvorderingen en van de vorderingsstaten naar de ontwerper, en 1 exemplaar van deze stukken naar de dienst Infrastructuur en Vastgoed, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen, dat als origineel wordt beschouwd en waarvan de datum van ontvangst als startdatum van de betalingstermijn geldt. Verzenden van het nazicht door de ontwerper: o de ontwerper stuurt binnen de 10 kalenderdagen (30 kalenderdagen voor eindstaat) na ontvangst van de voormelde stukken 2 exemplaren van de schuldvordering en van de vorderingsstaat, eventueel verbeterd met de door hem aanvaarde hoeveelheden en bedragen, en vervolledigd met twee exemplaren van het verslag van nazicht waarop de datum van ontvangst van de schuldvorderingen door hem vermeld staat, en twee exemplaren van het overzicht van de uitvoeringstermijn, o eventueel nog vervolledigd met de proefuitslagen – uiterlijk in te dienen bij de eindstaat, o naar de dienst Infrastructuur en Vastgoed, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen. De dienst Infrastructuur en Vastgoed zal na ontvangst en nazicht van het hierboven vermelde aan de aannemer schriftelijk verzoeken zijn factuur op te maken en in drievoud te bezorgen aan de dienst Infrastructuur.” OPLEVERINGEN • De coördinator :
Pagina 21 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
o doet, in samenspraak met de aanbestedende overheid, het nodige voor de organisatie van de nazichten met het oog op de voorlopige en definitieve opleveringen. o adviseert de aanbestedende overheid i.v.m. de (weigering van) opleveringen. Dit advies wordt onverwijld schriftelijk en ondertekend aan de aanbestedende overheid bezorgd, die het proces-verbaal opstelt en aan de betrokken partijen verstuurt. AS BUILT DOSSIER - Het as-built dossier wordt aan de opdrachtgever overgemaakt uiterlijk de dag waarop de werken effectief worden voltooid. - De aannemer en de ontwerper dienen hiervoor m.b.t. coördinatie van documenten (as-built plannen waarop de aannemer zijn schema’s of details dient in te tekenen) vanaf de eerste werfvergadering de nodige afspraken te maken. - De ontwerper zal volgende gegevens bezorgen; In digitale vorm en in 3-voud: -
-
plannen (in dwg en pdf-formaat); coördinaten van architecten, studiebureaus, aannemers; werfverslagen; resultaten van alle relevante studies die via de ontwerper gebeurden binnen het bereik van de opdracht : bodemonderzoeken, grondboringen, rekennota’s, studies sanitair, RWA, … ; postinterventiedossier van de veiligheidscoördinator.
- De ontwerper zal in zijn bestekken voor opdrachten van werken onderstaand tekstvak integraal overnemen:
Pagina 22 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
As Built-dossier Het as built-dossier wordt aan de opdrachtgever overgemaakt uiterlijk op de dag waarop de werken effectief worden voltooid (opgelet : dit is niet de dag voor het nazicht met het oog op de voorlopige oplevering van de werken). Het dossier maakt een substantieel onderdeel uit van de opdracht en het ontbreken van dit document, of van belangrijke onderdelen ervan, zal dan ook leiden tot weigering van de voorlopige oplevering van de opdracht. De bewijslast voor afgifte van dit dossier ligt bij de aannemer. De aannemer en de aanbestedende overheid dienen hiervoor m.b.t. coördinatie van documenten (bv. as built plannen waarop de aannemer zijn schema’s of details dient in te tekenen) vanaf de eerste werfvergadering de nodige afspraken te maken. De aannemer zal de op zijn opdracht van toepassing zijnde documenten bezorgen in digitaal formaat, zoals bv.: • • • • • • • • •
coördinaten onderaannemers, leveranciers, fabrikanten,…; technische fiches en attesten van geleverde materialen; onderhouds- en gebruikshandleidingen in het Nederlands, of indien niet beschikbaar, in het Engels; as built plannen, installatieschema’s technieken in .dwg èn .pdf/tiff-formaat keuringsattesten technische installaties; afvoerattesten afval (erkende verwerking), certificaat en alle aanvoerattesten COPROgekeurd steenpuin; verwijderingscertificaten bij afvoer asbest, bij gebruik sloopinventaris cfr.in artikel 5.2.2.1, §4 van het VLAREA); resultaten van alle relevante studies die via de aannemer gebeurden binnen het bereik van de opdracht : bodemonderzoeken, grondboringen, rekennota’s, studies sanitair, RWA, meetrapporten bekabeling … ; alle door de leverancier en/of aannemer ontworpen software (programmatie, visualisatie…) op CD in een bewerkbaar formaat (MS-office, Acrobat, JPEG, TIFF, ACAD); …
Het digitaal dossier dient voorzien te worden van een inhoudsopgave en is logisch en overzichtelijk opgebouwd. Elk document wordt als een apart bestand bewaard. Alle bestanden en folders dienen een relevante benaming te krijgen. Het dossier wordt aangeleverd in 3-voud op digitale drager (CD, stick,…). NB: alle attesten en rapporten voor technische installaties, zoals afgeleverd door officiële keuringsorganismen dienen in hard copy te worden overgemaakt.
Opmerking: de aanbestedende overheid zal geen enkele oplevering van werken noch van ontwerpopdrachten toestaan vooraleer elke aannemer en dienstverlener zijn verplichtingen heeft vervuld aangaande de samenstelling van het as built-dossier. In de samenvattende opmeting dient een afzonderlijke post opgenomen voor het leveren van het as built-dossier (GP). Toepassing Integraal van toepassing Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in 22.00 – Basisopdracht. 22.20
Architectuuropdracht
Omschrijving
Pagina 23 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Het ontwerp van de werken omvat de architecturale studie, meer bepaald het ontwerp van de bouwkundige werken en de controle op de uitvoering van de werken. Deze opdracht omvat volgende stadia: BOUWPROGRAMMA • Op punt stellen van het bouwprogramma in samenwerking met de aanbestedende overheid. • De aanbestedende overheid zal voorafgaand aan het aanvatten van de studies de ontwerper in kennis stellen van de eigendomstitels, de stedenbouwkundige voorschriften en alle andere nodige inlichtingen alsook van alle werkelijke of persoonlijke lasten alsmede van alle gebeurlijke openbare of private erfdienstbaarheden die op het terrein zouden rusten. • Onderzoeken en verifiëren van deze gegevens en verzamelen van alle nodige inlichtingen o.a. ook deze van de verschillende administraties, diensten, regies, enz. • Onderzoek van stedenbouwkundige voorwaarden en mogelijkheden betreffende de site. • Bouwtechnisch onderzoek en opmeting van gebouwen en constructies en verificatie van plannen bestaande toestand. VOORONTWERP • Uitgaande van het door de aanbestedende overheid goedgekeurde “bouwprogramma”, opmaken van minstens één en maximum drie schetsontwerpen op een aangepaste schaal en een algemene lay-out. • Deze schetsen omvatten de indeling der lokalen en het architecturaal uitzicht en dienen te passen binnen de aangegeven financiële mogelijkheden van de aanbestedende overheid. • Op basis van de weerhouden schets wordt een definitief voorontwerp gemaakt op schaal 1/100, • Dit voorontwerp omvat naast de plannen ook een beschrijvende nota en een voorlopige kostenraming of globale begroting, een opgave betreffende materiaal en structuursystemen, aanduidingen van de uitrusting en een planning van studies en uitvoering, evenals een planning en opgave van de noodzakelijke voorafgaande werkzaamheden. • Raadplegen van verschillende diensten (brandweer, toegankelijkheid, ea…) • Raadplegen van specialisten uitvoerders-ontwerpers depotinrichting voor advies Het ontwerper verricht verder specifiek prospectie naar beschikbare systemen bij leveranciers van depotinrichting met goede referenties. De eisen daaraan: - een referentielijst van succesvolle depotinrichtingen; - zowel maatwerk als de levering van standaard opslagtypen moet mogelijk zijn; - een naleveringsgarantie van 10 jaar; - een onderhoudscontract moet mogelijk zijn (zeker in geval van de mobiele systemen) BOUWAANVRAAG / MELDINGSDOSSIER • Uitgaande van het definitief voorontwerp, opmaken van de documenten voor de bouwaanvraag/meldingsdossier. Dit omvat de samenstelling van het volledig dossier in het aantal exemplaren zoals vereist door de overheid + 1 origineel exemplaar voor de aanbestedende overheid. Te bezorgen aan de aanbestedende overheid die de aanvraag zal indienen bij de bevoegde instanties. ONTWERP • Uitgaande van het door de aanbestedende overheid goedgekeurde definitief voorontwerp en van de voorontwerpnota, de bouwaanvraagdocumenten en de wensen van de aanbestedende overheid, wordt het ontwerp opgemaakt omvattende: o een inplantings- of situatieplan en alle plannen met principedetails nodig voor de uitvoering van de werken en die de aannemer een
Pagina 24 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
duidelijk zicht moeten geven in de aard van de detaillering; o het bijzonder bestek bevattende de reglementaire en contractuele bepalingen, de technische bepalingen, de gedetailleerde en de samenvattende opmetings; o een offerteformulier waarin de samenvattende opmeting werd opgenomen; o de gedetailleerde kostenraming; o in voorkomend geval het dossier samengesteld overeenkomstig de procedure bepaald door de subsidiërende overheid; o in voorkomend geval de sloopinventaris, zoals bepaald in artikel 5.2.2.1, §4 van het VLAREA o het implementeren van de maatregelen voorzien in het veiligheidsen gezondheidsplan in het ontwerp. AANBESTEDING • Leveren aan de inschrijvende firma’s van alle nodige inlichtingen voor het opmaken van de offerte. • Analyse van de ontvangen offertes op gebied van conformiteit met het bestek en adviseren van de aanbestedende overheid – eventueel de coördinator - aangaande de gunning van de werken. CONTROLE VAN DE WERKEN • Controle van de afbakening van de werken; • Nazicht of de bouwmaterialen wel beantwoorden aan de kwaliteitseisen (vergezeld zijn door de benodigde kwaliteitscertificaten) en de gedane bestellingen; • Verrichten (of laten verrichten) van de nodige opmetingen, en organisatie van proeven op machines en materialen met interpretatie en commentaar van de verkregen resultaten; • Bij de uitvoering van werken de bijkomende technische instructies en detailtekeningen geven en daarbij de nodige controles op de werken uitoefenen om na te gaan of de werken uitgevoerd worden volgens de plannen en de regels van de kunst; • Geven van technische instructies; • Nazicht van de uitvoeringsdocumenten die door de aannemer zijn opgesteld; • Onderzoek van gebeurlijke wijzigingen aan de aanneming, advies aan de aanbestedende overheid – eventueel de coördinator hierover, opmaken van de hiervoor benodigde documenten voor goedkeuring door de aanbestedende overheid; • Controle van het gedeelte van de vorderingsstaten met betrekking tot de architecturale studie indien deze staten door de coördinator worden overgemaakt en adviseren van de aanbestedende overheid over de betaling; • Na beëindiging van de werken de plannen in overeenstemming brengen met de werkelijke uitvoering van de werken. OPLEVERING • Onderzoek van de staat van uitvoering van de werken op het tijdstip van voorlopige en definitieve oplevering en adviseren van de aanbestedende overheid – eventueel de coördinator - hierover.
Toepassing Integraal van toepassing Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in 22.00 – Basisopdracht.
22.30
Structuren en stabiliteit Omschrijving
Pagina 25 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
OMVANG De studie omvat de stabiliteitsstudie, meer bepaald van: • de funderingswerken in beton of staal van het gebouw en van de constructies, met uitsluiting van de voorbereidende werkzaamheden eigen aan de door de aannemer gekozen uitvoeringswijzen (b.v. stuttingen, schoringen, tijdelijke grondkeringen, enz…); • de structurele elementen in beton, staal, dragend metselwerk of andere materialen voor zover zij bijdragen tot de algemene stabiliteit van het bouwwerk; Deze deelopdracht omvat volgende stadia: VOORONTWERP Op basis van het vastgelegde bouwprogramma en het goedgekeurde architecturale voorontwerp stelt de ingenieur zijn studie van het voorontwerp op. Deze omvat: • het opmaken van de technische specificaties van het grondonderzoek, de organisatie van een prijsaanvraag, en het opmaken van een verslag van de prijsoffertes voor grondonderzoek, dat zal worden uitgevoerd door derden; • interpretatie van het grondonderzoekrapport en, zo nodig, het specificeren van bijkomende bodemproeven; • schetsen (maximaal drie) van de bestudeerde variante technische oplossingen; • een studieontwerp omvattende de eerste grafische weergave en voordimensionering van de weerhouden oplossing; • Bouwtechnisch onderzoek en opmeting van de structurele elementen van de gebouwen en constructies en verificatie van structuurplannen bestaande toestand door controle van de afmetingen en posities van structurele elementen; • Opmaken van technische specificaties en beoordeling van de resultaten van onderzoeken naar aanwezige wapeningen en kwaliteiten van materialen van de bestaande structuur en rapportering van de resultaten van dit onderzoek dat zal uitgevoerd worden door derden; • een beschrijvende nota en een beknopte en benaderende raming, berekend op basis van eenheidsprijzen per eenheid van oppervlakte of volume. ONTWERP • Op basis van het goedgekeurde architecturaal ontwerp en het goedgekeurde voorontwerp worden de ontwerptekeningen en de vereiste documenten opgesteld. Deze prestaties omvatten: o de stabiliteitsberekening; o de bekistingsplannen; o de algemene tekeningen voor de eventuele staalconstructie; o het implementeren van de maatregelen voorzien in het veiligheidsen gezondheidsplan (afgekort vgp), in het ontwerp. o de opstelling van de documenten door de coördinator in zijn bestek in te lassen: De algemene en technische voorschriften; De gedetailleerde en samenvattende meetstaten van betonen staalconstructies. • De tekeningen worden opgemaakt op gepaste schalen om de uitvoering volgens de regels van goed vakmanschap toe te laten. AANBESTEDING • Leveren aan de kandidaat-inschrijvers van alle nodige inlichtingen voor het opmaken van de offerte; • Technisch nazicht van de offertes op de conformiteit met de randvoorwaarden zoals voorzien in het bestek van het gedeelte betreffende de stabiliteitsstudie en kennisgeving van de bevindingen aan de coördinator. UITVOERINGSONTWERP • Uitwerken van de nodige uitvoeringsdocumenten voor het gedeelte van de stabiliteitsstudie. Deze prestaties omvatten:
Pagina 26 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
o Het opstellen van de wapeningsplannen voor ter plaatse gestort beton. o Het opstellen van buigstaten van de hoeveelheden betonstaal. o Uitvoeringstekeningen van de staalconstructies, met tekeningen van de knopen en verbindingen. o Het assisteren van de coördinator bij de opstelling van een algemene basisplanning en kostenraming. Bovenstaande documenten dienen tijdig voor de start van de werken opgemaakt te worden. CONTROLE VAN DE WERKEN • Verstrekken van technische raadgevingen aan diegene die belast is met de leiding der werken; • Het nazicht van legplannen en berekeningsnota’s van welfsels, vloeren, prefab elementen enz. op de conformiteit met de randvoorwaarden zoals voorzien in het bestek. • Periodieke controle van de kwaliteit en interpretatie van de resultaten van de proeven. • Deelnemen op afroep door de coördinator aan de werfvergaderingen. • Controle van het gedeelte van de vorderingsstaten met betrekking tot de stabiliteitsstudie indien deze staten door de coördinator worden overgemaakt. OPLEVERING • Onderzoek van de staat van uitvoering van de werken op het tijdstip van nazicht met het oog op voorlopige en definitieve oplevering en adviseren van de aanbestedende overheid –eventueel de coördinator hierover. Toepassing De opdracht omvat het geheel van prestaties betreffende ontwerp, stabiliteitsberekeningen en uitvoeringsstudie zodat bij aanbesteding van de bouwwerken wordt voldaan aan de vereisten bij levering van de studie door de aanbestedende overheid volgens typebestek nr. VL100 van 2002 (..3.B. Eerste geval). Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in 22.00 – Basisopdracht.
22.40
Technische installaties Dit deel van de opdracht moet worden uitgevoerd door een gespecialiseerd (team van) raadgevend ingenieur(s) volgens kwalitatieve selectie in deel 1 van het bestek. Omschrijving OMVANG • De studies van de HVAC-installaties, meer bepaald van: o de verdeling van de energie vanaf de bestaande leidingen of collectoren; o de verwarmingselementen; o elektrische borden en verbindingen; o de regeling; o de installaties voor ventilatie, koeling, ontvochtiging, bevochtiging, verwarming… nodig voor de klimatisatie van het depot. • De studies van de elektrische installaties, meer bepaald van: o de hoogspanning; o de laagspanning (elektrische borden, leidingen, bedrading, kleine toestellen en verlichtingstoestellen); o de zeer lage spanning waar noodwendig; o de telefonie, beperkt tot de leidingen vanaf de bestaande centrale (aansluitingen niet inbegrepen) en de verdelers;
Pagina 27 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
•
•
o interfonie, excl. toestellen; o geluidsdistributie; o informaticabedrading en -aansluitingen; o de automatische branddetectie; o toegangssystemen en inbraakbeveiliging; o camerabewaking De studies van sanitair, piping en brandbeveiliging, meer bepaald van: o de aanvoer- en afvoerleidingen vanaf de interne riolering in afwachting; o afvoerleidingen en recipiënten voor systemen waarbij niet rechtstreeks mag geloosd worden; o de sanitaire toestellen en kraanwerk in overleg met de architect; o de brandbestrijdingstoestellen zoals haspels en brandblussers, en eventuele bijzondere brandbeschermingsinstallaties (computerzalen, keukens,...), sprinklers; o de conformiteit met het legionellabesluit (besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 betreffende de preventie van de veteranenziekte op publiek toegankelijke plaatsen) o de verdeling van aardgas en eventuele andere fluïda t.b.v. werkruimte of werkplaatsen. Studie van de uitbreiding van het gebouwenbeheersysteem
PROGRAMMA VAN EISEN • Deelname aan werkbesprekingen met de aanbestedende overheid aangaande het bepalen van het definitieve bouwprogramma; • Het opstellen van de berekeningen en het bepalen van de opvatting van de installatie, meer bepaald: o de aanduiding van de omvang en de inplanting van de lokalen voor technische lokalen (stookplaats, technische ruimten,….); o een korte beschrijving van de principes van de installatie met grafische weergave op kleine schaal; o een motivering van de gemaakte keuzes, en meer in het bijzonder van de energiekeuze. VOORONTWERP De studie van het voorontwerp omvat: • het verstrekken van alle technische gegevens m.b.t. de technische installaties, om het opmaken van het bouwkundig ontwerp mogelijk te maken, o.m.: o dimensies en afmetingen van installaties; o secties en tracés van kanalen, schachten, nissen; o de belastingen op het gebouw vanwege de technische installaties; ● verificatie van de bestaande toestand en aanwezige installaties op basis van as built-dossiers van de reeds gerenoveerde gebouwendelen en oorspronkelijke plannen bestaande toestand van bij de oprichting van het gebouw; • uitwerken en voorleggen van schetsen, verklarende nota’s, basisprincipes, materiaalbeschrijvingen, alternatieve oplossingen van alle installaties, o.m: o verantwoordingsnota met basisberekeningen (zoals warmteverliesen vermogensberekeningen) en –karakteristieken betreffende de voorgestelde systemen met de voordelen en de alternatieve oplossingen o de voorlopige aanduiding van de inplanting van de toestellen (radiatoren, verlichtingstoestellen, roosters,...) • een raming van de kostprijs van de werken, deel technische uitrustingen, op basis van een samenvattende opmetings; • het opmaken van de warmteverliesberekeningen, toe te voegen aan het dossier van de bouwaanvraag (indien van toepassing); • contactname en bespreking met de nutsmaatschappijen en de brandweer • contactname en bespreking met preventieadviseur ONTWERP Deze studie omvat het opstellen en meedelen aan de coördinator van: • de plattegronden en doorsneden die nodig zijn, met aanduiding van alle
Pagina 28 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
• • • • •
maten, dimensies, materialen, karakteristieken, vermogens, debieten; de principeschema's en elektrische schema's; het bijzonder bestek bevattende de neutrale beschrijving der uit te voeren werken en te gebruiken materialen; het implementeren van de maatregelen voorzien in het veiligheids- en gezondheidsplan, in het ontwerp; de gedetailleerde opmeting; de samenvattende opmeting en de raming van de kosten.
AANBESTEDING • Leveren aan de inschrijvende firma’s van alle nodige inlichtingen voor het opmaken van de offerte; • Technisch nazicht van de offertes op de conformiteit met de randvoorwaarden zoals voorzien in het bestek van het gedeelte betreffende de technische installaties en kennisgeving van de bevindingen aan de coördinator. CONTROLE VAN DE WERKEN • nazicht van de door de aannemers geleverde tekeningen, detailschema's en berekeningsnota's op de conformiteit met de randvoorwaarden zoals voorzien in het bestek; • periodieke controle van de uitvoering en van de vordering van de werken in de werkhuizen en op de werf; • verstrekken van technische raadgevingen aan diegene die belast is met de leiding der werken en de personen die eventueel verantwoordelijk zijn voor de plaatselijke leiding, de permanente controle of het toezicht over de werken op de werf; • onderzoek van de verslagen over proeven en testen van materiaal en materieel, met interpretatie van en opmerkingen over de bekomen resultaten; • nazicht en goedkeuring van de vorderingsstaten van de aannemers en hun betalingsaanvragen; • het onderzoek van gebeurlijke wijzigingen aan de aanneming, en het verstrekken van advies hierover aan de coördinator en/of aanbestedende overheid, alsook het opmaken van de hiervoor benodigde documenten; • op het einde van de werken, nazicht van de tekeningen van de uitrustingen zoals uitgevoerd en van de voorschriften voor gebruik en onderhoud die de aannemers dienen te leveren; • deelnemen op afroep door de coördinator aan de werfvergaderingen. OPLEVERINGEN • Onderzoek van de staat van uitvoering van de werken op het tijdstip van nazicht met het oog op voorlopige en definitieve oplevering en adviseren van de aanbestedende overheid –eventueel de coördinator hierover. • Bij de opleveringen en tijdens de waarborgperiode: bepaling van het programma van de proeven en controle van de goede uitvoering van de proeven en het nazicht van de resultaten ervan. Toepassing De opdracht omvat het geheel van prestaties betreffende ontwerp en uitvoeringsstudie , rekening houdend met de bestaande situatie en het gegeven dat het voorwerp van de opdracht een onderdeel uitmaakt van een gebouwencomplex dat technisch één gecoördineerd geheel vormt, en waarbij de nieuwe te ontwerpen technieken coherent moeten zijn met de bestaande systemen in het gebouwencomplex. Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in 22.00 – Basisopdracht.
22.50
Bouwfysica en gebouwsimulatie
Pagina 29 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Omschrijving Dit deel van de opdracht moet worden uitgevoerd door een gespecialiseerd (team van) raadgevend ingenieur(s) volgens kwalitatieve selectie in deel 1 van het bestek. OMVANG • De studies van de bouwfysica, meer bepaald van: o De studie van het binnenklimaat van de bestaande loods en van de nieuwe depotruimtes en formuleren van voorstellen tot verbetering, uitbreiding en integratie in de nieuwe configuratie. De impact van nieuwe ingrepen (zoals isoleren, plaatsen isolerende beglazing, HVAC installaties, luchtdichtheid, lichtinval, interne bronnen…) op het binnenklimaat van de loods (temp, RV, ventilatie…) en van de compartimenten in kaart brengen. o de specifieke eisen inzake relatieve vochtigheid, lichtinval, temperatuur, ventilatie, lichtinval in de depotruimtes en in functie van de specifieke collecties en voorstel van de toe te passen installaties (HVAC) o eventuele integratie van hernieuwbare energiebronnen o Natuurlijke lichtinval en impact ervan op collectie o Impact van mogelijke fasering van werken (op het binnenklimaat, op de technische installaties, …) PROGRAMMA VAN EISEN • Deelname aan werkbesprekingen met de aanbestedende overheid aangaande het bepalen van het definitieve bouwprogramma; • Het opstellen van de randvoorwaarden voor de berekeningen, het bepalen van de opvatting van de installaties (ventilatie, RV, temperatuur) en de opbouw van de wanden, meer bepaald: o de aanduiding van de omvang en de inplanting van de installaties en lokalen; o een korte beschrijving van de principes met grafische weergave op kleine schaal; o een motivering van de gemaakte keuzes. VOORONTWERP De studie van het voorontwerp omvat: • energieconceptstudie, met als doel de verschillende gebouwparameters en installatietechnische variabelen te bepalen zodanig dat de eisen en doelstellingen m.b.t. binnenklimaat, comfort en budget bereikt worden (cfr. deel 3 gegevens en eisen betreffende het te realiseren project). • Uitwerken en voorleggen van schetsen, verklarende nota’s, basisprincipes, materiaalbeschrijvingen, alternatieve oplossingen van alle installaties, o.m: • verantwoordingsnota met basisinformatie (zoals bouwfysische berekeningen, schema’s, basisprincipes) en –karakteristieken betreffende de voorgestelde systemen met de voordelen en de alternatieve oplossingen • de voorlopige aanduiding van de positie van de HVAC installaties • een raming van de kostprijs der werken, deel bouwfysische uitrustingen (materialen, installaties,…) op basis van een samenvattende opmetingsstaat • contactname en bespreking met preventieadviseur Voor de realisatie van het Denemarkenmodel en de gestelde eisen aan het binnenklimaat en de luchtzuiverheid is bouwfysisch vooronderzoek nodig. De bestaande toestand van de gebouwen wordt geanalyseerd. Gedurende een jaar tijd wordt het binnenklimaat (relatieve luchtvochtigheid en luchttemperatuur) in de bestaande loods gemeten. Er wordt gewerkt met een dynamisch energetisch gebouw simulatie model dat de gebouwprestatie voorspelt en dat rekening houdt met Temperatuur - Warmteopslag in materialen, collectiestukken, … (traagheid)
Pagina 30 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
- Relatieve vochtigheid - De hygroscopische eigenschappen collectiestukken, voorwerpen... - Ventilatie & luchtdichtheid - Lichtinval en bezonning
van
materialen,
De invloed van de verschillende randvoorwaarden wordt in kaart gebracht en er worden energieverbetermaatregelen voorgesteld Vaste uitgangspunten zijn de presentaties van het binnenklimaat en de eisen voor de luchtzuivering zoals omschreven in dit bestek. Er worden aannames gedaan met betrekking tot bezetting, interne bronnen (personen, toestellen, collectie), en de gebouwschil van de bestaande gebouwen op basis van de in het programma van eisen omschreven randvoorwaarden. Er wordt op zoek gegaan naar het economisch – energetisch – klimatologisch optimum aan de hand van de dynamische simulatie en de LCCA met opgave van ‘total cost of ownership’. Voor de belangrijkste varianten zal het te verwachten energieverbruik en energieprestatie berekend worden. Belangrijk is een veranderingsanalyse over een kalenderjaar: wat zijn de te verwachten veranderingen ten gevolge van de verandering van het buitenklimaat: dagelijks, wekelijks, jaarlijks. Volgende elementen worden nader onderzocht: • Aanpassingen aan gebouwschil van bestaande loods en de compartimenten van het depot (isolatie, luchtdichtheid, water-en winddicht, daklichten, …) • Binnenklimaat van de loods na aanpassingen aan gebouwschil van loods en de compartimenten. Hoe beter het binnenklimaat van de loods, hoe minder ‘zwaar’ de prestatie-eisen voor de compartimenten. • Afstemming van de klimaateis op de ventilatie- en recirculatie-eisen. Onderzoeken of de lucht uit de loods (tussen bestaande gebouwschil en de compartimenten) kan gebruikt worden om depotcompartimenten te ventileren. Vastleggen welke compartimenten met buitenlucht en welke met spouwlucht kunnen geventileerd worden. • Noodzaak en effect piekventilatie / koeling bij hoge T: van de tussenzone en van de compartimenten; • Invloed van fasering der werken in kaart brengen. Er moet nagegaan worden in welke mate de gerealiseerde compartimenten in fase 1 afwijkend uitgevoerd moeten worden. • Noodzaak en mogelijkheden van ventilatie onderzoeken en in samenhang met de compartimenten bepalen of filters noodzakelijk zijn. • Is klimaatzone D mogelijk voor het depot ‘Hangar’ dat vrij in de loods wordt voorzien zonder compartiment klimaatzone D (specificering van klimaatzone zie art. 37.83 Klimaatzones) ? • Noodzaak van verwarming om vorst te voorkomen, zeker bij de watervoerende leidingen, en om klimaatzone D te realiseren; • Risico op condens in kaart brengen en daarop gebaseerd maatregelen nemen om dit te voorkomen; • Invloed van zonnewinsten op het binnenklimaat in de loods • Mogelijkheden en beperkingen van gebruik zonne-energie tijdens de zomermaanden • Eventuele zonnewering • De invloed van alle mogelijke interne bronnen (personen, elektra, verlichting, ventilatie, …), koude- en vochtbronnen achterhalen. • Invloed van de inrichting van de compartimenten, het volume aan opgeslagen erfgoed (b.v. slechts voor 1% gevuld en aan 100% gevuld met hygroscopisch materiaal) en keuze en plaatsing van de opslagtype. De inhoud van de compartimenten is flexibel; • Bepalen van de optimale grootte en vorm van de compartimenten (hoogte beperkt tot trekkers in beton ca 4m50?); • Capaciteit van ontvochtiging om de vooropgestelde klimaatwaarden te halen;
Pagina 31 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
• Noodzaak voor bijkomende verwarming in functie van voorkomen vorst of als conservation heating om ontvochtiging op piekmomenten te ontlasten; • De haalbaarheid / effect van opgegeven klimaateisen en specifieke randvoorwaarden in verschillende zones (specificering van klimaatzone zie art. 37.83 Klimaatzones): - In de compartimenten waarin zowel mensen werken als erfgoed zicht bevindt; klimaatzone C, waar zowel mensen als erfgoed is thermisch comfort een belangrijke factor. Kunnen de vooropgestelde waarden gerealiseerd worden zonder bevochtiging in de winter? Wat wordt het binnenklimaat indien de luchtverversing voldoet aan normen inzake arbeidsomstandigheden en de ventilatie dus hoger wordt? Vermoedelijk is ondersteuning door verwarming nodig om te ontvochtigen. - In de fotografieruimte kan de warmte van lampen hoog oplopen, de ontwerper voorziet de nodige maatregelen om oververhitting te vermijden (bv. piekventilatie). - In de quarantaineruimte, de werkruimte conservering nat, de droogruimte en het transitdepot onroerenderfgoed zullen mogelijk natte objecten aanwezig zijn of activiteiten met water plaatsvinden. Daarmee moet rekening gehouden worden. - In klimaatzone A en B worden volgens de nieuwe benadering geen eisen gesteld aan de snelheid van die fluctuaties, maar in het bouwfysisch en installatietechnisch onderzoek moet duidelijk zijn wat de te verwachten fluctuaties zijn (hoe groot en hoe vaak). • Bepalen van een optimaal regelgedrag, aangestuurd door een GBS en aanzet tot de ontwikkeling van een storingsprotocol. • Simulatie van wat er gebeurt bij falen van de installaties; worst case scenario’s simuleren: stroompanne, wateroverlast, …; • Noodzaak en effect vochtbufferende bouw- en afwerkingsmaterialen in de ruimten waar erfgoed aanwezig is
ONTWERP Deze studie omvat het opstellen en meedelen aan de coördinator van: • verdere uitwerking van de dynamische simulatie/energieconceptstudie in functie van eventuele wijzigingen en in functie van verdere uitwerking (materiaalkeuzes, installatietechnische keuzes) en fasering van het project • de plattegronden en doorsneden die nodig zijn, met aanduiding van alle maten, dimensies, materialen, karakteristieken, vermogens; • de principeschema's • het bijzonder bestek bevattende de neutrale beschrijving der uit te voeren werken en te gebruiken materialen; • het implementeren van de maatregelen voorzien in het veiligheids- en gezondheidsplan, in het ontwerp; • de gedetailleerde opmetingsstaat; • de samenvattende opmetingsstaat en de raming van de kosten. AANBESTEDING • Leveren aan de inschrijvende firma’s van alle nodige inlichtingen voor het opmaken van de offerte; • Technisch nazicht van de offertes op de conformiteit met de randvoorwaarden zoals voorzien in het bestek van het gedeelte betreffende de installaties en bouwprincipes m.b.t. bouwfysica en kennisgeving van de bevindingen aan de coördinator. CONTROLE VAN DE WERKEN • nazicht van de door de aannemers geleverde tekeningen, detailschema's en berekeningsnota's op de conformiteit met de randvoorwaarden zoals voorzien in het bestek; • periodieke controle van de uitvoering en van de vordering van de werken in de werkhuizen en op de werf; • verstrekken van technische raadgevingen aan diegene die belast is met de leiding der werken en de personen die eventueel verantwoordelijk zijn voor de plaatselijke leiding, de permanente controle of het toezicht over de
Pagina 32 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
• • • • •
werken op de werf; onderzoek van de verslagen over proeven en testen van materiaal en materieel, met interpretatie van en opmerkingen over de bekomen resultaten; nazicht en goedkeuring van de vorderingsstaten van de aannemers en hun betalingsaanvragen; het onderzoek van gebeurlijke wijziging aan de aanneming, en het verstrekken van advies hierover aan de coördinator en/of aanbestedende overheid, alsook het opmaken van de hiervoor benodigde documenten; op het einde van de werken, nazicht van de tekeningen van de uitrustingen zoals uitgevoerd en van de voorschriften voor gebruik en onderhoud die de aannemers dienen te leveren; deelnemen op afroep door de coördinator aan de werfvergaderingen.
OPLEVERINGEN • Onderzoek van de staat van uitvoering van de werken op het tijdstip van voorlopige en definitieve oplevering en adviseren van de aanbestedende overheid –eventueel de coördinator hierover. • Bij de opleveringen en tijdens de waarborgperiode: bepaling van het programma van de proeven en controle van de goede uitvoering van de proeven en het nazicht van de resultaten ervan. • Voorlopige oplevering kan pas gebeuren na stabiel blijven van de gevraagde prestaties. Ook tussen voorlopige en definitieve oplevering wordt blijvend gemonitored. Toepassing De opdracht omvat het geheel van prestaties betreffende uitvoeringsstudie , rekening houdend met de bestaande context.
ontwerp
en
Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in 22.00 – Basisopdracht.
23.00
ONTWERPOPDRACHT - BIJZONDERE PRESTATIES Algemene omschrijving Deze prestaties maken integraal deel uit van de huidige dienstenopdracht maar zijn in principe niet inbegrepen in de posten onder 22.00 Basisopdracht, tenzij uitdrukkelijk beschreven. Uit te voeren door gespecialiseerde, bijzonder gekwalificeerde en ervaren teamleden, aan te duiden volgens Deel 1 Aard van de overeenkomst – algemeen Voor elk van deze prestaties wordt een afzonderlijke aard van de overeenkomst en wijze van vergoeding gedefinieerd en een post opgenomen in de inventaris van dienstprestaties.
23.20
Veiligheidscoördinatie tijdelijke of mobiele werkplaatsen Omschrijving A. - Voorwerp van de opdracht Het voorwerp van de opdracht betreft de taken die ingevolge de wet van 4 augustus 1996 en het KB van 25 januari 2001 (BS 7 februari 2001) opgelegd zijn. Deze zullen uitgevoerd worden door de veiligheidscoördinator: deze kan zich laten bijstaan door adjuncten, hun naam zal worden meegedeeld bij aanvang van de opdracht. Deze adjunct(en) is (zijn) voor het vervullen van zijn (hun) opdracht onderworpen aan dezelfde bepalingen als de coördinator, op
Pagina 33 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
grond van de documenten die hem ter beschikking worden gesteld, in nauwe samenwerking met de bouwdirectie(s), de aannemers en andere werkgevers betrokken bij de uitvoering van het bouwwerk en hun respectievelijke preventieadviseur. Met het oog op de bescherming van de werknemers en ter voorkoming van arbeidsongevallen en beroepsziekten is hij belast met: • de coördinatie tussen alle interveniënten van de algemene preventieprincipes, bij de technische of organisatorische keuzes met betrekking tot de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar worden uitgevoerd • de organisatie van de wederzijdse informatieverstrekking tussen de interveniënten. B. - Omvang van de opdracht B.1 De taken van de veiligheidscoördinator-ontwerp zijn (KB van 25 januari 2001 - artikel 11): • het opstellen en aanpassen van een veiligheids- en gezondheidsplan; • het overmaken van de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan die van belang zijn voor de betrokken tussenkomende ontwerpers; • het openen en aanvullen van het coördinatiedagboek en postinterventiedossier; • advies inzake de overeenstemming van het document gevoegd bij de offertes bedoeld in art. 30; • het overdragen bij het einde van de opdracht van een exemplaar van het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan, het geactualiseerde coördinatiedagboek en het postinterventiedossier aan de aanbestedende overheid, die het bij de start van de uitvoering van de werken zal overmaken aan de aangeduide veiligheidscoördinator-verwezenlijking. B.2 De taken van de veiligheidscoördinator-verwezenlijking zijn (KB van 25 januari 2001 - artikel 22): • het aanpassen van het veiligheids- en gezondheidsplan aan de uitvoeringsmodaliteiten overeengekomen tussen de tussenkomende partijen; • het bijhouden en aanvullen van het coördinatiedagboek; • het noteren van de tekortkomingen van de tussenkomende partijen in het coördinatiedagboek en het in kennis stellen van de aanbestedende overheid/bouwdirectie; • het noteren van opmerkingen van aannemers en het laten viseren ervan door de aanbestedende overheid/bouwdirectie; • het samenroepen van de coördinatiestructuur op eigen verzoek of op verzoek van een lid of van de met toezicht belaste ambtenaar; • het aanvullen van het postinterventiedossier met de elementen, die voor het onderhoud en de uitvoering van latere werkzaamheden aan het bouwwerk van belang zijn; • het overdragen bij de voorlopige oplevering, van het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan, het geactualiseerd coördinatiedagboek en het postinterventiedossier aan de aanbestedende overheid, inclusief de vaststelling hiervan in een proces-verbaal. B.3 Instrumenten bij de coördinatie B.3.1
Het veiligheids- en gezondheidsplan (VGP) De veiligheidscoördinator-ontwerp zal het VGP opstellen. Het VGP maakt geïntegreerd deel uit van het bijzonder bestek en wordt in een afzonderlijke post opgenomen (Art. 25 tot 30)
B.3.2
Het coördinatiedagboek (CD) Het coördinatiedagboek zal alle elementen bevatten betreffende de tijdelijke en mobiele bouwplaatsen. Het document wordt door de coördinator bijgehouden en bevat de gegevens en aantekeningen voor
Pagina 34 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
de coördinatie van de gebeurtenissen op de bouwplaats (Art. 31 tot 33) B.3.3
Het postinterventiedossier (PID) Het postinterventiedossier zal worden opgemaakt. Het dossier bevat de voor de veiligheid en gezondheid nuttige elementen waarmee bij eventuele latere werkzaamheden moet worden rekening gehouden. Het bevat vooral de specifieke kenmerken van het bouwwerk. (Art. 34 tot 36)
C - Verplichtingen van de aanbestedende overheid C.1 Samenstelling van het ontwerpteam De aanbestedende overheid verbindt er zich toe de veiligheidscoördinator schriftelijk in kennis te stellen van eventuele wijzigingen of aanvullingen aan het projectteam. C.2 De
aanbestedende overheid verbindt er zich toe aan de veiligheidscoördinator-ontwerp en -verwezenlijking gratis alle documenten ter beschikking te stellen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdracht. Tevens geeft de aanbestedende overheid aan alle ontwerpers de formele opdracht om alle nodige ontwerpdocumenten onmiddellijk en gratis te overhandigen aan de veiligheidscoördinatorontwerp en -verwezenlijking.
C.3 In geval het project wordt gepland in een reeds bestaande installatie van de aanbestedende overheid, zal de aanbestedende overheid de veiligheidscoördinator inlichten over alle specifieke te nemen veiligheidsmaatregelen. Ook zal de aanbestedende overheid de veiligheidscoördinator-ontwerp en verwezenlijking inlichtingen geven over alle eventuele specifieke veiligheidsmaatregelen in de exploitatiefase. D - Prestaties D.1 Tijdens de ontwerpfase Tijdens de ontwerpfase onderzoekt de veiligheidscoördinator het ontwerp in functie van de veiligheid tijdens de uitvoering en exploitatie van het project. Hij zal alle tegenstrijdigheden inzake de veiligheid en gezondheid melden en de betrokken ontwerpers aanmanen tot eventuele herziening van het ontwerp. Rapportering geschiedt via het coördinatiedagboek. D.2 Vergelijking van de offertes De veiligheidscoördinator-ontwerp zal alle regelmatige offerte van de aannemer onderzoeken (art. 11 en 30 van KB van 25 januari 2001) vanuit het oogpunt van de eisen gesteld in het VGP en hierover een gemotiveerd verslag overhandigen aan de ontwerper. D.3 Uitvoeringsplanning (Art. 10 van KB van 25 januari 2001) De aanbestedende overheid draagt er zorg voor dat de ontwerpers een uitvoeringsplanning opstellen voor de werken, rekening houdend met de voorstellen van de veiligheidscoördinator-ontwerp die de nodige veiligheidsmaatregelen heeft beschreven in het VGP. D.4 Tijdens de verwezenlijking Tijdens de verwezenlijking staat de veiligheidscoördinator in voor de actualisering van veiligheids- en gezondheidsplan, coördinatiedagboek en het postinterventie-dossier. Hij organiseert en rapporteert de vergaderingen van de coördinatiestructuur.
Pagina 35 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
E - Einde van de opdracht E.1 Afsluiting van de fase coördinatie-ontwerp De opdracht wordt beëindigd. De veiligheidscoördinator maakt het geactualiseerde veiligheidsen gezondheidsplan, het geactualiseerde coördinatiedagboek, het postinterventiedossier en een verslag van de evaluatie van de laagste regelmatige offerte over aan de aanbestedende overheid vooraleer deze overgaat tot toewijzing van de uitvoering van het project. De overdracht en het einde van het ontwerp van bouwwerk worden vastgesteld in het coördinatiedagboek en in een afzonderlijk document binnen een termijn van 14 dagen (Art. 11-6). E.2 Afsluiting van de fase coördinatie-verwezenlijking De veiligheidscoördinator maakt het geactualiseerde veiligheidsen gezondheidsplan, het geactualiseerde coördinatiedagboek en het postinterventiedossier over aan de aanbestedende overheid. De overdracht en het einde van de uitvoering worden vastgesteld in het coördinatiedagboek en in een afzonderlijk document uiterlijk 30 kalenderdagen na de voorlopige oplevering. Toepassing Veiligheidscoördinatie ontwerp en veiligheidscoördinatie verwezenlijking.
Aard van de overeenkomst De vergoedingen voor de prestaties betreffende veiligheidscoördinatie kunnen als volgt worden bepaald: -
-
23.50
Veiligheidscoördinatie-ontwerp: ereloonpercentage berekend op het ramingsbedrag van het door de aanbestedende overheid goedgekeurde ontwerp voor het geheel van de prestaties voor dit onderdeel. Veiligheidscoördinatie-verwezenlijking: ereloonpercentage berekend op het aannemingsbedrag fase eindafrekening voor het geheel van de prestaties voor dit onderdeel.
Studie en opmeting bestaande gebouwen en installaties Omschrijving De gegevens waarover de aanbestedende overheid beschikt aangaande de bestaande toestand van omgeving, terrein, gebouwen en installaties zijn als bijlage bij dit bestek gevoegd. In het kader van de offerte moet de dienstverlener de bestaande plannen onderzoeken op volledigheid, bruikbaarheid en conformiteit met de bestaande toestanden. Indien hij deze gegevens onvoldoende acht als basis voor de huidige opdracht, moet hij onder deze post de nodige prestaties voorzien om deze te vervolledigen. Dit betreft: opmeting en andere vormen van bouwkundige onderzoek, beproevingen, enz. De offerte moet alle vergoedingen voor deze prestaties door de dienstverlener omvatten alsook een raming van de kosten aan derden voor bijzondere prestaties die niet tot zijn normale opdracht horen, bijvoorbeeld: bodemonderzoek, laboratoriumanalyse, gespecialiseerd of destructief technisch onderzoek. De resultaten van de opmetingen en onderzoekingen moeten ter beschikking van de aanbestedende overheid worden gesteld.
Pagina 36 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Toepassing De ontwerper dient een VOLLEDIG OPMETINGSPLAN van het gebouw te maken met volgende onderdelen: - grondplans van kelder, begane grond met aanleg van de directe omgeving, alle verdiepingen en daken; - alle relevante doorsneden met aanduiding van materialen en constructies, met specifiek aandacht en detaillering voor alle constructieve elementen die nodig zijn in het kader van de stabiliteitsstudie; - gevelzichten; - schema’s met aanduiding van putten, leidingen en installaties voor zover relevant. De tekeningen moeten op papier worden afgeleverd op schaal minimum 1/50 alsook onder de vorm van een gestructureerd en volledig toegankelijk DWG– bestand. Deze gegevens komen ter beschikking van de aanbestedende overheid voor alle doeleinden. Aard van de overeenkomst Vergoeding inbegrepen in 22.00 – Basisopdracht.
-
23.90
EPB - verslaggeving Omschrijving Omvat de prestaties en verantwoordelijkheden als EPB-verslaggever zoals bepaald in het Vlaams Energiedecreet (decreet van 22 december 2006 in vervanging van het decreet van 7 mei 2004 - houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet.) en alle bijhorende uitvoeringsbesluiten en richtlijnen. Prestaties – wettelijk minimum Startverklaring - Bestuderen van alle documenten betreffende het ontwerp en de geplande uitvoering van de werken en opmaken van de startverklaring. - Ten laatste 8 dagen voor de aanvang van de werken stuurt de EPBverslaggever de startverklaring elektronisch door aan de energieadministratie. - Bezorgen van een papieren versie aan de aanbestedende overheid en bewaren van een door alle betrokkenen ondertekend exemplaar. Opmerking: de gegevens over het bouwwerk, inclusief de berekende resultaten op vlak van de EPB-eisen (K-peil, E-peil en de andere) moeten door de ontwerper worden opgemaakt en via de coördinator aan de EPB-verslaggever bezorgd. EPB-aangifte - Tijdens en na de uitvoering van de werken, alle documenten en uitvoeringswijzen bestuderen en inspecteren, met het oog op het uitvoeren van de berekeningen aan de hand van de EPB-normen. - Opmaken van de EPB-aangifte op basis van eigen berekening van de energieprestaties, volgens de EPB-normen. - Ten laatste 6 maanden na de ingebruikneming: elektronisch insturen van de EPB-aangifte aan de energieadministratie. - de EPB-verslaggever ontvangt een papieren versie van de aangifte die door betrokkenen moet worden ondertekend en, samen met de stavingsstukken en alle papieren documenten door de EPB-verslaggever (5 jaar) en door de aanbestedende overheid (10 jaar) bewaard. Opmerking: het as built-dossier en andere stavingsstukken, afkomstig van de
Pagina 37 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
ontwerpers en de uitvoerders, moeten door de coördinator aan de EPBverslaggever worden bezorgd. Energieprestatiecertificaat Voor nieuwe gebouwen, of gelijkgestelde werkzaamheden waarvoor een EPB-peil geëist wordt, levert de EPB-verslaggever tegelijkertijd met de EPB-aangifte het Energieprestatiecertificaat af aan de aangifteplichtige. Prestaties – aanvullende aangifteplichtige
ondersteuning
van
ontwerper
en
De EPB-verslaggever zal de ontwerper bijstaan om tijdens de ontwerp- en uitvoeringsfase de conformiteit van de werken met de EPB-eisen te verzekeren. Op vraag van de coördinator, en op basis van de ontwerp- en uitvoeringsdocumenten die hem worden bezorgd, zal hij de volgende bijkomende prestaties leveren. Voorafgaande controleberekening bij voorontwerp en ontwerp Na afronden voorontwerp en ontwerp zal de verslaggever een voorafgaande controleberekening maken waarbij hij nagaat of het ontwerp met de voorziene materialen en installaties aan de gestelde eisen voldoet. Indien de gestelde eisen niet gehaald worden doet hij voorstellen om toch te voldoen. Hij gaat vervolgens na of het ontwerp mits de gemaakte aanpassingen inderdaad aan de gestelde eisen voldoet. De voorafgaande controleberekening wordt afgeleverd bij afronden voorontwerp én ontwerp. Narekenen wijzigingen Op vraag van de coördinator en op basis van de documenten die hem zullen worden bezorgd, zal de verslaggever de aanpassingen waartoe beslist wordt tijdens de uitvoering beoordelen en zo nodig narekenen en vergelijken met de geldende EPB-eisen. Indien blijkt dat deze aanpassingen het bereiken van de eisen in het gedrang brengen, zal hij dit melden. Controles en advies Op vraag van de coördinator zal de verslaggever technische specificaties, materialen, voorgestelde of gerealiseerde technieken of installaties onderzoeken, en advies geven over de conformiteit en de invloed op de energieprestaties van het geheel van de werken. Verantwoordelijkheid van de verslaggever De verslaggever erkent uitdrukkelijk dat zijn verantwoordelijkheid niet overgedragen wordt door eventueel nazicht op berekeningen uitgeoefend door de aangifteplichtige of de ontwerper(s) van het project. Dat nazicht is enkel van algemene aard en is geenszins te beschouwen als een volledige controle van de gegevens van de EPB-aangifte. De verslaggever neemt de verantwoordelijkheid op voor de door hem aanvaarde suggesties door de ontwerper of de aangifteplichtige. De verslaggever neemt eveneens de verantwoordelijkheid op zich voor alle door hem aanvaarde systemen die in het kader van een eventuele offerteaanvraag worden voorgesteld door de inschrijvers. Hij is ertoe gehouden deze voorstellen grondig te onderzoeken alvorens ze te aanvaarden of te verwerpen. In elk geval dient hij zijn beslissing in een gedetailleerde nota, gericht aan de aangifteplichtige, te verantwoorden. Toepassing De
opdracht
omvat
het
geheel
van
prestaties
betreffende
ontwerp
en
Pagina 38 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
uitvoeringsstudie , rekening houdend met de bestaande context. Aard van de overeenkomst Het ereloon worden berekend als een globaal percentage van de kostprijs van de werken.
Pagina 39 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Deel 3 - Gegevens en eisen betreffende het te realiseren project 31.00
ALGEMENE INFORMATIE OVER HET PROJECT
31.10
Omvang van het project Dit bestek omschrijft de ontwerpopdracht voor de oprichting erfgoeddepot in een militaire loods op de site Campus Vesta te Ranst.
van
een
Campus Vesta richt zich als provinciaal opleidingscentrum naar brandweer, dringende geneeskundige hulpverlening en politie. Veiligheidspersoneel van zowel de publieke als private sector kan hier terecht voor theoretische en praktische opleidingen. Recent werden een nieuw opleidingscentrum gerealiseerd alsook een nieuwe schietstand. Het uitgestrekte domein van 37 ha heeft een gevarieerde infrastructuur waaronder een aantal grote militaire opslagloodsen. Één van deze loodsen zal op termijn ingericht worden als erfgoeddepot voor de bewaring van objecten die behoren tot het culturele erfgoed van de Provincie Antwerpen.
BESCHIKBARE LOODS VOOR ERFGOEDDEPOT
De opdracht betreft enerzijds de opmaak van een volledig uitgewerkt masterplan tot op het niveau van voorontwerp, anderzijds de concrete realisatie van een eerste fase voor een totaalbudget van 1.011.500,00 EUR inclusief 21% BTW en exclusief erelonen in één of maximum twee beuken van de loods. Het programma van eisen zoals hierna opgegeven is INDICATIEF. Het is in de huidige context bedoeld om de omvang en de voorwaarden van de ontwerpopdracht te bepalen. Het is de eerste taak van de ontwerper deze opgave te onderzoeken, te optimaliseren en in overleg met de aanbestedende overheid het programma voor uitvoering van de werken concreet en definitief vast te stellen.
Pagina 40 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
31.20
Praktische gegevens Het project wordt gerealiseerd in opdracht van de provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen. Verantwoordelijke dienst: Dienst Infrastructuur en Vastgoed (DIN) Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen Contactpersoon: Charlotte Rubbens
[email protected]
|
tel
03
240
66
17
|
Vragende dienst: Dienst erfgoed Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen Contactpersoon: Veerle Meul | tel 03 240 69 96 |
[email protected] 31.30
Budget Alle hierna vermelde bedragen zijn te beschouwen als INCLUSIEF 21% BTW Het totale budget voor de realisatie van de eerste fase van het project, exclusief erelonen, bedraagt 1.011.500,00 EUR. Na het voorontwerp zal beslist worden welke onderdelen binnen dit budget kunnen gerealiseerd worden (bv. depotinrichting al dan niet). Het niet uitvoeren van deze of andere onderdelen van het programma van eisen geeft geen aanleiding tot een winstdervingsvergoeding (zie ook deel I administratieve bepalingen). De ontwerper houdt er rekening mee dat een dat dit project deels (>30%) gefinancierd wordt met subsidies van de Vlaamse Overheid (Foci middelen). In die zin is kunst in een opdracht - het decreet van 23 december 86 en van 12 mei 98 - van toepassing. ‘Kunst in opdracht’ vindt in Vlaanderen zijn oorsprong bij een percentageregeling (1%) voor kunst in en rond overheidsgebouwen. Die regeling verplicht de Vlaamse overheid en de Vlaamse openbare instellingen ertoe om zich bij elk bouwproject de vraag te stellen naar de meerwaarde van kunst bij de realisatie van een bouwopdracht. Kunst kan een van de mogelijke wegen zijn waarlangs opdrachtgever, ontwerper en kunstenaar de zoektocht naar kwaliteit voor de leefomgeving aanvatten.
31.40
Tijdschema Een gedetailleerd tijdschema wordt ter informatie bijgevoegd (opgave in werkdagen). De dienst erfgoed wenst het depot in gebruik te nemen het najaar van 2016. In deel 1 art. 147 worden de contractuele uitvoeringstermijnen van de ontwerpopdracht opgegeven (in kalenderdagen). Er zal niet meteen na de eerste oplevering ingehuisd kunnen worden. Er moet een periode van monitoring worden voorzien, waarbij de diverse schadefactoren geobserveerd en/of gemeten worden. Zo is er b.v. vaak de nodige inregeltijd nodig om de klimaatcondities optimaal te krijgen. Doorgaans wordt er op een half jaar gerekend, bij dit concept (minder zware techniek en emissievrije materialen) wordt op minstens 3 maanden gerekend. Die termijn kan langer zijn indien blijkt dat de condities niet gunstig zijn (b.v. indien bepaalde bouwmaterialen toch moeten drogen) op advies van het ontwerpteam. Er wordt pas definitief opgeleverd na het stabiel blijven van de gevraagde prestaties. Ondertussen wordt er nog geen erfgoed geplaatst.
Pagina 41 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Pagina 42 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
32.00
BESTAANDE LOCATIE
32.10
Bouwgeschiedenis1
1952, in volle Koude Oorlog. De Britten zijn met hun zogeheten Rijnleger, goed voor 55.000 manschappen, aanwezig in Duitsland. Om te zorgen voor logistieke ondersteuning in de vorm van paraat materiaal en om mee in te staan voor de eventuele bevoorrading van Britse reserve-eenheden in tijden van crisis, wordt in de Belgische Kempen een Britse basis opgericht. Dat gebeurt na het sluiten van een Belgisch-Brits akkoord en Operatie Gondola leidt in de streek op grote schaal tot onteigeningen. De Kempen werden uitgekozen vanwege de ligging dicht bij Antwerpen én Duitsland, en omdat de streek gebukt ging onder een hoge werkloosheid. Er worden voor deze Advance Base van de British Forces Antwerp op negentien locaties opslagplaatsen gebouwd. In vier kampen wonen ook Britse militairen en 1 Bouwgeschiedenis en Beschrijving van de loods van Serge Migom, Teamverantwoordelijke advies en projecten, Dienst Erfgoed. Verdere literatuur: P. DERYNCK en E. VERHOEVEN, Koude oorlog in de Kempen: operatie Gondola en de Britse basis in de provincie Antwerpen (Erfgoedgids), Provinciebestuur Antwerpen en openbaar Kunstbezit, 2011. E. VERHOEVEN, ‘Werken bij den Engelsman’. De Britse basis in Emblem, Ranst, 2012.
Pagina 43 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
werken Belgische burgers: Emblem (Ranst), Grobbendonk, Westerlo en Tielen. In 2006 verlaat de laatste kleine eenheid de basis van Emblem (Ranst). Op de meeste terreinen komen zowel metalen als betonnen sheds voor. De sheds hadden drie verschillende groottes – 15 bij 12 meter was de kleinste - en bestonden in een eerste fase uit een stalen kader met wanden in aluminium. De bouw ervan was het werk van twee Belgische firma’s: Van Laere uit Kruibeke en Dumon & Van der Vin uit Brussel. Door de kostprijs van het staal werd het budget voor de bouw van de sheds flink overschreden. Een aantal opslagplaatsen werd daarom in beton opgetrokken. In februari 1952 startte men met de bouw van de eerste depots voor de opslag van benzine en munitie, en in oktober stonden alle frames overeind. Toen in Emblem een shed instortte, werd beslist dat de ondersteunende bogen in gewapend beton zouden worden gemaakt, waardoor de bouw opnieuw vertraging opliep, tot augustus 1953. Het is niet duidelijk op welk moment de betreffende shed werd opgetrokken, maar op de algemene inrichtingsplannen van Emblem Camp uit 1958 staat deze aangegeven als Store shed of loods bestemd voor opslag. De loods mag dus gerekend worden tot de initiële bebouwing van de Britse basis uit de beginperiode. Er werden in Ranst/Emblem een vijftal militaire loodsen opgericht en verschillende gebouwen in functie van het verblijf van de militairen. De loodsen werden los van elkaar opgericht volgens een ritmisch patroon. Deze gebouwen bestaan doorgaans uit vier traveeën met gebogen daken. De val van de Berlijnse muur in 1989 betekende het einde van de koude oorlog en van de militaire dreiging vanuit het Oostblok. Daarom besliste de Britse regering om al het legermateriaal voor de Britse Reservisten terug in Engeland op te slaan. Dit ging gepaard met de sluiting van alle Britse basissen, met uitzondering van een klein deel in Ranst. In 2006 werd ook dit gedeelte definitief gesloten. Sinds 2001 is het Provinciaal Instituut voor brandweer, dringende geneeskundige hulpverlening en politie op de site, Campus Vesta genoemd door de provincie Antwerpen, gevestigd. Zij maken gebruik van de gebouwen en de verhardingen die het verst van de Oostmalsesteenweg gelegen zijn. Enkele van de bestaande gebouwen in de zone voor lokaal bedrijventerrein langs de Oostmalsesteenweg zijn momenteel in gebruik door de gemeente.
Foto: nieuw opleidingscentrum
Pagina 44 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Foto: Schietstand
32.20
Campus Vesta en het (mede)gebruik De grote militaire opslagloodsen worden door Campus Vesta gebruikt voor diverse oefeningen voor politie en brandweer (schietoefeningen, brandoefeningen, autorijschool voor brandweer, …). Ook de loods dat als erfgoeddepot zal opgericht worden, wordt tot op heden nog intensief gebruikt. Campus Vesta wenst voor en mogelijk ook na de realisatie van fase 1 voorlopig verder gebruik te maken van minstens twee van de vier beuken van de loods. Het gebruik van de site voor oefeningen voor de opleiding brandweer, dringende geneeskundige hulpverlening en politie brengt zeker ook een aantal (grote) risico’s met zich mee. Het erfgoeddepot kan en mag – zeker ook vanuit het risico voor de collectie - geen publiek gebouw zijn. Een beperkt aantal bezoekers kan de site bezoeken, en dit enkel en alleen op afspraak en onder strikte voorwaarden die opgesteld worden in onderling overleg met Campus Vesta. Een aantal aanwezige functies in het nieuwe opleidingscentrum, zoals auditorium, cafetaria, vergaderzalen, … kunnen samen mede gebruikt worden door het erfgoeddepot, weliswaar na het maken van de nodige afspraken. Er zal een werkgroep opgericht worden met DIN (dienst infrastructuur en vastgoed), dienst erfgoed en Campus Vesta. In de werkgroep zullen concrete afspraken en reglementen vastgelegd worden voor wat betreft de risico’s op de site met betrekking tot de publiekswerking en personeel van het depot en wat betreft het medegebruik van faciliteiten in het nieuwe opleidingscentrum van Campus Vesta. Het beveiligingsniveau van de volledige site zal tevens een onderwerp zijn dat in deze werkgroep zal aangepakt worden en dat effect zal hebben op het uiteindelijke beveiligingsniveau van het depot.
32.30
Beschrijving van de loods De loods bevindt zich achteraan op het terrein. Het betreft een rechthoekig volume van vier beuken (voorgevel) en tien traveeën (zijgevels), opgebouwd uit een lichte structuur in gewapend beton. Deze structuur bestaat uit een reeks betonnen kolommen, waarbij de buitenwanden zijn opgebouwd uit poreuze (cellen)betonplaten, ingepast tussen deze kolomstructuur. De vier beuken worden telkens van elkaar gescheiden door een rij van 11 kolommen, die de dakstructuur met gebogen spanten in beton en ijzer ondersteunen. Elke beuk wordt verlicht door een glasstraat in het gebogen gewelfvlak en een karakteristiek raam in de gebogen gevelvlakken. Hierdoor ontstaat een binnenruimte, gekenmerkt door haar grote openheid.
Pagina 45 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
De beschildering met symbolen, functionele aanduidingen en waarschuwingen herinnert aan het dagelijkse gebruik van de basis en haar functie in de context van de koude oorlog. Deze elementen maken dan ook inherent deel uit van de erfgoedwaarde. Sedert de bouw van de loods in de jaren 50 werden geen (grondige) onderhoudswerken of renovatiewerken meer uitgevoerd. Op 22 juli 2013 vond een inspectie plaats door Monumentenwacht Antwerpen.
Pagina 46 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Het rapport A-57/12220/2013/B is als bijlage beschikbaar. Het inspectierapport verstrekt advies voor onderhoudswerken op korte termijn, zoals gebruikelijk is bij Monumentenwacht. Wanneer het gaat om een restauratie/renovatieproject waarbij de resultaten duurzaam moeten zijn, worden bepaalde inschattingen en adviezen anders. In deze zin is het rapport opnieuw overlopen met Monumentenwacht en zijn volgende bijkomende aanbevelingen voor duurzaam herstel gemaakt, die niet in het rapport staan: De stabiliteit van de bestaande loods is op het eerste zicht behoorlijk. Enkel boven de poorten buigen de balken zichtbaar door. De stabiliteit dient te worden nagegaan en aan de poorten zullen maatregelen getroffen moeten worden. Betonrot De uitvoering van het gewapend beton gebeurde niet overal even zorgvuldig en op diverse plaatsen zijn kiezelnesten zichtbaar met plaatselijk onvoldoende dekking van de wapening. Op diverse plaatsen ontstond betonrot. Veel van de (cellen)betonplaten zijn in die mate aangetast dat ze niet behouden kunnen blijven. Plaatselijk betonherstel is daar geen optie meer en het ‘patchwork’ uit het verleden komt los. Het ontwerpteam werkt een duurzame hersteloptie uit. Dak Er ontbreken dakplaten (aangeduid op plan in het rapport van Monumentenwacht) wat de toegang tot het dak momenteel gevaarlijk maakt. De huidige dakbedekking in roofing is nog wel te herstellen, maar dat zou een zeer tijdelijk resultaat opleveren en ‘wachten op de volgende lekkage’. In functie van een duurzaam project is vervanging van het dak aan de orde. Hierbij moet overwogen worden (binnen het bouwfysisch vooronderzoek) of isolatie noodzakelijk is. Het dak is geperforeerd met meerdere verluchtingsgaten en (asbesthoudende) pijpen, die hun functie verloren hebben. Ze zijn vooral problematisch ter hoogte van de pijlers eronder, waar ze tot waterinsijpeling hebben geleid. Supprimeren van alle oude doorbrekingen, tenzij die te herbruiken voor nieuwe technieken of verluchting. Voorzien van kappen tegen inwatering. Beperkte asbestsanering wordt in het dossier opgenomen (ook deel regenwaterafvoer: bochtstukken en mogelijk de bekleding omheen de trekkers) De daklichten zijn allemaal zeer slecht: het glas, de stalen ramen en ook de houten kaders zijn niet te behouden bij een duurzame hersteloptie. Bij mogelijke renovatie van de daklichten moeten bredere doorgangen/goten voorzien worden in functie van onderhoudsvriendelijkheid en inspecteerbaarheid. (nu zijn die slechts toegankelijk door een smalle ‘goot’). De goten zijn bekleed met roofing die hier en daar blazen vertoont. Voor een duurzaam herstel met de vervanging van de bekleding van de goten op het dak, samen met het dak, bekeken worden. De vergaarbakken zijn plaatselijk afgescheurd maar vormen geen onmiddellijk gevaar voor de publieke veiligheid. Het ontwerp voorziet een verbetering van de ophanging van de afvoeren en het herstel van de vergaarbakken. Alle glas dient vervangen te worden. De huidige toestand met loshangende glaspieken vormt een gevaar voor de publieke veiligheid Vooraleer de werf een aanvang neemt, dient het glas te worden verwijderd. 32.40
Beperkingen van het RUP De loods bevindt zich in een ‘agrarische bufferzone met recreatief medegebruik’. Dit houdt in dat enkel instandhoudingswerken onderhoudswerken toegelaten zijn. Het RUP vindt u als bijlage bij dit bestek.
Pagina 47 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Pagina 48 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
INITIATIEF ERFGOEDDEPOT EN BELEIDSKADERS2
33.00
De provincie neemt de taak op zich om de erfgoedsector in de provincie Antwerpen, incluis de eigen culturele erfgoedinstellingen, te ondersteunen met een professioneel, duurzaam en veilig behoud & beheer van het cultureel erfgoed op haar grondgebied. In de opgenomen regionale regierol van het depotbeleid legt de provincie het accent op een duurzame ontwikkeling van de depotinfrastructuur, van het collectiebeheer en van het depotmanagement. Dit gebeurt door deze infrastructuur te delen met de erfgoedsector in de provincie. Het voorgelegde Programma van eisen voor het te ontwikkelen erfgoeddepot op Campus Vesta, Ranst is een cruciale stap in het lenigen van de vele depotnoden in de provincie die aan het licht werden gebracht door de enquête en studie met de Universiteit Antwerpen3 33.10
Vlaamse beleidskaders -
-
Het ontwikkelen van een regionaal depotbeleid in de provincie Antwerpen is het expliciete beleidskader aangereikt in de decretale opdracht, eerst geformuleerd in het cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008 en versterkt in het vernieuwde cultureel erfgoeddecreet van 6 juli 20124. Recente beleidsontwikkelingen op Vlaams niveau worden aangegrepen: o de Vlaamse beleidsprioriteiten voor de provincies5 a. het ontwikkelen van een regionaal netwerk van cultureelerfgoeddepots voor het duurzaam bewaren van cultureel erfgoed van de cultureel-erfgoedbeheerders op het grondgebied; b. het ontwikkelen van een dienstverlening voor cultureelerfgoedbeheerders met betrekking tot het duurzaam bewaren van cultureel erfgoed door: i. expertise te ontwikkelen en te verzamelen en die expertise ter beschikking te stellen, met bijzondere aandacht voor het thema collectieverwerving en -afstoting; ii. depotruimtes voor cultureel erfgoed te faciliteren; c. het coördineren en opzetten van regionale aggregatie- en preservatieinitiatieven voor digitaal cultureel erfgoed met het oog op duurzame toegankelijkheid. o het recente onroerend erfgoeddecreet 25 januari 2013 waarin een erkenning van ‘onroerend erfgoeddepots’ wordt opgenomen6.
2
Tekst paragraaf 33.00: Frank Herman, teamverantwoordelijke team erfgoeddepots, Dienst Erfgoed, provincie Antwerpen (27-1-2014).
3 Het onderzoek De depotnoden en –behoeften van erfgoedbeheerders en –houders in de provincie Antwerpen. Kwantitatieve en kwalitatieve veldanalyse als voorbereidend onderzoek voor een regionaal depotbeleid werd uitgevoerd door Joke Schrauwen, prof. dr. Annick Schramme en Laila De Bruyne (Universiteit Antwerpen, Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen, Departement Management (Cultuurmanagement) ) in opdracht van en de medewerking van de Provincie Antwerpen, Departement Cultuur, Dienst Erfgoed. www.provant.be/vrije_tijd/cultuur/erfgoed/erfgoeddepots. Voor de belangrijkste resultaten en aanbevelingen zie de publicatie In depot geven en nemen. Erfgoeddepots in de provincie Antwerpen ontleed, Antwerpen, 2012. 4
Cultureel-erfgoeddecreet 2012 : Decreet van 6 juli 2012 houdende de ontwikkeling, de organisatie en de subsidiëring van het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid, dat o.a. het regionale depotbeleid en de regionale indeling van collectiebeherende instellingen behandelt en het voorgaande cultureel erfgoeddecreet van 2008 vervangt.
5
Omzendbrief VR/2012 van 26 oktober 2012 van het Kabinet van de Vice Minister-President: Vermindering van de plan- en rapporteringsverplichtingen; bekendmaking van de Vlaamse Beleidsprioriteiten.
Pagina 49 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
33.20
Het project is een uitvoering van het provinciale depotbeleid, waarmee het beantwoordt aan de voorwaarden voor een door de Vlaamse regering gesubsidieerd cultureel-erfgoeddepot 7. Een erfgoeddepot zoals opgevat in dit programma van eisen is één van de prioriteiten die de Vlaamse Regering bepaalde voor de prioritaire sectorale culturele infrastructuur (voor de periode 2012-2016). Provinciaal beleidskader
-
33.30
Het huidige regionale depotbeleid steunt eveneens op: het eigen provinciale Erfgoedbeleidsplan 2009-2014 het huidig uitgewerkte provinciale beleidskader voor cultuur de missie en visienota voor Cultuur, 2012 de beleidsbrief Cultuur, 2013 van gedeputeerde Luc Lemmens, die onder andere wenst in te zetten op een professioneel erfgoedbeheer. Dienst Erfgoed en het Actieplan van de Provincie Antwerpen Voor de beleidsperiode 2014 tot 2019 zet dienst erfgoed in op de kwaliteitsverhoging van het behoud & beheer van het lokaal erfgoed in de provincie Antwerpen. Dit vertaalt zich in drie acties waarvan vooral de eerste specifiek van toepassing is op dit programma van Eisen:
-
-
-
Actie A – Erfgoeddepots: Het uitbouwen en implementeren van een regionaal erfgoeddepotbeleid In de sector van het roerend erfgoed heeft het cultureel-erfgoeddecreet een belangrijke impact. Er zal voor de periode 2014-2019 opnieuw een overeenkomst tussen Vlaamse Gemeenschap en provincies worden afgesloten, dat onder andere het ter beschikking stellen van Vlaamse middelen voor de depotwerking regelt. Vanuit een bovenlokale visie voeren we een depotbeleid dat tegemoetkomt aan de noden van de erfgoedsector. De instrumenten die hierbij worden ingezet zijn het implementeren van een erfgoeddepotbeleid en de realisatie van een nood- en enkele erfgoeddepots in de provincie Antwerpen. Actie B – Lokale erfgoedhouders in de provincie Antwerpen: Ondersteuning en trajectbegeleiding van de lokale erfgoedhouders in de provincie Antwerpen. Actie C – Erfgoedbeherende instellingen in de provincie Antwerpen Ondersteuning en trajectbegeleiding van de erfgoedbeherende instellingen in de provincie Antwerpen Hiervoor tekent dienst Erfgoed vijf operationele lijnen uit, waarvan de 2e eveneens van toepassing is op dit programma van eisen.
1. Een competentieverhoging bij de erfgoedbeheerders en –houders 2. Een depotinfrastructuur en-netwerk voor een duurzaam erfgoedbeheer: een eerste provinciaal erfgoeddepot binnen een depotnetwerk, de verdere ontplooiing van het provinciaal archeologiedepot en de ondersteuning van lokale en bovenlokale initiatieven 3. Duurzame behouden beheersinstrumenten, zoals een centraal beheerssysteem voor lokale erfgoedbeheerders , de infodatabank DEPOTWIJZER.be, de toegang tot Europeana… 6
Decreet betreffende het onroerend erfgoed van 12 juli 2013: met o.a. artikel 3.4.1 de erkenning van onroerend erfgoeddepots.
7
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, goedgekeurd op 16 november 2012, http://www.cultuurcentra.be/img/uploads/regelgeving/digitalisering_film/BVR_investeringssubsidie s_culturele_infrastructuur-v8_pdf.pdf
Pagina 50 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
4. Een groter bewustzijn van een duurzaam behoud en beheer via depotwerking 5. Een voor de sector herkenbare en toegankelijke Dienst Erfgoed, met als taken: advies, begeleiding en expertise-deling over erfgoeddepotwerking (de infrastructuur, het behoud en beheer van erfgoedobjecten, de organisatie en het management van een depot).
Pagina 51 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
34.00
ONTWERPPRINCIPES VOOR EEN DUURZAAM EN VEILIG DEPOT
Twee ontwerpprincipes worden door de dienst erfgoed en de dienst infrastructuur vooropgesteld als middel om het programma van eisen vast te leggen en als leidraad voor de ontwerper voor het aftoetsen van diverse beslissingen doorheen het project: de geïntegreerde beheersing van risico’s voor het erfgoed volgens een internationale methodiek een duurzaam gebouwconcept De provincie Antwerpen beoogt daarmee de doelstellingen van een cultureelerfgoeddepot, zoals beoogd door de Vlaamse regering; te realiseren: “het gaat om duurzame investeringen in onroerende goederen, die voldoen aan voor het cultureel erfgoed aangepaste, algemeen aanvaarde internationale standaarden, rekening houdend met de materiaaltypen”8.
34.10
Ontwerpprincipe 1: de kunst van het bewaren voor een veilig depot Het erfgoeddepot zal het erfgoed vrijwaren voor de toekomst, door een goede bewaring volgens ‘de regels der kunst’. Die ‘Kunst van het bewaren’ is het laatste decennium grondig gewijzigd qua benadering en methodiek.
Paradigm shift In de literatuur over en praktijk van het bewaren van erfgoedobjecten is er sinds de 20ste eeuw gestreefd naar de allerbeste en ‘ideale’ omstandigheden en dat ook permanent, continu. Hierbij werden dikwijls best practice voorbeelden gevolgd en de hoogste richtlijnen en normen voor conservering opgelegd, wat vaak resulteerde in state of the art gebouwen uitgerust met zware installaties voor klimaatbeheersing. Die leidden steevast tot hoge kosten – zowel qua investering als qua exploitatie. Sinds eind vorige eeuw wordt de zin en onzin van deze dure benadering daarom sterk in vraag gesteld, vooral omdat het niet duidelijk was of het erfgoed er daadwerkelijk beter bewaard werd. In de preventieve conservering (het verbeteren van de bewaaromstandigheden van erfgoed) is het accent het laatste decennium verschoven naar het systematisch beheersen van risico’s die het erfgoed daadwerkelijk (kunnen) bedreigen. Bij risicomanagement wordt vooruit gekeken en geanticipeerd op toekomstige schade en het voorkomen daarvan. Men spreekt in dat opzicht van een paradigm shift9. Methodiek: geïntegreerde risicobeheersing De geïntegreerde risicobeheersing heeft als doel samenhangende maatregelen nemen om kosten efficiënt en proportioneel de diverse behoudsrisico’s te beheersen. Hiermee integreert de provincie in haar zorg voor het erfgoed de principes van de internationale methodiek van de preventieve conservering gebaseerd op de risicoanalyse zoals ontwikkeld door het Canadian Conservation Institute( CCI-ICC, S.Michalski), Rob Waller (Protect Heritage corp.), The 8
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, goedgekeurd op 16 november 2012, http://www.cultuurcentra.be/img/uploads/regelgeving/digitalisering_film/BVR_investeringssubsidie s_culturele_infrastructuur-v8_pdf.pdf 9
De paradigm shift binnen de preventieve conservering is onder meer beschreven in: R. Waller and S. Michalski, A Paradigm Shift for Preventive Conservation, and a Software Tool to Facilitate the Transition. International Council of Museums, Committee for Conservation, Preprints of the 14th Triennial Meeting, 2005, The Hague, p.p. 733-738.
Pagina 52 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
International Centre for the Study of the Preservation and Restoration of Cultural Heritage (ICCROM, UNESCO) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, Nederland)10. Het erfgoeddepot voldoet hiermee aan algemeen aanvaarde internationale standaarden voor de ‘Kunst van het bewaren’. In de geïntegreerde risicobeheersing worden risico’s geïdentificeerd, geanalyseerd en met elkaar vergeleken op basis van het te verwachten verlies aan erfgoedwaarde, de snelheid en/of frequentie en de reikwijdte van de aantasting (enkele objecten of alles aangetast). Dit laat toe de bedreigingen te beoordelen en prioriteiten te stellen. De sterkte van deze methodiek is dat er nagegaan wordt wat de grootste risico’s zijn voor een specifieke situatie. Het gaat niet meer om de vraag welke bewaaromstandigheden ideaal zijn, maar welke GOED GENOEG zijn om het erfgoed op lange termijn te bewaren. In het verleden zijn bijvoorbeeld erg strakke richtlijnen voor relatieve luchtvochtigheid en temperatuur gevolgd met een smal ingestelde bandbreedte. Dat leidde niet alleen tot ‘oversized’ installaties, die bij falen en technische pannes nog grotere schade kunnen introduceren. Ze blijken in veel gevallen ook niet noodzakelijk voor de goede bewaring van het erfgoed, integendeel. Zo heeft deze benadering in Nederland al geleid tot het grondig herzien van de richtlijnen voor het museale binnenklimaat11. De geïntegreerde risicoanalyse maakt gebruik van een aantal structurele kaders waarmee alle risico’s voor het behoud van erfgoed kunnen worden geïdentificeerd en gewogen. Ze vormen daarmee het toetsingskader voor het ontwerp van een erfgoeddepot volgens de ‘Kunst van het bewaren’. In het ontwerp zullen de controle en beheersing van de belangrijkste risico’s centraal staan, voor op de erfgoedtypen binnen de scope van het project. 10 Schadefactoren Vrijwel alle risico’s vinden hun oorzaak in 10 schadefactoren (10 agents of deterioration): fysische krachten, diefstal en vandalisme, brand, water, ongedierte, verontreinigingen, licht en straling, verkeerde temperatuur, verkeerde relatieve vochtigheid en informatieverlies12. Het programma van eisen voor het erfgoeddepot structureert de ontwerpeisen volgens de beheersing van deze schadefactoren. De gekozen maatregelen om die te beperken zijn soms wel, soms niet gespecifieerd. Bij het ontwerp dient de impact van een specifieke maatregel opnieuw aan de 10 schadefactoren te worden getoetst. Een voorbeeld: zal een maatregel voor het voorkomen van waterschade het risico op brand of schade door ongedierte verhogen? Maatregelen die kosten efficiënt meerdere risico’s tegelijk reduceren (zoals het beperken van ventilatie) genieten steeds de voorkeur.
Drie typen risico’s voor het erfgoed 10
Meer informatie over de methode in de publicaties van R. WALLER (http://protectheritage.com/blog/risk-related-publications/); S. MICHALSKI (CCI-ICC) https://cciicc-gc.academia.edu/StefanMichalski/Papers ; RCE: het Digitale Handboek Collectierisicomanagement: http://www.cultureelerfgoed.nl/digitale-handboekcollectierisicomanagement en BROKERHOF en B. ANKERSMIT, Slim omgaan met risico’s, in Behoud van Binnen (ed. H. SCHUIT),WBOOKS Zwolle, pp. 40-53. 11
B. ANKERSMIT, Klimaatwerk – Richtlijnen voor het Museale binnenklimaat, 2010.
12
Het concept van de agents of deterioration bestaat sinds 1990 en werd ontwikkeld door het CCIICC (S. Michalski): https://www.academia.edu/741942/1990._An_overall_framework_for_preventive_conservation_an d_remedial_conservation; CCI-ICC, Framework for the Preservation of Heritage Collections – The Ten Agents of Deterioration (http://www.cci-icc.gc.ca/caringfor-prendresoindes/collectionseng.aspx). Zie ook Waller diverse publicaties: http://protectheritage.com/blog/risk-relatedpublications/. Ze structureren ook de Depotwijzer http://www.depotwijzer.be/denkkader-vandepotwijzerbe; http://www.depotwijzer.be/de-tien-schadefactoren
Pagina 53 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Risico's voor erfgoed kan je in drie typen groeperen, naargelang van hun frequentie en effect. In combinatie met de schadefactoren vormen ze zogenaamde generieke risico’ die een checklist vormen voor het ontwerp.
-
-
Type 1-risico's zijn zeldzaam maar catastrofaal. Ze worden vaak omschreven als calamiteiten of rampen (b.v. totale verwoesting door brand of een overstroming). Type 2 risico's komen sporadisch voor en zijn gemiddeld van effect. Ze worden vaak omschreven als incidenten (b.v. waterschade aan enkele objecten door een lekkage, breuk van een object door vallen). Type 3 risico's treden continu op en zijn gradueel: de ernst ervan neemt toe (b.v.. lichtschade en schade door ophanging van een wandtapijt, corrosie enz.). Het programma van eisen voor het erfgoeddepot omvat ruimten en functies die voorzien zijn op de reactie en remediëring van schade door calamiteiten (type 1) van erfgoedobjecten in de provincie, ook bij andere erfgoedhouders en beheerders. Daarnaast zal het erfgoeddepot zo geconcipieerd zijn dat calamiteiten (type 1) en incidenten (type 2) maximaal voorkomen kunnen worden en/of de schade beperkt blijft. De bewaaromstandigheden zijn maximaal afgestemd op het beheersen van alle langzame schadefactoren (type 3).
Vijf stappen risicobeheersing De beheersing van tien schadefactoren gebeurt volgens deze methodiek op een gestructureerde wijze via een methodologisch kader van vijf logische stappen die je neemt. De maatregelen richten zich op vijf logisch op elkaar volgende acties in de beheersing van risico’s voorkomen: het vermijden van de schade, de oorzaak wegnemen. Dit is uiteraard de te verkiezen methode. blokkeren: een barrière optrekken tussen het object en het risico. detecteren: het ontdekken van het optreden van het risico, het opsporen van de schadefactor. Dit is cruciaal om een reactie uit te lokken. reageren: het onmiddellijk bestrijden van de schadefactor. remediëren: het behandelen van de objecten wanneer schade is opgetreden, het beperken en soms tenietdoen van de schade.
Op 6 schalen of niveaus De risicobeheersing gebeurt op doorgaans op zes niveaus, van buiten naar binnen: - locatie & site - gebouw
Pagina 54 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
- vertrek/ruimte - opslagvolume (b.v. een kast of vitrine) - object - beleid & procedure In het programma van eisen van het erfgoeddepot komen de volgende schaalniveaus voor: 1. De omgeving (buiten het terrein Campus Vesta), het terrein (de site Campus Vesta) en de locatie (Hangar 3 en zijn onmiddellijke perimeter) 2. De gebouwschil 3. De compartimenten (de ruimten) 4. De opslagtypen 5. Het object en zijn eventuele verpakking 6. De depotwerking (beleid en procedures) Enkel de onmiddellijke perimeter, de gebouwschil, de compartimenten en de opslagtypen vallen binnen het programma van eisen. Omdat de prestaties van één niveau beïnvloed worden door de kwaliteit van de andere niveaus, komen er in het programma van eisen toch opmerkingen voor over maatregelen in de omgeving enerzijds of over objecten en verpakkingen anderzijds.
Geïntegreerde beheersing Met een toetsing van de generieke risico’s (tien schadefactoren, gecombineerd met de typen), aan de diverse schalen en stappen wordt een allesomvattende en integrale risicobeheersing verkregen. Deze methode biedt ook een houvast om de meest kosten efficiënte strategieën te vinden en te selecteren. Bij voorbeeld: welke maatregelen zijn er en moeten er zijn om schade door Fysische krachten Type 1 (instorting) of Verontreinigingen Type 3 (stofafzetting) te voorkomen, te blokkeren, te detecteren, te reageren of te remediëren? 5 stappen / 6 niveaus Omgeving Terrein Locatie Gebouwsc hil Comparti menten/ruimte n Opslagtyp e Verpakkin g Object Depotwerk ing (beleid en procedure s)
34.20
Voorko men
Blokkeren
Detectere n
Reageren
Remediëren
Ontwerpprincipe 2: een duurzaam depot De provincie Antwerpen schuift het streven naar integrale duurzaamheid als tweede ontwerpprincipe in het ontwerp en de realisatie van het erfgoeddepot naar voor. Daarbij dient men duurzaam bouwen niet alleen te benaderen vanuit ecologisch standpunt, maar ook vanuit het sociaal-culturele en economische.
Pagina 55 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
34.21
Ecologische duurzaamheid
Het ontwerpteam streeft in dit project naar een integrale aanpak van duurzaamheid in het bouwproces. De activiteiten van alle actoren dienen kritisch bekeken te worden vanuit hun gebruik aan milieu-en natuurbronnen zoals energie, water, ruimte en productie van afval. Onnodig verbruik wordt geremd en duurzaam gebruik van milieu-en natuurbronnen wordt aangemoedigd. Volgende elementen worden reeds aangereikt aan de ontwerper: -
-
-
-
Er wordt geen bijkomende oppervlakte bijgebouwd: bestaande oppervlakten binnen een bestaand gebouw worden geoptimaliseerd en ingebouwd. Verwarming en klimatiseren van gebouwen zijn een belangrijke oorzaak van de broeikasgassen (volgens sommige bronnen de helft van de jaarlijkse productie). Vertaald naar de depotinfrastructuur wil dat zeggen dat voor de beheersing van het binnenklimaat naar een koolstofneutrale energievoorziening wordt gezocht. Het Denemarkenmodel dient hierbij als inspiratiemodel (zie 34.25 Inspiratie Denemarken model). De toepassing van hout met een ECO-label (FSC of PEFC) en producten met FSC of PEFC keurmerk. Bouwmaterialen met een minimale globale milieu-impact genieten de voorkeur. De NIBE-milieuclassificatie van bouwproducten kan als informatiebron worden gebruikt. Er is bijzondere aandacht voor bouwproducten waar een E(nvironmental) P(roduct) D(eclaration) werd voor opgemaakt. De actuele energieprestatie zal in het gebouw zichtbaar worden aangeven. De energie die het gebouw gebruikt zal zoveel mogelijk door duurzame bronnen zijn geleverd. Een zuinig gebruik van leidingwater (indien mogelijk met recuperatie) en gebruik van regenwater. Het energieverbruik van de standaarddepotruimten en de ‘Hangar’ zal minder zijn dan 2kWh/m3/jaar. In functie van de duurzaamheid wordt gestreefd naar de opslag en hergebruik van verpakkingsmaterialen voor erfgoed zoals bubbelplastics, folies en schuim, maar ook travel frames, kisten en containers. …. 34.22
(sociaal)economische duurzaamheid
De economische duurzaamheid beoogt een spaarzame omgang met mensen en middelen op lange termijn. De erfgoedsector heeft het bijna altijd al met beperktere middelen moeten doen en de recente besparingen dwingen de erfgoedbeheerders en –houders tot nog grotere creativiteit. Het is duidelijk dat niet alleen de eigenlijke bouwkost van belang is, maar zeker ook de exploitatie- en onderhoudskosten. Het is een gemeenschappelijk depot, dit wil zeggen dat mensen en middelen, kennis, investeringen, exploitatiekosten en infrastructuur gedeeld worden door diverse erfgoedbeheerders en –houders. Het reduceren van de exploitatiekosten enerzijds en het delen van infrastructuur en depotwerking anderzijds, zorgen ervoor dat de kosten voor de bewaargevers zelf ook lager worden. Het erfgoeddepot anticipeert ook op maatschappelijke tendensen in de sector zoals sluitingen van culturele instellingen of bijvoorbeeld neven- en herbestemmingen van kerkelijk erfgoed, waardoor de roerende erfgoedobjecten tijdelijk niet meer ter plaatse kunnen blijven en duurzame opslag van de goederen in beeld komt als laatste optie. Life Cycle Cost Analysis (LCCA) wordt gehanteerd door de ontwerper om de totale kost over de levenscyclus van het project te analyseren. De LCCA-analyse wordt door alle bouwteamleden (architectuur, bouwfysica, technische installaties, stabiliteit) gehanteerd als instrument om weloverwogen en verantwoorde keuzes
Pagina 56 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
te maken die betrekking hebben op diverse aspecten (onderhoud, verbruik, ..) van het project, en dit in elke fase van het traject (voorontwerp, ontwerp/uitvoeringsontwerp, uitvoering). Het ontwerp en de realisatie van het erfgoeddepot schenkt aandacht aan volgende facetten (niet-limitatief) van economische duurzaamheid: De energiefactuur is meestal de tweede grote kostenpost voor erfgoedinstellingen met traditionele bewaarinfrastructuur (na de loonkost). Bestaande infrastructuur op Campus Vesta wordt zo veel als mogelijk en haalbaar voor beide partijen gedeeld. De provincie investeerde recent in de opleidingsinfrastructuur voor Campus Vesta. Dit resulteerde in een kwalitatief gebouw dat ook bijzonder functioneel en esthetisch is. Voor het erfgoeddepot zullen de mogelijkheden voor medegebruik van de infrastructuur besproken worden, zoals de cafetaria, het sanitair (evt. douche), auditorium en leslokalen. De ontwerpeisen leggen de nadruk op een flexibele en ‘schottenloze’ oplossingen: dat wil zeggen voor diverse instellingen, diverse typen erfgoed, zowel roerend als onroerend erfgoed, zowel erfgoed als kunsten en wijzigbaar/uitbreidbaar in de toekomst. De ergonomie van het gebouw en de inrichting voor personeel en gebruikers van het depot is een aspect van het succesvol en blijvend gebruik. Een goed doordachte logistiek, met rationele transportroutes en een efficiënte inrichting van de ruimten ligt aan de basis van het ontwerp, voor een duurzaam gebruik van de beschikbare volumes en een kosten en tijdsefficiënte inzet van mensen in het depot . … 34.23
Sociaal-culturele duurzaamheid
Technologische en maatschappelijke veranderingen ontwikkelen zich in een razend snel tempo. Dit staat in schril contrast met de levensduur van een gebouw en met het permanente karakter ervan. Hoe reageer je op deze veranderingen? Een wegwerpgebouw of juist een gebouw dat de tand des tijd doorstaat en veranderingen toelaat? De ontwerper formuleert op deze vragen een doordacht antwoord met betrekking de renovatie van de loods tot erfgoeddepot. Hoe gaan we met veranderingen (uitbreidingen en fasering, technologische ontwikkelingen, …) om? 34.24 Ruimtelijke duurzaamheid: stedenbouwkundige integratie, plan-typologisch onderzoek en architecturale waarde Duurzaam bouwen is meer dan strobalenbouw, zonnepanelen en driedubbele beglazing. Een écht duurzaam gebouw overstijgt het louter ecologische luik. Ook stedenbouwkundige integratie, architecturale kwaliteit, leefbaarheid en bruikbaarheid zijn belangrijke parameters. De architecturale waarde van een gebouw laat zich ook voor een deel economisch, ecologisch en sociaal vertalen. Zo zal een kwalitatief/flexibel/architecturaal/functioneel gebouw minder snel afgebroken worden en aldus uiteindelijk duurzamer zijn, economisch, sociaal én ecologisch. Ook hier weer kunnen we de militaire loods als voorbeeld gebruiken. Het gebouw is niet formeel erkend als onroerend erfgoed: de loods is noch beschermd als Monument, noch opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Toch wil dienst erfgoed vanuit zijn werking en opdracht de bestaande architectuur - zo veel als mogelijk als een relict van onroerend erfgoed valoriseren. De ruimtelijkheid en functionaliteit van de loods, met zijn slanke kolommen en balken en zijn grote overspanningen, spreekt tot de (architecturale) verbeelding. Het nieuwe depot, onder de vorm van compartimenten, dient deze architecturale
Pagina 57 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
kwaliteit te behouden of zelf te versterken zonder de werking van het depot met zijn extreme functionaliteit en zijn interne werking uit het oog te verliezen. 34.25
Inspiratie Denemarken model
Een grote bron van inspiratie voor het erfgoeddepot is het zogenaamde Denemarkenmodel. De term verwijst naar depotgebouwen in Denemarken die ontwikkeld en gebouwd werden onder begeleiding van de Department of Conservation of Nationalmuseet13. Ze zijn min of meer gelijkend qua ontwerpprincipes, constructie en ook afmetingen. Het belangrijkste kenmerk is dat de klimaatbeheersing en kwaliteitsvolle bewaaromstandigheden tot stand komen door hoge bouwkundig kwaliteiten (passieve klimaatbeheersing) en een minimale techniek. Daardoor is het energieverbruik van de klimaatinstallaties en de exploitatiekosten laag. Kenmerken Denemarkenmodel Bij de beschrijving van de hoofdkenmerken van het Denemarkenmodel wordt vooral gekeken naar de prestaties van een bestaand depotgebouw in Ribe, Denemarken. -
De beheersing en de stabiliteit van de relatieve luchtvochtigheid (RV) staat centraal. Bij een setpoint van 50% blijven de RV waarden gedurende het kalenderjaar binnen de bandbreedte 47-56%. De temperatuur heeft geen setpoint en varieert zeer geleidelijk in de loop van het jaar, maar blijft daarbij ook gemiddeld veel lager dan andere klimaatnormen uit de conserveringsliteratuur, gemiddeld van 9°C tot 16°C in de zomer.
-
De temperatuurvariatie over een kalenderjaar wordt gemodereerd door massieve thermische buffering door de ongeïsoleerde vloer. In de winter functioneert deze als een warmtebron, in de zomer zorgt deze voor koeling. Deze depots hebben een ruime oppervlakte en maken slechts gebruik van de begane grond, zonder verdieping. Eventuele tussenniveaus zijn geperforeerd.
-
De invloed van het buitenklimaat en zijn dagelijkse schommelingen wordt geminimaliseerd door het luchtdichte, goed geïsoleerde bovengrondse gebouwschil. Die mag wel lichtgewicht zijn omdat de thermische inertie voorzien wordt door de vloer en de erfgoedobjecten zelf.
-
De RV wordt gebufferd door extensief gebruik van vochtabsorberende materialen. Deze stabiliseren het binnenklimaat en kunnen bij piekbelasting de ontvochtigers mee ontzien. Bovendien hebben ze een gunstig effect op de luchtkwaliteit doordat ze luchtzuiverend zijn, vooral t.a.v. zure gassen. Een voorbeeld daarvan is ongebakken gedroogde geperforeerde baksteen of kopshout.
-
De relatief lage temperaturen in de zomer resulteren in een hoge RV. In de Deense depots is daarom mechanische ontvochtiging voorzien (setpoint 50% RV). Die is beduidend energiezuiniger dan verwarming als strategie om de RV te laten zakken en ook beter voor de bewaring van de objecten en het menselijk comfort.
13
Meest recente rapport met uitgebreid overzicht data van meetgegevens in Ribe, Vejle, Randers, Ørholm én literatuurlijst: M. RYHL-SVENDSEN, L. AASBJERG, JENSEN, B. BØHM, P. KLENZ LARSEN, Low-energy Museum Storage Buildings: Climate, Energy Consumption, and Air Quality. UMTS Research Project 2007-2011: Final Data Report, Department of Conservation, Nationalmuseet, Lyngby, 2012. http://forskning.natmus.dk/research/lowenergy_museum_storage_buildings_climate _energy_consumption_and_air_qualityumts_research_project_20072011_final_data _report(32333)/?AnonymousLoginFilter_language=sec
Pagina 58 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
Een lage luchtverversing (ventilatievoud<1.0/dag) minimaliseert de infiltratie van vocht en van externe verontreinigingen. De ventilatie wordt dus zeer minimaal gehouden.
-
De interne verontreinigingen (schadelijke stoffen die de erfgoedobjecten, de inrichting, gebruikers etc uitwasemen) kunnen geëlimineerd worden door de lucht te recirculeren door een filter en/of passieve adsorptie van afwerkingsmaterialen. In Ribe gebruiken de ontvochtigers ¾ van de energie, de recirculatie gebruikt ¼. De voorkeur gaat zonder meer naar ontvochtiging door een adsorptie, dat ook grote voordelen biedt naar luchtzuiverheid.
Verfijning van het concept Verdere simulaties hebben tot verfijning van het concept geleid. Een verdere stap is de wens om een depotgebouw totaal energie-onafhankelijk te maken, maar daarvan zijn nog geen voorbeelden gerealiseerd14 In de zomer gebeurt de grootste energieconsumptie, door de ontvochtiging (permanent juni-september). Het gebruik van zonne-energie is dan optie. Het is de taak van het ontwerpteam de verschillende mogelijkheden en diverse opties te onderzoeken en verbetermaatregelen voor te stellen.
34.30
Uitgangspunt box-in-box Een uitwerking van de depot-compartimenten volgens een ‘box in box’ systeem binnen de bestaande huidige gebouwschil lijkt een aangewezen uitgangspunt. o De schil van de ‘nieuwe’ compartimenten kan gemakkelijk geïsoleerd worden en luchtdicht gemaakt worden. De eisen die vanuit het Denemarkenmodel geformuleerd worden zijn beheersbaar (budgettair en bouwtechnisch). o Eisen m.b.t. ‘de kunst van het bewaren’ zijn beheersbaar (budgettair en bouwtechnisch). o De ruimtelijkheid en architecturale kwaliteit van de bestaande loods kan bewaard blijven. De ontwerper kan uiteraard andere voorstellen doen, o uitgaande van de mogelijkheden van het RUP o uitgaande van het duurzaam hergebruik van de loods. o uitgaande van de eisen die gesteld worden in het bijzonder bestek en ook meer specifiek vanuit de twee ontwerpprincipes
14
RYHL-SVENDSEN M. en P.K. LARSEN, A museum storage facility controlled by solar energy, in Climate for Collections. Standards and uncertainties, Munchen, 2012, pp. 141-150.
Pagina 59 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
35.00
MASTERPLAN VS FASE 1
35.10
Ontwerpopdracht - Masterplan Het masterplan omvat opmaken van een globaal plan van aanpak voor toekomstig beheer en ontwikkeling van de beschouwde gebouwen/loods. Het masterplan omvat tevens het uitwerken van een voorontwerp voor het volledige programma van eisen. Voor dit (voor)ontwerp zullen de nodige onderzoeken moeten gebeuren, zoals onder meer een stabiliteitsonderzoek, bouwfysische en installatietechnische studie, depotinrichtingsplan, … In het masterplan wordt tevens bekeken welke fasering mogelijk is, alsook wat de impact is van een gefaseerde uitvoering op de verschillende domeinen (architectuur, stabiliteit, technische installaties, bouwfysica,…). Het uitgangspunt en taakomschrijving voor het masterplan is omschreven in art. 21.80 Masterplan / structuurplan. In art. 36.30 Ruimtetyperingen wordt het volledige functionele programma van eisen opgelijst.
35.20
Ontwerpopdracht - Basisopdracht - Fase 1 Afbakening In Fase 1 wordt een klein deel van het programma gerealiseerd dat zich beperkt tot de volgende functies: - tijdelijke opslag van roerende erfgoedobjecten van externen (erfgoedhouders en –beheerders in de provincie) (±50% van het totale opslagvolume) - tijdelijke en permanente opslag van het roerend erfgoed van de provincie en de provinciale instellingen (±50% van het totale opslagvolume) - het erfgoeddepot zal niet beschikbaar zijn als calamiteitendepot, als onroerenderfgoeddepot en als permanent depot voor externen. (zie 36.10 Depottypering) In fase 1 worden volgende ruimtes gerealiseerd (zie ook verder 36.30 Ruimtetyperingen): - De oprit - De los- en laadzone - De pakruimte - De (gedeeltelijke) restauratie en renovatie van de bestaande loods (buitenschil, dak, vloer, buitenschrijnwerk, …) - Realisatie één of meerdere (depot)compartimenten ( “box-in-box”) voor het standaard depot: een compartiment van max ca. 1000m². De binnenafwerking inclusief vaste inrichting, inrichting van het depot en wettelijke signalisatie voor de ruimtes die in fase 1 worden uitgevoerd - De technische installaties – rekening houdende met het masterplan en latere fasering - De ontmantelingswerken (afbraakwerken, ontmanteling, asbestverwijdering) - Buitenaanleg en omgevingsaanleg Grondwerken en rioleringswerken – rekening houdende met het masterplan en latere fasering Deze lijst is niet-limitatief; alle werken die uit te voeren zijn in kader van het project dienen te worden voorzien, tenzij anders vermeld. De dynamische simulatie, uitgewerkt voor het masterplan, wordt voor fase 1
Pagina 60 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
specifiek verder uitgewerkt en gesimuleerd. Daartoe zal een deel van de gebouwschil ook gerenoveerd moeten worden. Aanvankelijk werd gedacht aan de renovatie van 1 beuk zonder buitengevel aan de zijkanten, maar het ontwerpteam maakt daarin een intelligente en onderbouwde keuze. Ook voor het oppervlaktegebruik van de loods van Fase 1 zal het ontwerpteam een weloverwogen voorstel formuleren. Twee beuken van de loods moeten na en tijdens de realisatie van fase 1 mede gebruikt kunnen worden door Campus Vesta. Door de fasering van de sanering van de loods zelf, zullen de eisen gesteld aan de gebouwschil op niveau van braakweerstand, binnenklimaat, brand, … wellicht niet (volledig) kunnen gerealiseerd worden. Dat maakt de eisen aan de kwaliteit van de compartimenten gerealiseerd in Fase 1 mogelijk veel zwaarder. Ook zal een specifiek acceptatiebeleid te worden gevoerd (b.v. in Fase 1 minder gevoelige/belangrijke erfgoedobjecten, alles in transportverpakkingen laten – indien de tijdsspanne beperkt is, …) Bij de realisatie van fase 1 dient de ontwerper steeds rekening te houden met de realisatie van andere fasen in de toekomst (bv. Regenwaterafvoer, riolering, nutsleidingen, gebouwbeheersysteem, …) Na de definitieve oplevering en na inhuizing zullen de bewaarcondities (RV, T, luchtkwaliteit, insecten, andere schadefactoren) blijvend gemonitord worden, zodat mogelijke verbeterpunten voor de realisatie van de latere fase kunnen opgenomen worden in het uitvoeringsdossier van de latere fasen. Fase 1 wordt zo de ultieme pilot voor het beoordelen van de kwaliteit en de prestaties van het depot. Latere fasen Bij de realisatie van het volledige Masterplan na Fase 1 moet men ervan uitgaan dat het erfgoed ter plaatse blijft in het al gerealiseerde depot. De omstandigheden van de bouwwerkzaamheden moeten dan ook risicoarm zijn of gemaakt worden (b.v. geen zware trillingen en schokken meer, maatregelen tegen bouwstof, transportrisico’s, wateroverlast…). Er zullen extra maatregelen moeten genomen worden om het aanwezige erfgoed te vrijwaren van de schadefactoren en diverse typen risico’s tijdens de bouwwerkzaamheden Daarenboven mag de bedrijfsvoering van het al in werking zijnde depot niet volledig gehinderd worden door de bouwwerkzaamheden. De realisatie van het calamiteitendepot wordt na Fase 1 prioritair gerealiseerd, met de eraan gerelateerde ruimten (transit, quarantaine, vriescel, behandelkamer).
Pagina 61 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
36.00
FUNCTIONEEL PROGRAMMA VAN EISEN - MASTERPLAN
36.10
Depottypering Het project beoogt de realisatie van een gemeenschappelijk depot en daardoor een ‘open’ depot: het staat niet enkel open voor de eigen collectie, maar ook voor andere erfgoedhouders en –beheerders in de provincie Antwerpen. Daarnaast is de typering te bekijken vanuit de duur en aanleiding van verblijf van het erfgoed in het depot. Het Masterplan voorziet in de werking van een depot dat meerdere typen en functies combineert. In Fase 1 wordt enkel voorzien in de opslag van het roerend erfgoed van de provincie Antwerpen (de eigen collecties) en de tijdelijke opslag van de erfgoedhouders- en beheerders in de provincie.
36.11
Gemeenschappelijk depot
Het erfgoeddepot staat ter beschikking van diverse typen bewaargevers en van zowel roerend als onroerend erfgoed. Roerend erfgoed van de provincie en de provinciale instellingen Sommige provinciale instellingen hebben momenteel extern depotopslag gehuurd omdat hun eigen depots niet groot genoeg zijn en/of niet voldoende geschikt zijn. De extern opgeslagen collectie en meer kan ondergebracht worden in het erfgoeddepot op Campus Vesta. De gegevens over de depotnoden van de instellingen worden momenteel geactualiseerd door het team Erfgoeddepots. Het gaat om volgende instellingen en collecties: ModeMuseum (externe opslag gehuurd) Collectie (voormalig) Diamantmuseum Zilvermuseum (nood opslag collectie Sterckhof die niet aan de kerncollectie is gerelateerd) FotoMuseum (desgevallend de grotere objecten die niet in het nieuwe depot gehuisvest worden) Architectuurarchief Provincie Antwerpen (desgevallend voorwerpen van uitzonderlijke formaten (b.v. maquette provinciehuis)) Collectie Verhaerenmuseum Collectie Provincie Antwerpen: de eigen kunstcollectie (externe opslag gehuurd)
Pagina 62 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Onroerenderfgoeddepot
Huidig Provinciaal Archeologisch Depot Er wordt verwacht dat het huidige archeologisch depot van de provincie Antwerpen in het Huis van de Sport zijn maximale capaciteit bereikt binnen 3 à 5 jaar. Het Masterplan integreert daarom de functies van een archeologiedepot. Dit zal opgaan in het zogenaamde Onroerenderfgoeddepot. Integratie in een onroerend erfgoeddepot Het Masterplan integreert een Onroerenderfgoeddepot en anticipeert daarmee op de uitvoering van het Onroerend erfgoeddecreet15. Hierin is de zorgplicht inzake deponering decretaal bevestigd en de erkenning van onroerenderfgoeddepots omschreven. Het Masterplan voorziet in de eisen qua infrastructuur die het uitvoeringsbesluit van het Onroerend Erfgoeddecreet oplegt als voorwaarde voor erkenning. “Het depot vervult een receptieve functie voor archeologische objecten en onderdelen van beschermd onroerend erfgoed, afkomstig uit het Vlaamse Gewest16, die permanent of tijdelijk ex situ worden bewaard Om dat te staven toont de organisatie aan dat ze: a) beschikt over een aangepaste depotruimte voor langdurige opslag om de collectie duurzaam te bewaren; b) werkt volgens de principes van gescheiden opslag met gecontroleerde bewaaromstandigheden; c) beschikt over een afzonderlijke transitruimte en een afzonderlijke raadpleegruimte; d) beschikt over voldoende gekwalificeerd personeel, afhankelijk van de omvang van de collectie en de aard van de instelling, om die receptieve functie te vervullen. Tenminste een van de personeelsleden heeft het beheer van het depot in zijn takenpakket en fungeert als aanspreekpunt voor de werking van het onroerenderfgoeddepot.” Onroerend erfgoed van de provincie en de provinciale instellingen In eerste instantie wordt gedacht aan de receptie en opslag van onderdelen (maar ook roerende erfgoedobjecten in strikte zin) van het onroerend erfgoed van de provincie, wanneer die (permanent of tijdelijk) niet in situ kunnen bewaard worden: Het provinciaal patrimonium bestaat onder meer uit: - de cultuurhuizen (Kasteel d’Ursel) - de kathedralen (O.L.V., Antwerpen en Sint-Rombouts, Mechelen) - de historische scholen zoals PTS Boom en PITO Mechelen - kastelen en residenties zoals kasteel Pulhof, Rivierenhof, Sterckshof, Torenhof, Bisschoppelijk Paleis en Aartsbisschoppelijk Paleis - Provinciaal bibliotheekcentrum Vrieselhof Onroerend erfgoed van de erfgoedhouders en –beheerders in de provincie Zoals het Onroerend Erfgoeddecreet beoogt, zal het erfgoeddepot ook onderdelen van beschermd onroerend erfgoed opvangen, in eerste instantie van erfgoedhouders en –beheerders binnen de provincie. In bepaalde gevallen zal de afbakening met wat strikt roerend erfgoed is, niet zo duidelijk (en misschien ook niet relevant) zijn, bijvoorbeeld bij inboedels van beschermde kerkgebouwen.
15
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het
Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013: https://www.onroerenderfgoed.be/assets/files/content/images/20140117_BVR_OE_1e_PRINC.pdf 16
Te onderzoeken of beperking tot de provincie binnen de voorwaarden blijft.
Pagina 63 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Roerend erfgoed van erfgoedbeheerders en –houders binnen de provincie Indien ze voldoen aan de (nog te bepalen) acceptatievoorwaarden en in de mate van beschikbare opslagcapaciteit, kunnen erfgoedbeheerders en –houders in de provincie Antwerpen erfgoedobjecten tijdelijk of permanent bewaren in het erfgoeddepot op Campus Vesta. Deze zijn omschreven in de bevraging van de Depotnoden in 2012 door dienst Erfgoed en Universiteit Antwerpen17: Erfgoedbeheerders zijn musea, archieven en documentatiecentra, erfgoedbibliotheken, archeologische organisaties, heemkringen en geschiedkundige en erfgoedverenigingen. Erfgoedhouders zijn kerkfabrieken, schuttersgilden, OCMW’s en gemeentelijke collecties. Daaronder zullen ook beheerders vallen van beschermd erfgoed zoals omschreven bij het Onroerenderfgoeddepot. Ook collecties beheerd door landelijke expertisecentra, gelegen binnen de provincie, kunnen terecht in het erfgoeddepot. 36.12
Duur van de opslag
Het Masterplan van het erfgoeddepot ambieert een infrastructuur die zowel geschikt is voor de tijdelijke als de permanente opslag van het erfgoed en in het bijzonder ook voor de opvang van calamiteiten. Tijdelijke opslag -
-
Het erfgoeddepot lenigt een nood van erfgoedhouders en –beheerders aan infrastructuur voor de tijdelijke opslag van erfgoedobjecten. De aanleidingen daarvan zijn vaak grote verbouwingen, restauraties of verhuizingen van collecties. Soms spreekt men van ‘transitdepot’ of ook ‘nooddepot’. Binnen de te ontwikkelen depotwerking zullen acceptatiecriteria en contracten op punt gesteld worden. Bij voorkeur zullen objecten in hun transportverpakking blijven, afhankelijk van de termijnen van bewaargeving, de kwaliteit van de verpakkingen en de conditie en aard van de objecten. Permanente opslag
-
-
Daarnaast beoogt het erfgoeddepot infrastructuur te bieden voor de permanente opslag en beheer van het erfgoed, in de eerste plaats dat van de provincie en de provinciale instellingen zelf. Dienst Erfgoed wil benadrukken dat het erfgoeddepot niet opgevat is als een ‘olifantenkerkhof’ waar in onbruik en in onmin geraakte objecten kunnen achtergelaten worden. Daarom zal de depotwerking zeer nauw geïntegreerd zijn met beleid en procedures rond collectiemobiliteit, afstoting, selectie en acceptatie. Calamiteitendepot
-
Het depot zal fungeren als een calamiteiten- of nooddepot voor erfgoedbeheerders en -houders binnen de provincie. Dit is overigens een voorwaarde gesteld aan erfgoeddepots gesubsidieerd met FoCI middelen18.
17
In Depot Geven en Nemen. Erfgoeddepots in de provincie Antwerpen ontleed, Dienst Erfgoed, Provincie Antwerpen, Antwerpen, 2012
18
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, goedgekeurd op 16 november 2012, http://www.cultuurcentra.be/img/uploads/regelgeving/digitalisering_film/BVR_investeringssubsidie s_culturele_infrastructuur-v8_pdf.pdf
Pagina 64 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
36.20
Het erfgoeddepot op Campus Vesta voorziet in een specifieke infrastructuur, niet courant beschikbaar bij erfgoedbeheerders – zelfs de professionele –, om erfgoed na calamiteiten op te vangen, te voorkomen dat er meer schade optreedt en te behandelen (zoals een behandelkamer tegen insecten, een grote quarantaineruimte, een vriescel en een droogruimte). De depotwerking moet ingeschreven worden in calamiteitenplannen, wat op diverse wijzen zal uitgewerkt worden. Een toegankelijk depot
36.21 -
-
-
De toegankelijkheid van het erfgoeddepot maakt integraal deel uit van het Vlaamse en provinciale depotbeleid. Het erfgoeddepot wil een ‘gids’ of motor zijn om de specifieke werking van een depot beter bekend te maken bij het brede publiek. Het project creëert de faciliteiten om de erfgoedhouders en –beheerders in de provincie te betrekken bij depotwerking en zal hen ook bij hun eigen werking versterken. Het erfgoeddepot wil vooral ook ruimer de ‘Kunst van het Bewaren’ uitdragen en zo een beter behoud en beheer van het erfgoed op lange termijn stimuleren. Het onderzoeksrapport van de UA signaleerde een grote nood aan vorming over aspecten van bewaaromstandigheden, van preventieve conservering, van behoud en beheer. Bovendien is toegankelijkheid een vereiste voor een erkenning als onroerenderfgoeddepot. In het uitvoeringsbesluit van het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet staat onder meer als voorwaarde voor het onroerenderfgoeddepot 19 : “een geschreven publieks- en onderzoeksbeleid waarin onder meer wordt aangegeven dat het onroerenderfgoeddepot minstens een dag per week, al dan niet op afspraak, geopend is voor bezoekers”. Ook het Vlaamse Beleid voor Kunsten en Erfgoed legt de nadruk op het publieksaspect van een erfgoeddepot en legt een voorwaarde van toegankelijkheid op voor de FoCi middelen: “het gaat om een “open” depot, dat wil zeggen dat iedereen er objecten en materialen moet kunnen consulteren in een consultatieruimte, en dat het niet alleen openstaat voor de eigen erfgoedobjecten, maar ook voor andere collecties” 20. 36.22
-
-
Beleidsmatige achtergronden
Toegankelijkheid versus de ‘Kunst van het bewaren’?
Is toegankelijkheid te rijmen met een bewaring volgens de regels der kunst, met geïntegreerde risicobeheersing? Zoals op vele vragen in de erfgoedzorg is het antwoord hierop zowel JA als NEE. Evenement in depots kunnen zeker risico’s introduceren voor de bewaarde erfgoedobjecten: brand, diefstal, fysieke schade, ongedierte, ontregeling van het binnenklimaat etc. Maar uiteindelijk zijn deze risico’s in de levensloop van een object veel kleiner dan het grote risico op het verlies van de betrokkenheid van de erfgoedbehouders en –beheerders, van draagvlak en steun én funding in het algemeen. Publiekswerking in en rond een erfgoeddepot versterkt ook de erfgoedgemeenschap en op termijn ook de levensduur van erfgoedwaarden21.
19
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, https://www.onroerenderfgoed.be/assets/files/content/images/20140117_BVR_OE_ 1e_PRINC.pdf 20
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, goedgekeurd op 16 november 2012, http://www.cultuurcentra.be/img/uploads/regelgeving/digitalisering_film/BVR_investeringssubsidie s_culturele_infrastructuur-v8_pdf.pdf 21
Zie o.m. de aanpak van Historic Royal Palace (UK): K. Frame Creative conservation risk management: evolving a collection risk management strategy at a major heritage attraction. Collections 9(1), 2013, 103–114. De opportuniteiten en de uitdaging van publiek op erfgoedplaatsen worden als trade-offs gezien. Met dank aan Rob Waller voor de verwijzing.
Pagina 65 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
Ze versterken daarmee ook het draagvlak voor bewaring in het algemeen, en daarmee de bestaansredenen zelf van het erfgoeddepot. 36.23
Toegankelijkheid gedifferentieerd
Fysieke toegankelijkheid Fysieke toegankelijkheid betekent zeker niet: een volledig open kijkdepot waarin het publiek vrijelijk kan rondwandelen. Of het gebruik van de loods voor grote feesten en partijen die niet gerelateerd zijn aan depotwerking en erfgoedzorg. De risico’s daarvan zijn te groot voor het erfgoed en/of de activiteiten versterken niet de depotwerking. Bovendien zullen de potentiële bewaargevers, de erfgoedhouders en – beheerders in de provincie, een strikte beperking van de toegang tot hun objecten eisen volgens strikte afspraken. De fysieke toegankelijkheid is beperkt en gezoneerd opgevat: o Ruimten enkel toegankelijk voor de depotbeheerder en beperkt voor de bewaargevers: de standaarddepots, droog depot, quarantaineruimte, inpakruimte, droogruimte, transitruimte, behandelkamer, koelruimte en vriescel (individuen, geen groepen). o Ruimten met beperkte publieke toegang voor erfgoedhouders en –beheerders en onderzoekers, op afspraak en naargelang de capaciteit: registratie- en consultatieruimte en de conserveringsateliers (individuen en kleine groepen) o Toegang voor kleine groepen, op afspraak: de praktijkruimte en ‘Hangar’ Digitale ontsluiting Over de aanpak, het concept, de realisatie en de werking van het erfgoeddepot zal maximale informatievoorziening en bekendmaking plaatsvinden (met uitzondering van gegevens over maatregelen diefstal en vandalisme). Een infodag op 5 mei op Kamp C is de eerste aanzet om het veld te informeren en ook op Depotwijzer zal een fiche aangemaakt worden. De erin bewaarde objecten zijn dan niet allemaal fysiek toegankelijk, maar zouden dat digitaal wel moeten zijn. Alle binnenkomende stukken moeten ingegeven worden in het registratiesysteem (behalve in geval van calamiteiten). Digitale consultatie van de bewaarde erfgoedobjecten gebeurt via het Centraal Beheerssysteem van de
Pagina 66 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
dienst Erfgoed. Vormingsactiviteiten Competentieverhoging van de erfgoedhouders en beheerders binnen de provincie is een operationele lijn van het provinciaal depotbeleid. Het erfgoeddepot kan een rol spelen in de overdracht van kennis en informatie over het bewaren van erfgoed (waarbinnen depotwerking) plaatsvinden. Gekoppeld aan de depotwerking en de vormingen van het team erfgoeddepots kunnen modules uitgewerkt worden. Hierbij wordt gedacht aan workshops zoals: oefening in eerste-hulp-bij-calamiteiten met erfgoed: brand, water, … (mogelijk i.s.m. Campus Vesta en blusoefeningen op de site?) verpakken van voorwerpen onderhoud en schoonmaak van erfgoed bewaaromstandigheden verbeteren behandelen van insecten en schimmel hanteren en transporteren van objecten De workshops zijn gebaseerd op hands-on oefeningen met verpakkings- en conserveringsmaterialen, met dummies of gerekwisiteerde erfgoedobjecten (een educatieve collectie van objecten die in feite ‘afgestoten’ zijn). Dergelijke vormingssessies kunnen door dienst Erfgoed op diverse locaties georganiseerd worden. Voor een specifiek doelpubliek, b.v. de bewaargevende erfgoedhouders en – beheerders, kan dat in een praktijkruimte van het erfgoeddepot. Het medegebruik van aanvullende infrastructuur van Campus Vesta voor vormingsactiviteiten dient onderzocht te worden (b.v. voor plenaire sessies in een auditorium). In de praktijkruimte kunnen permanent educatieve panelen voorzien worden over de ‘Kunst van het bewaren’22. Onder de vorm van een werkgroep met onder meer Campus Vesta, dienst infrastructuur en vastgoed en de dienst erfgoed zal bekeken worden of welke vormingsactiviteiten kunnen doorgaan in het depot zelf (publiekruimte) of in de bestaande faciliteiten van het opleidingscentrum van Campus Vesta. (zie ook art.32.20). Hierbij zullen de verschillende risico’s, zowel voor het erfgoed als voor personen (de bezoekers, de leerlingen van het opleidingscentrum, …) tegenover elkaar afgewogen worden. In dit bestek gaan we voorlopig uit dat een kleine publieksruimte van ongeveer 50 m² voor maximum 12 personen. 36.30
Ruimtetyperingen
36.31
Algemeen
De ruimten worden kort getypeerd en hun functie beschreven. De opgegeven oppervlakten zijn indicatief en geven eerder een beeld van verhoudingen. Het ontwerpteam realiseert na verder overleg met de bouwheer een optimaal gebruik van de beschikbare 6000m2 oppervlakte. De opeenvolging en ligging van de ruimten moet eerst en vooral aan beide ontwerpprincipes getoetst worden. Daarnaast is vooral belangrijk dat ze efficiënt is in die zin dat ze de workflow en processen van de depotwerking ondersteunen en daar zijn op afgestemd. Het ontwerpteam zal daarover meer specifieke informatie krijgen van dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen, vooral voor het nieuw te ontwikkelen onroerenderfgoeddepot dient de workflow nog te worden uitgewerkt.
22
In navolging van de zeer succesvolle tentoonstelling over ‘de Kunst van het bewaren’ in het Rijksmuseum Twenthe (2003-2004) http://www.absofacts2.com/t/0310dekunstvanhetbewaren.htm
Pagina 67 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
De depotruimten zelf zijn vaak (tijdelijk) het eindstadium van die workflow, dus die kunnen best op het einde van een eventuele ‘route’ liggen. In alle ruimten moet internetverbinding mogelijk zijn en zijn voldoende stopcontacten beschikbaar. De ruimten kunnen onderverdeeld worden in drie groepen, naar gelang de af- of aanwezigheid, kort- of langdurig, van erfgoedobjecten De verschillende klimaatzones worden beschreven in het technisch programma van eisen, zie art. 37.83 Klimaatzones) 36.32 Depotruimten In de depotruimten is erfgoed opgeslagen. Er wordt in principe niet vaak of niet langdurig in gewerkt en er zijn doorgaans geen personen in aanwezig of hun verblijf is beperkt in tijd. Uitzonderingen zijn de periodes van inhuizing. Er zijn vier soorten depotruimten, onderscheiden volgens de bewaaromstandigheden. Droog depot - Een droog depot wordt voorzien voor de opslag van objecten in veelal anorganische materialen zoals metaal, glas, keramiek, mineralen/stenen, gips en andere stucachtige materialen en zoutbelaste poreuze objecten. Ook archeologische objecten en bouwonderdelen die niet luchtdicht verpakt zijn en gevoelig zijn aan hogere luchtvochtigheidswaarden, kunnen hier hun onderkomen vinden. - Het depot is gelokaliseerd dicht bij de Werkruimte conservering droog en bij de Droogruimte - Klimaatzone B - Ca. 200m² Standaarddepots - De standaarddepots zijn voorzien voor de opslag voor gemengde erfgoedtypen, veelal samengesteld uit organische materialen. - De grootte van de compartimenten moet afgestemd worden op de richtlijnen van de brandweer voor opslag zonder werkzaamheden. Voorlopig gaat het programma van eisen uit van een maximum oppervlakte van 1000m² per compartiment, zoals binnen het Denemarkenmodel23. - 1 compartiment wordt voorzien van een extra grote en hoge deur (eventueel via een van de bestaande poorten) voor zeer grote objecten (type reuzen). In dat compartiment moet ook meer oppervlakte worden vrijgehouden als parkeervak. - De standaarddepots staan goed in verbinding met de Werkruimte registratie en consultatie en de pakruimte. - Klimaatzone A - Ca. 3700m2 (vloeroppervlak begane grond, zonder eventuele mezzanine) ‘Hangar’ - De depotruimte ‘Hangar’ dient voor de opslag van grote objecten die redelijk klimaatongevoelig zijn, b.v. rollend, vliegend en varend erfgoed, (landbouw)werktuigen, …. - Hiervoor wordt geen feitelijk compartiment gerealiseerd (en gelden de bewaarcondities van de gebouwschil). - Bij voorkeur wordt hiervoor een halve beuk benut waarbij de breedte van de beuk en de architectuur goed leesbaar is. - Bij voorkeur is deze ruimte gesitueerd nabij de laad- en loszone en/of bij een poort die functioneel is. - Klimaatzone E
23
Emailcorrespondentie Morten Rhyl-Svendsen dd. 13-01-2014
Pagina 68 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
- Ca. 700m² Koelcel - De koelcel dient voor het langdurig bewaren van vochtige archeologische vondsten of vondsten die nog niet zijn gewassen, gezeefd en gedroogd. Het gebruik ervan is exclusief voor het Onroerenderfgoeddepot (zie p.63). - Met gegalvaniseerde metalen rekken en veel vrije ruimte om waterbakken te plaatsen. - Als apart compartiment te realiseren. - Klimaatzone F - Ca. 40m2 36.33. Werkruimten met erfgoed In de werkruimten met erfgoed zijn de erfgoedobjecten in principe tijdelijk aanwezig. Personen moeten er comfortabel en veilig in kunnen werken. Transitruimte - De transitruimte zal in de meeste gevallen de eerste ruimte zijn waar de roerende erfgoedobjecten binnenkomen. Indien nodig kunnen ze daar in hun transportverpakking blijven staan en acclimatiseren voor ze naar de pakruimte gaan en uitgepakt worden. - De ruimte dient ook als overslagruimte, als wachtruimte voor de pakruimte. - Ze is voorzien van enkele vaste opslagtypen: enkele palletstellingen en rekken. - Sluit aan bij de laad- en loszone en de pakruimte - Klimaatzone C - Ca. 30m2 Transitruimte onroerenderfgoed - Een aparte ruimte wordt voorzien voor het uitpakken, openleggen en triëren van binnenkomend onroerend erfgoed. Hiermee wordt vooral gedacht aan archeologische vondsten. - De inrichting bestaat uit tafels en vrije ruimte op de vloer. - Deze activiteiten veroorzaken vaak stof en de vondsten zijn soms vuil en nat, daarom worden ze afgezonderd van de pakruimte en de transitruimte die voor het acclimatiseren wordt gebruikt. - Ze sluit aan bij de laad- en loszone en de Werkruimte conservering nat. - Klimaatzone C - Ca. 100m2 Pakruimte - In de pakruimte worden objecten in- of uitgepakt, en er gebeuren hoofdzakelijk conditiecontroles en kleine ingrepen zoals het in- en uitlijsten van schilderijen. Soms wisselen de objecten van verpakking: van hun reisverpakking naar een verpakking voor depotopslag. - Er is veel vrije oppervlakte en ruimte voor een grote werktafel die in de hoogte verstelbaar is - Op een deel van de vrije ruimte moet een zachte vloerbekleding kunnen worden geplaatst, voor het uitpakken van grote en/of zware objecten op de vloer (een zeer dik roltapijt of kliktegels in zacht en verend materiaal). - Er zijn voldoende voorzieningen voor gebruik van elektrisch gereedschap. - Er is een wastafel om de handen te wassen. - De ruimte sluit aan bij de laad- en loszone, de transitruimte, de quarantaineruimte en het magazijn. - Het is een redelijk stofvrije ruimte, erg vuile objecten gaan naar de
Pagina 69 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
quarantaineruimte of de transitruimte onroerendergoed. - Klimaatzone C - Het is een grote ruimte van ca. 50-100m² Quarantaineruimte - In de quarantaineruimte kunnen objecten geïsoleerd worden die verdacht worden van een actieve aantasting door schimmels en insecten. Aangezien deze stukken andere erfgoedobjecten kunnen infecteren, blijven ze daar ter observatie. - Deze ruimte zal ook dienen voor de eerste opvang na een calamiteit en voor de behandeling van door insecten en schimmel aangetaste objecten. - De ruimte of het compartiment is volledig af te sluiten, in het bijzonder worden alle maatregelen genomen om de verspreiding van insecten, schimmelsporen, stof of roet te voorkomen. - Er is een aparte luchtbehandelingsunit voorzien om contaminatie van de andere ruimten te voorkomen of voldoende (HEPA of betere) filters om dit te voorkomen. - Er is een goed afzuigingssysteem met mobiele armen dat wordt ingeschakeld bij de reiniging van bestofte, beroete of beschimmelde erfgoedcollecties. Dat geeft uit op de buitenlucht, dus mogelijk ligt een situering bij een buitenwand voor de hand. - De ruimte en het afzuigingssysteem moet zeer goed schoon te maken zijn, b.v. wanden, vloeren en plafonds af te wassen in geval van een schimmelexplosie (betegeld of goed schoon te maken met sterke desinfecterende producten). - De ruimte geeft direct uit op de behandelkamer en de vriescel en staat in verbinding met de laad- en loszone, de pak- en transitruimte. - Klimaatzone C, met aandacht voor grotere ontvochtigingscapaciteit bij binnenkomen van natte collecties. - Minimaal 100m2 Behandelkamer - Aansluitend op de quarantainekamer bevindt zich de behandelkamer waar organische objecten op een niet-toxische wijze kunnen behandeld worden tegen insectenvraat. Het principe daarbij is anoxie of de lage zuurstofmethode door het gebruik van een inert gas (N2, Argon) of door gebruik van O2 separators of scrubbers24. - Essentieel is het behalen van een O2 concentratie van minder dan 1000 ppm O2 of onder de 0.1%. - De ruimte kan gesitueerd worden binnen het compartiment van de quarantaineruimte. Het wordt gezien als een standalone unit waarvoor enkel stroom en water te voorzien is. - Het ontwerpteam verricht prospectie van de beschikbare leveranciers en uitvoerders van deze behandelingen en hun infrastructuur. De ongediertebestrijders beschikken over een licentie voor de behandeling met N2 en CO2 volgens de Europese directief Biocidal Products Directive 98/8/EC (BPD) (?) - De voorkeur gaat uit naar de installatie van een vaste, ingebouwde behandelingskamer. Het andere alternatief, verzegelbare ballons op een frame, is immers beperkt opnieuw te gebruiken en bij veelvuldige behandelingen is het veel duurder. Het voordeel van een vaste kamer is vooral dat er geen tijd moet geïnvesteerd worden in de opbouw van een ballon. Bovendien kunnen de parameters beter gegarandeerd worden. - Na oplevering wordt een training voorzien in het gebruik door de depotbeheerder of een personeelslid van de provincie. Daarnaast moet de leverancier, de ongediertebestrijdingsfirma ook nog bereid zijn de behandeling te komen uitvoeren in de erfgoedloods, op verzoek in noodgevallen. - Er dient een internetaansluiting te zijn en permanent dient een uitgebreide monitoring van de condities (T, RV, O2 en andere) plaats te vinden. Er is
24
Algemene informatie over de methode: MAEKAWA, S. en C. SELWITZ, Inert gases in the Control of Museum Insect Pests, GCI, Los Angeles, 1998 http://www.getty.edu/conservation/publications_resources/pdf_publications/inert_gases.html
Pagina 70 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
bewaking van deze metingen met storingsopvolging en backup, door de leveranciers/de ongediertebestrijders. T, RV en O2 concentratie kunnen zelf geregeld worden door de opgeleide depotbeheerder of het personeelslid of op afstand door de leverancier. De RV wordt op peil gehouden in de ruimte, en dat vraagt veelal om bevochtiging (ultrasoon stoombevochtiging). Ook voor de luchtstroom dient een component te worden voorzien. Een hoge temperatuur >22°C is nodig tijdens de behandeling om succes te garanderen (hoe hoger, hoe korter de behandelingstijd). Essentieel is de plaatsing van een luchtdichte deur en volledig gesloten en luchtdicht compartiment. Er wordt van uitgegaan dat de ruimte klimatologisch gelijk is aan de quarantaineruimte, dus klimaatzone C Ca. 12-15m2 Vriescel
- De vriescel zal slechts sporadisch in gebruik zijn, voor korte tijden (max. enkele weken). In de eerste plaats zal die ingeschakeld worden voor het invriezen van natte erfgoedobjecten na calamiteiten met water. Nadien kunnen die eventueel ingevroren vervoerd worden voor vriesdrogen op een andere locatie. - Ook kan het vriezen als behandelingswijze tegen insectenaantasting gebruikt worden, bij objecten die makkelijk ingepakt (geseald) kunnen worden (zoals textiel) of voor behandeling van b.v. pallets of houten verpakkingen. Belangrijk is dat de objecten dan eerst op kamertemperatuur zijn gekomen in de quarantaineruimte. Vervolgens moeten de objecten minstens 1 week in de vriescel verblijven. - Ze sluit onmiddellijk aan bij de quarantaineruimte of staat daar in geplaatst. De cel wordt ook gezien als een standalone unit. - De cel is ingericht met rekken in gegalvaniseerd metaal om bakken (met nat materiaal of aangetaste objecten) op te zetten - De T moet tot -25°C gaan en dit op een korte termijn (van ca. 18°C naar 0°C in 4h of minder). Vriessystemen met ventilatoren zijn meest geschikt om dit snel te realiseren. - Ca. 9m² Werkruimte registratie en consultatie - In de werkruimte registratie en consultatie kunnen objecten worden ingevoerd in een registratiesysteem en stukken geconsulteerd worden, door de depotbeheerder, erfgoedhouders- en beheerders en onderzoekers. - De ruimte sluit aan bij de fotografieruimte. - De ruimte moet voorzien kunnen worden van grote tafels om stukken ruim te kunnen bekijken. - Er moet ook een vrije wand zijn om 2D objecten zoals schilderijen of panelen tegen te zetten en te bekijken. - Er worden 4 vaste werkplekken voor werk aan beeldschermen voorzien. - In de ruimte zullen maximaal 20 (?) personen tegelijkertijd aanwezig zijn. - Er is daglichtintrede, dat mag via het plafond van het compartiment zijn. - Er zijn voldoende stopcontacten voor gebruik van pc’s en losse lampen. - Klimaatzone C - 100m² Werkruimte fotografie - Een fotostudio wordt voorzien voor het maken van hoogwaardige digitale opnames of scans. Daartoe is er geen daglicht aanwezig. - De ruimte wordt binnenin volledig lichtgrijs afgewerkt in een op te geven kleurcode. - Er zijn voldoende voorzieningen voor veel elektrisch materiaal. - In het plafond moet een frame kunnen gehangen worden voor flitslampen (fotoplafond in staal voor lampen en aansluitingen)
Pagina 71 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
- Aan één wand wordt een systeem opgehangen met uittrekbare achtergronddoeken. - Logischerwijze sluit deze aan bij de Werkruimte registratie en consultatie - Klimaatzone C met aandacht voor koeling (door ventilatie?) Werkruimte conservering droog - In de werkruimte conservering droog worden kleinere conserveringswerkzaamheden uitgevoerd aan de erfgoedobjecten zonder veel vuil of vocht. - Maximaal zullen er 4 personen tegelijkertijd aanwezig zijn. - Er is daglichtintrede, dat mag via het plafond van het compartiment zijn. - Lokale afzuiging met minstens twee armen (waarvan 1 mobiel) moet voorzien worden bij gebruik van solventen, vernissen, … Die moet naar buiten worden afgevoerd, buiten de gebouwschil (dus een situering nabij de buitenwand ligt voor de hand). - Er wordt een handenwasser voorzien en veel stopcontacten. - Er is zijn vooral tafels benodigd maar ook 1 schilderijrek (gaasrek) en een tweetal vaste rekken om objecten tijdelijk opzij te zetten. - Ze is goed toegankelijk vanuit de pakruimte - Klimaatzone C - Ca. 40m² Werkruimte conservering nat - In deze werkruimte vinden werkzaamheden plaats aan erfgoedobjecten met grote hoeveelheden water zoals het wassen of spoelen van archeologische vondsten of de reiniging van zilver. - Mogelijk is er behoefte aan een zuurkast voor werken met chemicaliën. De afgevoerde lucht moet ook naar buiten worden afgevoerd en niet binnen de gebouwschil. De zuurkast kan ook in de werkruimte droge conservering geplaatst worden. - Er is daglichtintrede, dat mag via het plafond van het compartiment zijn. - Voorzie voldoende grote spoelbakken (max. 4 stuks) en een handenwasser. - De waterafvoer moet een groot waterdebiet kunnen verwerken en de afvoeren en besterfputjes moeten regelmatig schoon gemaakt kunnen worden. Het meegevoerde slib en vuil leidt snel tot verstoppingen die in het depot wateroverlast kunnen veroorzaken. - Het geproduceerde afvalwater kan mogelijk sterk vervuild zijn (b.v. bij vondsten uit historisch vervuilde gronden). Er moet bekeken worden of de afvoeren op het gewone rioolnet worden aangesloten of apart verzameld kunnen worden voor zuivering. - Maximaal zullen er 4 personen tegelijkertijd aanwezig zijn. - Klimaatzone C met voldoende ontvochtigingscapaciteit gezien de natte omstandigheden. - Afmetingen 40m² Droogruimte - In deze werkruimte worden natte gezuiverde objecten te drogen gelegd. Ze sluit aan op de werkruimte conservering nat en bij het droog depot. - Ook kan deze ruimte gebruikt worden in geval van een calamiteit met water - Klimaatzone B met aandacht voor drogingscapaciteit bij natte collecties in de ruimte - Maximaal zullen er 4 personen tegelijkertijd aanwezig zijn. - Afmetingen 40m²
36.34
Ruimten zonder erfgoed
Pagina 72 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Balie/werkplek depotbeheerder - In de kleine annex zal een kantoorruimte worden ingericht voor de depotbeheerder. Er is een goed overzicht op de toegang tot het erfgoeddepot. - Alle bezoekers moeten zich hier aanmelden. - Er mogen geen erfgoedobjecten worden ondergebracht, ook niet tijdelijk. - Klimaatzone D Magazijn - Deze ruimte dient voor de opslag van verpakkingsmateriaal (zowel voor transport als voor permanente verpakking) en alle elektrische materialen voor het in- en uitpakken. Ook de transpaletten blijven hier opgeslagen. - Er gebeuren kleine werkzaamheden die stof genereren zoals zagen, in- en uitlijsten bij een werkbank. - Stofzuigers en ander schoonmaakmateriaal voor het depot (apart in berghok in dit magazijn) - Gecertifieerde brandveiligheidskast voor de opslag van chemische en ontvlambare producten (b.v. voor kleine conserveringsingrepen of schoonmaakmaterialen) - Zo ver mogelijk verwijderd van de ruimten met erfgoedobjecten (zeker van de depots), maar te bereiken vanuit pakruimte - 50m2 Laad- en loszone - In de laad- en loszone gebeurt het laden en lossen van erfgoed onderdaks, dat wil zeggen: beschermd tegen de directe weersinvloeden. - Er is voldoende ruimte zodat hulpmiddelen voor lossen en laden ook kunnen gebruikt worden - Er moet rekening gehouden worden met de courante afmetingen van erfgoedtransporten en ander te verwachten vrachtverkeer (ca. 17m lang). - Aandachtspunt is het overbruggen van het hoogteverschil tussen de laadvloer van de vrachtwagens en de vloer van het gebouw. - Er mogen geen uitlaatgassen uit het truckdock naar de andere compartimenten, een eventueel tussenklimaat (spouw) of naar de ‘Hangar’ circuleren. Er dient bekeken te worden of dit wordt opgelost met een luchtdichte compartimentering, met sassen en/of mechanische afzuiging. - Zorg voor een volledige afsluiting naar de andere ruimten (omwille van de luchtkwaliteit, de klimaatomstandigheden en het risico op diefstal en brand) en voorzie een sas tussen deze ruimte en de pakruimte en/of transitruimte. - De zone is voorzien van een elektrische poort naar de oprit. - Geen klimaateis (bij lossen en laden zal dit toch bijna buitenklimaat zijn). De objecten blijven daar in hun transportverpakking en zijn er maar heel even. - Afmetingen min 5m breed en 20m diep, min 100m² en de maximale vrije hoogte. Standplaats materiaal voor laden en lossen - Aansluitend bij de laad- en loszone is er een ruimte waar materieel voor laden en lossen en de interne transportmiddelen geplaatst worden: katrollen, heftrucks, pallettrucks, .. - De pallets kunnen efficiënt gestapeld worden. - Er moet ook plaats voorzien worden voor metalen afvalcontainers die automatisch afsluiten (zeker in geval van werking als calamiteitendepot). - Klimaatzone E (de pallets mogen niet beschimmeld raken) - 30m2 Toiletten
Pagina 73 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
- Toiletten met handenwassers worden best gekoppeld aan de werkplek van de depotbeheerder - Voor 2 personen (mannen en vrouwen) waarvan 1 toilet voor mindervaliden - Klimaatzone D Garderobe - De garderobe is voorzien van ruime lockers en kapstokken, waar rugzakken en tassen verplicht opgeborgen moeten worden en natte jassen en paraplu’s achtergelaten worden. - Eventueel zijn er bankjes voor het wisselen van schoenen of bekleden ervan. - Uitgangspunt is een maximum van 15 personen. - Deze ruimte is best gekoppeld aan de balie van de depotbeheerder en het toilet. - Klimaatzone D - Ca. 10m2? Technische ruimten - De technische ruimten, installaties en hun leidingen worden zoveel als mogelijk buiten de compartimenten met erfgoed gesitueerd. - Bij de keuze van de locatie van deze ruimten moet bijzonder gelet worden op het ontwerpprincipe de ‘Kunst van het bewaren’ en de geïntegreerde risicobeheersing. Het risico op ontstaan en overslaan van brand, op lekkages van water, op de verspreiding van verontreiniging en insecten, of op het genereren van trillingen naar de compartimenten moet maximaal gereduceerd worden. - Een voorbeeld van een maatregel tegen wateroverlast is de technische ruimten lager situeren dan ruimten met erfgoed. In het gemeenschappelijk depot van Velje zijn deze ruimten daarentegen gelokaliseerd boven de gangen tussen de depotruimten. Ze hebben mogelijk een positieve invloed op het binnenklimaat van die gangen. - Er moet gelet worden op warmteontwikkeling, anderzijds kan restwarmte meegenomen worden. - De plaatsing in een kuip, met waterbak en afvoer, met waterdetectie en een eventueel operationele dompelpomp zijn minimale maatregelen. - Ook is er zeker beveiliging tegen vorst - Klimaatzone E - Niet in te schatten oppervlakte Gangen, circulatie, …. - De technische ruimten kunnen gedeeltelijk geïntegreerd worden in de gangen. - De ruimten mét erfgoedobjecten moeten met elkaar verbonden zijn door gangen die voldoen aan klimaatzone A, C of E. Grote temperatuursovergangen waarbij condensatie ontstaat op de objecten (b.v. wanneer die de redelijk koele standaarddepots verlaten) moeten vermeden worden. - Bijzondere aandacht gaat hier naar de efficiëntie en risicovrije transportroutes voor het erfgoed. - Niet in te schatten oppervlakte momenteel Praktijkruimte ‘Kunst van het Bewaren’ - Een praktijkruimte zal voorzien worden voor de hoger beschreven beperkte vormingsactiviteiten binnen het depot en demonstraties van depotwerking. - Er is geen erfgoed aanwezig, enkel dummies of gerekwisiteerde objecten die aan meerdere eisen mogen blootgesteld worden. - Klimaatzone D - Comforteisen voor personen in de ruimte, max. 12 tegelijkertijd. - Daglichtintrede is noodzakelijk, dat mag via het plafond gebeuren. Een visueel aantrekkelijke inkijk op het interieur van de loods, van de ruimte ‘hangar’ en bijvoorbeeld de ateliers is wenselijk.
Pagina 74 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
- Ca. 50 m2 Overzicht ruimtetyperingen
Ruimten DEPOTRUIMTEN Droog depot Koelcel Standaard depot Hangar RUIMTEN TIJDELIJK ERFGOED Pakruimte Transitruimte Transitruimte onroerenderfgoed Quarantaineruimte Behandelkamer anoxie Vriescel Werkruimte registratie en consultatie Werkruimte fotografie Werkruimte conservering droog Werkruimte conservering nat Droogruimte RUIMTEN ZONDER ERFGOED magazijn laad- en losruimte standplaats pallets toilet garderobe technische ruimten publieksruimte circulatie en gangen
Afmetingen in m2
Personen max
150-200 40 3000-3700 500-700 100 30 80-100 100 12 9 80-100 40 40 40 30-40
20 4 4 4
40-50 100 20-30 6 10
2 20
50
10 tot 20
De opgegeven oppervlaktes zijn indicatief. Het ontwerpteam kan in functie van het ontwerp andere voorstellen doen indien grondig gemotiveerd. Voornamelijk de oppervlaktes van de depotruimtes kunnen eventueel nog licht gewijzigd worden.
36.40
Ruimtelijke eisen: maximale flexibiliteit en efficiëntie De ruimtelijke eisen zijn niet gebaseerd op een calculatie van een bestaande en toekomstige collectie omdat dit een gemeenschappelijk depot is waarvan de bezetting momenteel ongekend is en die ook zal variëren in de tijd. Daarom voorziet het ontwerp een grote flexibiliteit, zeker in de keuze van opslagtypen. Er is uitgegaan van een gemengde collectie met diverse typen voorwerpen, zoals afgebakend in Bijlage ERFGOED BUITEN EN BINNEN DE SCOPE. 36.41 -
-
-
Interne logistiek
Bij het ontwerp van het inwendige van het gebouw dient het kosten-efficiënt, ergonomisch verantwoord en risicovrij opslaan en transporteren van het erfgoed als uitgangspunt te worden genomen. Het ontwerp moet de interne logistiek optimaliseren, met rationele transportroutes intern. Er moet rekening gehouden worden met de toegang van transpaletten of heftrucks. Meestal hebben die een draaicirkel van 3,50m. Vooral de afmetingen en openingsmechanismen van deuren moeten nauwlettend worden afgestemd op het interne verkeer met objecten en transportmiddelen. De fysieke toegang tot de objecten moet zo vlot als mogelijk zijn, een hoge
Pagina 75 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
bereikbaarheid is wenselijk. Er dient een zichtbare ruimtenummering en eenvoudige bewegwijzering binnen het gebouw te worden opgenomen. De functionele ruimten zijn integraal toegankelijk voor mindervaliden - voor het transport van kunstwerken zijn er sowieso hoge eisen aan vlotte doorgangen en overbruggen van vloerniveaus gesteld. 36.42
-
-
-
36.50
Opslagprincipe
De keuze van plaatsing van binnenkomende stukken zal bepaald worden door het materiaal, het formaat, de conditie en het erfgoedbelang van de erfgoedobjecten. Dus er worden geen afgesloten compartimenten per eigenaar/beheerder voorzien, de bewaaromstandigheden en logistieke/ruimtelijke eisen van de objecten bepalen de plaats. Binnen de depotruimten zijn diverse opslagtypen beschikbaar. Wat bepalend is voor de keuze van de opslagtypen is niet typologie, materiaal of eigendom status, maar wel het formaat, het gewicht en de opbergwijze. De opslagtypen én hun verdeling of verhouding zijn afgestemd op de grootste gemeenschappelijke deler van een ‘gemengde’ collectie met diverse typen. Er wordt door de aard van het concept geen gedetailleerde en collectiespecifieke inrichting gerealiseerd, maar de voorziene systemen zijn wel nadien aanpasbaar en specifiek in te vullen of aan te vullen met maatwerk.
Opslagtypen en verdelingen 36.51
Opslagtypen
Algemene eisen Voor een kosten efficiënte inrichting van de depotruimten zijn de opslagtypen bepalend. De opbergsystemen dienen optimaal te zijn voor de ruimtebesparende opberging van objecten en beperken de diverse risico’s. De plaatsing van installaties of constructies in die ruimte moet volledig afgestemd worden op de opslagtypen en andersom. Ze mogen mekaar niet hinderen/beperken en vooral door een slechte onderlinge afstemming risico’s verhogen voor het erfgoed (een klassieker is de plaatsing van erfgoedobjecten zeer dicht tegen uitblaas van luchtbehandelingssystemen). De opslagsystemen zijn modulair, rationeel en afgestemd op grootst mogelijke flexibiliteit. De benodigde gangbreedte tussen opslagtypen is afhankelijk van de heftrucks of ander transportmiddel. Doorgaans is een gangpad nodig van min. 350 cm voor de zware voorwerpen. Houd rekening met de richtlijnen hiervoor25. Opslagtypen zouden optimaal renderen in een maximale lengte van 6m. Dit is ook een maximale richtlijn voor de mobiele rekken, die handmatig moeten verreden worden. Voor de mobiele opslagtypen wordt gekozen voor handmatige en niet voor elektrische aandrijving (o.w.v. de energiezuinigheid, het brandrisico, de eventuele warmte-opwekking, …) De opslagtypen zijn voorzien van soft stop systemen zodat bruuske bewegingen en schokken vermeden worden. De systemen zijn trillingsvrij. De opslagtypen zijn vrij toegankelijk, gebruiksvriendelijk en eenvoudig verstelbaar zonder schade aan de voorwerpen. Ze zijn in metaal gecoat met geschikte
25
RE-ORG (UNESCO), Acces coëfficient, Furniture and small equipment. http://www.reorg.info/en/furniture-small-equipment/calculate-the-level-of-floor-space-occupation-by-units
Pagina 76 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
poedercoating. De materialen – ook van de vloeren die bij bepaalde opslagtypen horen- zijn emissievrij. Bij geen enkel opslagtype mogen erfgoedobjecten rechtstreeks op de vloer komen te staan. De laagste voorwerpen staan op minstens 15 cm hoogte, om het risico op waterschade, stootschade of schade door poetsen van de ruimte te voorkomen. Ook bestaat er dicht bij de (ongeïsoleerde) vloer een risico op afwijkende klimaatcondities. Het inrichtingsvoorstel met keuze van opslagtypen dient ook de geassocieerde transportmiddelen aan te geven en te begroten (b.v. heftrucks, transpallets, …) De gekozen systemen zijn open naar de toekomst voor aanpassingen (b.v. door accessoires aan te haken zoals als laden) en bieden de garantie dat de opslagruimte maximaal kan benut worden. Er worden zowel mobiele als statische opslagsystemen voorzien en bij voorkeur systemen die om te bouwen zijn (van statisch naar mobiel, b.v. de rekken) Er moet in het ontwerp van de inrichting rekening gehouden worden met de latere installatie van opslagtypen die aanpassingen vragen aan de vaste delen van de compartimenten (zoals b.v. rails en geleiders in de vloer). Meer specifiek zijn volgende opslagtypen gewenst: Schilderijenrekken -
-
-
-
-
Schilderijrekken zijn gaasrekken die als trekrekken worden geplaatst voor het verticaal ophangen van ingekaderde objecten: schilderijen, grafiek, spiegels, tegeltableaus… In principe zijn ze open, maar er kunnen er enkele voorzien worden van kasten (mogelijk worden die expliciet gevraagd door bewaargevers). Ze worden ofwel hangend (aan plafond of staalconstructie) of glijdend op rails geplaatst om trillingen te vermijden. Geleiders hebben het voordeel dat rekken niet gaan klapperen. Het nadeel is dat ze het reinigen van de vloer bemoeilijken. Ze kunnen enkel op wieltjes indien de vloer strak en glad kan gemaakt worden (zonder het thermisch bufferend karakter aan te tasten). Zorg ervoor dat het schuif- of rijsysteem soepel loopt en zonder schok tot stilstand komt. Trillingen of schokjes bij het verschuiven vormen een direct risico op schade in geval van losse verf, een slechte inkadering en een zwak ophangsysteem. Zorg voor een goede vering van de blokkeerpaal. Geef de voorkeur aan een systeem met een draaiwiel. Schilderijrekken zijn het meest efficiënt als een symmetrisch blok aan weerszijden van een gangpad en benutten de vrije hoogte26 van de compartiment. (zodat grote formaten er kunnen opgehangen worden) Ze worden bij voorkeur in een kleiner compartiment van een standaarddepot gesitueerd. Kaderstockage
-
Kaderstockage bestaat uit vaste rekken met veel verticale tussenschotten voor de staande verticale opslag van ingekaderde tweedimensionele werken of panelen. Er worden daarbij twee typen voorzien: tot max. 60 cm diep, in een aantal etages boven elkaar te stapelen met hoge en diepere vakken voor de opslag van hoge en brede staande panelen (b.v. van gedemonteerd meubilair, antependia of lambriseringen)
26
Vrije hoogte, d.i.: hoogte bovenzijde afgewerkte vloer tot onderzijde plafond met installaties (dus volledig vrije hoogte)
Pagina 77 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Breedvakstellingen voor pallets -
-
-
Palletstellingen worden voorzien voor de opberging van middelgrote objecten op pallets ofwel kleinere die in dozen ingepakt blijven. Dat zal vaak het geval zijn bij het tijdelijk verblijf van erfgoedobjecten. Dezelfde stellingen moeten kunnen voorzien worden van verplaatsbare legborden en van staven op instelbare hoogten (b.v. voor het ophangen van textiel op kapstokken). De stellingen kunnen mogelijk dienen als draagconstructie voor een mezzanine, waarop kleinere voorwerpen komen – als deze optie haalbaar is. Ze zijn geschikt voor de genormeerde palletformaten; courante afmetingen zijn 200 cm breed en 100 of 120 cm diep.
Draagarmstellingen -
-
-
Draagarmstellingen worden voorzien voor het opslaan van middelgrote zware voorwerpen en lange voorwerpen doordat ze geen tussenschoren of -staanders hebben. Ze worden ook gebruikt voor ruimtebesparende opslag omdat ze in de onbegrensde opslag voorzien van voorwerpen van diverse formaten (b.v. diverse afmetingen dozen). Ze hebben mogelijkheden om accessoires aan te bevestigen. De gewenste diepte is 100 cm voor grote objecten, voor doorstapelen kunnen geringere diepten worden voorzien.
Tapijtstellingen -
De inrichting voorziet ook in tapijtstellingen die geschikt zijn voor het op rol bewaren van textilia of andere grote opgerolde elementen zoals schilderijen.
Stelling liggend bewaren grote voorwerpen -
-
-
Een stelling wordt voorzien waarin grote tweedimensionele objecten plat kunnen bewaard worden. Hierbij wordt vooral gedacht aan vaandels, die niet kunnen opgerold worden (b.v. met stulpborduurwerk). De objecten liggen op uitschuifbare, niet doorbuigende platen/of op een kader gespannen screens van ca. 2x4 m. Deze moeten meteen kunnen gebruikt worden als dragers om de objecten bijvoorbeeld naar een andere ruimte te brengen. Bij de inrichting moet hier bijzonder gelet worden op de gangbreedte. De uitschuifbare legborden of screens zijn verstelbaar in hoogte omwille van eventuele driedimensionele kaders etc.
Rekkensystemen met diverse dieptes -
-
Voor de overzichtelijke opberging van (uitgepakte) kleine objecten worden rekkensystemen voorzien. Gezien het concept van de compartimenten voor depots (het klimaataspect, geen watervoerende leidingen en stofvrij), zijn de kasten zoveel mogelijk open voor een goede luchtcirculatie. De legborden zijn makkelijk en zonder schade aan de voorwerpen te verstellen in hoogte. Er zijn zowel statische als mobiele rekken wenselijk. Sowieso zijn blijvend een aantal statische rekken nodig: tegen wanden en voor de opberging van fragiele elementen (zoals b.v. glas, keramiek). Ze zijn ruggelings
Pagina 78 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
aan elkaar te plaatsen, afgewisseld met een gangpad. De statische rekken moeten kunnen verrijdbaar worden gemaakt op termijn? Het ontwerpteam dient de afweging te maken van de kostprijs van mobiele rekken versus die van statische rekken ten opzichte van de ruimtebesparing. Een andere afweging is die t.a.v. het brandrisico: de brandlast is veel hoger bij mobiele rekken en bij het volledig sluiten van een blok blijft een ontstane brand binnen de rekken lang ongedetecteerd. Daarom voorzien veel instellingen toch in grote openingen tussen de mobiele rekken. (CCI-ICC onderzoek27). Diverse diepten zijn nodig, onder meer 40 cm (standaard voor de opberging van de archeologische vondsten). Indien de realisatie ervan mogelijk is, kunnen de rekken grotendeels op een mezzanine staan. Ladenblokken
-
Ladenblokken zijn geschikt voor de opberging van kleine objecten en voorwerpen die liggend bewaard moeten worden (b.v. prenten, textiel) Ze worden vooral als statische opslagtypen op een eventuele mezzanine gezien (indien die te realiseren is). Een indicatie voor de afmetingen: maximale hoogte van 145 cm voor hanteerbaarheid, diepte 100 cm, breedte 135 cm Parkeervak
-
-
Een parkeervak is een vrije ruimte die voorzien is voor de opslag van zeer grote, zware of hoge voorwerpen. Er kunnen pallets neergezet worden waarop deze voorwerpen geplaatst worden – ze staan nooit rechtstreeks op de vloer. Ze benutten zoveel als mogelijk de vrije ruimte van een compartiment. 36.52 Verdeling opslagtypen Tussenniveau?
-
-
Het is op dit moment niet duidelijk of de realisatie van een mezzanine mogelijk is, bovenop de palletstellingen. Dat zou immers het bruikbare vloeroppervlak aanzienlijk verhogen en ook de toegankelijkheid van de ondergebrachte objecten. De beschikbare vrije hoogte binnen de compartimenten is de belangrijkste beperkende factor. Ook mogen erfgoedvoorwerpen geenszins te dicht bij inblaasroosters of verlichtingsarmaturen komen waar condities mogelijk afwijken en risicovol zijn. De inspiratiebron hiervoor is de inrichting van het gemeenschappelijk depot in Velje28. 75% van het oppervlak in een compartiment is voorzien van een palletconstructie onderaan voor objecten van medium grootte. Deze draagt de mezzanine op 2,7m hoogte, voorzien van een vloer met metalen gridstructuur (wel voorzien van afwerking zodanig dat er geen vuil doorvalt). Er is ruimte voorzien om met hef- of pallettruck de objecten op de mezzanine te brengen. Op de mezzanine worden rekken en ladenblokken geplaatst voor kleinere objecten. 25% blijft vrij: voor gang met transport pallets (ook naar mezzanine) en voor de opslag van grote voorwerpen in het parkeervak
27
CCI onderzoek brand compactussen
KNUDSEN, L. EN M. RASMUSSEN, Building a new shared storage facility for 16 museums and archives, in: Triennial meeting (14th), The Hague, 12-16 September 2005: preprints, ICOM Committee for conservation, London: James & James, 2005, p. 648-654.
28
Pagina 79 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Verdeling opslagtypen -
-
-
Voor de verdeling van de opslagtypen in de diverse depots dient het ontwerpteam na prospectie met ervaren depotinrichters een voorstel tot verdeling van opslagtypen uit te werken, gebaseerd op een hypothetische gemende collectie. Het team Depot van dienst Erfgoed (Provincie Antwerpen) levert daarvoor aan het geselecteerde ontwerpteam alle bestaande gegevens van de eigen instellingen en collectie aan: in typen, lopende en kubieke meters. Deze worden geacht richtinggevend te zijn. Een voorlopige indicatieve opgave voor de verdeling van de opslagtypen:
STANDAARDDEPOTS % van bruikbare opslagcapaciteit, dus van de m2 depotruimten (zonder gangen) 10% 8%
Type opslag
Formaat voorwerpen
Parkeervakken Draagarmstellingen
1% 35% 35% 8%
Tapijtstelling Breedvakstellingen pallets Rekkensystemen Schilderijrekken
2%
Kaderstockage
1%
Stelling liggend en ladenblokken
Grote voorwerpen Zware en lange voorwerpen; voor doorstapelen Objecten op rol Middelgrote objecten op pallets Kleine voorwerpen Ingekaderde voorwerpen en 2D objecten die ophangen Ingekaderde objecten en panelen Grote 2D voorwerpen die liggend bewaard moeten worden
voor
bewaren
DROOG DEPOT % van bruikbare opslagcapaciteit, dus van de m2 depotruimten (zonder gangen) 8%
Type opslag
Formaat voorwerpen
Draagarmstellingen
30%
Breedvakstellingen pallets Rekkensystemen Ladenblokken
Zware en lange voorwerpen; voor doorstapelen Middelgrote objecten op pallets Kleine voorwerpen Grote 2dimensionele voorwerpen die liggend bewaard moeten worden
54% 8%
voor
QUARANTAINERUIMTE EN TRANSIT % van bruikbare opslagcapaciteit, dus van de m2
Type opslag
Formaat voorwerpen
Pagina 80 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
depotruimten gangen) 33%
35% 30% 2%
36.60
(zonder Parkeervakken
Breedvakstellingen pallets Rekkensystemen Kaderstockage
voor
Grote voorwerpen andere die vrij staan pallets Middelgrote objecten pallets Kleine voorwerpen Ingekaderde objecten panelen
en op op
en
Functionele eisen omgeving, terrein en locatie
De goede ontsluiting naar de uitvalswegen en naar de autostrade voor de erfgoedtransporten en de dagelijkse depotwerking dient gewaarborgd te blijven. Op het terrein (vanaf de parking?) wordt een bewegwijzering voorzien, zodat bezoekers, leveranciers, transporteurs en hulpdiensten goed geïnformeerd zijn. De bestrating van het terrein dient te voldoen aan normen voor vrachtverkeer en de eisen van kunsttransporten. De erfgoedtransporten dienen goed te kunnen manoeuvreren en draaien. Voor de dimensionering van de bestrating en in- en uitrit van de vrachtwagens dient rekening te worden gehouden met courante afmetingen in het transport van kunstwerken 29. Ook de onmiddellijke op- en afritten zijn verhard en geschikt voor vrachtwagenverkeer. Bij het depot moet parkeergelegenheid voorzien worden voor enkele personenauto’s, waarvan 1 als mindervalidenparking en voor vrachtwagens van de erfgoedtransporten. Er wordt ook een overdekte fietsenstalling voorzien. Waakzaamheid is geboden wanneer nieuwe risicovolle bedrijvigheid op het terrein gesitueerd worden, die risico’s op brand, explosies, verontreinigingen, schade door trillingen van vrachtverkeer etc. met zich meebrengen.
29
Onder meer: bakwagens: 9,5 x 2,6 x 4 m (lxbxh); 12 x 2,53 x 3,8 m (lxbxh). Aanhangers: 9,77 x 2,5 x 4 m (lxbxh) en vrachtwagens: 16.5 m lang (Afmetingen uit Kolleksje-sintrum Fryslân, 2012, p. 13)
Pagina 81 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.00 TECHNISCH PROGRAMMA VAN EISEN – EISEN VANUIT DE COLLECTIE ONTWERPPRINCIPE ‘DE KUNST VAN HET BEWAREN’ In dit hoofdstuk wordt het technische programma van eisen opgesteld vanuit het ontwerpprincipe de ‘Kunst van het bewaren’ toegelicht. Onder de 10 schadefactoren komen de diverse eisen voor het realiseren van de bewaaromstandigheden aan bod. Ze zijn telkens opgedeeld in: - een omschrijving van de schadefactor en een beknopte inschatting van de bestaande situatie; - de eisen ten aanzien van de omgeving, terrein of locatie; - de eisen ten aanzien van de gebouwschil; - de eisen ten aanzien van de compartimenten of ruimten.
37.10
Fysische krachten
37.11 Omschrijving schadefactor en inschatting situatie Onder ‘fysische krachten’ vallen alle krachten die inwerken op de erfgoedobjecten en schade veroorzaken. Dat gebeurt plots als een calamiteit (Type 1, b.v. een aardbeving en instorting van het gebouw) of als een incident zoals breuk door vallen, schade door hanteren of stootschade (Type 2). Graduele fysische schade is bijvoorbeeld vervorming door een slechte opstapeling of ophanging en slijtage (Type 3). Langdurig aanhoudende trillingen door werkzaamheden, installaties, verkeer, … veroorzaken ook schade, vooral aan opgehangen schilderijen. Trillingen zijn langdurig aanhoudende en cyclische krachten, die meestal in frequentie en amplitude worden uitgedrukt. Er bestaan normeringen voor trillingen bij kunstwerken, al moeten die goed geïnterpreteerd worden30. De schade is cumulatief, dus naast de sterkte van de vibratie is de duur ervan (hoeveel cycli) van belang. Vooral resonantie levert veel schade op. Bij het transport, zowel intern als extern, zijn naast trillingen vooral schokken een belangrijke zorg. Op Campus Vesta is er een zeer klein risico voor aardbevingen31. Mogelijk grotere risico’s zijn schade door instorting van het gebouw of de impact van een inrijdend voertuig. De geplande fasering van de werkzaamheden verhoogt ook het risico op schade door trillingen en schokken.
37.12 Omgeving, terrein en locatie
30 Er bestaan normeringen die eisen stellen aan de snelheid (mm/s) of de versnelling (mm/s2). Doorgaans stelt de sector <1,8 mm/s als norm voorop. Kritisch en relevant is het onderzoek van Bill Wei (RCE), zie: http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/downloads/Berlin%202006%20vibra tions%20annotated.pdf 31
De regio is ingedeeld in de seismische zone 1 volgens Eurocode 8, het risico is dus vrij laag (zie http://seismologie.oma.be/dir1700/pdf/Poster_SeismicHazard+EC8_NL.pdf)
Pagina 82 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
De erfgoedtransporten dienen goed en zonder obstakels te kunnen manoeuvreren. De conditie van de bestrating moet redelijk tot goed zijn om schokken te vermijden. Putten moeten direct aangevuld worden. Waakzaamheid is geboden wanneer nieuwe risicovolle bedrijvigheid in de omgeving of op het terrein gesitueerd worden, die nieuwe of bijkomende risico’s op brand, explosies, verontreinigingen, schade door trillingen van vrachtverkeer etc. veroorzaken. Bij de afspraken met Campus Vesta dienen ook de locatie van oefeningen met voertuigen aan bod te komen (liefst niet in de perimeter van de erfgoedloods). 37.13 Gebouwschil De stabiliteit van het gebouw zal hersteld worden, in het bijzonder die van de poortconstructies. Het risico op instorting wordt daarbij maximaal gereduceerd. Een stabiliteitsstudie moet ook nagaan: of de dakconstructie voldoende draagkracht heeft bij sneeuwbelasting, extra isolatie of zonnepanelen; wat de draagkracht is van de bestaande vloer en funderingen. Die moet geschikt zijn om belast te worden met een ‘zwaar’ gebouwd compartiment, gevuld met opslagtypen en erfgoed. wat het risico op fysische schade wordt bij het realiseren van het Masterplan na Fase 1, meer specifiek: • wat de te verwachten trillingen en schokken zijn en of die schadelijk zijn voor het erfgoed32. Zowel de sterkte als de duur van de vibraties zijn van belang en dienen mogelijk nodig gemonitord te worden. • wat een inschatting is van toelaatbare trillingen en schokken van de erfgoedobjecten • welke dempende maatregelen genomen moeten worden. Wanneer erfgoed aanwezig is in het erfgoeddepot, moeten de vloeren trillingsvrij zijn tijdens transport door vrachtverkeer (in de laad- en loszone), omgevend verkeer, werking van installaties, intern transport met transpallets of karretjes of personenverkeer. 37.14 Compartimenten Vloeren, wanden en de opslagsystemen van de compartimenten zijn trillingvrij (bij intern transport van kunstwerken, circulatie van personen, werking van installaties, …) Vloeren zijn glad en vlak zodat transport zonder schokken en hindernissen verloopt. Ook mogen er geen drempels of dorpels voorkomen op de interne transportroutes. Opbouwvloeren en platen waarover erfgoed getransporteerd wordt, mogen geen structuur vertonen, zoals traanplaten, tenzij op een mezzanine waar geen transport op wieltjes is. De interne logistiek en rationele transportroutes zijn kosten efficiënt, ergonomisch verantwoord, maar ook en vooral risicovrij: deuropeningen, doorgangen en de hele route maken vlotte en schadevrije circulaties mogelijk, ook van grote en zware voorwerpen zonder te voorkomen risico’s op stootschade, breuk, …) Bij het schoonmaken van de ruimten, b.v. de vloeren, mag geen schade aan de erfgoedobjecten ontstaan; dus die bevinden zich min. 15 cm van de vloer.
32
Zie onder meer de aanpak tijdens bouwwerkzaamheden op het Museumplein in Amsterdam (Wei, W., N. Krumperman en N. Delissen, Design of a vibration damping system for sculpture pedestals: an integral object-based approach, in: Proceedings of the ICOM-CC 16th Triennial Meeting, Lisbon, Portugal, 19-23 September 2011 (Lissabon, Portugal). http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/1519_62_WEI_ICOM-CC_2011.pdf
Pagina 83 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.20
Dieven en vandalen
37.21
Omschrijving schadefactor en inschatting situatie
Diefstal en vandalisme vormen een belangrijk risico, omdat ze meestal leiden tot het volledig verlies van (enkele) objecten. Ook de imagoschade voor de erfgoedbeherende instelling is niet te onderschatten. Er moet daarbij niet enkel gedacht worden aan inbrekers en externen; interne diefstallen vormen dikwijls ook een probleem. Met vandalisme wordt bedoeld: intentionele schade door menselijk handelen. Er is opzet in het spel om schade aan het erfgoed aan te richten. De optimalisering van het beveiligingsniveau van de volledige campus zal nader bekeken worden in de werkgroep met Campus Vesta (zie art 32.20 Campus Vesta en het (mede)gebruik). Er zullen maatregelen naar voor geschoven worden op het niveau van de site waardoor het beveiligingsniveau van het depot zelf kan verlagen. De beveiligingsmaatregelen op niveau van de site zijn niet inbegrepen in dit project. Wel de afstemming van de beveiliging van het erfgoeddepot en zijn onmiddellijke perimeter op de beveiliging van de site, en dit zowel elektronisch (bv toegangscontrole) als mechanisch (weerstandsklasse 3 of 4). Het ontwerpteam doet voorstellen in overleg met de dienst beveiliging en bewaking, de politie, de dienst erfgoed en de dienst infrastructuur van de provincie Antwerpen. De ontwerper onderzoekt impact van het beveiligingsniveau ( 3 of 4) op het budget en op het ontwerp. Ook kunnen er binnen deze werkgroep afspraken voor het calamiteitenplan van het erfgoeddepot worden opgemaakt. 37.22 -
-
-
-
-
Omgeving, terrein en locatie33
De toegangscontrole dient te worden afgestemd met Campus Vesta - bij voorkeur is de slagboom met badgesysteem voorzien van een aanmeldingssysteem voor het erfgoeddepot, zodat er toelating wordt gegeven door de depotbeheerder (die al ter plaatse is). - de toegangscontrole dient te worden afgestemd op dat van de gebouwschil en de compartimenten. Op dit moment is er houtachtige beplanting aanwezig aan de oostzijde tot vlak tegen de oostgevel van het gebouw. Deze wordt verwijderd om de overzichtelijkheid te houden en om schade aan de gevel en een slechte afwatering van afgevoerd hemelwater te vermijden. Bovendien verlaagt zo ook het risico op indringing van ongedierte in het depot. Als maatregel tegen diefstal en vandalisme is een goede buitenverlichting van de onmiddellijke perimeter en het gebouw aangewezen aan alle zijden en ook het dak. Uitgangspunt is een energiezuinige verlichting die efficiënt gebruikt en gestuurd wordt. Delen van het terrein op Campus Vesta staan onder camerabewaking, maar er dient verder te worden afgestemd over het bereik en gebruik van de camera’s en de beelden. De directe perimeter dient onder camerabewaking te staan. De camera’s (Type IP) dienen een overzicht te geven van de handelingen rond het gebouw. De beelden dienen bewaard te blijven en moeten zowel ter plaatse als mobiel te raadplegen zijn door depotbeheerder en een externe meldkamer. Een te bespreken maatregel is het afsluiten van de perimeter van de loods met een afscherming met zware verankering en aanrijbeveiliging, met inklimbeveiliging erbovenop. De in- en uitritten worden afgesloten met rijbaanbrede vrijdragende schuifpoorten. De bouwkundige uitvoering van het hekwerk moet voldoende weerstand bieden tegen braak en ramkraak.
33
De eisen zijn grotendeels gebaseerd op het advies Kaatje Claes, Expert beveiliging en bewaking, Stafdienst Cultuur, Provincie Antwerpen, dd 27-1-2014
Pagina 84 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.23
Gebouwschil
Bouwkundige maatrelen -
-
Bij de vooropgestelde herstelmaatregelen van de gebouwschil moet de braakweerstand ook op niveau gebracht worden. Daarbij wordt weerstandsklasse 3 vooropgesteld. In functie van de maatregelen die nog genomen worden op het niveau van de site kan het niveau van deze weerstandsklasse nog aangepast worden. Ook de implicaties op het budget moeten bekeken worden door de ontwerper. De normen moeten uiteraard voor het hele gebouw gelden; de weerstand van de poort dient bv. gelijk te zijn aan deze van de muren. Bij de herstelmaatregelen moet bijzonder gelet worden op de buitenmuren, poorten, ramen, deuren en hang- en sluitwerk (dat gecertificeerd zal moeten zijn). Ook kwetsbare doorbrekingen zoals openingen in het dak, verluchtingsroosters,… mogen niet vergeten worden. Elektronische maatregelen
-
-
-
-
Er wordt een elektronische inbraakbeveiliging uitgewerkt conform aan norm 3 van de Incert normering. De effectieve plaatsing dient bekeken te worden naar gelang de inrichting. Het streven is een zo snel mogelijke detectie van een poging tot inbraak. Het inbraaksysteem is aangesloten op een externe meldkamer. Er moet onder meer gedacht worden aan bewegingsdetectie binnen de gebouwschil (buiten de compartimenten), glasbreukdetectie op ramen en detectie op het openen van deuren en poorten. Er is een toegangscontrole die iedereen die het gebouw betreedt, registreert. Dit kan zowel door middel van een badgesysteem (Milfire desfire EV1 met geheugen 8Kvooropgesteld door de Provincie) of een systeem met elektromechanische sloten. Belangrijk is dat hierbij de weerstandsklasse van de cilinders of het sluitsysteem niet verminderd wordt. Alle toegangen dienen onder camerabewaking te staan. Ze moeten de identificatie van een persoon mogelijk maken. Een intercomsysteem is te voorzien zodat de depotbeheerder op de hoogte kan gebracht worden van bezoek. Het intercomsysteem dient voorzien te zijn van een interne camera die de identificatie van een persoon mogelijk maakt. Deze dient ondersteund te zijn door een camera die de omgeving van de toegangsdeur weergeeft. 37.24
Compartimenten
Bouwkundige maatregelen -
De braakweerstand van de compartimenten wordt gezien in relatie tot die van de gebouwschil, maar de vereisten zijn zwaarder: weerstandsklasse 3 tot 4. Alle hang- en sluitwerk is gecertificeerd. In functie van de maatregelen die nog genomen worden op het niveau van de site en de gebouwschil van de loods kan het niveau van deze weerstandsklasse nog aangepast worden. Ook de implicaties op het budget moeten bekeken worden door de ontwerper.
-
De normen moeten uiteraard voor het gehele compartiment gelden; als voorbeeld: de weerstand van de deur dient gelijk te zijn aan deze van de plafond; Elektronische maatregelen
-
-
De maatregelen gebeuren in samenhang en volgens de eisen van die van de perimeter en de gebouwschil Er wordt een elektronische inbraakbeveiliging uitgewerkt conform aan norm 3 van de Incert normering. De effectieve plaatsing dient bekeken te worden naar gelang de inrichting. Het streven is een zo snel mogelijke detectie van een poging tot inbraak. Er moet onder meer gedacht worden aan bewegingsdetectie , glasbreukdetectie op ramen en detectie op het openen van deuren en poorten.
Pagina 85 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
37.30
Er is een toegangscontrole die iedereen die de compartimenten betreedt, registreert. Dit kan zowel door middel van een badgesysteem (Milfire desfire EV1 met geheugen 8K- vooropgesteld door de Provincie) of een systeem met elektromechanische sloten. Belangrijk is dat hierbij de weerstandsklasse van de cilinders of het sluitsysteem niet verminderd wordt. Afhankelijk van het gebruik en inrichting dient verdere interne camerabewaking te worden voorzien. Ze moeten de identificatie van een persoon mogelijk maken. Dit wordt bekeken in functie van de verdere uitwerking van het ontwerp.
Brand
Het gebouw beantwoordt, afhankelijk van de ontwerpkeuzen, in de eerste plaats aan het Ministrieel Besluit van 06 juni 2006, het Koninklijk Besluit van 13 juni 2007 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 en het Koninklijkbesluit van 12 juli 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing. § Voor nieuwbouwdelen zijn de basisnormen integraal van toepassing. § Voor gerestaureerde en/of gerenoveerde bouwdelen wordt maximaal gestreefd naar het voldoen aan de basisnormen, waar dit zinvol gerealiseerd kan worden met aanvaardbare kostprijs. Het gebouw moet in ieder geval beantwoorden aan de aanbevelingen van de plaatselijke brandweer hieromtrent. Het gebouw dient uitgerust met een uitgebreide branddetectie- en brandmeldinstallatie conform de norm NBN S21-100, welke zal vervangen worden door de Europese norm EN 54- reeks. De eisen die gesteld worden vanuit ‘de kunst van het bewaren’ voor de collectie kunnen strengere eisen opleggen. Dit dient te worden bekeken in functie van de verdere uitwerking van het ontwerp. De te nemen maatregelen dienen tevens nog in overleg met de brandweer te worden afgestemd door de ontwerper. 37.31 -
-
Bij een risicoanalyse staat verlies door brand steevast in de top drie van grootste bedreigingen. Een brand kan erfgoed volledig verwoesten. Maar ook de gevolgschade van een kleine brand buiten de collectieruimte kan grote schade veroorzaken: door roetneerslag of door wateroverlast tijdens het blussen. Ook al is er een opleidingscentrum voor de brandweer op Campus Vesta gevestigd, momenteel is er geen enkele vorm van branddetectie en –melding voor de loods. De risico’s zijn momenteel vrij hoog. 37.32
-
Omschrijving schadefactor en inschatting situatie
Omgeving, terrein en locatie
Het moet verder onderzocht worden of hydranten aanwezig zijn die de brandbestrijding bij interventie mogelijk maken, van alle zijden en de binnenzijde van de loods (en of ze adequaat zijn, b.v. voorzien van voldoende waterdruk en beveiligd tegen vorst). 37.33
Gebouwschil en compartimenten
Het ontwerp zal een zo brandveilig als mogelijk en noodzakelijk gebouw met inrichting en installaties realiseren. Het ontwerpteam zal samenzitten met de brandweer (zowel met de coördinator brandweeropleidingen op Campus Vesta als met de bevoegde kazerne), met dienst Erfgoed en DIN en indien nodig met een externe deskundige brandveiligheid. In dit team zal het uiteindelijke maatregelenpakket en de toe te passen normeringen worden vastgelegd. Enkele eisen worden hieronder al opgesomd:
Pagina 86 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Passieve maatregelen -
-
-
Zoveel als mogelijk wordt de het risico op schade door brand van het erfgoeddepot beperkt door passieve maatregelen. Ze dragen ertoe bij dat de brand voorkomen wordt, dat in geval van ontstaan van brand verspreiding beperkt is en dat de draagkracht van het gebouw zo lang mogelijk behouden blijft. Voor de bouw en afwerking worden rook- en brandwerende materialen gebruikt (b.v. in de keuze van isolatiemateriaal). Constructief belangrijke delen kunnen afgewerkt worden met brandvertragende zwelverf. Interieurelementen in textiel (b.v. zonweringen) dienen ook te worden behandeld. Kies voor materialen die bij herstelling en onderhoud geen of minder risico op brand introduceren. Een goede compartimentering, zowel verticaal als horizontaal, kan de verspreiding van rook en vuur beperken. Dit is vooral een aandachtspunt bij de technische installaties. Zorg voor een goede fysieke bereikbaarheid van alle ruimten door de brandweer bij een interventie. Voorzie een sleutelkluis bij de locatie voor de brandweer Ook moet een makkelijke evacuatie van het erfgoed in geval van brand kunnen plaatsvinden (de procedures daarrond worden in een calamiteitenplan uitgewerkt). Brand- en rookdetectie
-
-
Voorzie een automatisch detectiesysteem met volledige dekking (alle ruimten), met automatische melding en een brandalarmsysteem. Alle ruimten zijn voorzien van rookmelders, ook waar geen erfgoedobjecten aanwezig zijn. Er moet een automatische doormelding gebeuren naar Brandweer op Campus Vesta én naar de brandweercentrale in Ranst én naar een externe meldkamer. Deuren van compartimenten zullen automatisch sluiten bij een melding. Automatische rook- en warmteafvoer
-
Bij de daklichten kan er een automatische rook- en warmteafvoer voorzien worden. Bij de compartimenten kan de wenselijkheid daarvan bekeken worden, gezien de eis naar luchtdichtheid. Brandbestrijding
-
-
-
Er moet nagegaan worden wat de feitelijke bluscapaciteit bij en van de loods is, maar naar verluidt zijn de benodigde infrastructuur en materieel niet aanwezig en bovendien is er geen permanentie op de site buiten de kantooruren. Een minimum voorziening zijn brandhaspels met sproeikoppen. Daartoe zullen de nutsleidingen (water) moeten aangelegd worden en een betrouwbare watertoevoer en –druk moeten voorzien worden. In het hoger genoemde overleg dient nagegaan worden of automatische brandblussing noodzakelijk is. Daarbij moet er een verschil moet gemaakt worden in de keuze van systemen en blusmiddelen in de gebouwschil, in de technische ruimten en de compartimenten mét en zonder erfgoed. - Binnen in de compartimenten met erfgoed komen enkel watermistsystemen en (inerte) blusgassystemen (CO2) in aanmerking. - Buiten de compartimenten gaat voorkeur naar systemen met water, behalve voor elektrische systemen. - Zoveel als mogelijk worden poederblussers geweerd, de voorkeur gaat naar CO2 blussing bij elektrische onderdelen. Andere installaties
-
Zoveel als mogelijk moet brand voorkomen worden. Voorzie daarom onder meer een masterswitch die alle stroom uitschakelt behalve diegene strikt noodzakelijk is (voor de klimaatregeling en detectie van inbraak en brand, ..)
Pagina 87 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
-
Gasinstallaties – indien nodig - bevinden zich bij voorkeur op het dak of gescheiden van het gebouw. Zorg bij alle gasleidingen voor detectiesysteem met melding (automatische melding naar een externe meldkamer), waarbij de gastoevoer automatisch uitgaat. Zorg daarnaast voor automatische gaskleppen (fouttolerant systeem) die bij storing en plotseling groot verbruik sluiten. Bij defect van de gaskleppen moet de gastoevoer ook manueel uitkunnen. Installeer een bliksemafleiding op het gebouw Voorzie een beveiligingssysteem voor de overspanning van bekabeling, b.v. Arc-faultinterrupters (stroomonderbrekers met vonkboogdetectie)
Pagina 88 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.40
Water
37.41 -
-
-
Voor depotgebouwen is water een geduchte vijand. Het effect is niet zo catastrofaal als bij brand, maar de kans dat er waterschade optreedt, is doorgaans groter. Door de klimaatverandering neemt dit risico toe en komen incidenten met wateroverlast vaker voor. Zeer vaak zijn die te wijten aan gebreken aan de gebouwschil en de nutsvoorzieningen, voornamelijk het dak, de regenafvoeren, de rioleringen en waterleidingen. Ook schade door overmatig nat poetsen valt hieronder. Het erfgoeddepot ligt niet in een overstromingsgebied, dus dat risico is momenteel zeer verwaarloosbaar34. Momenteel zijn er veel defecten aan het gebouw ( lekkages van het dak en de regenwaterafvoer) waardoor het risico op lekkages door hemelwaterafvoeren groot en reëel is. Bij inrichting zijn het vooral de watertoe- en afvoeren die voor overlast kunnen zorgen. Ook condensatie is een potentiele bron van lekkages. 37.42
-
-
-
Omschrijving schadefactor en inschatting situatie
Omgeving, terrein en locatie
Het overstromingsrisico moet worden nagegaan door controle van de Watertoets. Bouwprojecten met grondbemaling of infrastructuurwerken met wijziging van de grondwatertafel in de omgeving moeten opgevolgd worden. Het verharde terrein voor de transporten wordt uitgevoerd met terreinriolering. Op- en afritten mogen niet aflopen naar de loods, maar wateren af weg ervandaan. Alle hemelwater, van het terrein en het gebouw, wordt afgevoerd door infiltratie in het omliggende terrein dan wel natuurlijke, of aan te brengen waterbuffer op het terrein. De bestaande grachten dienen voldoende te worden uitgediept. De beplanting van de locatie dient mee bij te dragen aan de goede afvoer van het hemelwater en mag de evacuatie bij de afvoerpijpen niet verhinderen. Ze moet zeer onderhoudsarm zijn en een onderhoudsplan moet opgesteld worden. 37.43
Gebouwschil
Bouwkundige maatregelen -
-
De buitenschil van de loods moet minstens wind-en waterdicht gemaakt worden. Extra maatregelen voor vochtwering moeten bekeken worden, in relatie tot de bouwfysische studie, zoals de noodzaak aan injecties tegen capillair opstijgend grondvocht, hygrische membranen en schermen op de vloer of wanden, … De kans op lekkages bij de regenwaterafvoeren moet geminimaliseerd worden: Geenszins mogen regenafvoeren in het gebouw gebracht worden. Alle elementen (dak, gevel, ..) en de doorbrekingen mogen geen waterlekkage vertonen. Er mag nergens condens optreden (aspect Bouwfysische studie). Vensters, deuren en kozijnen kunnen best zo gedetailleerd worden dat desgevallend in de sponningen doordringend water wordt afgevoerd.
34
Volgens de Vlaamse Hydrografische Atlas ligt de site in het Netebekken. http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/#. Ten zuidoosten van de site lopen het Netekanaal en de Kleine Nete . Volgens de kaart van Agiv,(de zgn. watertoets), is de zone niet overstromingsgevoelig. Het gebied ten zuiden van de Oostmalsesteenweg is dat wel. http://geovlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/watertoets2012/# (Toets verricht in september 2013)
Pagina 89 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
Alle watervoerende leidingen en afvoeren zijn goed bereikbaar en worden niet ingewerkt. In de depotruimten komen deze niet voor. In de technische ruimten is er bijzondere aandacht voor het risico op lekkages (zie p. 74) Vorst moet vermeden worden binnen de gebouwschil aan alle watervoerende leidingen. Waterdetectie
-
Voorzie een waterdetectiesysteem met alarmmelding: zowel een alarmsignaal als een automatische doormelding naar de depotbeheerder en de externe meldkamer. Plaats waterdetectie op de vloer (op het laagste punt) en op plaatsen waar lekkages reëel zijn; bij technische ruimten en ruimten met waterleidingen in het bijzonder. Voorzie ook waterlekdetectie die binnen waterleidingen een abnormaal waterverbruik zal opsporen en melden, en die de centrale toevoer van water automatisch afsluiten. Compartimenten
-
Ook binnen de compartimenten moet condens vermeden worden. Plaats geen opslagtypen onder luchtaan- of afvoeren waar mogelijk condensatie of ander water kan lekken. Een hoger vloerniveau in de depotcompartimenten kan een efficiënte maatregel zijn tegen wateroverlast, maar de thermische kenmerken van de vloer moeten behouden blijven. Situeer de ‘natte ruimten’ – zeker de werkruimte conservering nat en de toiletten, zo ver als mogelijk van de depotruimten.
Pagina 90 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.50
Ongedierte en schimmel
37.51 -
-
-
Ongedierte vormt een andere natuurlijke bedreiging voor het erfgoed. Bepaalde dieren voeden zich met de objecten en andere bevuilen ze of richten schade aan op zoek naar eten. Het gaat niet enkel om insecten en schimmels, maar ook om vogel en zoogdieren. Het erfgoeddepot ligt in een landelijke omgeving en het risico op het voorkomen van ongedierte en schimmel is groot. Op dit moment hebben vogels, insecten en allerlei zoogdieren er vrij spel. Binnen de gewone functie als gemeenschappelijk depot kan verwacht worden dat het binnengebrachte erfgoed mogelijk actief aangetast is door insecten en schimmels. Binnen de werking als calamiteitendepot zullen ook erfgoedobjecten met acute en massale schimmelaantasting en insectenaantasting binnengebracht worden voor eerste hulp en behandeling. 37.52
-
-
-
-
-
Gebouwschil
De afwerking van het gebouw moet zodanig zijn dat er geen dieren in het gebouw kunnen binnendringen. Daartoe dienen alle openingen te worden gedicht. Ook tegen indringen van ongewenste insecten worden maatregelen treffen op gebouwniveau: bij raampartijen die openen of verluchtingsgaten wordt fijnmazig gaas voorzien (20 mesh of minder). Belangrijk is dat het dak en de afvoeren goed kunnen worden schoongehouden worden (dus goed toegankelijk zijn) en vrij van vogelnesten (bron van infectie door textielaantastende insecten). 37.54
-
Omgeving, terrein en locatie
Bij voorkeur trekt de beplanting geen ongedierte aan, schadelijk voor het erfgoed. Houtachtige beplanting wordt verwijderd en bij voorkeur enkel grassen aangeplant. De dienst Ongediertebestrijding (aanwezig in de naburige loods) wordt mee ingeschakeld voor de bestrijding van aanwezige knaagdieren en de beheersing van andere zoogdieren (zoals de marter). 37.53
-
Omschrijving schadefactor en inschatting situatie
Compartimenten
Het gebouw en de inrichting met compartimenten wordt geoptimaliseerd om een IPM (Integrated Pest Management) door te voeren en het erfgoed veilig te stellen. De afwerking en constructie van de compartimenten moet zodanig zijn dat er geen ongedierte en schimmels vanuit de ‘spouw’ binnen de gebouwschil of vanuit een andere compartiment kunnen binnendringen. En als ze aanwezig zijn, moeten ze snel opgemerkt worden. Vloeren en opslagsystemen binnen de compartimenten zijn daarom zoveel als mogelijk glad en wit om eventuele insecten of hun vraat snel op te merken. Bij de toegang tot het erfgoeddepot, het begin van de circulatie, moet in een sas waardoor iedereen verplicht passeert (ook de beheerder) een schoonloopmat en een ontsmettingsmat (zoals bij plantenkassen) aanwezig zijn. Dit is ook een effectieve maatregel tegen beheersing van verontreiniging (stof en vuil via de schoenen). Bijzonder moet gelet worden op gemeenschappelijke luchtkanalen en technische ruimten. Men moet er van uitgaan dat vooral in de quarantaineruimte het risico op besmetting zeer hoog is. De behandelkamer moet hermetisch afsluitbaar zijn. De filtersecties zoals verder omschreven (p.94 )zijn ook effectief in het tegenhouden van schimmelsporen en insecten. Zorg voor zo weinig mogelijk doorbrekingen in de compartimenten.
Pagina 91 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
Voorzie liefst geen scherpe hoeken op de vloer maar kwarthol profielen om makkelijk schoon te houden en makkelijk insecten te monitoren. Een behandelingskamer is aanwezig om eventuele aantastingen of binnenkomende aangetaste objecten te behandelen. Daarnaast kan ook een vriezer ingeschakeld worden. De klimaatbeheersing is daarnaast een belangrijke preventieve maatregel: de RV dient ruim onder de 75% te blijven. Een compartiment met afval en vuilbakken dient goed te worden afgesloten en vandaaruit kunnen insecten en schimmelsporen zich niet verspreiden.
Pagina 92 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.60
Verontreinigingen
37.61 -
-
-
Verontreiniging betekent de inwerking van schadelijke gassen, dampen, vloeistoffen en vaste stoffen (partikels) op het erfgoed. Ze kunnen afkomstig zijn van luchtverontreiniging uit de omgeving, maar ook stofafzetting of het morsen met b.v. voedingsmiddelen en allerhande vuil valt hieronder. De belangrijkste polluenten die schade aanrichten aan erfgoed zijn ozon (O3), stikstofoxides (NOx), zwaveloxides (SOx), ammoniumdampen (NH3), organische zuren en fijne partikels. Vaak zijn schadelijke gassen (vooral organische zuren) afkomstig van materialen van inrichting, afwerking of ook de erfgoedobjecten zelf. Uit de omgeving zijn het vaker de stikstof- en zwaveloxiden en ammoniakgassen die schadelijk zijn. Externe bronnen: - Volgens de kaarten is op Campus Vesta de luchtkwaliteit ‘vrij goed’35, anderzijds kan door ligging in agrarisch gebied bemesting een oorzaak zijn van tijdelijke te hoge NH3 niveaus. - Op de site gebeuren blusoefeningen, waarbij hoofdzakelijk water gebruikt wordt. Vooral poederblusstof is bijzonder corrosief en schadelijk voor erfgoed, maar dat zou niet in de buurt van de loods komen. Uiteraard is er bij alle oefeningen sprake van rookontwikkeling en dus een risico op roet in de loods. - Het is niet duidelijk of er in de toekomst risicovolle bedrijvigheid in de omgeving zullen gesitueerd worden, die risico’s op brand, explosies, verontreinigingen etc. kunnen veroorzaken zoals industrie. - Oefeningen met ammoniak op de site en in de buurt van de loods Interne bronnen: - De loods is jarenlang in gebruik geweest voor de opslag van voertuigen en het is noodzakelijk na te gaan of verontreinigingen in de vloer aanwezig zijn. Ook hebben er brandproeven plaatsgevonden en de huidige wanden, vloeren en daken zijn (plaatselijk) bedekt met vuil en roet. - Ook de te verwachten erfgoedobjecten zelf zijn potentieel bronnen voor interne verontreiniging, dus ook met deze factor moet rekening gehouden worden. De grootste risico’s zijn daarbij al uitgesloten door sterk emitterende objecten uit te sluiten. - Sommige functies in het depot zullen stof genereren, zoals de verwerking van de archeologische vondsten. - Ook de werking als calamiteitendepot brengt een potentieel voor roetverspreiding binnen de compartimenten binnen. - De uitlaatgassen van kunsttransporten zijn in de laad- en loszone onvermijdelijk. 37.62
-
Omschrijving schadefactor en inschatting situatie
Omgeving, terrein en locatie
De evolutie van de luchtkwaliteit dient te worden opgevolgd, in het bijzonder bijvoorbeeld de intensiteit of frequentie van eventuele bemestingen. Voor de aanleg van de perimeter wordt een materiaal geselecteerd dat bij vorst strooizout overbodig maakt en dat stofvorming uitsluit (b.v. geen dolomiet). Bemesten wordt zoveel als mogelijk vermeden op het terrein en door keuze van de beplanting op de perimeter uitgesloten.
35
De kaarten van de luchtkwaliteit in Vlaanderen geven geen meetpunt in het gebied. (Vlaamse Milieumaatschappij). Toch scoort op de kaart van het Geoloket van de VMM de luchtkwaliteit op de site “vrij goed” (gemiddelde 2009-2011). De NO2 polluenten, belangrijk punt voor de collectie, scoort “goed”. Het NOx jaargemiddelde is “goed” (jaargemiddelde 15,1-20 µg/m3. http://geoloket.vmm.be/RUP/map.phtml
Pagina 93 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
Er kunnen afspraken gemaakt met Campus Vesta over de locatie van (chemische) brandoefeningen. Het ontwerp houdt rekening met de locatie van oefeningen die roet genereren en de courantste windrichtingen. Het inrichten van een oefening in het bereik van de luchtinname van de loods, dient vermeden te worden. 37.63 -
-
-
-
-
Gebouwschil
Zoveel als mogelijk zullen kieren in het gebouw gedicht worden (de luchtdichtheid is een aspect van de Bouwfysische studie, zie verder in 22.50 Bouwfysica en gebouwsimulatie). Dit is ook een belangrijke maatregel tegen de indringing van externe verontreinigingen (vooral NO2, ozon (O3), ammoniak (NH3), H2S). Voor inname van lucht voor ventilatiesystemen moet rekening gehouden worden met de situering van blusoefeningen op het terrein die partikels roet en (beperkter ook van blusmaterialen) in de lucht kunnen brengen. In functie van oefeningen (bv met ammoniak) moet een volledige ‘shut-down’ mogelijk zijn zodat de depots (tijdelijk)volledig afgesloten zijn van de omgeving. Bij de keuze van materialen voor behandelingen, constructie, afwerking en inrichting moet rekening gehouden worden met ongunstige gassen die vrijkomen. Zoveel als mogelijk worden emissiearme materialen gekozen. Belangrijk is dat schadelijke uitwasemingen vanuit de vloer in de compartimenten uitgesloten worden, gezien het concept (beperkte ventilatie en plaatsing op de ongeïsoleerde vloer). Alle behouden oppervlakten in de loods (wanden, vloeren, plafonds) zullen grondig gezuiverd worden. Eventuele afgevoerde lucht vanuit de laad- en loszone, de toiletten en de werk- en quarantaineruimten (zuurkasten en afzuiging) mogen niet in de spouw terechtkomen, maar wordt naar buiten afgevoerd. 37.64
Compartimenten
Onderhoudsvriendelijke, afwerkingen -
inerte
en
emissievrije
bouwmaterialen
en
De constructie en afwerking van de compartimenten is zodanig, dat het interieur stofvrij blijft. Ze zijn makkelijk schoon te houden (b.v. kwartholle profielen; lichte gladde vloeren Afwerkingen zijn bij voorkeur glad en wit of licht van kleur; en mogen niet afpoederen. Gebruik bouwmaterialen en afwerkingsproducten met geen of weinig emissie van schadelijke verontreinigingen (getest of voldoende gekarakteriseerd), en dit in hoofdzaak in de depotruimten36. Luchtdichting
-
-
Zoveel als mogelijk zijn de compartimenten luchtdicht en worden kieren gesloten. Dat is overigens ook een vereiste voor het realiseren van de klimaateisen in klimaatzone A en B (en C?) en voor de realisatie van het Denemarkenmodel. De specifieke eisen aan deze luchtdichting zal bepaald worden binnen het bouwfysische vooronderzoek. Er zijn zo weinig mogelijk doorbrekingen in de compartimenten die de luchtdichtheid verminderen (b.v. voor bekabeling). Ventilatie en recirculatie met filters Eisen voor depotruimten Klimaatzone A en B: standaarddepots en droog depot:
36
Voor de keuze van de materialen gebruik maken van de richtlijnen van CCI-ICC: J. TETRAULT http://www.cci-icc.gc.ca/caringfor-prendresoindes/articles/10agents/chap07-eng.aspx#tft53c; en CCI NOtes Guidelines for selecting materials for Exhibit, Storage and Transportation, 1993 http://formacaompr.files.wordpress.com/2010/02/guidelines-for-selecting-materials.pdf . Zie ook Craddock, A.B., Construction materials for storage and exhibition, in Care of Collections, 1994, p. 133.
Pagina 94 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
-
-
-
Deze maatregelen zijn voorzien op een standaard gemengde collectie met gemengde gevoeligheid voor bepaalde polluenten. Deze eisen zijn dus minder afgestemd op hypersensitieve objecten zoals bepaalde kleurstoffen, cellulosenitraat en –acetaat lood, zilver en natuurlijke rubbers. Sommige van deze objecten worden niet in het depot opgenomen ( zie p. 116). Voor de andere moeten bijkomende maatregelen voorzien worden, b.v. verpakkingen desgevallend met buffer/filter. Er wordt voorzien in een gecontroleerde mechanische ventilatie en recirculatie die regelbaar is via het Gebouwbeheersysteem. Ventilatie: Het instellen van een laag ventilatievoud is een belangrijke maatregel om de intrede van externe polluenten te voorkomen. Anderzijds worden interne polluenten langzaam opgebouwd. Ventilatie betekent verversing van de lucht met lucht uit de ruimte buiten het compartiment, met bepaalde waterdampdruk. Het is belangrijk dat deze zo weinig mogelijk gebeurt in functie van de klimaatbeheersing. Ventilatievoud gelijk aan of lager dan 1/dag (0.3-0.6/h) is een richtlijn voor het Denemarkenmodel. Indien mogelijk en noodzakelijk wordt lichte overdruk gecreëerd zodat de depots stofvrij blijven In het Denemarkenmodel gebeurt recirculatie enkel tijdens het functioneren van de ontvochtigers, maar vermoedelijk moet ook onafhankelijk van de ontvochtiging kunnen gerecirculeerd worden. Dit moet onderzocht worden in de Bouwfysisch voorstudie. Dit zal ook uitwijzen of inname voor ventilatie vanuit de loods wenselijk en haalbaar is, i.p.v. met buitenlucht. Een filtersysteem wordt voorzien voor zowel ventilatie- als recirculatielucht. Zeker omdat inname van verse lucht minimaal zal zijn, is filtering van de gerecirculeerde lucht noodzakelijk. Dit wordt beschouwd als de meest effectieve wijze voor het beheersen van de luchtkwaliteit in depots volgens het Denemarkenconcept37. Een filtersectie F7 met actieve koolstoffilter (best alkalisch geïmpregneerde koolstofpellets) wordt beschouwd als optimaal voor de realisatie van deze eis38. Recirculatie van 2x per h door filter zou de schadelijke interne emissies grotendeels neutraliseren -graad van recirculatie 0.2 volumes/h (flow: 0.35m3/s). Daarmee kunnen de depotruimten mogelijk de hoogste standaard realiseren volgens CCI-ICC Degrees of preservation of mixed collection against aiborn pollutants (degree of preservation advanced)39. Eisen voor de werkruimten met erfgoed
-
-
Klimaatzone C: Ventilatie gebeurt zo weinig als nodig om het binnenklimaat te stabiliseren, maar voldoende om het welzijn van personen te waarborgen tijdens de werkzaamheden in deze ruimten. Er dient bekeken te worden of filters noodzakelijk zijn voor de luchtkwaliteit; het erfgoed bevindt er zich immers tijdelijk. Wel dienen zeker de pakruimte en de quarantaineruimte voorzien te worden van filters voor luchtzuivering en bovenstaande eisen, aangezien het risico groot is dat er zich gecontamineerde collecties bevinden (b.v. met schimmelsporen of roet).
37
MORTEN RYHL-SVENDSEN, The role of air exchange rate and surface reaction rates on the air quality in museum storage buildings, in Museum microclimates: contributions to the Copenhagen conference, 19-23 November 2007, 1, National Museum of Denmark, Copenhagen, (2007) http://www.conservationphysics.org/mm/ryhl/ryhl.pdf 38 Artikels Morten Rhyl-Svendsen en mailverkeer met auteur dd. 6-1-2014. Wel dient berekend te worden wat de energie en –onderhoudskost van deze filtersecties zouden betekenen. 39 J. TETRAULT, Control strategies for different degrees of preservation of mixed collection against airborne pollutants Table 5. http://www.cci-icc.gc.ca/caringforprendresoindes/articles/10agents/chap07-eng.aspx; J. TETRAULT, CCI Newsletter, No. 31, June 2003, Guidelines for Pollutant Concentrations in Museums, https://www.cci-icc.gc.ca/cci-icc/aboutapropos/nb/nb31/pollutants-eng.aspx
Pagina 95 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Zonering stof (enkel voor zones met erfgoed) Stofvrije zones Standaarddepot, droog depot, Werkruimte conservering droog Stofarme zones ‘Hangar’, Werkruimte conservering droog, Droogruimte, transitruimte en pakruimte, koelcel Stoffige zones Quarantaineruimte, transitruimte onroerenderfgoed Na Fase 1 Bijzondere aandacht gaat na de realisatie van Fase 1 en de inhuizing Tijdens de werken zal een meting van de snelheid en de aard van de stofdepositie worden uitgevoerd in de standaarddepotruimte40. De werkzaamheden van de aannemer zijn zo stofvrij als mogelijk (b.v. ‘blussen’ stofwolken en maatregelen worden genomen dat er geen stof in de luchtbehandelingsunits terecht komt.
40
Zoals ontwikkeld in Nederland bij bouwwerkzaamheden in galerij Willem V (Mauritshuis, Den Haag), het Haags Historisch Museum en Museum Volkenkunde (Leiden)
Pagina 96 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.70
Licht en straling
37.71 -
-
Licht en straling veroorzaken verkleuring en ontkleuring van pigmenten en kleurstoffen, verlies van sterkte bij textielvezels en papier, verlies in glans van een vernis en veel andere onwenselijke veranderingen aan het erfgoed. Deze schade evolueert langzaam maar zeker en wordt opgebouwd; bovendien is ze onherstelbaar. Daarbij moet zowel gedacht worden aan daglicht als kunstlicht en zowel het zichtbare als het onzichtbare spectrum (UV- en IR-straling). In de wanden van de loods zijn enkel ramen aanwezig op grote hoogte, er zijn wel grote lichtstraten onder de vorm van dakvensters aanwezig. Het glas (dat grotendeels ontbreekt) heeft geen verdere zon- of UV wering. 37.72
-
-
Omgeving, terrein en locatie
Bij de Bouwfysische studie en het ontwerp wordt de bezonning als factor in het binnenklimaat meegenomen. Nieuwe aanplantingen van hoge bomen of het bouwen van hoge constructies kunnen dit wijzigen doordat ze een schaduw werpen op het gebouw. 37.73
-
Omschrijving schadefactor en inschatting situatie
Gebouwschil
Voor het overgrote deel zal het erfgoed zich bevinden in de compartimenten, en is er dus geen eis naar het beperken van UV- of luxwaarden vanuit het collectiebehoud Een uitzondering is de zone ‘Hangar’ waar minder kwetsbaar erfgoed wordt opgeslagen (zie p. 98). De IR component van de zonnestraling wordt meegenomen in de Bouwfysische studie (zie art. 22.50 Bouwfysica en gebouwsimulatie). Die kan al dan niet gunstig aangewend worden, of beïnvloed worden (b.v. door het schilderen van het dak in een Deens depot). 37.74
Compartimenten
Lichtzone A: droog depot, standaarddepots en koelcel -
Daglicht wordt volledig geweerd en bij kunstlicht wordt de UV straling uitgesloten (of minder dan 10 microwatt/lumen), door filterkappen en/of de keuze van de lampen41.
41
Meer informatie op de Depotwijzer: http://www.depotwijzer.be/verlichting en L. SMETS, Licht in Verlichting, in VerzekerDe Bewaring, FARO, 2013: https://s3.amazonaws.com/verzekerdebewaring/aflevering_licht_en_verlichting.pdf Zie A. BROKERHOF e.a., Verlichting in musea en expositieruimten. Praktijkdocument, uitgegeven door het ICN en de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, Amsterdam, 2008: http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u4/Verlichting%20in%20musea%20en%20expos itieruimten%20%282008%29.pdf ; AN., Het beperken van lichtschade aan museale objecten: lichtlijnen, ICN-informatie nummer 13, Instistuut Collectie Nederland, Amsterdam 2005 http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/info13.pdf
Pagina 97 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
-
-
-
-
-
Doorgaans gaat de voorkeur naar voor fluorescentielampen met een goede metalen armatuur met acrylplaat. Het betreft werkverlichting (heldere en gespreide verlichting, geen sfeerverlichting) en een beperking van luxwaarde tot 250 lux. De gehele ruimte, zeker de hoeken, moet controleerbaar en inspecteerbaar zijn, dus voorzie volledige dekking. In de grote compartimenten kan de verlichting best in blokken bediend worden (de hele ruimte hoeft meestal niet tegelijkertijd verlicht te zijn). Belangrijk is de beperking van de belichtingstijd: dat gebeurt door bewegingssensoren waardoor verlichting enkel aan is bij het betreden van het depot. Bij vertrek van de depotbeheerder kan met een Masterswitch alle verlichting worden uitgeschakeld. De gekozen verlichting heeft veel lichtrendement en een zo laag mogelijke warmteafgifte. Er wordt rekening gehouden met de warmteafgifte van lampen en transfo’s in de simulaties van het binnenklimaat. De IR straling van de lampen mag de erfgoedobjecten zelf in geen geval opwarmen. De lampen hebben een lange levensduur en zijn bij vervanging zonder risico’s voor de collectie te demonteren (b.v. makkelijk bereikbaar zonder dat op opslagsystemen moet geklauterd worden). Ook de noodverlichting blijft binnen de gestelde grenswaarden van lichtintensiteit en UV. Lichtzone B: depot ‘Hangar’
-
-
Daglicht wordt niet geweerd in de ‘Hangar’ en de erfgoedobjecten zijn minder gevoelig aan lichtschade. Desalniettemin moeten de zontoetreding daar beperkt worden met zonwering en kan vooral UV-wering van het dag- en kunstlicht voorzien worden (folies op de ramen, filters op lampen of specifiek type lampen). De verlichting met kunstlicht in deze zone moet beperkt worden in tijd (enkel als iemand het betreedt). Lichtzone C: werkruimten met erfgoed
-
-
Uitsluiting van UV straling (door keuze lampen) en door filteren daglicht in ruimte waar zich erfgoed bevindt (folies of kwaliteit glas). De ruimten met daglichttoetreding moeten kunnen verduisterd worden (indien objecten daar blijven en er niet gewerkt wordt). Tijdens aanwezigheid moet ook directe zoninval en IR-straling via zonwering vermeden worden. Beperking van luxwaarde voor vaste werkverlichting tot 400 lux, maar de belichting dient vooral beperkt te worden in de tijd (zie hoger) In de werkruimten conservering en registratie zullen vooral mobiele staande lampen gebruikt worden voor fijner werk wat meer licht vraagt. Lichtzone D: ruimten zonder erfgoed
-
Door dienst erfgoed worden hier geen eisen neergelegd; Comforteisen worden opgegeven in art 38.40 Comforteisen.
Pagina 98 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.80
Temperatuur en
37.81 -
-
-
-
relatieve luchtvochtigheid
Omschrijving schadefactoren en inschatting situatie
Door een verkeerde temperatuur kunnen materialen ongewenste veranderingen ondergaan. Het gaat soms om te hoge of een te lage temperatuur en voor sommige objecten zijn het de schommelingen die schade berokkenen. Over het algemeen geldt voor organische materialen: hoe hoger de temperatuur hoe sneller het chemisch verval. De bewaring bij een RV 50% bij een constante T van 12°C betekent bijvoorbeeld viermaal zo lange levensduur als een bewaring bij een constante T van 22°C42. Verkeerde relatieve vochtigheid: ook de RV kan ongunstig zijn voor bepaalde materialen. Als de RV langdurig te hoog is, ontstaan corrosie op metaal en schimmelvorming op objecten. Bij een te lage RV drogen veel materialen uit en schadelijke schommelingen veroorzaken scheurvorming en afschilfering. Er zijn geen klimaatmetingen uitgevoerd van het binnenklimaat, omdat momenteel in de loods min of meer de condities van het buitenklimaat heersen. Sommige poorten sluiten niet meer en veel ramen ontbreken, er zijn openingen in het dak, kortom: het gebouw is niet water- en winddicht. Er is geen verwarming aanwezig, noch isolatie. Momenteel kan het vriezen in de loods, treden er grote fluctuaties op in RV en T en zal de RV bij momenten te hoog zijn. Er kan worden vanuit gegaan dat de huidige condities ongeschikt zijn voor de goede bewaring van de meeste erfgoedobjecten. Het risico op mechanische schade, corrosie en schimmelvorming door deze klimaatcondities is reëel en hoog. De te verwachten erfgoedobjecten zijn zeer divers in materiaalsoort en conditie en daarmee ook hun gevoeligheid voor bepaalde RV en T waarden. Daarom is binnen het concept enerzijds gekozen voor een klimaatzonering, anderzijds voor het uitsluiten van bepaalde materiaalsoorten en objecten (zie Erfgoed buiten de scope). 37.82 Algemeen maatregelen Denemarkenmodel De voornaamste maatregel is de keuze van het Denemarkenmodel. Belangrijke kenmerken hierbij zijn de stabiliteit van de RV en de lage temperatuur. Maatregelen moeten afgestemd worden op het bouwfysisch concept en het vooronderzoek. De vragen daarbij staan vervat in 22.50 Bouwfysica en gebouwsimulatie en 34.25 Inspiratie Denemarken model. Installaties -
Installaties voor de beheersing voor het binnenklimaat worden zoveel als mogelijk beperkt. Keuze bepaald door bouwfysisch en installatietechnisch onderzoek zie deel 1. Bij mechanische ontvochtiging gaat de voorkeur uit naar adsorptiesystemen die ook hun voordeel hebben voor de luchtzuiverheid. Technische panne mag slecht een gering effect hebben op lange termijn De installaties mogen niet storingsgevoelig zijn en zo weinig als mogelijk onderhoud behoeven. Onderhoudscontracten en –afspraken dienen evenwel zo strak mogelijk te worden opgemaakt.
42
De PI (Preservation index) drukt de kwaliteit van bewaaromstandigheden uit: een indexwaarde voor organische materialen bij bepaalde T en RV. Bij een fluctuerend klimaat wordt de TWPI (Time Weighted Preservation Value) uitgedrukt. PI 20°C en 50%: 34, PI 12°C en 50%: PI 121. (REILLY, J.M., NISHIMURA, D.W. and ZINN, E., New tools for preservation: Assessing Long-term Environmental effects on Library and Archives Collections, Washington DC, The commission on Preservation and Access, 1995.
Pagina 99 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Bouwmaterialen -
Zie bouwfysisch onderzoek voor wat betreft de hygroscopiciteit van de materialen Voorzie lange droogtijden voor bouw- en afwerkingsmaterialen (b.v. betonplaten – ook prefab) en andere gegoten elementen. Vermijd zoveel als mogelijk materialen die zeer lang naar de binnenruimten drogen. In een hoog geïsoleerd gebouw met lage verversingsgraad kunnen veel elementen slechts zeer langzaam drogen. 37.83 Klimaatzones
-
-
De klimaateisen in dit bestek zijn geformuleerd vanuit het Denemarkenmodel (zie 34.25 Inspiratie Denemarken model) en vanuit de risicoanalyse tegen de achtergrond van recente inzichten43. De genoemde eisen zijn de waarden van T en RV gemeten in de ruimte, niet de in- of uitblaascondities! Voor de gangen tussen de collectie waardoor de collectie zich beweegt is er nog geen keuze gemaakt tussen Klimaatzone A, C of E. Er moet er aandacht zijn voor het risico op condensatie indien objecten het koude standaarddepot verlaten naar een verwarmde andere ruimte. Klimaatzone A : standaarddepots -
-
-
De stabiliteit van de RV is leidend, de stabiliteit van de temperatuur is secundair. De temperatuur kan variëren om de stabiliteit in RV te realiseren. Temperatuur: geen setpoint, min 7- max 18°C - De temperatuur is zo laag als mogelijk zonder mechanische koeling met een maximum van 18°C. - Minimale temperatuur van 7°C is bepaald door het voorkomen van vorst aan watervoerende leidingen. Relatieve luchtvochtigheid : setpoint 50%, min 45- max 55% - De jaar- en seizoenswaarden liggen binnen 45- en 55%, met de seizoenen kan er gefluctueerd worden binnen deze grenswaarden. - Volgens de nieuwe benadering worden er geen eisen gesteld aan de snelheid van die fluctuaties, maar in het bouwfysisch en installatietechnisch onderzoek moet duidelijk zijn wat de te verwachten fluctuaties zijn (hoe groot en hoe vaak) en of die acceptabel zijn. Eisen gelden 24u/24u Klimaatzone B: droog depot en droogruimte
-
-
Temperatuur: geen setpoint, min 10- max 25°C - Het laag houden van de temperatuur is hier minder belangrijk omdat er in hoofdzaak anorganische materialen opgeslagen zijn, die minder onderhevig zijn aan chemische degradatie o.i.v. temperatuur. Diegene die dat wel zijn, kunnen dan beter in het standaarddepot ondergebracht worden. - De temperatuur kan mee stijgen om de RV te beheersen; uit het vooronderzoek moet blijken wat de beste strategie is om de Rv te laten dalen: de T laten stijgen of ontvochtigen. Relatieve vochtigheid: setpoint 40% RV, <40% - Die heeft geen min. waarde, wel een max. van 40%. Eisen gelden 24u/24u
43
B. ANKERSMIT, Het binnenklimaat in het programma van eisen, RCE, 2011 (vrijgegeven op de themadag ‘Naar de knoppen’: http://www.scribd.com/doc/48942335/Het-binnenklimaat-in-hetprogramma-van-eisen
Pagina 100 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Klimaatzone C: Werkruimten conservering droog en conservering nat, registratie en consultatie, fotografieruimte, quarantaineruimte, transit, transit onroerend erfgoed en pakruimte, behandelkamer -
-
Temperatuur: 7°C-25°C - De temperatuureis gaat niet enkel uit van het welzijn van het erfgoed, maar ook van de mensen daarin werkzaam. Omdat mensen gevoelig zijn voor de luchttemperatuur, luchtsnelheid en oppervlaktetemperaturen moeten deze beheerst worden. In dit geval zal de koudestraling en voet-contacttemperatuur van de vloer mogelijk een factor zijn waar rekening mee moet gehouden worden. - De T moet binnen de grenswaarden door de depotbeheerder aanpasbaar zijn omwille de tijdelijke aanwezigheid van mensen of omwille van een gewenste acclimatisering (opwarming) van de erfgoedobjecten. Een hogere T voor menselijk comfort hoeft enkel tijdens de aanwezigheid van personen (binnen de kantooruren). De acclimatisatie van objecten daarentegen (transitruimte) vraagt soms een hogere T gedurende een week (24u/24u). Relatieve vochtigheid: min 40- max 60% RV; daarbinnen een te kiezen setpoint - Setpoint RV moet instelbaar zijn door de depotbeheerder in de quarantaine, transit en pakruimte en per ruimte apart, evenwel steeds binnen de min en max waarde. - Bij een gekozen setpoint is er slechts een toegelaten fluctuatie van ± 5% - RV beperking voor de aanwezige objecten geldt 24u/24u Klimaatzone D: kantoorklimaat : Balie beheerder, garderobe en toilet, gangen waardoor geen collectie circuleert, magazijn
-
De eisen voor deze ruimten, waar zich geen collectie bevindt, worden geformuleerd vanuit comforteisen art. 38.40 Comforteisen. Klimaatzone E: de ‘hangar’, spouwruimte buiten de compartimenten, de technische ruimten
-
Deze zone vormt in feite het tussenklimaat: het heersende klimaat binnen de gebouwschil en buiten de compartimenten. Deze klimaatzone reduceert de extreemste risico’s voor een robuustere collectie: geen vorst en een laag risico op schimmelvorming Temperatuur >5°C RV <75% Klimaatzone F: de koelcel
-
-
Temperatuur: streefwaarde 3-4 °C Er zijn geen eisen aan de fluctuatie gesteld, maar er wordt uitgegaan van een strakke beheersing van de ingestelde streefwaarde Relatieve vochtigheid: Voorlopig is er geen eis neergelegd voor de beheersing van de RV omdat de objecten ingepakt zijn ofwel zich in water bevinden.
Pagina 101 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
37.90
-
-
Informatieverlies
Informatieverlies: deze laatste schadefactor is vrij vertaald van dissociation: de ontkoppeling van het object en de informatie die hierover bestaat. Voorbeelden zijn dat b.v. labels met inventarisgegevens zoek geraken of dat digitale informatie verloren gaat. Hiermee wordt ook vaak verwaarlozing, verkeerd geplaatste en/of onvindbare objecten omschreven. Wanneer kennis over de erfgoedobjecten van medewerkers niet wordt vastgelegd, betekent hun eventueel vertrek ook een risico voor informatieverlies. Dit aspect is enkel van belang voor de realisatie van dit infrastructuurproject en dit programma van eisen in die mate dat de inrichting rationeel en de logistiek zeer efficiënt is, waardoor nummering van standplaatsen en het terugvinden van objecten vlot verloopt. De beheersing van het risico van informatieverlies zal vooral binnen het depotbeheer (beleid en procedures) uitgewerkt worden.
Pagina 102 van 120
Ranst – Campus Vesta - bouwen van een erfgoeddepot – ontwerpopdracht
Overzicht ruimten en zoneringen eisen
Klimaat- Lichtmax zone zone
Ruimten DEPOTRUIMTEN Droog depot B Standaard depot A Koelcel F Hangar E WERKRRUIMTEN MET ERFGOED Pakruimte C Transitruimte C Transitruimte onroerenderfgoed C Quarantaineruimte C Behandelkamer anoxie C Vriescel apart Werkruimte registratie en consultatie 10 C Werkruimte fotografie C Werkruimte conservering droog C Werkruimte conservering nat C Droogruimte B RUIMTEN ZONDER ERFGOED magazijn D laad- en losruimte geen standplaats pallets E toilet 2D 15garderobe 20 D technische ruimten E publieksruimte 12 D circulatie en gangen A, C of D TOTAAL
A A
Stof
B
stofvrij stofvrij stofarm stofarm
C C
stofarm stofarm
Ventilatiezone
C C stofarm stofarm C C
stofarm stofarm
C
stofarm
C C
stofarm
D D D D D D D D
Pagina 103 van 120
38.00
TECHNISCH PROGRAMMA VAN EISEN – ALGEMENE EISEN
38.10
Algemene Bepalingen
38.11
Marktconformiteit
Het gebouw zal ontworpen en gebouwd worden in overeenstemming met De geldende Belgische wetten (regionale en federale), decreten, en Koninklijke Besluiten, De technische specificaties (STS) en voorschriften (TV’en van het WTCB), De normen (NBN, NEN, ISO) die van kracht zijn op het ogenblik dat de bouwaanvraag wordt ingediend, Het ARAB, De Vlarem I en II Het AREI, Het KB van 25/01/2001 betreffende de Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen, evenals de Wet op Welzijn van 4/8/1996; het bouwwerk omvat verscheidene risico’s, evenals verhoogde risico’s, vermeld in art. 26 van het KB van 25/01/2000. De voorschriften van de plaatselijke brandweer; Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid van 5 juni 2009 en alle aanpassingen; Alle werken zullen uitgevoerd worden volgens “de regels van de kunst”, goed vakmanschap en volgens de bestekbepalingen van de architect. Alle gebruikte materialen dragen het Benor keurmerk, en dienen steeds gepast te zijn voor het bestemde gebruik (“fitted for the intended purpose”) (inzake sterkte, slijtage, bestandheid tegen chemicaliën, e.d.) -
38.20
Circulatie Alle personen dienen op een aangename en duidelijke wijze door het gebouw te circuleren zonder complexe signalisatie en zonder afbreuk te doen aan bepaalde sferen.
38.30
Toegankelijkheid Het gebouw dient te voldoen aan het nieuwe Vlaamse Stedenbouwkundige Verordening Toegankelijkheid, in werking vanaf 1 maart 2010, en bijhorende handboek (www.toegankelijkgebouw.be). Het erfgoeddepot moet integraal toegankelijk zijn voor bezoekers en voor personeel.
38.40
Comforteisen 38.41
Temperatuur
Klimaatzone D: kantoorklimaat : Balie beheerder, garderobe en toilet, gangen waardoor geen collectie circuleert, magazijn − Balie beheerder 20 à 21 °C − garderobe en toilet, gangen waardoor geen collectie circuleert, magazijn 16 °C − kleedkamers en douches 22 °C Deze waarden zijn geldig tijdens de werktijd. Buiten de gebruiksperiodes en tijdens de nacht zal de temperatuur met 4°C verlaagd worden met een minimum van 16 °C; Tijdens de vakantieperiodes en weekends kan de temperatuur verder dalen in functie van het optimaliseren van het energieverbruik. Voor de overige klimaatzones primeren de eisen met betrekking tot de collectie. (specificering van klimaatzone zie art. 37.83 Klimaatzones)
Pagina 104 van 120
38.42
Binnenluchtkwaliteit – criteria voor luchtkwaliteit
Het gebouw en zijn technische installaties dienen te voldoen aan het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen. De ruimtes waar personen vertoeven dienen te voldoen aan deze eisen met betrekking tot het binnenklimaat en de bijhorende ventilatie-eisen. Onderhoud van materialen en luchtkanalen en –roosters Onderhoudsarme materialen Goede onderhoudsmogelijkheid: kanalen, filters, toevoermonden. Buitenlucht De inname van verse lucht op een plaats met aanvaardbare luchtkwaliteit. Regeling Een gemakkelijke en zekere regeling van het ventilatiedebiet in functie van de bezetting is aangewezen: tijdsschakeling en/of aanwezigheidsdetectie of ook CO2-detectie kunnen interessante opties zijn voor een energiezuinig gebouw. Dit wordt bekeken in functie van het bouwfysisch vooronderzoek en de LCCA. Ventilatiesystemen De keuze van het ventilatiesysteem moet in een zeer vroege ontwerpfase worden bepaald in functie van de plafondhoogtes, oriëntatie, thermische capaciteit van de constructiematerialen… 38.43
Visuele eisen – visueel comfort
Natuurlijke verlichting Omdat er niets gaat boven de kwaliteit van daglicht, wordt een optimaal gebruik van daglicht erg gewaardeerd, tenzij anders beschreven in dit bestek (bv. In functie van eisen voor de collectie). Daarbij moet gezocht worden naar een moeilijk evenwicht tussen de oriëntatie, de lichtinval, hinderlijke opwarming in de zomer, verblinding (voornamelijk bij lage zon op computerschermen) en uitzicht. De afstand tussen de vaste werkplekken en het natuurlijk licht moet beperkt blijven, doch aangepaste uitrustingen en materiaal- en kleurenkeuze kunnen die afstand in een belangrijke mate beïnvloeden. In ruimtes waar collectie aanwezig is die gevoelig is voor UV, moet rekening worden gehouden met filtering van UV-licht om beschadiging van de collectie te vermijden, zie deel 37.00 waarin eisen met betrekking tot de collectie omschreven zijn. 38.44
Akoestische eisen – akoestisch comfort
Geluidswering binnen in het gebouw Afhankelijk van het lokaaltype en het gebruik moet het geluidsniveau van installaties (ventilatie…), lawaaihinder vanuit aanpalende lokalen (gangen, machinekamers, cafetaria,…) beperkt worden een aanvaardbaar niveau. Zo zullen voldoende en efficiënte geluidsdempers geplaatst worden op ventilatiekanalen en zullen de toestellen oordeelkundig worden opgesteld. Afvoerleidingen mogen niet storen. Het interne akoestische comfort wordt bepaald door de nagalmtijd: (de limietwaarden zijn gemiddelde waarden voor frequentie gelegen tussen 250 en 2000 Hz) - balie beheerder, 0,6 sec – 0,8 sec
Pagina 105 van 120
38.50
Gebouwbeheerssysteem Het gebouw wordt uitgerust met een BMS-systeem om verschillende installaties te beheren: § HVAC-installatie; § Elektrische installaties; § Bepaalde sanitaire voorzieningen (pompen); § Automatische deuren, sektionaalpoorten; § Diverse installaties die door de gebruiker van het gebouw worden toegevoegd; De bedoeling van dit systeem is het gebouw zo goed mogelijk te kunnen beheren vanop een centrale plaats (zelfs buiten het gebouw zelf). Het BMS-systeem is voorzien van een doormeldinstallatie die het mogelijk maakt om vanop om het even waar identiek dezelfde handelingen en controles uit te voeren als vanop de centrale BMSbeheerscomputer in het gebouw zelf. Het BMS-systeem moet zodanig ontworpen en uitgevoerd zijn zodat de gebruiker van het gebouw achteraf eenvoudig uitbreidingen kunnen aanbrengen op het systeem, en dat het systeem opdeelbaar wordt bij meer dan 1 gebruiker. De volgende punten moeten door het BMS-systeem beheerd worden (niet-limitatieve lijst): HVAC-installatie § Klimaatregeling (instelling RV, temperatuur, ventilatievoud, recirculatie en programmering; monitoring per compartiment + inzage van verschillende meetpunten - niet enkel de gemiddelden) § Verbruiken (gas en elektriciteit) per onderverhuurbare zone; § Luchtbehandelingsgroepen; § Stookplaatsen; § Ijswaterproductie; § Pompen; § Brandkleppen; Elektrische-installatie: § HS-kabine; § ALSB; § Noodstroomgenerator; § Elektriciteitsverbruik per onderverhuurbare zone; § Sturing van de verlichting van gemeenschappelijke zones; § CO-detectie; Sanitaire voorzieningen: § Afvalwateropvoerpomp(en) § Drukverhogingspomp § Brandblusgroep § Waterverbruik per onderverhuurbare zone Toegangscontrole: § Sturing van toegangspoorten (programmeerbare klok) § Sturing van de (automatische) inkomdeuren (programmeerbare klok) Het GBS houdt rekening met fasering. Het integreren van inbraakdetectie, waterdetectie en brandcentrale in het gebouwbeheersysteem wordt door de ontwerper bekeken, in functie van onderhoud, beheersbaarheid, uitbreidbaarheid, functionaliteit, … De plaats van de sensoren wordt in nauwe afstemming met de inrichting gedaan zodat ze ook nadien makkelijk te kalibreren zijn. De history is raadpleegbaar en de data blijft opgeslagen. Er moet ook extern kunnen ingelogd worden op het systeem en een aansluiting op storingsprototocol. Een alarmmelding kan daarbij naar de externe meldkamer gaan; die desgevallend de depotbeheerder verwittigt en de onderhoudsinstallateur inschakelt. Storingsmelding op alle onderdelen van de luchtbehandelingsinstallaties, zodat tijdig kan worden ingegrepen en niet gewacht moet worden op het overschrijden van alarmwaarden van het gemeten binnenklimaat. Aansluiten op GBS en alarmmelding bij defect bij de externe meldkamer. Die verwittigt dan de depotbeheerder en schakelt desgevallend een installateur in.
Pagina 106 van 120
38.60
Afvoersystemen Afvoersystemen volgens het gescheiden systeem Alle afvoerleidingen moeten op eenvoudige manier toegankelijk zij voor nazicht en ontstopping. Alle afvoerleidingen moeten getest worden op water- en geurdichtheid. Grote rioleringsbuizen in volle grond moeten gecontroleerd worden. Hemelwater Het ontwerp en uitvoering van de regenwaterafvoer houdt rekening met een gescheiden rioleringssysteem voor hemelwater en afvalwater: Primaire preventie van de veteranenziekte / legionella Het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de primaire preventie veteranenziekte / legionella in publiek toegankelijke plaatsen is van toepassing.
van
de
Op representatieve plaatsen moet de temperatuur van het koud- en warmwatercircuit permanent afleesbaar zijn en moeten er aftapkranen geplaatst worden. Anderzijds moet er ook over gewaakt worden dat de aftapwater niet te warm is om verbranding te voorkomen. Het gebruik van thermostatische kranen is aangewezen. Alle warmwaterleidingen moeten goed geïsoleerd worden. 38.70
Elektriciteit Hoogspanning De renovatie zal aanleiding geven tot noodzakelijke aanpassingswerken in de hoogspanningscabine. Vermoedelijk dient de bestaande ruimte aangepast te worden naar de nieuwe vermogens. Communicatie-installatie Ten behoeve van het gebouwenbeheersysteem en ICT-uitrusting moeten de nodige voorzieningen getroffen worden in een overzichtelijk en toegankelijk bekabelingsnetwerk. De specifieke eisen van het data-bekabelingsnetwerk zullen door het bestuur worden overgemaakt.
38.80
Onderhoud Er wordt gestreefd naar een beperkt aantal contracten voor het technische beheer van de infrastructuur van de provincie Antwerpen. Het uitgangspunt is om het onderhoud van alle technische installaties te koppelen aan de leveringsvoorwaarden met strikte SLA’s en onder te brengen in een beperkt aantal groepen: § onderhoud en beheer van alle thermische en sanitaire installaties § onderhoud en beheer van alle zwakstroominstallaties (incl. onderhoud gebouwbeheersysteem) § onderhoud van de brandbestrijdingsmiddelen § onderhoud liften § onderhoud sterkstroom elektrische installatie (incl. noodaggregaat, UPS, HS, verlichting, relamping, kabelbeheer, …) § onderhoud van automatische zonweringen, deuren, poorten en barelen. Er worden koppelingen met het gebouwbeheerssysteem voorzien, meldpunten voor de gebouwbeheerder ifv het systeem voor melding van gebreken/defecten zoals gebruikt voor de provinciale gebouwen. De validatie van de technische specificaties op meerdere momenten wordt voorzien (opstellen bestek, nazicht offertes, controle technische fiches van voorgestelde oplossingen, controles op de werf) De technische installaties met inbegrip van alle eindelementen moeten op een eenvoudige manier bereikbaar zijn. Ondermeer zullen de grotere elementen zoals noodgroepen en warmtepompen binnengebracht kunnen worden zonder bijkomende bouwkundige ingrepen. Ook moet er voldoende ruimte rond deze installaties voorzien worden om op een eenvoudige manier onderhoud te kunnen
Pagina 107 van 120
uitvoeren. Aan de eindelementen (bv. verwarmings-, verlichtingsarmaturen) moet kunnen gewerkt worden zonder dat dit de reguliere werking in de kantooromgeving ernstig stoort. Elementen aan het plafond (voor zeer hoge ruimte) moeten nog bereikbaar blijven. In het algemeen zullen alle deuropeningen minimaal 90cm breed zijn. In de sanitairen kunnen de gewone wc-deuren 80cm zijn, met uitzondering van die voor mindervalidenwc's die wel 90 cm zijn. De leidingen zullen voorzien worden met voldoende afsluit- en inregelkranen per zone. Ook de bereikbaarheid van de afvoerleidingen verdient speciale aandacht. Bij de aanleg ervan zullen in zowel de horizontale als de verticale leidingen voldoende controlepunten worden voorzien om bij mogelijke verstoppingen de leidingen te kunnen vrijmaken. Ook in de buitenomgeving zullen er voldoende controleputten worden voorzien. Eveneens zal er rekening worden gehouden met het ledigen van septische – en vetputten. De putten moeten tot op een beperkte afstand benaderd kunnen worden met vrachtwagens. Aangezien er repetitieve onderhoudswerken zijn aan de daken zoals ledigen van dakkolken, controle dakdichting, e.d. is het aangewezen dat deze daken met vaste voorzieningen van binnenuit kunnen worden betreden. De systemen aan de gevels, zoals zonwering en ventilatieluiken, dienen makkelijk bereikbaar te zijn voor bijregeling en eventuele vervangingen: reeds bij de initiële keuzefase van de gevelopbouw dient hiermee rekening gehouden te worden. Verder zullen er per zone zenuwcentra worden opgericht voor alle zwakstroomsystemen, incl. dataracks. De toegankelijkheid van deze ruimte moet onder toegangscontrole staan. Verder moet de deuropening e.d. hierop worden aangepast. 38.90
Keuringen Alle wettelijk verplichte keuringen en attesten m.b.t. de technische installaties worden eveneens bij oplevering vereist. Verder zullen de wettelijk voorziene herkeuringen in de verschillende contracten mee opgenomen. Hierbij wordt ondermeer gedacht aan de ketelattesten, de werking van de hydranten, brandpompen, keuring laag- en hoogspanningsborden, e.d.
38.100
Bezoekersveiligheid De inrichting moet beantwoorden aan de vereiste safety-normen voor bezoekers en personeel (ook met betrekking tot de brandveiligheid). Deze vereisten dienen verder omschreven te worden in samenwerking met de Dienst Preventie en bescherming (F. Reniers) van de provincie.
38.110
Energieprestatie In haar dagelijkse werking promoot het Provinciebestuur een duurzaam product- en grondstoffenbeheer. De provincie heeft dan ook een voorbeeldfunctie te vervullen wat betreft het duurzaam bouwen. Aandacht wordt besteed aan het duurzaam inzetten van natuurlijke rijkdommen, zuinig omgaan met energie is een evidentie. Het gebouw en zijn technische installaties dienen te voldoen aan het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen. Reeds van bij de aanvang van het project dient voldoende rekening te worden gehouden met de EPB-regelgeving. Het vooropstellen van bouwvolumes, keuze van gevelconcepten en andere ontwerpkeuzes dienen te gebeuren rekening houdend met de eis tot een verplichte conformiteit met de geldende EPB-wetgeving. Vroeg in het bouwproces is het belangrijk dat door de EPB-verslaggever reeds een volledige doorrekening van het bouwproject gebeurt. Door middel van één of meerdere voorafberekeningen wordt het project waar nodig bijgestuurd. Zo kunnen, samen met de ontwerpbeslissingen, de nodige maatregelen worden genomen om een EPB-conform project te realiseren.
Pagina 108 van 120
Pagina 109 van 120
Bijlagen Bijlage 1
: ALGEMENE KWALITEITSEISEN WERKEN, GEBOUWEN, INFRASTRUCTUUR
ECO-label hout Het Vlaams Gewest stelt in zijn samenwerkingsakkoorden met provincie- en gemeentebesturen dat hout moet gebruikt worden met FSC-label of gelijkwaardig. Dit samenwerkingsakkoord is door het provinciebestuur van Antwerpen mede ondertekend. Om te vermijden dat het in het bestek voorgeschreven hout niet met een ECO-label (FSC of PEFC) beschikbaar is, dienen verwijzingen naar specifieke houtsoorten zo veel mogelijk beperkt te worden en dienen dus eerder de technische vereisten en andere eigenschappen vermeld te worden. Voorbeelden: Europees of Noord-Amerikaans naaldhout sterkte-eisen: eventueel verwijzen naar sterktesortering of vermelden "even sterk als Oregon-select & merch. van 63 x 180 mm" duurzaamheid: verwijzen naar een bepaalde norm of vermelden "geschikt voor deze toepassingen..." of “verduurzaamd met ....”. esthetische aspecten: Analoog verdient het de voorkeur geen bepaalde sectie te beschrijven maar een stabiliteitsvereiste. Verplicht is om in het bestek als volgt te werken, voor alle houtoepassingen : uitzonderingen zijn evenwel gelamelleerde houtconstructies, gelamineerde plaatmaterialen of plaatmaterialen met fineer, bv. voor toepassingen in meubilair, keukens, wandbekledingen… (wel MDF, OSB, multiplex) en zeer specifieke toepassingen (bv. in restauratieprojecten waarbij de opdracht dit niet toelaat omwille van zeer specifieke materiaaleisen). Telkens een algemene vermelding bij de betreffende artikelgroep : "Het te gebruiken hout dient een eco-label te dragen waardoor aangegeven wordt dat het hout ontgonnen is in bossen waarvoor het beheer volgens de internationale duurzaamheidsprincipes geschiedt, d.w.z. waar de ecologische, sociale en economische voorwaarden werden in rekening gebracht. Het bewijs hiervan zal geleverd worden door een FSC of PEFC of ander gelijkwaardig eco-label en een certificering van de Chain of Custody." Opgave van de gevraagde minimumeigenschappen, waarbij een keuze kan gemaakt uit volgende items: Opgave van de fysische eigenschappen : - de volumieke massa (vers, bij vochtgehalte 12%) : kg/m³ - de duurzaamheid (van kernhout) : klasse - het soort hout : constructiehout of naaldhout, hardhout, ... - ev. evenwichtsvochtgehalte - ev. krimp (radiaal, tangentiaal) : % - ev. werken : % - ev. vormstabiliteit Opgave van mechanische eigenschappen: - de elasticiteitsmodulus : N/mm² - ev. de buigsterkte : N/mm² - ev. de druksterkte (evenwijdig met de vezel en ev. schuifsterkte) : N/mm² - ev. de hardheid (kops, langs) : N Opgave van andere eigenschappen : - de aard van de toepassing - de esthetische aspecten (kleur, draad, nerf) - de voorbehandeling van het hout aangepast aan de houtsoort - ev. de aantastbaarheid voor insecten (spint, kernhout)
Pagina 110 van 120
- ev. sortering naar uitzicht (EN 1611-1, NBN 272, 544 voor naaldhout) - ...
"De bewijslast bestaat uit alle volgende punten: 1. opgave certificering van de leverancier/schrijnwerker 2. kopie van factuur waarop naam leverancier/schrijnwerker, zijn CoC-nummer, opgave secties en hoeveelheid, soort hout, vermelding dat het om ...-gelabeld hout gaat, bestemming (werf)" "Indien niet aan de bewijslast kan voldaan worden, zal volgende straf worden toegepast : de inhouding van .......,.. EUR op het totaal van de post(en) .......-....................................." Voorgesteld wordt om een enige straf toe te passen van een bedrag dat 20 % bedraagt van de totale geraamde som van het betreffende artikel. Het zijn de ontwerper en de projectverantwoordelijke DIN die uiteindelijk samen de som bepalen, dit kan ook een vooraf bepaalde forfaitaire som zijn. Deze boeteregeling dient in het bestek vermeld bij de betreffende post zodat de aannemer (of onderaannemer of leverancier) dit zeker leest. Het is aan te raden om de term 'met eco-label' ook nog eens te vermelden bij alle betreffende posten in de samenvattende opmetingsstaat van de in te vullen offerte.
Duurzaam gebruik van verven en vernissen Volgende bepalingen zijn verplicht op te nemen in het bestek, bij het gebruik van verven en vernissen:
Voor alle verven geldt: Verbod op de aanwezigheid van volgende stoffen: • • •
zware metalen cadmium, lood, chroom VI, kwik, arsenicum, barium (uitgezonderd bariumsulfaat), seleen of antimonium; tolueen, xyleen, benzeen; Ftalaten DINP (CAS 28553-12-0 en 68515-48-0), DIDP (CAS 68515-49-1 en 26761-40-0), DNOP (CAS 117-84-0), DHEP (CAS 117-81-7), DBP (CAS 84-74-2), BBP (CAS 85-68-7).
Maximale hoeveelheid aan volgende stoffen: • • • •
•
voldoet aan de VOS regelgeving. bevat maximaal 500 ppm of 0,05% (m/m) isothiazolinon-verbindingen. bevat maximaal 10mg/kg of 0,001% (m/m) formaldehyde. draagt geen van volgende R-zinnen in concentraties groter dan 0,1% (eventueel in combinatie met elkaar): R23, R24, R25, R26, R27, R28, R33, R39, R40, R45, R46, R48, R49, R60, R61, R62, R63, R68. (Deze R-zinnen duiden op kankerverwekkende en giftige stoffen.) draagt geen van volgende R-zinnen vermeld in concentraties groter dan 2,5% (eventueel in combinatie met elkaar): R50, R50/53, R51/53, R52/53, R51, R52, R53. (Deze R-zinnen duiden op stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.)
De bewijslast is terug te vinden op de veiligheidsfiche (SDS) van de verfsoort. Het is voorts ten strengste verboden, afval van verfproducten uit te gieten in wasbakken, uitgietbakken, putjes, …, welke zich in het gebouw bevinden. De aannemer zal het afval verzamelen in eigen recipiënten, van de werf verwijderen en op reglementaire wijze storten. Voor te schrijven indien mogelijk (i.f.v. noodzaak en droogtijden):
Pagina 111 van 120
Hechting primers: resultaat cross cut test (ISO 2409-ASTM D3359) moet ISO 0 zijn. Na het opkleven en verwijderen van de tape moet het resultaat ISO 0 of ISO 1 zijn. COPRO-attest Bij de samenstelling van de onderfunderingen kan ook hergebruik gemaakt worden van puingranulaten, overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het standaardbestek 250 – 2.2 – COPRO-attest. Als bewijskracht gelden de certificaten en de bijbehorende leveringsbonnen.
Pagina 112 van 120
Bijlage 2
: ALGEMENE KWALITEITSEISEN WERKEN, GEBOUWEN, INFRASTRUCTUUR
Wetgeving overheidsopdrachten Alle opdrachten in verband met de realisatie van het project zullen worden toegewezen door toepassing van de meest aangewezen procedure voorzien in de wetgeving op de overheidsopdrachten. De ontwerpers beschikken over een grondige praktische kennis van deze procedures en zullen de toepassing ervan in alle stadia van het project respecteren. Ruimtelijke ordening en leefmilieu De wetgeving en de eventuele instructies die in het kader van de vergunningen door de bevoegde overheden worden gegeven, moeten strikt worden gerespecteerd. ISO14001 De provincie Antwerpen werkt sinds jaren aan interne milieuzorg. Sinds begin 2008 werkt ze aan een milieumanagementsysteem volgens de internationale ISO 14001 norm. Bepaalde ISO-procedures hebben daarbij betrekking op bouw- en verbouwprocessen. Zie hiervoor als bijlage de algemene procedure rond ‘Bouwen&Verbouwen’ (P_ALG_BOUW_EN_VERBOUWPROJECTEN), en de bijbehorende documenten: P_ALG_Bouw- en verbouwprojecten P_ALG_Omgaan met contractors L_ALG_ Milieu- en veiligheidsregels voor contractorfirma’s In de bestekken voor de werken zullen deze procedures worden toegevoegd. Ook zal de ontwerper rekening dienen te houden met de vereisten uit de aankoopgids bij de omschrijving van materialen.
Toegankelijkheid Het provinciebestuur voert een actief en progressief beleid op gebied van toegankelijkheid van de openbare gebouwen en domeinen voor personen met diverse vormen van bewegingsbeperkingen en sensomotorische handicaps. Dit omvat zowel de traditionele “minder validen” als bijvoorbeeld ouderen, kinderen, personen met een andere culturele achtergrond. De bij KB opgelegde regels voor toegankelijkheid zijn te beschouwen als strikte minima. Alle voorzieningen moeten zonder enige vorm van compromis bruikbaar zijn door iedereen. In dit verband zullen alle ontwerpen worden voorgelegd aan de provinciale dienst “Centrum voor Toegankelijkheid” die bindende adviezen zal uitbrengen. Rationeel energiegebruik In het kader van REG worden de volgende aanbevelingen in acht genomen: verwarming - passieve maatregelen : • • • • •
streven naar optimaal isolatiepeil max K-30 (aandacht voor koudebruggen); oriëntatie van het gebouw en lokalen in functie van warmte behoeften; toepassing doorgangssassen (tochtsluisen); intelligente dimensionering van beglazing kan warmtevraag reduceren; compactheid van het gebouw vermindert de warmteverliezen; • materiaalkeuze i.f.v. van thermische massa;
Pagina 113 van 120
• •
beperking koude vlakken tussen verwarmde en niet- verwarmde lokalen isolatie van de leidingen in niet-verwarmde ruimtes;
verwarming - actieve maatregelen : • • • • • • • • •
lage temperatuur verwarmingssystemen; vloerverwarming met grote massa op basis van zonneboilers; condensatieketels met modulerende premixbrander (max. regime 70°-50°C); warmtepomp (omkeerbaar) water/water indien in de bodem voldoende beschikbaar is; WKK vanaf 12 kW thermisch vermogen; optimale regeling (lastafhankelijk); sturing per lokaal met aanwezigheidsdetectie; geen overdreven maximumtemperaturen in de lokalen; juiste dimensionering van de verwarmingslichamen;
energie
ventilatie - passieve maatregelen : • •
streven naar een natuurlijke ventilatie; mogelijkheid om 's nachts te koelen door natuurlijke ventilatie;
ventilatie - actieve hygiënische ventilatie : •
sturing via aanwezigheidsdetectie
koeling - passieve maatregelen: • • • •
intelligente dimensionering van beglazing kan koeltevraag reduceren; werken met oversteken; natuurlijke nachtventilatie; beperking van het opgestelde elektrische vermogen en de warmtelast;
sanitair warm water - passieve maatregelen : • • • •
isolatie van warm-waterleidingen en boilers; geen warmwater aan lavabo's in toiletten; beperking van voorraad en de afstand tot de aftappunten; spaarkoppen op de douches en drukknoppen;
sanitair warm water – actief warmwaterproductie door : • • •
zonnecollectoren; warmwater recuperatie op afvoer douches, afwasmachine, wasmachine, ... beperking temperatuur van het aftapwater;
elektriciteit - passieve maatregelen : • •
verlichting zoveel mogelijk met daglicht; vermijd donkere kleuren;
elektriciteit - actieve maatregelen : • • • • • • • •
verlichting met een zo laag mogelijk vermogen per m²; fluorescentieverlichting met elektronische voorschakelapparatuur en hoog rendement; sturing met aanwezigheidsdetectie en daglichtregeling; maximaal gebruik van spaarlampen; buitenverlichting met lagedruk natriumkwikdamplampen of inductielampen; veiligheidsverlichting met centrale batterij; gebruik van energiezuinige toestellen en apparaten; beperking van het reactief vermogen; water (aanvoer) - passieve maatregelen :
Pagina 114 van 120
• • • • •
spaarkoppen op de douches en drukknoppen; gebruik van spaarkranen (kranen met toevoerbeperking); gebruik toestellen met gering waterverbruik; toiletspoeling 4/2,5 liter i.p.v. 9/6 liter; maximale recirculatie van gefilterd regenwater als voeding voor verbruikers die geen drinkbaar water vereisen - aanleg van grijs-watercircuit;
water (afvoer) - passieve maatregelen : • •
gescheiden rioleringsstelsel; industrieel afvalwater via specifieke zuivering.
Duurzaam materiaalgebruik aanbeveling om bouwmaterialen te gebruiken met een minimale globale milieuimpact. Aandacht voor materialen waar een E(nvironmental) P(roduct) D(eclaration) werd voor opgemaakt of opgenomen werd in de NIBE-milieuclassificatie van bouwproducten.
Aandacht voor een gezond binnenklimaat gebruik van afwerkingsmaterialen met een lage emissie.
Pagina 115 van 120
Bijlage
ERFGOED BUITEN EN BINNEN DE SCOPE
Het erfgoeddepot zal diverse soorten erfgoed huisvesten en dient daarom zo flexibel als mogelijk te zijn. Toch legt het programma van eisen, bepaald door de concepten van duurzame infrastructuur (het Denemarkenmodel) en de ‘Kunst van het bewaren’ (de geïntegreerde risicobeheersing) duidelijke beperkingen op. Een duidelijke afbakening van erfgoedtypen en hun materialen wordt daarom vooropgesteld. Erfgoed buiten de scope Het erfgoeddepot voorziet niet in de infrastructuur voor de opslag van chemisch onstabiele erfgoedobjecten (zoals foto, film, archief, kunststoffen, documentair erfgoed…) die koele (ca. 10°C, 30-40%RV) en/of koude en droge (-20°C, 30-40%RV) opslag nodig hebben. Ook wordt geen extreem droge ruimte voorzien (<30%). De redenen zijn tweeledig: de benodigde infrastructuur is duurder zowel naar investering als exploitatie (energieverbruik) en/of het erfgoed genereert zelf teveel risico’s.
Type erfgoedobjecten materiaalcategorieën
en
Reden
Opties
Fotomateriaal, filmmateriaal
en
Investering in koeling voor koude en koele opslag Verhoogd brandgevaar (cellulosenitraat) en verontreiniging (zure gassen) Verhoogd brandgevaar
Mogelijkheden met Fotomuseum bespreken. Onderzoeken herbestemming bunkers voor opslag brandbare cellulosenitraat
negatieven
Natuurhistorische collecties: alcoholpreparaten Chemisch gecontamineerde collecties met b.v. met lindaan DDT, arseen en naftaline (b.v. natuurhistorische collecties) Werktuigen, machines, rollend/vliegend/varend erfgoed met oliën en brandstoffen Vuurwapens explosieven
Synthetische weekmakers cellulosenitraat hedendaagse kunstnijverheid
met
munitie
en
polymeren met (PVC, PVA), en –acetaat in kunst en
Risico verontreiniging depotruimte en gezondheidsrisico depotwerking Risico brand en verontreiniging
Brandgevaar criminaliteit
Investering in opslag Brandgevaar (cellulosenitraat)
en
koude
Onstabiele metalen, keramiek, en glas die RV<30%vereisen
Investering in grote ontvochtiging, energieconsumptie hoog
Onstabiel archiefen bibliotheekmateriaal dat een koude opslag vereist. Doorgaans is dit papier van slechte kwaliteit van na 1850.
Investering in grotere ruimte met koele opslag
Onderzoeken: herbestemming bunkers Onderzoeken: herbestemming bunkers
Na sanering wel accepteren in het erfgoeddepot, in de zgn. ‘Hangar’ Wapens, na onklaar maken (DOVO?) en weghalen munitie accepteren in het erfgoedddepot Onderzoeken: koele en droge opslag in de provincie Onderzoeken: herbestemming bunkers voor cellulosenitraat Wel accepteren indien luchtdicht verpakt in PE zakje, curver, of gesealed, … Standaard depot Onderzoeken naar opties voor koele en droge opslag
Pagina 116 van 120
Erfgoed binnen de scope Veel erfgoedtypen en materiaalsoorten kunnen wel terecht in het erfgoeddepot en vallen binnen de scope van het project. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de meest voorkomende typen en materiaalcategorieën, de benodigde depots en inrichting. In groen is aangegeven wat in Fase 1 mogelijk is, in blauw is aangegeven wat pas bij realisatie van het Masterplan mogelijk zal zijn. Binnen de uit te werken acceptatiecriteria zal deze lijst verder uitgewerkt worden.
Type erfgoedobjecten en materiaalcategorieën
Depots
Flexibiliteit inrichting en opslagtype
Schilderijen (olieverf, acrylverf, op doek, paneel of metaal) Ingekaderde 2D werken op papier, textiel, …
Standaarddepot
Boeken en papier van goede kwaliteit (en/of voor 1850)
Standaarddepot
Objecten in metaal, keramiek en glas in goede conditie Idem, in minder stabiele conditie (corrosie, zoutbelasting, …) Archeologische objecten Indien onverwerkt en nog niet verpakt Indien reeds luchtdicht verpakt Indien niet-verpakt, afhankelijk van conditie en/of materiaalsoort Meubilair en 3D objecten (b.v. sculpturen) in organische materialen (hout, leder, been, ivoor, …)
Standaarddepot
Laag Kaderstellingen en schilderijrekken in wanden en plafonds gemonteerd. Ladenblokken voor liggende bewaring Gemiddeld Rekken (uitgepakte objecten of kleinere dozen) en palletstellingen (ingepakt in grotere dozen). Gemiddeld Rekken met verstelbare plankhoogte en ladenblokken (keramiek en glas liefst niet op mobiele rekken) Gemiddeld Rekken met verstelbare plankhoogte
Instrumenten en vuurwapens (zonder munitie) Steen en steenachtige materialen, lapidarium en bouwfragmenten, …. Indien klimaatongevoelig en/of lage erfgoedwaarde (b.v. exterieuronderdelen in goede staat) Indien gemiddeld klimaatgevoelig (b.v. sculpturen) Indien sterk zoutbelast en instabiel, gips Textiele objecten
Standaarddepot
Droog depot
Koelruimte
Standaarddepot Droog depot
Standaard depot
Standaarddepot
Gemiddeld Rekken, draagarmstellingen, palletrekken en parkeervak Gemiddeld Rekken en draagarmstellingen Gemiddeld Parkeervak Palletstellingen
‘Hangar’
Standaarddepot
Droog depot Standaarddepot
Laag tot gemiddeld Tapijtstellingen
Pagina 117 van 120
Werktuigen, machines, rollend/vliegend/varend erfgoed (zonder brandstoffen en oliën) Hedendaagse objecten in stabiele synthetische polymeren: objecten in PUR, polyethyleen, polyproplyleen, nylon, polyester, acrylaat. Natuurhistorische collecties Mineralen en herbaria Skeletten, herbaria en opgezette dieren
‘Hangar’
Laden en stelling liggend bewaren Rekken voor liggend en palletstellingen voor hangend bewaren Hoog geen inrichting nodig
Standaarddepot
Gemiddeld Rekken, draagarmstellingen, palletrekken en parkeervak
Droog depot
Gemiddeld Rekken en ladenblokken Rekken, draagarmstellingen, palletrekken en parkeervak
Standaarddepot
Pagina 118 van 120
Bijlage
ACTIVITEITEN BUITEN EN BINNEN DE SCOPE
Activiteiten buiten de scope Er worden ook een aantal activiteiten en daaraan verbonden ruimten uit de scope gehouden. De hoofdredenen zijn, dat ze niet passen in het ontwerpprincipe van de geïntegreerde risicobeheersing of het ontwerpprincipe van duurzame infrastructuur (b.v. omdat ze een hogere investering en meer verbruik van energie en water vragen). Het betreft bovendien activiteiten die niet strikt gerelateerd zijn aan de depotwerking en de processen in het depot en/of waarbij grote groepen mensen (<20 personen) zijn betrokken.
Activiteiten
Reden
Opties
Facilitair gebruik (van keukentje, refter, sanitair (douche), kleedkamer, …
Investering en infrastructuur duurzaam concept en geïntegreerde risicobeheersing (risico brand, water, verontreinigingen, …) RUP, duurzame infrastructuur en geïntegreerde risicobeheersing RUP, duurzame infrastructuur en geïntegreerde risicobeheersing RUP, duurzame infrastructuur en geïntegreerde risicobeheersing
Samengebruik Campus Vesta
Vergaderen vergaderruimte)
(grote
Publieksevenementen niet gerelateerd aan de depotwerking Opleidingen en vorming niet gerelateerd aan depotwerking
op
de
site
Idem, samengebruik op de site Campus Vesta Andere locaties
Andere locaties
Activiteiten binnen de scope Binnen de scope vallen de activiteiten die in strikte zin te maken hebben met depotwerking en de processen bij het bewaren en opslaan van erfgoed. Wat dienst Erfgoed beoogt in Fase 1, is in groen aangegeven, de andere activiteiten zijn pas bij uitvoering van het Masterplan te realiseren (in blauw).
Activiteiten
Ruimten
Lossen en laden van erfgoed Verpakken en uitpakken van roerend erfgoed Verpakken, uitpakken en triëren van onroerend erfgoed Acclimatiseren van roerend erfgoed Opslaan verpakkingsmateriaal en werkmateriaal Bewaren erfgoed
Los- en laadzone Pakruimte Transitruimte onroerenderfgoed Transitruimte Magazijn
Tijdelijk en permanent: standaarddepots Tijdelijk en permanent in droog depot, koelcel en ‘Hangar’ Tijdelijk: quarantaineruimte
Pagina 119 van 120
Ontsmetting, behandeling en eerste hulp na calamiteiten van erfgoed Registreren van het erfgoed
-
Fotograferen erfgoed Consulteren erfgoed Vorming rond de ‘Kunst van het bewaren’
Quarantaineruimte, vriesruimte en anoxiekamer Voorlopig in de pakruimte Werkruimte registratie en consultatie Werkruimten conservering droog en nat en en droogruimte Fotografieruimte Werkruimte registratie en consultatie, Praktijkruimte
Pagina 120 van 120